1 Voorbij je eigen wijze: Effectief communiceren met metaprogramma s in professionele relaties. Een mooie uitdaging. We willen je als lezer daartoe gr...
Voorbij je eigen wijze: Effectief communiceren met metaprogramma’s in professionele relaties.
Zelfonderzoek Een mooie uitdaging. We willen je als lezer daartoe graag de gelegenheid geven, door middels een zelfonderzoek een indicatie te krijgen van kenmerkende patronen in jouw gedrag in de context van je werk. Dit zelfonderzoek heeft tot doel om dat wat we in dit boek in kaart brengen te verbinden aan je eigen ervaring en daarmee zelfreflectie te bevorderen. Op een simpele manier krijg je met dit zelfonderzoek inzicht in je eigen metaprogramma’s in de context van werk.
Vragenlijst Het zelfonderzoek omvat een meerkeuzevragenlijst, die geënt is op de werksituatie. Gezien de vraagstelling, waarin werkinhoudelijke elementen benoemd worden, is dit zelfonderzoek niet geschikt om toe te passen op andere contexten dan je werk. In het verdere verloop zullen we het metaprofielinterview aanreiken; een instrument met meer diepging, dat op allerlei contexten toepasbaar is.
Houd bij het beantwoorden van de vragen steeds je werk in gedachten. Ga na welk antwoord het meest bij je past. Volg je intuïtie! Na iedere vier vragen kun je het aantal a-, b- (en c-)antwoorden tellen en opnemen in de bijbehorende kolom. Deze subtotalen kunnen uiteindelijk ingetekend worden in het staafdiagram, hetgeen een overzicht geeft van actieve metaprogramma’s in je functie. In de items wordt gesproken van ‘een nieuw project’, ‘doen van investeringen’ et cetera. Het kan zijn dat dit niet of in mindere mate van toepassing is op jouw functie. Ga dan na wat binnen jouw functie het meest lijkt op dit item en beslis dan welk antwoord het meest op jou van toepassing is. Allereerst willen we dat je jouw belangrijke criteria in kaart brengt en vervolgens de metaprogramma’s.
Pagina 1
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Als het gaat om mijn functie, vind ik het volgende belangrijk: Criterium 1 Criterium 2 Criterium 3
Proactief / Reactief
A B
1. Bij de start van een nieuw project: Ga ik het liefst direct aan de slag. Neem ik de tijd om het project te overdenken.
A B
2. Bij problemen: Stap ik er direct op af. Analyseer ik uitgebreid wat er speelt.
A B
3. Mijn motto is: Een goed begin is het halve werk. Bezint eer ge begint.
A B
4. Ik voel het best: Als ik in actie ben. Als ik kan nadenken/reflecteren.
A. Proactief ……. X a. Proactief
B. Reactief ………x b. Reactief
Naartoe / Weg van
A B
5. In de samenwerking: Wil ik helderheid bevorderen. Wil ik misverstanden voorkomen.
A B
6. Bij de start van een nieuw project: Ben ik vooral gericht op het doel. Gaat mijn aandacht voornamelijk uit naar problemen.
A B
7. In de uitvoering van mijn werk: Tellen voor mij vooral de resultaten. Telt voor mij vooral het uitsluiten van de foutkans.
A B
8. Bij het doen van investeringen: Ben ik vooral gefocust op de opbrengst. Wil ik vooral geen uit de hand gelopen kosten.
A. Naartoe ……. X a. Naartoe
Pagina 2
B. Weg van ………x b. Weg van
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Interne referentie / Externe referentie
A B
9. In de communicatie met anderen: Staat wat voor mij belangrijk is centraal. Richt ik me op wat belangrijk is voor de ander.
A B
10. Hoe weet ik dat ik een klus goed geklaard heb? Dat voel ik gewoon. Als ik dat van anderen hoor.
A B
11. In besluitvorming: Vaar ik mijn eigen koers. Stem ik af op de ander.
A B
12. Als het gaat om mijn tijdsbesteding: Stel ik de prioriteiten. Zijn de eisen van anderen doorslaggevend.
A. Interne referentie ……. X a. Interne referentie
B. Externe referentie ………x b. Externe referentie
Opties / Procedure
A B
13. Mijn kracht in mijn werk ligt in: Met meer dingen tegelijkertijd bezig te zijn. Eerst afmaken met wat ik begonnen ben.
