o b m p l u h l i a E-m efstijl.nu Testj p o d n e t i u aansl
Roken
Seksualiteit
p Vriendscha Contact &
Fitheid
mberheid Angst & So
BMI
Alcohol
Voeding
Drugs
ele
Bewegen
rmgedrag
Beeldsche
Veiligheid Agressie &
Samenvatting In deze notitie is verkend welke mogelijkheden er ontstaan wanneer mbo-instellingen ontwikkelingen rond de Gezonde School in het mbo verbinden met activiteiten in het kader van passend onderwijs en zorg in en om de school. In een pilot op vier roc’s is concreet verkend wat de mogelijkheden zijn van het bieden van e-mailhulp door roc’s, gekoppeld aan Testjeleefstijl.nu en als zelfstandig aanbod in de zorgstructuur van mbo-instellingen. Duidelijk werd dat samenhang tussen deze drie beleidsterreinen en de daarbij betrokken personen de kracht van de afzonderlijke initiatieven versterkt. Een andere les was dat de visie en behoeften van de studenten en de betreffende mbo-instelling voorop moeten staan bij de inrichting van onlinehulp. Ook het belang van een breed draagvlak, een goede voorbereiding en continue aandacht voor publiciteit kwamen duidelijk naar voren. Tenslotte vond men het van groot belang om voor onlinehulp gezamenlijk op te trekken met meerdere mbo-instellingen. Testjeleefstijl.nu daalt steeds verder in op mbo-scholen. Het aantal mbo-instellingen dat er mee werkt stijgt. De mogelijkheden van de test zijn en worden verder uitgebreid; er zijn meer modules los beschikbaar en scholen kunnen de rapportage nu ook per locatie uitdraaien. Testjeleefstijl.nu biedt veel mogelijkheden om aspecten van de Gezonde school, passend onderwijs en zorg in en om de school met elkaar te verbinden. Belangrijkste aanbeveling daarbij is om de studieloopbaanbegeleiders nauwer te betrekken bij de afname van de test en mogelijke vragen die daarbij bij studenten rijzen. Dit zou onderdeel moeten uitmaken van hun training/scholing. In de pilot op vier roc’s (ROC van Twente, ROC Nijmegen, ROC Friese Port en Alfa-college) is gekozen voor het aanbieden van e-mailhulp, als nazorg bij Testjeleefstijl. nu Dit omdat e-mailhulp als eenvoudigste vorm van onlinehulp gemakkelijker te introduceren is dan bijvoorbeeld chathulp. Gedurende de pilot is de e-mailhulp ook als zelfstandig onderdeel of toegang tot de zorgstructuur
van de mbo-school aangeboden, dus zonder directe koppeling aan Testjeleefstijl.nu.Veel tijd is besteed aan goede voorbereiding en het creëren van voorwaarden. In de pilotperiode hebben de roc’s moeten constateren dat er eigenlijk nergens e-mailvragen zijn binnengekomen. Daar waren allerlei redenen voor te bedenken, maar die bevinding is toch aanleiding geweest voor een klein onderzoek onder studenten over de bekendheid van de e-mailhulp en de mate waarin zij er gebruik van zouden maken als zij met vragen of problemen zouden zitten. Belangrijke uitkomsten daarvan zijn dat de meeste studenten eerder kiezen voor face-to-face hulp, in de eigen omgeving of op school. Een kleine groep studenten zou graag gebruikmaken van onlinehulp, waarbij zij vertrouwelijkheid belangrijker lijken te vinden dan anonimiteit van hulpvrager en hulpverlener. De pilot heeft vooral een goed beeld opgeleverd van de voorwaarden en voorbereiding voor het introduceren van vormen van onlinehulp in een mbo-instelling. Dit is in de notitie in de vorm van een handreiking beschreven. Daarnaast is gebleken dat de deelnemende roc’s, ondanks het uitblijven van e-mailhulpvragen in de pilot, allemaal vinden dat vormen van onlinehulp en wellicht ook online studiebegeleiding een belangrijk onderdeel kunnen zijn van het zorgaanbod van mbo-instellingen. De pilot heeft de discussie daarover een belangrijke stimulans gegeven. In vervolgactiviteiten rond onlinehulp zouden de behoeften van mbo-studenten uitgangspunt moeten zijn.Voorts zouden initiatieven op verschillende mbo-instellingen bijeengebracht moeten worden om van elkaar te leren. Daarbij blijft de samenhang tussen onlinehulp, Testjeleefstijl. nu, activiteiten op het vlak van passend onderwijs, de zorg in en om de school en de Gezonde School een doorslaggevende factor.
Inhoud Inleiding 1. Belang van informatie over gezondheid en welbevinden van mbo-studenten 2. Belang van Testjeleefstijl.nu voor de zorgstructuur van het mbo 3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 3.1. Pilots e-mailhulp op vier roc’s 3.2. Ervaringen met de pilot e-mailhulp 3.3. Geen e-mailhulpvragen, toch pilotopbrengsten 3.4. E-mailhulp als onderdeel van de zorgstructuur van het mbo 3.5. Andere initiatieven op het gebied van onlinehulp in het mbo 3.6. Veel gebruikte landelijke hulpsites voor jongeren 4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo 4.1. Wat is e-mailhulp? 4.2. Visie en uitgangspunten 4.3. Draagvlak en commitment 4.4. Werkgroep en contactpersoon 4.5. E-mailprotocol opstellen 4.6. Profiel en training e-mailhulpverleners 4.7. Technische voorwaarden (ICT) realiseren 4.8. Informatie en PR 4.8.1. Voor studenten 4.8.2. Voor docenten en teamleden 4.8.3. Voor ouders 4.8.4. Voor in- en externe ondersteuners 4.8.5. Voor andere relaties 4.9. Registratie 5. Perspectieven en aanbevelingen voor onlinehulp in het mbo
Begrippen en voetnoten
3
Inleiding In deze notitie verkennen we de mogelijkheden die ontstaan, wanneer mbo-instellingen de ontwikkelingen rond ‘de Gezonde School’ in het mbo verbinden met activiteiten in het kader van ‘zorg in en om de school’ (zios) en passend onderwijs. Het zijn drie beleidsterreinen die zich momenteel snel ontwikkelen. Mbo-scholen zien en benutten de onderlinge samenhang vaak nog onvoldoende. Toch kunnen ze daarmee winst behalen. De feiten en achtergronden achter deze overtuiging leest u in deze notitie.
Deze notitie is als volgt opgebouwd.
In een pilot op vier roc’s is, in samenwerking met M&O-groep en Stichting E-hulp.nl, verkend wat de mogelijkheden zijn van e-mailhulp, gekoppeld aan Testjeleefstijl.nu, en als zelfstandig aanbod in de zorgstructuur van mbo-instellingen, als onderdeel van het Gezonde School-beleid.
In hoofdstuk 3 zijn de belangrijkste bevindingen uit de pilot en de conclusies die daaruit getrokken kunnen worden beschreven.
In hoofdstuk 1 vindt u een toelichting op de mogelijkheden van verbindingen tussen het Gezonde School-beleid, zorg in en om de school en passend onderwijs. Hoofdstuk 2 beschrijft het belang en de mogelijkheden van Testjeleefstijl.nu voor de zorgstructuur in het mbo.
In hoofdstuk 4 vindt u een handreiking voor de voorbereiding en inrichting van e-mailhulp in een mbo-instelling, op basis van de ervaringen op de vier pilotroc’s. Hoofdstuk 5 geeft, met de pilot voor e-mailhulp als aangrijpingspunt, een aantal aanbevelingen voor verbreding en versterking rond onlinehulp in het mbo in een vervolgtraject.
In deze pilot is veel geleerd over: l de noodzaak van samenhang tussen de drie genoemde beleids terreinen en dus ook tussen de daarbij betrokken afdelingen en personen binnen een mbo-instelling; l de noodzaak om de visie en behoeften van de mbo-instelling en studenten als uitgangspunt te nemen voor de inrichting van onlinehulp; l de noodzaak van een breed draagvlak en een zeer goede voorbereiding van de invoering van onlinehulp in een mbo-instelling; l de noodzaak om te leren van elkaar: van de verschillende initiatieven op het gebied van onlinehulp, zowel binnen als buiten het mbo.
4
1. Belang van informatie over gezondheid en welbevinden
van mbo-studenten Groeiende aandacht
De afgelopen tien jaar is de aandacht voor mbostudenten, die kampen met problemen in de persoonlijke levenssfeer, sterk toegenomen. Dit komt onder meer naar voren in het rapport van de onderwijsinspectie ‘Aandacht voor kwetsbare studenten in het mbo’ (september 2011) dat uitgevoerd is onder vijftien mbo-instellingen. Daarin is één van de constateringen dat de aandacht voor kwetsbare studenten de afgelopen jaren bij alle bezochte instellingen sterk is geïntensiveerd. Uit de monitor ‘Studentenzorg en ZAT’s in het vo en mbo’ 2011 van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) blijkt dat inmiddels 93% van de roc’s over één of meerdere zorgcoördinatoren beschikt (in 2008 was dat nog 71%). Alle mbo-instellingen werken met zorg en adviesteams (ZAT’s) of een vergelijkbare vorm van multidisciplinair casusoverleg. Deze ontwikkeling is niet toevallig. In 2000 hebben twee ministeries het initiatief genomen voor het Landelijk Centrum Onderwijs & Jeugdzorg (LCOJ). In de jaren die volgden is in samenspraak met vertegenwoordigers uit de praktijk een basiszorgstructuur gegroeid in het mbo. Deze ontwikkeling kwam in een stroomversnelling door een onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) naar de achtergronden van voortijdig schoolverlaten in Rotterdam. In het rapport ‘Vertrouwen in de school’ (januari 2009) concludeert de WRR dat een deel van de studenten in het mbo zoveel persoonlijke en maatschappelijke problematiek meetorst, dat er sprake is van overbelasting. Het gevolg is dat jongeren onvoldoende energie en motivatie overhouden om te leren en zich te ontwikkelen. De overbelaste student dreigt in veel gevallen het onderwijs voortijdig te verlaten. De aandacht van de overheid voor de persoonlijke omstandigheden van studenten neemt daarna sterk toe. In veel vsv-convenanten staan afspraken, die bijdragen aan de persoonlijke
begeleiding van mbo-studenten. Alle mbo-instellingen in Nederland sluiten dergelijke convenanten af in samenspraak met gemeenten en voortgezet onderwijs. In dezelfde periode krijgt het mbo, in navolging van het voortgezet onderwijs, te maken met specifieke bekostiging voor studenten met een beperking. Vanaf 1 januari 2006 kunnen ook mbo-instellingen student gebonden financiering (lgf) aanvragen voor bepaalde, geïndiceerde studenten. Op basis van deze extra financiering maken scholen afspraken en leggen deze vast in een handelingsplan. Dit plan vormt de basis voor het individuele maatwerk dat de school de student biedt. Door de voortdurende groei in het aantal aanspraken op de LG, ziet de minister zich genoodzaakt om deze vorm van ‘open eind’ bekostiging af te bouwen. Met de komst van passend onderwijs gaan deze middelen naar de instelling zelf en zijn niet langer gekoppeld aan een individueel recht. Het onderwijs krijgt een zorgplicht en moet zelf vorm en inhoud geven aan de extra begeleiding voor alle studenten met een begeleidingsvraag. De afgelopen jaren is ook de aandacht voor vitaliteit en een gezonde leefstijl in en rond het mbo sterk toegenomen. In het mbo zijn kwalificatie-eisen voor de zorg voor de eigen gezondheid een verplicht onderdeel van elke opleiding. De eisen staan in de paragraaf ‘vitaal burgerschap’ van het document ‘Kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het mbo’. Vitaal burgerschap heeft betrekking op de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de leefstijl en zorg te dragen voor eigen vitaliteit. Naast bewegen en sport gaat het ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit. Een belangrijke impuls voor het thema bewegen vormde het beleidskader ‘Sport, Bewegen en Onderwijs’ (TK, 2008-2009, 31700, nr. 15) waarin ambities en financiële kaders werden uitgewerkt die een impuls vormen voor de ontwikkelingen rond de Gezonde School. Het genoemde beleidskader heeft vooral in het vmbo en mbo tot veel beweging en ver-
5
1. Belang van informatie over gezondheid en welbevinden
van mbo-studenten
nieuwing geleid. Dit blijkt onder meer uit het feit dat 60% van alle mbo-instellingen meedoet aan het masterplan ‘Bewegen en sport in het mbo’, met als resultaat dat in het studiejaar 2010-2011 mbo-studenten, voornamelijk 1e-jaars bol-studenten, gemiddeld een uur per week een nieuw bewegingsaanbod volgden. Ook het gebruik van Testjeleefstijl.nu als instrument bij de bewustwording van eigen gedrag is sterk toegenomen. Inmiddels maakt meer dan de helft van alle mbo-instellingen in meer of mindere mate gebruik van deze test. Waarom verbinden? De vraag is nu wat de meerwaarde is van onderlinge verbinding en afstemming van deze beleidsontwikkelingen. Welk doel wordt hiermee gediend en wat worden studenten en de scholen daar beter van? Rond de ontwikkeling van de genoemde thema’s zijn in de afgelopen jaren in veel gevallen afzonderlijke organisaties gegroeid in het mbo. Organisaties die gefocust zijn op de eigen doelgroep, doelstelling, taak en functie. Door deze specifieke gerichtheid maken ze doorgaans weinig gebruik van de mogelijkheden van aanpalende beleidsdomeinen. Mbo-instellingen gebruiken bijvoorbeeld de uitkomsten van Testjeleefstijl.nu in de schoolrapportage nauwelijks bij het bepalen van prioriteiten in de ontwikkeling van de zorgstructuur en passend onderwijs. Zij zien het Gezonde School-beleid in veel gevallen gezien als ‘iets erbij’. Het is geen onderdeel van de core business van het onderwijs. Wanneer scholen (delen van) het Gezonde Schoolbeleid meer opvatten als onderdeel van een stimulerend leer- en ontwikkelingsklimaat, ervaren zij verbindingen in toenemende mate als meerwaarde. Een gezonde leefstijl als onderdeel van een uitdagend pedagogisch-didactisch klimaat kan dan een belangrijke bijdrage leveren aan motivatie en betrokkenheid van studenten.
