Huishoudelijk Reglement 2 jarige Professional Controlleropleiding Algemeen deel: Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Dit Huishoudelijk Reglement is gebaseerd op het recente Examenreglement van de 2 jarige Professional Controlleropleiding en een nadere uitwerking van de artikelen in het Examenreglement waarin verwezen wordt naar het Huishoudelijk Reglement. 2. De begripsbepalingen van het Examenreglement van de 2 jarige Professional Controlleropleiding zijn mede van toepassing op dit Huishoudelijk Reglement. 3. De lesstof en onderwerpen zijn algemeen geformuleerd waardoor zonder aanpassing van dit reglement ook nieuwe ontwikkelingen en actualiteiten in het vakgebied kunnen worden behandeld en geëxamineerd. Artikel 2. Doelgroep 1. Kandidaten die in beperkte mate beschikken over de attitudes, ervaringen en vakinhoudelijke kennis, zoals in artikel 3 van dit reglement is omschreven. 2. Kandidaten hebben als doel op hoger niveau te kunnen werken of om hun kennis op te frissen en uit te breiden. 3. Kandidaten zijn reeds enkele jaren in een financieel-administratieve functie werkzaam en willen doorgroeien in hun functie of hebben de functie van financieel manager zonder dat de benodigde opleidingen zijn gevolgd. 4. Het kennisniveau ligt mimimaal op MBO-4 niveau en hun ervaring is zoals hierboven omschreven. Artikel 3. Functieprofiel Het functieprofiel van de doelgroep kan als volgt worden omschreven: de ondersteunende functie voor een financieel-administratieve leidinggevende in een middelgroot bedrijf/organisatie of de financieel administratieve eindverantwoordelijke in een klein bedrijf/ organisatie. Artikel 4. Opleidingsaanbod De lesstof, de didactiek, de collegiale consultaties en de wijze van examineren dienen om de kandidaten verder in hun professionele ontwikkeling te ondersteunen. De uitwerking per vak geschiedt in deel 2 van dit reglement. Artikel 5. Algemene eindtermen Onderscheid kan gemaakt worden tussen inhoudelijke eindtermen en persoonlijke eindtermen. De inhoudelijke eindtermen zijn dat kandidaten in staat zijn vanuit hun functie financieel administratieve werkzaamheden te verrichten en door hun informatieverzorgende werkzaamheden kunnen bijdragen aan het inzicht in bedrijfsprocessen. Hierdoor is het management in staat het bedrijf/organisatie te besturen en verantwoording af te afleggen aan stakeholders.
1/11
De persoonlijke eindtermen zijn dat kandidaten vanuit hun functie kunnen communiceren met leidinggevenden, ondergeschikten en derden. Onder communiceren wordt verstaan overleggen, presenteren, rapporteren en adviseren op het niveau van hun functie. Artikel 6. Eindniveaus van de vakken In deel 2 van dit reglement worden de leerdoelstellingen, eindtermen, de wijze en niveaus van examinering per vak uitgewerkt. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen: - Niveau I: De kennis om de behandelde stof in eenvoudige praktijksituaties te kunnen toepassen. - Niveau II: De kennis en het inzicht om de behandelde stof in eenvoudige praktijksituaties binnen het eigen vakgebied te kunnen toepassen. - Niveau III: De kennis en het inzicht om de behandelde stof in complexere praktijksituaties binnen het eigen vakgebied te kunnen toepassen. - Niveau IV: De Communicatieve vaardigheden om binnen het eigen vakgebied eenvoudige presentaties te houden, rapporten en notities te schrijven en met andere te kunnen samenwerken. Artikel 7. Didactische werkvormen De didactische werkvormen die worden gebruikt zijn: 1. Kennisoverdracht, (vooral van toepassing bij niveau I). 2. Probleemgestuurd leren (het leerproces begint bij een probleem bij niveau II). 3. Casebehandeling (het leerproces begint bij niveau III – groepsproces en de onderlinge ervaringsuitwisseling tussen kandidaten). 4. Vaardigheidstrainingen. 5. Feedback van de trainers en medecursisten. 6. Praktijkopdrachten. 7. Zelfstudie. Bij lid 3 van dit artikel is de docent vooral procesbegeleider en bij lid 4 en 6 dient de kandidaat thuis de stof te bestuderen en opdrachten uit te werken. Artikel 8. Examinering De vakken genoemd in artikel 10 t/m 17 worden schriftelijk geëxamineerd tenzij de Examencommissie in individuele gevallen anders beslist. Voor elk vak dient een voldoende gehaald te worden. Het vak Communicatie wordt beoordeeld aan de hand van uitgevoerde opdrachten. Zie artikel 19 De beoordeling van de eindrapportage en de verdediging hiervan is uitgewerkt in artikel 20. Artikel 9. Vaststelling van het Huishoudelijk Reglement Dit Huishoudelijk Reglement is op 1 juli 2010 vastgesteld door de voorzitter van de Examencommissie en de programmamanager van NIVE – Opleidingen.
