Bijlage A.
Tweede Kamer. (Stautsbegrooting voor het dienstjaar 1913.
2.
V.
11—12.)
Vde HOOFDSTUK. (2. V. (2.
V.
12.)
11.)
NOTA VAN S C H R I J F - E N
DRUKFEILEN.
VOORLOOPIG VERSLAG.
In den iiita;ewerkten en toelichtenden staat. Art. 13. In tskst, regel 9, staat: „militieplichtigon", te lezen: „dienstplichtigen". Art. 18. Aan het slot van noot (5), kolom toelichtingen, staat: „bevordering van 4 eerste-klerken tot adjunct-commies", te lezen: „bevordering van 4 tweede-klerken tot eerste-klerk"; het bedrag daarbij uitgetrokken ad „f 812,50", te lezen: „f 762,50", en het totaal ad „f 69 712,50", te lezen: „ f 6 9 662,50". Art. 35, onderdeel b, geraamd voor 1913, staat: „f 13 718," te lezen: „f 12 718". Art. 81. Uitgaven voor 1911, vervalt: „f 3300". Art. 86, onderdeel b, kolom geraamd voor 1913, vervalt: „f 3150"; in kolom Toegestaan voor 1912, staat: „f 3150", te lezen : „ f 855" ; onderdeel c, bij n". 14, staat: „f 700", te lezen: „f 800"; bij n°. 72 vervalt: noot (21); bh' n°. 77 vervalt: noot (22); kolom toelichtingen, noot (24), staat: „monteur", te lezen: „mouleur" ; bladz. 34 staat: art. 86", te lezen : art. „90". Art. 90, onderdeel c, bij n°. 1, te plaatsen: noot „(38)". Art. 98, onderdeel b, bij n°. 40 te plaatsen : noot „(87)". Art. 99, onderdeel u, kolom uitgaven voor 1911, staat: „f 241972,48 r >", te lezen: f 241072,485". Art. 118, onderdeel e, kolom toelichtingen, in noot (102), 3den regel, staat: .f 340", te lezen : „f 300" ; o)iderdeel s, kolom toelichtingen, in noot (116), 2den regel, staat: „1 van f 1940", te lezen: „2 van f 1940"; onderdeel aa, kolom uitgaven 1911, staat: „f 15 530,63", te lezen: „f 11 530,63". Art. 126, uit kolom Toegestaan voor 1912, vervalt: „ f 10000". Art. 131, bij n". 51, staat: „ „ " , te lezen: „Handelsschool". Art. 134, n°. 118, geraamd bedrag, staat: „810", te lezen: „800" en kolom Toegestaan voor 1912, staat: „800", te lezen: „35i>"; n°. 157 staat: „Ambachtsteekenschool", te lezen: „avondteekenschool"; n°. 192, geraamd bedrag, staat: „335", te lezen: „355"; n". 221, staat: „ „ ", te lezen: „Avondteekenschool"; n". 254 vervalt: „(Limb.)"; n". 259 staat: „ „", te lezen: „Teekenschool". Art. 135, n°. 10, geraamd bedrag, staat: „3000", te lezen: „2700", en in kolom : Toegestaan voor 1912, te plaatsen: „3000". Art. 140 vervalt: noot .(140)". Art. 167, noot (13), kolom toelichtingen, staat: .jaar 1912", te lezen: .jaar 1913". Art. 191, kolom: Meer per artikel, staat: „f 439", to lezen; „f 4,39". Handelingen der Staten-Geueraal. Bijlagen. 1912—1913.
Het afdeelingsonderzoek heeft aanleiding gegeven tot de volgende beschouwingen en opmerkingen. Algemeene beschouwingen. De stijging van het eindcijfer met meer dan anderhalf millioen, een bedrag meer dan tweemaal zoo groot als dat waarmede ten vorigen jare reeds het eindcijfer was toegenomen, deed eenige leden nadrukkelijk er bij de Regeering op aandringen met de meeste zorg na te gaan of door inkrimping van niet bepaald noodzakelijke uitgaven de steeds toenemende uitzetting van dit bogrootingshoofdstuk niet kan worden gestuit. Anderen waren niet zoozeer ontstemd over de stijging van het eindcijfer als wel over de posten die daartoe in de eerste plaats aanleiding gaven. Immers is ongeveer een millioen van het genoemd bedrag te beschouwen als gevolg van de door dezen Minister voorgestane onderwijspolitiek, eene politiek die volgens hun oordeel de volksontwikkeling schaadt. Zij betreurden het, dat de dientengevolge vereischte gelden het onmogelijk maken voor zeer urgente zaken het noodige beschikbaar te stellen en in de eerste plaats de gebouwen van onze inrichtingen voor hooger onderwijs, waarvan de afwerking zich al te lang doet wachten, te voltooien. Wat dit laatste aangaat, deelde de Minister ten vorigen jare in zijne Memorie van Antwoord betreffende dit begrootingshoofdstuk mede, dat hij „onmiddellijk na de samenstelling van de ontwerp-begrooting, met zijn ambtgenoot van Financiën een overleg had geopend over de vraag, in hoeverre het bouw-programma voor het hooger onderwijs binnen redelijken termijn kan worden afgewerkt, zonder de eerstvolgende begrootingen al te zeer te bezwaren". Thans is men niet verder, dan dat van de onderscheidene Departementen voorstellen worden verwacht nopens berekeningen betreffende het Staatsvermogen. Inmiddels wordt de instelling van het bouwfonds, dat voor den „nieuwbouw" een punt van overweging uitmaakt, vertraagd en lijden verschillende takken van dienst, maar vooral het hooger onderwijs, ernstig schade. De door den Minister uitgesproken meening, dat op den duur de beperking van uitgaven, wat de gebouwen betreft, „een niet moer in te halen achterstand" zou doen ontstaan, had hem tot eene onverwijlde oplossing van het vraagstuk moeten nopen. Xict alle leden hier aan het woord waren van oordeel, dat met de instelling van een bouwfonds die oplossing volkomen zou worden bereikt. Sommigen verwachten meer heil van een grondig onderzoek naar de wijze, waarop in het algemeen de gewone en de buitengewone uitgaven moeten worden gesplitst. Ook werd geenszins toegegeven, dat hier aanleiding bestond om den Minister eene grief te maken van de tegenwoordige onderwijspolitiek, die trouwens niet het eerst, noch alleen dooi hem werd gevolgd.
Het bad sommige leden eenigszins ontstemd, dat de Minister in-t had kunnen goedvinden zijn Departement over te brengen naar het gebouw, te voren in gebruik bij zijn ambtgenoot van
2
(Staatsbegroting voor bat dienstjaar 1913.
Bulteolandacbe Zaken, voordat over de daarmede verband houdende aanvraag van gelden door de Kamer was beslist; vuur ontstemming was te meer reden waar hel desbetreffende wetsontwerp (Gedrukte Stukken 1(>12—1918, n". 4-9), tot menige crltiek had aanleiding gegeven. andersjjda weid opgemerkt, dal de Minister vrij moest zijn te verhuizen, ten einde ttydlg bel oude gebouw ontruimd to hebben. Echter stelde naai hiertegenover, dat de verhuizing niet meer dan een week vorderde, zoodat /.eer goed gewacht bad kunnen worden op de beslissing der Kamer. Artikelen. lste AVDBUSG. Kosttii run lui Departement. Artt. 2 en 3. Wat de regeling van de traktementen der Departementsambtenaren aangaat, werd verwezen naar hetgeen hieromtrent in het Voorloopig Verslag betreffende hoofdstuk I der Staatsbegrooting werd vermeld. Slechts wenschten sommigen te dezer plaatse te verklaren, dat zij op de gronden, in dat Verslag aangegeven, aan de voorgenomen aanstelling van twee nieuwe administrateurs hunne goedkeuring niet zouden kunnen hechten. Gevraagd werd in hoeverre de Minister voornemens is gevolg te geven aan de wenschen, medegedeeld in het ook tot hem gericht adres van het bestuur der afdeeling 's Gravenhage van den Algemeenen Nederlandschen Ambtenaarsbond betreffende den toestand van de schrijvers aan de Departementen. Men verzocht den Minister in het vervolg bij art. 2 eene lijst op te nemen als wordt aangetroffen in den uitgewerkten en toelichtenden staat, behoorende bij de begrooting van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, welke lijst vermeldt, hoeveel voor de verschillende ambtenaren bij art. 2 en art. 3 is uitgetrokken. Men zou voor dit jaar de opgave gaarne bij de Memorie van Antwoord overgelegd zien. Ilde
AFDEELING.
Binnenlandsch
Bestuur.
Grensregellng tusschen gemeenten. Opnieuw werd gevraagd hoe het staat met de vereeniging van Hoek van Holland met de gemeente Rotterdam. Ten vorigen jare deelde de Ministor mede, dat omtrent de te dezer zake bestaande bezwaren van den Minister van Financiën het gemeentebestuur van Rotterdam was gehoord en dat na verkregen overeenstemming zoo spoedig mogelijk zou worden getracht de zaak tot oen goed einde te brengen. Men vroeg wanneer de oplossing van dit vraagstuk kon worden te gemoot gezien en wees wederom op den toestand van verwaarloozing aan den Hoek van Holland, die geen bestendiging toelaat. Intusschen werd verzocht ernstig aandacht te schenken aan de grieven, die van verschillende zijden tegen bedoelde annexatie zijn geopperd. Ook werd de gronsregelinir van verschillende andere gemeenten ter sprake gebracht. Gevraagd werd mededeeling van don staat, waarin de grensregeling van 's Gravenhage aan do zijde van Rijswijk en Loosduinen verkeert en evenzoo werden Inlichtingen verzocht omtrent die van Maastricht, Delft. Schoterland, Haskerland on jEngwirden. Sommige ledon voogden hieraan toe, dat zij zich niet konden vereenigen met de ton vorigen jare door den Minister uitge* sproken meening, dat bij wijziging van gemeentegrenzen de Regeering slechts eene passieve rol heeft te vervullen. Zij waren Integendeel vai rdeol. dat de Regeering niet eenvoudig het initiatief van Gedeputeerde Staten heeft af te wachten, doch in Bommige gevallen bevoegd en verplicht is in to grijpen en Gedeputeerde staten uit te noodigen voorstellen te dezer zake to doen. Zij spraken den wensen uit, dat de Minister in dien zin handelend zou optreden. Daarbij werd opgemerkt,
2.
V. 13.)
dat vooi het verbeteren van ongewenschte toestanden rondom groote gemeenten niet altijd de annexatie van naburige gemeenten of van oen deel daarvan wordt vereischt. De Regeering behoorde, naar men hieraan toevoegde, de macht to hebben gemeenten te dwingen door gemeen overleg aan dergelijke wantoestanden een einde te maken of kringen to schoppen ten behoeve van speciale regelingen in don geest der Zweckverbande in Duitschland. I'eiislonnccring vim gcmccute-amhtciiiircii en hunne weduwen en weezen. Gevraagd werd, hoever de Indiening van het wetsontwerp betreffende deze penalonneering is gevorderd. Zal zij nog zoo tijdig plaats hebben, dat de verwachting kan worden gekoesterd de wet nog in het volgende jaar in liet SttKilnblud te zullen zien ? Kiesrecht. Enkele leden wezen op de omstandigheid, dat ingevolge de tabel, behoorende bij de wet regelende de personeele belasting, deelen van oenzelfde gemeente soms tot drie en meer klassen belmoren en zulks van invloed kan zijn op de kiesbevoegdheid. Deze leden drongen er op aan, door wijziging van de tabel, waarop reeds het uitzicht werd geopend, aan dien misstand een einde te maken. Anderzijds werd opgemerkt, dat de klassificatie uit belastingoogpunt in beginsel niet onjuist kon worden genoemd en betwijfeld moest worden, of er een practische weg is om aan het euvel te gemoet te komen. Jaarwedden burgemeesters, secretarissen en ontvangers. Gewezen werd op de noodzakelijkheid van verhooging dezei jaarwedden in tal van gemeenten. Aangezien de ervaring leert, dat Gedeputeerde Staten van hunne bevoegdheid om deze jaarwedden, behoudens goedkeuring der Kroon, te verhoogen, slechts aarzelend gebruik maken, omdat zij te veel rekening houden met de in dit opzicht bij vele gemeentebesturen heerschende schrielheid, verzocht men den Minister zijn invloed aan te wenden om ten deze tot verbetering te geraken. •Jaarwedden gemeenteveldwachters. Men meende te weten, dat de Minister een onderzoek had ingesteld naar de salarissen der gemeenteveldwachters. Gaarne zou men hieromtrent nader worden ingelicht en eventueel met de resultaten van het onderzoek worden in kennis gesteld. Sommige leden zouden deze salarisregeling in dier voege wenschen te zien vastgesteld, dat, evenals ten aanzien van de onderwijzers, in do wot een minimum jaarwedde werd bepaald. Instructie onbezoldigde gemeenteveldwachters in Noordholland. Door sommige loden word or op gewezen, dat in de instructie van do buitengewone (onbezoldigde) gemeenteveldwachters in Noordholland nog steeds eene bepaling voorkomt, die hen in hunne politieke rechten verkort. Toon in 1906 deze zelfde aangelegenheid in de Tweede Kamer ter sprake kwam (Mande töngen 1905 1906, bladz. O-löi, was de bepaling nog scherper. Echter ook tegen don tegonwoordigen vorm moest men bezwaar maken. Bedoeld artikel luidt als volgt: .Hij is verplicht zich to houden buiten den strijd dor politieke partijen on in dien zin is het hem verboden als lid eener vereeniging dan wel daar buiten staande, in den strijd der politieke partijen, van welke richting ook. een werkzaam aandeel te nomen." Gaarne zoude men 's Ministers oordeel omtrent deze bepaling kennen on vernemen, Of dit hem er niet toe leidt hare wijziging te bevorderen. (iemeentebelastingcn. Sommige loden zouden wenschen te weten, welke opvatting de Ministor toegedaan is in zake de dubbele vordering van
(Staatsbegrooting
voor h e t d i e n s t j a a r
iniasiiiiL,', waartoe bet Baagsche gemeentebestuur in afwijking van hot gevoelen van Gedeputeerde Staten is overgegaan.. Ook
stelde men prijs op 'sMlnlsteia oordeel omtrent bet raacuv besluit, waarbij de teruggave van bet te veel betaalde gewe Igerd werd. Hoofdelijke omslag Hel ltlldt. Herinnerd werd aan hetgeen te dien aanzien in het laatstverloopen jaar was voorgevallen, l a de op 9 November 1911 gehouden raadsvergadering werd in de gemeente Het Bildt, ten einde de geldleeningen sneller af te lossen, besloten het m a x i m u m van herring van den hoofdeüjken omslag te brengen
van f 35000 op f45 000. in het hefflngspercentage voor 1911, dat 5,7 pet. bedroeg, behoefde daartoe geen wijziging te worden gebracht. Gedeputeerde Staten maakten bezwaar en wilden het m a x i m u m aanvankelijk op niet hooger dan f 88 0 0 0 zien bepaald, later aehtten zij f 40 0 0 0 toelaatbaar. Onder meer werd door hen aangevoerd, dat hoogere schoolgeldhefHng eene zoo sterke verhooging van het m a x i m u m , als door den raad gewenscht, onnoodig zou m a k e n . In den aanvang van 1912 kwam bij den raad de beslissing in van de Regeering, waarbij de goedkeuring aan het raadsbesluit werd onthouden. Aan deze beslissing stoorde zich de raad niet, zoodat de zaken toen geen voortgang konden hebben. Wel schijnt ten slotte op een hefflngsmaximum van f 43 000 in de laatste dagen van J u n i 1.1. de goedkeuring te zijn verkregen, doch dit belette s o m m i g e leden niet als h u n n e meening uit te spreken, dat hier op verkeerde wijze was ingegrepen in de bevoegdheden der gemeente, die i m m e r s zelf h e t best kan beoordeelen w a t voor eene behoorlijke verzorging harer zaken noodig is en die, zich houdend aan een reeds gebruikt heffingspercentage, geenszins kan geacht worden van hare bevoegdheden op financieel gebied een verkeerd gebruik te hebben gemaakt. De houding van den Minister, die het oordeel van Gedeputeerde Staten tot het zijne bleek te hebben gemaakt, werd door de leden, die deze zaak ter sprake brachten, afgekeurd. Plaatselijke verordening Schiedam. Men vroeg overlegging van de in den loop van dit j a a r vastgestelde verordening van Schiedam, welke eene verbodsbepaling inhoudt ten aanzien van het zich bevinden van personen van tweeërlei kunne aan openbare wegen. Zooals deze verordening in de pers w a s medegedeeld, had zij op verscheidene leden een vreemden indruk gemaakt en bij hen de vraag doen rijzen of het vernietigingsrecht van de Kroon hier niet in toepassing had behooren te worden gebracht. Referendum Naarden. In de raadsvergadering van 2 October j . 1 . werd op voorstel van burgemeester en wethouders besloten bij referendum door de gemeente Naarden te laten uitmaken, of tot wederinvoering van de kermis zou worden overgegaan.
Aangezien zulk een referendum in ons staatsrecht onbekend is en het ook met de bedoeling van den wetgever schijnt te strijden. waar deze voor gevallen, waarin anderen dan de gebruikelijke autoriteit worden geluimd, hieromtrent opzettelijk voorschriften geeft — men wees op de conmiissiön. te hooien bij eene voorgenomen grenswijziging — . achtten verscheidene leden eene zoodanige handelwijze onwettig. De raad onttrekt zich aldus aan eene verantwoordelijkheid, die hij alleen behoort te dragen. Gaarne zoude men 's Ministers oordeel te dezer zake vernemen. Art. 18 der (Gemeentewet. .Men vroeg, of de Minister van oordeel is, dat aan art. 19
der Gemeentewei eene juiste toepassing is gegeven, toen aan een lid van den raad van Bergb door den burgemeester het recht was ontzegd aan de vergadering deel te nemen, omdat hij in staat van faillissement was verklaard, terwijl zijn beroep van het hierbedoeld vonnis nog aanhangig was.
1913.
2.
V»
;i
12.)
Kfesrechtbetooglng te ' | <>raveiihan;e.
Verscheidene leden spraken er hun leedwezen over uit, dat de burgemeester van 'sGravenhage heeft gemeend den op den derden Dinsdag van September voorgenomen optochl te moeten verbieden. De ten vorigen Jare gehouden optocht had bewezen, dat gevaar voor verstoring der openbare orde niet te duchten was. Gaarne vernam men 's Ministers oordeel over dit verbod. Ook wenschte
men te worden Ingelicht o m t r e n t de door den
burgemeester gegeven orders, die handhaving der orde ten doel hadden. Anderzijds werd opgemerkt, dat wel in betOOgmoet worden
gehouden, dat. de burgemeester goen bezwaar had gemaakt tegen den optocht, doch tegen den optocht op dien bepaalden dag. Ten gevolge van de maatregelen, die waren genomen om op bedoelden dag in de gemeente ' s G r a v e n h a g e de orde te handhaven, was bet verscheidene leden zeer moeilijk gevallen in
den namiddag het gebouw der Tweede Kamer te bereiken. Kan, zoo vroeg men, de Minister niet zorg dragen, dat eene dergelijke belemmering van de vervulling van grondwettelijke plichten zich niet wederom h e r h a a l t ? In overweging werd gegeven den leden een bewijs te geven, dat hun den doorgang verzekert, waar de toegangsweg naar het Kamergebouw door de politie is afgezet. Door eenige leden werd er op gewezen, dat er in het algemeen zeer willekeurig wordt gehandeld in zake het toestaan en verbieden van optochten. Ten blyke daarvan werd aangevoerd, dat verscheidene burgemeesters in Noordholland optochten met muziek op Zondag niet toelaten, terwijl in de zuidelijke provinciën daartegen geen bezwaar wordt gemaakt. Men vroeg, of de Minister niet eene gelijke behandeling van verzoeken daaromtrent kan bevorderen. Burgemeester Tan Schaesberg. Ernstige klachten werden door sommige leden geuit tegen den burgemeester van Schaesberg. Deze zijn ook aan de Regeering bekend uit een adres, gericht tot den Minister van Justitie. Gevraagd werd, of de Minister van Binnenlandsche Zaken geen aanleiding heeft gevonden tot het instellen van een onderzoek en, zoo ja, tot welke uitkomsten dit heeft geleid. Burgemeester Tan Oud-VrocnhoTen. Naar sommige leden hadden vernomen zouden persoonlijke omstandigheden er toe hebben bijgedragen, dat in den loop van dit j a a r het gekozen raadslid TEUNISSEN, wiens geloofsbrieven aanvankelijk waren goedgekeurd, ten slotte niet als raadslid w a s toegelaten. Men schreef dit toe aan minder goede verhoudingen tusschen dezen en den burgemeester, welker bestaan ook uit andere gebeurtenissen zou zijn gebleken. Gaarne zoude men volledig over de toedracht dezer zaak worden ingelicht. Verhuur van land te Maashree. Gewezen
werd
op eene
advertentie,
voorkomende
in I>e
Veldbode, geïllustreerd weekblad voor land- en tuinbouw, van 14 September 1912, en inhoudende, dat land. toebeboorende aan
de gemeente Haasbree, aan Roomsch-Katholieke ingezetenen kon worden verhuurd. Hen vroeg, of de Minister een dergelijke uitsluiting van niet-inge/.etenen zo,,wel als van niet-Roomsch Katholieken kou goedkeuren. Verlof tot verkoop op den openbaren weg. Toen voor een liefdadig doel op 81 A u g u s t u s j . 1. in tal van gemeenten oranjebloemen zouden worden verkocht, hadden, naar bekend was geworden, sommige 1 burgemeesters dien verkoop verboden op grond, dat daardoor BlechtS een deel deibevolking werd gediend. Eenige leden achtten deze inmenging onjuist; het gold hier niet eene openbare inzameling en geen reden scheen er te bestaan, die een zoodanig verbod wettigde. Van strijd met de openbare orde kon moeilijk sprake zijn en
I
(Staatabegrooting voor liet dienstjaar 1913.
overlgeni bodden de burgemeester! geen onderzoek in te stellen naar bel doel, waarvoor de bloemen werden verkocht. Gaarne zouden zij 's Ministers oordeel hieromtrent vernemen en, zoo
mogelijk, mededeellng ontvangen van de gemeenten, waarin de verkoop was belet. Amieiv.ijiis weni opgemerkt) dat In aommige gemeenten bet verbod /.eer wel kon gebaseerd zijn. op eene plaatselijke ver-
ordening en ook overlgene 'a burgemeeateri vrijheid moet worden erkend den verkoop al of niet toe te staan. Voor tuaacbenkomat van den Minister schijnt dun ook geen reden. Het Benige wat deze in dergelijke zaken kun doen, la rekening houden met het gebeurde ala de tijd daar is, dat de functtonaria voor eene herbenoeming moet worden voorgedragen. Door eerstbedoelde leden werd de vrijheid van den burgemeester om den verkoop al of niet toe te staan niet toogegeven. Zij wezen er op, dat het op 's Ministers weg ligt op handelingen als hierbedoeld toezicht uit te oefenen, hetgeen anderen wederom
aanleiding gat' tot de opmerking, dat in dergelijke aangelegenbeden de Minister niet de uiterste voorzichtigheid moet ontreden, omdat zijne tuaacbenkomat zoo licht tot te ver gaande inmenging kan leiden. Huriremeester-advoeaiit. De juistheid toegevend van hetgeen door den Minister omtrent het verhinderen van de combinatie dezer betrekkingen in de Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting is opgemerkt, drongen eenige leden op spoedige indiening van eene wetswijziging aan, die aan de vereenigbaarheid dier ambten een einde zal maken. Wet van H Mei MM (Staatsblad n". 1M). Door eenige leden werd aan 's Ministers aandacht onderworpen, dat het tweede lid van art. 7 van gemelde wet, bij amendement daarin opgenomen, onbillijk werkt ten aanzien van die gemeenten, welker uitgaven in den loop der jaren zoo zijn toegenomen, dat zij tot het heffen van de daargenoemde belastingen hebben moeten overgaan om het budget sluitend te maken. Voor deze gemeenten, waar de stijging van xle begrooting toch ook voor eene niet geringe mate is toe te schrijven aan de steeds toenemende uitgaven, welke de uitvoerin^ van wetten haar opleggen, behoort het amendement, dat de Rijksuitkeering beperkt, niet te gelden. Gewezen werd op een te dezer zake door het gemeentebestuur van Roermond aan Hare Majesteit de Koningin gericht adres. Gevraagd werd. of' de Minister bereid is door indiening van een wetsontwerp te bevorderen, dat in de nier aangeduide leemte wordt voorzien. I'anühuiswet. Men zou gaarne vernemen, of deze wet reeds blijkt de goede gevolgen te hebben, welke van haar werden verwacht, met name of Gedeputeerde Staten het hunne doen om eene goede uitvoering er van te verzekeren. Op gegevens hieromtrent stelde men prijs. Trekhondenwet. Ook omtrent de werking van de Trekhondenwet zou men gaarne worden Ingelicht Sommige leden betwijfelden, of aan bare Uitvoering streng de hand wordt gehouden. Zij zouden slappe uitvoering van de wet betreuren, te meer omdat dan die provinciën en gemeenten, welke vóór bare inwerkingtreding
2.
V. 12.)
de gebleken onhoudbaarheid dier bepaling op 0,60 teruggebracht, wordt veelal nog te hoog geacht. Men meende te weten, dat moeilijkheden zich hadden voorgedaan in verband niet het controleeren van kreupelheid van honden. (Jok do vraag, ten name van wien eene vergunning moet worden gestold, waar het honden betreft, die toebohooren aan eene naamloozo vennootschap, scheen niet algemeen in denzelfden zin te worden beantwoord. Omtrent een en ander werden inlichtingen verzocht. Drank wet. , Andermaal werd door verscheidene leden aangedrongen op herziening van de Drankwet, welke door hen in tegenstelling met den Minister zeer urgent werd geacht. De motieven, waarop deze zijne afwijzing grondt, kwamen dezen leden niet afdoende voor. In beginsel is de Minister trouwens niet tegen bet aan* brengen van wijzigingen, Immers hij is op één punt reeds daartoe overgegaan. Nadere bestudeering van de practijk, blijkende uit de rapporten der inspectie, zou, naar men zich vleide, bij den Minister de overtuiging vestigen, dat hij zich niet verantwoord mag achten de wet verder onaangeroerd te laten. Sommigen gaven in overweging deswege eene commissie in te stellen. Tot de meest hinderlijke bepalingen, die spoedig moeten worden herzien, behooren in de eerste plaats de drukkende bepalingen ten aanzien van erfgenamen in de rechte lijn van vergunninghouders van vóór 1881. Voorts moeten bepalingen in het leven worden geroepen, die clandestiene drankgelegenheden koeren en het overmatig aantal bierhuizen beperken. Zoowel uit de verslagen der inspectie als uit adressen van vereenigingen, welke zich de drankbestrijding ten doel stellen, blijkt dat dit aantal niet het minst in de zuidelijke provincies ontzettend groot is. In de provincie Limburg waren op 31 December 1910 5480 verloven voor den verkoop van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterken drank aanwezig, d. i. één bierhuis op 60 inwoners. Gewezen werd op de volgende cijfers: Inwoners.
Verloven. Vergunningen.
Koordbrabant .
.
«33 155
4 178
3 454
Limburg.
.
.
.
340 053
5 480
1667
Groningen .
.
.
331 248
569
1 659
Er zijn in het zuiden des lands gemeenten, waar zich per 40 inwoners een drankhuis bevindt. Ook het congres van het Limburgsche Kruisverbond, in Augustus j.1. te Roermond gehouden, toonde aan, dat met eene regeling van deze aangelegenheid niet langer mag worden gedraald. Met het Koninklijk besluit van 11 Januari 1912 {Staatsblad n". 9), vaststellende de eischen, waaraan een lokaal moet voldoen, opdat verlof worde verleend voor den verkoop van alcohob houdenden drank, anderen dan sterken drank, konden sommige leden zich niet vereenigen, omdat zij eenerzijds de bepalingen niet geschikt achtten om het beoogde doel, beperking van het aantal verloven, te bereiken en anderzijds de billijkheid daarbij niet ten volle in acht genomen oordeelden. Aan hen die groote verloflokaliteiten kunnen oprichten wordt aldus een voordeel verschaft. Dat voorts bedoelde eischen worden gesteld aan nieuw op te richten lokaliteiten of aan lokaliteiten, waar-
voor de eerste maal een verlof wordt aangevraagd, kon men goedkeuren, maar men achtte het verkeerd, dat de bepalingen kunnen worden toegepast telkens wanneer opnieuw een verlof wordt verleend, b.v. als een perceel van huurder verandert.
op dit punt goede regelingen badden, in slechter conditie zouden komen. Door eenige leden werd er op gewezen, dat het in het bijzonder bij deze wel op hare uitvoering aankomt, omdat de Dan zouden deze leden liever zien, dat het aantal verloven werd regelingvan zeer belangrijke punten is overgelaten aan algemeene beperkt door het heffen van een niet te laag verlofrecht maatregelen van bestuur. Anderen meenden, dat de inkomsten van het bedrijf dit niet Zoo i> e n van de voorname bepalingen die omtrent de toelaten. De leden, die zich met gemeld Koninklijk besluit hoogte. Deze, oorspronkelijk op 0,70 M. vastgesteld maar, wegens niet geheel konden vereenigen, zouden opneming wenschen
Bijlage A.
Tweede Kamer. (Stoa tsbegroot ing voor hst i ie.istjaar 1913.
2.
V.
12.)
