Hypertensie tijdens de zwangerschap Pre-eclampsie HELLP-syndroom
Patiënteninformatie
Hypertensie_Pre-eclampsie_HELLP
Inhoudsopgave: 1 Inleiding 2 Hypertensie 2.1 Wanneer spreekt men van hypertensie? 2.2 Wat zijn de gevaren van hypertensie? 2.3 Soorten hypertensie - Zwangerschapshypertensie - Pre-eclampsie - Eclampsie - Chronische hypertensie 2.4 Wie loopt er risico op zwangerschapshypertensie? 2.5 Kan zwangerschapshypertensie voorkomen worden? 3 HELLP-syndroom 4 Klachten en verschijnselen 5. Onderzoek 5.1 Poliklinische controle 5.2 Opname in het ziekenhuis 6 Algemene behandeling 7 Medicijnen 8 Overplaatsing naar een ander ziekenhuis 9 Ervaringen 10 Als u weer thuis ben 11 De volgende zwangerschap 12 Vragen 13 Telefoonnummers
1 Inleiding Deze folder geeft informatie over hoge bloeddruk en zwangerschap. Van de vrouwen die voor het eerst zwanger zijn, krijgt ongeveer tien tot vijftien procent een hoge bloeddruk (hypertensie). Bij een volgende zwangerschap komt dat minder vaak voor. Hypertensie is vaak een reden om u naar de gynaecoloog te verwijzen. Het meten van de bloeddruk Doorgaans wordt bij iedere controle uw bloeddruk gemeten. U krijgt een band om uw bovenarm. Omdat deze wordt opgeblazen, ontstaat even een knellend gevoel. De band is via een slangetje verbonden met de bloeddruk meter. Terwijl de lucht de band uitloopt, luistert de verloskundige of arts met de stethoscoop in de elleboogplooi: daar zijn kloppende tonen van de slagader hoorbaar. Op de bloeddrukmeter wordt bij de eerste hoorbare toon de bovendruk afgelezen en bij de laatste hoorbare toon de onderdruk. Bij automatische bloeddrukmeters is luisteren met de stethoscoop niet nodig. Deze apparaten vinden zelf de boven- en
onder druk. De bloeddruk kan wisselen: bij angst of inspanning kan zij stijgen. Bij sommige vrouwen stijgt de bloeddruk tijdens het spreekuur, soms ook door de bloeddrukmeting zelf. Het is normaal dat de waarden van de bloeddruk wisselen. Bij de ene meting kunnen andere waarden gevonden worden dan bij de andere. 2 Hypertensie 2.1 Wanneer spreekt men van hypertensie? Bij zwangere vrouwen wordt over het algemeen de meeste waarde gehecht aan de onderdruk (diastolische bloeddruk). Onderzoek laat zien dat er bij een onderdruk tot 90 mmHg geen verhoogde kans op complicaties voor moeder en kind bestaat. Vanaf een bloeddruk van 90-95 mmHg kan er een kans bestaan op complicaties. In deze situaties wordt extra controle geadviseerd. Als er aanwijzingen zijn van mogelijke complicaties of als de onderdruk 95 mmHg of hoger wordt, is er een reden voor overleg met de gynaecoloog. 2.2Wat zijn de gevaren van hypertensie? Bij een hoge bloeddruk
kunnen complicaties bij moeder en kind optreden. Uw nieren en lever kunnen tijdelijk slechter gaan werken en er kunnen afwijkingen in de bloedstolling ontstaan. De bloedtoevoer naar de placenta (moederkoek) kan afnemen. Dit kan tot gevolg hebben dat het kind in groei achterblijft of dat de conditie van de baby achteruitgaat. De kans op deze complicaties is over het algemeen niet verhoogd bij een lichte verhoging van de bloeddruk (zoals een onderdruk tot 90 mmHg), maar zij neemt toe naarmate de bloeddruk hoger wordt (zoals bij een onderdruk van 120 mmHg). Ook is van belang wanneer tijdens de zwangerschap de hypertensie optreedt. Tegen het einde van de zwangerschap is de kans op complicaties van een hogere bloeddruk meestal veel kleiner dan vroeg in de zwangerschap. 2.3 Soorten hypertensie Zwangerschaps hypertensie Als u tijdens de zwangerschap (na week 20) hoge bloeddruk krijgt, heet dit zwangerschapshypertensie. Meestal wordt dan uw urine gecontroleerd op eiwitverlies. De oorzaak van