delen kunnen activiteiten tegelijkertijd bijdragen aan meerdere beleidsdomeinen. De eerder genoemde sport- en beweegprogramma’s in het kader van voortijdig schoolverlaten beogen bij te dragen aan de reductie van voortijdig schoolverlaten, maar dragen ook bij aan doelstellingen voor een gezonde leefstijl en aan het versterken van de zorg in en om de school en passend onderwijs. Bovendien kan voorkomen worden dat studenten bij herhaling min of meer dezelfde vragenlijsten voorgelegd krijgen. Dit risico dient zich bijvoorbeeld aan bij vragen over het psychosociaal welbevinden, die scholen stellen bij de intake, Testjeleefstijl.nu en het schoolmaatschappelijk werk. Kansen in de verbinding Gezonde School en zorgstructuur Het Gezonde School-beleid en het zios-beleid hebben beide de intentie bij te dragen aan het welbevinden van studenten. Een school activeert de zorgstructuur normaal gesproken op het moment dat er gesignaleerde knelpunten zijn in het functioneren van de student. Sommige activiteiten in het kader van de Gezonde School dienen zich al eerder aan, voordat er sprake is van gesignaleerde knelpunten, om eventuele knelpunten te voorkomen. Daarmee vervullen ze een preventieve functie ten opzichte van de bestaande zorgstructuur. Het meest duidelijke voorbeeld daarvan is het gebruik van Testjeleefstijl.nu. Door een student hieraan deel te laten nemen ontstaat de mogelijkheid dat hij/zij zich al in een vroeg stadium bewust wordt van eigen gedrag in verhouding tot leeftijdgenoten. Een belangrijk gegeven, omdat jongeren zich in deze levensfase sterk richten op het gedrag van leeftijdsgenoten. Daarbij krijgen ze bovendien informatie over de risico’s van bepaalde gedragingen. Kortom, het is een soort nulmeting, een moment van zelfreflectie, waarbij de student wordt gemotiveerd om, als daar aanleiding voor is,
Daarnaast is er efficiëntiewinst te behalen. Door instrumenten, ervaringen en activiteiten te
6
1. Belang van informatie over gezondheid en welbevinden
van mbo-studenten
stappen te zetten ter verbetering van de eigen situatie. Op deze wijze wordt de student al eerder gestimuleerd zelf actief tot verbetering komen, waar de zorg voor studenten normaal gesproken begint met een vraag of probleem en het bieden van hulp en begeleiding. Verschuivende accenten De sterke ontwikkeling van de zorgstructuur in de afgelopen jaren, met daarin de aandacht voor de belemmeringen in het leerproces en de bijbehorende hulp, heeft de focus sterk gelegd op het achterhalen en vaststellen van de begeleidingsvraag. Daar schuilt een risico in. Veel aandacht voor begeleiding en hulpverlening kan ten koste gaan van de aandacht voor het potentieel aan eigen kracht en zelfoplossend vermogen van de student. Te snel de helpende hand bieden kan resulteren in een afhankelijke en apathische houding. Overigens, te laat de helpende hand bieden kan leiden tot afhaken en isoleren. Het is zaak om een goed evenwicht te vinden tussen enerzijds tijdig de helpende hand bieden en anderzijds de student te stimuleren zelf verantwoordelijkheid te nemen en zelf oplossingen te zoeken. Het verbinden van zios en de Gezonde School kan een bijdrage leveren aan dit streven. Bij de Gezonde School gaat het zowel om de fysieke als de mentale gezondheid. Het appelleert aan vitaliteit, eigen verantwoordelijkheid en het vergroten van zelfsturing. De boodschap is: ‘neem verantwoordelijkheid en initiatief om je eigen gezondheid, vitaliteit en leven te optimaliseren’. Door de combinatie met de begeleidingsstructuur wordt een student die een steuntje in de rug nodig heeft niet aan zijn lot overgelaten. Pretenderen een Gezonde School te zijn brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee oog te hebben voor de student die het niet redt zonder extra hulp en begeleiding.
Samenhang in breed perspectief “Gerichte en planmatige inzet van bewegen en sport voor mbo-studenten kan leiden tot meer binding met de school, meer gevoel van psychisch welbevinden en betere studieresultaten”, aldus de website van het platform Bewegen en Sport mbo. Lichamelijk actieve studenten scoren aantoonbaar beter dan hun minder fitte studiegenoten (Bos et al., 2010b) en gezonder gedrag van studenten draagt bij aan betere schoolprestaties, het terugdringen van voortijdig schoolverlaten en succesvollere loopbanen (Van der Lucht & Polder, 2010b). Onderzoeksresultaten wijzen op de positieve samenhang tussen een gezonde leefstijl en schoolresultaten. Ook wanneer we specifieker kijken naar potentiële voortijdig schoolverlaters, lijken sport en bewegen een positieve bijdrage te kunnen leveren. In het kader van het ‘Masterplan Bewegen en Sport in het mbo’ is onderzoek gedaan naar de mate waarin sport en bewegen kunnen bijdragen aan het verbeteren van het niveau van zelfregulatie. Het UMC Groningen en de rijksuniversiteit Groningen hebben daarvoor een specifiek programma ontwikkeld. Enkele interessante trends zijn dat de studenten die aan het sportprogramma meedoen na tien weken al hoger lijken te scoren op plannen, evalueren en zelfbeeld. Verder onderzoek moet duidelijk maken of het hier om significante verbeteringen gaat. Het zijn signalen waarin langzaamaan duidelijk wordt dat sport en bewegen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan schoolsucces, het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en het verhogen van het welbevinden van studenten. Zeker wanneer de activiteiten in het kader van sport en bewegen verbonden zijn met de zorgstructuur van de instelling kan het Gezonde School-beleid in de brede zin bijdragen aan het welbevinden van
7
1. Belang van informatie over gezondheid en welbevinden
van mbo-studenten
studenten en daarmee een preventieve werking hebben op voortijdig schoolverlaten en het ontwikkelen van psychosociale problematiek. Specifiek belang Gezonde School en zorg in en om de school De programma’s ‘zorg in en om de school (zios)’ en ‘de Gezonde School’ vertonen veel raakvlakken, zowel inhoudelijk, organisatorisch als op het gebied van samenwerkingspartners. De Gezonde School kiest een brede benadering, waarin naast aandacht voor gezonde voeding het ook gaat om sport en bewegen, een gezonde leefstijl en het psychosociaal welbevinden. Gevolg is dat bijvoorbeeld in Testjeleefstijl.nu ook vragen aan de orde komen over sociaal-emotioneel welbevinden en middelengebruik. De Gezonde School kiest, evenals zorg in en om de school voor een integrale benadering. Dit impliceert dat het beleid zich zowel richt op signalering, als educatie, schoolomgeving en schoolbeleid. Gevolg is dat beide beleidsontwikkelingen elkaar regelmatig raken, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van signaleringsinstrumenten en het inrichten van de zorgstructuur. Om die reden is afstemming gezocht in de ontwikkeling van instrumenten zoals de ’Handleiding Gezonde School’ en de lesmodule voor docenten op www.vitaalmbo.nl en www.signalerenalcoholendrugs.nl. Binnen de afzonderlijke mbo-instellingen is deze afstemming in veel gevallen echter nog niet vanzelfsprekend. Dat draagt het risico in zich dat zij wel signaleren, maar dat goede opvang of nazorg ontbreekt. Of dat de studieloopbaanbegeleiders of hulpverleners niet alert zijn op specifieke momenten in het studiejaar waarop extra aandacht voor groepen studenten noodzakelijk is. Wanneer het gaat om samenwerking met partijen buiten het mbo zijn er ook veel raakvlakken tussen zios en de Gezonde School. In beide gevallen zijn de GGD, verslavingszorg en gemeenten belangrijke samenwerkingspartners. Het verdient aanbeveling
deze samenwerking af te stemmen en ervoor te zorgen dat de inzet van deze partijen in het onderwijs zowel bijdraagt aan de zorg in en om de school als aan het Gezonde School-beleid. Specifiek belang Gezonde School en passend onderwijs In de afstemming tussen passend onderwijs en de Gezonde School zijn alle eerder genoemde elementen ook min of meer relevant. In de toekomst gaat het bij passend onderwijs om alle studenten met een hulpvraag en niet alleen om studenten met een ‘klassieke’ beperking. Doordat de specifieke lgf-diagnostiek verdwijnt, moeten mbo’s zelf bepalen wie in aanmerking komt voor extra begeleiding. Kennis van de vragen en achtergronden van aankomende studenten is dan van groot belang. Wanneer je als school onvoldoende bekend bent met de vraagstukken waar studenten mee kampen, ben je ook onvoldoende in staat hier adequaat op in te spelen. Natuurlijk, de gebruikelijke bronnen zoals intake-informatie en informatie vanuit het voorgaande onderwijs zijn doorgaans voorhanden. De schoolrapportage van Testjeleefstijl.nu biedt daarnaast de mogelijkheid om breder te kijken door onderlinge vergelijking. De uitkomsten worden afgezet tegen de resultaten van vergelijkbare doelgroepen. Het is daardoor mogelijk trends te herkennen en hier beleid, informatievoorziening en het hulpaanbod aan studenten op af te stemmen. Bij een sterke groei in persoonlijke en maatschappelijke problematiek onder studenten verschaft het een basis om aanspraken op inzet door partnerinstellingen buiten het mbo uit te breiden. Daar komt bij dat verwacht werd dat jongeren in een anonieme test eerder problemen benoemen dan in een intakegesprek. Deze gegevens verschaffen scholen op geaggregeerd niveau belangrijke managementinformatie, waardoor zij beter in staat zijn om adequate maatregelen te treffen.