5
De o p m e r k i n g werd g e m a a k t , dal de verdeeling van bet van caiK' bepaling, waarbij bei slechte van toepassing woidt verklaard op h
Bommlge
loden
zouden
gaame
zien,
dal «Ie Minister b^j j g e i n e e n d , d a t de n i e u w e w e t o p d e z e n p o s t Van i n v l o e d ZOU zijn en wijziging van het bedrag zou noodig maken. mede hield Of door dezen blei verloven worden gehouden. Door eenlge leden werd de opmerking gemaakt, dat uit de Subsidie jongenskamp.
benoeming of herbenoeming van burgemeesters er rekening
verslagen der inspectie geen voldoende oordcel kan worden Art. \-\bis. In de toelichting wordt vermeld, dat het in de gevormd omtrent de werking der wet on bet bereiken van bedoeling van het gemeentebestuur van Harderwijk ligt om het doel waarvoor zij in bet leven Is geroepen. Zoo zoude liet : bijv. van belang zijn geregeld mededeellngen te ontvangen bij het, permanente kamp eene schietbaan aan ie leggen. Gaarne omtrent het afnemen van de dronkenschap. Gaarne zou men vernam men welke soort van schietbaan hier wordt bedoeld. Js, zoo vroeg men voorts, de Regeering bereid ook het tot gegevens zien overgelegd, die in dit opzicht van belang kunnen stand komen van permanente kampen op andere plaatsen te worden geacht. steunen? o. Kosten van de provinciale besturen voor zoon-r deze Subsidie aan het Sederlandsch (Jvniiiastiekverbond. ten hmte van het Rijk komen. Art. 15. Met de verhooging van dit artikel betuigde m e n zijne instemming. Bommlge leden waren dankbaar, doch niet Art. 9. Sommige leden drongen er op aan, dat gelden bevoldaan, en spraken het vertrouwen uit, dat op deze te gering schikbaar zouden worden gesteld voor de verbouwing van het geachte vermeerdering van subsidie krachtiger flnancieele steun gouvernementsgebouw te Utrecht, Eene behoorlijke zaal voor > zou volgen. de vergaderingen der staten wordt er t h a n s gemist; steeds moet de provincie voor deze vergaderingen eene zaal huren. c. Verdere uitgaven betrekkelijk het binnentandech bestuur. Voorts kan niet blijven bestendigd de wijze, waarop een deel van het provinciaal archief in het goiivernemontsgebouw is Inrichting statistieken. ondergebracht. Het brandgevaar is zoo groot, dat verandering urgent is. W a a r voor een zooveel kleiner archief als dal van Gevraagd werd. of de beperking van de verkiezingsstatistiek de rechtbank van Tiel de noodiire bedragen worden uitgem e t voorkennis en goedvinden van i\cw Minister w a s geschied. trokken, had het teleurstelling verwekt, dat in den onbehoorMen had voorts vernomen, dat de Minister eene uitnoodiging lijken toestand te Utrecht geen verbetering wordt gebracht. had gericht tot de Centrale Commissie voor de statistiek om Wat eene vergaderzaal voor de Staten betreft, meenden wijziging te brengen in de crimineele statistiek. Ook zouden sommige andere leden zich te herinneren, dat indertijd in de beroepsstatistiek, voor zooveel deze de groote steden eene zaal werd gebouwd voor deze vergaderingen, doch deze betreft, wijzigingen in beperkenden geest worden gebracht. Men t h a n s alleen wordt gebruikt voor feestelijkheden, door don zou gaarne de overwegingen kennen, welke den Minister tot Commissaris der Koningin gegeven. Gevraagd werd, of dit een en ander hebben geleid. j u i s t is en waarom de zaal niel voor Statenzaal wordl gebruikt. Eindelijk verzocht men mededeeling, hoe het staat met de Ook zouden eenige leden gaarne nader worden ingelicht invoering van het persoonskaartenstelsel bij de bevolkings* omtrent den aankoop van het gebouw — naar bericht werd voor : registers, welke zaak reeds tal van jaren aanhangig is en eene som van f 4 0 0 0 0 —, dat na eenigen tijd leeg te hebben waaromtrent, naar men meende, de Centrale Commissie reeds gestaan, verhuurd is aan eene spaarbank van de Maatschappij in 1911 eindadvies had uitgebracht. tot Nut van 't Algemeen. Men meende te weten, dat het de bedoeling is geweest dit gebouw als gouvernementsgebouw Ambtenaren b|j het Centraal Hureau voor de Statistiek. te gebruiken. Waarom is aan dit voornemen geen gevolg \ Art. 18. Bommlge leden meenden, dat het personeel van gegeven ? het Centraal Bureau voor de statistiek te talrijk is, hetgeen van slechten invloed is op de activiteit der ambtenaren. b. Militie en Weerbaarheid. In verband met vroeger gedane toezeggingen werd gevraagd, Uitvoering Militiewet. of t h a n s een bepaald stelsel van bevordering van gegradueerden Gevraagd werd, of de Minister reeds eenige mededeeling kan en niet-gegradueerden wordt gevolgd en. zoo ja, ot zulks reeds op de bevordering van sommige ambtenaren van invloed is doen omtrent de resultaten van de nieuwe Militiewet, voor geweest. zoover die mei de werkzaamheden, aan zijn Departement verricht, verband houden. MIMI wees vooral op bet verloop, hot Medailles voor menschlievende daden. kostwinnerschap, de keuringen en de termijnen van beroep. Ook Vergaderzaal (Staten van Utrecht. Provinciaal archief.
omtrent de cursussen van voorgeoefendheid zoude men gaarne ingelicht worden. Hebben de gemeenten zich ten deze actief betoond en wat deed de Minister tot aanmoediging van de oprichting dier c u r s u s s e n ? Ook zoude men wenscbsn te ver-
nemen, of de Regeering bereid is de gemeentebesturen met dit doel financieelen steun te verleenen. Nog werd gevraagd, of de regeling, volgens welke thans de keuring geschiedt vóór de loting, een gunstigen invloed beet'!
Art.
28.
Sommige
leden zouden
gaarne vernemen
welke
regelen worden gevolgd i>ij de verleening dezer medailles. Union interparlementaire.
Art. 24. gebruikelijk
Enkele leden, die zich vroeger reeds tegen hei subsidie
van
f 1000
hadden
verklaard, hadden
groot bezwaar tegen de lijdelijke verhooging van den post
gehad ten aanzien van de bestrijding van het kunstmatig op-
niet f 4( H)i iu. Zij waren van oordeel, dal een zoo hoog bedrag
wekken van ongeschiktheid. Xaar aanleiding van eene opmerking omtrent dergelijke praktijken in het Voorloopig Verslag betref*
te houden. Gelden voor naar hun inzien onnoodige t'eeMelijk-
feilde d e l o o p e n d e b e g r o o t i n g d e e l d e de M i n i s t e r m e d e . d a t e e n
lledell l o e t e s t a a l l
onderzoek hangende was. Men zou gaarne met de uitkomsten
daarvan in kennis worden Lresteid. handelingen
der S t a t o n - G e n e r a a l . B i j l a g e n . 1912—101.3.
niet noodig is als hei slechts de bedoeling is een ernstig congres Vondel) Zij lliet
Vel a III Woord.
Door vele andere loden werd met dezen post instemming betuigd. Nu in 1918 het Vredespaleis zal worden geopend, ligt
i;
(Staatabegrooting voor h •< dienrtj
liot voor de band, dal do vereeniging, die in zoovele andere hoofdsteden mei groote gastvrijheid Is ontvangen, bier te lande hare iiijeeiikoiiisi houdt. Om >iii mogelijk te maken Is krachtige steun uil de Staatskas onmisbaar. De voorgedragen post, zoo voegden /.ij er aan toe, Is, In vergelijking mei hetgeen elders van Staatswege werd gedaan of aan subsidie beschikbaar ge* steld, allerminst hoog te achten.
L013. "i. V. 12.)
bestuur tot vaststelling o.a. van de voorwaarden, waaronder aan de gemeenten Rijksbijdragen zuilen worden verleend voor de oprichting van een ontsmettingsdlenst, eerst onlangs is vastgesteld, Gaarne zou men vernemen, of en waar dergelijke diensten reeds zijn opgericht, hoe zij zijn georganiseerd en ondei
wier leiding zij zijn gesteld. kiii
<Jfiii('Ciitcllniincii:ii.
Art. 27. In verband met den slechten toestand van de financiën van vele gemeenten, behoorde, naar de meening van sommige leden, nu mei het aanhangige wetsontwerp zoo weinig voortgang wordl gemaakt en overigens eene wijziging der wetgeving, die daarin zou voorzien, niet in uitzicht Is, art. 27 niet een memoriepost te bleven, maar oen ruim bedrag aan te geven, waaruit in overleg met Gedeputeerde Staten aan noodlijdende gemeenten op ruimere schaal bijstand zou kunnen worden verleend. Andere leden konden zich met deze naar hun Inzien al te gemakkelijke wijze om den ..i i i\c\- gemeenten" te lenigen niet vereenigen. IIIOK
sommige leden op hel wiloencn van l'ijkssleiin te moeten blijven aandringen, omdat hel nut dezer Instellingen in BteedS grooter kring wordt ingezien en de meening meer en meer veld wint. dat deze kolonies tot de beste instellingen bel ren om het zwakke kind te sterken en ziekten, waaronder in de eerste plaats tuberculose, te voorkomen. Epidemieën. Door verschillende leden werden bedenkingen geopperd tegen de groote macht, in de wet van 4 December 1872
{Staatsblad n". 184) aan de Inspectie van de volksgezondheid toegekend, waar het geldl bet epidemisch verklaren van endemische ziekten. Gewezen werd op de roodvonk-epidemle, welke te Amsterdam beerscht, doch een zeer zachtaardig karakter heeft. Naar het, hun voorkwam wordt ie veel gelet op het
Al'liKKI.INi..
Volksgezondheid en armwezen. a.
Niettegenstaande de herhaalde weigering van den Minlstei om Bubsldleering van deze kolonies te bevorderen, meenden
cijfer van ziektegevallen, doch niet voldoende rekening gehouden
Volksgezondheid en volkshuisvesting.
met den aard daarvan. Waar eene epldemlsch-verklaring vooral voor een handelsstad groote schade kan medebrengen, behoort
Ziekenverplegers en -verj»leessters.
hier
bijzondere
voorzichtigheid
te worden in acht genomen.
Opnieuw werd op eene deugdelijke regeling van de opleiding Ook om over het goheele land tot eene gelijke wijze van hanvan ziekenverplegers en "Verpleegsters aangedrongen. Opleiding i delen te geraken schijnt wetswijziging noodzakelijk. Bepleit van overheidswege en het verplicht stellen van een diploma werd in dit verband het mogelijk maken van beroep van het achtten sommige leden volstrekt noodzakelijk. Mocht de Minister besluit der Inspectie op den Centralen Gezondheidsraad. met het te dezer zake uitgebracht advies van den Centralen Gezondheidsraad van gevoelen zijn, dat tot hot stellen van 1'estffevaar. laatstgenoemden eisch nog niet kan worden overgegaan, dan Men verzocht den Minister wel zijne aandacht te willen zoude toch, naar deze leden meenden, de Regeering al vast de gelegenheid voor het behalen van een diploma kunnen wijdon aan de maatregelen, bij het dreigen van de post te openen. Andere leden verklaarden zich tegen het Instellen van nomen. Sterk werd betwijfeld of deze voldoende zijn, m e t n a m e Staatsdiploma's. Zij merkten daarbij op, dat, om eenheid te : of voor doelmatige ontratting van schepen in onze havens wordt zorg gedragen. verkrijgen, deze niet noodig zijn. in het bijzonder werd voorts gewezen op hetgeen blijkens Vaccinatie. hladz.
84
en
85
van
gemeld
advies
door
den
Centralen
Sommige leden wezen opnieuw op den strijd, die naar hun Gezondhefdsraad van belang wordt geacht. Is de Minister bereid inzien te recht tegen de vaccinatie eti tegen don vaccinatie* de vervulling van de daarvermelde wenschen te bevorderen? < lelijke klachten, als vorige jaren geuit, werden ook thans mede- dwang wordl gevoerd, en op de goede resultaten, die door gedeeld omtrent de omstandigheden, waaronder een groot deel afzondering zijn te bereiken, /ij drongen er op aan, dat de van het verplegend personeel moet arbeiden. Wederom werd door Minister in deze lichting zijne medewerking zou verleenen. enkele leden gewezen op het gebruik maken van z.g. zwarte Woningwet» lijsten, waardoor het een verpleger, die wordt ontslagen, onmogelijk gemaakt wordt elders eene betrekking te verkrijgen. Eene Di' klacht werd geuit, dat sommige gemeentebesturen weinig goede regeling van den rechtstoestand van verplegers en verpleeg* geneigd blijken door gebruikmaking van het stelsel van rente* sters zou ook de zieken ten goede komen, want de toeloop van looze voorschotten den bouw van woningen te bevorderen. verplegers zou grooter worden en het gehalte van het personeel Gewezen werd op vergeefsche pogingen, aangewend door drie aanmerkelijk worden verhoogd. Men meende, dat zoo wettelijke en dertig werklieden aan eene drukkerij te Mlddelharnls om regeling al uitblijft, toch van Regeeringswege op Rijks- en te dien einde een renteloos voorschot te verkrijgen en op de gesubsidieerde Inrichtingen groote Invloed kan worden uit- weigering van het gemeentebestuui van Hengelo (Overijssel), geoefend. in dit verband werd gevraagd, welke de resultaten toen van werkgeverszijde moeite werd gedaan om tot de stichting zijn van her onderzoek, dat de Minister ten vorigen jare van eene tuinstad ti' geraken. Sommige loden achtten het {Handelingen van
te Ivlatn gezetelde gezondheidscommissie schijnen die toestanden
Sommige leden betwijfelden, of wij ons wat den ontsmet* tingsdienst aangaat, wel op den goeden weg bevinden. y.jj bespeurden eerder achteruitgang. Door andere leden werd
opgemerkt,
dat
omtrent de wet
van 14 Juli 1910 [Staatsblad n". 204) nog niet een oordeel kan worden uitgesproken, wijl do algemeene maatregel van
Veel
te W e n s c h e n
over
te
laten.
Gaarne zoude men voorts de resultaten
vernemen, waartoe
hot onderzoek betreffende de koten in de Bleschboscb geleid beeft.
's Ministers oordeel werd gevraagd omtrent hetgeen onlangs
te Rotterdam geschied was. Aan eene vereeniging voor woning*
(Staatabegrooting voor bat dienstjaar 1913. 2. bouw aldaar was geldelijke steun boogezegd door de gemeente, die daartegenover zich toezlchi op den bouw had voorbehouden, in verband daarmede was op kosten van de ka* der vereenlging ecu opzichter aangesteld. Bepaald werd, dat deze :i/i i ,rl - v: '" de bouwsom zou ontvangen. Men achtte deze regeling niet in overeenstemming met de wet. Ylccschkcuriiii;. Keuriny van levensmiddelen.
V. L2.)
7
Wutcrverontrelnijjiiiif.
Sommige leden vestigden er de aandacht op, dat int tegengaan '\'-v waterverontreiniging niet mei het gewenschte resultaat zal geschieden zoolang twee Departementen, dat san Binnen* Landsche Zaken en dal van Landbouw, Nijverheid
en Handel,
bij het regelen van deze aangelegenheid zijn bei rokken. Het vraagstuk der rioleering en dat van afval van fabrieken moeten in onderling
verband
worden
beschouwd,
weshalve hel aan*
Opnieuw werd gewezen op de urgentie van eene algemeene beveling verdient, dat één Departement de bemoeiingen mei regeling der vleeschkeuring. Uit hel feit, dal Amsterdam slechte beide vraagslukken tot zich trekt. enkele omliggende gemeenten ei toe kan brengen In overleg In verband biermede had het de aandacht getrokken, dat op mei baar deze aangelegenheid te regelen, Uijki wederom hoe hoofdstuk X t\i-\- Staatsbegrootlng voor 1918 onder art. 157 alleen wettelijke regeling bier de gewenschte oplossing kan (Afdeellng Arbeid) gelden worden aangevraagd voor de aan* brengen. In tal van andere gemeenten, waar evenzoo gemeen* stellhiK tot scheikundige bij de arbeidsinspectie vai n telijke slachthuizen bestaan, is de invoer van versch geslacht adjunct-inspecteur van den arbeid, die lijdelijk werkzaam is vee verboden, tenzij bet In die Inrichtingen aan keuring wordt geweest bij de commissie in zake afvalwater van stroo*, kartononderworpen. Aldus ontstaan eenendjds groote moeilijkheden en aardappelmeelfabrieken. Men vroeg, of hieruit de bedoe* en kosten voor de slagen ten platten lande, terwijl anderzijds ling moet worden afgeleid de zorg tegen verontreiniging der bel gevaar toeneemt, dal ondeugdelijk vleesch naar bet platte- openbare wateren, welke tot dusver aan het Staatstoezicht op land weidt vervoerd. de volksgezondheid was toevertrouwd, door de Instelling van Men begreep niet, waarom deze reeds zoo lang bangende dezen specialen dienst, in haar geheelen omvang of in eenig zaak. waarover men liet toch vrij algemeen eens is, nog steeds onderdeel naar de Afdeeling Arbeid van het Departement van niet tut een goed einde is gebracht. Niet minder dan vijfjaren Landbouw. Nijverheid en Handel te doen overgaan. Zoo neen, geleden werd in de Troonrede een wetsontwerp (>i> de Rijks* hoe moet men zich dan de verhouding van dezen nieuw aan keuring van vleesch aangekondigd. Deze toezegging werd her* te stellen scheikundige bij de arbeidsinspectie tot den gezond* haald teen de begrooting voor 1909 werd behandeld, isij de heidsdieiisi denken? Men wees hierbij op eene bijdrage van schriftelijke gedachtenwisseling betreffende hoofdstuk X dei' den heer PISCHEB in hei tijdschriii Water, bodem, lucht, nummer Staatsbegrootlng voor 1911 deelde Minister TAI.UA mede, van In September 1912. dat de Minister van Hinnenlandsche /aken In overleg met hem de zaak ter hand zou nemen en i>i.j de mondelinge behandeling Gezondheidswet. van art. 4-1 van dat begrootingshoofdstuk sprak eerstgenoemde Gevraagd werd. of de Memorie van Antw >1 betreffende bewindsman zijn vertrouwen uit in den arbeid van zijn het wetsontwerp tot wijziging dezer wet eerlang kan worden ambtgenoot. Op bladz. l.S van zijn Memorie van Antwoord tegemoet gezien. Zoo niet, welke zijn dan 's Ministers plannen? betreffende de loopende begrooting deelde deze mede. dat een drong aan op een onomwonden antwoord, omdat de wetsvoorste] omtrent de keuring van vee et: vleesch aan Men tegenwoordige den bestaanden gezondheidsdienst Gedeputeerde staten om advies was toegezonden en daarna schaadt en hetonzekerheid gezag, dat van dezen dienst moet uitgaan, nader overleg zou worden gepleegd met den Minister van ondermijnt, hetgeen te meer het geval is, nu van de zijde der Landbouw. Nijverheid en Handel. Zijn BOOedig de resultaten Regeering door dien dienst niet die steun en waardeering van dit overleg in den vorm van een wetsontwerp te ver- worden ondervonden, welke voor eene doeltreffende uitoefening wachten ? van zijne taak onontbeerlijk zijn. Men vreesde, dat. blijft de Benige leden wezen ei- voorts op, dat zulk eene wettelijke regeling thans heerschende onzekerheid voortduren, verhoudingen' en niet tot het vleesch behoort te worden beperkt, doch zich behoort toestanden zullen ontstaan, welke noch stronken niet de beuit te strekken
tot alle levensmiddelen, welke in den
handel
wolden gebracht. Tol bevordering van den eerlijken handelen beveiliging van het publiek is het volstrekt noodzakelijk, dat een algemeene Rtjkskeuringsdiensl wordt ingesteld. L'it de resultaten, met plaatselijke keuringsdiensten bereikt, blijkt, dat eene Rijksregeling doeltreffend zal kunnen werken. Overeen* komsten tusschen gemeenten onderling keeren het euvel niet afdoende. Dat men er niet voor terugschrikt het publiek op de incest brutale wijze te misleiden, blijkt o. in. uit In-t niet
vermelding van de namen der betrokkenen in De Middenstands' bond van 26 Januari 1912 medegedeelde feit, dat eene groote maatschappij, welke ongeveer een 150-tal verkoophuizen heeft. bestelujaten rondzond, waarin met name werd aangeduid welke harer artikelen in gemeenten met een keuringsdienst niet mochten worden verkocht of in voorraad gehouden. Waar zoo duidelijk
blijkt, dal ondeugdelijke waar op ruime
schaal wordt verspreid tot financieel en sanitair nadeel van velen, mocht eene wettelijke regeling niet langer uitblijven. Vivisectie.
Gevraagd weid. of de bestudeering van het rapport ilrv li 1907 benoemde commissie den Minister thans tot eenig resultaai heeft geleid. Benige leden zouden gaarne Bpoedig de noodig geachte
maatregelen
in
wetsvorm
aan
de
Kamer
zien
aangeboden, ook omdat zij meenden te weien, dat de voorschriften, die destijds door
Minister KIVPKI; zijn gegeven om
de vivisectie tegen te gaan of te beperken, niet meer worden nageleefd.
doeling <\w toch nog st Is van kracht zijnde wet. noch geacht kunnen worden het werkelijk belang der volksgezond* held te bevorderen. Hoofdinspecteurs vim de volksarc/ondlicid. Art.
81.
De leden, die reeds hadden gewezen op de nood-
zakelijkheid om de reorganisatie van den gezondheidsdienst, welke
aanhangig
is. niet langer te doen wachten of althans
mededeeling te doen van hetgeen wellicht anderszins in de plannen der Regeering ligt, wezen er op. dat het gedurende langen tijd onvervuld laten van bestaande vacatures en hei opdragen van de waarneming van de hoofdinspectie in een omvangrijk gebied aan een reeds met eene gewichtige hoofdinspectie belasten ambtenaar, ook bij volledige erkenning van diens Jjver en werkkracht, eene onverzwakte naleving der Gezondheidswet niet voldoende
verzekeren.
•laar»edden centraal laboratorium.
Art. 86. Deze post wordt f 77nn hooger geraamd. Daarvan wordt slechts een bedrag van f2400 toegelicht. Gaarne zoude men ook de reden vernemen van de verdere verhooging niet f r,8iio. Staatscommissie voor drink wal crvoor/icniiii.'. Art. 48.
Ook
thans
werd
tot
den
Minister
het
verzoek
gericht nadere mededeelingen te doen omtrent de raming deikosten, welke wederom meer bedragen dan ten vorigen jare
8
(Staatsbegrooting voor bat dienstjaar 1913. 2.
hij de begraotlng werd aangevraagd, <>p een verslag van de werkzaamheden der commissie werd groote prijs gesteld. Gevraagd werd hoe bel staal mei bel voorstellen van maatregelen, welke ten doel bobben schade ten gevolge van water onttrekking aan den bodem te voorkomen. Heef! bel overleg, waarvan de Minister In da Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting gewaagde, reeds t"t tastbare resultaten geleld?
4.").
krankzinnigengestichten vond overigens bij hen geen bezwaar, Indien daardoor die opneming niet. al te zeer ten nadeele van de patiënten zelf en van hunne omgeving werd bemoeilijkt. Sommige leden achtten den tegenwoordigen toestand niet van
dien aard, dat verandering daarin noodzakelijk moesi genoemd worden. Verplegend personeel. Naar sommige leden opmerkten, vraagt vooral de toestand van het verplegend personeel in krankzinnigengestichten dringend
Tuberculose. Art.
V, l-.)
Van verschillende zijden weid er bij den Minister
ei» aangedrongen de samenwerking van de vereeniglngen, welke zich de bestrijding der tuberculose ten duel stellen te bevorderen. Deze samenwerking zou Inzonderheid ook hierin moeten bestaan, dat de vereeniglngen eikaar op de hoogte houden van de maat*
om verbetering. Zij zouden bij de wet voorschriften willen zien vastgesteld, die omtrent de voorwaarden, waaronder de arbeid
wordt verricht, zekerheid verschaffen. Als navolgenswaardlg voorbeeld werd door hen gewezen op het besluit van het gemeentebestuur van Amsterdam om aan regelen, welke zij nemen. Daardoor zouden eene doelmatige de verplegers en verpleegsters in de ziekenhuizen gedurende bestrijding der kwaal en een rlchtig gebruik der subsidiön i h u n n e vacantie eene toelage van f I per dag toe te kennen.
beter worden verzekerd. Betwijfeld werd, oi' met de van Kijkswege beschikbaar gestelde gelden wel het groots! mogelijk nut
Gesticht te Medemblik.
Art. 60. Deze post wordt met bijna f 1000 verhoogd. WOrdt gesticht. Sommige leden meenden, dat eene speciale , Blijkens de mededeeling onder H2 op bladz. 17 van den uitwettelijke regeling op den d u u r niet kon uitblijven. Elders, als in Noorwegen, in den staat Xew-York, in liet kanton Bern, gewerkten en toelichtenden staat komt deze verhooging ten komen regelingen van dien aard voor i/ie het tijdschrift Tuber- i deele aan het verplegend en verder personeel ten goede. Gaarne werd men nader omtrent de hierbedoelde verhoogingen van culoêe, Juni 1912). wedde ingelicht. .Men erkende, dal in den toestand der sanatoria verbetering is gekomen, al zijn nog verschillende wenschen onvervuld Art. 6 1 . De verlaging, welke deze post ondergaat, wordt gebleven. slechts ten deele toegelicht, nl. voor zoover betreft het bedrag Verscheidene leden zouden gaarne zien. dat de Minister het van f 1 8 9 0 0 0 , dat wegens de verbouwing ten vorigen jare inrichten van lighallen krachtig aanmoedigde. De kosten, aan | de begrooting verzwaarde. Waarom, zoo vroeg men, wordt liet gebruik maken daarvan verbonden, zijn nou zeer hoog, omtrent de overige niet onbelangrijke verlaging aan de Kamer zoodat geldelijke bezwaren meestal verhinderen, dat de ligkuur lang genoeg wordt volgehouden om de gewensebte uitwerking elke mededeeling o n t h o u d e n ? Omtrent ontvluchtingen uit het gesticht, en nog wel uit de te verkrijgen. Een bedrag van 80 ets. per dag, als bijv. t e ' s ( i r a v e n versterkte afdeeling, welke in den laatsten tijd hebben plaats hage wordt gevorderd, gaat de meeste krachten te boven. gehad, zouden eenige leden gaarne worden ingelicht. Wellicht zou door meer Rfjkssteun hierin verbetering kunnen
worden gein-acht. Hel had de aandaHit getrokken, dat deze post t h a n s geen verhooging heeft ondergaan. Gevraagd werd. of de aanvraag in overeenstemming is met het advies van de Nederlandsche Centrale Vereeniging tot bestrijding der tuberculose, lade Minister bereid liet advies dier vereeniging a a n de K a m e r over t e leggen? Gegevens betreffende de besteding der gelden zouden weder* om op prijs worden gesteld.
c.
Armwezen.
lüjiJ raire in de kosten van verpleging: van behoeftige krankzinnigen.
Art. 07. Wederom werd door verschillende leden gewezen op de noodzakelijkheid de Rijksbijdrage in de kosten van ver- . pleging van behoeftige krankzinnigen te verhoogen. Blijkens de Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooti'ng meende de Minister te mogen a a n n e m e n , dat de alsnog verLupus. eischte Btatistische gegevens weldra te zijner beschikking zouden zijn; de herziening der bijdrage zou dan spoedig weder Art. 41',. Sommige leden drongen aan op verhooging van dezen post. Met name werd deze noodig geacht met het oog | ter hand kunnen worden genomen. Voorts herinnerde men er aan. dat bij de behandeling van het o n t w e r p A r m e n w e t in op de lupus-inriclltillg Violetta te Heerenveen. die tot de beste deze Kamer een a m e n d e m e n t van den heer DE KANTER, dat op deze zaak betrekking had. werd ingetrokken, n a l a t de instellingen van dezen aard in ons land mag worden gerekend. Minister had toegezegd aan deze aangelegenheid zijne aandacht te zullen wijden. Men hoopte thans van den Minister te vernemen, dat de oplossing van het vraagstuk, dat voor de b. Krankzinnigenwezen. minder welgestelde gemeenten van overwegend belang is, Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten. spoedig is te verwachten.
Gevallen
enkele
leden
in den
laatsten
tijd
voorgekomen, deden bij
wederom de vraag rijzen, of er ten onzent vol-
doende waarborgen bestaan, dat niet onrechtmatig personen in krankzinnigengestichten worden ondergebracht. Het kwam
Stijging van uitgaven.
Art. 6 8 . Met leedwezen had men gezien, dat deze post het voor hen. die zulks wenschen, niet , t h a n s wederom, en wel met niet minder dan f 2 5 0 0 0 , is gestegen. zeer moeilijk is zich van hinderlijke familieleden te ontdoen door Men merkte hierbij op, dat destijds bij het maken van de wit dezen eene plaats in een gesticht te verzekeren. Eene machtiging op het Nederlanderschap als een der motieven gold, dat. wanvan den kantonrechter opgrond van eene enkele geneeskundige neer het Nederlanderschap van in het buitenland armlastig dezen leden voor. dat
verklaring mag niet voldoende zijn om tot deze vrijheidsbeneming,
geworden Nederlanders overeenkomstig de bepalingen dezer wet
welke dieper in het leven van t\f\\ meiisch imrrijpt dan Benige
zou zijn verloren, Nederland van tal van uitgaven zou worden
andere, te kunnen overgaan. Betere waarborgen achtte men WelISc heiijk.
ontslagen. Echter vindt men die uitgaven in dezen post juist weer terug. Dit laatste j> voor een deel hiervan een gevolg, dat wij, in strijd met de bedoeling van gemelde wet, met
Door verschillende andere leden weid met een beroep op de ervaring betoogd, dal eene krankzinnigverklaring geenszins zoo Duitschlaiid een verdrag sloten, dat ons verplicht tot het overgemakkelijk is te verkrijgen. Het «teilen van betere waar- . nemen van in Duitschland gevestigde behoeftigen, die dn borgen tegen ongemotiveerde opneming van patiënten in Nederlandsche nationaliteit hebben verloren. Bij dit tractaat is
Bij la go A.
Tweede Kamer. (Staatsbegrooting .oor h i dienstjaar 191-3. 2.
ii< 't niet gebleven; verdragen met Zwitserland en Frankrijk van gelijke strekking zijn gevolgd! Men waarschuwde tegen bet sluiten van meer dergelijke tractaten, daar alsdan deze pust, nog sterker /.dn stijgen, hetgeen dooi de' leden bier aan bel woord zou worden betreurd. Art. <>!). Men meende, dat
kunnen
geschieden
door
ambtenaren,
toe te voegen aan de
Gevraagd werd, of alle Commissarissen der Koningin aan het door hen uit te oefenen
toezicht
wel de nooditre aandacht
schenken. Worden hunnerzijds geregeld rapporten Ingeleverd? Zoo ja, dan bestaat er feitelijk eene dubbele inspectie. Vereen voudiging schijnt hier geboden.
Jaarwedden secretarissen Arnieiirudeii.
Art. 7o. Sommige leden waren door de toelichting niet op, dat de ervaring nog bezwaarlijk
aanleiding kan gegeven hebben tot gemelde hoogere raming van t' 5000 en zonden althans omtrent liet aantal in ie stollen Armenraden en de toe te kennen jaarwedden aan de secretarissen gaarne worden ingelicht. Anderzijds werd de opmerking gemaakt, dat de Minister zich voor ver gedreven zuinigheid zal moeten hoeden, wil hij aan
de Armenwet cene vruchtdragende uitvoering geven. Gevraagd werd, of de Minister mededeeling zou willen doen van den inhoud der aan de Commissarissen der Koningin gerichte circulaire in zake de uitvoering der Armenwet.
Men wees er op, dat blijkens het jongste verslag der Inspectie door de adjunct-inspecteurs 31 gemeenten in de provincie Noordbrabaut waren bezocht. Dit deed de vraag rijzen, of ook de inspecteurs zich door persoonlijk bezoek op de I gte
blijven stellen. Men zou gaarne een staat zien overlegd van de inspecties in 1911 door hen zelf gehouden. Sulisidicn drankbestrijding. Art.
76.