zwangerschapshypertensie is onbekend. Waarschijnlijk spelen de aanleg en de ontwikkeling van de placenta in de eerste helft van de zwangerschap een rol. Pre-eclampsie Een ernstiger vorm van zwangerschaps- hypertensie wordt pre-eclampsie genoemd. Hierbij is er eiwitverlies in de urine of zijn er andere tekenen van tijdelijke orgaan beschadiging. U wordt dan meestal in het ziekenhuis opgenomen. De ernst en het verloop van preeclampsie kunnen sterk wisselen. Sommige vrouwen hebben lange tijd weinig of geen klachten. Andere vrouwen worden in korte tijd ernstig ziek. Eclampsie Een zeer ernstige vorm van pre-eclampsie is eclampsie. Hierbij ontstaan stuipen (insulten of convulsies). Een speciale vorm van ernstige zwangerschapshypertensie is het HELLP-syndroom. Deze vormen van ernstige zwangerschapshypertensie worden later in deze folder apart besproken. Ze komen gelukkig weinig voor: bij minder dan 2% van de vrouwen die voor de eerste keer zwanger zijn. In een
volgende zwangerschap zijn ernstige vormen van zwangerschapshypertensie nog zeldzamer. Chronische of pre-existente hypertensie Hypertensie die al vóór de zwangerschap bestaat, wordt chronische of pre-existente hypertensie genoemd. Waarschijnlijk heeft ongeveer een derde van de zwangere vrouwen met hoge bloeddruk deze vorm van hypertensie. Als de bloeddrukverhoging al vóór de zwangerschap bestaat, adviseert de huisarts of de verloskundige over het algemeen controle van de zwangerschap door de gynaecoloog. De adviezen bij een chronische hypertensie worden in deze folder niet besproken. Wel hebben sommige extra onderzoeken hetzelfde doel als die bij zwangerschapshypertensie. Uw gynaecoloog kan u hierover informeren. 2.4 Wie loopt er risico op zwangerschapshypertensie? Zwangerschapshypertensie treedt vooral op tijdens de eerste zwangerschap. Bij lichte vormen verloopt een volgende zwangerschap doorgaans normaal. Bij een ernstige vorm van
zwangerschapshypertensie bestaat in een volgende zwangerschap wel een grotere kans op het opnieuw optreden van zwangerschapshypertensie, al is het verloop vaak minder ernstig. Bij de meeste vrouwen is niet duidelijk waardoor zwangerschapshypertensie optreedt. Bij een aantal ziekten is de kans op zwangerschapshypertensie verhoogd. Voorbeelden zijn suikerziekte (diabetes mellitus), vaat- en nierziekten, sommige autoimmuunziekten of al eerder bestaande hoge bloeddruk. Ook bij een meerlingzwangerschap is de kans op zwangerschapshypertensie toegenomen. Vermoedelijk spelen ook erfelijke factoren een rol. Vrouwen die een moeder of zuster hebben die een ernstige vorm van zwangerschapshypertensie doormaakten, lopen zelf ongeveer vijfmaal zoveel kans ook een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap te krijgen. 2.5 Kan zwangerschapshypertensie voorkomen worden
