Hoogst Persoonlijk
Recht in de ogen van Leo Zomer Bostik Benelux
UITGESPROKEN
VERSTAND VAN ZAKEN
IN HET BANKJE VAN...
Deels onderwijs in het
Mag een tandarts een patiënt
...een concern geconfron-
Engels op de basisschool;
met hiv weigeren?
teerd met een ingetrokken
done or not done? Pag. 3
403-verklaring Pag. 5
Pag. 10
09
Uitgesproken
Een vruchtbare relatie; gebaseerd op (persoonlijk) vertrouwen Onze samenwerking met cliënten is gebaseerd op vertrouwen. Wij vinden het dan ook belangrijk dat de relatie met onze cliënten zo succesvol mogelijk is. Wanneer dat zo is, is er een wederzijdse vruchtbare relatie met als uitgangspunt het vertrouwen dat al onze cliënten in Holla kunnen hebben. Het vierde kwartaal van 2015 is begonnen en we horen en lezen overal dat de economie weer aan trekt. Hoe staat uw onderneming er voor? Kunnen er nog zaken worden verbeterd om mooie eindejaarscijfers te laten zien? Wij bouwen graag mee aan uw succes! In deze editie van ons relatiemagazine staat in de rubriek ‘Recht in de ogen van’ de heer Leo Zomer, directeur van Bostik Benelux, centraal. Hij vertelt waarom wij al 20 jaar huisadvocaat zijn. Hij benadrukt hoe onze deskundigheid vruchten afwerpt, en gaat ook in op de juridische kwetsbaarheid in zijn organisatie en hoe Holla daarin van waarde is voor Bostik. Nu de economie weer sterker wordt, neemt het aanbod van vreemd vermogen toe. Dat is goed nieuws en ook hier kan Holla het verschil maken: op pagina 11 en vertelt Monieke Linck over de mogelijkheden (en de noodzaak) van succesvol onderhandelen bij het verkrijgen van een financiering. Wij wensen u veel leesplezier en vooral ook een mooi vierde kwartaal!
Met vriendelijke groet, Robert van Muijen, bestuursvoorzitter
INHOUDSOPGAVE Uitgesproken Deels onderwijs in het Engels op de basisschool; done or not done? | Dient een verzekeraar een handtekening te controleren op echtheid?
Verstand van zaken Mag een tandarts een patiënt met hiv weigeren? | Partneralimentatie op de schop? | Reorganiseren onder de Wet Werk en Zekerheid
Recht in de ogen van Leo Zomer, Bostik Benelux
In het bankje van... ...een concern geconfronteerd met een ingetrokken 403-verklaring | ...een ondernemer pur sang en een financieringsadvies op maat
Hallo Holla Een overzicht van alle evenementen
3 5 8 10 12
Deels onderwijs in het Engels op de basisschool; done or not done? door Anke Groffen, onderwijs
Stichting BOOR is een door de gemeente Rotterdam opgerichte stichting die onder meer 74 openbare scholen voor primair onderwijs in stand houdt. Stichting BOOR voert sinds 2003 het beleid om de kwaliteit van het openbaar onderwijs te versterken door het aanbieden van een zogenaamd ‘natuurlijk’ Engels op haar basisscholen. Stichting BOOR heeft dit vormgegeven in het ‘EarlyBird-programma’. Hooguit vier uur per week krijgen de kinderen les in de Engelse taal, of worden onderwijsactiviteiten in het Engels gegeven. De participatie in dit programma vindt plaats op basis van een overeenkomst die Stichting BOOR is aangegaan met de zogenaamde ‘EarlyBirdscholen’. Een mooi initiatief, isn’t it?