Sommige leden betwijfelden,
of de wijze waarop
deze Bubsidiên soms gebruikt worden, zooals voor het geven van tooneel' en bioscoopvoorstellingen, wel geacht mag worden in overeenstemming te zijn met het begrip van rechtstreeksebe
drankbestrijding en of liet indirect subsidieeren van dergelijke voorstellingen wel op den weg van den Staat ligt.
tlgeineeiic Ariiieiicoiiintissie. Art. 7 1 . Sommige leden waren eenigszins ontstemd over de samenstelling der Algemeene Armencommissie, wier leden voor de overgroote meerderheid belmoren tot de p a r t y e n , welke t h a n s de meerderheid in de Kamer uitmaken. Zij waren van oordeel, dat eene zoo eenzijdige samenstelling de bereiking van hetgeen met dat college wordt beoogd geenszins zou bevorderen. Door anderen werd dit bezwaar niet gedeeld, omdat naar hunne meening de werkkring van de Algemeene Armencommissie eene veelzijdige samenstelling, als anderzijds werd bedoeld, geenszins vereischt. Hetzelfde geldt echter, naar zij hieraan toevoegden, niet voor de Armenraden. Uitvoering art. 12 der Armenwet. Art. 12. Sommige leien zouden dezen poet gaarne ecnigszins nader toegelicht zien. d.
Vele andere leden zagen voor eene verhooging der jaarwedden geen reden. Naar hun gevoelen gaven noch de werkzaamheden, noch het Instituut zeii' daartoe aanleiding. Zij merkten op, dat de arbeid door de inspecteurs verricht, evengoed zoude de uitvoering van de Drank wet hebben te maken.
in verband mei de Inwerkingtreding der nieuwe Armenwet moesl winden gewijzigd.
Zij merkten
0
Commissariaten der Koningin, die toch in de eerste plaats met
>v ij/.iiriiiL' van omschrijving.
bevredigd.
V. \±)
Verdere uitgaven betreffende volksgezondheid weten.
en armen-
Anderzijds werd opgemerkt, dat plastische en dramatische voorstellingen,
mogen
zij uit aesthetisch
oogpunt
dikwijls
weinig aanbeveling verdienen, eene groote propagandistische kracht
hebben en uit dien hoofde zeer zeker voor steun van
de Overheid in aanmerking komen. Toch wenschten eerstgemelde leden openbaarmaking, althans mededeeling aan de Kamer van het gebruik dat elke vereeDiging van de subsidiên m a a k t : zij zagen daarin een nuttig controlemiddel.. Wat do aan herstellingsoorden voor drankzuchtiiren te verleenen subsidiên aangaat, werd door eenige leden de vraag gesteld, id' daaraan niet de voorwaarde kan worden verbonden, dat de opgenomenen niet naar willekeur de Inrichting mogen verlaten. Zij achtten dit punt van groot belang en drongen aan op eene regeling, zoo noodig bij de wet. Internationaal (ie/.ondheidsliuieaii. Art. 77. Voor nadere mededeelingen omtrent de besteding der onder dit artikel uitgetrokken gelden hield men zich aanbevolen.
Jaarwedden inspecteurs Drnnkwet. N'ederlHiidsche Vereeniging ..de Stuers". Art. 7 3 . Verscheidene leden hadden verwacht, dat t h a n s eene verhooging van jaarwedden der inspecteurs voor het toezicht Art. 8 3 . Eenige leden vestigden de aandacht op het groote op de naleving van de Drankwei zeu zijn voorgesteld. Bij het nut, gesticht door deze liefdadige vereeniging. welke aan beinstellen van het instituut der drankwetinspectie was voorhoeftige verminkten kunstledematen verstrekt. Üe middelen, besteld eene jaarwedde van f'4000. deze is echter steeds f 3000 ! waarover zij beschikt, blijken iutusschen ontoereikend. Zij gebleven, behoudens de persoonlijke toelage van een der inspec- drongen er derhalve op aan, dat haar een eenigszins ruimer subsidie /.on worden toegekend. teurs. Op de begrooting voor KMI kwam een verhOOgingsposI voor. doch deze werd. hoezeer de billijkheid er van door leden der Kamer was erkend, wegens geopperde bezwaren tVde A F D U X I K O . nader in overweging genomen. Tegen verwachting had men op de begrooting voor \Ul-2 Lroen wijziging in den post voorH o o i e r en m i d d e l b a a r o n d e r w i j s . gesteld gezien en het was wederom eene teleurstelling ook t h a n s geen voorstel tot verhooging der jaarwedden van den IIOOI:
moeilijke taak op voortreffelijke wijze; hunne bezoldiging staal achter bij die van hoofdambtenaren, welke wat de werkzaam-
I.I 'bouwen voor de inrichtingen van liooger onderwas.
Door vele leden werd, naar reeds bfj de algemeene beschouwingen bleek, geklaagd over de verwaarloozing van de aan nieuw te benoemen functionarissen eene desnoods lagere j Instellingen van hooger onderwijs wat betreft de oprichting beden aangaat, niet hen op één lijn kunnen worden gesteld, j Men gaf in overweging eene regeling te ontwerpen, waarbij jaarwedde m e t periodieke verhoogingen en aan de thans fun-
geerende ambtenaren van gevorderden leeftijd en met vele dienstjaren zekerd.
een dienovereenkomstig
salaris zou worden ver-
HandelingeD d<»r S t a t e n - G e n e r a a l . B i j l a g e n .
1912—-1913.
en voltooiing van de daarvoor noodige gebouwen. De Minister ziet de groote noodzakelijkheid daarvan niet in. hetgeen blijkt
zoowel uit den toestand, waarin verschillende Inrichtingen verkeeren, als uit de steeds dalende bedragen, welke te haren
Mi
(Staatsbegrooting voor liet <1 icnst ja;ti- 1913. 2. V. 12.)
behoeve achtereenvolgens
wordt overgegaan, de daarvoor benoodigde uitgave ever de begrootingen van een groot aantal jaren wordt verdeeld: de kosten van den bouw en vooral die van het toezicht worden er aanzienlijk doof verzwaard. Dat achteruitgang en verwaarloozing te dezen opzichte niet te weerspreken, zijn blijkt uit de bedragen, welke in de laatste jaren voor nieuwen aanbouw en Inrichting op de begrooting werden uitgetrokken. Voor de Rijksuniversiteiten en de Technische Hoogeschool
waren
die
kredieten in
1908,
1909 en
1910
respectievelijk t' 1088605, f1115800 en f' 1209295, In 1911, 1912 en 1018 daalden zij op f 5 4 0 578, f 474200 en f 898 (;.->:2. in laatstgemeld bedrag is vooi de universiteit te Leiden slechts het geringe bedrag van t' 4000 begrepen, hetgeen met nagenoeg niets gelijkstaat. Sommige leden weten deze gebrekkige verzorging van groote belangen aan de eisenen van het bijzonder lager onderwijs, die zoo hoog zijn en zoozeer toenemen, dat om de begrooting sluitend te maken, op het I ger onderwijs steeds meer wordt bezuinigd. Zi) drongen er ten sterkste op aan middelen te beramen.
waardoor de reeds bestaande achterstand niet wordt
verergerd, of de inrichting van een bouwfonds, door sommigen voorgestaan, de juiste oplossing kan brengen, werd naar reeds bleek, door eenigen betwijfeld. Het denkbeeld werd aan do hand gedaan door liet sluiten van eene leening In de spoedige afwerking der Inrichtingen te voorzien. Kxninen tot toelating; aan de universiteit. liet
had
de aandacht
getrokken, dat
in de laatste jaren
een zeer groot aantal candidaten v • het staatsexamen tot toelating aan de universiteit weid afgewezen. In 1911 hadden
zicb aangemeld
814 examinandi. 20
trokken
zich
terug, 148 werden afgewezen; In 1912 waren dezectyfeis288, ii en 188. Wanneer men voorgaande jaren daarmede vergelflkt en let op het aantal van hen, die op de gymnasia het toelatingsezamen met goed gevolg afleggen, moet de vraag rijzen of hij het staatsexamen niet te groote gestrengheid wordt betracht. vYat de gymnasiale eindexamens aangaat, merkte
mag niet worden vergeten, dal de jongelieden, die zich voor het
Staatsexamen aanmelden, veelal zich eerst in de laatste
voorafgaande jaren op hei iatijn en grieksch hebben toegelegd en te voren een onderwijs hebben genoten, dat in richting van deze klassieke opleiding sterk afwijkt. Deze leden
waarschuwden tegen liet opdrijven der eisenen en zouden gaarne zien. dat van de zijde dei' examinatoren vooral aandacht werd geschonken aan den algemeenen indruk, dien de candidaat maakt. AJldere ledell kouden Z.iell lllel
deze liescholl willgoll lliet
geheel vereenigen. De cljferverschillen, waarop werd gewezen, konden Keen verwondering wekken, immers melden zich voor het staatsexamen in tal van gevallen candidaten aan. die met hunne studiën geenszins gereed zijn, doch die zich aan hel examen onderwerpen om op de hoogte van de eisenen te komen,
(ink kan het niet bevreemden, dat in vroegere jaren de cijfers gunstiger waren. Toen hadden toch de bijzondere gymnasia nog niet het jus promovendi.zooilat de leerlingen van deze Instellingen, waarvan een zeer hoog percentage slaagde, aan het Staatsexamen moest deelnemen. Dit had natuurlijk een gunsügen invloed
op het verhoudingscjjfer van candidaten en afgewezenen. De leden hier aan Int woord meenden, dat voor klachten omtrent
In-t Btollen van te ï
LT«ui eiseben geen reden bestaat.
Verhouding van openbare en bijzondere gymnasia.
Door eenige leden werd betreurd, dat de openbare gymnasia in
slechter conditie komen door de meerdere vrijheid van
beweging, welke aan de bijzondere Instellingen van deze soort wordt toegestaan. Terwijl elke lesrooster van de openbare gym* nasla moet worden goedgekeurd, behoeft aan liet bijzonder gymnasium slechts te worden zore; gedragen, dat Int vastgesteld aantal lesuren over de klassen wordt verdeeld. Zoo kan h.v. het te
'sGravenhage gevestigd lyceum met het iatijn aanvangen in de klasse, die daarvoor geschikt wordt geacht, terwijl aan den wensch van den raad van Winschoten, die de eerste twee klassen van
hoogere burgerschool en gymnasium parallel wil doen loepen, geen gevolg kan worden sregeven. Deze leden vroegen, of geen middelen zijn aan te wenden om aan deze ongelijke behandeling een einde te maken. Naar hun oordeel moet er ten aanzien van openbare en gesubsidieerde bijzondere gymnasia geen verschil in dit opzicht bestaan. Anderzijds werd hiertegenover aangevoerd, dat de vrijheid
van beweging juist een dei- voordeelen Is van het bijzonder onderwijs, die aan het openbaar onderwijs niet kunnen worden toegekend. Het gaat bezwaarlijk alle openbare gymnasia in staat te stellen tot eene reorganisatie in deze of gene richting, waarvan nog niet met zekerheid is te zeggen "f zij
nuttig effect zal hebben. Hetgeen aan gemeld lyceum geschiedt kan nog slechts als eene proef worden beschouwd. Ontgroen in ir.
Toen ten vorigen jare bij de behandeling der begrooting van verschillende zijden het ontoelaatbaar optreden van studenten in den groentijd was ter sprake gebracht, zeide de Minister toe te zullen overwogen, of door tuchtmaatregelen herhaling van de geelïtisoordo feiten zon zijn te voorkomen.
Gevraagd werd. of zijne overwegingen tot eenlg resultaat hebben geleid. A.
Kl.lKsrNIVKKSITKITKN.
Jaarwedden hoog-leeraren.
Door sommige leden werd aangedrongen op wijziging van de traktementsregeling der hoogleeraren. Deze is verouderd. De billijkheid vordert verhooging van deze salarissen. !n verband hiermede kwamen sommige leden er tegen op,
1912 van de 286, die zich op de openbare
dat door vereeniging van de ambten van buitengewoon en
gymnasia aanmeldden, 80 niet slaagden; op de bijzondere gymnasia werden 21 van de 148 examinandi afgewezen.
traktementen wordt te gemoet gekomen. De neiging om aldus
men
op. dat
in
Sommige leden meenden, dat hij het Staatsexamen te veel kennis van de klassieke talen wordt geêischt. Naar zij opmerkten.
gewoon hoogleeraar in één persoon aan het ontoereikende der aan soinmiire functionarissen eene I gi»re wedde te geven dan de wet toekent, keurden zij ten sterkste af. is de regeling
(Staatibegrooting voor bel dienstjaar 1913. 8. der jaarwedden nlei meer overeenkomstig de eisenen van den lijd, dan behoorl /ij te worden herzien. Arbeidsvoorwaarden hcniiihtcn.
Gewezen werd op den onvoldoenden toestand, waarin amanuensès en bedlenden en daarmede gelijk te stellen beambten aan de Rijksuniversiteiten verkeeren. De bezoldiging laai veel te wenschen over en 'ie vooruitzichten van promotie zijn gering, wijl in vacaturen dikwijls buitenstaanders benoemd worden. Ook behoort de rechtspositie dezer beambten nader geregeld te worden. In /.aki' den duur van eene „tijdelijke" aanstelling kan naar willekeur worden beslist. Hetzelfde geldt voor hel meetellen dor in ttjdelijken dienst doorgebrachte dienstjaren en min ut' meer voor de toekenning der periodieke verboogingen. Ken verzocht den Minister aan de verbetering van de positie dezer beambten zijne aandacht te willen wijden.
teur van hel Prentenkabinet is, onvoldoende moet worden genoemd. Btell men de wedde, als directeur der bibliotheek genoten, overeenkomstig hel te Utrecht gegeven salaris, o), f 8600, dan blijkt met f 100 te worden volstaan voor de bezoldiging der andere betrekkingen. Eene verhooging van het traktement met f 1000 achtte men i.illijk. Onderwijs in de vaccinatie.
Met genoegen hadden Benige leden opgemerkt, dat thans gelden zijn aangevraagd ten behoeve van dll onderwijs. Voor één assistent wordt een bedrag van f 600 uitgetrokken. Betwijfeld werd echter, of d a a n Ie aan billijke eis. hen wordt VOldaan. .Mell meende te Weten, dat steeds op benoelllilIL' Vall
twee assistenten, leder OJ ne jaarwedde van f600, was aan* gedrongen, omdat de verschillende werkzaamheden aanstelling van twee personen noodig maken. ,1/7.
87O.
Ilomocopatliie.
(Jebonwen en inrichtingen.
Ten vorlgen jare deelde de Minister mede, dat een verzoek om subsidie ten behoeve van een homoeopathiscb ziekenhuis d • hem was ontvangen. Gaarne vernam men waartoe dit verzoek geleid beeft, 1.
Art.
RIJKSUNIVERSITEIT TE LEIDEN.
80. Hooglecruar in het /uid-Al'rikaaiisch recht.
Blijkens de Memorie van Toelichting besraat er naar 's Ministers gevoelen geen aanleiding den hier bedoelden leerstoel te Leiden opnieuw te bezetten, daar er gebrek is aan studenten in dezen tak van wetenschap en de Amsterdamsche universiteit met een professoraat in dit vak is verrijkt. In verband met art. 78 der Hooier-onderwijswet zal de Minister nagaan of deze leerstoel aan eene andere Rijkstiniver.siteit ware te vestigen. Waarom, zoo werd gevraagd, verwacht de Minister aan eene andere universiteit grooteren toeloop van studeerenden, terwijl liet aantal studenten in de rechts* wetenschappen te Leiden nog altijd liet grootst schijnt te zijn? Benige leden zouden, zoolang voor opheffing van den leerstoel niet afdoende argumenten kunnen worden aangevoerd, den leerstoel te Leiden willen behouden zien. Liikelc leden meenden, dat van de zijne der studenten, die voor dit onderwijs in aanmerking komen, bezwaren bestaan tegen de Leidsche Univer* siteit wegens te dure levenswijze in die stad en vestigden daarom de aandacht op het vestigen van den leerstoel te Groningen. Het zou overigens, naar sommigen meenden.
overweging verdienen art. 78 van gemelde wet in dier voege te
wijzigen,
dat
het
vestigen
van den
leerstoel
facultatief
worde gesteld. llooglccraar in het Kiissisch. Buitengewoon hooglecruar in de talen en de geschiedenis van Assjric en Kah.vlonic. Met
voldoening
hadden
verscheidene leden gezien, dat tot
de benoeming van hoogleeraren in de bovengemelde vakken /ou woiden overgegaan. Benige anderen
V. 12.)
meenden
echter, dat. waar zooveel andere
Reeds werd gewezen op de trage wijze, waarin verbetering wordt gebracht in de gebouwen voor onze Instellingen voor hooger onderwijs en opgemerkt dat vooral de universiteit te Leiden aanleiding tot klagen geeft. J>Er wordt ook door den Minister erkend: het was daarom te meer bevreemdend, dat slechts zoo weinig werd uitgetrokken ten behoeve van nieuwe gebouwen voor deze universiteit: slechts f 750 voor de uit* breiding van het laboratorium voor anorganische scheikunde, f 1260 voor eene loods ten behoeve van het geologisch m i n e ralogisch m u s e u m , f 200n voor eene galerij in h e t pharmacolo* gisch laboratorium in het academisch ziekenhuis, s a m e n f 4000. Loods hij het geologisch iniiicralogisch museum. Verscheidene leden achtten het niet verstandig door het timmeren van eene loods te willen voorzien in het plaatsgebrek in dit m u s e u m . Zij oordeelden het voordeeliger eene blijvende uitbreiding daaraan te geven. I m m e r s is er niet alleen hel fte aan een lokaal voor het in- en uitpakken van kisten en der* gelijke werkzaamheden, maar zijn ook lokalen noodig voor
berging en tentoonstelling van reeds aanwezige verzamelingen, met name van de collectie fossielen van professor Du nors, welke voor dit m u s e u m bestemd is. doch sinds lange jaren
opgestapeld blijft in een gehuurden stal, ver van het museum verwijderd. Men drong er op aan dezen post terug te nemen en een krediet aan te vragen, waardoor op afdoende wijze in de niet te ontkennen behoefte /oude worden voorzien. Anorganisch chemisch lahoratoriniii. Men
wees er op. dat het n a t u u r k u n d i g onderwijs in Zijne
ontwikkeling allecdroevigst wordt belemmerd door het uit* blijven van den voorgenomen bouw van een nieuw anorganisch chemisch laboratorium. Voor het hierbedoeld vak wordt gebezigd de linkervleugel van het gebouw op de kleine Ruïne,
waarvan de rechtervleugel het natuurkundig laboratorium vormt. Zoodra het nieuwe anorganisch chemisch laboratorium gebouwd zou zijn. zou volgens het reeds in 1804 aangenomen plan aan
de
natuurkunde
meer
plaats worden
Ingeruimd;
wenschen van meer dringenden aard eerder voor vervulling iu aanmerking behooren te komen, de aanstelling van deze hoogleeraren weleenig uitstel had kunnen lijden. Hiertegenover werd er echter op gewezen, dat de letterkundige faculteit met
reeds in 1884 was dit in uitzicht gesteld. Echter wordt nog steeds te vergeefs gewacht, dat de tx gde Btichting van het nieuwe anorganisch chemisch laboratorium, hetwelk zou aan* sluiten i>ij het nieuwe organische op het daarvoor reeds meer
de instelling der heide professoraten Zeer Zal Worden gebaat. Niet alleen het onderwijs, doch ook de ontwikkeling der wetenschap stelt Zekere ei.-chell. Dit Indenkend kali 111-11 toirell de
dan tien jaren bestemde en bewaarde terrein, aan dezen mis* Stand een einde maakt.
voorstellen dei Regeering geen overwegend bezwaar hebben. Kirecteur der uuiversiteitshihliotheek.
De aandacht werd er op gevestigd, dat de bezoldiging van den titularis, die bovendien buitengewoon hoogleeraar en direc*
ibi gebrek aan ruimte woidt voor het natuurkundig onderzoek steeds nijpender. Vooral ook doet het zich gevoelen nu het tot dusverre als teekenkamer dienende vertrek voor den nieuwen hoogleeraar in de theoretische physica moet worden Ingeruimd en de teekenaars zich voorloopig met een minder geschikt lokaal, dat ook voor andere doeleinden dient, moeten
!_
(Staatsbegrooting voor bet dienstjaar 1913. 2. V. \±)
behelpen. Deze laatste misstand Itan zeer goed worden weggenomen door bel bouwen van eene barak In den tuin, waarvoor slcciits f6600 noodlg is. Men verzocht den Minister alsnog een bedrag op de begrooting te brengen om dien bouw te bevorderen.
tot afdoende oplossing van dit vraagstuk. Waarom, zoo vroegen zjj,
heeft dit tot geen resultaat
geleid?
Hlhliotheek.
Van verschillende zijden werd op verbetering van het gebouw der bibliotheek aangedrongen. Mr heerscht groot gebrek Academisch ziekenhuis. aan bergruimte, en klachten worden vernomen omtrent Gevraagd werd, boe bet staat met de plannen betreffende Vochtigheid, ten gevolge waarvan vele kostbare boeken en bandschriften beschadigd worden. Niet gering is bovendien de stichting van een nieuw ziekenhuis. liceds herhaaldelijk is in de Staten-lienoraal betoogd, dat het hier eene voorziening j het brandgevaar, waaraan de collectie blootstaat. Dit laatste geldt, welke dilngend noodlg ia, De inrichting voldoet allerminst ! geldt vooral een schat van oude waardevolle handschriften. aan de tegenwoordige behoefte der wetenschap. De huisvesting Beeds vroeger was men daarvan in die m a t e overtuigd, d a t in 1907 een eerste post op de begrooting w a s gebracht o m van het personeel laat alles te wenscben ever. Van de zijde der Regeering Is de urgentie sinds verscheidene jaren erkend, aan dit kwaad tegemoet te komen. Deze post werd echter uit misplaatste zuinigheid weder van de begrooting afgevoerd. en het gaat niet aan het ter hand nemen van dit werk steeds uit te stellen op grond dat naar eene andere regeling o m t r e n t Men drong er bij den Minister op aan alsnog op deze begrooting een bedrag uit te trekken tor voorziening in dezen de dekking van dergelijke uitgaven wordt gezocht. misstand. Anderzijds werd opgemerkt, dat deze grieven niet vrij zijn Gevraagd werd, waarom ook niet voor deze bibliotheek, gelijk van overdrijving en dat deze urgentie niet zoo groot is als voor die te Utrecht en Groningen, eene regeling is getroffen wel wordt beweerd. Xa de ingrijpende en kostbare verbetetot openstelling er van gedurende den avond. ringen, welke het ziekenhuis heeft ondergaan, moet het zeer bruikbaar worden geacht, al beantwoordt het niet in alle opzichten aan de overigens steeds stijgende eisenen der genees II. RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT. en heelkunde. In elk geval zal, alvorens tot de stichting van een nieuw ziekenhuis wordt besloten, grondig moeten worden Art. 90.
onderzocht, of niet andere meer urgente voorzieningen bebooren vooraf' te gaan. Museum VHII oudheden.
Verscheidene leden uitten h u n n e verwondering over de fhiancieele regeling, bedacht om aan het Rijk den eigendom t e verzekeren van een tweetal tot dusverre ten behoeve van het m u s e u m van oudheden gehuurde huizen, en hierin bestaande, dat de koopprijs zal worden gekweten in tien annuïteiten van f 8 6 4 1 , berekend op den voet van 4 pet., hetgeen feitelijk hierop neerkomt, dat de Staat voor deze zaak geld leent tegen eene rente van 4 pet. Verkeert de schatkist in zoo ellendigen toestand, dat de s t a a t zijne toevlucht moet nemen, tot dergelijke kleine middelen, welke ten slotte kostbaarder zijn dan het in eens afbetalen van de betrekkelijk geringe koopsom? Men drong aan op eene andere regeling en meende te k u n n e n verzekeren, dat het krediet, noodig om den koopprijs in eens af te doen, in de Kamer een g u n s t i g onthaal zou vinden. Nieuw museum van natuurlijke historie.
Gevraagd werd waarom geen voorstel is gedaan tol voltooiing van dit m u s e u m . KIliiHCrranhiseli museum. Het had teleurstelling gewekt niets te vernemen omtrent dit m u s e u m , waarvan de toestand geheel onhoudbaar Is en voor de eer van ons land aldus niet langer gehandhaafd kan blijven.
Alle elkander opvolgende Ministers hebben het onhoudbare van den toestand erkend en afdoende maatregelen toegezegd. Hierbij Is het evenwel gebleven en de schatten van dit m u s e u m , welke voor wetenschap en kunst niet boog
genoeg kunnen gewaardeerd worden, biyven aan bederf blootteld, zijn feitelijk aan de studie van het publiek onttrokken en liggen begraven in eenige volkomen ongeschikte huizen, waai' zij dan ook nagenoeg geen bezoekers trekken. In 1910
telde men er 1016, terwijl het Rijksmuseum te Amsterdam en bet Mauritshuis te 'sGravenhage weiden bezocht respectievelijk door 8 2 6 6 7 2 en SI «>77 personen. Men sprak de verwachting uit. dat men zich niet langer meer met ver-
zekeringen van warme belangstelling behoefde tevreden te stellen. Naar sommige leden meenden te weten, was van de zijde eener gemeente een ernstig voorstel Ingekomen, strekkende
Jaarwedden liootrlceinren rechtsgeleerde faculteit. Voor deze jaarwedden wordt uitgetrokken een bedrag van f 41 0 0 0 . De toelichting duidt aan, dat er voor (i hoogleeraren f 6000 en vooi 1 f 6000 wordt aangevraagd. Ten vorigen jare werd eenzelfde bedrag uitgetrokken en gelijkelijk toegelicht. Intusschen is e r in de rechtsgeleerde faculteit wijziging gekomen door het overlijden van een der hoogleeraren en het ontslag van een der anderen. Ten gevolge hiervan behoort het crediet met f 4000 te worden verlaagd. Houdt m e n rekening met het a a n mr. DE LOUTER op te dragen buitengewoon professoraat, dan is voor deze faculteit toch nog f 8 0 0 0 meer
aangevraagd dan noodig is. Hetioemineen. Door verscheidene leden werden de benoemingen van professor NOORDTZI.1 en professor
J h r . DE SAVORNIN LOH.MAX aan
critiek
onderworpen. W a t eerstbedoelde benoeming betreft went opgemerkt, d a t h e t bevreemding had gewekt, dat een lidmaat van de Gereformeerde kerk w a s benoemd, terwijl het hier toch gold de opleiding van predikanten voor de Nederlandsen-Hervormde kerk. Ook daargelaten de vraag of deze kerk recht had op bezetting van de faculteit in haar geest, w a s het verkeerd baar zoo t e ontBtemmen, dat zij zich wat de opleiding betreft wellicht van de universiteiten zal terugtrekken. Bovendien kon niet als bezwaar
gelden dat er onder de Hervormden geen geschikte candidaten voor het ambt waren te vinden. Anderzijds werd den Minister voor deze benoeming hulde
gebracht. Door verscheidene leden werd herinnerd aan de positie welke de theologische faculteit in bet algemeen en inzonderheid tegenover de Nederlandsch- Hervormde kerk inneemt. Bij de totstandkoming van de wet van 1876 is men van bet standpunt uitgegaan, dat deze faculteit geenszins langer zoude zijn te beschouwen als opleidingsschool van predikanten voor die kerk. Godsdienst zou als wetenschap worden onderwezen. Intusschen zou deze kerk in de universiteiten gelegenheid kunnen vinden aan hare kweekelingen een deel van de voor ben noodig geoordeelde wetenschap te bezorgen. Echter zou zij zelf voor opleiding in engeren zin hebben zorg te dragen. Daarin ligt echte) geen grond voor de bewering, dat men met een verkregen recht van die kerk zoude te doen hebben om hare aanhangers als hoogleeraren te zien aanstellen. Naar sommige
leden hieraan toevoegden zou het geheel met den opzet en
Tweede Kamer.
Bijlage A. (Staatsbegrootiug voor lid dienstjaar L913. 2. V. 18,) de bedoeling der wel strooken, Indien Eloomach-Katholleken of Israëlieten van de faculteit deel uitmaakten. Van andere zijde weid niertegen aangevoerd, dat niel mag vergeten worden, dat art. 1 der Hooger-onderwyswet niet alleen •preekt van de zelfstandige beoefening dor wetenschappen, maar ook van de voorbereiding tot maatschappelijke betrekkingen, en dat, wat hel ambt van predikant betreft, de Nederlandsen* Hervormde Kerk de eenlge is, die liet mogelijk maakt gemeld wetsartikel in dit opzicht tol zijn recht te doen komen.
Door eenlge loden werd aanmerking gemaakt »p bel feil dat de hier besproken benoeming reeds eenlge weken te voren
was aangekondigd In De Heraut. Het had hen ook onaangenaam getroffen, dat de boogleeraar VISSCHEK daarbij was gehuldigd, omdat liij het zoover had gebracht, dat deze benoeming tegen bet advies van faculteit en curatoren In zou geschieden. Wat de benoeming van den heer Jhr. DE SAVOBNJN LOIIMAN betreft, werd gevraagd of deze was geschied tegen den zin van de curatoren doch in overeenstemming niet de aanbeveling der faculteit. Sommige leden konden de gedachte niet van zich afzetten, dat bij deze benoeming niet alleen naar het belang van de wetenschap en van het onderwijs was gevraagd. Immers had m e n hier te doen niet een nog kort geleden gepromoveerd rechtsgeleerde, die In de Staatswetenschappen geen doctoralen graad verwierf, en ook niet in geschriften blijk had gegeven van dezen tak van wetenschap bijzonder werk te maken. Door andere leden werd critiek op deze benoeming ongemotiveerd en voorbarig geacht. Herhaaldelijk worden jeugdige hoogleeraren benoemd, die te voren nog weinig van zich deden hoeren of in wier geschriften geenszins een afdoende waarborg was gelegen voor de richtige vervulling van h u n n e taak. Het zou niet moeilijk zijn, deze bewering met voorbeelden te staven. Tegen het verzoek om mededeeling van aanbevelingen van faculteit en curatoren moesten voorts verscheidene leden bezwaar maken. Deze colleges moeten geheel vrij zijn in h u n n e adviezen; het is daarvoor van belang, dat zij de zekerheid hebben dat deze niet openbaar worden gemaakt. Gevraagd werd, of uit de mededeeling, dat mr. DE LOITEK tijdelijk als buitengewoon boogleeraar het volkenrecht zal doceeren. moet worden afgeleid, dat dit vak t h a n s buiten de bemoeiingen van den heer j h r . DE SAVOKNIX LOIIMAN blijft. Zoo ja, is het dan misschien het, voornemen hem later het onderwijs in dit vak op te dragen ? "Wat het buitengewoon hoogleeraarschap van mr. DE LOUTER aangaat, werd nog gevraagd, of deze dit ook zal blijven bekleeden als hij den zeventigjarigen leeftijd zal hebben bereikt, en of zulks invloed zal hebben op het te veileenen pensioen. Yfjfde leeraar in de theologie. Toen de Minister ten vorigen jare, in verband met zijn voorstel om te Leiden een buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis van bet Oostersch-Grieksch Christendom te benoemen, in uitzicht stelde, dat er te Utrecht nog een hoogleeraar in de theologie zou worden aangesteld, kon men niet verwachten, dat hij voor dozen laatsten het m a x i m u m der
jaarwedde, ffiooo. zou aanvragen. Men achtte deze exceptioneel liooge bezoldiging onbillijk tegenover de hoogleeraren, wier trak-
tement zooveel lager is en men knoopte hieraan eene algemeens w a a r s c h u w i n g vast tegen de neiging om toe te geven aan buitengewone eischen. waardoor de traktementsregeling, zooals die in de wet is bepaald, illusoir wordt gemaakt. Zeer zeker was de motiveering, in dit geval gegeven, uiterst sober en is eene vraag om meerdere inlichting op hare plaats.