Voor gezonde vrouwen die voor hun zwangerschap geen ziekten hadden, zijn geen zinvolle maatregelen bekend om zwangerschapshypertensie te voorkomen. Vroeger werd een zoutloos of zoutarm dieet geadviseerd. Inmiddels is gebleken dat hiermee zwangerschapshypertensie niet voorkomen kan worden. Ook in het geval van zwangerschapshypertensie is een dieet zonder zout niet zinvol. U mag dus een normale, dat wil zeggen matige hoeveelheid zout gebruiken. Of u door rust zwangerschapshypertensie kunt voorkomen, is nooit goed onderzocht. Maar als de bloeddruk verhoogd is, adviseert de verloskundige of arts vaak rust zoals het verminderen of stoppen van werk buitenshuis of het regelen van extra hulp thuis. Wanneer eerder bestaande ziekten van uzelf een rol spelen bij de hypertensie, krijgt u soms medicijnen. 3 HELLP-syndroom Het HELLP-syndroom staat voor Hemolyse, Elevated Liver enzymes en Low Platelets. Dit betekent een verhoogde afbraak van rode bloedcellen, een gestoorde
leverfunctie en een tekort aan bloedplaatjes. De bloedstolling werkt daardoor niet goed meer. Het HELLPsyndroom wordt soms voorafgegaan door preeclampsie, maar het kan ook plotseling ontstaan. Vrouwen met het HELLP-syndroom voelen zich meestal erg ziek. Het ziekteverloop wisselt heel sterk. U voelt zich het ene uur goed en het andere uur heel ziek. Om de diagnose HELLP definitief te kunnen vaststellen is bloedonderzoek nodig. 3.1 Vroeg in de zwangerschap Als het HELLP-syndroom vroeg in de zwangerschap optreedt, zijn de risico’s voor uw kind extra groot bij een eventuele vroeggeboorte. De longen, het maagdarmkanaal en het zenuwstelsel zijn nog niet volledig ontwikkeld. Vaak loopt uw kind een groeiachterstand op, doordat de placenta minder goed werkt. De arts kan besluiten om de zwangerschap eerder te beëindigen als dat beter is voor u en uw kind. Bij een zwangerschapsduur, korter dan 34 weken is het nodig dat u injecties in de bilspier krijgt. Dit bevordert de ontwikkeling van de longen van uw kind. De bevalling
vindt meestal plaats door middel van een keizersnede om de conditie van uw kind zo goed mogelijk te houden. Dit gebeurt met behulp van een ruggenprik of onder algehele narcose. 3.2 Bijna voldragen zwangerschap Als het HELLP-syndroom optreedt aan het einde van de zwangerschap, dan besluit de arts om uw kind zo spoedig mogelijk geboren te laten worden. Dit gebeurt door middel van een inleiding van de bevalling of een keizersnede afhankelijk van uw toestand en/of van uw kind. 3.3 Tijdens of kort na de bevalling Het HELLP-syndroom kan ineens optreden tijdens of na de bevalling. Het kan zijn dat u tijdens de zwangerschap geen klachten heeft gehad die op pre-eclampsie of het HELLP-syndroom leken. In hierboven genoemde situaties wordt u altijd tot 72 uur na de bevalling goed onder controle gehouden. Dit in verband met een mogelijke verergering van de situatie en/of het ontstaan van problemen. Soms is het noodzakelijk om 1 à 2 dagen op de Intensive Care (IC)
afdeling te blijven. Daarna is het risico voor het ontstaan van het HELLP-syndroom meestal verdwenen. 3.4 Na de bevalling De meeste vrouwen die zwangerschapshypertensie, pre-eclampsie en/of HELLP hebben gehad, genezen spontaan na de bevalling. Uw kind ligt meestal op de couveuseafdeling. Afhankelijk van uw conditie kunt u uw baby, zo vaak mogelijk bezoeken. Als u borstvoeding wilt geven en u bent te vroeg bevallen, dan moet u de eerste tijd de voeding afkolven. Uw kind kan nog niet aan de borst drinken. Gebruikt u echter nog medicijnen voor de hoge bloeddruk, dan moet de arts beoordelen of de afgekolfde moedermelk geschikt voor uw kind is. Meestal gaat u na een week weer naar huis. 4 Klachten en verschijnselen Veel klachten en verschijnselen van preeclampsie en HELLP gaan samen met lever- en/of nierfunctiestoornissen. Deze verschijnselen hoeven niet allemaal op te treden en verlopen lang niet altijd even ernstig. Vaak hebben vrouwen juist heel vage