Vakinhoudelijk deel: Artikel 10. Accounting 1 1. Specifiek van Accounting 1: Het verkrijgen van inzicht en vaardigheden om de interne en externe verslaggeving en informatievoorziening te verzorgen. 2. Aantal dagdelen: 8
2/11
3. Belangrijkste werkvormen: 1 en 2 van artikel 7 4. Examenvorm: kennisvragen en eenvoudige cases, die minimaal 3 resp. 5 punten kunnen opleveren. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Accounting 1 is de voorloper van Accounting 2 en wordt ondersteund door Bestuurlijke Informatieverzorging. 6. Begintermen: Van de kandidaten wordt verwacht dat zij over voldoende voorkennis beschikken op het niveau van: Basisstudie in het boekhouden van Summeren en Rijswijk, ISBN 9001818331. 7. Leerdoelen: - Betekenis van Bedrijfseconomie voor bedrijven/organisatie. - Boekhoudkundige definities en begrippen en hun onderlinge samenhang. - Wettelijke boekhoudkundige voorschriften kennen. - Maken van journaalposten. - Voorraadwaardering, winstbepaling, activeren en afschrijvingen. - Bepalen vermogenswaarde, reserves en latente belastingverplichtingen. - Opstellen van de vennootschappelijke balans en resultatenrekeningen. - Maken van kostprijsberekeningen, voor- en na-calculaties, beslissingsondersteunde calculaties. - Planning en beheersing bedrijfsprocessen. - Betekenis van methodes voor kostenverbijzonderingen. 8. Eindtermen: De kandidaat moet na het volgen van dit vak in staat zijn administraties te verzorgen, voor niet complexe organisaties de balans en resultatenrekening kunnen opstellen, kostprijsberekeningen en voor- en nacalculaties kunnen maken en met behulp van verbijzonderingmethodes kostentoerekeningen kunnen maken. 9. Eindniveau: niveau II van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen : - Onderscheid tussen Financial Accounting en Management Accounting. - Opstellen van de vennootschappelijke balans en resultatenrekening en interpreteren van balansposten. - Jaarverslag en jaarrekening.. - Afschrijvingen, bepaling reserves, latente belastingen. - Deelnemingen, vervangingswaarde, herwaarderingsreserves. - Relatie waarde – winst. - Financiering van het bedrijf/organisatie. - Voorraadstelsels. - Vervangingswaarde. - Deelfuncties en taakverdeling binnen de financieel-administratieve afdeling. - Verschil tussen opbrengsten en ontvangsten, kosten en uitgaven. - Kostensoorten en begrippen, kostenindelingen, kostenverbijzondering, kostentoerekeningen. - Planning, budgettering, verschillen analyse. - Beslissingsondersteunende calculaties. - Opstellen van kostprijzen en kostenverbijzonderingen. - Maken van voor- en nacalculaties en verschillenanalyses. - Productiecentra, kostenplaatsmethode, activitity based costing. - Direct costing, absorption costing, kostenplaatsmethode.