Ook hadden eenlge leden tegen deze vermeerdering van het aantal professoren in de theologie bezwaar. In de Memorie van Toelichting wordt niets aangevoerd om de noodzakelijk" beid er van aan te tonnen. Zelfs wordt niet vermeld in welke vakken de nieuwe titularis onderwijs zal geven. Deze leden zagen in het voorstel slechts eene bevrediging van de wenschen Handelingen
der S t a t e n - G e n e r a a l . B i j l a g e n . 1912—1913.
eener politieke tractie. Zulks word echter dbor andere leden ten zeerste betwist, daar op de aanstelling van den vijfden hoogleeraal van beide zijden der Kamer is aangedrongen. Te mulder meenden zij, dat deze aanstelling in velband met de politiek mag worden gein-acht, daar door vrijzinnige voorgangers VB!! den Minister zoodanige bezetting der theologische faculteit
te Leiden is wenscheiyk geacht. Zij meenden dai
k, dat
deze .Minister met deze benoeming deed wat door zijn voor g a n g e n was verzuimd.
Enkele leden meenden, dat aan één dor universiteiten de theologische faculteit zeer wel kon worden opgeheven. Anderen zouden zich daarmede niet k u n n e n vereenigen, omdat aldus tal van jongelieden wegens hoogere kosten van het onderwijs zouden worden uitgesloten, die thans in de gelegenheid zijn er aan deel te nemen. Gevraagd werd naar de juistheid van de wel vernomen bewering, dat het in 's Ministers plannen ligt aan elk der theologische faculteiten van de drie Rijksuniversiteiten eene verschillende richting te geven. Buitengewoon hoogleeruar in de sociale geneeskunde. Met de aanstelling van een buitengewoon boogleeraar in de sociale geneeskunde konden verscheidene leden zich niet vereenigen, omdat zij meenden, dat de benoeming van iemand, die zich slechts eenige uren in de week aan dit vak zal kunnen wijden, niet de gewenschte oplossing brengt. Het onderwijs in dit vak is van omvangrijken aard. Niet alleen betreft het de medische voorzorg, die op velerlei gebied genomen wordt — men verwees naar den inhoud van kinder-. arbeids- en veiligheidswetten — . doch ook omvat het de medische zijde deisociale verzekering. Ook is het eene vraag of de gerechtelijke geneeskunde er niet aan moet wenden vastgekoppeld; dat op dit gebied nog eene leemte is aan te vullen, blijkt uit de gevallen, nog van recenten d a t u m , waarin de aanwijzing van de vermoedelijke doodsoorzaak tot greote moeilijkheden had aanleiding gegeven. Wijl deze leden niet konden denken, dat er voor dit veelomvattend onderwijs een man uit de practijk zou zijn te vinden, die zoozeer op de hoogte was, dat hij voor de behoorlijke vervulling van zijne taak slechts enkele vrije uren noodig zou hebben, drongen zij er op aan voor dit vak een hoogleeraar te benoemen, die zich geheel aan deze taak zou kunnen wijden. Dat een nieuw laboratorium zal moeten worden ingericht, behoefde men, naar zij meenden, niet te vreezen, daar met aanwezige laboratoria voor dit doel zeer goed kan worden volstaan. Enkele andere leden meenden, dat het onderwijs in dit vak k u n s t m a t i g bij de geneeskunde wordt ingedeeld. Behoort het Inderdaad daartoe, dan moest de vraag rijzen of het niet aan een der fungeerende hoogleeraren ware op te dragen. Voorts had het de aandacht getrokken, dat een afzonderlijke bediende op een salaris van f 500 wordt noodig geacht, waar het onderwijs slechts eenige weinige uren in de week wordt
gegeven. Sommigen achtten het bedrag van f 500 te laag, indien deze bediende voor vast zal worden aangesteld. Buitengewoon hoogleeraar in de ethnologie. Gevraagd werd, of de Minister voornemens is voor dit a m b t een gewoon hoogleeraar voor te dragen. Zoo ja. dan verklaarden verscheidene leden reeds thans, dat zij, naar hierboven reeds bleek, deze cumulatie van betrekkingen niet konden goedkeuren. Amanuensis lii.j de hihliotheek. Het
salaris
van
f 700
werd
sommige leden niet voldoende ^r
voor
een
amanuensis
door
"deeld.
Art. Hl b. Nieinv pharniaeeutisch laboratorium. Voor de voltooiing van den bouw en voor een eersten termijn der inwendige inrichting van dit laboratorium wordt f 185 000 uitgetrokken.
11
(Staatibegrooting voor bet dienstjaar 1918.
Gevraagd werd, boeveel hiervan voor de voltooiing vanden bouw is bestemd, wat deze In /.iju geheel zal hebben gekoel en hoe hoog de oorspronkelijke raming waa. Voorts wenachte men te weten, of hetgeen van bet bedrag van f 185 0(11) overschiet alleen voor Inwendige Inrichting Is bestemd en boevee] deze in hot geheel zal kosten. Viagen ais deze souden, naar men er aan toevoegde, over bodlg zijn als steeds gespecialiseerd 'word opgegeven hetgeen als laatste termijn voor den bouw en als eerste voor Inwendige Inrichting wordt verelscbt. Op eene dergelijke opgave bij volgende gelegenbeden drong men aan. Aiintoiiiisch instituut.
Men herinnerde er aan, dat op bladz. 59 van het Onderwijs* verslag 1909 1910 (deel „Hoogei en middelbaar onderwijs") geklaagd wordt, dat het gebouw voor bet anatomisch Instituut te klein is. Waarom wordt er niet bijgetrokken liet Ridder schanshuls, dat indertijd ter uitbreiding van het Instituut aan' gekocht werd, doch ter bewoning werd gegeven aan een hoogleeraar, die thans buitengewoon hoogleeraar is? III.
Hl.IKSUNIVEKSITEIT TE G R O N I N U E N .
Tweede hoogleeraar privaatrecht. Art. 93. Blijkens de toelichting (noot 58, bladz. 41, uitgewerkte en toelichtende staat) ontvangt de hierbedoelde gewone hoogleeraar eene jaarwedde van f 3 500. Zulks is niet in overoenstemining met de wet. Gevraagd werd, of de combinatie van buitengewoon en gewoon hoogleeraar op den duur zal moeten leiden tot overschrijding van de maximum-jaarwedde als gewoon hoogleeraar toe te kennen. Ook hier opperde men bedenkingen tegen deze combinatie van betrekkingen. Art. 94. (Jernianistiseli-RoniHiiistisoli instituut. Sedert enkele jaren bestaat in navolging van de Duitsche „Seminare"' aan de Groningsche hoogeschool in sommige vakken der letterkundige faculteit de gemelde inrichting, waar dooraaie BChafflng van speciale literatuur en ook op andere wijze studenten tot zelfstandigen arbeid worden aangespoord. Naar men meende te weten werkt deze instelling, waarin ook het Anglistiscb instituut is begrepen, zeer goed. Echter schijnt aan de huisvesting er van veel te ontbreken. Zoo bevinden de boeken zich in de collegezalen, die slechts een gedeelte van den dag voor deze bijzondere opleiding beschikbaar zijn en minder geschikt zijn voor rustlgen arbeid. Men had vernomen, dat zich thans eene goede gelegenheid aanbiedt hierin verbetering te brengen. De lokalen, in gebruik bij den hoogleeraar in de sterrenkunde, komen vrij. De bestaande instituten zouden er zeer geschikt ondergebracht kunnen worden, terwijl er plaats overbluft voor de vestiging van instituten in andert1 vakken, waarvoor zij evenzoo zeer gewenschl zijn. Gaarne zouden ver> scheidene leden zien. dat alsnog op deze begrooting gelden worden uitgetrokken om deze belangrijke en min kostbare verbetering mogelijk te maken. Hekken liij de nieuwe laboratoria. Xu buiten bezwaar van 's Hijks schatkist de verkeerswegen bij de nieuwe laboratiiria worden in orde gebracht, Is het wenschoiijk de houten schuttingen en primitieve afrastering, welke de laboratoria van den weg afscheiden, te vervangen door ijzeren hekken, waarvan er een zestal noodig zullen zijn. Aangedrongen werd op spoedige uitvoering van dit werk. opdat aan den onooglijken toestand een einde zal zijn gemaakt als in begin September 1913 het Internationaal Pbysiologencongres te Groningen bijeenkomt. De goede naam
2.
V. 18.)
der universiteit is er mede gemoeid, dat de talrijke bulten* [andsene geleerden, die dan te Groningen verwacbl worden en de fraaie nieuwe laboratoria in oogenachouw zullen nemen, niet worden vergast op de thans aanwezige onaanzicnlijke afsluitingen, welke, een tijdelijk karakter hebbende, toch zullen moeten worden opgeruimd. De omstandigheid, dat bij art. 197 een krediet wordt aangevraagd tot bel lijke ontvangst dezer geleerden, wekt het vertrouwen, dat de.Minister alsnog de vereischte som voor deze zaak zal aanvragen. PsjrehlaMseae kliniek. Voor de voortzetting van den bouw \an deze kliniek en voor een eersten termijn Voor «Ie inwendige inlichting wordt in totaal f 112 500 uitgetrokken. Gevraagd werd hoeveel reeds aan den bouw is besteed, hoeveel nog noodig zal zijn en wanneer
VERDERE UITGAVEN BETREKKELIJK DE RIJKSUNIVERSITEITEN.
Beurzen. Art. 96. Sommige leden drongen aan op uittrekking van een grooter bedrag voor studiebeurzen. Ook wezen zij er op, dat verkeerdelijk eene beurs eerst voor het tweede studiejaar wordt verleend. Wel vordert de wet, dat slechts studenten van buitengewonen aanleg deze beurzen erlangen, doch wijziging van deze bepaling ware te overwegen, en bovendien zoude door een vergelijkend examen kort na den aanvang van het eerste studiejaar aan den eisch dier bepaling zijn te voldoen. Thans komt het voor, dat zy, die er het meest behoefte aan hebben, geen beurs kunnen krijgen. Ook schijnt het bedrag van f 200 niet voldoende om allen te bereiken, voor wie beurzen van groot nut kunnen zijn. Gevraagd werd eene opgave, waaruit blijkt tot welke maatschappelijke standen de studenten, die uit eene beurs hunne studie bekostigen, behooren. Verscheidene andere leden zouden met uitbreiding van het beurzenstelsel uiterst voorzichtig willen zijn. Zij wezen erop, dat daardoor dikwijls jongelieden tot studeeren worden gebracht, voor wie een werkkring, die zoodanige studie niet vereischt, meer geëigend is. Ook kan eerst na een verblijf van eenigen duur geoordeeld worden over den aanleg van een student. Vervroegde toekenning, als door eerstbedoelde leden werd bepleit, kwam hun niet wenschelijk voor. Een nauwkeurig onderzoek is noodig en wordt ook. naar zij meenden, steeds ingesteld. Aan personen, die beurzen niet noodig hebben, worden er geen verstrekt. Voorts werd door eenige leden opgemerkt, dat zij geen voorstanders waren van verbooging der collegegelden om daardoor anderen kosteloos te kunnen laten studeeren, doch dat wellicht ware te overwegen het collegegeld van Int eerste jaat kwijt te schelden aan hen, die latei bleken eene beurs te behoeven. B.
TKCII.NISI IIK HOOGBBCHOOL.
Kxainens.
Wederom werd duur verscheidene leden gewezen op het groote aantal examinandi, dat aan de Technische Boogeschool weidt afgewezen. Sommigen spraken opnieuw als hunne meening uit, dat de oorzaak moet winden gezocht in het stellen van te hooge eischen, die wellicht beoogen den grooten toeloop van studenten eenigszins te stuiten. Het gevolg is, dat de studenten zooveel later in het practische leven treden en dat bijv. vele fabrikanten er de voorkeur aan geven hunne zoons ter opleiding naar het buitenland te zenden, waar zij eerder met hunne studiën gereedkomen. Men drong er op aan niet te groote waarde te hechten aan de voorstudie en de eigenlijke technische studiën vroeger dan thans geschiedt te doen aanvangen.
(Staatsbegrooting voor bet dienstjaar 1913. Ook waivn er leden, die de onbevredigende resultaten van bet onderwijs, voor zoover deze uit afwijzing i»ij examens blijken, «reten aan de onvoldoende kennis, waarmede de studenten hunne studiën ie Dein aanvangen. Het publiek behoorde naar bun Inzien beter te begrepen, dat jongelieden, wier kennis van wiskunde middelmatig is, al hebben zij bel, eindexamen•
hoogere burgeracbool afgelegd, niet aan de Technische Hoogeechool moeten gaan studeeren in vakken, waarbij goede ontwikkeling op liet gebied der wiskunde eene eerste eisch is. Misschien zou het aanbeveling verdienen, wat de wiskunde betreft, de eisenen van
bedoeld
eindexamen
te verhoogen. Anderzijds
werd
de
voorkeur gegeven aan eene wetswijziging, waardoor slechts die jongelieden aan de Technische Hoogeschool worden toegelaten, die bij dat examen voor wiskunde „voldoende" hebben gekregen. Aërodynamica. Gevraagd werd of de Minister niet bereid is, ter bevordering van het onderwijs in dit vak, gehoor te geven aan de wenschen van liet hoofdbestuur der Xederlandsche Veroeniging voor Lucht* vaart. die de t h a n s te haier beschikking gestelde lokalen ongeschikt oordeelt en vermoedelijk het gebruik van die lokalen niet zal k u n n e n behouden. Het gebruik van het voorloopig laboratorium heeft bewezen, dat de leiding aan een deskundig persoon moet worden toevertrouwd. Genoemde vcreeniging is niet in s t a a t de kosten van een voldoend laboratorium en van de deskundige voorlichting te dragen, (iewezen werd op dergelijke instellingen te Parijs en (rottingen. Het is in meer dan één opzicht van belang, dat o n s land ten aanzien van dezen tak van wetenschap niet achterblijft. Door de inrichting van een klein gebouw bij het gebouw voor werktuigkunde, scheepsbouwkunde en electrotechniek en een jaarlijksch subsidie aan de Vereeniging ter bekostiging van de leiding bij het onderwijs zou deze nuttige zaak k u n n e n worden bevorderd. Door sommige leden werd betwijfeld, of het verzoek gerechtvaardigd is, waar reeds op een ander hoofdstuk der Staatsbegrooting gelden voor bevordering van de l u c h t v a a r t zijn uitgetrokken. Jaarwedden amanuenses en bedienden. Reeds meermalen is door beambten en bedienden van de Technische Hoogeschool geklaagd over de lage aanvangssalarissen en de regeling der periodieke verhoogingen. Het aanvangssalaris der anianuenses onderging in dertig jaren geen verandering en bedraagt minder dan de m a x i m u m - w e d d e van een bediende. Wanneer de salarissen met f 100 a f 200 worden verhoogd en de verboogingen spoediger dan t h a n s op elkander volgen, zal aan een gerechtvaardigden wensen gevolg woiden gegeven. Hoogleeraar in de bouwkunde. Art. il8. Door eenige leden werd aangedrongen op de aaustelling van een nieuwen hoogleeraar in de bouwkunde, niet om de twee tegenwoordige boogieeraren een deel van h u n n e taak te ontnemen, maar om dezen de gelegenheid te geven h u n n e werkkracht lifter te besteden en aldus het onderwijs in dit vak beter tot zijn recht te doen komen. Aan den nieuwen hoogleeraar zouden op te dragen 'zijn het college architectonische vormleer, de daarbij behoorende teekenoefeningen, het college Nederlandseho bouwkunst, en dat betrerr'ende stedenbouw. Zoowel de groote, toeneming van bet aantal studenten als de noodzakelijkheid van eene meer doel-
treffende regeling van de colleges en teekenoefeningen maken deze uitbreiding van het aantal boogieeraren zeer weiischelijk. Art.
V. 12.)
15
geklaagd over de bOOgO kosten welke deze inlichting voor hoogei onderwijs veroorzaakt. Deze leden meenden, dat grootere zuinigheid kon worden betracht. Als voorbeeld werd gewezen
op het gebouw voor mijnbouwkunde, waarvoor thans weder t' r,<;
2 wordt uitgetrokken alleen voor inwendige inrichting, nadat voor het gebouw zeil' reeds zeer bOOge sommen zijn besteed, o p bladz. 25 der Memorie van Toelichting wordt herinnerd aan het „Systematisch werkplan voor de uitbreiding der Technische Hoogeschool 1908". Beêds blijkt dit omwerking
en uitbreiding noodlg te hebben gehad met het gevolg, dat alvast een nieuw laboratorium zal winden opgericht, hetwelk ongeveer f 2 9 0 0 0 0 zal kosten. Was destijds wel te recht
van een „systematisch" werkplan gesproken? Ddor eenige leden werd in verband niet het vorenstaande de opmerking gemaakt, dat de uitgaven soms onoordeelkundig over verschillende begrootingen zijn verdeeld, getuige hetgeen met het gebouw voor mijnbouwkunde geschiedt; terwijl het reeds in gebruik genomen is, wordt nog de hooge som van f 56 652 noodig geacht. Gebouw voor werkt uifrkiinde, Kcheepsbouwkiinde en electrotechniek. Als bewijs, dat de verdeeling van kosten over vele jaren hooge kosten na zich sleept, wees men op hetgeen voor den bouw van de hiergemelde inrichting aan toezicht was uitgegeven. Aan dit gebouw werd blijkens blz. 3 van de Memorie van Toelichting een bedrag van rond f 1 240 000 besteed; alleen voor het toezicht werd f 50 000 uitgegeven. Dit zeer hooge bedrag was een gevolg van den langen d u u r van den bouw, ongeveer negen jaar. Dit voorbeeld bewees wel, dat het belang der schatkist meebrengt spoedige afwerking van de gebouwen, tot de oprichting waarvan eenmaal besloten is. Bibliotheek. Door verscheidene leden werd geklaagd over den tragen gang, waarmede de bibliotheek wordt voltooid. T h a n s , na drie j a r e n , is dit gebouw, dat op ongeveer vier ton was geraamd, nog niet gereed. Men zal nu met de inwendige inrichting beginnen, waarvan de kosten op f 130 000 zijn geraamd. In de verwachting, dat die spoedig zou worden tot stand gebracht, wordt men teleurgesteld daar de a a n v r a a g op deze begrooting niet meer dan f 50 000 bedraagt. De onhoudbare toestand wordt aldus bestendigd. Men weet geen raad met de berging deiboeken, welke gedeeltelijk zijn opgestapeld in een gehuurd gebouw, waarin zij van de vochtigheid veel te lijden hebben. Met nadruk werd spoedige afwerking van de inrichting bepleit. Gaarne zoude m e n te dien einde den post verhoogd zien. Ook voor de bibliotheek geldt, dat de kosten van toezicht zeer aanzienlijk dreigen te worden. Gevraagd werd. hoeveel thans reeds is besteed en over hoeveel jaren de Minister de verdere benoodigde sommen dacht te verdeden. Sieuw laboratorium voor microscopische anatomie. Ken eerste termijn van f 20 000 achtten eenige leden oneven. redlg klein, waar de kosten van bouw en inrichting op bijna drie ton worden geraamd. Gevraagd werd, of in de raming ook waren begrepen de
kosten van het toezicht en van de Inrichtingen voor verwar* ming en verlichting. Men zoude overlegging van de ontwerpen op prijs stellen. c.
Vintin:
iiiti/inrii
Ititnkkitijk
Int Honger
ondenojfi.
996.
Kusten Tan inrichtingen en gehouwen. Terwijl door verscheidene leden ook hier werd aangedrongen op spoedige voltooiing van de gebouwen, werd door anderen
Subsidie*n gemeentelijke arymnasia. Art. 113. Gevraagd werd van welke voorwaarden het verkrijgen dezer subsidien afhankelijk is.
(Staatsbegrooting roof bel dienstjaar 1913. 2. iliiiiir OndenrQs, Opleiding der leeraren.
Door sommige leden werd de opleiding der leeraren i'ü bel middelbaar onderwijs ter sprake gebracht. Bene eigenlijke opleiding bestaat niet. Wel komt hel onderwijs van boogleeraren In de moderne talen aan de universiteit te Groningen, thana ook aan die te Amsterdam, reien ten goede, doch daarmede wordt nog slechts betrekkelijk «reinig bereikt. Zeer zeker kan wat dit onderwijs aangaat nog meer nul gesticht worden door het bijwonen der colleges ie vergemakkelijken on daartoe Staatssteun ie rerleenen. Ook is van groot belang liet geven van meer gelegenheid tol eenig verblijf •" ''et buitenland. Eeitige leden zouden gaarne zien, dat bedoelde hoogleeraren ook aan andere universiteiten, dan aan die waar zij zijn aan-
gesteld, omiei wijs gaven. Gewezen werd op den verren afstand, waarop Qroningen van het centrum des lands gelegen is. Bevraagd weid hoeveel uren per week door de hoogleeraren voor de moderne talen aldaar college wordt gegeven. Voorts werd opgemerkt, dat van de paedagogische opleiding der leeraren meer werk moet worden gemaakt. .Meermalen blijkt,
dat jonge, theoretisch goed ontwikkelde leeraren in het geven van onderwijs te kort schieten. Niet alleen bij de leeraren aan de hoogere burgerscholen, doch ook bij die aan de vakscholen valt zulks waar te nemen. Benige leden meenden, dat een examen in de paedagogle moest worden afgenomen, waarbij op de algemeene ontwikkeling en paedagogische geschiktheid van den candidaat zou moeten worden gelet, Ook zouden sommige leden, evenals voor de taaiakte lager onderwijs het bezit der onderwijzersakte verelscht wordt, voor het middelbaar onderwijs en hei vakonderwijs eene algemeene akte verplicht willen zien gesteld. Dit laatste denkbeeld werd door andere leden bestreden, voor zoover bedoelde akte ook voor het a m b a c h t s . en vakonderwijs zou worden geeischt. / i j bevalen op dit p u n t groote voorzichtigheid aan. Dij het technisch onderwijs staat de practtsche bekwaamheid van den leeraar op den voorgrond. Door eisenen van bevoegdheid te bepalen, zou het kunnen gebeuren, dat zich niet meei' die rakkundigen beschikbaar stellen, wier onderwijs juist de meeste waardeering verdient. Ook deze leden begrepen het nut van de paedagogische ontwikkeling der leeraren. Zij zouden deze echter op andere wijze willen bevorderen, door ld. zoowel de onderwijzers bij het lager onderwijs vakkennis bij te brengen als vakkundigoii in het onderwijs te bekwamen. Particuliere vereenigingen. gesteund door den Staat, zouden in deze richting nuttig werkzaam kunnen zijn: aan haar is de
V, 12.)
Anderzijds wees men er op, dat bij rechterlijke uitspraken verklaard
was,
dal
voor dergelijk
onderwijs eene wettelijke
bevoegdheid niet wordt verelscht. O pinsii'Mins.' van scholen voor vakopleiding en teekenscholeii voor meisjes. Naar aanleiding van adresen van de Nationale Vereeniging
voor Vrouwenarbeid betreffende bel niet toelaten van meisjes tot gemeentelijke en particuliere Inrichtingen van handels*, ambachts- en vakonderwijs, werd gevraagd, of de Minister geneigd is aan de verleening van subsidiën ten behoeve van bedoelde scholen de voorwaarde ie verbinden, dat zij voor jongens en meisjes op gelijken voet moeten worden opengesteld. Splitsing van bevoegdheden. Sommige leden achtten het wenschelijk, dat tieering als voor het teekenen heeft plaats werd toegepast op andere vakken, waardoor voor opleidingsscholen van verschillende soort eene akte zou kunnen worden geëischt. b.
Hoogere
eene differengevonden, ook gemakkelijker het bezit van
bvrgtrteholtn.
Jaarwedden directeuren en leeraren.
Art. 118. Het voorstel tot verbetering van de .salarisregeling van het onderwijzend personeel werd dooi velen goedgekeurd. Verscheidene anderen meenden echter, dat aan de wijze van uitwerking veel ontbrak en het Jiad bij hen teleurstelling gewekt, dat slechts enkele categorieën door het voorstel gebaat worden. Aldus bleven de hoofdgebrckeii, waarop van de zijde van belanghebbenden en ook in deze Kamer bij herhaling gewezen is, bestaan. Eene algeheele herziening der jaanveddenregeling mocht derhalve naar het oordeel dezer leden niet uitblijven. Wal nu in do eerste plaats de verhooging van het salaris der directeuren van driejarige scholen betreft, werd door eenige leden de motiveering eenigzins vreemd geacht. Waarom, zoo vroegen zij, is het wenschelijk, dat leeraren aan vijfjarige scholen zich voor het directoraat van drie-jarige inrichtingen beschikbaar stellen? Voorts schijnen andere motieven mede tot dit voorstel te hebben geleid. I m m e r s de toelichting spreekt v a n : „ook" om te voorkomen dat de bezetting van bedoeld directoraat onder de regeling lijdt. Gaarne zou men die verdere motieven vernemen. Vervolgens merkte men op, dat uit de voorgenomen verbetering van de salarissen van leeraren voor teekenen en voorkeur te geven boven rechtstreeksche Staatszorg, omdat zij gymnastiek wel ten duidelijkste blijkt, op hoe weinig vrijgevige wijze wordt voldaan aan de wenschen der leeraren. Terwijl meer aanraking houden met de practijk. Ontwikkelt zich deze alle categorieën om verbetering van h u n n e positie vragen, opleiding aldus, dan zal men ten slotte tot de instelling van wordt slechts eene minimale verhooging toegekend aan de een examen moeten komen, zooals de Vereeniging tot veredeling leeraren voor teekenen en gymnastiek. van het ambacht t h a n s reeds van aanstaande leeraren aan de Sommige leden konden het niet eens zijn met den Minister, ambachtsschool afneemt. Over de vraag, of dit examen een waar hij zich tegen de gelijkstelling van de teekenleeraren m e t Staatsexamen zou moeten zijn, waren deze leden niet eendie der overige vakken verklaart. De voorbereiding tot en de omstemmig. vang van het door de teekenleeraren afgelegd examen rechtvaar \\ ij/iiriio.' der wet tot regeling van het middelbaar midrrw ij-. digen die gelijkstelling volkomen. Om de eerste akte, welke bevoegdheid verleent tot het geven van onderwijs op middelbare Eenige leden, die betreurden dat het wetsontwerp tot wijziging | scholen, te verkrijgen, is veel inspanning en tijd noodig. Dit kan van deze wet nog niet kon worden behandeld, zouden inhieruit blijken, dat zij, die zich voldoende geoefend hebben oin toemiddels gaarne een krediet toestaan om alvast te gemoet gelaten te worden tot de Rijksnorniaalsehool, deze school ten te komen aan die gemeenten, voor welke het wetsontwerp minste drie, s o m s vier jaren moeten bezoeken, waarbij dan nog hulp wil bieden, en die thans nou geen Steun van het Kijk twee jaren zijn te voegen, als zij de tweede akte (rechtlijnig ontvangen. Gevraagd werd, of niet eene tijdelijke regeling ware teekenen) wenschen te verkrijgen. Zij die zich elders trachten ie te treffen, nu genoemd wetsontwerp vooreerst misschien niet bekwamen hebben niet minder tijd noodig. want van de teekenin behandeling zal komen. leeraren wordt t h a n s veel meer gevraagd dan vroeger. Het argument, ontleend aan het correctiewerk der andere leeraren, Onderwijs door onbevoegden. kwam voorts weinig afdoende voor, daar ook de teekenleeraren Andermaal werd gewezen Op het onderwijs gegeven door buiten de lesuren allerlei werk voor de school hebben te ver: onbevoegden. In hel bijzonder vestigden sommige leden de richten. Zij hebben te zorgen voor de voorbereiding hunner aandacht op de Berlitzscholen. Meent de Minister in dezen lessen, het stellen der modellen, het ordenen van tentoon* stand van zaken te kunnen berusten? stellingen van plaatwerken en photographleên. Opmerking
Bijlage A.
Tweede Kamer. (Staatsbeg/rooting voor het ( ienstjaar 1913. 2.
verdient, dut de commissie voor de salarisactie van de V*ereeniglng van leeraren bij bet middelbaar onderwijs, welke commissie geen teekenleeraren in baar midden telde, toch In baar In 1909 uitgebracht rapport aandrong op gelijkstelling In jaarwedde van de teekenleeraren met bunne vakgenooten, uit overweging d;ir /.ij na Ingesteld onderzoek de overtuiging bad gekregen, dat de studie weinig minder zwaar en uitgebreid is dan die voor bel verkrijgen van de volledige bevoegdheid Inde overige vakken. Men voegde hierbij, dat de achteratelling der teekenleeraren eigenlijk niet anders is dan een overblijfsel van de
geringschatting, waaronder in vroegere tijden bet toekom onderwas In bet algemeen leed. Thans heerscht er te dien aanzien grootere belangstelling en een beter begrip van bilUjkbeid, zooals blijkt uit bet feit dat in de groote steden als
Amsterdam, 'sGravenhage en utrechten In andere als Amen* foort, en evenzoo in Nederlandsch-lndie, de jaarwedden der teekenleeraren gelijkgesteld zijn niet die hunner collega's.
Ook wat de gymuastiekleeraren aangaat werd eene meer ' afdoende verbetering van positie bepleit. Wilde men al niet Amsterdam tot voorbeeld stellen, waar het maximum van f S060 voor 24 wekelijkse he lesuren kan bereikt worden, men kon ook wijzen op plaatsen als Arnhem en Bussum, waar de
traktementsregeling voordeeliger is dan thans wordt voorgesteld. '
In de Memorie van Toelichting wordt op bladz. 26 onder ! X". vermeld, aan welke scholen dienstjaren van invloed zijn op de periodieke verhoogingen. Gevraagd werd, of hieronder niet ook de handelsscholen moeten worden opgenomen. Onder 4". wordt vooigesteld de dienstjaren bij het lager i onderwijs voor de helft tot een maximum van vier jaren te i doen meetellen. Deze beperking vorid bij verscheidene leden geen instemming, /.ij drongen aan op het in rekening brengen van alle dienstjaren en voerden hiervoor aan, dat zij, die aan het lager onderwijs zijn verbonden geweest, meer dan anderen > practisebe ervaring hebben op het gebied van paedagogio en ondorwijskunst. Voorts werd gewezen op het in September 1912 tot don Minister gericht adres van het bestuur der Algemeene Voreeniging van academisch gevormde leeraren, waarin wordt verzocht te bevorderen, dat aan academisch gevormde leeraren aan vijfjarige , scholen eene zelfde hnancioelo toekomst worde gewaarborgd als ! aan andere Rijksambtenaren met ongeveer gelijke opleiding. Sommige leden zouden deze leeraren een hooger aanvangstraktement willen zien toegekend, zoodat een deel der studiejaren voor de periodieke verhooging zoude meetellen, maar j zoudon overigens geen onderscheid willen zien gemaakt met de j andere leeraren. Echter zagen andere leden ook hierin eene j ongemotiveerde bevoorrechting.