klachten, zoals buikpijn. De pijn kan hierdoor nog wel eens verward worden met galsteenaanvallen, nierbekkenontsteking, buikgriep of blindedarmontsteking. De volgende verschijnselen kunnen samen gaan met pre-eclampsie en/of het HELLP-syndroom. · vocht vasthouden en daardoor gewichtstoename · bandgevoel (band om hoofd of buik) · misselijkheid/veel braken · concentratie problemen · hoofdpijn · gezichtsstoornissen zoals sterretjes of lichtflitsen zien, wazig zien · hevige pijn in de bovenbuik of onder de borst/maagkuiltje · pijn in de boven rug of tussen de schouderbladen · tintelingen (bijvoorbeeld in de vingers) trillingen als gevolg van prikkelingen van de zenuwen · vermoeidheid/grieperig gevoel · weinig plassen (in een later stadium) · eiwit in de urine · hoge bloeddruk 5 Onderzoek Als uw bloeddruk in de tweede helft van de zwangerschap verhoogd is, wordt hij vaak na korte tijd
opnieuw gecontroleerd. Soms blijkt hij dan toch normaal te zijn. Maar als de onderdruk bij herhaling verhoogd is, of als er eiwit in de urine aanwezig is, kan er sprake zijn van zwangerschapshypertensie. Bij een verhoogde bloeddruk wordt doorgaans de urine gecontroleerd op de aanwezigheid van eiwit. De kans dat er bij een onderdruk van 90 mmHg eiwit in de urine zit, is heel klein. Bij een hogere waarde ziet men vaker eiwit in de urine. Wat afscheiding of een blaasontsteking geeft soms ook wat eiwit in de urine. Dit is dus niet altijd een teken van zwangerschapshypertensie. Bij een bloeddruk die bij herhaling 95 mmHg of hoger is, bij eiwit in de urine en/of bij klachten verwijst de verloskundige of de huisarts u meestal naar de gynaecoloog. Eventuele complicaties van de hypertensie bij u en de baby kunnen zo op tijd te herkend worden. Meestal vindt bloedonderzoek plaats op het aantal bloedplaatjes en het functioneren van lever en nieren. Eiwit in de urine vertelt ook iets over het functioneren van de nieren
en de ernst van de hypertensie. Bij ernstige hypertensie kan de kniepeesreflex gecontroleerd worden. Met een soort hamertje geeft de gynaecoloog dan een tikje op de kniepees. Zo wordt gezien of het zenuwstelsel extra prikkelbaar is. Als dat het geval is, is opname in het ziekenhuis verstandig. Uw gewicht kan worden gecontroleerd om te bezien of u veel vocht vasthoudt. Meestal verzamelt vocht (oedeem) zich in de onderbenen. U kunt dan putjes in de benen drukken die maar langzaam verdwijnen. Soms zwellen ook het gezicht en de handen op als gevolg van oedeem. Voor de beoordeling van de conditie van de baby wordt de grootte van de baarmoeder nagegaan. De gynaecoloog schat of de baby groot genoeg is voor de duur van de zwangerschap. Echoscopisch onderzoek kan ook informatie over de grootte van de baby geven. De hoeveelheid vruchtwater wordt daarbij bekeken. Bij ernstiger vormen van hypertensie wordt soms tijdens het echoscopisch onderzoek de doorstroming van de bloedvaten in de navelstreng gemeten