8
1. Belang van informatie over gezondheid en welbevinden
van mbo-studenten
Belang van samenwerking met gemeenten In de beleidsbrief van de bewindspersonen van OCW en VWS ‘Sport, bewegen en een gezonde leefstijl in en rond het onderwijs’ van 13 april 2012 worden op allerlei niveaus verbanden gelegd tussen samenwerkingspartners. In de brief is sprake van diverse vormen van publiek-private samenwerking, waarbij bedrijven en zorgverzekeraars investeren in de aanpak van maatschappelijke problemen, het stimuleren van bewegingsonderwijs in het onderwijs, de samenwerking met sportverenigingen, fitnesscentra en vechtsportcentra en de samenwerking tussen scholen en sportstimulering in de buurt. Door de ontwikkeling van de Gezonde School te plaatsen in het brede perspectief van sport, bewegen en een gezonde leefstijl in en rond het onderwijs, neemt de kans toe dat gemeenten deze ontwikkeling gaan zien als een kansrijke bijdrage aan de gezamenlijke agenda op dat gebied. Wanneer ook de verbinding naar de zorg in en om de school en passend onderwijs gerealiseerd kan worden, groeit het belang om gezamenlijke afspraken te maken. De ontwikkeling van de Gezonde School is gediend met verbindingen naar aanpalende beleidsterreinen, waardoor het draagvlak breder wordt dan alleen het gezondheidsbeleid van de eigen instelling.
De wederzijdse belangen van gemeenten en mbo-instellingen bij de afstemming en samenwerking rond de Gezonde School, waaronder de e-mailhulp als onderdeel van de zorgstructuur in het mbo, zijn groot. Zo kunnen meer jeugdigen hun opleiding afmaken, hun talenten optimaal ontwikkelen en hun sociale competenties versterken. De maatschappelijke opbrengsten daarvan zijn, dat: l minder jongeren de school voortijdig verlaten en meer jongeren een startkwalificatie behalen; l meer jongeren duurzaam een inkomen uit arbeid kunnen verwerven; l meer jongeren actief en positief in de samen leving kunnen participeren.
9
2. Belang van Testjeleefstijl.nu voor de zorgstructuur
van het mbo
Een beperkt aantal roc’s heeft op basis van de leefstijlscan van TNO en e-movo samen met andere partijen Testjeleefstijl.nu ontwikkeld om studenten bij de uitvoering van deze kerntaak te ondersteunen.
Testjeleefstijl.nu Testjeleefstijl.nu is in eerste instantie ontwikkeld voor mbo-studenten, in het kader van de dimensie vitaal burgerschap uit de kwaliteitseisen Loopbaan & Burgerschap. Die gaat over de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer. Binnen kerntaak 7 moeten studenten competenties verwerven om te kunnen zorgen voor de eigen gezondheid. Daar moeten ze proactief mee aan de slag, door kennis en inzicht te ontwikkelen op de volgende onderwerpen: l de kenmerken van een gezonde leefwijze, waaronder de nationale norm gezond bewegen; l de aard, plaats en organisatie van gezond heidsbevorderende activiteiten in de samenleving en het arbeidsproces. Daarnaast is het nodig dat de student zich bewust is van zijn eigen leefstijl, gezondheidsrisico’s van leefstijl en werk in kan schatten, op basis daarvan verantwoorde keuzes kan maken en activiteiten onderneemt die bijdragen aan een gezonde leefstijl. Het gaat naast bewegen en sport ook om aspecten als voeding, roken, alcohol, drugs en seksualiteit.
Doel van Testjeleefstijl.nu is om mbo-studenten te ondersteunen bij het zelf werken aan het bevorderen van hun gezondheid, door hen meer bewust te maken van hun eigen leefstijl en mogelijke risico’s daarin. Na de test vullen studenten een persoonlijk actieplan in, waarin ze doelen formuleren voor diverse gezondheidsthema’s. Dit kunnen ook thema’s zijn op psychosociaal gebied, zoals sociaal gedrag, angsten, depressie, eenzaamheid of geweld. Managementinformatie op basis van Testjeleefstijl.nu Naast de opbrengsten voor het welzijn van studenten biedt Testjeleefstijl.nu ook voor mbo-instellingen waardevolle informatie over de algemene gezondheidssituatie en gezondheidsrisico’s van hun populatie. De resultaten bieden mbo-instellingen zowel een beeld van de gezondheidssituatie van de eigen studenten als een mogelijkheid om die situatie te vergelijken met het landelijke beeld of van bij andere mbo-instellingen. Op basis van deze informatie kunnen scholen meer gericht beleid voeren op het gebied van gezonde leefstijl. Zo kunnen ze meer gerichte preventieve activiteiten of programma’s inzetten op onderwerpen waarop algemene gezondheidsrisico’s zichtbaar zijn geworden via de test. Denk aan stimuleringsmaatregelen op het gebied van bewegen, specifieke voorlichting over alcohol-, tabaks- en drugsgebruik, trainingen in sociale vaardigheden en omgaan met agressie.
10
2. Belang van Testjeleefstijl.nu voor de zorgstructuur
van het mbo
Ook kunnen de uitkomsten aanleiding geven om de zorgstructuur en het hulpaanbod van de instelling specifieker te richten op signalering en aanpak van de gezondheidsrisico’s die via Testjeleefstijl.nu zichtbaar zijn geworden. Daarmee kan de school beter tegemoet komen aan de actuele ondersteuningsbehoeften van de studenten. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van specifieke hulpverlening voor het beter signaleren en aanpakken van obesitas of depressiviteit. Onderdelen van Testjeleefstijl.nu In de aanvankelijke opzet bestond Testjeleefstijl.nu voornamelijk uit vragen die te maken hebben met bewegen en leefstijl. Daar zijn later vragen over de psychosociale ontwikkeling aan toegevoegd. Na de laatste vernieuwing, in de zomer van 2012, bestaat Testjeleefstijl.nu uit de volgende modules: Mbo-instellingen of locaties kunnen zelf bepalen welke modules zij aan hun studenten aanbieden. Belangrijkste reden hiervoor is dat niet alle instellingen (en dan met name de secties Bewegen & Sport, die de test veelal uitvoeren) zich voldoende toegerust voelen om studenten met psychosociale problematiek, indien nodig, voldoende opvang of nazorg te bieden.
Roken
p Vriendscha Contact &
rmgedrag
Beeldsche
Veiligheid Agressie &
’ in de test.
n ‘financiën
s ‘horen’ e n de module
e
In 2013 kom
Bewegen
Fitheid
mberheid Angst & So
BMI
Alcohol
Voeding
Drugs
Seksualiteit
11
2. Belang van Testjeleefstijl.nu voor de zorgstructuur
van het mbo
Afname van Testjeleefstijl.nu op de pilotroc’s voor e-mailhulp In de pilot is nagegaan hoe de verschillende roc’s, die meededen aan de pilot e-mailhulp, Testjeleefstijl.nu gebruiken in hun curriculum en/of zorgstructuur. Dat bracht aanzienlijke verschillen aan het licht. Dit zijn de belangrijkste ervaringen. l
De meeste mbo-instellingen bieden de test (nog) uitsluitend aan eerstejaarsstudenten aan. Niet altijd nemen alle eerstejaars deel, bijvoorbeeld omdat niet alle studenten meedoen aan ‘Sport op Maat’ (waarbinnen de test een plek heeft), of omdat de school de test alleen afneemt bij bol-studenten of alleen op bepaalde locaties. Vaak hebben de verschillende vestigingen een grote mate van beleidsvrijheid, waardoor er grote verschillen bestaan binnen een roc voor het afnemen van de test. Het aantal studenten dat er gebruik van maakt neemt wel op alle pilotroc’s toe. l Hoewel studenten vier jaar lang toegang hebben tot de site herhalen ze de test tot nu toe niet in een volgend studiejaar. Sommige pilotroc’s willen dat in de toekomst wel gaan doen, om leefstijl tot een meer integraal onderdeel van de opleiding te maken en de voortgang in de (verbetering van de) leefstijl van studenten te kunnen volgen. Scholen voeren de fitheidstest in enkele gevallen wel vaker uit. l Alle pilotroc’s nemen de fittest af. Van de vragenlijst van Testjeleefstijl.nu bieden drie van de vier pilotroc’s alle modules aan. Eén pilotroc biedt wel de leefstijlmodules aan, maar laat de psychosociale modules en de module seksualiteit achterwege.
l Scholen wijzen bij de instructies voor het invullen van Testjeleefstijl.nu op de mogelijkheid om anoniem hulpvragen te stellen of contact te zoeken met de studieloopbaanbegeleider of schoolmaatschappelijk werker. Over het algemeen is er geen ‘nazorg’ na het afnemen van de test. Sommige roc’s vinden dat de studenten de ingevulde tests en de persoonlijke actieplannen eigenlijk moeten bespreken met de studieloopbaanbegeleider. l ROC Friese Poort heeft een speciaal formulier ontwikkeld voor de studenten over hoe ze de test kunnen maken.
De belangrijkste aanbeveling van de pilotroc’s is dat scholen de studieloopbaanbegeleiders nauwer kunnen betrekken bij de afname van Testjeleefstijl. nu. Zij zijn dan het eerste aanspreekpunt voor studenten met hulpvragen. Zij kunnen de e-mailhulp onder de aandacht brengen, zelf in gesprek gaan met de studenten of hem/haar leiden naar de interne begeleidingsmogelijkheden. Daarnaast uiten de pilotscholen regelmatig de wens om Testjeleefstijl.nu een minder vrijblijvende plek te geven in het curriculum, bijvoorbeeld door: l alle opleidingen binnen een roc te verplichten dit te gebruiken; l het te herhalen in volgende studiejaren; l in lessen aspecten van de test aan de orde te stellen; l er in studielessen op terug te komen; l er bij Burgerschap aandacht aan te blijven geven.
l Alle pilotroc’s nemen de fittest af in de lessen Bewegen en Sport. Het invullen van de vragenlijst van Testjeleefstijl.nu gebeurt in de lessen Bewegen en Sport, thuis of in de lessen Loopbaanbegeleiding.
12
2. Belang van Testjeleefstijl.nu voor de zorgstructuur
van het mbo
Meer dan een test … Deze ervaringen en de door de pilotroc’s geuite wensen maken al duidelijk dat Testjeleefstijl.nu veel mogelijkheden biedt om aspecten van de Gezonde School, zorg in en om de school en passend onderwijs met elkaar te verbinden. Testjeleefstijl.nu kan duidelijk meer zijn dan een test of hulpmiddel voor Vitaal Burgerschap. Feitelijk biedt Testjeleefstijl.nu aangrijpingspunten op verschillende terreinen van zorg en begeleiding, namelijk: l preventie (basisondersteuning); signalering van belemmeringen in de leefstijl en ontwikkeling; l aanpak van de belemmeringen door de student (persoonlijk actieplan); l ondersteuning van de student via anonieme onlinehulp of persoonlijke begeleiding op de opleiding; l volgen van de fysieke en psychosociale ontwikkeling van de studenten; l monitoring van de fysieke en psychosociale ontwikkeling van de studentenpopulatie als geheel, als input voor onderwijs- en ondersteuningsbeleid van de mbo-instelling.
Het verdient volgens de pilotroc’s daarom zeker aanbeveling om Testjeleefstijl.nu een belangrijke plek te geven in het onderwijs- en ondersteuningsbeleid van de mbo-instelling. Testjeleefstijl. nu vormt daarmee een belangrijk onderdeel van passend onderwijs en van de zorg in en om de school. Verschillende pilotroc’s geven aan dat het met de invoering van passend onderwijs voor mbo-instellingen nog belangrijker wordt om de signalering van belemmeringen in de ontwikkeling en studieloopbaan van studenten actief aan te pakken. Testjeleefstijl.nu kan daar een belangrijke rol in vervullen.