V. 12.)
17
werd verzocht, zou men daarvan gaarne eene opgave ont vangen. Benige [eden merkten op, dat ten deze de zucht naar zuinigbeid de ontwikkeling van het middelbaar onderwijs niet mag tegenhouden. Zoo de omstandigheden de inrichting van vijf jarige scholen eisenen, behoort deze niet af te stuiten op lui feit, dat di' gemeente niet bijdraagt. (Stichting van K(jkis- hoogere burgerscholen. Gevraagd werd welke aanvragen in don loop van het jaar inkwamen om stichting of steun van scholen. Ook mededeeling van nieuwe; subsidie-aanvragen voor bijzondere hoogere burgerscholen zou men op prijs stellen. Wederom werd de stichting van eene hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus op het eiland Goeree en Overflakkee bepleit. Terwijl elders veelal de mogetijkheid bestaat zijne kinderen eene naburige school te doen bezoeken, is zulks op dit eiland niet mogelijk, tenzij men ze met zware geldelijke opofléring reeds jong het ouderlijk huis doet verlaten. Men verwees overigens naar hetgeen in het Voorloopig Verslag betreffende de loopende begrooting te dezer zake werd aangevoerd en voegde er aan toe, dat de thans bestaande tramlijn het bezoeken van eene school te Middelharnis of te Sommelsdijk zeer gemakkelijk maakt. Naar men vernomen had, erkende het schooltoezicht de billijkheid van den wensch en zou het de school gaarne tot stand zien komen. Men hoopte, dat de Minister niet de oprichting van eene bijzondere school zou afwachten, waar het vaststond, dat de krachten daarvoor niet aanwezig zijn. School te Hoogeveen. Inlichtingen werden verzocht omtrent in de gemeente Hongeveen bestaande plannen. Men had vernomen, dat inen er tot stichting van eene middelbare school wil overgaan, doch nog geen vast oordeel heeft omtrent de soort, die het meest geschikt is. Sommigen schijnen veel voor de oprichting van eene handelsschool te gevoelen. Is het juist, dat de Minister wel tot subsidioering van eene zoodanige school, doch niet tot steun van eene hoogere burgerschool geneigd is, zulks in tegenstelling met Gedeputeerde Staten, die de stichting van eene hoogere burgerschool voorstaan? Hoogere burgerschool te <>ouda.
Hot had verscheidene loden bevreemd, dat er alsnog geen verbetering is gebracht in de huisvesting van deze school. De Art. 119. Minister erkent den onhoudbaren toestand en is zelfs van Uitbreiding van drie- tot vijfjarigen cursus. oordeel, dat de stichting van een geheel nieuw gebouw noodGevraagd werd naar de verdere plannen van den Minister j zakelijk is. Nu niet voldoende medewerking van de zijde der ten aanzien van de omzetting van scholen met driejarigen gemeente wordt verkregen, meent hij echter te kunnen volcursus in scholen met vijfjarigen cursus. Met genoegen staan met te verwijzen naar het door hem ingediende wetshadden sommige leden gezien de verandering, welke ten deze ontwerp in zake do subsidieering van gemeentelijke hoogere de scholen te Meppel en te Winterswijk hebben ondergaan en burgerscholen, inmiddels moet men genoegen blijven nemen den spoed waarmede aan dien maatregel uitvoering is gegeven. met een gebouw, dat op hygiënische en technische trronden Gaarne zou men vernemen met hoeveel leerlingen de vierde is afgekeurd. In de Memorie van Antwoord beroept de Minister zich op klassen dier scholen zijn aangevangen, van welke scholen deze leerlingen afkomstig zijn en hoevelen hunner komen uit de „de bestaande contracten", welke de gemeente verplichten voor de benoodigde localitelt zorg te dragen. Gevraagd werd, wat gemeente zelf en uit omliggende gemeenten. Andermaal werd er op aangedrongen gelijke omzetting te onder die contracten moet worden verstaan en of de Minister doen geschieden ten aanzien van de hoogere burgerscholen te de gemeente op grond daarvan niet kan dwingen hare ver-
Heerenveen en te Sappemeer. Reeds meermalen is betoogd,
pllchtingerj na te komen.
dat in deze plaatsen groote behoefte bestaat aan voortgezet
middelbaar onderwijs. Sommigen hadden verwacht op de begrooting gelden uitgetrokken te zien ten einde de uitbreiding van de driejarige school te Venlo tot een vijfjarige mogelijk te maken. Zij vroegen, of tot deze uitbreiding spoedig zal worden overgegaan. Zoo er nog andere scholen zijn, VOOT welke evenzoo uitbreiding Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1912—1913.
School te Xeuzen. Art. 120. Door sommige leden werd gewezen op's Ministers mededeeling, dat het aanhangig wetsontwerp in zake de subsidieering van gemeentelijke hoogere burgerscholen, tot wet verheven, ook voor het onderwijs, waarin deze post bedoelt te
18
(Staatsbegrooting
voor hel d i e n s t j a a i
voor/ion, de oplossing zal brengen. Zij achtten deze opvatting
e
1918.
2.
V,
l-.)
Scholen voor vakopleiding en teekenscholen,
kwalijk te rijmen met liet voorstel o m een jaarlijksch subsidie
van f 10000 toe te kennen, welk voorstel herziening zal beh o e v e n EOOdra
bedoeld
ontwerp
wet
is g e w o r d e n .
Miilili'llniiii
/.mliten den Minister den post terug te nemen.
of de .Ministei' niet Iets meer kan mededeelen omtrent de organisatie van dat onderwijs in bei geheel en omtrent
\ ' e r s r h e i d e n e a n d e r e leilen s l i i n d e l i m e t liet Voorstel in, Weliscle
ten
Wettelijke
uitblijven,
zonden
zien
0p
do d o o r den Ministei
d i e I I | I d e n (itlUI n i e t Zal k l l l l l l e l i
bij zijne voorstellen ten deze te
Terwijl de destijds door Minister (CUTPKB voorgestelde regeling betreffende het middelbaar technisch onderwijs bij velen bezwaar ontmoette, omdat zij de voorkeur gaven aan de oprichting van speciale scholen, Ingericht naar den aard van hare omgeving, valt t h a n s waar te nemen, dat verschillende speciale scholen meer en meer zich ontwikkelen in de richting
verlangde wijze wel
bei best zonden worden besteed. De schooi, welke de Minister in het leven wenscht te roepen, heeft een zeer bijzonder karakter en behoort tot eene soort, welke onder de inrichttngen van onderwijs nog niet is vertegenwoordigd. Zij zal uitsluitend de hoogste drie klassen van eene hoogere burgerschool
met vijfjarigen cursus omvatten. Of hiermede aan de behoeften
regeling,
de Minister
baseerd.
opgericht,
waren er eenigen, die zich afvroegen of de beschikbaar te .stellen gelden
(iaat
meer op zich zelf beschouwd? Zou er een bepaald plan wordt gevolgd, dan zoude men willen weten ot dit op territoriale Indeeling berust dan wel op indeeling naar vakken is ge-
ondei' de leden, die gaame eene school voor middelbaar Zeeiiwsrh-Ylaanderen
liliaiK i e e l o
weik naar een omlijnd plan of wordi elke aanvraag min of
1918 zou kunnen worden geopend. in
iiiiilfrnijs.
De steeds toenemende subsldlön ten behoeve van de middelbare technische seinden deden eenlge leden de vraag stellen,
ovorhaasting bestond naar bun inzien geen reden en zij ver-
onderwijs
ti'iliniM'li
Vool ' d e z e
van algemeene technische scholen. Zoo wordt de schooi te Dordrecht, die bij de oprichting een speciaal karakter had, i t h a n s uitgebreid met het leervak der electrotecbniek. De middel-
wordt voldaan, moesten zij betwijfelen. Bovendien konden een aantal .leden zich niet vereenigen mei hetgeen de Minister ter verdediging van zijn voorstel aanvoert. De toelichting m a a k t e bet sommigen hunner zelfs bezwaarlijk om aan den post h u n n e goedkeuring te verleenen. De Minister deelt mede, dat op de totstandkoming eener bijzondere middelbare school voorshands geen uitzicht bestaat. Hiertegenover merkte m e n op, dat de Overheid, zoo zij oprichting van eene school noodzakelijk acht, niet behoort af te wachten of wellicht het particulier initiatief baar de taak uit handen neemt. Ook achtte men het bedenkelijk, dat ter verdediging van het schooltype wordt aangevoerd, dat de levensvoorwaarden der bijzondere m. u. 1. o.-scholen eer verbeterd dan benadeeld worden. Dat voorts eene fragmentarische school goedkooper is dan eene volledige, spreekt vanzelf en geldt niet alleen voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Een i dergelijk argument gaf geen grooten dunk van den ernst, waar- i mede de inrichting van het onderwijs door den Minister wordt
bare technische school „Amsterdam", eertijds alleen voor
opleiding van machinisten en voor de suikerindustrie bestemd, ziet door de uitbreiding van haar leerplan hare jaarhjksche kosten tot welhaast een ton stijgen. Op sommige scholen worden vakken onderwezen, die met den specialen aard deischool geen of slechts verwijderd verband houden. Als voorbeeld wees men op de school voor de bouwkunde te Utrecht, die o. m. de geschiedenis in haar leerplan heeft opgenomen. Ook m e t het milieu, waarin de scholen zich bevinden, wordt niet steeds rekening gehouden. Men dacht hierbij aan de vakken, welke aan de te Leeuwarden op te richten school zullen woiden onderwijzen. Of burgerlijke bouwkunde en de andere in de Memorie van Toelichting genoemde vakken vooral in aanmerking komen om in Friesland te worden onderwezen. moest men betwijfelen. Aan deze wijze van bevordering van h e t technisch onderwijs overwogen. kleeft bovendien dit bezwaar, dat het onmogelijk zal blijken Andere leden konden zich met 's Ministers standpunt ver- steeds over een geschikt korps leeraren te beschikken, terwijl eenigen en meenden, dat wel degelijk de oprichting of de te de overlading die dreigt te ontstaan, de vraag doet rijzen, verwachten oprichting van eene bijzondere middelbare school waar op den d u u r de leerlingen van al die scholen in de maatvan invloed mag zijn op de plannen der Kegeering ten opzichte schappij eene plaats zullen kunnen vinden. van eene openbare instelling van middelbaar onderwijs. Ook Sommige leden vroegen zich af, of misschien de Inspecteur, begrepen zij niet, waarom bet laten gelden van financieele met het toezicht op dit onderwijs belast, op wiens bekwaamheid overwegingen bij de vaststelling van het schooltype in verband en ijver men overigens niets wilde afdingen, niet al te g] dig met reorganisatie van het meer uitgebreid lager onderwijs, Rijkssteun in het uitzicht stelt, zoodat voorloopige comité's daargeluk de Minister deed, een bewijs zou zijn, dat het dezen | door vaak verder gaan niet de voorbereiding der scholen bij de inrichting van het onderwijs aan ernst ontbreekt. ; dan andeis het geval zou zijn geweest. Men voegde hieraan toe, dat oprichting van scholen door Bovendien is het argument, dat een fragmentarische school goedkooper is dan eene volledige, geenszins zoo vreemd als men particulieren niet steeds liet meest voordeelig blijkt te zijn voor het Kijk. Ten bewijze daarvan wees men op hetgeen op het voorstelde, (laar toch de verband houdende reorganisatie van het meer uitgebreid lager onderwijs er zeer goed toe zon kunnen ! bladz. 1'.) van de Memorie van Toelichting omtrent de visscherij-
leiden, dat hoogere geldelijke eisenen worden gesteld dan bfl de
scbool te l.lmuideii wordt vermeld. Deze genoot voorheen f 5100
oprichting van eene vijfjarige school. Blijkens de toelichting is zulks hier niet het geval. o m t r e n t de volgende punten zonde men voorts gaarne nader worden ingelicht. Welke bevoegdheid wordt vereischt VOOr de aan te stellen leeraren? Welke zal de aard zijn van het e i n d e x a m e n ? Zal een leerling, die met gunstig gevolg het onderwijs van de laagste klasse dezer school heeft genoten, gelijk staan met
aan
een leerling, wien na bezoek van eene hoogere burgerschool
l i i j k s s u b s i d i e . d o c h . Illl de g e m e e n t e V e l s e n h e t v i s s c h e r i j -
lerwijs ter hand neemt, wordt slechts f 8000 vereischt. Voorts werd door eenige leden opgemerkt, dat voor het vakonderwijs in engeren zin te weinig wordt gedaan. Tal van vakcursussen, die op subsidieering aanspraak mogen maken, ontvingen op bun verzoek om subsidie afwijzende beschikkingen, terwijl bet veelal bedragen van slechts enkele honderden guldens betrof. De stand der geldmiddelen gold daarbij doorgaans als argument.
uitgereikt?
koming van de schoenmakers- en leerlooiersschool te Waalwijk
Nog wenschte men te vernemen op hoeveel leerlingen bij de opening der school wordt gerekend en eene opgaaf te ontvangen van de m. u. 1 o.-scholen, welke in Neuzen en
wordt VOOrtgearbeid, duidt, naar eenige leden me. uden. op niet voldoende behartiging van de belangen van hel onderwijs
in speciale vakken. Reeds een viertal jaren is deze school
omstreken worden
in voorbereiding.
met
driejarigen
cursus
een einddiploma
aangetroffen.
wordt
(Staatsbegrooting
voor
het dienstjaar
Art. 126. Terwijl sommige leden zich met 's Ministers voorstel niet onmiddellijk konden vereenigen, omdat zij, naar reeds bleek, Leeuwarden niet de geschikte plaats achtten voor eene school, waai' de aangegeven vakken /.uilen worden onderwezen, en o]) meer afdoende motiveermg aandrongen, opdat zij in staat zouden zijn aan dezen post hunne stem te geven, betuigden anderen met het voorstel h u n n e Ingenomenheid. (Jaarne EOU men Inlichting ontvangen over het aantal leerlingen, dat naar 's Ministers oordeel, denkelijk in de zuiveh industrie zijn weg zal vinden en uit welke categorie van personen
ken.
motoren bekend gemaakt wolden.
<\v\- school
HOL;' niet
is ZOOals niet recht wordt,
nemen
om
op plaatsen,
waar
het
handelsondorwijs niet
of
onvoldoende is Ingericht, de gemeentebesturen tot betere behartiging van dit behing aan te sporen. (Gemeentelijke handelsschool te Dordrecht. T h a n s wordt de post voor een subsidie ten behoeve van deze school van de begrooting afgevoerd, omdat de provincie zich nog steeds niet tot subsidieering bereid heeft verklaard. Gaarne vernam men op welke gronden de weigering van de provincie berust. llandelsdttcrschool te Zaandam. Met het voorstel om deze school van Rijkswege t e s t e u n e n betuigde men zijne ingenomenheid. .Men zou gaarne zien, dat ook de omliggende bloeiende gemeenten, die vele leerlingen n a a r deze school zenden, subsidie verleenden en vroeg of de Minister zulks niet bevorderen kan. Ilandelsciirsiis te Kakhuizen. Door eenige leden werd gewezen op een verzoek van den Neutralen Middenstandsbond om een Rijkssubsidie van f U2<> ten behoeve van een te Enkhuizen op te richten handelsc u r s u s . Van particuliere zijde werd bereids eene jaarlijksche
Xeevaartkundisr onderwijs.
Als leemte in dit onderwijs werd gewezen op het ontbreken
meende te weten. <1.11 liet provinciaal bestuur van
Art. 181. Bevsrderiag van handclsondcrwljs. Qovraagd werd, of de Regeering maatregelen kan en wil
Art. 129. Eenige leden vestigden de aandacht op een adres van het bestuur dezer school, blijkens hetwelk men vrede neemt met de afwijzende beschikking op eene aanvraag om een voorschot uit 's Rijks kas voor bouwkosten, maar waarin bepleit wordt verhooging van het tegenwoordig subsidie van f 17 500 op f 88 250, zijnde de helft der exploitatiekosten. Men meende, dat er alle termen zijn om deze nuttige school te steunen en vertrouwde, dat de Minister alsnog tot voldoening aan dezen wensch bereid zou worden gevonden.
bij de opleiding v de kleine vaart van onderricht betreffende explosiemotoren. Deze motoren worden ba de kleine vaart veel gebruikt en, daar meestal geen afzonderlijke machinist wordt aangesteld op de schepen, welke er van voorzien zijn, is het wenschehjk dat de stuurlieden met de behandeling dezer
1!)
12.)
geelscht.
Middelbare technische school voor de bouwkunde te Utreeht.
worden aangebracht Enkele leden vroegen 's Ministers meening over het denk* beeld om den voorzitter der examencommissie met de inspectie te belasten. Xaar hun inzien behoort het Inspectourachap slechts eene nevenbetrekking te zijn.
Men
de toestand
gevraagd ten aanzien van den scheepsbouw. Voorts vroeg men, hoe groot bet deel is van Groningen, van waaruit deze school gemakkelijk kan worden bezocht. Gewezen werd op de gtoote behoefte, welke in deze provincie met hare talrijke fabrieken en scheepswerven bestaat aan technisch goed onderlegde opzichters. Eene inrichting te Leeuwarden schijnt voor hen weinig te baten, terwijl gelegem heid tot opleiding te Groningen voor hen van groot belang zou wezen. Sommige leden meenden, dat in deze behoefte op betrekkelijk weinig kostbare wijze zou kunnen worden voorzien door uitvoering van de plannen tot uitbreiding en reorgani.satie dei Academie „Minerva", reeds uit art. 204 der begrooting gesubsidieerd, welke plannen sedert eenige jaren a a n h a n g i g zijn en waarvoor Rijkssteun werd gevraagd. Men wenschte te weten, hoever de onderhandelingen m e t de Groningsche instelling gevorderd zijn en waarom de plannen nog niet met Rijkshulp zijn verwezenlijkt.
wel een en ander ontbreekt, en /.ouden een deskundige willen
V.
Noordholland nog Bteeds weigert subsidie te verleenen, omdat
deze leerlingen zullen worden gerecruteerd. Hetzelfde werd
zien belast n u t de reorganisatie van het onderwijs. Daarna zou dan zijn na te gaan. of ook in de inspectie wijziging timet
2.
Gevraagd werd voorts welke regelen worden gevolgd i>i{ de verleening der subsidiën. Betwijfeld werd, of hierbij stelsel* matig wordl te werk gegaan. Zekerheid moet bier bestaan, opdat vereenlgingen, die deze scholen oprichten of In stand houden, weten \\.tt. zij kunnen verwachten, en niet blootstaan aan de mogelijkheid, dat oen subsidie wordt ingetrokken of verminderd, terwijl in de school of in bare financiën geen verandering Ui gekomen. inlichtingen werden verzocht omtreni don meermalen ter sprake gebrachten toestand van de school op bel eiland Har-
Middelbare technische school Ie l.ci •»« arden.
Art. 180. Sommige leden drongen er bij den Minister op aan de wenschelijkheid te overwegen van de benoeming van een afzonderlijken inspecteur vooi het zeevaartkundig onderwijs. Het aftreden van den inspecteur van het middelbaar onderwijs, die met het toezicht daarop was belast, biedt daartoe de gelegenheid. Het geldt hier een geheel specialen tak van onderricht, die ook van de inspectie eene bijzondere kennis van zaken vereischt, opdat verwarring en gebrek aan eenheid worden voorkomen. Andere leden achtten het zeevaartkundig ondeiwijs van te geringen o m v a n g om daarvoor thans een afzonderlijke Inspectie in het leven te roepen. I m m e r s het onderwijs omvat slechts 21 scholen. Zij gaven toe. dat aan de inrichting van het onderwijs
1913.
bijdrage van ongeveer f250 ter beschikking gesteld. Provinciale Staten van Noordholland zegden het gevraagde subsidie toe <>n ook op den geldelijken steun van de gemeente kan worden gerekend. Waar de behoefte aan de inrichting zoozeer aan liet licht treedt, hoopte men. dat de Minister alsnog bereid zou zijn een pust van f 920 voor dit doel op deze begrooting j te brengen. j Art. 188. | '
Ontwikkcliiitr van hei amhachtsondcrwljs.
Algemeen was met ingenomenheid gezien, dat de Regeering voortgaat
door
meerderen
steun
het
ambachtsonderwlja
te
bevorderen, vooral nu de ambachtsscholen zich meer en meer niet
alleen
tot
de
bouwvakken
beperken.
Qevraagd werd. of de Minister mededeeling kan doen omtrent plannen voor eene te rloogezand op te richten ambachts* school. Sommigen meenden wederom te moeten waarschuwen tegen het bij enkele scholen, als die te Utrecht, Heerenveen en Winterswijk. Ingeslopen gebruik de gemaakte voorwerpen te verknopen of op bestelling te werken, waardoor met particu* Ileren in concurrentie wordt getreden. Men had vernomen, dat de schooi te Utrecht /.elfs vuur een bedrag van ongeveer f 1800 aan derden had geleverd en dat te Winterswijk op bestelling een trap was vervaardigd. In laatstbedoeld geval ZOU aan som-
mige leerlingen het einddiploma vroeger zijn verleend om, toen de trap moest worden gesteld, den schijn te koeren als zoude tlit door leerlingen van de ambachtsschool zijn geschied.
(Staatlbegrooting voor het dienxtjaar 1913. 2.
ao
Andere leden hadden wel tegen den arbeid op bestelling bezwaar, doch zouden verkoop van hetgeen vervaardigd is, niet afkeuren. Met hetgeen geproduceerd wordt, mag de school wel haar voordeel doen, Zij merkten op, dat op sommige scholen de voorwerpen winden verloot. Elders worden de voorwerpen weer alt elkaar genomen. Het eerste kon geen bedenking ont* moeten :• liet laatste achtten aomnügenechter iiit paedagoglach OOgpUnt
Verkeerd.
Vervolgens spraken eenige leden andermaal den wensen uit, dat in de te vet wachten regeling de penalonneering der leeraren zou worden opgenomen. Thans heerscht, zooala hekend i.s. ten deze groote ongelijkheid, met bet gevolg, dat scholen, waar «een pensioenregeling is, dikwijls hare beate leeraren kwijt raken. Bene regeling is te meer urgent, nu de pension* neerlng van gemeenteambtenaren in het uitzicht is gesteld Voorts weid gevraagd, <>t' het te venvachten wetsontwerp ook betrekking zal hebben op het leerlingwezen. Bene wettelijke organisatie daarvan is gewenscbt Hierbij werd geweien op de den Minister bekende gegevens, Verzameld door eene commissie die de bestudeering van dit vraagstuk ter hand nam, en welke vooral betreffen de opleiding in de werkplaatsen. Op toezicht op de salarissen der beambten werd aangedrongen. Deze zijn veelal zeer laag. Amhnchtxschool te Brielle. Benige leden hadden tot hun leedwezen bemerkt» dat op een verzoek om meer hulp voor deze school afwijzend was beschikt. Dat de school in eene behoefte voorziet, blijkt uit het steeds toenemend aantal leerlingen zoowel uit de plaats zelve als uit den geheelen omtrek en uit den steun van bijna alle omliggende gemeenten, 's Ministers verbod om voor particulieren te werken heeft de financieele moeilijkbeden vergroot. Het staat vast. dat deze school moet worden gesloten zoo niet tijdig wordt te hulp gekomen. Men hoopte, dat de Minister alsnog bereid zou zijn bij de Memorie van Antwoord aan het verzoek te voldoen. Elektrotechnische school te Amsterdam. Naar aanleiding van den voor deze school uitgetrokken post, waarmede men zijne instemming betuigde, werd mededeeling van het laatste jaarverslag gevraagd. Ook eene opgave van de leeraren, met vermelding hunner onderwijsbevoegdheid, zou men op prijs stellen. Ainhaehtsschool en turnschool te Heerlen. Ook het omtrent deze scholen gedaan voorstel vond bijval. Waar de oprichtingskosten op f75000 worden geraamd, moest echter de vraag rijzen, of aan het plan niet een te groote omvang wordt gegeven. Hiertegenover werd betoogd, dat de steeds toenemende mijnindustrie inrichtingen noodig maakt, waarbij terstond op groote uitbreiding wordt gerekend. Bovendien, zoo voegde men er aan toe. is het bouwen te Heerlen vrij kostbaar wegens de duurte van het terrein en de hooge loonen. Aniltachtssehool te Leiden. Eenige leden wenschten krachtig de adressen te steunen. welke het bestuur van de Vereeniging .de Practische Ambachts Bchool" te Leiden, onder dagteekening van i".i April en •_!•"> September 1912, den Minister deed toekomen, ten einde een subsidie van t' 1900 te verkrijgen voor een avondcursus in het vakteekenen voor volwassenen, waarvoor groote belangstelling bestaat onder de ambachtslieden en welke cursus reeds met welslagen in den loop van dit jaar heeft plaats gehad : immers een twintigtal personen van 20 tot 56 jaar me'dden zich als leerling aan. Voortzetting er van zou onmogelijk blijken, indien van Rijkswege geen steun wordt verleend, en waar men meende te weten, dat van de zijde van de inspectie deze cursus ingenomenheid ontmoette, vertrouwde men, dat de Minister alsnog bereid zou zijn aan het gedaan verzoek te voldoen.
V. 12.)
Niibhldie'ii aan teekenscholen. Art. 184. Sommige leden waren van oordeel, dat bij deze subsidieering eene ondoeltreffende versnippering van gelden plaats beeft, vooral voor zoover in groote gemeenten aan verschillende kleine scholen steun wordt verleend. Z\) vroegen, of de Minister hunne opvatting deelt, dat één uitgebreide inrichting in die gemeenten meer nut zou afwerpen en bovendien aanzienlijk minder uitgaven zou vereischen. Gevraagd werd, op welken grond subsidie is geweigerd aan de te Beek (Limburg) bestaande teekenschool. Deze wordt door vele leerlingen uit de omgeving bezocht, heeft zeer goede leerkrachten en kan op goede resultaten wijzen. Van den steun van provincie en gemeente i.s men verzekerd. Ook werd aangedrongen op subsidieering van de teekenschool te St. Annaland. Zoo een subsidie van 1 250 wordt verleend zal de provincie niet achterblijven. Men hoopte, dat de Minister alsnog gemeld bedrag voor dit doel zal willen uittrekken. Voorts hadden eenige leden onder de te subsidieeren teekenscholen gemist die, welke van de vereeniging „De Middenstand" te Leerdam uitgaat. Ook hier hebben provincie en gemeente steun toegezegd. Deze leden hoopten, dat alsnog ten behoeve van deze school een bedrag van f 950 op deze begrooting zal worden uitgetrokken. Art. 185. Voorwaarden van subsidieerintr. Naar men had vernomen, was ten aanzien van de subsidieering van de vakschool te Oisterwijk bezwaar gemaakt tegen eene bepaling in de statuten, houdende, dat het bestuur der school uit Roomsen-Katholieken moet bestaan, en was op wijziging dezer bepaling aangedrongen. Sommige leden achtten den eisch, hier door de Regeering gesteld, onjuist en niet overeenkomstig do regelen, in het algemeen gevolgd bij het subsidieeren van scholen voor speciale vakken. Wel wordt toegankelijkheid van de school voor alle gezindten steeds als voorwaarde gesteld. Doch ten aanzien van de samenstelling van het bestuur wordt te recht vrijheid gelaten, Gaarne zou men de motieven vernemen, welke den Minister tot het opperen van gemeld bezwaar hebben geleid. Andere leden keurden deze inmenging van den Minister goed. omdat zij er toe strekt versnippering van krachten te voorkomen, immers zal eenzijdige samenstelling van het bestuur eener school allicht tot het oprichten van eene andere school leiden, hetgeen uit het oogpunt van goed onderwijs ongewenscht is. Men meende trouwens, dat ten aanzien van de besturen der visscherijscholen, welke subsidie! ontvangen, een gelijke eisch wordt gesteld. Scholen voor speciale vakken. <)ok hier werd gevraagd naar de regelen, bij het verleenen van Rijkssubsidie gevolgd. Men drong aan op eenige vrjjgevig. heid. omdat dit voortgezet practisch onderwijs van groot belang is. Hetgeen wordt bijgedragen voor de vakschool voor kleermakera te Rotterdam werd door sommige leden onvoldoende geacht. School voor rietvlecht-indiistrie te (Jrooteirast. Door eenige leden werd aangedrongen op subsidieering van eene te Grootegasi op te richten anibaclitsschool met driejarigen cursus v rietvlechtindustrie. Wel schijnt men van de zijde van Provinciale Staten van Groningen niet van geldelijken steun verzekerd te zijn. doch men weet zulks hieraan, dat deze school vooral dooi kinderen uit de provincie Friesland zal worden bezocht en hoopte, dat de Minister daarin geen reden voor eene afwijzende beschikking zou vinden. De jaarlijksche kosten worden begroot op f9100. Men vertrouwde, dat alsnog op een Rijkssubsidie van de helft, zijnde f 4600, mocht worden gerekend.
Bijlade A.
Tweede Kamer. (Stantabegrootiug voor bet dienstjaar 1913.
Vakschool voor kappers te Anisteriliini (Ned. Barbiers ra Kappcrsbond).
Hel bestuur van gemelden bond heefl te Amsterdameenen vakcursus geopend, welke ten vorlgen jare bezocbl werd door 88 Leerlingen. De cursus werd gehouden in drie Inrichtingen en geleld door zes leeraren. De gemeente geef! flnancleelen steun, doch op een verzoek oin RUkssteun werd afwijzend beschikt. Men vertiouwde, dal de Minister alsnog bereid zou zijn aan deze aanvraag, welke naar men meende tijdig Is Ingekomen, te voldoen. Andere leden waren van oordeel, dal bel niet wenscbelijk is. dal de Etegeering voor allerlei kleine cursussen op dit en ander gebied Bteun verleent. Vakschool voor be hun ir e is en stoffeerders te Groalafea.
Sommige leden zouden gaarne zien. .iMt ook deze school door bet Rijk zou worden gesteund. Indien dit geschiedt zullen provincie en gemeente eveneens bijdragen. Hel bedrag, dat gevraagd wordt, Is gering. Men hoopte, dal de .Minister dit alsnog op deze begrooting zal willen uittrekken. Vakschool voor mandenmakers te Kerkdriel.