(Doppler-onderzoek). Meer informatie vindt u in de folder ‘Echoscopie tijdens de zwangerschap’. Vaak wordt een hartfilmpje van de baby gemaakt (een CTG: cardiotocogram). Deze onderzoeken vinden poliklinisch plaats. Afhankelijk van de situatie krijgt u een vervolgafspraak op korte termijn of bespreekt de gynaecoloog alle uitslagen al tijdens het eerste bezoek met u. In dat geval duurt het nogal eens enige uren voordat alle gegevens bekend zijn. Bij ernstige hypertensie wordt u soms meteen opgenomen. 5.1 Poliklinische controle Hoe uw zwangerschap verder begeleid wordt, hangt af van de uitslagen van het onderzoek. Als de bevindingen meevallen, kan de gynaecoloog u terugverwijzen naar de verloskundige of de huisarts. In andere gevallen neemt de gynaecoloog meestal de begeleiding over. Poliklinische controles zijn voldoende als u geen klachten heeft, uw bloeddruk slechts matig verhoogd is (onderdruk onder 100 mmHg), er geen eiwit in de urine wordt gevonden, uw bloeduitslagen normaal zijn,
en de baby normaal van grootte lijkt en goed beweegt. De kans op complicaties voor u en de baby is dan klein. Opname in het ziekenhuis of bloeddrukverlagende medicijnen zijn dan niet nodig. Wel moet u geregeld terugkomen voor controle. Als de hypertensie ernstiger wordt, kan alsnog een ziekenhuisopname geadviseerd worden. Doorgaans herhaalt de gynaecoloog bij elke controle de verschillende onderzoeken. Als u tussen de controles door meer of nieuwe klachten krijgt of minder leven voelt, is het verstandig contact op te nemen met het ziekenhuis. 5.2 Opname in het ziekenhuis Direct na de opname krijgt u allerlei onderzoeken zoals bloedonderzoek, bloeddrukcontrole, CTG (hartfilmpje van uw kind) en een echoscopie. Hierdoor is het mogelijk de gezondheid van u en uw kind te beoordelen. De arts bespreekt daarna wat de beste behandeling voor u en uw kind is. Het HELLP-syndroom geeft nogal een wisselend ziekteverloop. Daarom is het nodig dat uw arts de behandeling
gedurende de opname regelmatig aanpast. Dat is normaal. De artsen en verpleegkundigen leggen u uit waarom aanpassingen in de behandeling soms nodig zijn. 6. Algemene behandeling Het doel van de ziekenhuisopname is om uw gezondheid en die van uw kind te bewaken. De behandeling bestaat uit controle, observatie en bestrijding van de ziekteverschijnselen om de zwangerschap zolang mogelijk te laten duren. · Controle · bloed (leverfuncties, nierfuncties en bloedstolling) · bloeddruk · urine (eiwitverlies en de totale urine productie per 24 uur) · conditie en groei van de baby door middel van CTG controle en echo’s · Observatie · het verloop van de klachten, zoals pijn in de buik en hoofdpijnklachten. · veranderingen in uw uiterlijk en gedrag, zoals veel vocht vasthouden en/of afwezig reageren · Symptoombestrijding · zoveel mogelijk bedrust; u verlaat het bed alleen om
naar de wc te gaan en u te wassen/douchen · medicijnen tegen hoge bloeddruk (tabletten of via een infuus) en tegen pijn en misselijkheid. Dit is om er voor te zorgen dat u de zwangerschap zo lang mogelijk volhoudt. Een andere mogelijkheid is om de bevalling in te leiden. De oorzaak van uw lichamelijke problemen, namelijk de zwangerschap, wordt dan weggenomen. Uw kind wordt dan eerder geboren. Dit kan alleen wanneer uw baby zich voldoende ontwikkeld heeft. 7 Medicijnen De gynaecoloog kan medicijnen geven om te proberen complicaties van ernstige zwangerschapshypertensie voor moeder of kind te voorkomen. Vaak begint men met tabletten; bij ernstiger vormen van zwangerschapshypertensie worden medicijnen via een infuus toegediend. Bloeddrukverlagende middelen Als de onderdruk bij herhaling te hoog is, kunnen bloeddrukverlagende medicijnen worden gegeven.