13
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 3.1. Pilot e-mailhulp op vier roc’s Na de eerste ervaringen met Testjeleefstijl.nu werd de aanbeveling gedaan om de vragenlijst niet alleen in te zetten als webbased vragenlijst met beperkte feedback naar studenten, maar ook als een begeleidingsinstrument voor studenten met vragen of problemen. Daarmee kunnen studenten, die na de test ondersteuningsvragen hebben, snel verder worden geholpen. Het platform Bewegen en Sport van MBO Diensten heeft daarop besloten een pilot te starten, waarin aan Testjeleefstijl.nu daadwerkelijke ondersteuning voor studenten werd toegevoegd in de vorm van emailhulp. Vier roc’s deden mee aan dit pilottraject, te weten: ROC van Twente, ROC Nijmegen, ROC Friese Poort en het Alfa-college. Gekozen is voor e-mailhulp, omdat mbo-scholen deze vorm van online-ondersteuning het meest eenvoudig op kunnen zetten. E-mailhulp vormt daarbij een interessante uitbreiding van het ondersteuningsaanbod van de scholen. E-mailhulp heeft namelijk veel voordelen: 4 Het is zeer laagdrempelig en gemakkelijk toegankelijk, onder meer door het gevoel van anonimiteit. 4 Het sluit goed aan bij de belevingswereld van jongeren, waarin alles online gebeurt. 4 De ondersteuning volgt direct op de zelfsignalering, waardoor het gebruik gestimuleerd wordt. 4 Het is een efficiënte en relatief goedkope vorm van hulpverlening. 4 Deze hulpvorm bereikt wellicht ook andere doelgroepen dan de traditionele hulpverlening. 4 Het sluit aan bij de actuele visie op hulpverlening: niet overnemen, maar de eigen kracht (zelfredzaamheid) versterken.
Om zowel via Testjeleefstijl.nu als rechtstreeks toegang te krijgen tot de e-mailhulp van de roc’s en om de anonimiteit te waarborgen, werd een tussenstap ingebouwd via de website Pimpmijnleefstijl.nl. Daar vonden studenten informatie, filmpjes of links naar (online of andere) hulpmogelijkheden. Daar is een extra hulpmogelijkheid aan gekoppeld, namelijk via e-mail vragen stellen aan een hulpverlener van de eigen mbo-instelling. Die vragen kunnen studenten anoniem of op naam stellen. Vooral die anonimiteit biedt studenten een heel laagdrempelige ingang voor hulp of ondersteuning. De anonimiteit werd gewaarborgd door een nieuw account aan te maken op Pimpmijnleefstijl.nl De intaker (de persoon waar de vraag als eerste binnenkomt) probeert primair per mail de vraag te beantwoorden. Indien gewenst kan doorgeleiding plaatsvinden binnen de interne zorgstructuur, bijvoorbeeld naar het Studieloopbaancentrum, het schoolmaatschappelijk werk of het interne zorgteam of ZAT. De student behoudt daarbij zelf de regie; hij of zij bepaalt het verloop van het begeleidingstraject.
14
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 3.2. Ervaringen met de pilot e-mailhulp In de pilot is veel tijd besteed aan een goede voorbereiding op het invoeren van e-mailhulp op de vier roc’s. Dat behelsde onder meer het formuleren van een visie en uitgangspunten, het creëren van draagvlak en commitment, het instellen van een werkgroep en contactpersoon, het opstellen van een e-mailprotocol, het opstellen van een profiel voor de intakers, training van de intakers/e-mailhulpverleners, het realiseren van de technische voorwaarden (ICT), de informatievoorziening en PR en het inrichten van de registratie van hulpvragen en antwoorden. Rond de zomervakantie bleek dat de pilotroc’s geen e-mailhulpvragen hadden binnengekregen. Daarop is besloten de pilot te verlengen. Omdat scholen Testjeleefstijl.nu vooral aan het begin van het studiejaar afnemen, was de verwachting dat studenten nu wel vragen zouden stellen. Echter, tot aan eind 2012 heeft geen van de vier roc’s e-mailhulpvragen ontvangen. Dat riep uiteraard de vraag op of er wel behoefte bestaat aan (anonieme) e-mailhulp vanuit mbo-instellingen. Daar gaan we in paragraaf 3.3 nader op in.
Op elk van de vier deelnemende roc’s zijn in het najaar gesprekken georganiseerd met vertegenwoordigers van: l de sectie Bewegen en Sport (betrokken bij Testjeleefstijl.nu); l de zorgstructuur in en om het roc (vaak de deelnemer aan de kenniskring zios); l de e-mailhulpverleners (schoolmaatschappelijk werk, Loopbaancentrum of pastoraat); l soms ook de afdeling Communicatie en PR; l Stichting E-hulp.nl; l M&O-groep. Doel van deze gesprekken was de afstemming tussen het Gezonde School-beleid en de zorg in en om de school te versterken en de plaats van Testjeleefstijl.nu daarbinnen. Daarmee zouden de roc’s optimaal voorbereid zijn op de afname van Testjeleefstijl.nu en de dan te verwachten e-mailvragen. Ook werden die gesprekken benut om de directe informatievoorziening over de e-mailhulp verder te versterken. In die gesprekken kwam naar voren dat het goed zou zijn studenten te vragen of zij Pimpmijnleefstijl. nl kenden en of zij er gebruik van zouden maken als zij hulpvragen hadden. Daar hebben Stichting E-hulp.nl en M&O-groep een korte vragenlijst voor gemaakt, die de scholen onder studenten hebben uitgezet. Eind 2012 liep de pilot af en ondanks het uitblijven van vragen zijn toch alle pilotroc’s van plan door te gaan met het verder onderzoeken van kansen voor e-mailhulp en andere vormen van onlinehulp in het mbo. Zij willen graag deelnemen aan vervolginitiatieven op dit vlak.
15
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 3.3. Geen e-mailhulpvragen, toch pilotopbrengsten Hoewel de deelnemende roc’s geen e-mailvragen hebben ontvangen, is de pilot toch een belangrijk aangrijpingspunt geweest om de discussie over en praktijk van onlinehulp in het mbo een flinke stimulans te geven. We bieden hieronder input voor die discussie door de belangrijkste uitkomsten weer te geven.
De roc’s zien een aantal trends die de mogelijkheden van goede begeleiding door de docenten/ studieloopbaanbegeleiders extra nodig, maar ook moeilijker maken: l De heftige problematiek (alcoholverslaving, huiselijk geweld, eenzaamheid, zelfdoding, enzovoorts) neemt toe. l Door passend onderwijs hebben meer studenten een begeleidingsplan. l De urennorm zet de begeleidingstaak van docenten flink onder druk.
Opbrengsten van de gesprekken … De gesprekken per roc met vertegenwoordigers van de zorgstructuur in de instelling, de sectie Bewegen en Sport (voor Testjeleefstijl.nu) en de e-mailhulpverleners hebben voor de roc’s zelf en voor de pilot veel opgeleverd. Er zijn in deze gesprekken verschillende suggesties gedaan voor het aanbieden van Testjeleefstijl.nu, de inpassing daarvan in het onderwijs- en ondersteuningsbeleid, enzovoort. Zo overwegen enkele roc’s de afname van Testjeleefstijl.nu te splitsen: het fysieke deel in de lessen Bewegen en Sport en het psychosociale deel in de studieloopbaanlessen/uren. Daarmee kan de studieloopbaanbegeleider gemakkelijker nazorg bieden of verwijzen naar hulpmogelijkheden in de school of online. Hij/zij krijgt zo ook gemakkelijker een beeld van wat er leeft onder de studenten die hij/zij begeleidt. Verschillende pilotroc’s hebben ook besloten om in de trainingen voor studieloopbaanbegeleiders het afnemen van Testjeleefstijl.nu en de mogelijke nazorg die dan nodig kan zijn aan de orde te stellen. Ook is de mogelijkheid geopperd om (dreigende) schooluitvallers actief per mail te benaderen en de mogelijkheid van (anonieme) e-mailhulp bij hen onder de aandacht te brengen.
Verschillende pilotroc’s willen de betrokkenheid van de ouders van studenten vergroten, in eerste instantie voor studenten jonger dan achttien jaar, maar ook daarboven. Zeker bij zorgvragen zijn de lijnen met ouders/gezin van belang. Ook zien de pilotroc’s het belang in van het opnemen van Testjeleefstijl.nu, e-mailhulp en andere vormen van begeleiding en zorg in een breed beleid voor de Gezonde School en de actieve bevordering van een gezonde leefstijl van studenten. Daarnaast is in de gesprekken verkend welke mogelijke redenen er zijn voor het uitblijven van e-mailhulpvragen van studenten. Geopperde redenen zijn: 1. 2. 3.
Vanaf de zomervakantie was Pimpmijnleefstijl.nl niet meer anoniem toegankelijk (slechts na een inlogcode bereikbaar), waarmee er geen anonimiteit meer bestond. E-mailen is voor jongeren soms al geen eigentijds medium meer. Ze willen liever een directere vorm van communicatie, zoals chathulp. Ze weten de weg naar de face-to-face hulp (vooral studieloopbaanbegeleiders) goed te vinden en voelen zich hiermee vertrouwd, waarmee e-mailhulp overbodig is.
16
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 4. Door de koppeling met de school trekken studenten de anonimiteit van de e-mailhulp vermoedelijk in twijfel. 5. Scholen nemen soms het psychosociale deel van Testjeleefstijl.nu niet af waardoor juist de kans op vragen daarover klein was. 6. E-mailhulp gaat naar verwachting pas werken als de studieloopbaanbegeleiders dit goed kennen en actief onder de aandacht van de studenten brengen. 7. Er zijn zo veel andere websites met e-hulpmogelijkheden, waar studenten eerder naar toe gaan. 8. Misschien vinden studenten hulp via e-mail te afstandelijk, niet warm genoeg en zoeken ze liever persoonlijk contact in de school of daarbuiten. 9. Je moet eigenlijk permanent PR blijven maken voor de e-mailhulp en dat kan niet altijd. 10. Studenten vullen de test op school in; dan nemen ze niet de tijd om naar de e-mailhulp te gaan of willen dat niet doen in het bijzijn van medestudenten. 11. Er zijn studenten voor wie hulp vragen sowieso heel lastig is, omdat het ingaat tegen heersende normen en waarden in hun milieu of omdat ze er niets van verwachten. 12. Scholen voeren Testjeleefstijl.nu nu nog vaak als iets losstaands in; pas als dit beter is ingebed in het curriculum én de zorgstructuur zullen studenten er meer mee oden.
De uitkomsten uit het studentenonderzoek … Stichting E-hulp.nl en M&O-groep hebben een korte vragenlijst gemaakt, die zij aan de roc’s hebben gestuurd. Die hebben daarna bepaald hoe en aan wie zij de vragenlijst hebben voorgelegd. In de vragenlijst werd de studenten gevraagd naar: 1. de bekendheid van de e-mailhulp (via Pimpmijnleefstijl.nl); 2. het gebruik van de anonieme e-mailhulp van Pimpmijnleefstijl.nl en de mate van anonimiteit van Pimpmijnleefstijl.nl; 3. het gebruik van andere hulpsites om anoniem een vraag te stellen als ze ergens mee zitten; 4. welke vorm van hulp hun voorkeur uitgaat: a. anoniem – onbekende hulpverlener – landelijke website; b. anoniem – onbekende (getrainde) leeftijds genoot – landelijke site; c. anoniem – via e-mail aan hulpverlener van de school; d. anoniem – via chatgesprek met hulpverlener op de school; e. ‘live’ – met een studieloopbaanbegeleider of hulpverlener op school. 5. het belang van anoniem vragen stellen; 6. het moment waarop zij gebruik zouden maken van Pimpmijnleefstijl.nl; 7. de keuze tussen face-to-face gesprek, chatgesprek of e-mailwisseling?