A B
14. Bij de start van een nieuw project: Richt ik me op de mogelijkheden. Richt ik me op stappen die gezet moeten worden.
A B
15. Als ik rapporteer in vergaderingen: Benadruk ik wat belangrijk is. Geef ik vaak een chronologisch overzicht.
A B
16. bij het aannemen van een nieuwe collega: Focus ik vooral op de mogelijkheden die dit biedt. Wikkel ik nauwgezet de sollicitatieprocedure af.
A. Opties ……. X a. Opties
Pagina 3
B. Procedure ………x b. Procedure
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Voldoet wel / Voldoet niet
A B
17. Als ik een verslag in handen krijg: Valt me vooral op hoe goed het eruit ziet. Springen de taalvouten direct in het oog.
A B
18. Tijdens evaluaties Vertel ik eerst wat goed ging. Vertel ik eerst wat fout ging.
A B
19. In het samenwerken met anderen: Ben ik vooral gericht op de kwaliteiten van anderen. Ben ik vooral gericht op de gebreken van anderen.
A B
20. Als ik mezelf beoordeel: Geef ik mezelf vooral complimenten. Denk ik vooral over wat ik niet goed heb gedaan.
A. Voldoet wel ……. X a. Voldoet wel
B. Voldoet niet ………x b. Voldoet niet
Controle binnen zelf / Controle buiten zelf
A B
21. In mijn werk: Kan ik zelf de volledige verantwoordelijkheid dragen. Ben ik niet in staat om de volledige verantwoordelijkheid te dragen.
A B
22. Als iets niet afkomt: Ligt dit aan mezelf. Ligt dit aan omstandigheden.
A B
23. Het behalen van mijn doelen: Heb ik volledig zelf in de hand. Is afhankelijk van anderen.
A B
24. In mijn communicatie met anderen: Druk ik mijn niet altijd even duidelijk uit. Komt het herhaaldelijk voor dat anderen mij niet begrijpen.
A. Controle binnen zelf ……. X a. Controle binnen zelf
Pagina 4
B. Controle buiten zelf ………x b. Controle buiten zelf
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Handhaving / Ontwikkeling / Verandering
A B C
25. In mijn werk: Houd ik het liefst alles hetzelfde. Verbeter ik graag dingen. Ga ik na wat anders kan.
A B C
26. De inrichting van mijn werkkamer (werkplek/kantoor) Is al jaren hetzelfde. Wordt langzamerhand zoals ik hem wil hebben. Verander ik regelmatig.
A B C
27. Bij reorganisaties of grote structurele organisatie-veranderingen: Heb ik moeite om mij aan te passen. Gaat mijn voorkeur uit naar geleidelijke overgangen Houd ik revolutionaire veranderingen.
A B C
28. Bij de aanpak van projecten: Houd ik het liefst vast aan beproefde manieren. Zoek ik altijd naar verbetering van de aanpak. Probeer ik graag nieuwe dingen uit.
A. Handhaving ……. X a. Handhaving
B. Ontwikkeling ………x b. Ontwikkeling
C. Verandering ………x c. Verandering
Globaal / Specifiek
A B
29. In vergaderingen: Tellen voor mij de grote lijnen. Gaat het mij om de details.
A B
30. Besluiten: Doe ik op hoofdlijnen. Doe ik op basis van precieze informatie.
A B
31. In communicatie stoor ik mijn makkelijk aan mensen die: Continu de details benoemen. Alleen praten in hoge abstracties.
A B
32. In de uitvoering van mijn werk: Ga ik uit van het totaalbeeld. Richt ik me op het wie, wat, waar en hoe precies.
A. Globaal ……. X a. Globaal
Pagina 5
B. Specifiek ………x b. Specifiek
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Mensen / Activiteiten / Informatie
A B C
33. In een vergadering: Ben ik vooral gericht op de mensen. Ben ik vooral gericht op de interactie. Ben ik vooral gericht op de informatie.
A B C
34. Bij een project gaat het mij erom: Met wie ik samenwerk. Welke activiteiten ondernomen moeten worden. Welke gegevens relevant zijn.
A B C
35. In het communiceren: Heb ik aandacht voor de ander. Staat voor mij de klus centraal. Zijn voor mij vooral de feiten relevant.
A B C
36. Bij afronding van een project: Evalueer ik vooral de mensen. Evalueer ik vooral het proces. Evalueer ik vooral de data.
A. Mensen ……. X a. Mensen
B. Activiteiten ………x b. Activiteiten
C. Informatie ………x c. Informatie
Concept / Structuur / Gebruik
A B C
37. Als ik een project start, dan begin ik met: Waar het werkelijk om draait. Het in kaart brengen van de samenhang tussen elementen. De praktische toepassing.