Te Kerkdriel zal bij voldoenden Bteun van Rijk en provincie in i ene dringende behoefte worden voorzien door oprichting van eene vakschool voor mandenmakers. Voor hen. die dit vak willen leeren, Is zelfs In verwijderde omgeving geen gelegenheid. Naar men had vernomen, hadden de plannen reeds een vasten vorm verkregen, was bereids eene localitelt gehuurd en waren besprekingen geopend omtrent de aanstelling van een leeraar, weshalve men aandrong op het verleenen van een subsidie nogblj deze begrooting. Gevraagd wordt eene jaarlijksche bijdrage van i' L660 en eene bijdrage van f 500 in de oprichtingskosten. Kljksrietvlechlscliool te Noordwolde.
Artt. 188 en 187. Gaarne zonde men eenige gegevens ontvangen omtrent bei aantalen het verloop der leerlingen, die aan deze school onderwijs genieten. De opmerking werd gemaakt, dat, naar men meende te weten, aan deze school gevolgd worden de methodes, naar welke in het buitenland In dit vak onderwijs wordt gegeven. Men vreesde, dat daardoor de ontwikkeling der leerlingen niet in de richting wordt geleid, die hun later hij den arbeid hier te lande her meest van dienst kan zijn. Zoo de opmerking juist is. zon men gaarne omtrent den aard en de resultaten dezer buiten landsche methodes worden Ingelicht.
2.
\-
12.)
Hond van leeraressen l>i.j liet hiiishoiidondcrvvljs.
Door eenige leden werd mol de onder c vermelde verbooging van het dezen bond voor tegemoetkoming in examenkosten verleend subsidie Instemming betuigd, doch op eene verdere verhooging van den post tol f 1000 aangedrongen op de gronden, aangevoerd In hel door den hond tol den Minister gerichte adres. C O I U H I opleiding akten M. O. leekenen.
Onder g wordt ten behoeve hiervan een nieuwe pos! van i' 1000 uitgetrokken. Men weusebte broeder te worden Ingelicht omtrent de bedoeling en den toekomstigen omvang van dezen post, in bel bijzonder ook aangaande de verhouding dezer cursussen tol die, welke gegeven worden In de RlJksnormaaL school te Amsterdam. In de toelichting wordt gewaagd van ten «leze genomen en voorgenomen proeven. Men vroeg waar en waarin deze bestaan en sprak hel vermoeden uit, dat deze post eerlang een beduidend hooger bedrag zou aanwijzen. Leerlin afwezen.
Art. 141. Het subsidie aan de Vereeniging tot bevordering van het ambacbtsonderwljs in Drenthe bedraagt sedert jaren f 4ni)0. Sommige leden wezen op bel ontoereikende van dit bedrag. De vereeniging doet veel nut. Niettegenstaande er in de provincie drie ambachtsscholen zijn, verbeugl de vereeniging zich in een groeten toeloop van leerlingen. Zij opende cursussen voor patioons, richtte ook eene bibliotheek op. Gebrek aan geldmiddelen deed haar om meerderen steun verzoeken. Wei-
licht is de aanvrage Iets te laat ingekomen, doch men hoopte, dat zulks den Minister niet zou weerhouden alsnog hij de Memorie van Antwoord aan haar verlangen te voldoen. e. Kosten van examens. Vacatiegelden Rijksambtenaren.
Nog altijd worden Rijksambtenaren ten deze op gelijken voet met anderen behandeld. Wederom werd op de onjuistheid daarvan gewezen. Akte-examens M.O.
Art. 148. Verscheidene leden zouden gaarne nader worden ingelicht omtrent hetgeen In dit jaar geschied is in zake de samenstelling der commissien, heiast met het afnemen der hierbedoelde examens. Btj die samenstelling waren, naar men meende, aanvankelijk vroegere leden gepasseerd, doch later, nadat daartoe drang was uitgeoefend, wederom in de commissien opgenomen. Sommige
leden
drongen
wederom
aan
op
eene
vaste
examencommissie.
Rijksschool voor sehoenmakers en leerlooiers, en/., te Waalwijk.
Art. 189. liet had de aandacht getrokken, dat. terwijl het gebouw voor deze school nog verre van gereed is. bujkena den uitgewerkten en toelichtenden staat (art. 189a) reeds gelden worden aangevraagd voor de hulpmiddelen van het onderwijs. Gaarne werd men omtrent dezen pist van f8060 nader ingolicht. Op spoedige voltooiing van de school werd aangedrongen.
Vde
AFDEKLIKO.
Lager onderwijs. Verbetering van bel lager onderwijs. Verhouding tiisseben openbaar en bijzonder onderwijs.
Terwijl sommige leden zich van eritiek op hel beleid van den Minister in zake het lager onderwijs wehschten te onthouden, omdat zij daarvan weinig vruchten verwachtten, d. Subsidiën voor speciale inrichtinget) i n vereenigingeii waren anderen van meening, dat eene bespreking van 's Ministers voor middelbaar onderwijs. werkzaamheid op dit punt niet achterwege mocht blijven. Zij achtten het hun plicht er met nadruk op te wijzen, hoe Art. 140. vooral ten aanzien van de ontwikkeling van het lager onderwijs Vereenieinir voor doofstominenondervvijs (e Amsterdam. in de laatste jaren weinig ot' niets is tut stand gebracht, Men meende, dat het ten behoeve van deze vereeniging .hoewel met de jaren de uitgaven ten behoeve van dit onderwijs onder ". 4. uitgetrokken subsidie ten bedrage van f 2600 lager aanzienlijk zijn toegenomen. De grootere uitgaven zijn echter naai het inzien dezet leden geenszins bevorderlijk aan de deugwas dan de som. welke was aangevraagd. Men wees np het groote nut der vereeniging. Het aantal leerlingen is aamner- delijkheid van het onderwijs. De stijging is dit jaar voorkeiijk hooger dan aanvankelijk was verwacht. Een nieuw namelijk een gevolg hiervan, dat bet bedrag der subsidiën voor gebouw moest reeds worden betrokken. Voorts is ook hierom het bijzonder onderwijs met meer dan acht ton en dat der wil ging van het bedrag van belang, wijl de gemeente subsidiën aan bijzondere kweekscholen met t' 160000 is toeAmsterdam, zoo deze wordt toegestaan, evenzoo tot meerderen genomen, vermeerderingen van uitgaven, welke ook hieraan zijn Bteun bereid is. toe te schrijven, dat de Minister, als hij zelf voor het eischen Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen. 1912—1913.
22
(Staatsbegrooting voor liet dienstjaar 1913. 2.
vim zware offert van 's Rijks schatkist terugschrikt, een ;H te gewillig oor leent aan de In amendementen vervatte wenschen van bevriende leden der Kamer, in plaats dat wezenlijke ver lieterlng In bel onderwijl wordt gebracht, wordi de versnippering van krachten er door in de hand gewerkt en nel ontstaan van tal van kleine scholen, ook voor uitgebreid en meer uitgebreid lager onderwijs, er door bevorderd. Daardoor,lijdt de degelijkheid van bet onderwijs, hetgeen vooral te betreuren is, omdat voor de groote meerderheid dor bevolking hot lager onderwijs hot eenige onderwijs is. Om aantetoonen, dat do onderwijspolitiek van don Minister tot eene betreurenswaardige versnippering van het onderwijs heelt geleld, behoeft men er slechts op te wijzen, dat er nu reeds 808 éénmansscholen en 1182 tweemansscbolen zijn. Voor een deel wordt deze versnippering meermalen in de band gewerkt doordien oneenigheld in het bestuur eener bijzondere school wederom tot oprichting van eene nieuwe school aanleiding geeft. Dat ook van vi'ijzinnige zijde meer en moei bijzondere scholen worden opgericht, werd betreurd door sommige leden, die overigens niet ontkenden dat er goed onderwijs op die scholen wordt gegeven, doch het ontstaan van „standenscholen" wilden tegengaan. Hiertegenover werd echter opgemerkt, dat bij het oprichten van bijzondere scholen geenszins het doel voorzit „standenscholen" in het leven te roepen, doch dat men vrijheid van beweging verlangt om het onderwijs meer tot zijn recht te doen komen. Men dacht hierbij onder meer aan het beoefenen van handenarbeid als integreerend deel van het onderwijs. Anderen zagen in het oprichten van bijzondere scholen van vrijzinnige zijde het bewijs, dat de leus „één school voor het geheele volk" uitgediend heeft, een gevolg van de antinationale gezindheid der onderwijzers, gevoed door socialistische en anarchistische propaganda. Hiermede stemden wederom andere leden niet in. zij weten de minder gepaste gedragingen van sommige onderwijzers aan de gebrekkige opleiding. Bleek naar de meening van bovenbedoelde leden ook in deze begrooting niet van eenige belangstelling voor de openbare school, wel werden in de Troonrede van dit jaar een drietal ontwerpen van wet betreffende het onderwijs aangekondigd. Echter zal geen dezer in het wetgevend tijdperk, waarvan nog slechts enkele maanden resten, het Staatsblad bereiken en bij het einde van dit tijdperk zal geen ander eindoordeel kunnen worden gegeven, dan dat het voor de verbetering van het onderwijs onvruchtbaar is geweest. Toch hadden zeer gemakkelijk eenige urgente wijzigingen ter hand kunnen worden genomen, en die wijzigingen hadden zooveel eenier kunnen worden verwacht, omdat, zooals sommige leden opmerkten, het lager onderwijs, als grondslag van alle verdere ontwikkeling. het eerst aan de beurt moest komen om eene reorganisatie te ondergaan. Welke wijzigingen het meest urgent waren, kon den Minister onder meer blijken uit de enquête, welke ten deze vanwege bet Nederlandsch Onderwijzers Genootschap is gehouden. Zonder op de gewenschte verbetering thans diep in te gaan, wenschten sommige leden de aandacht te vestigen op herziening van het aantal te onderwijzen vakken, dat, verplichte en faeultatieve samen, een twintigtal bedraagt, een al te groot aantal voor kinderen. He subsidieering der bijzondere scholen werkt de hierdoor ontstaande overlading nog in de hand. Immers facultatieve vakken worden soms aan het leerplan toegevoegd alleen om een hoogere bijdrage te krijgen. Men wilde hiermede niet zeggen, dat kinderen van Xederlandsche geschiedenis, aardrijkskunde, kennis der natuur niets behoeven te weten, doch het is niet noodig, dat dit onderwijs als afzonderlijk vak op den lesmester voorkomt. Het kan gevoeglijk bij lezen, schrijven en rekenen worden ingedeeld, als het onderwijs in deze vakken zoo wordt ingericht, dat het tot algomeene ontwikkellng dei scholieren strekt. Meteen zou dan worden voorkomen, dat leerlingen in die speciale vakken uitblinken, terwijl zij in grondige kennisvan hetgeen het meest noodig ia voor hun
V, 12.)
later leven, te kort schieten. Het denkbeeld werd geopperd, in afwachting van wetswijzing langs sdroinlstratieven weg, wellicht door eene circulaire, reeds eenigszins aan het hier ontvouwde bezwaar te gemoet te komen. Een ander punt, dat, van groot belang is, betreft het taaionderwijs, of dit over het algemeen op doeltreffende wijze wordt gegeven, werd door eenige leden betwijfeld. Zij waren van tneening, dat aan de grammaticale zijde er van te veel aandacht wordt gewijd. Voorts wees men op het onderwijs in de gymnastiek. Op de lagere school komt dit niet tot zijn recht. Wel is waai wordt er ten gevolge van den aandrang van de zijde van 's Ministers ambtgenoot voor Oorlog dit onderwijs beter behartigd, doch van geregeld onderwijs in dit vak is nog geen sprake. Door andere leden werd toegegeven, dat op het gebied van het lager onderwijs niet veel is gedaan in den zin als de leden, biervoor aan het woord, bedoelden. Doch men merkte op, dat de Minister ernstig werkzaam is geweest in de richting, die voor hem in de eerste plaats was aangewezen. Het was zijne taak de achterstelling van het bijzonder bij het openbaar onderwijs wederom geringer te doen worden en te dien aanzien was zijn arbeid niet zonder vrucht. Het verleenen van financieelen steun aan het bijzonder onderwijs en aan bijzondere kweekscholen, kwam naar het oordeel dezer leden aan het lager onderwijs ten goede. Niet alleen werd de gelegenheid voor onderwijs vermeerderd; ook konden de bijzondere scholen meer overeenkomstig de eisenen der hygiëne gebouwd worden : en konden de opleiding en de positie van de onderwijzers worden verbeterd. Dat zulks ook het onderwijs ten goede komt kon niet worden ontkend door hen, die steeds de verbetering van de opleiding en de positie van de onderwijzers hadden j bepleit als zijnde in het belang van het onderwijs zelf. Boven| dien moest niet worden srergeten, dat dit Kabinet in hoofdzaak zich had bezig te houden met de militaire, financieele en sociale vraagstukken, zoodat ingrijpende wijzigingen in de onderwijswetgeving van dezen Minister niet waren te wachten. Wel erkenden deze leden, dat misschien ten aanzien van sommige aangelegenheden, als b.v. de opleiding der onderwijzers en het voorbereidend onderwijs, voorstellen hadden kunnen worden verwacht, doch zij wenschten den Minister van het gemis dier voorstellen geen grief te maken.
,
; ;
i
Door verscheidene leden werden vervolgens wederom eene bespreking gewijd aan het gebrek aan zorg voor liet openbaar onderwijs, waarvan in vele gevallen de gemeentelijke overheid blijk geeft. Geen rekening houdende met haar grondwettelijken plicht, bevoordeelt deze soms de bijzondere school ten koste van het openbaar onderwijs. Verschillende voorbeelden werden aangehaald. Gewezen werd op den verwaarloosden toestand van de scholen in de gemeenten Echteld en IJzendoorn, waarvan een verslag van de te Tiei gezetelde gezondheidscommissie gewaagde. De zoldering van een der lokalen in eene school te Och ten (gemeente Echteld) schijnt bij elke regenbui water door te laten. Te Elsloo werd wegens verbouwing de openbare school gedurende vier maanden gesloten, zonder dat voor tijdelijke voorziening werd zorg gedragen. In andere gemeenten dringt de overheid aan op uitbreiding van het bijzonder onderwijs, hetzij om dit opzettelijk te bevorderen. hetzij uit ontoelaatbare zorg voor de gemeentefinancien. Zoo wilde de burgemeester van Liempde den raad overtuigen, dat het eene uitkomst voor de gemeentekas zou zijn. indien de openbare school door het kerkbestuur aldaar werd overgenomen. Hij verzocht daartoe medewerking der raadsleden onder bijvoeging, dat het ook een groot voordeel zou wezen, indien het onderwijs dientengevolge in plaats van neutraal godsdienstig zou worden. Te Ktten werd de openbare school opgeheven, hoewel ten behoeve van een tiental leerlingen op haar behoud was aangedrongen. Toen Gedeputeerde Staten het desbetreffend besluit van den raad badden goedgekeurd, gingen de ouders dezer leerlingen in beroep bij de Kroon.
(Staatsbegrootiag voor het iienstjaar 1913. 2. De eindbeslissing werd evenwel niet afgewacht en de school reeds onmiddellijk gesloten. Sommige leden merkten bierbij op, dat wei niet kan worden gedacht bet handhaven eener school, op bezoek waarvan slechts enkelen In eene gemeente prijs stellen. Echter vroegen zij, of in gevallen als dit de kinderen niet in de gelegenheid moeten worden gesteld om eene open* bare school In de omgeving te bezoeken, en of niet daartoe eene vergoeding voor reiskosten moet worden uitgekeerd, in elk geval getuigde de sluiting van de school te Etten, voordat het gevoelen der Croon was medegedeeld, van weinig deferentie voor de Koninklijke beslissing. Ook wordt nog steeds in hoogere schoolgeldheffing een wapen gezien om de openbare schooi ten bate van de bijzondere te be* strijden. Had in de gemeente Doornspljk vóór twee jaren eene verhooging van schoolgeld plaats gehad, onlangs werd bet wederom op bet oud»; bedrag bepaald na de toelichting van burgemeester en wethouders, dat het doei om de openbare school re ontvolken toch niet met do hoogere heffing was bereikt. üevraagd werd, of, ten tijde dat het schoolgeld werd verhoogd, door den Minister het motief, dat er toe leidde, niet was onderzocht. Deze opmerking gaf anderzijds aanleiding te wijzen op de oneerlijke concurrentie, welke het bijzonder onderwijs nog steeds in sommige gemeenten wordt aangedaan dooreene te lage schoolgeldheffing op de openbare school. De leden die hierop de aandacht vestigden, drongen er bij den Minister op aan om, waar zulks mogelijk was, hieraan een einde te maken. In de mijnstreek in Limburg, met name in de gemeente Kerkrade, heerscht, naar men voorts opmerkte, groote behoefte aan onderwijs. Ook van de zijde van het schooltoezicht is het bestuur dezer gemeente daarop gewezen. In afwachting, dat er wel eene bijzondere school zou worden opgericht, deed het gemeentebestuur niets. Anderzijds werd er op gewezen, dat de verzorging van het onderwijs in de mijnstreek toch niet zooveel te wenschen overlaat. Men beriep zich hierbij op het ten vorigen jaie door den heer VAN "WIJNBERGEN medegedeelde staatje van scholen aldaar (HundeUnyen 1911—1912, bladz. 1458).' Dat de Minister weinig doet om de gemeentebesturen tot verzorging van de belangen van het openbaar onderwijs aan te sporen, was reeds bij de behandeling van het „bouwwetje" ter sprake gekomen. In deze meening werd men opnieuw bevestigd door hetgeen geschied was ten aanzien van de I gemeente Zuidlaren. Het bouwplan voor eene school aldaar was door den Minister goedgekeurd in Maart j.1. Echter werd uitstel van den bouw verzocht, omdat alsnog geen subsidie kon worden uitgekeerd. Naar aanleiding van het bovenstaande omtrent Inmenging van de overheid ten bate van het bijzonder onderwijs, werd j er door eenige leden op gewezen, dat van overheidswege soms ook afkeurenswaardige inmenging plaats heeft ten nadeele van het bijzonder onderwijs. Men wees op een geval in de gemeente ! Blerum. De raad had eene gewijzigde schoolgeldheffing vast* gesteid. Gedeputeerde staten van Groningen zouden daarop aan den raad de vraag hebben gesteld, of het hooge schoolgeld geen nadeeligen invloed zou hebben op het schoolbezoek „vooral ook in verband met het schoolgeld aan de bijzondere scholen". Omtrent de hier behandelde punten zou men gaarne nader worden ingelicht, alsook omtrent de naar men meende aan* bangige verhooging van het schoolgeld in de gemeente Tietjerksteradeel. Men had vernomen, dat door den Minister op verhooging was aangedrongen. Ook ZOU de Regeering eene verorde* ning, houdende verhooging van schoolgeld in de gemeente (irijpskerk, tegen het oordeel van Gedeputeerde Staten, hebben goedgekeurd, terwijl de financieele toestand der gemeenteeene hoogere heffing volstrekt niet wettigde. Laatstgenoemde gemeente geeft tevens een voorbeeld, hoe men in het bepalen van den leeftijd van toelating een middel vindt om de concurrentie met het openbare onderwijs voor het bijzonder onderwijs gemakkelijker te maken. Dat eene wettelijke regeling omtrent den toelatingsleeftijd bij het bijzonder onderwijs noodig is, wordt door dit en andere gevallen bewezen.
V. l±)
28
Ten betooge dat het bijzondei onderwijs somtijds zelfs in strijd niet de wet van de zijde der Overheid steun ondel vindt, weid gewezen op de jaarUJkscbe bijdrage van f 1<», verleend door bet gemeentebestuur van Acbtkarspelen aan eene bijzon* d e l e s c h o o l t e n b e h o e v e \ all baal' b o e k e r i j . ( i e d e p l l t e e r d e S t a l e n
achtten dezen steun in strijd mei de wet, doch de Regeering keurde de bijdrage goed. naar men had vernomen, op grond van de geringheid van dat bedrag. Deze motiveering achtte men zonderling Vervolgens werd door eenige leden verzet aangeteekend tegen het bij sommige gemeentebesturen bestaande gebruik om by benoeming van onderwijzers zich te doen inlichten omtrent de richting van den sollicitant. Vermeld werd, dat voor eene zoodanige betrekking in de gemeente Hattem, na herhaalde oproeping, zich één candidaat had aangediend, doch dezedoor burgemeester en wethouders niet voor het ambt was voorgedragen omdat hij „voorman-socialist" was en derhalve „een afschrik voor velen der ouders der schoolgaande kinderen en eene aanleiding tot een verkeerden geest op de school zou zijn". Evenzoo verdedigde de wethouder van onderwijs in de gemeente Apeldoorn het vragen van inlichtingen omtrent de politieke en godsdienstige overtuiging van sollicitanten. Daar* tegenover bleek het dagelijksch bestuur van 's Gravenhage, toen zijne meening te dier zake werd gevraagd, met zulk een onderzoek niet in te stemmen. Echter maakte men uit het jongste onderwijsverslag op, dat de inspecteur voor het lager onderwys in de tweede inspectie deze opvatting niet deelde. Deze ambtenaar beklaagt er zich althans over, dat het gemeentebestuur, alvorens die uitspraak te doen, den inspecteur niet had geraadpleegd. Opnieuw werden klachten geuit over het plaatsgebrek op openbare scholen. Ook hier blijft de Overheid soms in gebreke de belangen van liet openbaar onderwijs naar eisch te behartigen. Wederom werd gewezen op de behoefte aan ruimte in de gemeente Emmen. Men verzocht den Minister de inlichtingen, op 25 Juni 1912 op eene vraag van een der leden der Kamer gegeven (Aanhangsel tot het verslag van de Handelingen deiTweede Kamer, 1911—1912, n". 40), te willen aanvullen met hetgeen sindsdien te vermelden valt. Ook in andere zich uit* breidende gemeenten in Drenthe heerscht plaatsgebrek. Hetzelfde geldt, naar men meende, voor de groote gemeenten als Amsterdam en Rotterdam. MIMI ZOU prijs stellen op jaarlijksche uitvoerige opgaven in het onderwijsverslag betreffende deze aangelegenheid. Ten slotte word nog gewezen op een drietal misbruiken, welke de Minister, naar men hoopte, met kracht zou tegengaan. In de eerste plaats werd opnieuw' de aandacht gevestigd op het inschrijven van leerlingen op 15 Januari, die na dien datum spoedig weer de school verlaten, zulks ten einde booger subsidie te ontvangen. De leden, die dit wederom ter sprake brachten, betreurden het. dat de .Minister ten vorigen jure ZOO weinig geneigd bleek aan dit euvel een einde te maken. Ook schijnt het meermalen voor te komen dat het aantal leerlingen op 15 Januari kunstmatig wordt opgedreven, ten einde het gemeentebestuur te dwingen meer leerkrachten aan te stellen. Ook op deze practijkeu meende men 's Ministers aandacht te moet.'ii vestigen. Voorts vroeg men de aandacht voor een hier en daar gevolgd stelsel tot ontduiking van de bepaling van art. 59 der Lager* onderwijswet, volgens welke ter verkrijging van subsidie het schoolgeld minder dan f 80 moet bedragen. Het schoolgeld wordt daarbij feitelijk verhoogd, door de ouders der kinderen extra te doen bijdragen in de kas der schoolvereeniging. Eenige leden hadden niet zonder bevreemding kennis genomen van de gronden, ter verdediging van dit stelsel aangevoerd door een Amsterdamsen hoogleeraar, toen zeer onlangs eene school* vereeniging te Amsterdam te dezer zaki ne beslissing deiKroon uitlokte en de zaak bij den Raad van state in behan* deling was. Eindelijk drong men opnieuw aan op wetswijziging nm te voorkomen, dat onderwijzers boven het wettelijk voorgeschreven
-l
(Stnntibegrooting voor lid dienstjaar
aantal aangesteld kunnen worden op bet zeer laagsalaris van i' 260, dal uit 's Kijks kas wordt vergoed, indien eene gemeente tot aanstelling van dergelijke surnumeraire onderwijzers over* gaat, la zij verplicht bel gewone traktemenl uil te keeren. Thans worden echter dooi schoolbesturen meermalen surnu* meralre onderwazen «> i > bovenvermelde jaarwedde benoemd, soms zelfs alleen MUI den pas geslaagden aan een postje te belpen bulten bezwaar der vereenlgingskas, liet ten vorlgen jare door den Minisier gegeven antwoord, deze aangelegenheid betreffende, had men weinig bevredigend gevonden. (Voorlooplg Verslag en Memorie van Antwoord betreffende de begrooting v ' 1812, bladzz. :si en 49). Anderzijds werd de opmerking gemaakt, dat, indien jonge* lieden zich beschikbaar willen stellen voor een zoo laag salaris en de aanstelling van een surnumerair-onderwijzer het onderwijs ten goede komt. tegen deze handelwijze der Bchool* besturen bezwaarlijk bedenkingen kunnen worden geopperd, wijl locii èn de school èn de benoemde daardoor gebaat worden. Voorbereidend ondenvU*.
Door eenige leden werd de wensch uitgesproken, dat een der drie aangekondigde wetsontwerpen hel v 'bereidend onder* wijs alsook de opleiding der voor dit onderwijs benoodigde leerkrachten zou betreffen. Men vertrouwde, dal eene eenvoudige regeling zoude zijn te maken, welke regeling evenwel het voorbereidend onderwijs In zijn vollen omvang zal moeten omvatten. Sommige leden gaven In overweging alvast tol bel Instellen van een Inspecteur of Inspectrice over te gaan, die de noodige voorlichting zoude kunnen verschaffen meer in het bijzonder wat de opleiding van het personeel aangaat. Leerplichtwet. Sommige leden hadden uit de opsomming In de Troonrede van de wettelijke regelingen, welke de Regeering gaarne tot stand zal zien komen, opgemaakt, dat bet ontwerp tol herziening der Leerplichtwet zich niet in eene groote belangstelling harerzijds mag verheugen. Zij zouden zulks wegens de urgentie van liet vraagstuk betreuren. Het opleggen van den leerplicht aan schipperskinderen kwam andermaal ter Bprake. Men merkte op, dat de moeilijk* heden verbonden aan het trekkend leven van dit deel der bevolking — welke evenzeer voor marskramers e. d. gelden — z len zijn uit den weg te ruimen door boekjes te verstrekken, waarin aangeteekend wordt hoever de kinderen gevorderd zijn. De onderwijzer op de nieuwe standplaats weet dan hoe met hen te handelen. Door verscheidene leden werd geklaagd over den verkeerden Invl 1 van de z.g. landbouwverloven. Sommigen zouden deze tijdelijke vrijstellingen geheel willen verbieden, terwijl anderen liet reeds eene verbetering zouden achten, Indien in verschillende gemeenten de rijd voor het verlof hij plaatselijke verordening werd vastgesteld. Andermaal werd op uitbreiding van den leertijd aangedron* gen. Sommigen wenschten de/en met twee jaren verlengd te zien. Althans achtten /.ij toevoeging van een zevende leerjaar noodig ook in verband met de nieuwe Arbeidswet. Zoo de wet de verplichting niet uitbreidt, ware door invloed uit te oefenen "i> de gemeentebesturen reeds veel te hereiken. Men vroeg, of de Minister in deze richting wel werkzaam was geweest. Ouk zouden eenige leden gaarne een leeftijd zien bepaald, beneden weiken kindereu niet tot de lagere school zouden mogen worden toegelaten. Thans worden zij veelal te vroeg* tijdig naar school gezonden, tengevolge waarvan zij van het onderwijs niet voldoende nut trekken en anderen tot last zijn.
Op «len misstand, dat de bijzondere school de openbare door het lager Btellen van den toelatingsleeftijd concurrentie aandoet, werd bereids gewezen. i tp doeltreffende handhaving van de Leerplichtwet werd voorts door eenige leden aangedrongen.
L913.
2.
V.
12.)
Herinnerd weid aan hetgeen in den loop van hei jaar was voorgevallen voor het kantongerecht ie Doesburg, waardoor al of niet terecht de indruk was gevestigd, dat de schoolopziener in het arrondissement van dien naam aan de uitvoering dier wet niet voldoende streng de hand had gehouden. Men vroeg, ol' de Minister daarin aanleiding had gevonden lol een onderzoek.
hoor sommige leden werd de opmerking gemaakt, dat naar hun inzien, hei openbaar ministerie en de kantonrechter hij de behandeling der overtredingen in hunne uitingen de grenzen van hunne competentie hadden overschreden. Snellinir.
Benige leden betuigden Instemming met het slotvoorstel in het rapport van de Staatscommissie in zake het spellingsvraagstuk, Ingesteld
hij
Koninklijk
besluit
van
±1 Juni
1900
n". :2<>,
aangaande de wenscheiykheld, dat de Regeering bare gedragslijn betreffende de schrijfwijze der taal vaststelle en voor zooveel noodig opeiihaar make. Deze publicatie zou, naar hunne meening, moeten geschieden in een weinig omvangrijk en tegen billijken prijs algemeen verkrijgbaar gesteld handboekje, waarin de woorden, waarvan de spelling twijfel kan doen rijzen, in het ""u' vallend zouden zijn te drukken.
Ook werd in overweging gegeven eene commissie in het leven
te
roepen,
die aan
de
hand
van de voorstellen der
Staatscommissie de schiijfwijze zoude vaststellen, hoor som* migen
werd
opgemerkt,
dat
zij
zulks
konden
goedkeuren,
indien de commissie werd samengesteld uit mannen der wetenschap. Benige leden spraken het vertrouwen uit, dat de schrijfwijze niet werd geleid in de richting, welke de ver gaande „vereenvoudigen" voorstaan. Anderen wezen op Ue onder een groot aantal onderwijzers en leeraren heerschende meening, dat ingrijpende vereenvoudiging niet m a g uitblijven. Opleiding van onderwg/.ers.
Ook ten aanzien van dit belangrijk punt gaf' de Minister, naai' sommige leden opmerkten, blijk van geringe voortvarend*
beid. De geheele opleiding eischtdringend beiziening. Omtrent de voortgezette opleiding voor onderwijzers, die ten vorigen jare nog bij den Minister in onderzoek was en waaromtrent ilez.e toen eene beslissing vóór het samenstellen der t h a n s behandelde begrooting in het uitzicht stelde, verneemt men
niets. Voorts doet het feit. dat reeds onder 's Ministers voor* ganger tot het oprichten van eene nieuwe Rijkskweekschool werd besloten, de vraag rijzen, of niet eindelijk tot den houw
moet worden overgegaan. Aan de practische voorbereiding van de onderwijzers behoort hij de eventueele reorganisatie der opleiding meer aandacht te worden geschonken. Theoretische kennis maakt nog niet be* kwaam om eene klas te leiden. Jaarwedden regeliag;. Het had verscheidene leden teleurgesteld, dat het debat be* t r e d e n d e de s a l a i i e e r i l l g d e r o n d e r w i j z e r s , h e t w e l k i n deze K a m e r
in den loop van dit jaar plaats had, nog tot geen resultaat had geleid. L'it de Troonrede blijkt niet. dat de Minister het plan
heeft
VOOrStellen
te
doen
tot
Wijziging
der
wettelijke
salarisregeling, en bel ontwerp betreffende den kindertoeslag, dat voor de samenstelling slechts geringen tijd behoefde te eischen, blijft nog steeds uit. Enkele
leden
verklaarden
zich tegen eene verhooging van
de in de wet voorbeschreven minima; vooral de jeugdige onderwijzers op het platteland hebben een hooger salaris geens* zins van noode. Anderen bestreden dit en achtten verhooging
reeds gewenscht, omdat daardoor in het gebrek aan leerkrachten, dat zich hier en daar doet gevoelen, beter zou worden voorzien. Door sommige leden werd aangedrongen op eene wijziLrinur van art. 26, lid 8, der wet tol
regeling van het lager onder-
wijs, welke wijziging slechts zeer eenvoudig behoef! te zijn. Indien het cijfer 50 aldaar door 150 werd vervangen. ZOU een krachtige steun worden verleend aan de gehuwde onder*
Tweede Kamer.