Veel van de genoemde redenen zijn inschattingen van de behoeften van mbo-studenten. Daarom is besloten een klein onderzoek onder studenten uit te voeren.
17
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo De belangrijkste uitkomsten van het studentenonderzoek zijn: l Er zijn, ondanks alle PR, meer studenten die de e-mailhulp van Pimpmijnleefstijl.nl niet kennen dan studenten die deze wel kennen. l Vaak menen studenten er wel vaag iets over gehoord te hebben, maar omdat ze het toen niet nodig hadden en er niet naar gekeken hebben, is dat niet echt doorgedrongen of blijven hangen. l Het overgrote deel van de studenten zegt dat zij geen online hulp zouden gebruiken. l Een deel van de studenten heeft gesignaleerd dat Pimpmijnleefstijl.nl niet anoniem is. l De meeste studenten zeggen dat zij problemen het liefst bespreken met vrienden/ ouders en anders met iemand van de school, maar dan ‘live’. l De studenten geven sterk de voorkeur aan face-to-face hulp. l Er is een kleine groep, die een grote voorkeur heeft voor (anonieme) mail- of chathulp. Mailen of chatten scoren ongeveer even hoog. Al was de groep die hierover iets zei erg klein. Overige bevindingen van de pilot … Vanuit de training van Stichting E-hulp.nl valt vooral te zeggen dat het bieden van e-mailhulp een vak apart is. Hulp bieden per e-mail is anders dan in een face-to-face contact. Bij e-mailhulp moet je afgaan op de tekst om een beeld te krijgen van de hulpvraag en hulpvrager. Je kunt niet gemakkelijk iets checken of navragen. Lichaamstaal als extra bron van informatie ontbreekt. Je ziet er ook geen gezicht bij, weet misschien niet eens of het een jongen of meisje is. Je moet je bij je reactie dus baseren op veel beperktere informatie dan bij een face-to-face contact. Ook in je reactie moet je je veel meer tot de kern beperken. Het vraagt om een kernachtig antwoord
op de hulpvraag, beknopte informatie of een aanbod voor verdere informatie of hulpmogelijkheden. Dat laatste kan een verwijzing naar face-to-face hulp bij het roc of in de regio zijn. Het kan ook een link naar andere hulpsites zijn, zoals e-mailhulp of chathulp door landelijke hulpverleners of met ‘peers’ of zelfs onlinebehandeling. Verder is gebleken dat de voorbereiding van de invoering van groot belang is. Die fase is in de pilot volledig doorlopen. De ervaringen daarmee zijn benut voor het schrijven van de handreiking in hoofdstuk 4 van deze notitie. Op alle pilotroc’s komt naar voren dat het van doorslaggevend belang is dat alle ‘signaleerders’ (dus vrijwel alle medewerkers op de school) de e-mailhulp echt kennen en onder de aandacht van studenten (blijven) brengen. Niet alleen op websites en beeldschermen in het gebouw, maar ook door het actief te noemen in de lessen, kaartjes uit te delen aan studenten, enzovoort. Alle pilotroc’s willen kennis over Testjeleefstijl.nu en het aanbod van e-mailhulp opnemen in trainingen die verzorgd worden voor studieloopbaanbegeleiders. Daarnaast lijkt peer-to-peer voorlichting (studenten informeren elkaar) over de onlinehulpmogelijkheden een nuttige aanvulling op de reeds beproefde middelen. Cruciaal is ook dat er op de mbo-instellingen voor de e-(mail)hulp een hechte samenwerking bestaat tussen de secties Bewegen en Sport, e-mailhulpverleners en coördinator van de zorgstructuur van het roc. Door die samenwerking wordt de e-mailhulp veel steviger ingebed in de zorgstructuur van de instelling. Samen bleek men ook tot veel meer creatieve ideeën en aanpakken te komen.
18
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo Concreet heeft de pilot het volgende opgeleverd: a. een heldere beschrijving van de samenhang tussen de actuele ontwikkelingen op de terreinen passend onderwijs, de Gezonde School en de zorg in en om de school (zios); b. inzicht in succes- en risicofactoren rond de implementatie van Testjeleefstijl.nu; c. goed zicht op en beschrijving van de voorwaarden die het aanbieden van e-mailhulp door mbo-instellingen aan voorbereiding vraagt; d. goed zicht op en beschrijving van de voorbereiding die het van een instelling vraagt om e-mailhulp in te voeren, op het gebied van draagvlak, inbedding, training, PR en informatievoorziening, enzovoort; e. zicht op de mogelijkheden en complexiteit van de introductie van e-mailhulp als nazorg bij Testjeleefstijl.nu; f. eerste verkenning van de behoeften aan en mogelijkheden van e-mailhulp als onderdeel van de zorgstructuur in het mbo; g. vervolgvragen over de plaats en functie van onlinehulpvormen in het mbo.
3.4. E-mailhulp als onderdeel van de zorgstructuur in het mbo Hoe past het aanbieden van e-mailhulp (of andere vormen van onlinehulp) in de zorgstructuur van een mbo-instelling? In de praktijk van de pilot werden twee belangrijke invalshoeken zichtbaar. 1. E-mailhulp (of andere onlinehulp) als nazorg bij Testjeleefstijl.nu, waarbij we twee varianten zien: a. Daar waar scholen alle modules van de test afnemen, wordt de mogelijkheid van e-mailhulp via de website van Testjeleefstijl. nu geboden en onder de aandacht gebracht door de sectie Bewegen en Sport, die de test laat invullen. b. Daar waar scholen de psychosociale modules van Testjeleefstijl.nu niet afnemen in de sportlessen, kunnen bijvoorbeeld de studieloopbaanbegeleiders dit doen. Zij kunnen dan ook de e-mailhulp (en de zorg die het mbo verder biedt) onder de aandacht van studenten brengen.
19
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 2. E-mailhulp als zelfstandig onderdeel van de zorgstructuur van de mbo-instelling. De e-mailhulp vormt dan een aanvulling op de bestaande face-to-face begeleiding die de instelling al biedt. Belangrijkste kenmerken zijn dan dat het een laagdrempelige en anonieme voorziening is, die wellicht aantrekkelijk is voor doelgroepen die nu geen gebruik maken van het bestaande aanbod van de school. Het kan ook betekenen dat de e-mailhulp een eerste opvang of toegang vormt, waarna studenten naar andere onder steuningsvoorzieningen in de school geleid kunnen worden. Het aanbieden van vormen van onlinehulp vormt een interessante, eigentijdse en laagdrempelige uitbreiding van het bestaande hulpaanbod. Juist de mogelijkheid van anonimiteit, vanuit de eigen plek en op elk gewenst moment een hulpvraag kunnen stellen, maakt deze hulpvorm heel toegankelijk voor bepaalde doelgroepen van mbo-studenten. Om dit aanbod optimaal in te zetten is, naast een goede PR-campagne, ook een goede inbedding in de interne zorgstructuur van de mbo-instelling van belang. Dat vraagt om een goede voorbereiding, het vooraf goed doordenken van mogelijke situaties en goede afspraken. Zo moet het primair voor alle studenten, maar ook voor alle signaleerders duidelijk zijn dat dit aanbod bestaat en moeten de signaleerders dat aanbod actief onder de aandacht van studenten brengen. Dit geldt vooral als zij signalen van belemmeringen in de ontwikkeling zien bij studenten.
naar face-to-face contact vraagt om een zorgvuldige aanpak. Het is goed daar vooraf met elkaar een werkwijze voor vast te stellen. Wanneer een complexe hulpvraag binnenkomt kan de intaker voorstellen de vraag anoniem of op naam in te brengen in het interne zorgteam of ZAT. De vraag anoniem inbrengen kan de intaker helpen om de meest passende informatie of ondersteuning te bieden aan de hulpvrager of gezamenlijk in het team te beoordelen of meer drang of dwang noodzakelijk is. Wanneer de hulpvrager instemt met een aanmelding bij het zorgteam of ZAT moet hij/zij zich bekend maken. Dan kan de normale procedure voor een bespreking in gang gezet worden, met inachtneming van de geldende regels rond privacy, aan de hulpvrager duidelijk maken wie er bij de bespreking aanwezig zullen zijn, enzovoorts. De hulpvrager kan ook gevraagd worden of hij/zij zelf bij de bespreking aanwezig wil zijn. Ook kan de intaker vermoeden dat er sprake is van een crisissituatie of levensbedreigende situatie. Zij/hij moet dan snel een beroep kunnen doen op hulp binnen of buiten de instelling. Dat moet van tevoren goed zijn afgedekt. Ook dan kan de omslag van anonimiteit naar het opgeven daarvan of het motiveren van de hulpvrager daartoe een belangrijke opgave vormen, waarop de hulpverleners voorbereid moeten zijn.
Daarnaast moeten zij (voor)bereid zijn om een bijdrage te leveren aan de beantwoording van een emailhulpvraag, wanneer de intaker daar om vraagt. Ook moeten de hulpverleners erop voorbereid zijn dat een e-mailvraag kan overgaan in een face-toface contact. Met name de omslag van anonimiteit
20
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 3.5. Andere initiatieven op het gebied van onlinehulp in het mbo Naast de vier pilotroc’s kwam via de kenniskringen zorg in en om de school naar voren dat ook enkele andere mbo-instellingen ervaringen hebben met het aanbieden van e-mail- of onlinehulpverlening. Dit betreft echter geen e-mailhulp die direct (en uitsluitend) verbonden is aan de eigen mbo-instelling. Het Graafschap College attendeert studenten op de onlinehulp van www.klikvoorhulp.nl. Dit is een initiatief van veertig amw-instellingen (algemeen maatschappelijk werk), waarbij iedereen, al dan niet anoniem, een vraag kan stellen via de mail. Daarna word je doorgestuurd naar een maatschappelijk werker van een organisatie in de eigen regio. Deze hulpvorm is voor iedereen toegankelijk. ROC Albeda College en Zadkine in Rotterdam hebben enkele jaren gebruik kunnen maken van www. helpff.nl. Dit heeft Hogeschool Inholland, in nauwe samenwerking met FlexusJeugdplein Rotterdam en het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk, ontwikkeld in het kader van het project eSMW. Doel was mbostudenten een andere weg te bieden om contact te zoeken met de schoolmaatschappelijk werker, maar ook om schoolmaatschappelijk werkers een nieuw instrument aan te reiken om hulp en advies te geven aan jongeren met vragen of problemen. Daarmee zou voorkomen kunnen worden dat een probleem groter wordt en kon sneller de juiste hulp worden geboden. Naast e-mailhulp was hier ook chathulp mogelijk door hierin getrainde schoolmaatschappelijk werkers van het roc. Er werd gewerkt vanuit de principes van de oplossingsgerichte methodiek. Uit een gesprek met de schoolmaatschappelijk werker van het Albeda College blijkt dat in het (ruime) jaar dat de onlinehulp echt gefunctioneerd heeft, roc-studenten steeds meer gebruik gingen maken van de (altijd) anonieme e-mail- en chathulp. Vooral in de avonden stelden zij veel vragen. De chathulp was daarom tot ’s avonds 22.00 uur bemenst. Ook kwamen er meer vragen in bepaalde periodes, zoals tentamenweken, rond de overgang naar het volgende leerjaar of na incidenten in de media. Veel vragen gingen over seksualiteit. In de mentorlessen werd er aandacht aan besteed, waarna vaak het aantal vragen steeg. Ook hier wordt onderstreept hoe belangrijk training is voor deze vorm van hulpverlening. Betrokkenen bij helpff.nl hebben onlangs een methodiekboek voor e-hulp voor schoolmaatschappelijk werkers uitgebracht.
