Echoscopie tijdens de zwangerschap
Echoscopie tijdens de zwangerschap Deze folder geeft algemene informatie over echoscopie tijdens de zwangerschap. Iedere zwangere vrouw krijgt standaard 2 echo-onderzoeken aangeboden: een termijnecho in het begin van de zwangerschap en een echo rond 20 weken. Deze twee onderzoeken zitten in het basispakket en worden voor elke zwangere vergoed. Daarnaast kan elke zwangere vragen om een combinatietest. De combinatietest wordt bij zwangere vrouwen die 36 jaar of ouder zijn bij een zwangerschapsduur van 18 weken ook vergoed. Tijdens de zwangerschap kunnen er redenen zijn voor extra echoonderzoeken. Uw verloskundige, huisarts of gynaecoloog bespreekt met u waarom echoscopie geadviseerd wordt en wat de uitslag van het onderzoek is. •M et de termijnecho wordt vastgesteld hoever u zwanger bent. De termijnecho wordt bij voorkeur uitgevoerd voordat u 14 weken zwanger bent. • De combinatietest vindt plaats tussen de 11e en 14e week. Deze test geeft aan hoe groot de kans is op het krijgen van een kind met Down syndroom. • De 20 wekenecho wordt, zoals de naam aangeeft, rond de 20e week van de zwangerschap gemaakt. Met dit onderzoek kunnen ernstige aangeboren afwijkingen meestal worden gezien. Wat is echoscopie? Echoscopie is een techniek waarmee organen en structuren in het lichaam zichtbaar kunnen worden gemaakt. Echoscopie betekent letterlijk: kijken met geluid. Echoscopie gebruikt ultrageluid: geluid dat zó hoog is dat de mens het niet kan horen. Dit geluid wordt uitgezonden door de transducer (echokop). Het geluid veroorzaakt trillingen. Deze trillingen worden teruggekaatst door structuren en organen in het lichaam. De teruggekaatste trillingsgolven kunnen zichtbaar worden gemaakt op een scherm. Zo kan de echoscopist de grootte, de vorm en eventueel de werking 1
van een orgaan beoordelen. Echoscopie kan inwendig en uitwendig gebeuren. Bij een inwendige echoscopie brengt men de transducer in de vagina (schede). Een uitwendige echoscopie gebeurt via de buikwand. Hoe gaat het maken van een echo? Uitwendige echo Bij een uitwendige echo ligt u op een onderzoekbank. U kunt uw kleren aanhouden, maar maakt de onderbuik bloot. Om een goede geleiding van de geluidsgolven te verkrijgen wordt gel of olie op uw buik aangebracht. Een uitwendige echo is niet pijnlijk. Als plat liggen onprettig is, vraag dan of u wat meer rechtop kunt zitten. Inwendige echo Bij een inwendige echo doet u uw onderbroek uit en gaat liggen op een onderzoeksbank met een kussen onder uw billen of met uw benen in de beensteunen. Om de dunne transducer wordt een condoom gedaan. Daarop brengt men vaak een glijmiddel aan om het inbrengen in de vagina gemakkelijker te maken. Het inbrengen doet meestal geen pijn. Een volle blaas is niet nodig, een lege blaas is zelfs beter. Sommige vrouwen hebben moeite met een inwendige echo. Dat kan te maken hebben met vervelende seksuele ervaringen in het verleden of met een eerder pijnlijk gynaecologisch onderzoek. Wat ook de reden is, bespreek het van tevoren met degene die het echoscopisch onderzoek doet, zodat u samen naar een oplossing kunt zoeken. Wanneer maakt men een inwendige of een uitwendige echo? In het begin van de zwangerschap geeft men vaak de voorkeur aan een echo via de vagina. Omdat het uiteinde van de transducer op deze manier dichter bij de baarmoeder komt dan bij een uitwendige echo, ontstaat een beter beeld. Een jonge zwangerschap is dan duidelijker zichtbaar. De blaas moet bij de inwendige echo leeg zijn. Na ongeveer 10 weken zwanger2