Stichting Taalverdediging Stichting Taalverdediging probeert echter roet in het eten te gooien. Stichting Taalverdediging heeft het herstel en het behoud van de Nederlandse taal als adagium. Stichting Taalverdediging is van mening dat het EarlyBirdprogramma in strijd zou zijn met de Wet op het Primair Onderwijs (hierna: ‘WPO’). Volgens deze stichting mag op basis van de WPO enkel de Nederlandse taal de voertaal zijn in het basisonderwijs. Zij start een procedure bij de rechtbank om (kort gezegd) een oordeel te krijgen dat het EarlyBird-programma onrechtmatig is. Wat zegt de wetgever? De wetgever heeft bepaald dat de voertaal in het basisonderwijs Nederlands is, maar dat gedurende een deel van de onderwijstijd ook een andere taal gevoerd mag worden. Tweetalig basisonderwijs is dus toegestaan. Uit de WPO volgt dat het basisonderwijs niet alleen de
Nederlandse taal maar ook de Engelse taal moet omvatten. Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij de Tweede Kamer onder de aandacht gebracht, dat het vanwege de internationale economie van belang is om te experimenteren met de Engelse taal als deelvoertaal voor maximaal 15% van de onderwijstijd. Van belang is ook dat de onderwijsinspectie onderzoek heeft gedaan naar het EarlyBird-programma, en zij is tot de conclusie gekomen dat het programma niet botst met de WPO.
Stichting Taalverdediging trekt aan het kortste eind In een ‘nutshell’ heeft de rechtbank geoordeeld dat Stichting BOOR onrechtmatig handelt als haar EarlyBird scholen meer dan 15% van de onderwijstijd per jaar onderwijsactiviteiten aanbieden waarbij de voertaal Engels is. Zowel Stichting BOOR als Stichting Taalverdediging gaan tegen het vonnis in hoger beroep. Het gerechtshof Den Haag gaat niet mee in het standpunt van Stichting Taalverdediging dat het EarlyBird-programma in strijd is met de WPO. De conclusie van het hof is dat het EarlyBirdprogramma prima past in de kaders van de WPO. Daarbij stelt het hof voorop dat Engels een verplichte onderwijsactiviteit is, en dat de WPO ruimte laat voor het gebruik van andere talen. Bovendien hebben basisscholen vrijheid om te bepalen hoe zij hun onderwijsprogramma inrichten. Het hof benadrukt dat de onderwijsinspectie toeziet op de kwaliteit van het onderwijs. Een terughoudende rol van de rechter is hierbij gepast, aldus het hof Den Haag. Deels onderwijs in de Engelse taal op de basisschool is dus ‘done’!
3
Uitgesproken
Verstand van zaken
Mag een tandarts een patiënt met hiv weigeren? Dient een verzekeraar een handtekening te controleren op echtheid? door Marloes Hulstein, verzekering en aansprakelijkheid
Een samenwonend stel heeft samen twee levensverzekeringen afgesloten. De verzekerden onder de polissen waren de kinderen van de vrouw uit een eerdere relatie. De premies van beide polissen zijn steeds voldaan ten laste van de bankrekening van de vrouw. Ongeveer tien jaar na het afsluiten van de levensverzekeringen is de man vertrokken naar zijn tweede huis in Spanje en een paar maanden later heeft de man de verzekeraar verzocht om de levensverzekeringen af te kopen. Daartoe heeft hij twee aanvraagformulieren aan de verzekeraar verzonden. Beide aanvraagformulieren bevatten geen handtekening van de vrouw. De verzekeraar heeft daarop alsnog verzocht om twee, door beide verzekeringnemers ondertekende, aanvraagformulieren alsmede een kopie van het identiteitsbewijs van de vrouw, toe te sturen. De man voldoet aan dit verzoek, waarna de verzekeraar een bedrag van € 35.229,24 aan afkoopwaarde op het door hem opgegeven bankrekeningnummer (dat op naam van de man stond) overmaakt. Ongeveer een half jaar nadat de verzekeraar de afkoopsom aan de man had overgemaakt, is de relatie tussen de man en de vrouw geëindigd. Twee maanden daarna komt de vrouw erachter dat de man de verzekeringen heeft afgekocht. Vervolgens neemt de vrouw contact op met de verzekeraar met de vraag hoe het mogelijk was dat de verzekeringen zonder haar medeweten op verzoek van de man zijn afgekocht. Dit leidt tot een procedure bij de rechtbank Den Haag.