Daarnaast organiseerden de schoolmaatschappelijk werkers die de onlinehulp boden intervisiebesprekingen aan de hand van binnengekomen casussen. Helpff.nl was niet alleen bedoeld voor studenten, maar ook voor ouders/verzorgers. Informatie over vragen of problemen van jongeren die daar te vinden was, kon ook voor hen nuttig zijn om hun eigen kind beter te begrijpen of te helpen. Ouders konden ook zelf contact opnemen met de schoolmaatschappelijk werker via de mail of de school. Momenteel is de site alleen nog beschikbaar voor vo-leerlingen. Onderzocht wordt of een doorstart voor het mbo mogelijk is. ROC Midden Nederland werkt samen met het Gezondheidsportaal van het UMC Utrecht. Binnen de website van het UMC, PAZIO, is een aparte omgeving voor studenten van het roc waar zij online consult, afspraken, begeleiding en zelfzorg kunnen vinden. Daarbij digitaliseert het roc ook de studie- en loopbaanbegeleiding via blackboard. Daar vinden studenten meteen de toegang tot ondersteuning en hulp. PAZIO biedt eventueel zelfs de mogelijkheid om een afspraak te maken met de eigen huisarts. Een heel interessant initiatief voor het mbo, omdat onderwijsondersteuning en hulpverlening heel direct met elkaar verbonden zijn. Ondersteuning of hulp vragen wordt dan heel laagdrempelig en haast vanzelfsprekend. Daarnaast zijn er ook initiatieven waarbij studenten of jongeren elkaar helpen. Voorbeelden daarvan zijn: l roemenpoen.nl: hbo-studenten helpen andere studenten (onder meer van ROC Leiden) bij het voorkomen van studie-uitval. Samen verkennen zij de toekomst van een jongere, door vooral te zoeken naar een opleiding die echt bij hen past. l shit.nl: shit staat voor SHareInTrust. Het betreft hulpverlening voor jongeren (die daarvoor getraind zijn) door jongeren, waaronder hbo- en mbo-studenten. l kindertelefoon.nl: heeft ook een peerhulp initiatief.
21
3. Opzet en bevindingen van de pilot e-mailhulp mbo 3.6. Veel gebruikte landelijke hulpsites voor jongeren Naast de genoemde initiatieven zijn er ook veel landelijke sites die hulp en ondersteuning bieden aan jongeren. Deze sites zijn uiteraard ook toegankelijk voor mbo-studenten. Studieloopbaanbegeleiders en anderen in de zorgstructuur van de school brengen deze sites vaak onder de aandacht van studenten.
Bruikbare hulpsites voor mbo-studenten denk.nl
voor kortdurende hulp voor studenten die er zelf niet meer uitkomen
drankjewel.nl
voor jongeren met een alcoholprobleem
drugsinfo.nl
voor jongeren die meer willen weten over drugs en drugsgebruik
fierfryslan.nl
voor jongeren die te maken hebben met misbruik en mishandeling
goetfoud.nl
voor jongeren met vragen over geweld
gokkendebaas.nl
voor mensen die zich zorgen maken over hun eigen gokgedrag
gripopjedip.nl
voor jongeren met depressieve klachten
hulpmix.nl
voor (migranten)jongeren met sociale of psychische problemen
jellinek.nl
voor jongeren die verslaafd zijn aan alcohol of drugs
kindertelefoon.nl
voor jongeren tot 18 jaar die ergens mee zitten
klikvoorhulp.nl
voor hulp door het maatschappelijk werk of chat met jongeren
netdokter.nl
voor jongeren met vragen over gezondheid en leefstijl
nibudjong.nl
voor jongeren met vragen over geldzaken
pestweb.nl
voor kinderen/jongeren die te maken hebben met pesten op school
pratenonline.nl
voor jongeren tot 23 jaar die ergens mee zitten
proud2bme.nl
voor jongeren met vragen over anorexia en eetproblemen
roemenpoen.nl
voor mbo-studenten die elkaar helpen studie-uitval te voorkomen
sense.info
voor jongeren met vragen over seks
shit.nl
voor jongeren die hun problemen met andere jongeren willen delen
tienermoeders.nl
voor zwangere meiden en jonge moeders
watdrinkjij.nl
voor jongeren die alcohol drinken en daar meer over willen weten
99gram.nl
voor jongeren met vragen over eten, gewicht en uiterlijk
113online.nl
voor jongeren en volwassenen die denken aan zelfmoord
22
4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo In de pilot heeft de Stichting E-hulp.nl van meet af aan ondersteuning geboden bij de invoering van e-mailhulp en een training voor de intakers gegeven. In deze handreiking wordt dankbaar gebruik gemaakt van hun uitgebreide expertise op dit terrein. De ervaringen op de pilotroc’s laten vooral zien dat het invoeren van e-mailhulp een degelijke voorbereiding vraagt. “Het is niet iets dat je er zo maar even bij doet”, zeggen de betrokkenen. De instelling moet goed weten wat zij ermee beoogt, het moet breed gedragen worden, er moeten mensen als ‘trekkers’ optreden, er moet een protocol opgesteld worden waarin voorwaarden en handelwijzen beschreven staan, de betrokken hulpverleners hebben training nodig in het bieden van e-mailhulp, alle partijen in en om de school moeten goed geïnformeerd worden over het initiatief en de inbedding in de interne zorgstructuur moet goed geregeld zijn. Gelukkig kunnen scholen hierin veel van en met elkaar leren en juist op deze punten heeft de pilot veel nuttige informatie opgeleverd. Die informatie en ervaringen zijn ook relevant, wanneer een mbo-instelling andere vormen van onlinehulp wil introduceren. Deze handreiking is ook daarvoor bruikbaar. 4.1. Wat is e-mailhulp? E-mailhulp is een vorm van ondersteuning, waarbij een student via de e-mail anoniem (of desgewenst op naam) persoonlijke vragen kan stellen aan een anonieme e-hulpverlener (of desgewenst met een codenaam). In principe probeert de e-hulpmedewerker de vraag van de student in één of enkele mails te beantwoorden. Dat kan door beknopte informatie, advies of ondersteuning te geven, te leiden naar een onlinehulpprogramma of te verwijzen naar het hulpaanbod binnen de eigen zorgstructuur, zoals schoolmaatschappelijk werk. Ook kan de e-mailhulpverlener ingewikkelde
vragen anoniem inbrengen in het interne zorgteam of het ZAT om met een goed advies te kunnen komen. E-mailhulp is geen online behandeling. Bij online behandeling is sprake van meer trajectmatige hulp, vaak een volwaardig en gestructureerd behandeltraject via internet, met als doel het behandelen van een psychosociale of gedragsstoornissen. Daaraan zijn meestal kosten verbonden (al dan niet vergoed door de ziektekostenverzekeraar). Soms is de vraag zo complex of dringend dat de intaker een vraag door moet leiden naar de interne zorgstructuur. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de student openstaat voor face-to-face hulp of wanneer de e-mailhulpverlener de student weet te overtuigen van het belang daarvan. Dan kan de student bijvoorbeeld aangemeld worden (met diens toestemming) voor het intern zorgteam of ZAT. Daarbij zijn dezelfde afspraken van toepassing over aanmelding, informatie, privacy, terugkoppeling, enzovoorts. als voor andere aanmeldingen. De e-mailhulpverlener stelt de student hiervan goed op de hoogte, alvorens de student te vragen de anonimiteit op te geven. 4.2. Visie en uitgangspunten Het is belangrijk helder te hebben met welk doel en in welke context de e-mailhulp in de mbo-instelling wordt aangeboden. Gaat het om een uitbreiding van het bestaande hulpaanbod met een laagdrempelige en eigentijdse vorm van hulp, het bereiken van een andere doelgroep of liggen kostenoverwegingen aan de keuze ten grondslag? In de praktijk zijn er vaak meerdere redenen om te kiezen voor e-mailhulp of onlinehulp. Het is van belang dit vooraf te bespreken en vast te leggen. Verder is het belangrijk om te bepalen welke functie(s) de e-mailhulp of onlinehulp gaat krijgen. Is het een uitbreiding van het hulpaanbod met een
“De eerste reactie van veel hulpverleners bij een hulpvraag is om naar meer informatie en achtergronden te vragen. Bij e-mailhulp doe je dat niet; je moet op basis van de beschikbare informatie een zo concreet mogelijk antwoord geven”.
23
4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo nieuwe methodiek van (preventieve) hulp? Gaat het er vooral om het vergemakkelijken van de toeleiding naar de interne hulp van de instelling? Of is het vooral nazorg bij de zelfscan van Testjeleefstijl.nu? Krijgt de e-mailhulp daarmee primair een plaats in het verlengde van Testjeleefstijl.nu , binnen de aanpak van de Gezonde School, of is het primair een nieuw onderdeel van de zorg in en om de school (zios)? Een belangrijke afweging vooraf is ook: voor welk soort vragen is de e-mailhulp wel of niet bedoeld? Gaat het alleen om vragen over de leefstijl of kunnen studenten ook terecht met vragen over hun sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijke omstandigheden? Of moeten het altijd schoolgerelateerde vragen zijn? En op welke gebieden dan wel of niet? Testjeleefstijl.nu heeft betrekking op de leefstijl en aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het actieplan dat studenten op basis van de test maken kan dus direct vragen opleveren op deze gebieden. Het ligt dan voor de hand dat de e-mailhulp daar op in gaat. Maar mbo-instellingen kunnen dit ook verbreden naar allerlei onderwerpen waar studenten vragen over hebben, zoals huisvesting, schulden en relatieproblemen. Bij een koppeling van e-mailhulp aan een onderwijsinstelling ligt het ook voor de hand schoolgerelateerde vragen aan bod te laten komen, zoals problemen in de communicatie met medestudenten, docenten, pestgedrag en onveiligheid. Het is dan wel van belang heldere grenzen aan te geven, want waarschijnlijk wil de instelling de e-mailhulp niet openstellen voor vragen over cijfers, roosters en klachten over de school. De visie op de plaats van e-mailhulp binnen de school en de keuzes voor de uitgangspunten en het soort vragen waarvoor de e-mailhulp is bedoeld, bepalen mede de vormgeving en organisatie ervan en geven richting aan de uitvoering.
“In je antwoord op een e-mailhulpvraag is ook een goede lay-out van belang; een heldere opbouw, witregels tussen de alinea’s en opsommingstekens gebruiken”
4.3. Draagvlak en commitment Verder is het nodig alle relevante betrokkenen in de mbo-instelling achter het besluit te krijgen om deze hulpvorm aan te bieden. De vier roc’s, die aan de pilot deelnamen, hebben toestemming gevraagd op verschillende niveaus binnen de organisatie. Vaak was dat een vestigingsdirecteur, of een Centraal Overleg van directeuren, die het initiatief dan weer in andere organen aan de orde stelden. Waar de e-mailhulp vooral past binnen het kader van de Gezonde School ligt het voor de hand de eerste contacten te leggen met de betrokkenen daarbij (vaak de sectie Bewegen en Sport c.q. het Sportbureau). Waar het vooral wordt gezien als uitbreiding van de zorgstructuur worden de eerste contacten gelegd met de ondersteuners/hulpverleners in de organisatie, bijvoorbeeld via het Service-/Loopbaancentrum of het interne zorgteam of ZAT. Daarnaast is het van belang gebleken contact te leggen met de afdeling Communicatie & PR van de instelling, die een belangrijke rol speelt in het breed onder de aandacht brengen van het initiatief. 4.4. Werkgroep en contactpersoon De invoering van e-mailhulp vraagt om een goede voorbereiding. Om de continuïteit daarin te garanderen is het heel nuttig gebleken een werkgroep in te richten die meedenkt over de visie, uitgangspunten en inrichting van de e-mailhulp. Idealiter nemen in deze groep vertegenwoordigers deel van het management, de Gezonde School, de zorgstructuur en de afdeling communicatie en PR. Een ‘trekker’ die de groep bij elkaar brengt en tussendoor de noodzakelijke voorbereidingswerkzaamheden uitvoert is aan te bevelen om de voortgang van de uitvoering te garanderen. Hij/ zij is intern en extern als contactpersoon aan te spreken op de inrichting en voortgang van het traject. Dit hoeft niet per se de persoon te zijn die ook daadwerkelijk de e-mailvragen ontvangt en/of beantwoordt.