schapsduur maakt men de echo uitwendig via de buikwand, tenzij er speciale redenen zijn om een inwendige echo te maken. Bloedverlies is medisch gezien niet bezwaarlijk voor een inwendige of uitwendige echo. Waarom wordt echoscopie verricht? In het begin van de zwangerschap In het begin van de zwangerschap kan men met echoonderzoek: - vaststellen of de zwangerschap zich in de baarmoeder bevindt; - vaststellen dat het een intacte zwangerschap is, dat wil zeggen dat het hartje klopt; - zien of het om een eenling of een meerling-zwangerschap gaat; - de duur van de zwangerschap vaststellen: de afmetingen van het kind geven een vrij nauwkeurige indruk van de termijn en de uitgerekende datum (termijnecho); - de nekplooi meten als onderdeel van de combinatietest; - afwijkingen aan het kind; - vaststellen of de baarmoeder en eierstokken er normaal uitzien. Later in de zwangerschap Later in de zwangerschap kan echo-onderzoek gebruikt worden voor: - de 20 weken echo (SEO): Met dit onderzoek kunnen ernstige aangeboren afwijkingen meestal worden gezien. - beoordeling van de groei van het kind - beoordeling van de hoeveelheid vruchtwater - beoordeling van de plaats van de placenta - beoordeling van de ligging van het kind Doppler-onderzoek Tijdens het echo-onderzoek wordt soms een doppleronderzoek verricht. Daarbij wordt de bloeddoorstroming in de navelstreng gemeten. Het onderzoek geeft informatie over het functioneren van de placenta. Het 3
wordt alleen uitgevoerd als er een goede reden voor is, bijvoorbeeld groeivertraging van het kind of een ernstige vorm van hoge bloeddruk. DE COMBINATIETEST: ECHO EN BLOEDONDERZOEK NAAR DOWN SYNDROOM Wat is Down syndroom? Down syndroom wordt veroorzaakt door een chromosoomafwijking. Een chromosoom is de drager van erfelijke eigenschappen van de mens. Mensen met Down syndroom hebben een extra chromosoom 21. Vroeger noemde men kinderen met dit syndroom ook wel 'mongooltjes'. Een kind met Down syndroom heeft een verstandelijke handicap. Daarnaast heeft het kind meer kans op een aantal lichamelijke aandoeningen. Het meest voorkomend is een hartafwijking. Dit komt voor bij vier op de tien kinderen met Down syndroom. Meer informatie kunt u vinden op www.downsyndroom.nl. Wat is de combinatietest? De combinatietest is een onderzoek tijdens de zwangerschap. Met dit onderzoek wordt de kans berekend op een kind met Downsyndroom. Naast de kans op Downsyndroom geeft de uitslag van de combinatietest ook informatie over de kans op Patausyndroom (trisomie 13) en Edwardssyndroom (trisomie 18). U krijgt deze informatie tenzij u aangeeft dit niet te willen weten. Een kind met het Patausyndroom of het Edwardssynsroom heeft een zeer kwetsbare gezondheid. Het grootste deel van de kinderen met Patausyndroom overlijdt tijdens de zwangerschap of kort na de geboorte. De meeste kinderen overlijden in het eerste levensjaar. De test bestaat uit een combinatie van twee onderzoeken: 1. een bloedonderzoek bij de zwangere vrouw, in de periode van 9 tot 14 weken zwangerschap, waarbij gekeken wordt naar twee eiwitten (PAPP-A en vrij b HCG); 4
2. e en echo-onderzoek (nekplooimeting), in de periode van 11 tot 14 weken zwangerschap. Bij de echo wordt bij het ongeboren kind de dikte van de nekplooi gemeten. De nekplooi is een dun laagje vocht onder de huid in de nek. Dit laagje vocht is altijd aanwezig, ook bij gezonde kinderen. Hoe dikker de nekplooi, hoe groter de kans dat het kind Downsyndroom heeft. De uitslag De uitslagen van de bloedtest en de nekplooimeting, in combinatie met uw leeftijd en de precieze duur van de zwangerschap, bepalen hoe groot de kans is op een kind met Downsyndroom. Het onderzoek geeft geen zekerheid. Wanneer u de uitslag te horen krijgt, hangt af van het onderzoek en verschilt per verloskundige, huisarts en/ of ziekenhuis. U wordt hier vóór het onderzoek over geïnformeerd. Bij een verhoogde kans op een kind