Horta
De belangrijkste huizen in Brussel
Françoise aubry fotografie: christine Bastin & jacques Evrard
inhoud
Het verhaal van een carrière
9
Huis Autrique
17
Hotel Tassel
23
Hotel Winssinger
41
Hotel Solvay
57
Hotel Van Eetvelde
79
Huis en atelier van Victor Horta
103
Hotel Aubecq
125
Hotel Max Hallet
131
Beknopte bibliografie
145
Voornaamste realisaties van Victor Horta
147
Dankwoord 148 Detail van de trapleuning in de muzieksalon. Huis en atelier van Victor Horta.
HORTA
7
Het verhaal van een carrière
Victor Horta wordt geboren in Gent op 6 januari 1861. Zijn moeder
achterwege. In zijn Mémoires2 geeft hij toe dat opgravingen en archeologie
Henriette Coppieters is de tweede vrouw van Pierre Horta; ze schenkt
(met andere woorden alle stijlen uit het verleden) hem niet bevallen.
hem vijf kinderen. Uit zijn eerste huwelijk had Pierre Horta al acht kinderen. In zijn Mémoires uit 1939 herinnert Horta zich niet zonder emotie dat zijn vader schoenmaker was en dat hijzelf de ‘arbeidsethos en liefde voor de muziek van hem had geërfd.’1 Op veertienjarige leeftijd gaat de jongeman, die zich niet thuis voelt in het klassieke onderwijs, studeren aan de Academie voor Schone Kunsten. Hij onderscheidt zich en ontvangt in 1878 de bronzen medaille voor het vak ‘Aspecten van de architectuur’. Het jaar daarop vertrekt hij naar Parijs waar hij in dienst treedt bij een decorateur. Na de dood van zijn vader in 1880, keert hij terug naar Gent. Hij besluit zijn studies af te maken aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten en trouwt in 1881 met Pauline Heyse, van wie hij in 1906 zal scheiden. Uit dit huwelijk komen twee dochters voort: Marguerite (1881-1882), die slechts zeven maanden oud wordt, en Simone (1890-1939). Een mijlpaal in de loopbaan van de jonge architect, zijn de studiereizen naar Frankrijk en Duitsland die hij kan financieren dankzij een beurs van de prijs Godecharle die hij in 1884 wint. De traditionele Italiëreis laat hij
Lambeauxpaviljoen, Jubelpark. 1892.
HORTA
9
waarin Horta assistent wordt aan de polytechnische faculteit van de Université libre de Bruxelles. Hij maakt er vrienden die hij ontmoet bij de bijeenkomsten van de vrijmetselaarsloge Les Amis Philanthropes, waarvan hij sinds 1888 lid is. Voor twee van deze vrienden, Eugène Autrique en Emile Tassel, bouwt hij in 1893 twee kleine herenhuizen die het begin van de art nouveau in Brussel inluiden. Over het hotel Tassel schrijft Horta in zijn Mémoires, dat hij het gevoel heeft dat zijn jarenlange harde werk eindelijk zal worden beloond.4 Het gebouw is een duidelijke uiting van zijn voorliefde voor steen waarmee hij de gevel een zekere beweeglijkheid kan geven, onder meer door er talrijke sierelementen in te integreren, die hij ontleent aan vroegere stijlen, maar dankzij de gebogen profielen in een nieuw jasje steekt. Kraagstenen, krullen, kapitelen, tabletten of deuromlijstingen, ze staan allemaal in het teken van eenzelfde streven: de zoektocht naar coherentie tussen alle gevelelementen. Horta ontvlucht de saaiheid van de rechte lijn. Hij verwerpt motieven en sierelementen die hard contrasteren met de achtergrond maar verkiest ze zachtjes uit de muur te laten oprijzen, zodat de hoeken vervangen worden door Detail van het kapiteel van een zuiltje op de overloop van de bel-etage. Hotel Tassel. 1893.
gebogen lijnen. Via organisch ogende verbindingen tracht hij ook de meest diverse materialen te combineren. De voet van een gietijzeren
Hij gaat aan de slag bij de architect Alphonse Balat (1818-1895) voor wie
pilaar wordt een klauw die een steen vastgrijpt, een ijzeren krul rukt
hij een grote bewondering heeft, ook al lijkt diens klassieke architectuur
zich los van een kapiteel om een trap te ondersteunen…
hem – hoewel kwaliteitsvol – al te zeer gericht op het verleden. Als gepassioneerd lezer van Entretiens sur l’Architecture3 van Viollet-le-Duc, is hij er zich van bewust dat de nieuwe levenswijzen en het gebruik van industriële bouwmaterialen kansen bieden voor een nieuwe manier van bouwen, een nieuw ornamenteel idioom waarin de eigenschappen van ijzer, gietijzer en staal volop worden benut. Het rationalisme van wat hij ‘de gotische modernen’ noemt, vormt, samen met het streven naar een persoonlijke stijl, een leidraad doorheen zijn hele carrière. Wanneer Horta in 1889 dankzij Balat de opdracht krijgt voor een monumentaal paviljoen voor een sculptuur van Jef Lambeaux’ De menselijke driften in het Jubelpark, ontwerpt hij nog een kleine, klassiek aandoende tempel. Het vernieuwende zit in de transpositie van alle architectuurelementen naar de ronding van de zuil. Alle verticale lijnen zijn gebogen. De bouwaanvraag wordt ingediend in 1892, het jaar
Geveldetail ter hoogte van de tussenverdieping. Hotel Tassel. 1893.