24
4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo 4.5. E-mailprotocol opstellen In een e-mailprotocol legt de school de achtereenvolgende stappen en mogelijke acties vast. Daarmee wordt een zorgvuldige werkwijze gerealiseerd en zijn betrokkenen goed voorbereid op wat zich gaandeweg bij het bieden van deze hulpvorm voor kan doen. In het e-mailprotocol staan in elk geval de volgende zaken beschreven. l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l l
l
l
l
hoe de toegang tot de mailbox van de intaker wordt ingericht; dat er automatisch een standaardbevestiging van ontvangst van de mail wordt verzonden; hoe de anonimiteit en privacy van de vragenstellers gewaarborgd worden; of de e-mailhulpverlener anoniem blijft, een codenaam krijgt of juist herkenbaar is; welke deskundigheid er aanwezig of snel beschikbaar is voor de vragenstellers; wie de vragen in eerste instantie ontvangt en beantwoordt of doorgeeft aan anderen; welke vragen er wel/niet gesteld (in behandeling genomen) kunnen worden; binnen hoeveel tijd vragenstellers een antwoord mogen verwachten (bijvoorbeeld 48 uur); hoe de reactietijd rond weekends en vakanties geregeld wordt; wat er geregeld wordt voor het geval dat de intaker afwezig is; hoe lang de e-mails bewaard worden; wat er geregeld moet zijn voor het geval dat zich levensbedreigende of crisissituaties voordoen; hoe en wanneer een e-mailvraag over kan gaan in een face-to-face contact; hoe daarbij de privacy van de student bewaakt wordt; hoe en wanneer een anonieme vragensteller gevraagd wordt zich kenbaar te maken;
l
l l
l
l
l l
l
welke hulpmogelijkheden er beschikbaar zijn voor de hulpvragende studenten (online en face-to-face); hoe je omgaat met veelvragende studenten; hoe je omgaat met vermoedens van ‘fake-vragen’; wanneer en hoe er een dossier aangelegd wordt per hulpvrager; of en hoe er bepaalde standaardonderwerpen worden opgeslagen voor veelgestelde vragen; wanneer en hoe je een traject afrondt; wat en hoe er geregistreerd wordt met betrekking tot binnengekomen vragen en gegeven antwoorden; enzovoort.
Op grond van de pilots op de vier roc’s en de expertise van de Stichting E-hulp.nl is inmiddels een e-mailprotocol ontwikkeld dat alle mbo-instellingen als basis kunnen gebruiken. Uiteraard vraagt dit om uitwerking en nadere invulling binnen de eigen organisatie. Dit protocol is verkrijgbaar bij de pilotroc’s, Stichting E-hulp.nl en M&O-groep. 4.6. Profiel en training e-mailhulpverleners Het effectief kunnen bieden van e-mailhulp vraagt om specifieke competenties van de e-mailhulpverlener. Bij onlinehulpverlening vindt de communicatie plaats via internettechnologie. Er is geen sprake van zintuiglijke waarnemingen; alleen de geschreven informatie blijft over. Dat maakt dat de hulpverlener af moet gaan op een tekstfragment. Het gaat in eerste instantie om het begrijpen van die tekst. Dat is een heel andere vaardigheid dan in een face-to-face contact een hulpvraag achterhalen en daar op ingaan. Bij e-mailhulp gaat het om een combinatie of integratie van klassieke hulpverleningscompetenties en de vaardigheden die nodig zijn in het omgaan met hedendaagse communicatiemedia. Dan gaat
“Zoek altijd naar de kernzin van de vraag en van de emotie bij een e-mailhulpvraag”
25
4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo het vooral om goede lees- en schrijfcompetenties en ook (basale) internetvaardigheden. Op basis van de ontvangen tekst moet de e-mailhulpverlener proberen de hulpvrager te begrijpen en de hulpvraag te achterhalen en vervolgens to-thepoint een antwoord formuleren. Om de e-mailhulpverleners hier goed op voor te bereiden is training zeer aan te bevelen. De pilotroc’s hebben een eendaagse training gevolgd via de Stichting E-hulp.nl. Zij onderschreven na afloop het belang van deze training en waren zeer tevreden over de geboden inhoud en kwaliteit ervan. In de training bespreken en oefenen de cursisten de verschillende stappen van de e-mailhulp. Onderwerpen zijn: contact maken, de vraag in de mail goed lezen en de hulpvraag eruit halen, de verwachtingen afstemmen (kan, mag, wil ik wat er gevraagd wordt?), een antwoord opstellen met aandacht voor de inhoud, lay-out en taalgebruik, verwijzen en de deur open houden. Er worden ook veel nuttige tips gegeven en de vragen van de cursisten worden beantwoord. Wanneer de cursisten ervaring hebben opgedaan met het bieden van e-mailhulp en op grond daarvan verdergaande vragen hebben, behoort een terugkombijeenkomst tot de mogelijkheden. Naast de genoemde vaardigheden moet de emailhulpverlener ook een goed overzicht hebben van de zorgstructuur en de in- en externe ondersteunings- en hulpverleningsmogelijkheden van de betreffende mbo-instelling. Dit is nodig om de hulpvrager zo nodig goed te kunnen verwijzen naar vervolghulp. Degene bij wie de vragen binnenkomen is bij voorkeur ook de beantwoorder en dus een hulpverlener, vaak de schoolmaatschappelijk werker of een schoolpsycholoog. Die is getraind in het beantwoorden van (e-mail)hulpvragen, heeft overzicht
over het beschikbare ondersteuningsaanbod en kan een goede afweging maken wat de meest geschikte optie is: zelf de vraag beantwoorden, iemand om advies vragen of de vraag doorspelen naar een ander met expertise op een specifiek terrein. In het laatste geval is het wel nodig dat de intaker zelf de regie op het verzenden van het antwoord aan de hulpvrager behoudt, zodat er geen aparte mailwisselingen tussen de hulpvrager en andere hulpverleners gaan ontstaan. Een andere optie is om meerdere personen te trainen in het geven van e-mailhulp en de binnenkomende vragen onder hen te verdelen. 4.7. Technische voorwaarden (ICT) realiseren In de pilotfase is gewerkt met vier verschillende emailboxen voor elk van de vier deelnemende roc’s. Binnen de mbo-instelling moet er dan voor gezorgd worden dat dit mailadres binnenkomt bij de persoon die als eerste e-mailhulpverlener optreedt. Binnen de mailbox kunnen medewerkers verschillende archiefmappen maken, waardoor duidelijk is welke mails zijn uitgezet, welke medewerker eventueel verantwoordelijk is voor het uitzoeken van informatie, welke vragen al zijn beantwoord, welke al zijn afgerond, enzovoorts. Vanuit deze mailbox beantwoordde in de pilot een anonieme afzender de vragen. Ook dat moet technisch mogelijk gemaakt worden. Het is zeer aan te raden bij de ICT-afdeling een vaste contactpersoon voor de inrichting van de e-mailhulp aan te stellen. 4.8. Informatie en PR Een heel belangrijk onderdeel in de voorbereiding van e-mailhulp is het informeren van alle betrokkenen.
In je antwoord op een e-mailhulpvraag: l erken je de emotie; l geef je de hulpvraag weer; l koppel je terug wat jij kan/mag/wil doen; l geef je informatie, advies of een verwijzing l houd je de deur open.
26
4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo De pilots zijn gestart zonder een directe lijn vanuit Testjeleefstijl.nu. Daarom was veel aandacht nodig voor PR en communicatie om de site Pimpmijnleefstijl.nl, met de mogelijkheid voor e-mailhulp, bij studenten bekend te maken. Daarnaast is het nodig de mogelijkheid van emailhulp ook breed onder de aandacht te brengen van anderen binnen en buiten de school, zoals docenten, mentoren, studentbegeleiders, interne en externe ondersteuners, overig personeel en ouders. Voor elke doelgroep moet een school de meest passende middelen zoeken. Heel werkzaam is ook het benutten van geëigende momenten voor publiciteit, zoals Valentijnsdag, aankomende vakanties, maar ook na calamiteiten of incidenten op de school. 4.8.1. Voor studenten De meest effectieve manier om studenten toe te leiden naar de e-mailhulp leek een directe koppeling aan Testjeleefstijl.nu. Vanuit de zelfevaluatie en het actieplan dat de student maakt, kan de mogelijkheid om per e-mail anoniem hulp te vragen direct zichtbaar en toegankelijk gemaakt worden. Belangrijk daarbij is om meteen duidelijk te maken over wat voor soort onderwerpen ze vragen kunnen stellen en daarbij in te spelen op de sterkst levende onderwerpen (vaak seksualiteit). Daarnaast zijn er andere mogelijkheden om de e-mailhulp onder de aandacht te brengen. Dan valt te denken aan de volgende middelen: een tekst op beeldschermen in de school, een banner op het intranet voor studenten, informatie geven op verschillende bijeenkomsten, flyers en stickers met een QR-code maken die docenten en anderen meegeven aan studenten, de mogelijkheid van e-mailhulp aan de orde stellen in mentorlessen, lessen gezondheidskunde of sport en bewegen en aansluiten bij (regionale) websites waar veel studenten komen. In de literatuur wordt ook peerteaching en peer-to-peer voorlichting warm aanbevolen om de mogelijkheid van e-hulp onder de aandacht te brengen.
Het benutten van social media zoals Twitter, Facebook of fora op internet is een mogelijkheid, maar vraagt wel om grote zorgvuldigheid. Je bereikt niet alleen studenten bereikt maar ook anderen en de school heeft zelf weinig of geen invloed op mogelijke reacties. Alleen met uitgebreide ‘webcare’, zoals bijvoorbeeld het Alfa-college dat zicht houdt en reageert op berichten over de instelling, is dit een mogelijkheid. 4.8.2. Voor docenten, mentoren en teamleden Docenten, mentoren en andere teamleden komen regelmatig in aanraking met studenten die ergens mee zitten. Zij zouden dan alert moeten reageren en de e-mailhulp onder de aandacht van de student kunnen brengen. Daarom moeten zij goed op de hoogte zijn van het bestaan en de mogelijkheden ervan. Middelen om hen te informeren zijn bijvoorbeeld: regelmatige berichtgeving en informatie via het intranet voor docenten, informatie op teambijeenkomsten, in een nieuwsbrief voor personeel, enzovoorts. Geopperd is ook dat docenten en andere personeelsleden kaartjes uit delen aan studenten, waarvan zij vermoeden dat die op dat moment baat hebben bij e-mailhulp. 4.8.3. Voor ouders Ouders hebben er recht op en belang bij te weten dat de school deze vorm van hulp aanbiedt. Het kan hun vertrouwen in de begeleiding van hun zoon/dochter door de school vergroten en zelfs meespelen bij de schoolkeuze. Maar ook kunnen ouders hun kind eventueel opmerkzaam maken op deze hulpmogelijkheid. Mogelijke middelen om ouders te informeren over de e-mailhulp zijn: informatie op open dagen, in de schoolgids, op ouder- of thema-avonden,
27
4. Handreiking invoering e-mailhulp in de praktijk van het mbo 4.8.4. Voor in- en externe ondersteuners Alle mensen in en om de mbo-instelling die hulp of ondersteuning kunnen bieden aan studenten moeten op de hoogte zijn van de mogelijkheid van e-mailhulp. Zowel om studenten de weg erheen te wijzen en vanwege de mogelijkheid dat zij ook geraadpleegd of ingeschakeld kunnen worden voor het beantwoorden van de hulpvragen. Hier kan het om heel uiteenlopende functionarissen gaan. Intern: Denk aan: loopbaanbegeleiders, taakdocenten zorg, zorgcoördinatoren, medewerkers van het Servicecentrum / Studie Loopbaan Centrum / Deelnemers Expertise Centrum, studentenpastores, schoolmaatschappelijk werker, schoolpsycholoog, studentbegeleiders, counselors en leden van het interne zorgteam. Extern: Denk aan de leerplichtambtenaar, RMC-coördinator, GGD, Bureau Jeugdzorg, MEE, verslavingszorg, jongerenloket, GGZ, politie en de deelnemers aan het ZAT. Zij kunnen geïnformeerd worden door een flyer, een e-mailbericht, mondelinge informatie bij werkoverleggen, enzovoorts. 4.8.5. Voor andere relaties Naast alle al genoemde partijen kan het ook nuttig zijn andere relaties te informeren, zoals andere mbo-instellingen, de Inspectie van het Onderwijs en de lokale media. Maar in elk geval ook de gemeente. Waar mbo-instellingen met gemeenten aan tafel zitten rond de afstemming van het onderwijsbeleid met het lokale jeugdbeleid gaat het ook over de zorg voor jeugdigen. Het e-mailhulpaanbod van de school mag dan zeker aan de orde komen, als bijdrage aan het lokale hulpaanbod voor jeugd.
