Hooggevoelige jongens die het lef hebben de wereld te veranderen. Rinus van Warven, Prana aug/sept 2010; 180: 81-88 ‘Het belangrijkste doel van spirituele ontwikkeling is dat de mens leert verbinding te maken met zijn diepste kern, zijn innerlijk licht, zijn aloude weten. De mens heeft deze kennis in zich en hij kent zijn natuur, hoewel die veelal verborgen is en overschreeuwd wordt. Als de mens dan ook nog eens een solide basaal vertrouwen heeft, de overtuiging dat hij er mag zijn en dat hij van nature goed en zuiver is, is dat de basis van de spirituele ontwikkeling van de mens.’ In het boek ‘Een droomschool in een droomstad’ [i] beschrijft arts Mehdi Jiwa een integrale visie op onderwijs. Integraal onderwijs heeft volgens Mehdi Jiwa betrekking op de ontwikkeling van het lichaam, de geest, het sociale functioneren en het spirituele aspect van het kind. Het uitgangspunt is dat het kind al veel kennis in zich heeft: er moet alleen een gunstige en veilige omgeving geboden worden om tot bloei te komen. Volgens de arts moet het kind gevoed worden met kennis op een wijze die passend is voor het kind. Samengevat moet het kind gestimuleerd worden te leven van ‘binnenuit’ i.p.v. dat het van ‘buitenaf’ gevormd wordt. Laagstaangeslagenen Het zijn eigenlijk niet eens zulke ingewikkelde woorden, de woorden van Mehdi Jiwa over de essentie van de spirituele ontwikkeling van de mens. Het kind heeft al veel kennis in zich. De vraag is alleen hoe die kennis tot bloei gebracht kan worden. In de wereld waarin we werken, denken en wonen worden tal van mogelijkheden bedacht om de verschillen tussen mensen te benadrukken. Er worden honderden soorten onderwijs in de wereld gezet om die verschillen tussen mensen, mannen en vrouwen, volwassenen en kinderen gestalte te geven. Zo zijn er laagdrempelige opleidingen voor hooggevoeligen, maar is er ook een laaggevoelige ematching-reclame voor hogeropgeleiden, zijn er laagfrequente bijeenkomsten voor hoogstudenten, laag-bij-de-grondse wisselbaden voor hoogzwangeren en niet te vergeten hooggeboren laagstaangeslagenen. En met name van die laatste categorie begint de wereld zo langzamerhand stevig de buik vol te krijgen. Cui Bono Tijdens het eerste college ethiek dat ik ooit kreeg – het moet zo ongeveer 1977 geweest zijn – van Dr. Aat Dekker leerde ik wat de betekenis was van de woorden Cui Bono. Letterlijk staan deze twee Latijnse woorden voor een vraag die zich in de Nederlandse taal het vriendelijkst laat omschrijven als ‘aan wie komt het ten goede?’. Ietsje minder vriendelijk vraag je wiens belang er gediend wordt. En Aat Dekker leerde ons dat deze vraag aan de basis staat van de ethiek. Elke menselijke gedachte, elke menselijke handeling is bevraagbaar met deze woorden: wiens belang dien je? Het bijzondere van het boek ‘Een droomschool in een droomstad’ is dat Mehdi Jiwa in kernachtige bewoordingen weergeeft wat de verschillende opvattingen zijn als het gaat om de ‘belangen’ die er met het onderwijs gediend worden. Nuttig ‘De mens die van binnenuit leeft,’ aldus Jiwa, ‘is een totaal ander mens dan iemand die door de omgeving geleefd wordt. In het onderwijs komen wij tegenwoordig twee verschillende visies tegen, die naast elkaar bestaan. De ene is de door de industriële revolutie gedomineerde denkwijze waarin de mens als grove materie wordt gezien, onvolkomen, al dan niet zondig. In deze zienswijze moet hij door uitwendige factoren omgevormd worden tot iets ‘nuttigs’ voor de samenleving. Het tweede denkbeeld dat in de nieuwe onderwijslijn centraal staat, is het beeld dat de mens zijn innerlijk licht ontwikkelt, laat groeien en