A B C
38. Bij het oplossen van een probleem, ga ik na: Wat de kern van het probleem is. Hoe het probleem is opgebouwd. Hoe we het probleem kunnen aanpakken.
A B C
39. In mijn werk ben ik vooral: Gericht op het waarom. Gericht op het wat en waar. Gericht op het hoe.
A B C
40. In het geven van een presentatie: Vertel ik de essentie. Vertel ik de structuur. Vertel ik de toepassing.
A. Concept ……. X a. Concept
Pagina 6
B. Structuur ………x b. Structuur
C. Gebruik ………x c. Gebruik
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Samen / Nabijheid / Alleen
A B C
41. Het liefst werk ik: Samen. Met anderen. Alleen.
A B C
42. Als het gaat om resultaten: Lever ik graag een bijdrage. Heb ik graag een duidelijk aandeel. Ben ik het liefst alleen verantwoordelijk.
A B C
43. Het nemen van beslissingen: Doen we gezamenlijk. Doe ik in overleg. Doe ik alleen.
A B C
44. In mijn werk: Vind ik het moeilijk alleen te werken. Vind ik het lastig als ik me zelf niet kan profileren. Kan ik moeilijk samenwerken.
A. Samen ……. X a. Samen
A B C
B. Nabijheid ………x b. Nabijheid
C. Alleen ………x c. Alleen
45. Als ik nadenk over mijn functie, focus ik vooral op: Hoe het geweest is. Hoe het is. Hoe het zal zijn.
Verleden / Heden / Toekomst
A B C
46. In mijn werk: Maak ik me zorgen over fouten die gemaakt zijn. Reageer ik op wat nu fout gaat. Anticipeer ik op fouten die kunnen ontstaan.
A B C
47. In vergaderingen neig ik ernaar: Terug te kijken op de vorige keer. Bezig te zijn met het hier en nu. Vooral naar de volgende keer te kijken.
A B C
48. In evaluaties praat ik vooral over: Wat we kunnen leren uit het verleden. De gevolgen in het hier en nu. De consequenties voor de toekomst.
A. Verleden ……. X a. Verleden
Pagina 7
B. Heden ………x b. Heden
C. Toekomst ………x c. Toekomst
versie 21 juni 2014
Voorbij je eigen wijze
Zelfonderzoek
Visueel / Auditief / Kinestetisch
A B C
49. Ik leer het makkelijkst als ik: Een demonstratie zie. Verbale instructie krijg. Het zelf kan doen.
A B C
50. Wat mij bij collega’s opvalt, is: Hoe ze eruitzien. Hoe ze klinken als ze praten. Hoe ze bewegen.
A B C
51. Ik neem een besluit: Als het er goed uitziet. Als het goed klinkt. Als het goed voelt.
A B C
52. Als ik nadenk over iets: Visualiseer ik. Voer ik een innerlijke dialoog. Volg ik mijn gevoel.
A. Visueel (Zien) ……. X a. Visueel (Zien)
Pagina 8
B. Auditief (Horen) ………x b. Auditief (Horen)
C. Kinestetisch (Voelen) ………x c. Kinestetisch (Voelen)
Zelfreflectie We hopen dat de uitslag je nieuwsgierigheid prikkelt naar de uitgebreide beschrijvingen van de metaprogramma’s. De uitkomsten van het zelfonderzoek kunnen daarbij met behulp van de volgende vragen tot meer diepgang en inzichten leiden. We nodigen je uit per set van metaprogramma’s te reflecteren op de volgende vragen: 1. 2. 3. 4. 5.
in hoeverre herken je deze uitkomst in de praktijk van je werk? In hoeverre ondersteunt deze uitkomst het kunnen realiseren van jouw criteria? Welke kwaliteiten van jezelf herken je hierin? Welke valkuilen herken je? Wat betekent deze uitkomst voor jouw effectiviteit?
Vergelijk deze uitkomst met jouw gedragingen in een heel andere context. Daarnaast willen we je uitnodigen om met behulp van metaprogramma’s te reflecteren op je interactie. Neem daarvoor bijvoorbeeld een collega in gedachten met wie je moeilijk overweg kunt? 1. 2. 3.
Pagina 9
in hoeverre verschillen jullie op deze set van metaprogramma’s of komen ze overeen? Hoe verklaart dat mogelijkerwijs jouw moeite met hem of haar? Wat kun je daarin anders doen, dit wetende?