Bijlage A. (Staatibegrooting voor liet dienstjaar L918. t . wijzers, dus aan ben, die salarisverbetering bet meeal en dringendat noodlg hebben. Bet voordeel van deze wijziging zou ook dit /.ijn, dat geen nieuw begineel In
Door eenige leden, die tegen den voorgenomen kindertoeslag groot bezwaar luidden, werd Instemming betuigd niet het aan
Hare Majesteit de Koningin d.d. 12 Juli 1012 gericht adres van het hoofdbestuur van den Hond van Nederlandsche Onderwijzers, waarin verhooging der aanvaimsjaarwedde, vergrooting der periodieke verhoogingen en verkorting van den duur deiperioden, alsmede uitbreiding van de vergoeding voor h u i s h u u r ten behoeve van onderwijzers van bijstand worden bepleit. Pensioen van oud-institiiteurs. Door verscheidene leden werd er op gewezen, dat de hoofden der scholen voor eigen rekening, voor zoover dezen in het pensioenfonds werden opgenomen, voor h u n pensioen niet k u n n e n doen gelden de jaren, gedurende welke zij aan het hoofd h u n n e r school stonden. Men achtte het billijk, dat zij in de gelegenheid worden gesteld die jaren in te koopen en merkte op, dat flnancieele bezwaren niet al te zwaar moeten wegen, wijl het aantal personen, dat hier in a a n m e r k i n g komt, zeer gering is. Art. 21 der wet tot regeling: van het lager onderwijs. Sommige leden vestigden er de aandacht op, dat ook in de kringen der bijzondere onderwijzers zich meer en meer een streven openbaart n a a r grooteren invloed van den onderwijzer van bijstand. Zij betreurden het, dat de Minister niet geneigd blijkt aan de verlangens ten deze te gemoet te komen, terwijl toch eene wetswijziging, welke hier verbetering kan brengen, buiten liet gebied van het rapport der Inoenschakelingsconimissie ligt en dus voor afzonderlijke behandeling zeer geschikt is. Werd het artikel naar hun zin gewijzigd, dan zou daarvan mede het gevolg zijn een betere geest onder de onderwijzers. Boekhouden. Door enkele leden werd andermaal den Minister verzocht zijne aandacht aan het onderwijs in het boekhouden te wijden. De Minister erkende ten vorigen jare het n u t van dit onderwijs en de mogelijkheid om op de lagere school eenig onderricht in het allereenvoudigst boekhouden te geven door de rekenboekjes daarnaar in te richten. Gaarne zagen deze leden, dat de Minister in bedoelde richting werkzaam was. Echter wezen zij er op, dat hiermede aan de wenschen nog niet zou zijn voldaan. Daarvoor is noodig wijziging van art. 2 der Lager•onderwijswet; het boekhouden behoort daarin als vak te worden opgenomen. Zoowel voorden kleinen winkelier als voor den landbouwer is eenigc kennis hiervan van uitnemend belang. Land- en tiiinhouwonderwUs
V, 12.)
schijnen te zijn tot bei geven van middelbaar onderwijs, doch niet de bevoegdheid voor bet lager onderwijs bezitten,
terwijl
het onderricht toch feitelijk lager onderwijs is. Nadere tallen* tingen zoude men hieromtrent gaarne ontvangen. Onderwijzers uit West-IndlP. Voor deze ondel wijzers geldt de bepaling, dat. zoo zij de hoot'dakte in Nederland willen behalen, de diensttijd in West-Indic niet medetelt voorden tweejarigen diensttijd als onderwijzer, verelscht om tot het examen voor de hoc d'dakte te worden toegelaten. Derhalve moet de candidaat, in Nederland gekomen, steeds nog twee jaren wachten voordat hij zich aan het examen kan onderwerpen. Men verzocht den Minister, zoo noodig in overleg m e t zijn ambtgenoot van Koloniën, hierin verandering te brengen. Volksbeschaving ten plattenlande. Onder dezen titel k w a m e n in het weekblad „De School" van 17 en 24 Augustus jl., een tweetal artikelen voor, waaiin gewezen werd op de welgeslaagde pogingen in Denemarken om de volksbeschaving ten platten lande te bevorderen. Men verzocht den Minister naar de daar getroffen maatregelen een onderzoek in te stellen en van de resultaten daarvan te zijner
tijd mededeellng te doen. Sc hooi houw. Eenige leden gaven h u n n e ingenomenheid te kennen m e t de Koninklijke besluiten van 25 Juni j.1. (Staatsblad n * . 192 en 198) in zake den bouw van scholen. Zij betreurden het evenwel, dat het uiterlijk aanzien der gebouwen, w a a r o m t r e n t reeds ten vorigen jare bij de begrooting van gedachten werd gewisseld (Voorloopig Verslag bladz. 26, Memorie van Antwoord bladz. 40), wederom geheel bujten beschouwing blijft. Naar h u n n e meening, hadden in het Koninklijk besluit eenige regelen behooren te zijn gegeven ter bevordering, dat bij den bouw m e t Je eischen der aesthetiek rekening wordt gehouden. Teekenoiiderwy"s. Het had de aandacht getrokken, dat in liet Onderwijsverslag 1909—1910 (bijlage BB, bladz. 218i wordt gesproken van . n i e u w e r e teekenmethodiek". Gaarne zoude men vernemen, wat daarmede bedoeld wordt, en waar een eenigszins uitvoerige uiteenzetting dier methodiek kan aangetroffen worden. Koninklijk besluit van 12 September I9H (Staatsblad n". Mg},
Gewezen werd op eene leemte in gemeld Koninklijk besluit, waardoor het mogelijk is, dat de daarin bedoelde commissien van beroep wegens het gemis van plaatsvervangers in eene onvoltallige vergadering in een geschil uitspraak moeten doen. Men betoogde, dat de rechtszekerheid voor de onderwijzers en ook de autoriteit van deze commissien zouden worden versterkt, indien ook plaatsvervangers konden worden aangewezen. Men drong aan op aanvulling van het Koninklijk besluit in
dezen zin.
Opneming onder de verplichte vakken van art. 2 der L a g e r onderwijs-wet van de1 eerste beginselen van het land- en tuinbouwonderwijs werd door eenige leden bepleit. (lewezen werd op het aan de Regecrinir gericht adres van bet bestuur van den Provincialen Noordhollandschen Boerenbond, dat tevens verzoekt op de ruimste wijze het verkrijgen der akte voor land- en tuin* bouw te bevorderen, door de onderwijzers bij het behalen dier akte eene vergoeding toe te kennen, gelijk t h a n s ten aanzien der hoofdakte geschiedt. Onderwas door onbevoegden.
Schooltoezicht. Art. 140. Sommige leden zouden gaarne nader worden ingelicht omtrent hetgeen den schoolopziener in het anondisse* meiit Hheilen tot zijne oiitslagaanvraag noopte. Art.
161. Jaarweddenregeling van onderwijzers l»ij de leerscholen.
Het had bij sommige leden teleurstelling gewekt, dat de
Ten vorigen jare werd bij de behandeling der begrooting ter sprake gebracht, dat aan eene school te Sluis door onheTOegden onderwijs werd gegeven. Men merkte t h a n s op, dat
Minister niet geneigd is de bierbedoelde jaarwedden te w r h o o g r n . De Minister Inliep er zich ten vorigen jare op, dat deze onderwijzers bij de leerscholen niet achterstaan bij h u n n e ambtge*
de buitenlandache onderwijzers aldaar inderdaad wel bevoegd
nooten aan gemeentelijke scholen, welke voor vergelijking in
H a n d e l i n g e n der S t a t e n - G e n e r a a l . B i j l a g e n .
1912—1913.
(Btaatsbegrooting voor bat dienstjaar 1913. 2.- V. 12.)
26
aanmerking komen. Echter merkte men op, dat de onderwazen aan de leerscholen beter behooren te worden gesalarieerd, wijl aan hen, die bel geven \ .in oinicrwijs aan anderen moeten leeren, hoogere eisenen moeten worden gesteld dan aan de onderwazen van de gewone lagere school. Gewezen werd In dll verband op een aan den Minister gericht adres van de onderwijzers .zonder boofdakte aan de leerschool, verbonden aan de Rijkskweekschool te Maastricht, waarin op periodieke verhooging wordt aangedrongen. Gaarne zoude men zien, dat
Sommige leden spraken don wensch uit, dal bei onderwijs in de gymnastiek aan de kweekscholen zoo werd Ingericht, dat alle leerlingen later bekwaam /.ouden zijn om in dit vak
onderricht te geven. Aldus zoude al spoedig ook hij de tegen, woordige onderwijzers, die in aanraking komen metdekweekschoolleerlingen,
welke dit vak meer in het hijzonder hebben
beoefend, grootere belangstelling voor de gymnastiek ontstaan. Ook op volledig gymnastiekonderwljs aan de aormaalscholen werd aangedrongen. SUijd. Gevraagd werd. waarom blijkens den uitgewerkten en toelichtenden staat aan sommige kweekscholen wel, aan andore niet slöjd als onderwijsvak wordt beoefend. Carsus ia het spreken te («roaingen. H e t had eenige bevreemding gewekt, dat de post van f 3100, in de begroot ing voor 1912 voor dezen c u r s u s uitgetrokken, is vervallen, o. m. op grond dat eenige ondervinding zal moeten worden opgedaan ten aanzien van het onderwijs door de vroegere cursisten te geven. Moet hieruit, worden afgeleid, dat de Minister het n u t van den cursus betwijfelt? Gaarne ontving men hieromtrent nadere inlichtingen. Aaatal klassen aaa Uykskweekscholea. Eenige leden vestigden 's Ministers aandacht op de bepaling van het tweede lid van art. 1 der Regelen voor de Rijkskweekscholen, die het nut, dat deze inrichtingen k u n n e n stichten, opzettelijk beperkt. Het voorschrift, dat elke Rijkskweekschool slechts vier klassen, elk zooveel mogelijk van vier en twintig leerlingen mag hebben, maakt, dat vele candidaten, die zich ter plaatsing aanmelden en aan de eischen van het toelatingsexamen, bedoeld in art. 20, voldoen, moeten worden afgewezen. Art. 27 houdt dan ook hiermede rekening. Men
achtte deze regeling verkeerd en kostbaar, omdat zij ten gevolge heeft, dat In alle plaatsen, waar deze schelen gevestigd zijn, met uitzondering van Maastricht, door het Rijk bovendien normaallessen worden onderhouden. Gevraagd werd, of de Regelen niet in dien zin konden worden gewijzigd, dal de vorming van parallelklassen mogeUjk werd. evenals aan de gemeentelijke kweekschool t e A m s t e r d a m en aan de hoogere burgerscholen geschiedt. Uitbreiding van het aantal kweekscholen zou onnoodig zijn en de normaallessen zouden in d"ie plaatsen kunnen vervallen.
Bovendien zou een einde gemaakt worden aan den zonderlingen toestand, dal iemand b.v. van Middelburg naar Ylissingcn moet gaan om de normaallessen te bezoeken, terwijl in de
stad zijner Inwoning eene kweekschool is gevestigd. Men merkte hierbij op, dat het getal beschikbare beurzen
(.i-subsidieerde kweekscholen. Arl. 164, In verband niet hetgeen omtrent de beperking VM liet aantal klassen der Kijkskweekscholen werd opgemerkt, werd wijziging verzocht van de bepaling van art. 1, eerste lid. a, van bet Koninklijk besluit van 11 Maart 1911 (Staatsblad n". 90), waarbij voor bijzondere kweekscholen eene bijdrage naar het getal lesuren tot een niaximuin van honderd twintig uren per week wordt toegestaan en waardoor de ontwikkeling van deze inrichtingen tot eene vlerklassige kweekschool beperkt blijft, hetgeen zich vooral in de groote centra onzer bevolking als een nadeel doet gevoelen. De wijziging zoude kunnen geschieden in den geest van art. ibbia, derde lid. 1"., der wet tot regeling van het middelbaar onderwijs, liet gevolg zou zijn, dat de bestaande kweekscholen de norniaallessen ter zelfde plaatse overbodig zouden maken. Voorts werd de wenschelijkheid betoogd om voorde bijzondere kweekscholen, hetzij in evenredigheid met het gemiddeld aantal geslaagden der laatste j a r e n , hetzij naar een anderen maatstaf, beurzen beschikbaar te stellen om jongelieden van aanleg, die anders niet in staat zouden zijn eene goede opleiding te ontvangen, deze te verschaffen. Door sommige leden werd betwijfeld of inrichtingen, die in een j a a r slechts vier of vijf leerlingen afleveren, wel voor subsidie in aanmerking mogen komen. Naar hun inzien k u n n e n deze inrichtingen ternauwernood kweekscholen genoemd worden. Hiertegenover werd aangevoerd, dat uit het feit, dat slechts een gering aantal leerlingen wordt afgeleverd, niet kan worden afgeleid, dat de school op zeer kleine schaal is ingericht. I m m e r s reeds de d u u r van het bestaan der school kan op het aantal van invloed zijn. Bovendien wordt tegen het euvel, dat men hier signaleerde, reeds gewaakt in het aangehaalde Koninklijk besluit van 14 Maart 1911 {Staatsblad n". 00), dat eene grens stelt. Ten slotte wenschte m e n hier de aandacht te vestigen op het gemis van rechtspositie der onderwijzers aan bijzondere kweekscholen, die niet vallen onder het voorschrift van art. 59, eerste lid, 7° der Lager-onderwijswet. Men herinnerde aan hetgeen was voorgevallen aan de bijzondere kweekschool voor onderwijzeressen te Arnhem (Weverstraat). KLjksiioniiiiallessen. Art. 155. Eenige leden betuigden h u n n e erkentelijkheid naar aanleiding van de voorstellen van den Minister tot verhooging van de salarissen der directeuren bij de Rijksnormaallessen en tot verbetering dier inrichtingen. Verscheidenen hadden echter gehoopt, dat ook de traktementen der onderwijzers aan eene herziening zouden zijn onderworpen, al gaf 's Ministers houding ten vorigen jare voor deze verwachting weinig reden. Het t h a n s door de onderwijzers genoten salaris van f 1 per lesuur is van ouden d a t u m . Dit op zich zelf duidt reeds op de noodzakelijkheid om er verbetering in te brengen. De betrekking kan wellicht eene bijbetrekking worden genoemd, echter niet in dien zin, dat zij niet afzonderlijke studie en bijzondere paedagogische kennis vereisebt. Dat nog steeds onderwijzers naar het ambt dingen bewijst niet de deugdelijkheid der salarieering. liet vertrouwen, dat eene financieele verbetering is te verwachten noopt tot BOlliciteeren. Ook het feit, dat de onderwijzers en hunne weduwen en weezen in de ponsion-
neering zijn opgenomen, mag verhooging der wedde niet tegenhouden. I m m e r s hier is niet sprake van een gunst, doch wordt eenvoudig een recht erkend. Men meende, dat de toelage moest
worden verhoogd en periodieke verhoogingen moesten worden
bij de nieuwe regeling voor elk leerjaar op het bestaande m a x i m u m van vier en twintig gehandhaafd zou kunnen blijven.
toegekend, z lat na eenige jaren op eene toelage van f 100 per lesuur kon worden gerekend.
Toelagen voor huisvesting ea verpleging van kweekelingen. opgeleid l>ij de Kijkskn ccksohoh'ii.
van den tw len rang (B) naar het voorstel van den Minister zullen worden uitgebreid tot inrichtingen van den eersten rang (A). Voorts vroeg men op welke Kijksnormaallessen de Minister het oog heeft voor opheffing van combinatie van klassen. Vervolgens zoude men gaarne 's Ministers oordeel vernemen over de zoogenaamde dagnormaallessen. Dit luidde vóór eenige
Art. 152. Gevraagd werd of de Minister, bfl de voortdurende stijging van woiiinghuur en léven-middelen, nog steeds van meening blijft, dat voor verhooging van deze toelage van f 3 0 0 geen voldoende aanleiding bestaat.
Gaarne zou men vernemen, welke drie RtJksnormaaUessen
(Staatsbegrootiag voor het dienstjaar 1913. jaren Jii<-t gunstig. I leert misschien de sinds dien opgedane ervaring In dit oordeel wijziging gebracht? Ten slotte brachten eenige leden ter sprake hetgeen In den Loop van dit jaar was voorgevallen te Hilversum, waar zich achttien examinandi hadden opgegeven vooi de voorbereidende klasse der RDksnormaallessen, doch na afgelegd examen geen hunner werd geplaatst, omdat er, naar 's Ministers oordeel, geen geld vooreen tweeden onderwijzer beschikbaar was. Vooreerst werden hier verscheidene kinderen van twaalf tot veertien jaar nutteloos met een examen geplaagd, maar bovendien gaf de Minister bier blijk van geringe belangstelling voor de opleiding bij deze instituten, liet ware gemakkelijk geweest bij stippletojto begrooting de noodige gelden voor een tweeden onderwijzer aan i«' vragen. Men wen.schte te weten, of een dergelijk geval zich ook elders had voorgedaan. Subsidiën aan gemeenten voor onderwljzersjaarwedden. Art. 160. Sommige leden stelden de vraag, of In dezen post niet sinds huig wijziging moest zijn gebracht, wijl, sedert dit bedrag werd vastgesteld bij de wet van 1889, de uitkeeringen van het Rijk aan de gemeenten aanzienlijk zijn vermeerderd. Uitvoering van art. 5i{ der wet tot regeling van het lager onderwas. Art. 1(54. Sommige leden bleven twijfelen, of ten aanzien van deze subsidieering van gemeenten wel steeds de gepaste zuinigheid wordt betracht en een juiste maatstaf wordt aangelegd. Vooral meenden zij, dat niet alle gemeenten, die op dezen steun aanspraak meenen te mogen maken, de noodige spaarzaamheid betrachten, waar het geldt de zorg voor de belangen van het onderwijs. Uit de adviezen van Gedeputeerde Staten betreffende de uit te keeren subsidiën bleek zulks niet steeds, en men meende, dat op de gevolgde wijze sommige gemeenten in staat worden gesteld haar onderwijs op ruimeren voet in te richten dan andere. Als voorbeeld werd aangehaald, dat aan de gemeenten den Bommel en Goedereede bij Koninklijk besluit van 9 Juli 1912, respectievelijk voor twee scholen met 148 leerlingen en één school met 156 leerlingen subsidiën werden verleend van onderscheidenlijk f 950 en f 24-00. Gevraagd werd of niet in sommige gevallen, alvorens tot de verleening van een subsidie wordt overgegaan, kan worden aangedrongen op verhooging van het schoolgeld en of steeds een onderzoek wordt ingesteld naar den maatstaf, die In de subsidie verzoekende gemeente wordt aangelegd ter beoordeeling of ouders onvermogend of minvermogend zijn. In dit verband werd gewezen op de gemeente Goudswaard, aan welke bij gemeld Koninklijk besluit voor twee scholen met 180 leerlingen een subsidie van f 1476 is verleend, terwijl de geheele opbrengsl van het schoolgeld voor die gemeente op f 100 werdgera —:d. Door andere leden werd deze klacht niet geheel juist ge ht. De subsidiën worden verleend in gevallen, waarin gemee len door bare onderwijsuitgaven „onbillijk bezwaard" worden De klacht nu luidt niet. dat van onbillijk bezwaard zijn geen sprake is, doch zij houdt in. dal sommige gemeenten door het subsidie in de gelegenheid worden gesteld haar onderwijs beter in te richten dan andere. Zulks wordt echter niet bewezen, integendeel \ blijkt, dat vele gemeenten, om den hoofdelijken omslag laag te houden, op de kosten van het onderwijs bezuinigen. De aandrang om die kosten nog meer te verminderen kan niet overeenkomstig den geest der wet worden geacht. Voorts wezen deze leden er op, dat in verschillende gevallen minder wordt gegeven dan werd gevraagd of door Gedeputeerde j staten noodig bevonden, terwijl naar hunne meening de Regeering : van het advies, dat Gedeputeerde Staten na zorgvuldig onderzoek geven, niet zonder ernstige gronden behoort af te wijken. Toch geschiedt zulks somtijds, b.v. ten aanzien van genoemde gemeente Goedereede, welke f 8600 vroeg en f 2400 erlangde, hoewel Gedeputeerde Staten het verzoek der gemeente hadden gesteund, en evenzoo deed het geval zich voor bij de andere reeds ver-
2.
V, 12.)
r,
melde gen nte den Hommel, welke f 950 ontving terwijl f2600 was .gevraagd en Gedeputeerde Staten tot eene bijdrage van t' KiOO hadden geadviseerd. Wat verhOOging van het schoolgeld aangaat, merkten BOmmige l e d e n o p , dat d i t r e e d s te Ver Wordt o p g e d r e v e n , ook
Op aandrang van den Minister. In vele gevallen weten de gemeentebesturen gelukkigerwijze aan dien drang weerstand te bieden. Toch is bet in den laatsten tijd reeds meermalen voorgekomen, dat kinderen uit de school moesten worden verwijderd, omdat zij het schoolgeld niet konden betalen. Het vermoeden dat ten deze in het algemeen te hooge geldelijke elschen worden gesteld, achtten deze leden gerechtvaardigd. Door eenige leden werd voorts gevraagd, of de uitbetaling dezer subsidiën thans een geregeld verloop heeft. Zal uit dezen post nog geld moeten worden afgezonderd om te voldoen aan aanspraken, welke op 1912 betrekking hebben? Zoo ja, hoe groot is dat bedrag en op hoeveel worden de aanvragen. waaraan in 1918 moet worden voldaan, geraamd? Kxainens.
Art. 166. Naar aanleiding van het feit, dat in de commissie welke ten vorigen jare te Breda examen afnam, geen personen uit Limburg waren benoemd en zulks dit jaar evenzoo het geval bleek, te zijn, werd gevraagd welke gevolgen zijn te verwachten van 's Ministers toezegging, dat het instellen van eene commissie te Venlo een punt van overweging zou uitmaken. Sommige leden klaagden er over, dat hoofden van scholen veelal aan hunne taak worden onttrokken om in examencommissiën zitting te nemen. In overweging werd gegeven vaste examencommissiën in te stellen, bestaande uit schoolopzieners en gepensionneerde onderwijzers. Anderen achtten de klacht niet vrij van overdrijving. Aangezien steeds dubbeltallen worden benoemd, behoeft een schoolhoofd nooit langer dan drie dagen zijne inrichting te verlaten. De wensch werd geuit, dat de examenuren zoo worden bepaald, dat personen, die bezwaar hebben tegen het reizen op Zondag, niet Zaterdag reeds ter plaatse behoeven aanwezig te zijn. Verdere uitgaven betrekkelijk het onderwys in hei algemeen. Subsidiën ten behoeve van scholen voor zwakzinnigen. Art. 167. Gevraagd werd, of reeds bekend is. waar nieuwe scholen zijn opgericht of eerlang zullen worden opgericht, die op subsidieering aanspraak zullen kunnen maken. Aangedrongen werd op bevordering van het onderwijs aan hardhoorenden en halfblinden. Verscheidene leden betreurden, dat de Minister nog steeds niet geneigd blijkt het onderwijs aan gebrekkige kinderen door leerplicht te bevorderen. Zij wezen hierbij op de dooi' prof. H. Burger te Amsterdam geschreven brochure „Overheidszorg voor het onderwijs aan gebrekkige kinderen", waarin leerplicht het belangrijkste desideratum ten aanzien van dit onderwijs wordt genoemd, terwijl daarin ook meer gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs voor verschillende s ten van gebrekkige kinderen wordt verlangd en gewenscht wordt verplichting van de gemeentebesturen tot bet verschaffen van de noodige verpleeggelden. Voorts werd andermaal opneming in de pensionneering van de leerkrachten, verbonden aan scholen voor zwakzinnigen, bepleit. Set had de aandacht getrokken, dat in het Verslag betreffende deze scholen (Staatêctmrant van 12 Juli 1!»12. Verslagen n". 86) voluit de namen worden vermeld van bezoekers, met Inlichtingen omtrent hunne eigenschappen. Men keurde zulks ten sterkste af. Kewegiiigsspeieii. Art. 168. Het had verscheidene leden bevreemd den post, van f 18 000 ter subsidieering van den Xederlandschen Bond
28
(Staatsbegrooting voor bei dienstjaar 191.3. 2.
voor lichamelijke opvoeding zonder eenige toelichting wederom tip deze begrooting aan te treffen. Ka hetgeen omtrent de financieels moeilijkheden van dessen bond en de handelingen van bel bestuur was bekend geworden, badden nadere mededeelingen atol mogen worden gemist, en zonder volledige en voldoende opheldering, o. a. omtrent de besteding van de over vorige jaren verleende aubsidien, zouden deze leden aan dezen post hunne goedkeuring niet kunnen hechten. Men bad vernomen, dat de subsidiegelden waren gebruikt om schulden van den bond ai te betalen en meende, dat duro organisatie en onnoodlge feestelijkheden den bond op den verkeerden weg brachten.
In
elk
geval
scheen
deze t h a n s niet als centrale
vereenlglng voor de lichamelijke opvoeding In Nederland te mogen worden beschouwd. (iviniiiistiscli VMIWiMïleM HUII toekomstige miliciens.
Art. 1 nu.
Verscheidene leden maakten tegen het voorstel
van don Minister bezwaar. Vooieorst werd opgemerkt,
dat
in eene zaak als deze de
leiding hij één boofdambtenaar behoort te berusten on voor verdeeldheid van meeningen moet worden gewaakt. De verantvvoordeijkheid behoort hier niet te worden verspreid over verschillende ambtenaren. Vervolgens werd op de buitengewoon hooge kosten gewezen. die hot voorstel medebrengt. Aan een boog salaris van f 4000 worden f' 2000 voor rois-, \erl>lijf- on buroelkoston toegevoegd voor eiken inspecteur, dio wellicht later oen et
meer adjunct-inspecteurs zal behoeven. Dat hot bedrag hoog is komt duidelijk uit als men do bezoldiging van inspecteurs van andore dienstvakken, als onderwijs, naleving dor Drank-
wet, er mede vergelijkt. Waarom wordt niet oen aanvang gemaakt met do benoeming van één inspecteur, aan wien assistenten waren toe te voegen. Blijkt later verdeeling van arbeid noodig, dan kan zonder bezwaar de Inspectie altijd nog worden gesplitst. Men vertrouwde, dat nog geen vorwachtingen zijn opgewekt bij sommige personen, dat zij voor benoeming in a a n m e r k i n g zullen k o m e n : doch ook dit zou de/e loden niet weerhouden h u n n e stem tegen de voorgestelde
regeling uit te brengen. De toelichting word voorts door sommige leden te sober geacht. Omtrent deze aangelegenheid hadden de debatten aan-
gaande hot ontwerp-Milittewet weinig licht verschaft. Men had t h a n s verwacht volledig over dezen nieuwen dienst te worden ingelicht. Gevraagd werd of reeds met gemeentebesturen overleg is gepleegd. Dat doze tak van dienst bij dit Departement wordt gehouden vond goedkeuring, al doet, naar men opmerkte, het karakter van den post eer donken, dat deze op do begrooting van het Departement van Oorlog t h u i s behoort. Men drong er ten zeerste op aan, iemand aan hot hoofd t e stellen, die van opvoeding en inrichting van het onderwijs in het algemeen verstand heeft. Sommigen zouden de zaak in dezen zin willen zien opgelost, dat één inspecteur werd benoemd, die in elke provincie werd ter zijde gestaan door een deskundige op het gebied van het onderwijs, bn'v. een arrondissementsschoolopziener, wien beoefening van sport niet vreemd is. Dozen zou daarvoor een toeslag van bijv. f 500 zijn te geven. Aldus zou voor het vereischte verband tusschen dezen tak van dienst en het onderwijs worden zorg gedragen. Aan vorenstaande beschouwingen knoopten sommige leden de vraag vast, of t h a n s mag worden te gemoet gezien de oprichting van cursussen of scholen, waar men zich voor het militieexamen kan voorbereiden. Zullen de gemeenten zelf de kosten dragen en zal aan de onderwijzers een toeslag van Rijkswege worden gegeven? Art.
V, 12.)
zich ten VOrlgen Jare in de sympathie van den Minister bleek
te verheugen, doch waarvoor toen nog geen gelden konden wolden uitgetrokken (Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting, bladz. 55). Men vroeg, waaraan hot is toe te schrijven, dat ook t h a n s nog niet een suhsidie wordt voorgesteld, en zoude dit alsnog gaarne bij de Memorie van Ant-
woord zien aangevraagd. Vereeniging „Nehoolfonds Kieshosch". Gaarne zou men oen verslag betreffende de werkzaamheden dezer veroeniging on mededoelingen omtrent den toestand in
de Blesbosch ontvangen. Bepaaldelijk zouden men wenseben te weten, of er kindoren zijn, die door hun verblijf op verren afstand niet aan het onderwijs kunnen deelnemen. Gevraagd werd of deze vereenlglng eene bepaalde kerkelijke richting voorstaat. Sommige leden waren van oordeel, dat de Overheid de door de veroeniging verzorgde belangen zelve behoorde te behartigen. Vereeniging tot bevordering van het onderwijs in handenarbeid in Nederland. Sommige leden meende, dat, indien gelegenheid moet worden gegeven voor het doen van examens in dit vak, zulks van het
Kijk behoorde uit te gaan. Vide Al'DEELIXfi. Kantten
>n
Wetenschappen.