met Downsyndroom krijgt u vervolgonderzoek aangeboden. Met dit vervolgonderzoek kan met zekerheid worden vastgesteld of uw kind Downsyndroom, Patausyndroom of Edwardssyndroom heeft of niet. Het is ook mogelijk dat u in verwachting bent van een kind met een andere chromosoomafwijking. Een verdikte nekplooi komt niet alleen voor bij Downsyndroom. Ook bij gezonde kinderen wordt soms een verdikte nekplooi gezien. Een verdikte nekplooi kan ook wijzen op andere chromosoomafwijkingen en lichamelijke aandoeningen bij het kind, zoals hartafwijkingen. Als de nekplooi 3,5 millimeter of meer is, krijgt u altijd uitgebreid aanvullend echo-onderzoek aangeboden. De uitslag is een kans Met de combinatietest wordt de kans ingeschat dat u in verwachting bent van een kind met Downsyndroom. Na het onderzoek weet u dus niet zeker of uw kind wel of geen Downsyndroom heeft. Bij een niet-verhoogde kans blijkt bij de geboorte heel soms dat uw baby deze 5
aandoening toch heeft. Andersom betekent een verhoogde kans lang niet altijd dat uw kind de aandoening ook echt heeft. In Nederland is een verhoogde kans een kans van één op 200 of hoger op het moment van de test. Een kans van 1 op 200 betekent dat van elke 200 zwangere vrouwen één vrouw zwanger is van een kind met Downsyndroom. Verhoogde kans of grote kans? Een verhoogde kans is niet hetzelfde als een hoge of grote kans. Ook bij een verhoogde kans is de kans dat uw kind geen Downsyndroom heeft groter dan de kans dat het kind dit wel heeft. Dit betekent dat de meeste vrouwen met een verhoogde kans toch een kind krijgen dat geen Downsyndroom heeft. Ook als uit het onderzoek geen verhoogde kans komt, is dit geen garantie op een gezond kind. Vervolgonderzoek De uitslag van de combinatietest is een kans. Bij een verhoogde kans kunt u kiezen voor vervolgonderzoek om zekerheid te krijgen of uw kind Downsyndroom, Patausyndroom of Edwardssyndroom heeft. De vlokkentest De vlokkentest wordt vanaf de 11e zwangerschapsweek verricht. Met een naald wordt meestal via de buikwand wat placentaweefsel weggenomen voor onderzoek. Zo kan met zekerheid vastgesteld worden of er daadwerkelijk sprake is van Downsyndroom of een andere chromosoomafwijking. Bij 1-2% van de onderzoeken is de uitslag onduidelijk en is ook een vruchtwateronderzoek nodig om een definitieve uitslag te geven. De vlokkentest geeft ongeveer een half procent (1 op 200) kans op een miskraam. De uitslag is na circa 7-10 dagen bekend. De vruchtwaterpunctie Bij een vruchtwaterpunctie wordt met een lange naald wat vruchtwater uit de baarmoeder weggezo8
gen voor onderzoek. Hieruit kan met zekerheid worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van het Downsyndroom. Een vruchtwaterpunctie kan vanaf de 15e-16e week van de zwangerschap worden uitgevoerd. Het risico op een miskraam is iets kleiner (0.3%) dan bij de vlokkentest (0.5%). De uitslag van de vruchtwaterpunctie is na circa 3 weken bekend. Mogelijke uitkomsten van een vlokkentest of vruchtwateronderzoek Meestal zal een vlokkentest of een vruchtwateronderzoek aantonen dat het kind normale chromosomen heeft en dat er sprake was van onterechte alarmering. Soms zullen deze onderzoeken aangeven dat er daadwerkelijk sprake is van Downsyndroom. Over de ernst van het Downsyndroom (de mate van verstandelijke handicap) doen deze onderzoeken geen uitspraak. Een enkele keer worden andere chromosoomaandoeningen gevonden, zoals trisomie (drie chromosomen) 13 of 18. Een kind met zulke chromosomen sterft meestal in de baarmoeder of kort na de geboorte. In zeer zeldzame gevallen worden weer andere chromosoomafwijkingen gevonden, waarbij het kind wel bepaalde afwijkingen heeft bij een goede kwaliteit van leven, of ziet men