4.9. Registratie Voor de mbo-instelling is het belangrijk om de informatie die uit de e-mailhulp naar voren komt om te zetten naar managementinformatie voor het instellingsbeleid. Het geeft belangrijke informatie over wat de studenten bezighoudt, hun leefstijl en de risico’s daarin en de problemen waarmee zij eventueel kampen. De school kan de registratie ook inzetten om data te verzamelen om de e-mailhulp te verantwoorden. Om bruikbare informatie naar boven te halen is het belangrijk dat de school een aantal zaken over de e-mailhulp goed registreert. De volgende punten kunnen daarbij van belang zijn: l Datum van binnenkomst en beantwoorden van de vraag l Onderwerp van de vraag l Kern van de vraag l Wel/niet anoniem l Aantal mailcontacten per vraag l Welke acties zijn uitgevoerd? Bijvoorbeeld volgens deze categorieën: o Beknopt antwoord op de vraag gegeven o Uitgebreidere e-hulp geboden (aantal mailcontacten benoemen) o Doorgeleid naar onlinebehandeling o Doorgeleid naar interne zorgstructuur van de school: naar een individuele hulpverlener, naar het intern zorgteam of naar het ZAT l Was de vrager tevreden met de e-hulp? l Tijdsinvestering per vraag
“In je antwoord op een e-mailhulpvraag is je taalgebruik kort, concreet en eenduidig. Formuleer je antwoorden actief en aansluitend bij de student”
28
5. Perspectieven en aanbevelingen voor onlinehulp in het mbo Perspectieven voor onlinehulp in het mbo Ondanks het uitblijven van e-mailhulpvragen vinden alle pilotroc’s dat e-mailhulp, of een andere vorm van onlinehulp, een belangrijk onderdeel kan zijn van het zorgaanbod van mbo-instellingen. Als nazorg bij Testjeleefstijl.nu of als zelfstandig hulpaanbod. Het bieden van e-mailhulp is de meest eenvoudige vorm van online ondersteuning voor mbo-studenten. Het is het eenvoudigst om op te zetten. Vraag is of e-mail voor jongeren nog een aantrekkelijk medium is. Chatten, whatsappen en andere heel directe communicatievormen zijn voor hen gangbaarder. Het aanbieden van chathulp vraagt veel meer van mbo-instellingen, vooral op het gebied van de bemensing (wanneer ben je in de lucht) en training van de hulpverleners. Onlinebehandeling aanbieden gaat nog een stap verder, maar is veeleer een taak voor grotere hulpverleningsinstellingen. Het aanbod daarvan neemt toe, het wordt vaak landelijk aangeboden en wordt veelal bekostigd uit de ziektekostenverzekering of AWBZ en vraagt om gespecialiseerde hulpverleners. In het kader van de pilot rijst de vraag welke vormen van onlinehulp het meest interessant, aantrekkelijk of wenselijk zijn voor mbo-studenten en mbo-instellingen. Uit het studentenonderzoek kwam naar voren dat mbo-studenten net zo vaak een voorkeur hebben voor e-mailhulp, als voor chathulp (al was er maar een heel klein aantal studenten dat hier op in ging) en beide hebben dus bestaansrecht. Het uitgestelde antwoord hoeft het probleem niet per se te zijn; ook twitteren en whatsappen zijn vormen van asynchrone communicatie. Daarnaast is duidelijk dat veel studenten in eerste instantie naar face-to-face hulp op zoek zouden gaan bij familie, vrienden of iemand op school. Toch lijkt er ook een groep studenten te zijn, die
niet opteert voor face-to-face hulp en nadrukkelijk wel een beroep zou doen op onlinehulp. Voor deze groep kan onlinehulp een waardevolle aanvulling vormen op het bestaande aanbod, waarmee een groep studenten bereikt kan worden die nu minder of niet bereikt wordt. Binnen de mbo-instellingen en tussen de opleidingen bestaan grote verschillen in de bereidheid om hulp te vragen. In de sectoren Welzijn, Zorg en Onderwijs is het aantal hulpvragen vaak groot, terwijl studenten van technische opleidingen en ICT vaak nauwelijks hulpvragen stellen binnen de zorgstructuur van de opleidingen. Naar de achtergronden van deze verschillen en de mogelijkheden van onlinehulp is nader onderzoek nodig. Vakliteratuur onderstreept dat onlinehulpverlening nog in de kinderschoenen staat. Enerzijds vanwege de korte periode dat hiermee ervaring is opgedaan. Anderzijds door de zich snel uitbreidende mobiele technologie. Het Lectoraat e-learning van Hogeschool Inholland spreekt de verwachting uit dat bijvoorbeeld sms en videochat een belangrijke rol gaan spelen in de hulpverlening. Mensen met suikerziekte of in de verslavingszorg krijgen bijvoorbeeld al via sms hulp. De verwachting is dat ook op andere terreinen dergelijke toepassingen ontwikkeld worden. Ook schat het lectoraat in dat de behoefte aan interactie met leeftijdsgenoten over hun hulpvragen een steeds belangrijker rol gaat spelen. Jongeren geven in onderzoek van Stichting E-hulp.nl naar hun behoefte aan hulp ook aan dat zij vooral ook ervaringsverhalen van anderen willen vinden, omdat die hen helpen. Een belangrijke conclusie is dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat onlinehulp onontkoombaar een plek moet krijgen in het mbo. Er zijn in de pilot en ook daarbuiten inmiddels diverse aanzetten ontwikkeld. De vorm van de onlinehulp en de manier waarop die het beste kan worden ingericht, zijn echter nog onvoldoende uitgekristalliseerd.
29
5. Perspectieven en aanbevelingen voor onlinehulp in het mbo Een tweede belangrijke conclusie is dat alle betrokkenen bij lopende pilots en initiatieven onderstrepen dat het belangrijk is om samen te werken en van elkaar te leren. Overal liggen nog vragen rond de vorm, financiering, inrichting en de structurele inbedding ervan in de zorgstructuur en het Gezonde School-beleid. Aanbevelingen voor vervolgtraject Het bovenstaande vraagt om een vervolgtraject, waarin wordt voortgebouwd op de opgedane ervaringen en ontwikkelde aanzetten en waarbij scholen van elkaar leren en de krachten bundelen. Het is aan te bevelen hierbij de pilotroc’s te betrekken, evenals de initiatieven van ROC Albeda College/Zadkine (Helpff.nl), Graafschap College (Klikvoorhulp.nl) en ROC Midden Nederland (PAZIO). Vanuit deze kringen kunnen lijnen gelegd worden naar de initiatieven van jeugdigen zelf, zoals Roemenpoen.nl en Shit.nl In dit vervolgtraject kunnen onder meer de volgende vragen aan de orde komen: 1. Is er bij studenten behoefte aan onlinehulp, gekoppeld aan afzonderlijke mbo-instellingen, of is het aanbod van landelijke hulpsites toereikend? 2. Hoe past dit in de ontwikkelingen van de Gezonde School, passend onderwijs en zorg in en om de school en de visie en activiteiten daarop van de verschillende mbo-instellingen? 3. Is het wenselijk om aan te sluiten bij landelijke sites en daaraan aan de achterkant een link naar de mbo-instellingen te leggen, om als school toch te weten wat er bij je studenten speelt? 4. Hoe kan worden aangesloten bij andere initiatieven rondom het versterken van de eigen kracht, zelfsturing en het benutten van hulpbronnen in de eigen omgeving, zoals die in de jeugdhulp ontwikkeld worden?
5. Is e-mailhulp een middel dat in de behoeften van mbo-studenten voorziet of zijn andere vormen van online- of mobiele hulp meer gewenst, zoals chathulp of apps rondom seksualiteit, voeding en beweging? 6. Is nader onderzoek, discussie of pilots uitvoeren nodig in een verbrede context dan alleen e-mailhulp, namelijk ‘vormen van onlinehulpverlening’? 7. Maar vooral: hoe kan actiever met studenten samen onderzocht worden welke vormen van onlinehulp voor hen aantrekkelijk zijn, al dan niet via hun mbo-instelling, onder welke condities en hoe zou de PR daarvoor volgens hen het beste gevoerd kunnen worden? Naast een vervolg op onlinehulp is het ook aan te bevelen om in de doorontwikkeling van Testjeleefstijl.nu de link met het integrale onderwijs- en ondersteuningsbeleid (Gezonde School, zorg in en om de school en passend onderwijs) te blijven bewaken en waar mogelijk te versterken. Bijvoorbeeld door suggesties te doen voor het aanbieden van Testjeleefstijl.nu in samenhang met andere aspecten van het onderwijs- en ondersteuningsbeleid van de scholen.
30
Begrippen
Voetnoten
In deze notitie worden de volgende begrippen gebruikt:
i
l
l
l
l
l
l
l
Studenten (waar ook deelnemers of studenten gelezen kan worden) School of mbo-instelling (waarmee roc’s, aoc’s en vakscholen worden bedoeld) Studieloopbaanbegeleiders (waar ook studieloopbaancoaches, mentoren, studentbegeleiders, enz. gelezen kan worden) Studieloopbaancentrum (waar ook Servicecentrum of Studie & Loopbaan Centrum gelezen kan worden) Intaker (waar degene wordt bedoeld die als eerste de e-mailhulpvragen ontvangt en beantwoordt) Sectie Bewegen & Sport (waar ook het Sportbureau, Sport op Maat, enz. gelezen kan worden) Onlinehulp (alle vormen van digitale hulp en begeleiding, waaronder e-mailhulp, chathulp, onlinebehandeling, enzovoorts)
Roken
ii Handboek Online Hulpverlening, door Frank Schalken e.a. van Stichting E-hulp.nl, 2012, Bohn Stafleu, Van Loghum en Methodiek Online hulp verlening voor schoolmaatschappelijk werk, door Jos Fransen en Jacqueline van Aalst, 2011, Hogeschool Inholland.
Seksualiteit
p Vriendscha Contact &
Fitheid
mberheid Angst & So
BMI
Alcohol
Voeding
Drugs
Handboek Online Hulpverlening, door Frank Schalken e.a. van Stichting E-hulp.nl, 2012, Bohn Stafleu, Van Loghum en Methodiek Online hulpverlening voor schoolmaatschappelijk werk, door Jos Fransen en Jacqueline van Aalst, 2011, Hogeschool Inholland.
Bewegen
rmgedrag
Beeldsche
Veiligheid Agressie &
31
In opdracht van:
Deelnemende roc’s:
Met ondersteuning van:
Colofon Auteurs Marij Bosdriesz, adviseur onderwijs & zorg M&O-groep Ben Brinkman, adviseur onderwijs & zorg M&O-groep Uilke Duinstra, adviseur nieuwe media & hulpverlening, Stichting E-hulp.nl Datum Januari 2013 Fotografie RIVM en Ineke Dijkstra Vormgeving Ben Koch (MBO Raad) Voor vragen en reacties naar aanleiding van deze notitie kunt u terecht bij: Marij Bosdriesz, M&O-groep,
[email protected] of 06-166 108 17
32