4
De rechtbank De rechtbank oordeelt dat een verzekeraar, behoudens gevallen waarin de verzekeraar duidelijke aanwijzingen heeft dat er een reëel risico op vervalsing bestaat, ervan mag uitgaan dat handtekeningen niet zijn vervalst wanneer een kopie van het identiteitsbewijs wordt meegezonden. Het gaat te ver om van een verzekeraar te verlangen dat hij ertoe overgaat de handtekening op de kopie van het identiteitsbewijs te vergelijken met de handtekening op het betreffende formulier. Temeer nu het beoordelen van de echtheid van een handtekening specialistische kennis vereist. De omstandigheid dat de man zonder toestemming van de vrouw (een kopie van) haar identiteitsbewijs heeft gebruikt, ligt naar het oordeel van de rechtbank binnen de risicosfeer van de vrouw en komt derhalve voor haar eigen rekening. Conclusie De rechtbank Den Haag komt aldus tot de slotsom dat een verzekeraar haar onderzoeksplicht niet schendt door geen eigen onderzoek in te stellen naar de echtheid van een handtekening, tenminste in het geval er een kopie van het identiteitsbewijs voorhanden is en er geen duidelijke aanwijzingen bestaan dat er een reëel risico op vervalsing bestaat.
door Caroline van der Kolk-Heinsbroek, gezondheidsrecht Recent kwam in het nieuws dat een tandarts uit Noord-Brabant de behandelingsovereenkomst met een patiënt heeft beëindigd, omdat de tandarts op de hoogte was geraakt van het feit dat de patiënt hiv had zonder dat de patiënt dit had gemeld. Naar de mening van de tandarts zou dit een gevaar opleveren voor zijn personeel. Eén van de vragen die naar aanleiding van dit incident speelt is de vraag of een tandarts een patiënt met hiv überhaupt mag weigeren? Daarnaast speelt de vraag of het verzwijgen van deze informatie een geldige reden is om de behandelingsovereenkomst te mogen beëindigen.
Regelgeving NMT De Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) is de beroepsvereniging van tandartsen in Nederland. De NMT heeft de ‘Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken 2015’ opgesteld. Deze richtlijn is voor de tandheelkunde opgesteld en bevat standaard hygiënevoorschriften waar tandartsen zich aan moeten houden. Dit houdt in dat bij naleving van de richtlijn bij hiv-positieve patiënten geen extra maatregelen genomen hoeven te worden. De hygiënevoorschriften zijn immers standaard en zijn direct toepasbaar in de dagelijkse praktijk en gelden dus bij iedere tandheelkundige behandeling. Ook staat er in de richtlijn dat er geen reden is hiv-positieve patiënten voor behandelingen in de tandartsenpraktijk te weigeren. De richtlijn geeft bovendien aan dat de tandarts er rekening mee moet houden dat patiënten de tandarts niet melden dat zij hiv-positief zijn. Om die reden moet iedere patiënt behandeld worden als zijnde een ‘geïnfecteerde’ patiënt. Daarnaast is vermeld dat als alle voorzorgsmaatregelen betreffende infectiepreventie toegepast worden, het risico op overdracht verwaarloosbaar klein is. De tandarts hoeft dus in principe niet op de hoogte te zijn
van de hiv-status van de patiënt met betrekking tot het besmettingsrisico, aangezien hij voor elke patiënt dezelfde standaard hygiënische handelingen moet verrichten.
Beëindigen behandelingsovereenkomst Uit artikel 7:460 Burgerlijk Wetboek volgt dat de tandarts de behandelingsovereenkomst alleen kan opzeggen als daarvoor een gewichtige reden is. Wat een voldoende gewichtige reden is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het belang van de gezondheid van de patiënt laat niet toe dat de behandelingsovereenkomst zonder meer kan worden opgezegd en de hulpverlening wordt gestaakt. Door de NMT is een notitie geschreven omtrent de wijze van het beëindigen of niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst. In de notitie van het NMT wordt een aantal voorbeelden van gewichtige redenen genoemd als grond voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst door de tandarts. Een van die gronden voor beëindiging kan zijn dat de patiënt opzettelijk geen informatie wil geven (of achterhoudt), terwijl het geven daarvan wel in zijn vermogen ligt. Echter wordt niet gemotiveerd welke situaties hieronder geschaard dienen te worden. Is de tandarts van mening dat er sprake is van een gewichtige reden dan dient hij daarnaast zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. De tandarts dient herhaaldelijk aan te dringen bij de patiënt op verandering in het gedrag en patiënt te waarschuwen voor uitschrijving. De tandarts moet de patiënt daarnaast tijdig inlichten over diens uitschrijving en de reden daarvan. Zoals uit het voorgaande blijkt mag een tandarts een patiënt met hiv niet weigeren. Daarnaast mag een behandelingsovereenkomst alleen dan beëindigd worden indien er sprake is van een voldoende gewichtige reden. Of het achterhouden van informatie door de patiënt, in de zin van het niet melden van een bekende hiv-besmetting, daaronder valt is nog maar de vraag.