chromosoomafwijkingen waarvan de betekenis onduidelijk is. Al dan niet kiezen voor vlokkentest of vruchtwaterpunctie Een combinatietest laten verrichten brengt de kans met zich mee, dat u te maken krijgt met een ‘ongunstige uitslag’ en vervolgens met de vraag of u aanvullend onderzoek (vlokkentest, vruchtwaterpunctie) wilt laten doen met een kans op een miskraam. U bent degene die daar een beslissing over moet nemen. De combinatietest is geen garantie Het is belangrijk om te weten dat de combinatietest alleen de kans aangeeft of uw kind Downsyndroom, Patausyndroom of Edwardssyndroom heeft. Een lage kans is dus geen garantie dat uw kind geen 9
Downsyndroom, Patausyndroom of Edwardssyndroom heeft. Ook is het geen garantie dat uw kind verder helemaal gezond is. Tweelingen Als u in verwachting bent van een tweeling, dan krijgt u een uitslag voor elk kind afzonderlijk. Als de kans verhoogd is voor één of beide kinderen, dan krijgt u vervolgonderzoek aangeboden. Meer informatie over deze screeningtest kunt u vinden in de folder ‘Informatie over screening op Downsyndroom’ van het RIVM of op http://www.rivm. nl/zwangerschapsscreening/downscreening/. DE 20-WEKEN ECHO De 20-weken echo wordt ook wel structureel echoscopisch onderzoek (SEO) genoemd. Met de 20-weken echo wordt onderzoek gedaan naar lichamelijke afwijkingen bij een ongeboren kind. Bij deze echo wordt uitgebreid gekeken naar de ontwikkeling van de organen van het kind. Ook wordt gekeken of het ongeboren kind goed groeit en of er voldoende vruchtwater is. Verder wordt gekeken waar de placenta ligt. Voorbeelden van afwijkingen die bij deze echo kunnen worden gezien: • open ruggetje; • open schedel; • waterhoofd; • hartafwijkingen; • breuk of gat in het middenrif; • breuk of gat in de buikwand; • ontbreken of afwijken van de nieren; • ontbreken of afwijken van botten; • afwijkingen aan armen of benen. Als u wilt kan er naar het geslacht van het kind gekeken worden. De uitslag U krijgt de uitslag direct na de echo. Bij een afwijkende bevinding komt u in aanmerking voor verder onder10
zoek. Meestal is dit een uitgebreid echoscopisch onderzoek. De officiële naam voor dit vervolgonderzoek is geavanceerd ultrageluidonderzoek (GUO). Voor- en nadelen van de 20-weken echo Voordelen • Bij sommige afwijkingen is het voor het kind beter als ze al voor de bevalling bekend zijn. De zorg voor het kind tijdens en na de bevalling kan dan al voorbereid worden. Bovendien kunt u zich voorbereiden op de komst van een kind met een aangeboren afwijking. • Bij een zeer klein aantal aangeboren afwijkingen is het mogelijk om het kind al in de baarmoeder te behandelen. • Indien bij het onderzoek ernstige afwijkingen worden vastgesteld, bestaat nog de mogelijkheid te overwegen de zwangerschap af te breken. Zwangerschapsafbreking is wettelijk toegestaan tot een zwangerschapsduur van 24 weken. Nadelen • Met de 20-weken echo kunnen niet alle aangeboren afwijkingen worden gevonden. Sommige afwijkingen zijn te klein of te onduidelijk om te zien op een echo. Andere zijn pas zichtbaar na de geboorte. Bovendien kunnen na 20 weken zwangerschap ook nog aangeboren aandoeningen ontstaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor een waterhoofd. • Soms is het niet mogelijk de organen goed te bekijken, bijvoorbeeld door de ligging van de baby. U moet dan terugkomen voor een tweede echo, in de hoop dat de baby dan wel goed ligt. • Soms is de betekenis van de afwijking diegezien wordt, niet meteen duidelijk. Hierdoor kan vervolgonderzoek nodig zijn. Dit kan veel onrust veroorzaken tijdens de zwangerschap. • In een enkel geval wordt er op de echo een afwijking gezien, terwijl na de geboorte blijkt dat uw kind die afwijking toch niet heeft.