Er zijn verschillende middelen: Alfamethyldopa (Aldomet®), Labetolol (Trandate®) en Nifedipine (Adalat®) en Ketanserine (Ketensin®) zijn in tabletvorm beschikbaar. De laatste twee middelen kunnen ook per infuus worden toegediend. De belangrijkste bijwerkingen van deze bloeddrukverlagende middelen zijn hoofdpijn, slaperigheid, duizeligheid, hartkloppingen, misselijkheid en braken. Medicijnen die stuipen voorkomen en stoppen Om stuipen te stoppen, maar vooral om nieuwe stuipen te voorkomen geeft de gynaecoloog via een infuus magnesiumsulfaat. Magnesiumsulfaat kan aan het begin van de behandeling even een sterk warmtegevoel, misselijkheid, braken en een raar gevoel in de keel en op de tong veroorzaken. Ook een brandend gevoel in de arm waarin het infuus zit komt vaak voor. Dit is vervelend, maar kan geen kwaad. Medicijnen die de longrijping van de baby versnellen Als er een kans is dat de baby voor 33-34 weken geboren wordt, geeft men vaak corticosteroïden
(bijnierschorshormonen) om de longen van de baby sneller te laten rijpen. Deze medicijnen worden via een injectie (prik) aan de moeder toegediend. 8 Overplaatsing naar een ander ziekenhuis Soms is zeer intensieve zorg voor de moeder noodzakelijk, zoals bij zeer ernstige vormen van zwangerschapshypertensie en bij complicaties. De gynaecoloog verwijst u dan naar een ziekenhuis dat deze intensieve zorg voor de zwangere vrouw kan bieden. Dit kan ook gebeuren als verwacht wordt dat de baby na de geboorte verzorgd moet worden op een nog meer gespecialiseerde afdeling voor pasgeborenen. 9 Ervaringen Alle vrouwen hebben na de bevalling tijd nodig om op krachten te komen en te wennen aan hun kind. Voor vrouwen met het HELLPsyndroom is dit vaak wat moeilijker. Dit hangt onder meer af van de ernst van de situatie, maar kan per vrouw heel sterk verschillen. De volgende ervaringen zijn voor de duidelijkheid onderverdeeld in Moeder, Kind, Partner en Omgeving,
maar ze kunnen niet los van elkaar worden gezien. De moeder Ernstige ziekte tijdens de zwangerschap zorgt voor een emotioneel zware tijd. Van een normale, gezonde zwangerschap bent u terecht gekomen in een periode met angst en zorgen. Het is moeilijk te accepteren dat uw eigen lichaam faalt, ook ten opzichte van uw kind. Het kan zijn dat u zich daar ten onrechte schuldig over voelt. Door het ernstig ziek zijn kunt u zich soms niet meer alles herinneren. Dit kan versterkt worden door het niet bewust meemaken van de geboorte. Met name als de bevalling plaatsgevonden heeft via een keizersnede onder algehele narcose. Soms is opname op de IC noodzakelijk. Dit kan een diepe indruk achter laten. Het is soms moeilijk aan te nemen dat u door de omstandigheden geen borstvoeding kan geven. Als u met ontslag gaat, kan het zijn dat uw kind nog enige tijd op de couveuseafdeling wordt verpleegd. Dit kan een gevoel van leegte geven. Het gebeurt ook dat de omgeving na verloop van tijd onbegrip heeft voor uw emoties, moeheid en labiel zijn. Voor
het verwerken van deze ervaring is het belangrijk dat u en uw naaste omgeving goed worden geïnformeerd. De betrokken medewerkers doen dit zo goed mogelijk. Het kind Als uw kind te vroeg wordt geboren kan de opname variëren van enkele dagen op de couveuseafdeling tot weken op de IC unit voor pasgeborenen. De zorgen om te vroeg geborenen kunnen heel lang voortduren. Ouders komen dan moeilijk aan het verwerkingsproces toe. De partner Bij het HELLP-syndroom draait alles om 2 personen: de moeder en haar kind. Voor de partner is het echter ook een heel ingrijpende gebeurtenis. Het gaat immers om 2 mensen van wie hij houdt en waar hij zich ernstig zorgen over maakt. Vaak gebeurt dit vrij plotseling en staat de partner er opeens alleen voor. In de periode na de bevalling kunnen alle emoties die tijdens de ziekenhuisperiode onderdrukt zijn naar boven komen. Pas als moeder en kind aan de beterende hand zijn, is er ruimte voor de partner om aan de