5
Verstand van zaken
Verstand van zaken
Partneralimentatie op de schop? door Nicole Lindhout, familie- en erfrecht
Met enige regelmaat duiken er geluiden op dat het tijd wordt om de huidige regeling voor de onderhoudsverplichting van ex-echtgenoten aan te passen.
Initiatiefwetsvoorstel Wet herziening partneralimentatie De meest recente poging om de wet op dit punt te wijzigen, is het initiatiefwetsvoorstel Wet herziening partneralimentatie dat op 19 juni 2015 door Tweede Kamerleden Van Oosten (VVD), Recourt (PvdA) en Berndsen-Jansen (D66) werd ingediend. De indieners van dit wetsvoorstel willen dat partneralimentatie eerlijker, simpeler en korter wordt. Zij willen de grondslag van partneralimentatie veranderen, de berekeningsmethode vereenvoudigen en de alimentatieduur verkorten. Heeft een huwelijk korter dan 3 jaar geduurd en zijn er geen gezamenlijke kinderen jonger dan 12, dan bestaat er geen recht op partneralimentatie, zo luidt het voorstel. In andere gevallen geldt als hoofdregel dat de alimentatieduur gelijk is aan de duur van het huwelijk, met een maximum van 5 jaar. Het voorstel moet nog worden goedgekeurd door achtereenvolgens de Tweede en Eerste Kamer, maar gelet op de samenstelling van het huidige kabinet behaalt het voorstel naar verwachting een meerderheid, zodat er binnen een jaar een wetswijziging zou kunnen komen. Of de voorgestelde wijzigingen het onveranderd halen, is overigens maar de vraag. De praktijk leert ons dat er nog (ingrijpende) wijzigingen kunnen plaatsvinden tijdens het wetgevingsproces. Ook zal er overgangsrecht komen.
6
Reorganiseren onder de Wet Werk en Zekerheid door Bert van den Boom, arbeidsrecht
Huidige regeling Tot de mogelijke wetswijziging zijn de scheidende echtgenoten gebonden aan de geldende wetgeving, die voorziet in een onderhoudsverplichting gebaseerd op lotsverbondenheid, met een wettelijke maximumduur van 12 jaar. Uiteraard is het ook nu mogelijk dat ex-echtgenoten samen afspraken maken, die van deze wettelijke bepalingen afwijken. Alimentatie is echter bij uitstek een onderwerp waarbij de belangen zeer uiteen lopen. Het maken van afspraken is meestal niet eenvoudig. In die gevallen komt er dan een rechter aan te pas.
Nu het nieuwe ontslagrecht van kracht is gegaan verloopt vanaf 1 juli 2015 een reorganisatie uitsluitend via het UWV. Kiezen tussen het UWV en de kantonrechter is er niet meer bij. De volgende zaken zijn van belang bij een reorganisatie.
Opzegverbod Een belangrijke wijziging springt meteen in het oog: het UWV zal de aanvraag voor een ontslagvergunning automatisch afwijzen indien er sprake is van een opzegverbod en het niet aannemelijk is dat dit opzegverbod in de vier opvolgende weken komt te vervallen.
Naarmate er meer tijd sinds de echtscheiding is verstreken, stijgt de kans om de onderhoudsverplichting te wijzigen of zelfs te beëindigen. De factor tijd heeft invloed op de behoeftigheid: in hoeverre kan de onderhoudsgerechtigde in eigen levensonderhoud voorzien. In de rechtspraak is de laatste jaren een duidelijke tendens waarneembaar dat er meer en meer van de onderhoudsgerechtigde wordt verlangd dat deze zijn/haar eigen verdiencapaciteit zo goed als mogelijk benut. Dikwijls wordt hiervoor een bepaalde periode vastgesteld. Na afloop van deze periode kan de onderhoudsplichtige met succes wijziging van de alimentatie verzoeken. De onderhoudsgerechtigde zal dan moeten aantonen dat hij/zij zich voldoende heeft ingespannen om diens verdiencapaciteit te benutten.