3/11
Artikel 11 Organisatie en Management 1. Specifiek van Organisatie en Management: Het verkrijgen van inzicht in het functioneren van organisaties, de hierbij gebruikte begrippen en instrumentarium. 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvormen: 1 en 3 van artikel 7 4. Examenvorm: kennisvragen en cases, die minimaal 3 resp. 10 punten kunnen opleveren. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Organisatie en Management heeft een relatie met Accounting 1 en 2 en met Bestuurlijke Informatieverzorging. 6. Begintermen: Van de kandidaat wordt verwacht dat deze in een financieel administratieve functie werkzaam is en in staat is een organisatieschema te tekenen, waarbij zijn/haar plaats in de organisatie is opgenomen. Zie ook boek Interne Organisatie van Heijnsdijk en v.d. Sar ISBN90-0138525-7. 7. Leerdoelen: - Organisatie en management als onderdeel van Bedrijfseconomie. - Plaats van het bedrijf (de organisatie) in de maatschappij. - Bedrijfskundig management en besluitvormingprocessen. - Financiële – administratieve functie als onderdeel van het bedrijf (de organisatie). - Begrippen en methoden in Management en Organisatie. - Informatiebehoefte bij bedrijfsprocessen en besluitvormingsprocessen. - Organisatiestructuren, stelsels en relaties. - Onderscheid tussen formele en informele organisaties. - Groeifases van bedrijven en organisaties. - Managementmethoden en managementinstrumenten. - Management theorieën. - Stijlen van leidinggeven. - Delegeren, taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden. - Doelstelling- en beleidsbepaling, strategieformulering. - Omgaan met culturen en veranderingsprocessen. - Motivatie theorieën. 8. Eindtermen: Kandidaten dienen vanuit hun functie voldoende inzicht te hebben hoe organisaties werken, welke informatiebehoefte bestaat en zinvolle adviezen kunnen geven. 9. Eindniveau: niveau II van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen : - Financieel – administratieve functies in bedrijven/organisaties. - Verschil in profit- en non-profit organisaties. - Theorieën van Mintzberg, Mc Gregor, Maslov. - Technieken zoals MBO en MVO. - Doelstellingen, strategievorming. - Besluitvormingprocessen. - Organisaties in hun omgeving (economische ordening). - Organisatiestructuren en –culturen; formele en informele organisatie. - Leidinggeven en omgaan met macht. - Welke leiderschapsstijlen in bepaalde situaties doeltreffend kunnen zijn. - Managementmethoden, (netwerk)planning. - Veranderingsprocessen; reacties van medewerkers en weerstanden beïnvloeden. - Planningproces, besluitvormingprocessen, control en terugkoppeling. - Onderlinge afstemming van persoonlijke doelstellingen op de doelstellingen van de organisatie. - Gewenste organisatievorm op basis van organisatiedoelstelling een het beleid.
4/11
-
Informatiebehoefte het algemeen en functioneel management. Groeifases van een organisatie.
Artikel 12. Bestuurlijke Informatieverzorging 1. Het specifieke van Bestuurlijke Informatieverzorging: het opzetten en in stand houden van administratieve processen, in lijn met de ondernemingsdoelstellingen en de huidige en nieuwe technische mogelijkheden, het gebruik ten behoeve van managementinformatie en verantwoordingsinformatie, en de relatie met interne controle. 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvormen: 1 en 2 van artikel 7 4. Examenvorm: toepassings- en begripsvragen en eenvoudige cases, die minimaal 3 resp. 5 punten kunnen opleveren. Tijdens het schriftelijk examen mogen boeken en syllabi van dit vak worden gebruikt, waardoor het inzicht en de praktijkvertaling nader getoetst kan worden. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Bestuurlijke Informatieverzorging heeft een relatie met Organisatie en Management, Cashmanagement en Accounting 1 en 2 6. Begintermen: Voor dit vak is geen basiskennis noodzakelijk. 7. Leerdoelen: - De relatie kunnen leggen tussen organisatie, informatieverzorging en administratieve organisatie. - De betekenis van de financiële functie kunnen inschatten en er naar handelen. - De begrippen kennen, zoals te vinden in toonaangevende literatuur. - Opzetten, aanpassen en bewaken van administratie processen en informatiesystemen in kleine niet complexe bedrijven en organisaties. - Opzetten, aanpassen en bewaken van eenvoudige interne controle processen en beheerssystemen. - Analyseren van de informatiebehoefte van managers. - Bepalen van de kwaliteit en relevantie van verstrekte informatie. 8. Eindtermen: Kandidaten zijn na het volgen van dit vak in staat om administratieve organisaties en interne beheerssystemen te ontwerpen en te updaten voor eenvoudige bedrijven en organisaties en de informatiebehoefte van managers in hun werkkring te kunnen bepalen en te verzorgen. 9. Eindniveau: niveau II van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen : - Functie en bijdrage van de administratieve afdeling aan de realisatie van de bedrijfsdoelstellingen. Interne controle begrippen en maatregelen. - Relatie organisatie, administratieve organisatie en interne controle. - Relatie organisatie, informatiebehoefte en automatisering. - Interne controle begrippen en maatregelen. - Waardekringloop in de organisatie. - Opzet, beschrijving en bewaking van administratieve systemen en processen. - Soorten informatie voor verschillende niveaus in de organisatie, hun kenmerken en de eisen die aan deze rapportages worden gesteld. - Bewaking, kwaliteit en beveiliging van de informatie. - Inkoop- en verkoopprocedures, registratie inkopen, voorraden en verkopen. - De typelogische kenmerken van organisaties onderkennen. - Inventarisatie risico’s in organisaties, preventie en bewaking. - Eisen die gesteld worden aan de informatieverzorging in het algemeen en in bijzondere situaties.