verwerking van zijn gevoelens toe te komen. De omgeving De ouders hebben begrip nodig van hun familie en vrienden. Maar het kan moeilijk zijn om gevoelens en ervaringen te verwoorden. Daarnaast was er weinig tijd en ruimte om de omgeving te informeren en te betrekken over de situatie rondom moeder en kind. Ook weet de omgeving de informatie over de ziekte vaak moeilijk in te schatten als het kind gezond is. 10 Als u weer thuis ben Elke vrouw die het HELLPsyndroom heeft gehad, heeft tijd nodig om lichamelijk en geestelijk te herstellen. De herstelperiode is voor iedereen verschillend, maar kan erg lang duren. Het is belangrijk hiervoor ruim de tijd te nemen. Om het rustig aan te kunnen doen en weer op krachten te komen, kan hulp in huis van familie, vrienden, gezinshulp of wijkverpleging nodig zijn. Voor een goede verwerking is het van belang er over te praten met anderen. De partner is daarvoor de meest aangewezen persoon en kan misschien ook helpen de ontbrekende momenten rond
de geboorte aan te vullen. Familie en vrienden kunnen veel steun bieden wanneer ze weten wat het HELLPsyndroom inhoudt. De arts kan eventuele onduidelijkheden over het verloop van de ziekte uitleggen. Dit kan bijvoorbeeld 6 weken na de bevalling, tijdens de nacontrole. Daarnaast zijn er instanties die specifieke hulp kunnen bieden, onder andere: · Stichting HELLP-syndroom Tel. 0529-42 70 00 · Vereniging Keizersnede Ouders Tel. 076-503 71 17 0252-23 07 72 · Vereniging Ouders van Couveusekinderen Tel. 020-679 37 42 · Vereniging Borstvoeding Natuurlijk Tel. 0343-57 66 26 · Internetsites www.nvog.nl 11 De volgende zwangerschap Bij zeer ernstige zwangerschapshypertensie of eclampsie is er een kleine kans op herhaling in een volgende zwangerschap. Het verloop is dan vaak minder ernstig. Een gesprek met de gynaecoloog voorafgaand aan een volgende zwanger-
schap geeft u informatie over wat u in een volgende zwangerschap kunt verwachten. De begeleiding van een volgende zwangerschap gebeurt door de gynaecoloog. Na een zwangerschap waarbij er sprake was van een lichte pre-eclampsie, en waarbij u na 37 weken zwangerschapsduur bevallen bent van een baby met een normaal gewicht, bestaat er een overlegsituatie. De verloskundige of de huisarts kan dan met de gynaecoloog overleggen of controle door de gynaecoloog tijdens de zwangerschap gewenst is. Als u een keizersnede heeft gehad, heeft u echter bij een volgende bevalling altijd een medische indicatie voor de bevalling. 12. Vragen Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, neem dan contact op met de polikliniek Gynaecologie/Verloskunde. Deze is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 16.00 12 Telefoonnummers · Poli Gynaecologie/Verloskunde Emmeloord 0527-637273 Lelystad 0320-271301
· Afdeling 1.3 Verloskunde Verpleegafdeling 0320-271345 Verloskamer 0320-27 13 65
MC Zuiderzee Ziekenhuisweg 100
8233 AA Lelystad (0320) 271 911 www.mczuiderzee.com
MC Emmeloord Urkerweg 1 8303 BX Emmeloord (0527) 63 76 37 www.mcemmeloord.com
MC Dronten Het Zwarte Water 77
8253 PD Dronten (0320) 271 911 www.mcdronten.com
Polikliniek Urk Gezondheidscentrum Het Dok Vlechttuinen 1 8322 BA Urk