De ontslagaanvraag Het indienen van de ontslagaanvraag kan zowel digitaal als per post gedaan worden. Het UWV heeft formulieren opgesteld die de werkgever verplicht moet gebruiken. Het UWV streeft ernaar om binnen een kortere tijd dan voorheen een beslissing te nemen, namelijk binnen vier weken. Daarom hanteert zij nu strengere termijnen. Een werkgever dient een onvolledige aanvraag binnen acht dagen aan te vullen, de werknemer krijgt vervolgens veertien dagen om daarop te reageren en voor eventuele hoor en wederhoor gelden termijnen van zeven dagen. De tijd die de procedure bij het UWV kost, mag door de werkgever op de opzegtermijn in mindering worden gebracht. Er moet wel altijd een maand opzegtermijn resteren.
Hoewel het zo langzamerhand tijd lijkt dat er een gewijzigde regeling voor partneralimentatie komt, is het de vraag in hoeverre dit daadwerkelijk zal leiden tot een beter werkbare regeling. De nog niet zo lang geleden doorgevoerde ‘vereenvoudiging’ van de kinderalimentatie, heeft in de praktijk juist tot veel discussie en procedures geleid. Eén zekerheid lijkt gegeven: advies van een bekwame familierechtadvocaat is en blijft onmisbaar!
Toetsing en toestemming UWV Het UWV zal vervolgens toetsen of er een redelijke grond bestaat voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en of herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. Deze redelijke termijn is gelijk aan de wettelijke opzegtermijn, maar gaat pas lopen vanaf het moment van toestemming. De proceduretijd wordt hierop dus niet in mindering gebracht. Sterker nog: hoe langer
de procedure heeft geduurd, hoe langer de werkgever herplaatsingsinspanningen moet verrichten. Nadat het UWV de toestemming heeft verleend, moet de werkgever binnen vier weken de arbeidsovereenkomst opzeggen. Nieuw is dat tegen de beslissing van het UWV hoger beroep openstaat, voor zowel werkgever als werknemer.
Transitievergoeding Als een werkgever een ontslagvergunning krijgt en hij de arbeidsovereenkomst met een werknemer wegens bedrijfseconomische redenen opzegt, is hij de transitievergoeding verschuldigd. Op onze website, holla.nl, vindt u een handige rekentool, die u helpt de transitievergoeding te berekenen. Het wordt afwachten of het UWV haar ambities weet waar te maken en of de procedure daadwerkelijk verkort wordt door bovengenoemde wijzigingen. Het is ook de vraag in hoeverre werknemers gebruik gaan maken van hun mogelijkheid in hoger beroep te gaan. De verwachting is dat werknemers deze mogelijkheid gebruiken om een hogere beëindigingsvergoeding uit te onderhandelen. In hoeverre werkgevers hierin meegaan, moet de praktijk uitwijzen.
7
Recht in de ogen van
CIJFERS EN FEITEN Leo Zomer (61) sinds 1987 werkzaam, van hoofd boekhouding tot directeur Benelux Bostik Benelux
omzet € 100 miljoen 140 medewerkers
Bostik wereldwijd
omzet € 1,6 miljard 4.500 medewerkers
Onderdeel van wereldwijde Arkemagroep, divisie High Performance Materials Succesproduct
gevelplaat lijmsysteem (75% marktaandeel)
Waarom sterk, duurzaam en vrij van oplosmiddel en isocyanaat, dus milieuvriendelijk en arbotechnisch prettiger te verwerken. Bostik heeft vanaf 2013 een nieuw logo:
“IN ZO’N GECOMPLICEERD SPEELVELD, HEBBEN WIJ ALTIJD DE BESTE ADVOCAAT.” “TOEPASSING VAN LIJMEN LUISTERT NAUW. IN DE BOUW LIGT ER AL GAUW EEN CLAIM.” “Lijm is duurzaam en meer aardbevingsbestendig, want lijm beweegt mee…” directeur Leo Zomer van Bostik Benelux heeft een passie voor lijm. De laatste decennia heeft de toepassing van lijmen en kitten een vlucht genomen in de bouw. “Onze duurzame elastische lijmen, de zogenaamde MS-Polymeren, zijn hier in Den Bosch in het eigen lab ontwikkeld. ” Maar de toepassing is precisiewerk. En gaat het mis, dan ligt er in de bouw al gauw ergens een claim. “Aangezien de applicateurs meestal wat kleinere bedrijven zijn met beperkte verhaalmogelijkheden, probeert de opdrachtgever vaak de schade op de grotere partij te verhalen, dus Bostik”, vertelt Leo Zomer met grote rust, want Ferry Weelen, partner van Holla Advocaten en meer dan 20 jaar huisadvocaat, lost deze kwesties altijd vlot op.