5/11
Artikel 13 Ondernemingsrecht en Privaatrecht 1. Het specifieke van Ondernemingsrecht en Privaatrecht is denken in juridische termen en omgaan met wetteksten 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvorm: 1 van artikel 7 4. Examenvorm: kennisvragen en eenvoudige cases, die minimaal 3 resp. 5 punten kunnen opleveren. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Bij Ondernemingrecht en Privaatrecht leert men juridisch denken, net als bij Belastingrecht 6. Begintermen: Voor dit vak is geen basiskennis noodzakelijk. 7. Leerdoelen: - De cursist kennis van en inzicht in het ondernemingsrecht te geven waardoor hij in staat is juridische problemen zelfstandig op te lossen en de regels in de wet terug te vinden. - Hij dient te weten, wanneer hij het probleem aan een deskundige voor dient te leggen en dan in samenspraak en samenwerking met deze deskundige het probleem te formuleren, analyseren en op te lossen. - Hij leert hoofd- en bijzaken in juridische problemen te kunnen onderscheiden. - Hij dient in staat te zijn de behoefte aan adviezen te onderkennen en problemen te signaleren m.b.t. rechtsvormen e.d. van de onderneming. - Hij kan de juridische gegevens interpreteren en toepassen in concrete gevallen. - Hij kan juridische consequenties omschrijven bij het maken van strategische keuzes. 8. Eindtermen: Kandidaten zijn na het volgen van dit vak in staat met eenvoudige juridische zaken en aspecten in hun werkomgeving om te gaan, de juiste aanpak te kiezen en voor complexere juridische zaken gesprekspartner te zijn voor juristen. 9. Eindniveau: niveau I van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen : - Het leren van juridische termen en het leren omgaan met een wetboek. - Inleiding in de verbintenissen en onrechtmatige daad. - Organisatie van de rechtspraak. - De nieuwe personenvennootschappen. - Organisatie en structuur van NV’s en BV’s. - Verandering van wetgeving en recente casuïstiek. - De procedure bij faillissementen en surseance van betaling.
Artikel 14. Accounting 2 1. Het specifieke van Accounting 2: Verdieping van Accounting 1 waarbij de aandacht meer gericht wordt op financial accounting, management accounting en management control en op Externe Verslaggeving 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvormen: 2 en 3 van artikel 7 4. Examenvorm: cases, die minimaal 8 punten kunnen opleveren 5. Onderlinge verband met andere vakken: Accounting 2 heeft vooral raakvlakken met Accounting 1, Organisatie en Management en Informatieverzorging 6. Begintermen: De cursist dient de stof van Accounting 1 te beheersen. 7. Leerdoelen: - De geschiedenis van de wetgeving en het toepassingsgebied.