11
Wat kan men niet zien met een verloskundig echo? Men ziet niet alle aangeboren hartafwijkingen. Ook is het mogelijk dat een afwijking zich pas later in de zwangerschap ontwikkelt. Door een dikke buikwand van de aanstaande moeder is het soms niet mogelijk organen van het kind voldoende in beeld te krijgen en daardoor ook niet te beoordelen. Met andere woorden: een echo is geen garantie voor een gezond kind of een kind zonder aangeboren afwijkingen. Wie maakt de echo? Hoe krijgt u de uitslag? De echo wordt gemaakt door een echoscopist, verloskundige, arts of (assistent-)gynaecoloog. Meestal kunt u het echo-onderzoek zelf op het beeldscherm volgen. Degene die de echo maakt, kan tijdens het onderzoek uitleg over de beelden geven. Het is daarom ook mogelijk dat de echoscopist al tijdens het onderzoek de uitslag bespreekt. Wilt u dat niet, dan kunt u dit kenbaar maken. Als uw behandelend verloskundige of arts zelf de echo maakt, bespreekt deze de uitslag direct met u. In andere gevallen geeft de echoscopist de uitslag door aan de aanvragende arts of verloskundige, die de bevindingen met u bespreekt. Risico’s van echoscopisch onderzoek Echoscopie wordt al meer dan vijfentwintig jaar op grote schaal in de verloskunde gebruikt. Tot nu toe zijn in de praktijken uit wetenschappelijk onderzoek geen nadelige gevolgen of schadelijke effecten naar voren gekomen. Een garantie dat onbekende ongewenste effecten nooit zullen optreden, is niet te geven. Daarom is het verstandig om voorzichtig te zijn en echoscopie niet zomaar te gebruiken. Voor de zekerheid raadt men aan alleen een echo te maken als deze nuttige informatie oplevert. Een echo kan geen miskraam veroorzaken. Ook bij bloedverlies kan een vaginale echo geen kwaad.
12
Een risico dat vaak vergeten wordt, is dat een echo wel eens onverwachte zaken aan het licht brengt. Het is dan een grote schok te horen dat uw kind mogelijk een afwijking heeft. Aan de ene kant geeft dit u de gelegenheid om u emotioneel voor te bereiden op de geboorte van een kind met een afwijking, maar aan de andere kant betekent het ook vaak veel zorgen en soms onzekerheid in de rest van de zwangerschap. Gelukkig worden de meeste kinderen zonder afwijkingen geboren. De kans dat u met zo’n onverwachte uitslag te maken krijgt, is dan ook klein. De ervaring leert dat de meeste zwangere vrouwen toch zoveel mogelijk informatie willen hebben over het bestaan van eventuele afwijkingen. Een laatste risico van een echo is het veroorzaken van onterechte ongerustheid: soms lijkt er een afwijking te bestaan die later niet teruggevonden wordt of die niets te betekenen heeft. Dit komt gelukkig niet vaak voor. Heeft u nog vragen? Aarzel niet uw vragen te bespreken met de echoscopist, uw arts of verloskundige. Deze is altijd bereid een en ander nader toe te lichten. Bron: 2012 NVOG, RIVM De informatie is aangepast aan het beleid van het Kennemer Gasthuis.
13
14
15
Kennemer Gasthuis Locatie noord Vondelweg 999 2026 BW Haarlem Locatie zuid Boerhaavelaan 22 2035 RC Haarlem
Telefoon (023) 545 35 45 Website www.kg.nl e-mail
[email protected]
1026971-10-2014
Postadres Postbus 417 2000 AK Haarlem