8
Lijmen en kitten vrij nieuw “Lijmen zijn nog altijd een innovatieve en betrekkelijk nieuwe toepassing in de bouw,” verklaart Leo Zomer. “Het gaat bij claims vrijwel altijd over applicatiefouten. Dat is een soort vast patroon. Onze lijmen zijn prima, maar de toepassing ervan luistert nauw.” De applicateur heeft een cruciale rol in het proces van verlijmen en kitten. Hij moet zich houden aan de nauwkeurige instructies op de TI-bladen die bij de lijmen worden geleverd. “Lijmen is een kwetsbaar proces. Het werkt heel nauw met de luchtvochtigheid, temperatuur en mengverhoudingen met bijvoorbeeld water. Daar verwijzen wij ook altijd naar.” In de bouw is tijd echter geld, dus kan een applicateur, vaak een zzp-er, niet altijd het geduld opbrengen om bijvoorbeeld te wachten op de juiste temperatuur. “Die denkt: laat ik maar beginnen”. En zo zijn ze geneigd om risico te nemen.” Niet op de spits drijven Een claim in de bouw is meestal ingewikkeld, omdat er meerdere partijen bij betrokken zijn. “Niet alleen Bostik en de opdrachtgever zijn erbij betrokken, maar ook de applicateur en de leverancier van de te verlijmen materialen etcetera. Ferry Weelen is op zijn best in zo’n gecompliceerd speelveld. Wij hebben altijd de beste advocaat. De manier waarop hij dat aanpakt is heel knap. Hij vertelt heel vriendelijk: ‘met die lijm van Bostik is niets mis, er is
hier niets te halen’. Hij blijft aardig, maar ook duidelijk en standvastig. Voor ons werkt dat heel goed. Ik voel me er ook zo goed bij omdat ik er zelf precies zo over denk.” Eerlijkheid staat voorop bij het afhandelen van klachten, vindt Zomer: “Als wij vinden dat wij aansprakelijk zijn voor een klacht, dan handelen wij dat netjes af en dat waarderen onze klanten. Het heeft gewoon geen zin om dingen op de spits te drijven. Al kom je iemand maar een klein beetje tegemoet, dan voelt iemand zich toch serieus genomen.”
Optimale support voor toepassing Uiteraard doet Bostik aan de voorkant alles om zulke claims te voorkomen. In het eigen opleidingscentrum biedt Bostik aan zijn afnemers cursussen en workshops aan om de producten perfect te leren toepassen. “Wij zetten in op kwaliteit en dus proberen wij optimale support te leveren aan bedrijven die onze toepassingen uitvoeren. Zo onderscheiden wij ons: in onze ondersteuning in advies, after sales en hoe we omgaan met klachten.” Om die reden heeft Leo Zomer ook vaak contact met Ferry Weelen over inkoop-, verkoop- en distributievoorwaarden en de inhoud van contracten: “Voor ons is het belangrijk dat klanten van tevoren weten wat ze van Bostik kunnen verwachten.”
9
In het bankje van...
In het bankje van...