van daaruit leeft, in zichzelf gevestigd is en vertrouwt op inspiratie en intuïtie. Juist nu is het onderwijs zo belangrijk om deze verandering in bewustzijn te helpen maken en de mens in verbinding te laten komen met deze spirituele kern. De mens heeft altijd al de beschikking gehad over inspiratie en intuïtie. Zelden echter op een reguliere basis. De meeste mensen maken in hun leven slechts enkele momenten van inspiratie en intuïtie mee en zij durven er vaak niet op te vertrouwen. De mens die contact heeft gemaakt met zijn spirituele kern en van daaruit leeft, zal ontdekken dat inspiratie en intuïtie en tal van andere eigenschappen tot zijn beschikking komen. Nu niet meer af en toe, maar voortdurend: dit is de belofte die aan ieder mens gegeven is.’ Voldoening In een hoofdstuk over de ziel beschrijft Mehdi Jiwa hoe in veel tradities de spirituele kern wordt geassocieerd met het wezenlijke van de mens. ‘We moeten bedenken dat deze spirituele kern zich
niet zonder meer toont in het dagelijkse leven. De geest moet zich nog ontwikkelen om het innerlijke licht te herkennen en als een sturend element te accepteren. De mens is niet gewend om vanuit deze spirituele kern te leven en is voornamelijk gericht op de wereld die door de zintuigen wordt voorgeschoteld. Daar vindt hij zijn geluk en de voldoening van het leven. De wereld kan echter geen blijvende voldoening, geen blijvend geluk schenken. Als de mens zich blijft richten op de buitenwereld zal vroeg of laat verdriet het resultaat zijn. De werkelijke harmonie en het werkelijke geluk is in de mens te vinden. Het lijkt erop dat de mensheid op een punt in zijn ontwikkeling is gekomen dat veel meer mensen dan tot nu toe het geval is geweest, in staat zijn deze spirituele ontwikkeling door te maken, met deze kern in contact kunnen komen en van daaruit kunnen leven.’ Aandacht Jiwa citeert vervolgende de Indiase politicus, filosoof en dichter Sri Aurobindo (1872-1950). Deze vat in enkele zinnen de betekenis van goed onderwijs samen: ‘Het eerste dat bij de mentale opvoeding moet gebeuren is het ontwikkelen van het observatievermogen. Observeren doen we met onze vijf zintuigen. Als we met aandacht observeren vernemen we alles wat de vijf zintuigen kunnen vertellen over de eigenschappen en de aard van een bepaald voorwerp of schepsel. Het kind moet gestimuleerd worden om met aandacht zijn zintuigen te gebruiken, dat wil zeggen: met aandacht te leven.’ En wat concludeert Jiwa vervolgens hieruit: ‘De mens is veel meer dan een denkend dier of een dier met verstand. De mens is in staat impulsen op te vangen uit de binnen- en buitenwereld en deze te transformeren tot veel fijnere impulsen. Dit is wat ook in de renaissance werd gevoeld: de mens kan schoonheid scheppen en het goddelijke, eeuwige, tijdloze uitbeelden. We kunnen dat zien in de verschillende uitingen van kunst uit die tijd. Dat het een worsteling was, zal duidelijk zijn, maar dat de mens ernaar verlangt en er weet van heeft, is boven alle twijfel verheven. Veel mensen kunnen er geen verbinding mee maken en nemen genoegen met hun zogenaamde lagere natuur, maar de tijd die voor ons ligt heeft de belofte in zich dat veel meer mensen verbinding kunnen maken met die hogere natuur die langzaam maar zeker beschikbaar komt binnen de menselijke evolutie. Het onderwijs moet zich voorbereiden op de grote rol die zij gaat spelen in het bevorderen en harmonieus laten verlopen van dit proces.’ Bekneveling Ik moet eigenlijk glimlachen als ik de analyse lees van Mehdi Jiwa over de verschillende denkwijzen die er bestaan ten aanzien van onderwijs. En van religie… van politiek... denk ik er meteen achteraan. Ik lees één zin bij Jiwa nog eens een keer: ‘De ene is de door de industriële revolutie gedomineerde denkwijze waarin de mens als grove materie wordt gezien, onvolkomen, al dan niet zondig. In deze zienswijze moet hij door uitwendige factoren omgevormd worden tot iets “nuttigs” voor de samenleving.’ We worden de afgelopen jaren doodgegooid met waarden en normen, normen en waarden. En over welke normen en waarden hebben we het dan eigenlijk. Inderdaad door de industriële revolutie gedomineerde denkwijze. Allerlei regeltjes van buitenaf waarbij wij mensen allemaal weer aan de leiband moeten lopen, de leiband van beteugeling, bekneveling en beneveling: weer aan de leiband van politieke partijen, religieuze instituties die zo goed weten wat goed voor ons is. Hoe werd dat honderd jaar geleden ook al weer geformuleerd door de hoofdonderwijzer van school in dat bekende gedicht ‘Piet de SmeerPoets’: Kinderen die ontdeugend zijn Lijden dikwijls smart en pijn Wees voortaan dus niet meer stout Maar opdat Gij het wel onthoudt Neem ik u toch nog tot straf Al uw mooie speelgoed af Harry Potter en Jezus Christus: tegendraads. Ik google maar eens op het woord hooggevoeligheid. Ik leer dat hooggevoelige mensen edele lieden zijn die hun ervaringen sterker doorleven dan gemiddeld. Invloeden uit hun omgeving komen sterker binnen. Nadeel is wel dat ze hun emmertje eerder vol hebben en daardoor een grotere kans hebben om opgebrand te raken, zo lees ik op een site over hooggevoeligheid. En de grootse uitdaging voor deze groep mensen, zo lees ik, is het ‘ontwikkelen van een enorm potentieel aan creativiteit’. Plotseling zie ik een parallel tussen Harry Potter en Jezus Christus. Het zijn allebei zeer hooggevoelige jongens. Bijzondere jongens. Jongens die ervoor hebben gekozen om hun hooggevoeligheid in te zetten ten behoeve van de samenleving. Hooggevoelig om de wereld te redden. Nou snap ik waarom ik zo blij ben met de boeken van J.K. Rawling over Harry
Potter. Harry Potter, u weet wel, die jongeman die wordt opgevoed bij de saaiste familie van Engeland, de familie Duffeling. De familie Duffeling zijn dreuzels. Niet alleen stonden hun gezichten strak van de saaiheid: maar ze probeerden Harry zijn creativiteit af te pakken. En weet u wat er gebeurt als onze creativiteit verdwijnt? We durven niet meer lief te hebben, we durven niet meer te beminnen en het allerergste: we durven niet meer lastig te zijn. En dat heeft deze wereld zo hard nodig: lastige jongetjes en meisjes, mannen en vrouwen die visoenen durven te houden: tegendraadse visioenen. Soms dwars tegen alles in. Visioenen van een eerlijke samenleving, fantasieën van hemelse gerechtigheid. Terwijl ik dit opschrijf komt er een tekst in me op die Alexander Pola in de jaren zeventig schreef: de anti-Piet-de-Smeerpoets: Ziet hier Piet de Smeerpoets staan Want zo duidt men jongens aan Die hun haren langer dragen Dan het soort mensen kan verdragen Die met heel wat smeriger zaken Lucht en water smerig maken En pas recht van Nijl tot Rijn De Hoge Pieten Smeerpoets zijn Sisseltong Een van de mooiere teksten uit het eerste boek van Harry Potter: ‘Vertrouw nooit iets wat zelf kan denken als je niet kunt zien waar het zijn verstand bewaart!’ Schrijfster J.K. Rowling geeft aan Ginny Wemel - één van de maatjes van kinderheld Harry Potter - een wijze levensles mee. Het lukt Harry en zijn vriendjes om levend uit De Geheime Kamer te komen en te ontsnappen aan Voldemort - de laatste afstammeling van Zalazar Zwadderich – dankzij zeldzaam talent, Sisseltong… vindingrijkheid… vastberadenheid… èn… een zekere lak aan de regels. Hooggevoelige jongen die Potter. ‘Vertrouw nooit iets wat zelf kan denken als je niet kunt zien waar het zijn verstand bewaart!’Dat is ook de boodschap van die andere hooggevoelige man die we in het tweede testament tegenkomen. Jezus trekt daar van leer tegen religieuze en politieke leiders die niet lieten zien waar ze hun verstand bewaarden. Deze mensen hadden zo hun bedenkingen bij de verhalen over de man van Nazareth. Deze lastige man deed altijd tegendraadse dingen die verdacht veel op tovenarij leken. Hadden de priesters dat niet verboden? Moest het genezen van mensen niet aan God, aan de priesters en aan de medici worden overgelaten? Wat was dat voor een merkwaardige man, deze Jezus. Een supergevaarlijk jongetje. Hij brengt mensen bij de diepere zin van het bestaan en dat was deze wetticisten nog nooit met dat domme volk gelukt! Waar-maken Jezus als hooggevoelig tovenaar, spiritueel therapeut, heelmeester en biechtvader. ‘Hij heelt de mensen van de waanzin van hun angst en leert ze het vertrouwen dat goedheid en openheid mogelijk zijn. Het pantseren van je karakter, maar ook fanatisme en ideologieën helpen de mens niet verder’, zo beschrijft Eugen Drewermann het diepe spirituele inzicht van de man van Nazareth. De beelden en symbolen van toen helpen ons om de verhalen van destijds te begrijpen in het hier en nu. Om ze in het eigen leven waar te nemen en waar te maken. Religieus gezien is waar-nemen en waar-maken hetzelfde. Bij Jezus betekent geloven vertrouwen hebben. Vertrouwen overwint angst. Dat is de macht van Jezus om zieken te genezen. Als Jezus het over God heeft, verdwijnen de psychische moeilijkheden en lost de menselijke vervreemding vanzelf op. Hij geeft de mensen de moed zelf verder te gaan, te zien, te spreken. Sterven Briljant worden de beschrijvingen over de hooggevoelige Harry Potter in het laatste deel van de serie ‘De relieken van de dood’. Het wordt erg spannend. Albus Perkamentus is in gesprek met Severus Sneep. Perkamentus legt aan Severus uit hoe het zit met de relatie tussen de mens en het kwaad, tussen Harry Potter en Heer Voldemort, de Heer van het Duister. Perkamentus verrast de lezers met de mededeling aan Severus dat Harry zal moeten sterven. Lang geleden heeft Voldemort al eens een poging gewaagd om Harry te doden. Harry’s moeder Lily heeft haar eigen leven gebruikt als schild tegen de magische kracht van Voldemort. Lily is daarbij om het leven gekomen. Maar ze heeft de Vloed des Doods terug kunnen kaatsen waarbij een klein deel van de ziel van Voldemort is losgescheurd. Perkamentus: ‘Dat deel hechtte zich aan de enige levende
ziel die nog over was in het verwoeste huis. Een deel van Voldemort leeft voort in Harry. Je zou ook kunnen zeggen dat een deel van het duister, van het kwaad voortleeft in de mens.’ Verbinding Perkamentus: ‘Daardoor kan Harry met slangen spreken en staat hij in verbinding met de gedachten van Voldemort, de Heer van het Duister, een verbinding die hij nooit begrepen heeft. Zolang dat stukje ziel, dat Voldemort over het hoofd gezien heeft, aan Harry vastzit en door hem beschermd wordt, kan Voldemort niet sterven. Op dit punt van het verhaal doet een spirituele dimensie zonder weerga zijn intrede. Zolang het menselijke ego niet tot versterving bereid is, kan de Heer van het Duister geen afscheid nemen van het leven.’ ‘Dus Potter…. Potter, moet sterven?’ vroeg Sneep kalm. ‘En Voldemort zelf moet hem doden, Severus. Dat is essentieel.’ Of beide heren het weten of niet, dat vermeldt het verhaal niet. Maar Harry kan het discours tussen beide mannen volgen. Hij weet wat hem te doen staat. En daar zie ik een prachtige parallel tussen het verhaal van de man uit Nazareth die naar Jeruzalem vertrok in de wetenschap dat hem daar de dood te wachten stond. ‘Perkamentus legt nog eens verder uit hoe het in elkaar zit: ‘En ondertussen wordt de verbinding tussen Harry en Voldemort steeds sterker, als een parasiet. Soms denk ik wel eens dat Harry het zelf ook vermoedt. Als ik hem ook maar een beetje ken,’ zei Perkamentus, ‘dan zal hij het zo geregeld hebben dat, als hij zijn dood tegemoet gaat, dat tegelijk het definitieve eind van Voldemort zal betekenen. Eindelijk kende Harry de waarheid, zo gaat het verhaal verder. Hij had begrepen dat het niet de bedoeling was dat hij het zou overleven. ‘Het was zijn taak om in’de verwelkomende armen van de Dood te lopen en ondertussen de gruzielementen, waarmee Voldemort zich aan het leven vastklampte te vernietigen. Als hij met de Heer van het Duister dan ten slotte oog in oog zouden staan en hij geen vinger uitstak om zich te verdedigen, dan zou het einde snel zijn. En dan komt het moment. Harry doet zijn Onzichtbaarheidsmantel af, de Steen van Wederkeer valt uit zijn handen en hij stapt het licht van vuur binnen voor de ultieme confrontatie met de Heer van het Duister. ‘Harry Potter,’ zei hij zacht. Zijn stem had ook het gesis van de vlammen kunnen zijn. ‘De jongen die bleef leven.’ Harry zag een groene lichtflits en toen was alles verdwenen. Bardo Potter kom in een tussenfase terecht. Een toestand die in het Tibetaanse boek van leven en sterven het bardo wordt genoemd. Het is een toestand die grote kracht en een groot potentieel in zich bergt, een toestand waarin van alles zou kunnen gebeuren. Het is het moment tussen momenten. Het is het tussengebied tussen leven en sterven, het overgangsgebied tussen hebben en zijn, tussen binnen en buiten, tussen mannelijk en vrouwelijk, waarin Het zich afspeelt. Een bardo-moment is moment van grote kansen voor hen die ervoor openstaan. Wie daartoe in staat is, is een yogi, zeggen de Tibetanen. Zo iemand heeft de macht van zijn lot zelf in handen en heeft geen priester nodig om hem naar het heldere licht van de waarheid te leiden, want zulk een mens ziet het heldere licht van de waarheid al in de tussenfasen die zich tussen alle andere zijnstoestanden voordoen. Omdat hij weigert gevangen te raken in de valkuil van het valse geloof dat alles om hem heen vast en duurzaam is, beweegt de yogi zich rustig en bevallig door het leven, in het volste vertrouwen dat hij de veranderingen zelf richting geeft. Hij wordt de meester van verandering in plaats van de slaaf ervan. Zoals gezegd belandt Potter in een tussenfase, waar hij opnieuw spreekt met Albus Perkamentus die inmiddels ook zou zijn gestorven. Tussenfase In de tussenfase openbaart Albus Perkamentus hem zijn ware staat van Zijn. Hij vertelt Harry over de zogeheten Steen van Wederkeer, een van de relieken van de Dood. Men verkeerde in de veronderstelling dat Voldemort als Heer van het Duister belangstelling zou hebben voor deze Steen van Wederkeer. Niets was minder waar. Want, zo vraagt J. K. Rawlings zich af in het boek, wie zou de Heer van het Duister hebben willen laten terugkeren uit de Dood? De Heer van het Duister vreest de doden…. En er is niemand waar hij van houdt. Dan mag Harry terugkeren naar het leven…. Maar hij krijgt wel een les mee van Perkamentus: ‘Heb geen medelijden met de doden, Harry. Heb medelijden met de levenden en vooral met diegenen die leven zonder liefde. Door terug te keren zul je er misschien voor kunnen zorgen dat er minder zielen verminkt worden en minder gezinnen verscheurd.’