HORTA
15
Gevel.. > Geveldetail ter hoogte van de tweede verdieping.
Huis Autrique Haachtsesteenweg 266, Schaarbeek – 1893
Het huis Autrique vormt een belangrijke stap in het proces waarbij
zijn honorarium te verlagen, opdat de klant zich dit dure materiaal
Horta zich bevrijdt van de invloed van de vroegere stijlen. In een straat
zou kunnen aanschaffen. Het steenverband met rode voegen is heel
met overwegend gepleisterde bakstenen gevels kiest hij voor witte
verzorgd uitgevoerd. Een functioneel detail, zoals de verluchtingsgaten,
steen. Hoe belangrijk deze keuze voor hem is, blijkt uit zijn bereidheid
wordt een mooi omlijst decoratief element. De voordeur is verfraaid met een gotisch geïnspireerde omlijsting die onderaan uitloopt op twee asymmetrische, rechthoekige motieven naar een origineel ontwerp. Horta maakt hier voor het eerst gebruik van gietijzeren zuilen die grote vensters mogelijk maken. Op de benedenverdieping verdwijnen de muurdammen tussen de vensters. Voor de mansardekamers bedenkt hij een originele oplossing: de traditionele dakvensters worden vervangen door twee vensters die iets inspringen ten opzichte van de gevel. De kroonlijst rust dan weer op een houten structuur waarvan de last centraal wordt opgevangen door een zuil. Zo ontstaat op de tweede verdieping een valse loggia, waarvan Horta in 1895 de wanden versiert met een art-nouveausgraffito. Dit gebeurt op hetzelfde moment waarop de muurschilderingen in het trappenhuis van het hotel Tassel uitgevoerd worden, wat meteen het contrast tussen de typische arabeskmotieven van de hoge art nouveau en de lijnen van de gevel verklaart. In het smeedwerk van het impostvenster boven
HORTA
HUIS AUTRIQUE
17
Een van de sluitstukken die de gevel bekronen.
Detail van de gevelmuur met ventilatiegaten tussen de kelderramen en de ramen van de bel-etage.
de voordeur combineert Horta soepele lijnen met een driehoek: een verwijzing naar de vrijmetselarij waartoe de eigenaar behoorde. Het huis heeft nog een traditioneel grondplan met drie opeenvolgende ontvangstruimten in neoklassieke stijl. Twee elementen kondigen echter de latere evolutie in Horta’s werk aan: het schelpmozaïek in de vestibule en de bundel stengels aan de voet van de trap. Horta zoekt inspiratie in de natuur en vertaalt dit in een heel eigen stijl, waarbij hij telkens streeft naar een organische band tussen de verschillende elementen. Het trappenhuis wordt verlicht via twee glas-in-loodramen met een japaniserend accent en fungeert als koker om het licht tot in de kern van het gebouw te leiden. De restauratie van het huis Autrique, in 1996 aangekocht door de gemeente Schaarbeek, werd toevertrouwd aan architect Francis Metzger. Naar een scenografie van François Schuiten en Benoît Peeters werd het huis omgevormd tot een negentiende-eeuws droomverblijf dat sinds 2004 open is voor het publiek.
Het fumoir op de bel-etage, straatzijde. Gezicht op de opeenvolging van eetkamer, salon en fumoir.
HORTA
HUIS AUTRIQUE
19
De trap op de bel-etage kondigt al de art nouveau aan.
Het licht bereikt het trappenhuis via twee glas-in-loodramen met japoniserende motieven.
HORTA
HUIS AUTRIQUE
21
Gevel.
> Detail van de kroonlijst.