...een concern geconfronteerd met een ingetrokken 403-verklaring door Lucienne Theunissen, financiering, zekerheden en insolventie
Voor veel concerns is consolidatie een handig en veelgebruikt instrument. In dat geval hoeft een tot een groep behorende rechtspersoon de jaarrekening niet te publiceren, mits aan de voorwaarden van artikel 2:403 BW is voldaan. Eén van die voorwaarden is het afgeven van een zogeheten 403-verklaring door de moedervennootschap, waarin deze schriftelijk verklaart zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de schulden van haar dochtervennootschap. Zij stelt zich met andere woorden garant voor haar dochteronderneming. Maar hoe zit het met de aansprakelijkheid van de moedervennootschap voor de schulden van haar dochtervennootschap als de 403-verklaring op enig moment wordt ingetrokken? Deze vraag werd mij onlangs gesteld door een cliënt die werd geconfronteerd met een ingetrokken 403-verklaring aan de zijde van de wederpartij. Deze cliënt had een fikse vordering op de dochtervennootschap van een groot concern, maar de dochtervennootschap bleef ondanks meerdere sommaties in gebreke met de betaling van de onderliggende facturen. Het concern waar deze dochtervennootschap toe behoorde, maakte gebruik van de concernvrijstelling. De moedervennootschap had in dat verband een 403-verklaring afgegeven en zich daarmee hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de uit rechtshandelingen van haar dochter voortvloeiende schulden. Om die reden besloot de cliënt ook de moedervennootschap tot betaling aan te spreken. De moedervennootschap wees echter alle aansprakelijkheid van de hand onder verwijzing naar het feit dat de afgegeven 403-verklaring al enige tijd was ingetrokken.
10
De aansprakelijkstelling door middel van een 403-verklaring kán via een nieuwe schriftelijke verklaring weer worden ingetrokken. In dat geval blijft echter de aansprakelijkheid bestaan voor de schulden die voortvloeien uit rechtshandelingen die vóór de intrekking zijn verricht. Deze zogeheten overblijvende aansprakelijkheid wordt pas beëindigd, indien aan de voorwaarden zoals genoemd in art. 2:404 lid 3 BW is voldaan. De betreffende rechtspersoon mag niet meer tot de groep behoren, van het voornemen moet openbaar melding worden gemaakt, en binnen de verzetperiode van twee maanden mogen zich geen schuldeisers hebben gemeld die zich verzetten tegen de beëindiging. In het onderhavige geval had de moedervennootschap niet aan deze voorwaarden voor de beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid voldaan. Om die reden bleef zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van haar dochter, voortvloeiend uit rechtshandelingen die vóór de intrekking zijn verricht. De cliënt kon dus met recht ook de moedervennootschap tot betaling aanspreken. De moedervennootschap kon zich in dit geval niet verschuilen achter het enkele feit dat de 403-verklaring inmiddels was ingetrokken. Wordt uw onderneming geconfronteerd met een ingetrokken 403-verklaring? Of speelt u als moedervennootschap met de gedachte om een afgegeven 403-verklaring weer in te trekken? Bedenk dan goed dat met de enkele intrekking niet alle aansprakelijkheid eindigt en controleer of ook aan de voorwaarden voor beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid is voldaan.
...een ondernemer pur sang en een financieringsadvies op maat door Monieke Linck, banking & finance
Cliënt belt me op en zegt: er staat weer wat moois op stapel! Cliënt is ondernemer pur sang en hij is van plan een gigantische machine aan te kopen van zijn failliete concurrent. Hij verwacht met deze machine een omzetstijging van maar liefst 30 procent te kunnen realiseren. Zijn vraag aan mij? “Hoe kom ik aan het geld? Is dat crowdfunding niet iets voor mij?”
Bovendien heeft de machine die cliënt wenst aan te schaffen een redelijk stabiele waarde. Is het niet interessanter om te kijken of die waarde kan worden gebruikt als onderpand voor de financiering, waardoor ook de prijs (rente) voor de financiering aantrekkelijker wordt? In dat geval zou financiering door een bank of leasemaatschappij wellicht meer voor de hand liggen.