6/11
-
Het opstellen van de balans en resultatenrekeningen van grotere, complexere organisaties. - De belangrijkste aspecten van het opstellen van het jaarverslag kennen; de publicatieplicht. - Kennisnemen van waarderingsstelsels en deze kunnen toepassen. - De verschillen onderkennen tussen de fiscale en bedrijfseconomische balans en de resultatenrekening. - De techniek van consolidatie beheersen en het omgaan met incompany verhoudingen. - Management accounting systemen kunnen ontwikkelen en gebruiken. - De planning en controlcyclus, budgetevaluatie. - Het opstellen van financiële ratio’s en de betekenis ervan. - Technieken van management control kunnen toepassen. 8. Eindtermen: Kandidaten leren de benodigde informatie te ontwikkelen, analyseren en presenteren en kunnen hiervoor de bijbehorende technieken toepassen. Zij maken tevens kennis met de eisen die gesteld worden aan de externe verslaggeving en leren de betreffende wetgeving toe te passen. 9. Eindniveau: niveau III van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen: - De essentiële verschillen tussen interne en externe verslaggeving. - Het toepassen van de wettelijk toegestane waarderingsgrondslagen. - Modellen en regelgeving voor de externe enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening. - Actuele waarde duurzame activa, waardering van balansposten zoals immateriële vaste activa, onderhanden werk, overige voorzieningen en wettelijke reserves.. - Voorzieningen latente belastingverplichtingen. - Waardering van deelnemingen, geconsolideerde jaarrekening intercompany profits. - Diagnosevraagstukken: kostprijsbepaling en kostenverbijzondering bij Activity Based Costing, Transfer pricing. - Kostenverbijzondering, kostenplaatsenmethode. - Dupont chart, Return on investment (ROI) en Residual Income RI. - Management controlvraagstukken: budgettering, responsibility accounting, interne verrekenprijzen, balanced scorecard, prestatiebeoordeling en prestatie evaluatie. Artikel 15 .Belastingrecht 1. Het specifieke van Belastingrecht: Inzicht in fiscale en sociale wetgeving, die binnen organisaties van toepassing is. 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvorm: 1 van artikel 7 4. Examenvorm: kennisvragen en eenvoudige cases, die minimaal 3 resp. 5 punten kunnen opleveren. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Bij Belastingrecht leert men juridisch denken, net als bij Ondernemingrecht en Privaatrecht. 6. Begintermen: Voor dit vak is geen basiskennis noodzakelijk. 7. Leerdoelen: - Kennis nemen van de organisatie van de Belastingsdienst en haar werkwijze. - Op hoofdlijnen verwerven van elementaire kennis van de relevante fiscale en sociale regelgeving.
7/11
-
Inzicht krijgen in de belangrijkste fiscale wetten, zoals BTW, Inkomsten- en Vennootschapsbelasting, Loonbelasting en Sociale wetgeving. - Inzicht krijgen in de premieheffing van volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. - Kennis hebben genomen van fiscale en sociale onderwerpen, die binnen zijn functie relevant zijn. - Eisen waaraan administraties ten behoeve van aangiftes e.d. moeten voldoen. - Vaardigheden krijgen om binnen zijn werkomgeving informatie te verzamelen op het gebied van belastingwetgeving en sociale wetgeving, die nodig is om zijn takenpakket uit te voeren 8. Eindtermen: Van de kandidaat wordt verwacht dat deze na het volgen van het vak Belastingrecht in staat is de werkzaamheden op het gebied van fiscaalrecht volksverzekeringen en werknemersverzekering, die tot zijn takenpakket behoren, uit te voeren. 9. Eindniveau: niveau I van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen; - Structuur van relevante belastingwetten en de werkwijze van de Belastingdienst. - Fiscale risico’s en kansen voor ondernemingen. - Hoofdzaken van loonadministraties - Belangrijkste aspecten van loon- en inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting. - Inschakelen van fiscale adviseurs, hun werkwijze en contacten met de Belastingdienst. Artikel 16 Financiële Rekenkunde 1. Het specifieke van Financiele Rekenkunde: Financiele rekenkunde maakt gebruik van formules voor de berekening van samengestelde interest en annuïteiten. In dit vak worden de belangrijkste statische begrippen behandeld. 