Dooddoeners Ten slotte keert Harry terug naar het land der levenden. Hij wordt wakker op de plek waar de vloek des doods hem heeft getroffen. En hij gaat de confrontatie met de Heer van het Duister opnieuw aan. ‘Gaat het soms weer om liefde?’ zei Voldemort met een spottende uitdrukking op zijn slangeachtige gezicht. Liefde die volgens Perkamentus machtiger was dan de dood, ook al kon die liefde niet voorkomen dat hij van de toren viel en vermorzeld werd als een oud wassen beeld? Liefde, die niet kon voorkomen dat ik je Modderbloedje van een moeder afmaakte als een kakkerlak. Wat moet je deze keer redden?’ Lieve mensen, Harry Potter hoefde dit keer niet gered te worden, want de Heer van het Duister werd gedood door de terugkaatsende lichtstraal van zijn eigen vloek. En vanaf dat moment kwamen mensen die onder de Imperiusvloek hadden verkeerd weer tot zichzelf. De dooddoeners sloegen op de vlucht en werden gevangen genomen. En vanaf dat moment kon Foppe het spook zijn liederen weer zingen: We hebben ze in de pan gehakt en Potter is van goud Stop Voldemort onder de zoden en zet het Boterbier koud. Voorbestemming In een hoofdstuk over de kennis van verleden, heden en toekomst beschrijft Hazrat Inayat Khan[ii] een wezenlijke vraag. ‘Waarom we ons zouden moeten inspannen in het leven als de toekomst al vastligt?’ zeggen sommigen. Dan zegt een ander: ‘Er is geen voorbestemming, want alles wat er gebeurt in ons leven doen we zelf’. Iemand kan proberen het goede te doen en toch merkt hij dat het altijd verkeerd uitpakt. Zo iemand vraagt zich af: ‘Is er een belemmering door boze geesten?’ De Soefi bestudeert wat het duister is om het licht te begrijpen. Dat is Soefisme,’ aldus Inayat Khan. ‘De mensen willen altijd dingen weten die ze niet weten. Dat stamt al uit de kindertijd. Kinderen maken dingen kapot om te zien wat er in zit. Maar de mens weet niet hoe hij kennis moet verkrijgen. Hij verwacht te veel. Als hij weet hoe hij kennis moet verkrijgen gaan hemel en aarde voor hem open. Als we willen zien wat er op de zevende verdieping is moeten we de benedenverdieping verlaten. Als we op de eerste verdieping zijn en niet hoger kunnen komen dan betekent dat zoals de mystiek laat zien, dat we zeker wel willen gaan maar gevangen zitten op de eerste verdieping. Dat is gevangenschap,’ aldus Inayat Khan. Contemplatie ‘Als we afhankelijk zijn van onze ogen om te zien en van onze oren om te horen en van onze mond om te spreken dan zijn we nog “dood!”, zo vervolgt de Soefi-mysticus zijn betoog over de menselijke vermogens tot denken, voelen, verlangen en weten. ‘Maar soms ervaren we in ons leven iets dat we zien zonder ogen, en horen zonder oren, en zeggen zonder woorden. Als we hebben gezien zonder ogen, bewijst dat dan niet dat we kunnen zien zonder ogen? Kun je in een droom niet zien zonder ogen? Zo is de mogelijkheid om te zien en te horen in ons aanwezig, maar omdat we altijd afhankelijk zijn van het fysieke lichaam, de fysieke ogen enz. worden we hulpeloos en onderworpen aan de dood. De leer van onsterfelijkheid dient om ons wakker te maken. We moeten fysieke en materiële omstandigheden achter ons laten als we werkelijk willen leven. We moeten er naar streven onafhankelijk te zijn van het fysieke gezichtsvermogen en het gehoor en zo voort. We weten dat als we iets werkelijk willen begrijpen we dan onze ogen sluiten omdat we het zo beter kunnen zien. Als we op die manier denken betekent het dat we luisteren naar een gedachte die van een ander niveau komt. Op zo’n moment willen we klank en beeld van buiten afsnijden en weren. Alle meditatie en concentratie van de mystici en hun dromen, zijn hun reizen naar de innerlijke gebieden. Als de ziel het verlangen heeft het verleden, het heden en de toekomst te kennen dan is het noodzakelijk aan dat verlangen te voldoen door een contemplatief leven. Hoe meer het denkvermogen vermoeid en uitgeput is des te meer is meditatie noodzakelijk.’ Stilte En dan volgt er bij Hazrat Inayat Khan een briljante passage over de verschillen tussen wijsheid, schranderheid, intelligentie en intuïtie: ‘Wijzen (St. Franciscus) hebben gesproken met rotsen, vogels en dieren niet zo als wij spreken, maar door middel van inzicht in de dingen; en ieder voorwerp uitte zich tot hen en sprak tot hen over zijn