Tijdens een lunch bespreken we de verschillende mogelijkheden voor de financiering van zijn voorgenomen investering: bancair, via eigen vermogen, het aantrekken van een achtergestelde lening, het aantrekken van een onderhandse lening via een kredietunie, via een leasemaatschappij of via een crowdfunding platform. Maar, zo leg ik uit, het is niet gegeven dat zijn financieringsaanvraag via een crowdfundingstraject zal slagen. Crowdfunding is bij uitstek geschikt voor de financiering van een concreet, te vermarkten, project of product, niet voor reguliere werkkapitaalfinanciering. Het valt of staat met de affiniteit die mensen uit de directe (bedrijfs-)omgeving zullen hebben met het te financieren object. De ideologie achter het product of de onderneming weegt voor een particulier dus zwaar. Heeft cliënt dit soort mensen in zijn omgeving? Zo niet, dan zou hij de kosten van het aanvraagtraject van financiering door middel van crowdfunding kunnen besparen.
Een week later ontvang ik van cliënt een drietal offertes met het verzoek deze na te lopen en hem aan te geven welke haken en ogen aan de voorgestelde financieringen zitten. Samen formuleren we een tegenvoorstel aan één van de drie partijen, waarbij we rekening houden met de operationele bedrijfsvoering van cliënt. Ook waarborgen we dat hij de vrijheid behoudt voor de toekomstplannen voor zijn onderneming. Tijdens de daaropvolgende onderhandelingen zorg ik ervoor dat de betreffende financier niet “overvraagt” en dat er een gebalanceerd (maar bovenal werkbaar) contract wordt getekend. Een mooi advies op maat en het werkt. Een maand later rij ik langs voor een kop koffie. Vol trots laat hij mij de draaiende nieuwe machine zien. Op volle kracht vooruit!
11
HALLO HOLLA Seminar Samenwerken en Mededinging in de Zorg 15 oktober 2015, 15.00 uur - 18.00 uur Op diverse terreinen wordt van zorgverleners verwacht dat zij met elkaar samenwerken. Wat zijn de valkuilen van het samenwerken, wie is er bijvoorbeeld aansprakelijk in de samenwerking? Hoe kunt u de samenwerking vormgeven? Is een samenwerkingsovereenkomst voldoende of moet er een aparte juridische entiteit worden opgericht zoals een BV of Coöperatie? Wat mag wel en wat mag niet volgens de Mededingingwet en wat zijn de vormen en valkuilen? Zeker als het komt tot vergaande samenwerking en fusie.
Holla GLOWt 11 november 2015 In november staat Eindhoven voor de 10e keer weer volop in het teken van lichtkunstfestival GLOW. Zo’n vijftig kunstenaars bieden met lichtinstallaties, -sculpturen, -projecties en performances de toeschouwers een verrassend nieuwe kijk op de stad. Ook dit jaar is Holla Advocaten weer aanwezig tijdens de speciale relatieavond Holla GLOWt op woensdagavond 11 november aanstaande.
Hierover gaan wij graag met u in gesprek om u zo goed mogelijk te informeren.
U kunt zich voor al onze seminars aanmelden via onze website holla.nl/evenementen
Seminar Privacy in de Zorg 9 november 2015, 14.45 uur - 18.00 uur
Benieuwd naar actualiteiten rondom Holla Advocaten, volg ons dan via ons twitteraccount: @HollaAdvocaten of volg ons via LinkedIn Companies Holla Advocaten
Is uw organisatie privacyproof? Binnen uw instelling krijgt u meer en meer te maken met regelgeving op het gebied van privacy. Hierbij kunnen lastige vragen naar voren komen. Want: wie moet er allemaal in het aangelegde patiëntendossier kunnen kijken? En met wie mogen er (medische) gegevens worden gedeeld, zowel binnen als buiten uw organisatie? Maar ook: hoe zit het met de beveiliging van alle gegevens in uw ICT-systeem dat elders wordt gehost; wordt er wel voldaan aan alle beveiligingsstandaarden, en wie is er verantwoordelijk bij een datalek? En o ja, hoe lang mag of moet u gegevens eigenlijk bewaren? Holla Advocaten legt het u graag uit tijdens het seminar dat op 9 november 2015 wordt georganiseerd.
Editie 9 | Oktober 2015 | Jaargang 3
COLOFON
Holla Advocaten
Redactie
Stationsplein 101 | 5211 BM ’s-Hertogenbosch
Anke Groffen Kim de Bonth Meggie Tissen Sigrid Drukker Fotografie: Hein Gijsbers
Beukenlaan 46 | 5651 CD Eindhoven holla.nl |
[email protected] | +31 88 44 02 400