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvormen: 1 en 4 van artikel 7 4. Examenvorm: toepassings- en begripsvragen en eenvoudige cases, die minimaal 3 resp. 5 punten kunnen opleveren. Afzonderlijke opdrachten kunnen maximaal 35 punten opleveren. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Het aanleren van technieken dient als voorbereiding op bij Cashmanagement. Statistische berekeningen dienen om managementrapportages te ondersteunen.. 6. Begintermen: Van de kandidaten wordt verwacht dat zij enige affiniteit hebben met wiskundige termen. 7. Leerdoelen: - Samengestelde interest kunnen uitrekenen. - Investeringsselecties kunnen beoordelen. - Breakeven-points kunnen berekenen. - Knelpunt- en geldstroom calculaties kunnen maken. - Statische berekeningen kunnen uitvoeren. 8. Eindtermen: De kandidaat is na het volgen van dit vak in staat annuïteiten te berekenen, criteria voor investeringsselecties te kunnen opstellen en te kunnen beoordelen en statische berekeningen kunnen uitvoeren te behoeve van de bedrijfsvoering. 9. Eindniveau: niveau I van artikel 6
8/11
10. Thema’s/onderwerpen: - Enkelvoudige en samengestelde interest en annuïteiten - Nette-contante waarde, beginwaarde, rente en effectieve rente - Doorrekenen van investeringsvoorstellen - Beslissingsvoorstellen: break-evenpoints, knelpuntcalculaties, geldstroomcalculaties - Indexcijfers en algemeen economische vraagstukken. Artikel 17 Cashmanagement 1. Het specifieke van Cashmanagement: Het verkrijgen van inzicht in het cashmanagement en zijn samenhangende onderdelen en het vertalen van de doelstellingen van de onderneming in de financiele consequenties. 2. Aantal dagdelen: 8 3. Belangrijkste werkvorm: 2 van artikel 7 4. Examenvorm: kennisvragen en eenvoudige cases, die minimaal 3 resp. 5 punten kunnen opleveren. 5. Onderlinge verband met andere vakken: Cashmanagement is gerelateerd aan Management en Organisatie waarbij van Accounting 1 en 2 gebruik gemaakt wordt. 6. Begintermen: Van de kandidaten wordt verwacht dat ze basistechnieken van Financiële rekenkunde beheersen. 7. Leerdoelen: - Het verkrijgen van inzicht in de bepaling van de vermogensbehoefte, de verschillende vormen van financiering en de vermogenskosten. - Op welke wijze eigen vermogen, vreemd vermogen, factoring en leasing kan worden aangetrokken. - De voor- en nadelen van verschillende vormen van financiering. - Het opstellen van liquiditeitsbegrotingen. - De werking van het betalingsverkeer. - De relevante macro-economische aspecten voor ondernemingen. - De risico’s die met macro-economische ontwikkelingen met zich mee kunnen brengen. 8. Eindtermen: De kandidaat heeft na het volgen van dit vak inzicht in de verschillende vormen van financiering, die risico’s die hieraan verbonden zijn, de voor- en nadelen van verschillende financieringsvormen, op welke wijze liquiditeitsprognoses kunnen worden opgesteld en hoe de consequenties van macro-economische ontwikkelingen moeten worden geïnterpreteerd. 9. Eindniveau: niveau II van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen : - Saldobeheer en de werking van het betalingsverkeer w.o. de consequenties en mogelijkheden van de invoering van SEPA. - Bepaling van de vermogensbehoefte. - De vermogenstructuur en het aantrekken van vermogenscomponenten ter financiering van de vermogensbehoefte w.o. leasing en factoring. - Het opstellen van liquiditeitsprognoses, resultatenbegrotingen en geprojecteerde balansen. - Het werkkapitaalmanagement als onderdeel van cashmanagement. - Het kasstroomoverzicht, de samenhangende onderdelen van cash flow drives. - De financiële en niet financiële ratio’s w.o. omloopsnelheden. - Investeringsselecties. - Werking van (internationaal) betalingsverkeer.
9/11
-
Macro-economische aspecten voor bedrijfsvoering en de financiële risico’s.