22
Hotel Tassel Paul-Emile Jansonstraat 6, Brussel – 1893
Over het hotel Tassel zegt Horta in zijn Mémoires (p. 34) dat het de
het centrale deel van de gevel open. De raamopeningen op de eerste
belichaming is van zijn ambitie om een ‘persoonlijke en levende’
en de tweede verdieping staan in verhouding met de ruimtes die ze
architectuur te creëren. De gevel verschilt radicaal van de traditionele
verlichten: de werkkamer van Emile Tassel en een studieruimte die
Brusselse burgerwoning: geen kelderkeuken, geen uitstekende bow-
de volledige breedte van de gevel beslaan. Op beide verdiepingen
window, geen banale rijen identieke vensters. Via een opeenvolging
zorgen ‘schietgaten’ voor een evenwichtige compositie. Enkel op de
van stenen pilaartjes, stalen profielen en gietijzeren zuilen, gooit Horta
tussenverdieping waar ze links licht binnenlaten in een badkamer en rechts in een fotolab, vervullen ze een functionele rol. De andere vensters op de tussenverdieping zijn voorzien van glas-in-loodramen die het fumoir een intieme sfeer bezorgen. De stenen muren zijn licht gebogen en bewerkstelligen aldus een zachte overgang naar de centrale uitbouw die wordt gedragen door twee stevige consoles boven de voordeur. Horta verleent de hele gevel een beweeglijkheid, waarbij hij speelt met het contrast tussen het statige metselwerk en de delicate stalen delen. Dankzij het gebruik van stalen structuren, kan hij ook binnen het klassieke grondplan wijzigen. Een kleine hal leidt links naar een vestiaire met een toilet, en rechts naar een ontvangstruimte waar een deur toegang geeft tot de dienstvertrekken in de kelder.
HORTA
HOTEL TASSEL
23
Het raam op de tweede verdieping.
In het verlengde van de ingang en de hal ligt achter een dubbele deur een achthoekige vestibule met een mozaïekvloer met vlammotief. Via enkele witmarmeren treden komt men uiteindelijk terecht op de overloop, waar de volledige breedte van het huis zichtbaar wordt en waar het licht via twee glaskoepels tegen de scheidingsmuren binnenstroomt. De ene koepel is gewelfd en verlicht de wintertuin; het andere is vlak en verlicht het trappenhuis. Het fumoir op de tussenverdieping kijkt over deze ruimte uit, zoals een theaterloge over het toneel uitkijkt. De overloop is met drie glazen deuren afgescheiden van de salon waarop een eetkamer aansluit, die uitloopt op een vijfledige apsis. De boeketten van stalen sierelementen die zich uit de kapitelen van de zuilen ontrollen, verstevigen de bogen die, door de afwezigheid van muren, het gewicht van de verdiepingen dragen. Hun beweging vinden we ook terug in de het lijnenpatroon in het mozaïek en op de muren.
24
Geveldetail ter hoogte van de voordeur en de tussenverdieping.
HORTA
HOTEL TASSEL
25
Detail van de tussenverdieping.
26
Het glas-in-loodraam van het fumoir op de tussenverdieping werd door Jean Delhaye gereconstrueerd op basis van een oude schets en foto’s.
HORTA
HOTEL TASSEL
27
> De overloop op de bel-etage in de richting van de straat.
De slingerende lianen op de wanden van het trappenhuis worden weerspiegeld in de grote spiegel aan de tegenoverliggende muur in de wintertuin. De overloop op de eerste verdieping die de werkkamer met de slaapkamer verbindt, wordt zijdelings verlicht via een glas-inloodraam geïnspireerd op Japanse prenten, waarvan Tassel een fervent verzamelaar was. In het hotel Tassel toont Horta zich niet alleen als architect, maar ook als decorateur met een enorm gevoel voor kleur. Jean Delhaye, architect, oud-leerling en stagiair van Victor Horta, koopt het hotel Tassel in 1967. Het pand was intussen omgevormd tot een appartementsgebouw en ingrijpend veranderd. Delhaye herstelde het tussen 1982 en 1985. Het was de wedergeboorte van een belangrijk werk in de geschiedenis van de art nouveau.
Dubbele deur tussen de hal en de vestibule.
28
HORTA
HOTEL TASSEL
29
30
< Mozaïek in de achthoekige hal rondom een zichtbaar koperen verwarmingselement.
Gezicht op de wintertuin op de bel-etage. De muurschildering, de spiegel en de lichtkoepel werden door Jean Delhaye volledig gereconstrueerd op basis van oude foto’s.
HORTA
HOTEL TASSEL
31
Glas-in-loodraam tussen de wintertuin en de lagergelegen vestiaire.
Vloermozaïek in de wintertuin.
32
Het mozaïek van de overloop op de bel-etage gezien vanuit het fumoir op de tussenverdieping.
Detail van de muurschildering in het trappenhuis ter hoogte van de overloop op de bel-etage, de eerste toepassing van de art-nouveauarabesk.
> De overloop op de bel-etage, met op de achtergrond het trappenhuis.
34
HORTA
HOTEL TASSEL
35
De overloop op de eerste verdieping die leidt naar de werkkamer van Emile Tassel. In de nis, de sculptuur ‘David’, in verguld gips, van Godefroid Devreese.
36
Detail van het trappenhuis tussen de bel-etage en de tussenverdieping.
Detail van de muurschildering op de overloop op de eerste verdieping.
HORTA
HOTEL TASSEL
37