verleden, zijn heden en zijn toekomst. Wat een wonder dat ook de dieren en de vogels weten wat toekomst betekent! Paarden, honden en katten weten wanneer iemand zal sterven. Dan beginnen ze geluiden te maken. En toch weet een mens dat niet. Waarom zou hij het niet weten? Maar zijn ziel gaat zo op in het aardse vlak en de aardse dingen waarvan de vogels, de beesten en de dieren bevrijd zijn – zij zitten rustig en mediteren en concentreren zich! De mens zit nooit rustig en daarom zijn de dieren en de vogels door hun stilte in staat om te weten wat de mens niet weet. Al die activiteit van de mens brengt de dood en verval veel sneller. De intuïtie wordt verstikt. Er is een neiging in de ziel om vooruit te zien naar wat zal zijn, of naar wat er in het verleden is geweest. Het is het licht van onze ziel (de ‘intelligentie’) die dat doet. Intelligentie die werkt met fysieke middelen is niet meer dan intellect, maar intelligentie die vrij werkt en onafhankelijk van fysieke middelen is Wijsheid.’ Reflectie Zegt Mehdi Jiwa in zijn boek Droomschool ook iets over deze wijsheid? Nou en of. Hij besteed uitgebreid aandacht aan het vermogen van de geest, die de “buddhi” genoemd wordt. ‘De “buddhi” beschikt echter over meer kwaliteiten dan wat wij de intelligentie noemen,’ aldus Medhi Jiwa. ‘Het vermogen tot abstraheren en het ontkoppelen van de “gedachte” en de “denker” behoren ook tot het domein van de “buddhi”. Bovendien is de “buddhi” in staat tot stille reflectie, waarbij contact gemaakt wordt met de zgn. “hogere delen” van de geest. Alle culturen kennen dit fenomeen dat zich openbaart als intuïtie, inspiratie en openbaring, maar het wordt op verschillende manieren omschreven zoals: “het direct doorzien van situaties”, “het door de fenomenen heen kunnen zien” etc.’ Domeinen Mensen leven volgens Mehdi Jiwa zelden vanuit deze grote kwaliteiten die wel degelijk tot de mogelijkheden van de menselijke geest behoren. ‘Een sterke of stille “buddhi” helpt om de mens, meer dan gebruikelijk, te laten leven vanuit inspiratie en intuïtie. Tevens maakt hij verbinding met de kern van de mens, die in het Westen ‘de ziel’ genoemd wordt. Dit is het domein van het werkelijke weten, het innerlijke licht en het domein van de ‘svadharma’ (de eigen plicht) en ‘svabhava’ (de eigen natuur). De “buddhi” kan dus twee kanten opkijken. Naar buiten, naar de wereld der zintuigen en naar binnen, naar de eigen kern of ziel en naar de ‘hogere delen’ in de geest. Helaas hebben maar weinig mensen dit laatste geleerd en in het nieuwe onderwijs moet dit dan ook één van de belangrijkste doelen worden.’ Relativering En dan even een relativering. Als de een spirituele betooglijn weet te volgen, moeten we welhaast naadloos bij de waarheid en de verlichting uitkomen. In het boek ‘Wetenschap en eeuwige wijsheid’ [iii] relativeert Ravi Ravindra de bron van wijsheid en waarheid door het volgende verhaal te vertellen over Krishna en Radha: ‘Heel lang geleden woonden Krishna en Radha als man en vrouw aan de oever van een rivier. Op zekere dag bereikt hen de boodschap dat de wijze Durvasa, welbekend vanwege zijn verstervingen en opvliegend karakter, met duizend van zijn volgelingen aan de overkant van de rivier is aangekomen en voedsel verlangt. Als fatsoenlijke hoofden van een huishouding nemen Krishna en Radha deel aan de instandhouding van de wet (dharma = ordening) door voor de bedelmonniken eten te bereiden. Als Radha zover is dat zij het eten naar de overkant kan brengen, ziet zij dat de rivier gezwollen is en vraagt ze zich af hoe ze aan de overkant kan komen. Krishna zegt haar: ‘Ga naar de rivier en zeg: “Als Krishna een eeuwige celibatair is, O rivier, krimp dan weer.”’ Radha is innig vertrouwd met de kracht van het uitspreken van een waar woord, maar is dit wel het ware woord? Zij zou het beter moeten weten dan ieder ander! Glimlachend bij zichzelf gaat ze naar de rivier en vraagt deze te krimpen indien Krishna een eeuwige celibatair is. De rivier wordt een smal stroompje. Ze steekt het over en brengt het eten naar de wijze Durvasa, die ermee ingenomen is en zich er samen met zijn discipelen aan tegoed doet. Als het Radha tijd wordt terug te gaan, ziet ze dat de rivier opnieuw gezwollen is. Ze vraagt de wijze om hulp. Hij antwoordt: ‘Ga naar de rivier en zeg: “Indien Durvasa eeuwig vast, O rivier, krimp dan in.”’ Radha heeft de wijze zojuist nog zien eten. Glimlachtend bij zichzelf begeeft ze zich naar de rivier en vraagt deze in te krimpen indien Durvasa eeuwig vast. De rivier wordt een smal stroompje en Radha gaat naar huis, waar Krishna is.’ Menswaardig Nog één keer Mehdi Jiwa. Zelden een boek gelezen waarin zo respectvol eenvoudig de link wordt gelegd tussen de wereld van onderwijs en de wereld van spiritualiteit. Jiwa’s Droomschool is een aanrader. Een laatste citaat: ‘De “buddhi” is deels gericht op de innerlijke wereld, de geestelijke
wereld, en deels op de buitenwereld. In de geest komen de talenten en kwaliteiten van de mens onder observatie. Deze talenten worden als het ware in het licht van de “buddhi” gezet, zodat we ons van deze talenten bewust worden. Aan de andere kant worden er, m.b.v. de “buddhi”, idealen en kwaliteiten in de buitenwereld herkend die bij onze talenten passen en beide worden met elkaar verbonden. Met name die kwaliteiten die men in anderen meent te herkennen, resoneren met de eigen talenten. […] Een mens met een “buddhi” die volledig zijn functie kan vervullen, bouwt aan een wereld van liefde, mededogen, geweldloosheid en alle waarden die in de verschillende tradities hoog staan aangeschreven. Zo’n mens leeft een leven zoals het bedoeld is en overstijgt zijn dierlijke, aan instincten gebonden natuur. Hij brengt zijn beste kwaliteiten naar buiten en bouwt zo aan een menswaardige samenleving.’ Eenheid En hoe kun je als hooggevoelig mens je eigen doelen en drijfveren in de gaten houden? Ravi Ravindra citeert een dialoog van de Duitse mysticus Jakob Böhme (1575-1624): ‘Discipel: “O, hoe kan ik de eenheid van de wil bereiken? En hoe kom ik tot de eenheid van zien?” Meester: “Let op wat ik zeg: het Rechteroog ziet in jou in de eeuwigheid; het Linkeroog kijkt in jou terug in de tijd. Als je jezelf nu laat lijden, door steeds naar de natuur te kijken, en naar tijdgebonden dingen, zal het voor jou onmogelijk zijn de eenheid waarnaar je verlangt ooit te bereiken. Houd dit voor ogen en wees ervoor op je hoede. Sta je geest niet toe om door te dringen in, noch zichzelf te vullen met datgene Wat zónder jou Is; en kijk ook nooit terug op jezelf. Laat je Linkeroog je niet bedriegen door almaar de ene voorstelling na de andere te vormen en daardoor een hevig verlangen naar zelfbezit te doen ontstaan; maar laat je Rechteroog je Linkeroog tot de orde roepen … Alleen door het Oog van de tijd in het Oog van de eeuwigheid te brengen … en door het goddelijk Licht af te laten dalen in het Licht van de natuur … zal je de Eenheid van zien of de Eenheid van de wil realiseren”.’
--------------------------------------------------------------------------------
[i] Mehdi Jiwa, Een droomschool in een droomstad, Uitg. Stichting Filosofie en Meditatie, ISBN: 978 90 804932 8 5 [ii] Hazrat Inayat Khan, In een Oosterse Rozentuin, Uitgeverij Panta Rhei, ISBN 90 76771 35 9 [iii] Ravi Ravindra, Wetenschap en eeuwige wijsheid, Uitgeverij Ankh-Hermes, ISBN 90 202 8331 6