Artikel 18. Communicatie 1. Het specifieke van Communicatie: de uitwisseling van informatie tussen mensen (bewust of onbewust) binnen de werkkring met behulp van communicatietechnieken en modellen die een kandidaat voor zijn functie nodig heeft. Zie artikel 2 lid 3. 2. Aantal dagdelen: 7. 3. Belangrijkste werkvormen: 4, 5 en 6 van artikel 7. 4. Examenvorm: aanwezigheid tijdens de lesdagen en uitvoeren van opdrachten leidt tot de opmerking (voldaan) op de cijferlijst. Dit wordt door de Examencommissie aan de hand van het verslag van de trainer(s) in een protocol vastgesteld. 5. Onderlinge verband met andere vakken: de wijze van communiceren heeft effect op het functioneren van managers en medewerkers in de organisatie, ongeacht het vak. 6. Begintermen: Voor dit vak is geen basiskennis noodzakelijk. 7. Leerdoelen: - Basisprincipes van communicatieve vaardigheden en modellen leren beheersen. - Basisprincipes van overleg binnen de organisatie aan te leren. - Persoonlijke valkuilen bij communicatie herkennen en daarmee leren omgaan. - Leren presenteren volgens een goede en logische opbouw. - Goed leesbare rapporten opstellen. - Onderzoeksvragen/probleemstelling voor notitie en rapporten op juiste manier formuleren . - Leren formuleren van persoonlijke doelstellingen. 8. Eindterm: De kandidaat moet na deze training in staat zijn op eenvoudige, zakelijke, wijze met z’n werkomgeving mondeling en schriftelijk te communiceren. 9. Eindniveau: niveau IV van artikel 6 10. Thema’s/onderwerpen; - De roos van Leary. - Aspecten van communicatie. - Communiceren; feedback, overleggen, adviseren en slechtnieuws gesprekken. - Presenteren. - Schrijven van een rapport. Artikel 19. Opdrachten Communicatie Om voor de aantekening voldaan, zie artikel 17, 4, van dit Huishoudelijk Reglement in aanmerking te komen dient de kandidaat: 1. Tijdens de 2-daagse training en de lesdag aanwezig te zijn. 2. Tijdens de 2-daagse training actief deel te nemen aan de rollenspellen en oefeningen. 3. Een korte presentatie voor te bereiden en te verzorgen over de probleemstelling zoals deze in de eindscriptie wordt uitgewerkt. Artikel 20. Eindopdracht Voor de verkrijging van het diploma de Professional Controlleropleiding ASCO dient de kandidaat een eindopdracht te maken en deze te verdedigen. De eindopdracht dient aan de volgende eisen te voldoen: 1. Omvang van tenminste 10 pagina’s en maximaal 15 pagina’s ex-inclusief bijlagen. 2. Opgesteld volgens de structuur zoals in de syllabus van Communicatie of op de website van NIVE Opleidingen is opgenomen.
10/11
3. Bij de uitwerking van de opdracht dient mimimaal van 2 vakken van de opleiding gebruik gemaakt te zijn. 4. In de opdracht moet duidelijk naar voren komen van welke literatuur en bronnen gebruik gemaakt is. De beoordeling van de eindopdracht vindt plaats aan de hand de volgende criteria: 1. Voldoet de eindopdracht aan bovengenoemde eisen (omvang, structuur, diepgang). 2. Is de probleemstelling of onderwerp duidelijk omschreven. 3. Blijkt uit de opdracht in voldoende mate op welke wijze de kandidaat de probleemstelling of het onderwerp heeft uitgewerkt. 4. Zijn de conclusies en aanbevelingen gekoppeld aan de probleemstelling resp. het onderwerp en voldoende onderbouwd. 5. Zijn bij de uitwerking voldoende aspecten van de opleiding meegenomen (zie boven bij eisen die aan de eindopdracht worden gesteld) Verdere procedure: 1. De eindopdracht wordt door 2 examinatoren op bovengenoemde criteria beoordeeld. 2. De Examencommissie stelt het cijfer vast aan de hand van de beoordelingen van de examinatoren en kan bij twijfelgevallen een eigen oordeel vormen. 3. Wanneer een kandidaat een voldoende voor z’n eindopdracht heeft wordt deze tot het mondeling examen toegelaten. Bij twijfelgevallen wordt een kandidaat tot het mondeling examen toegelaten. Hij/zij dient een korte aanvullende notitie op te stellen die bij de beoordeling van de eindopdracht wordt meegeteld. 4. Zie artikel 16 en 17 van het Examenreglement.
11/11