Wettelijke regeling van het arehiefwezen. Naar aanleiding van de modedeeling van den Minister in deze Kamer {Handelingen 1911—1912, hladz. 1489). dat hij gelegenheid hoopte te vinden een eenvoudig w e t s o n t w e r p , deze aangelegenheid betreffende, aan te bieden, vroeg m e n , hoe het niet de voorbereiding daarvan staat en wanneer de indiening is te verwachten. Wettelijke regeling tot heseherining van monumenten. De houding door den Minister in doze aangelegenheid aangenomen had teleurstelling gewekt. Evenals 's Ministers voorganger heeft deze bewindsman meermalen verzekerd, dat eene wettelijke regeling als hiorbedoeld zijne aandacht had. De slooping van de Nieuwe Zijds Kapel besprekende, zeido do Minister, dat, ofschoon hij zich niet kon ontveinzen, dat er bezwaren aan verbonden waren, hij toch de wenschelijkheid besefte van wettelijke maatregelen; hij herinnerde e r a a n , dat een onderzoek werd ingesteld naar do wettelijke bescherming van de m o n u m e n t e n in het buitenland on erkende, dat de voorbereidende werkzaamheden grootendeels waren afgeloopen. De Minister zeide toen nog niet eene vaste m e e n i n g te hebben, doch hij hoopte overvloedig licht te zullen vinden in het rapport der commissie, door den Nederlandschen Oudheid-
kundigen Bond belast met de bestudeering * der zaak. Wat geschiedde echter toen dit rapport verschenen w a s ? De Minister haalde uit dat rapport één enkel voorstel aan (Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1912). welk voorstel aangaf wat de Regeering zou XMMMN doen in geval van vorwaarloo/.ing van m o n u m e n t e n , wees op de groote offers, welke dientengevolge van de schatkist zouden kunnen worden gevorderd en vond daarin aanleiding de geheele zaak te laten r u s t e n : i m m e r s die offers moesten
hem weerhouden eenige toezegging te doen. Men merkte op, dat, zoo de vroeger herhaaldelijk uitgesproken
belangstelling eenige waarde had, de Minister de toezegging had moeten doen. in het licht van het rapport der commissie on van de talrijke gegevens omtrent hetgeen in het buitenland
170.
door kleinere Mogendheden dan Nederland gedaan is, ernstig
Onderw[js aan schipperskinderen.
te /uilen onderzoeken op welke wijze iets kon worden bereikt, zij het ook dat niet aan alle wenseben zou worden voldaan. Door zijne aandacht aan de zaak te onttrokken heeft de
Met leedwezen hadden verscheidene leden op deze begrooting een post gemist ten behoeve van de school te Vreeswijk, die
Tweede Kamer. (Staatsbegrooting voor het Minister geen anderen Indruk kunnen wekken, dan dat iiij blind is voor liet ook in de laatste jaren herhaaldelijk gebleken gevaar, dal «ie nationale, monumenten van geschiedenis en kunst voortdurend bedreigt. Ons land staat op dit punt lnderdaad
achter
bij vele andera landen, \v
mede liet overigens
iensljaar
1918. 2.
V,
12.)
29
enkele uren toegankelijk zijn, terwijl velen alleen op dien dag de verzamelingen kunnen bezoeken. Men meende, dat met eenlg overleg zeer goed tot ruimere openstelling ware te ge
raken zonder aan de beambten de gelegenheid te ontnemen desgewensebt de godsdienstoefeningen bij te wonen.
de vergelijking kan doorstaan, en onze Begeering la thans machteloos tegenover herhaalde daden van vandalisme. Men achtte dit heschaniend.
In dit verband werd gewezen op de telkens opduikende geruchten, dat monumenten van historische beteekenls of kunstwaarde door verkoop h e t land verlaten. Gewezen werd op een gevel en een oud poortje te Enklunzen, waaromtrent
het bestuur van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap zich reeds tot den Minister had gewend. Men vroeg, of en in hoeverre de Minister bereid is aan de wenschen van dit genootschap te gemoet te komen.
Lntusschen erkende men, dat de Minister iets heeft gedaan voor de bescherming van onze monumenten door het uitzenden eener circulaire om te waarschuwen tegen het brandgevaar, door loodgieters veroorzaakt. Men had althans vernomen, dat zulks geschied was en betuigde daarvoor zijn dank. Gaarne zou men weten tot wie die circulaire gericht werd en vernemen, of de Minister daarbij verzocht heeft hem niededoeling te doen van de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen. Ook omtrent den aard dier maatregelen zou men gaarne eventueel worden ingelicht. Is de circulaire niet met bedoeld verzoek gepaard gegaan, dan dreigt, naar men hieraan toevoegde, de a a n m a n i n g veel van hare practische waarde te verliezen.
I il h'i'in-ii van kunstvoorwerpen uit 's Ktyks musea. Wederom spraken eenige leden er hunne afkeuring 0V6T uit. dat bij voortduring kunst voorwerpen ten behoeve van buiten • landsche tentoonstellingen worden uitgeleend. Men had er geen bezwaar tegen dat op het voorbeeld van Engeland kleine collecties van reproducties, dubbelen of min kostbare zaken tijdelijk worden tentoongesteld in biiiiioiilandscho musea, die waarborgen voor de veiligheid der collecties aanbieden, doch men waarschuwde opnieuw tegen het uitzenden van unica en van kostbare stukken, welke onder geen beding mogen worden blootgesteld aan het gevaar van beschadiging of vernietiging, een gevaar. dat eene scherpe tegenstelling vormt met de talrijke kostbare maatregelen welke getroffen worden om in onze musea de grootst mogelijke veiligheid te verkrijgen. Bij de behandeling van de begrooting voor 1!» 11 verzekerde de Minister, dat steeds de regel geldt, dat niet wordt uitgeleend en dat van dien ïegel slechts hoogst zelden wordt afgeweken. Doch tegelijkertijd moest hij erkennen, dat in den loop van 1910 aan de internationale Brusselsche tentoonstelling kunstvoorwerpen waren uitgeleend, welke eene waarde vertegenwoordigden van niet minder dan 2 041 500 francs, ongerekend een schilderij van JOZEF
Ontsierinp door reclames. Door eenige leden werd er op aangedrongen maatregelen te nemen, waardoor de ontsiering van stad en land door hinderlijke reclames en geïllustreerde aankondigingen zou worden tegengegaan. Herinnerd werd aan de verordening tot wering van inbreuken op natuurschoon, aangenomen in de Provinciale Staten van Noordholland en aan het te dezer zake door den bond „ H e e m s c h u t " verspreid geschrift. Ten aanzien van ' s Rijks werken zou zonder eenigen omslag een verbod zijn uit te vaardigen. Men wees hierbij op in andere landen als l'iuissen en Engeland bestaande bepalingen. Gevraagd werd, of de Minister bereid is aan deze aangelegenheid zijne aandacht te wijden. Kuil van arehieven met Helmie*.
aquarel van TKR MEII.EN. In den loop
BaagSChe Schouwburg aan de voorgenomen slooping zou ontkomen. Zij meenden, dat het op den w e g der Begeering ligt haar invloed aan te wenden, opdat dit gebouw met zijn merkwaardigen gevel behouden blijve, en vroegen of zij niet in die richting werkzaam kan zijn. Rijksarchivaris in Noordbrahant.
In deze collectie, welke binnenkort onder den h a m e r komt. bevinden zich enkele schilderijen, welke voor onze musea van
groote beteekenls zijn. Wordt de collectie in haar geheel verkocht, dan zal van aankoop geen sprake k u n n e n zijn, ook omdat zij veel stukken bevat, die geen belangrijk geldelijk offer rechtvaardigen of van schilders afkomstig zijn, die reeds even goed of beter in onze openbare verzamelingen zijn vertegenwoordigd. Vermoedelijk zullen echter de schilderijen s t u k voor stuk worden geveild. Nu is de vereeniging „ l'einbrandt" otf'er t e g e t r o o s t e n .
Hchtel' Ztllleli
zonder liijkssteun de beste doeken niet kunnen worden verkregen. Men drong er bij den Ministei met nadruk op aan
om deze gelegenheid niet te verzuimen onze verzamelingen op waardige wijze te verrijken. Openstelling: van musea. Menige leden drongen opnieuw aan o)) ruimere openstelling der musea, welke t h a n s des Zondags in den winter slechts Handelingen
een
Verscheidene leden spraken het vertrouwen uit, dat de
CoIleetie-SteengTaeht.
Z i ' h e e n OngeWOOn
en
Sehouwbiirsr te 's (iravenhatre.
In de Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk V van de Staatsbegrooting voor 1911 kwam de mededeeling voor, dat de Minister had geineend deze zaak voorloopig te moeten laten rusten. Sommige leden spraken de hoop uit, dat hot optreden van den nieuwen algemeenen Rijksarchivaris er toe zou leiden, dat de zaak wederom ter hand wordt genomen.
bereid
ISRAËLS
van dit jaar is wederom voor eene tentoonstelling te Brussel eene collectie miniaturen van bijzonder groote waarde uitgeleend. In de practijk heeft derhalve de steeds geldende regel weinig gevolg. Men meende, d a t niet voldoende weerstand wordt geboden a a n de verzoeken van hen die tentoonstellingen organiseeren. en dat de Regeering, door van den gewaanden regel af te wijken, het zich zelve steeds moeilijker m a a k t nieuwe aanvragen af te wijzen, vooral w a n n e e r die l a n g s diplomatieken weg gesteund worden. Op strenge handhaving van den ïegel werd aangedrongen. Gaarne zou men eene opgave ontvangen van de naar Brussel gezonden miniaturen, en vernemen voor welke waarde zij waren verzekerd.
d e r S t a t e n - G e n e r a a l . B i j l a g e n . 1912—1913.
Art.
174.
Naar aanleiding van eene desbetreffende
vraag
van een lid der Kamer heeft de Minister eenige medeedeeling gedaan omtrent het voorgevallene m e t den Rijksarchivaris in Noordbrabant en in zake het Koninklijk besluit van 26 Maart 1912. n". 47. dat hem met zijn ambtgenoot in Overijssel van standpunt deed verwisselen. Dit besluit werd evenwel bij het Koninklijk besluit van 7 Juni 1912 n". S ingetrokken. Men stelde er prijs op de redenen daarvan te kennen, alsmede te worden ingelicht omtrent hetgeen verder voorgevallen is in deze zaak. KUksan-liier te Maastrieht. Art. 17ö. Gaarne zou men vernemen, hoe liet gesteld is ten aanzien van de onderhandelingen met den Minister van Oorlog betreffende de overdracht van de oude kazerne, aan het Rijksarchief grenzende, en waarvan het bezit voor het Rijksarchief steeds dringender noodig wordt.
80
(Btaatsbegrooting voor bet dienstjaar 191.3. Onderhoud (II instandhouding VIIII monumenten.
Artt. 17!) en 180. in verband nirt de restauratie der Groote of HL Jacobskerk te 'i Gravenhage, werd door eenige Leden herinnerd aan de medèdeellng van den Minister (Memorie van Toelichting betreffende hoofdstuk VderStaatsbegrooting voor Mil2), dat iirt doel dezer restauratie in de eerste plaats was de amotie der rondom de kerk staande buisjes. Desniettemin. heeft de Minister er in berust, dal ter plaatse van een 'lier gebouwen eens nieuwe kosterswoning is opgetrokken. ZIJ hadden nu vernomen, dat onlangs in eene vergadering van kerkeraadsleden en predlkanten door den president-kerkvoogd was medegedeeld, dal bel voornemen bestond om
2.
V. 12.)
Aanbevolen werd ook eene betere verzorging van het slot Loevestein, dat van groote historische waarde is en vele bezoekers trekt. Het onderhoud schijnt te worden veronachtzaamd ; o.m. is de vloer der eerste verdieping vermolmd; de slotgracht wordt niet schoon gehouden. Aanduidingen van de herinneringen, verbonden aan de verschillende vertrekken, zouden ook wenschelijk zijn. Kan dit slot, dat thans bij het Oeparlenient van Oorlog in gebruik en onderhoud is, niet gebracht worden op do lijst der historische monumenten? Gevraagd werd om welke reden in den laatsten tijd een der deskundigen, welke in zake restauratie van monumenten plegen Ultgenoodigd te worden om advies te Keven aangaande de ontwerpen en hunne uitvoering, is geëlimineerd. In verband hiermede zeide men den tegenwoordigen toestand ongowenscht te achten, inzonderheid ten aanzien van een groot aantal belangrijke restauratifin, welke thans geïnspecteerd en beoordeeld worden door slechts één enkelen deskundige, die bovendien met den uitvoerenden architect zeer nauw verwant is. Meuwe subsidiën voor onderhoud en instandhouding: van monumenten. Art. 181. Gaarne zoude men ter inzage ontvangen deontwerpen en verdere bouwkunstige stukken betreffende de in dit artikel voorgestelde restauratien, alsook de afbeeldingen van den bestaanden toestand. Terwijl door verscheidene leden instemming werd betuigd niet het streven van den Minister om de herstelling onzer belangrijke monumenten te bevorderen, meenden enkelen, dat soms met het verstrekken van steun te ver wordt gegaan. Deze leden wezen op het subsidie, voorgesteld ten behoeve van de Koomsch-Katholieke kerk te Harderwijk. Uit de toelichting tot dezen post blijkt, dat hier feitelijk aan het kerkbestuur met Kijkssteun een nieuw kerkgebouw wordt verschaft. Ook leden, die gaarne de instandhouding van monumenten krachtig hielpen bevorderen, meenden dat de bedoeling van den post hier niet goed in het oog is gehouden. Van andere zijde werd deze critiek volkomen onjuist genoemd. Het gebouw, dat sinds drie eeuwen niet meer voor den godsdienst gebruikt werd en thans geen bestemming had, is dooi' de kleine KoomschKatholieke gemeente gekocht en deze zou het uit eigen middelen wel voor haren eeredienst kunnen inrichten. Maar zij is geheel niet in staat het volgens de eisenen, welke zijn monumontaal karakter stelt, te restaureeren. Daarom is de hulp van het Kijk, waarop overigens ten vorigen jare in het Voorloopig Verslag betreffende Je loopende begrooting werd aangedrongen, alleszins gewettigd, te meer wijl de kerkelijke gemeente,alhoewel arm. de helft der restauratiekosten dragen zal. Xaar aanleiding van het voorstel betreffende de Ned. Herv. kerk te VUssingen werd gevraagd, of de Begeering niet toeziet, dat gebouwen van kunstwaarde voor hunne volle waarde worden verzekerd tegen brandgevaar. Uit laatste is in de eerste plaats van belang voor met Kijkssteun gerestaureerde gebouwen, maar ook in andere gevallen is het niet juist, dat het Rijk na eene ramp in belangrijke mate moet bijdragen, omdat het gebouw niet of slechts voor een gedeelte der waarde was verzekerd. Wat de restauratie van den toren der Groote Kerk te .steenwijk aangaat, werd de op de begrooting gebrachte som door eenige leden onvoldoende geacht. Anderen vonden geen reden voor deze klacht, te meer wijl bedoelde toren als watertoren ia ingericht en derhalve met goeden grond verwacht mag worden, dat van de zijde der gemeente in de kosten der herstelling ruim wordt bij gedragen. Voorts werd een subsidie verzocht om het behoud van de kerk te Horssen te verzekeren. Deze is zeer bouwvallig en de vrees is niet uitgesloten dat, zoo niet tussehenbeide wordt gekomen, het kerkbestuur tot afbraak zal moeten overgaan. <)ok hadden verscheidene leden gaarne gezien dat ter hand genomen werd de herstelling van den toren te Duiven en van de groote kerk te Aardenburg, waarop reeds vroeger de aandacht is gevestigd.
( K l a a i s b e g r o o t i n g voor h e t d i e n s t j a a r
Ten slotte werd door sommige leden gewezen op den toestand van de Nieuwe kerk te Delft Wel wordt thans beter dan
vroeger
voor
hot
onderhoud
gezorgd,
doch hel schijnt
aanbeveling te verdienen te trachten met bet kerkbestuur eenlg overleg te plegen om eene rlchtlge behandeling van bel monument te verzekeren. Jaarwedden der ambtenaren en bedienden hij de Kuniakiyke Bibliotheek. Ail. 182. Terwijl den Minister dank werd gebracht voor het ter hand nemen van de regeling dezer jaarwedden, betwijfelden sommigen of voldoende rekening is gehouden n u l de wensehen van belanghebbenden. Men vroeg of deze zijn gehoord, en, zoo ja, op welke wijze dit is geschied. Met de verdeeling der assistenten, „wetenschappelijke" en andere, in klassen, konden eenige leden zich niet vereenigen. Gtaarne zou nien vernemen waartoe zulks noodig wordt geacht. W a t de gewone assistenten betreft, wees men er op, dat de Begeering voorstelt de beide klerkenrangen aan de Departem e n t e n ineen te smelten. Evenmin is er voor splitsing hier reden. De benaming „wetenschappelijke a s s i s t e n t e n " achtte men bovendien «'enigszins vreemdsoortig. Het aanvangssalaris der 2de-assistontcn, gesteld op f 400, achtten sommige leden te laag. Zjj meenden, dat dezen behoorde gelijk gesteld te worden met schrijvers op jaarloon
aan de Departementen, wier aanvangswedde naar het voorstel der Regeering f 600 zal bedragen. Voorts werd in overweging gegeven aan de regeling terugwerkende kracht te verleenen tot 1 J a n u a r i 1912, daar reeds, naar men meende, eene regeling met ingang van dien datum was voorgesteld, doch later teruggenomen, behoudens voor zoover deze de stokers en bedienden betrof. Deze zou met ] Januari 1912 in werking zijn getreden. Verscheidene andere leden zagen echter voor het verleenen van terugwerkende kracht geen reden en billijkten allerminst het daarvoor aangevoerde a r g u m e n t . Ten slotte verzocht men den Minister in den uitgewerkten en toelichtenden staat in het vervolg eene aanvulling te doen aanbrengen, w a a r u i t blijkt voor hoeveel ambtenaren in de verschillende rubrieken de aangegeven bedragen worden uitgetrokken. Directie van het koninklijk Kabinet van Sehildertjen. Art. 186. Opnieuw werd ernstige bedenking geopperd tegen de opheffing van de betrekking van onderdirecteur van dit m u s e u m . In de Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting word! uiteengezet hoe de tucht voornamelijk wordt gehandhaafd door den conciërge, die „bij afwezigheid v a n d e n directeur zoo mogelijk nog waakzamer is dan bij diens aanwezigheid". Feitelijk k o m t het er op neer, dat de kostbare verzameling, gedurende vrij geruimen tijd overgelaten is alleen aan diens zorg en inzicht. Dit achtte men onverantwoordelijk.
1913.
2.
\'-
:;i
12.)
Rijksmuseum te Amsterdam. Art/.
192 en 198. Door eenige leden weid de aainlachl ge-
ve.stigd op «ie ongelijkheid van het Inkomen, dat door sommige opzichters in vergelijking met andere wordt genoten. Voor een
groot deel hebben de opzichters uit anderen hoofdeeen pensioen en bereiken sommigen hunner ook doorliet genieten vanemoluinenten een .salaris van f 1 000. Voor een zestal echter, die •geen inkomen uit pensioen hebben, is eene wedde van f 6 0 0 , zij deze met emolumenten vermeerderd, te laag om in eene stad als Amsterdam daarvan te kunnen leven, te meer waar het
museum gelegen is In eene buurt, waar aan goedkoope woningen gebrek is. Zij die slechts een gering pensioen genieten kunnen evenmin rondkomen. Ligt het in de bedoeling meer en meer voor deze posten personen aan te stellen, die een vrij boog
pensioen hebben, dan is — daargelaten de vraag of zulks aanbeveling verdient — eene definitieve regeling noodig. die in de finaneieelo omstandigheden der verschillende opzichters gelijkheid aanbrengt. Gaarne zoude men h i e r o m t r e n t ' s Ministers oordeel vernemen. Andere leden achtten intusschen de klachten over te lage bezoldiging volkomen ongegrond. Het geldt hier een zeer gemakkelijken, geenszins verinoeienden dienst, die vrije besebik king over de avonden laat. Het beste bewijs, dat de positie dezer beambten goed en zelfs benijdenswaardig is, ligt, naar men hieraan toevoegde, in het feit, dat honderden zich aanmelden zelfs voordat eene plaats vacant is. Voorts werd gevraagd, of het juist is, dat de chef van het personeel reeds meer dan vier jaren in tijdelijken dienst is. Deze beambte heeft, naar men meende te weten, zijn vol pensioen
als gewezen kapitein bij het Nederlandsen-Indische leger. Enkele leden drongen aan op vaste aanstelling, waarbij dan de vereischte korting op dat pensioen zal zijn toe te passen. Andere leden konden de noodzakelijkheid van dezen maatregel niet inzien en merkten op, dat daarmede in elk geval gepaard zou moeten gaan eene verhooging van het traktement, gelijkstaande met de korting. Vaste aanstelling werd vervolgens verzocht voor alle aan het Rijksmuseum verbonden werklieden, ook om hun daardoor een pensioen te verzekeren. Door eenige leden werd er op gewezen, dat uit het jaarverslag van den directeur van 's Hijks Prentenkabinet blijkt, dat deze door de mildheid van een kunstliefhebber in staal werd gesteld zich naar eene veiling in het buitenland te begeven om aldaar de belangen van het kabinet waar te nemen. Hulde werd gebracht aan deze vrijgevigheid, maar tevens bevreemding uitgesproken over het feit. dat de reiskosten op deze wijze moesten gevonden worden. Men meende, dat het een verkeerd begrip van zuinigheid is zulk eene betrekkelijk geringe uitgaat', welke bet m u s e u m ten goede komt. niet ten laste van het m u s e u m te brengen. Andermaal uiting gevende aan gevoelens van erkentelijk beid jege ns den heer en mevrouw DIUCKKK, die het Rijk niet h u n n e kostbare gaven blijven verrijken, vroeg men of spoedig voorstellen van de Regeering zijn te wachten betreffende den in verband daarmede voorgenomen uitbouw aan het Rijksmuseum.
Museum Hendrik Willem Mesdag.
Koninklijke Academie van Wetenschappen.
Art. 189. Verscheidene leden zouden gaarne zien, dat de Aft. 196. Men meende te weten, dat tot den Minister het Minister hel daartoe leidde, dat dit m u s e u m a l t h a n s op één '. verzoek was gerichl verhooging van dezen posi te bevorderen. dag der week kosteloos zou zijn te bezichtigen. Qaame zoude men vernemen, welke bezwaren zich velzetten In verband hiermede kwam men terug op hetgeen in de tegen de voldoening aan dit verzoek. Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk V der Staats. begrooting voor 1911 was medegedeeld n a a r aanleiding van Art. 197.
eene vraag betreffende bel gemakkelQker toegankelijk stellen van het Museum ICeermanno Westreenianum. De Minister
beriep zich toen op het testament van den schenker. Echter meende men, dat aanvankelijk geopperde bezwaren van gelijken aard met betrekking tot het Museum FODOB en de
Fossielen, medegebracht door dr. Duhois. Tot
llUll l e e d w e z e n
moesten
eeltige leden
W e d e r o m Op d e z e
aangelegenheid terugkomen, hoewel zij na 's Ministers mcde-
collectie* VA.V DSB Boor te Amsterdam bleken uit den weg te
deeling In de Memorie van Antwoord betreffende de loopende begrooting het vertrouwen hadden gekoesterd dat zulks niet
kunnen worden geruimd.
meei noodig zoude zijn.
12
(Staatsbegrooting
voor het d i e n s t j a a r
simis ongeveer twintig jaren ii dr. Di BOIS in gebreke de dooi hem In opdracht der Begeering In tadie verzamelde fossielen, welke
naai' reeds ter sprake kwam
t h a n s ..lijdelijk" in
eene gebuurde stal te Leiden bewaard worden, te inventariseeren. Na herbaalde aanmaningen Is, blijkens hetgeen medegedeeld werd hij de behandeUng der begrootingen voor 1909 en 1910, door dr. DUBOIB schriftelijk de verzekering gegeven, dat hij zou zorgen de beschrijving der collectie .op I Januari v.)\-2 gereed te hebben. In denloop van 1909 werd hem voorgesteld, dat van wege prof. MAKTIN, onder wiens beheerde verzameling ten slotte behoort gebracht te worden, de voorwerpen zonden worden genummerd en gecatalogiseerd; doch dr. DUBOIS antwoordde, dat hij tut aan den door hem gestelden termijn geenerlei iumonglng als was voorgesteld zou dulden. De Minister vertrouwde nu, dat op 1 Januari 1912 aan de belofte zou zijn voldaan, en in zijne Memorie van Antwoord,
onder dagteekening van 80 November 1911 ingezonden, deelde hij mede van dr. DUBOIS het bericht te hebben ontvangen, dat deze zich vleide mei het catalogiseeren der verzameling uiterlijk l Januari 1912 gereed te komen. Men meende echter te weten, dat deze verwachting opnieuw beschaamd is. dat dr. DUBOIB nog geen catalogus heeft Ingezonden en dat prof. MAKTIN HOL;
steeds geen toegang heeft tot de verzameling, welke voor zijn museum bestemd is.
indien dit juist is, werd er ten ernstigste op aangedrongen niet meer gehoor te geven aan toezeggingen en niet meer te dralen mei het treffen van afdoende maatregelen, hierop neer-
komende, dat de collectie onmiddellijk overgedragen wordt aan het geologtsch-mlneralogisch museum en dat van dr. DUBOIS de daarbij behoorende bescheiden worden opgevorderd. Historische atlas. Uit de toelichting blijkt, dat voor dit doel m i n s t e n s het dubbele zal moeten worden uitgegeven van hetgeen destijds was voorgespiegeld. In deze omstandigheden ware eene meer uitgebreide toelichting op hare plaats geweest. In het bijzonder wensi hte men te weten wie met de vervaardiging van liet werk belast zijn. wie er voor verantwoordeiijk is, welke inkomsten buiten het t h a n s verteerde Rijkssubsidie van f 4000 weiden ontvangen en welke nader te verwachten zijn, welke honoraria worden toegekend, waarin de uitgaven overigens hebben bestaan en alsnog zullen bestaan, welk gedeelte gereed is gekomen en w a t nog te doen valt, en ten slotte, of niet het nieuwe subsidie van f 4000 het oorspronkelijk plan verwezenlijkt zal k u n n e n worden. Nederlandsen Instituut te Rome voor geschiedkundig eu kunsthistorisch onder/.oek. Tegen de voorgestelde
1913.
2.
V,
1-.)
Openbare leeszalen.
Verscheidene leden bleven bezwaar gevoelen tegen de in menging der Begeering in de hierbedoelde aangelegenheid. Daargelaten dat de finain ieele last steeds grooter dreigt te worden het crediet voor het loopende jaar van f I I 600 moest t h a n s met meer dan de helft, met f 8196, worden verhoogd — achtten deze leden de gesubsidieerde leeszalen, waarin allerlei werken en tijdschriften, ook anarchistiscl n atheïstische, voorradig zijn. een gevaar voor tal van lezers,
die niet genoeg studie., bevattings. en onderscheidingsvermogen hebben om hetgeen hun wordt voorgezet behoorlijk te verwerken :
deze raken overladen met onrijpe denkbeelden en voorstellingen.die hen voor de maatschappij gevaarlijk kunnen maken. Dat dergelijke leesgelegenheden geopend worden is niet tegen te gaan, doch men achtte het zeer verkeerd, dat zij uit 's Kijks schatkist worden gevoed en door Kijkssteun uitgebreid. I m m e r s de
Begeering, die de grootst mogelijke onpartijdigheid moet betrachten kan niet de boeken en tijdschriften weren, welke beden* kelijke theorien verkondigen en evenmin geestelijk slecht toeberuste bezoekers afwijzen. Onthouding Is daarom noodzakelijk. Door verscheidene andere leden werd daartegenover de post verdedigd. Zij beriepen zich daarbij op de voor Kijkssteun aangevoerde argumenten toen deze post voor het eerst op de begrooting werd gebracht, en vertrouwden dat de Minister op den ingeslagen weg zou voortgaan. Eenige leden zouden gaarne worde ingelicht omtrent de berekening, die bij toekenning van subsidie wordt gevolgd. Wordt, zoo vroegen zij, daarbij ook m e t het aantal hezoekeis rekening gehouden ? Hieruit toch blijkt, naar zij meenden, het duidelijkst welk nut van de leeszaal is te verwachten. Historisch (iedenkboek 1813. Omtrent den stand, waarin deze uitgave verkeert, zouden sommige leden gaarne nadere inlichtingen ontvangen. Men drong aan op het betrachten van spoed, opdat het werk tijdig gereed kome. Men sprak voorts het vertrouwen uit, dat bij de samenstelling naar objectiviteit zou worden gestreefd. Internationaal physioloffeiicongres te Groningen. Gevraagd werd, of de hoogleeraar-directeur van het physiologisch laboratorium, toen hij blijkens de Memorie van Toelichting aan het in 1910 te Weenen vergaderde Congres voorstelde Groningen als plaats voor de eerstvolgende bijeenkomst te kiezen, deswege overleg met de Regeoring gepleegd had. Men meende, dat op grond van de financieele lasten, welke voor de schatkist uit dergelijke uitnoodigingen voortvloeien, steeds vooraf de instemming van de Begeering behoort te worden gevraagd.
verhooging had men geen bezwaar.
Koloniaal Instituut te Amsterdam. i om het instituut tot zijn recht te doen komen. Van de uitSommige leden hadden gaarne gezien, dat overeenkomst i
Benige leden achtte den post evenwel nog niet voldoende
van boeken dringend verhooging. De boekerij moei niet alleen dienstbaar gemaakt worden aan algemeene en vaderlandsche geschiedenis en Nederlandsche kerkhistorie, doch zij moet ook met de Nederlandsche kunstgeschiedenis rekening houden Voor een en ander kan met een zoo gering bedrag niet worden volstaan. Men wees hierbij op hetgeen in andere landen, bijv. in België,
beschikbaar wordt gesteld v : een gelijksoortig doel. Daarbij siaan wij zeer ten achter. .Men vertrouwde, dat de Minister
memoriepost van f 1 op de vereischte hoogte te brengen, in dit verband werd opgemerkt, dat thans door het uittrekken van dezen memoriepost het vroeger op de begrootimr voorkomende bedrag ten behoeve van bet Koloniaal Museum te Haarlem vervalt. Dit m u s e u m wordt met ingang van 1 Januari 1918 door het Koloniaal Instituut overgenomen.
Nu op dezen memoriepost niet mag worden overgeschreven is er reden stellen.
te meer t h a n s reeds een bepaald bedrag vast te
alsnog bereid zou zijn den post, zooals deze t h a n s is voorge-
steld, met f 1000 te verhoogen; Hiervan zou voor eik der beide genoemde
schlkbaar gesteld.
doeleinden
f 600 meer
k u n n e n worden be-
Rijkscommissie voor grandineting en waterpassinsr. Art. 199. Onder verwijzing naar hetgeen hieromtrent in het Voorloopig Verslag betreffende hoofdstuk V van de Staats*
Bijlage A.
Tweede Kamer. (Staatabegrooting voor liet dienstjaar 1913. f.
begrooting voor 1911 la vernield, verzochten sommige leden mededeeling van den Minister, of dit alnda ongeveer veertig jaren uitgetrokken aubaldie moei worden beschouwd sla een vaste begrootingsposl dan we] een tijdelijk karakter beefl en eerlang voltooiing van den arbeid der Commissie la te verwachten. .Museum fonds.
V. 12.)
88
Iievordcriiiir der muziek.
Art 20!». De bezwaren, door den Minister ten vorigen jare geopperd tegen het verleenen van een subsidie aan de n a a n r
loo/.e vennootschap „liet Concertgebouw" weerhield eenige leden niet bij den Minister opnieuw aandrang te netenen om aan het ver/.oek om steun van het bestuur dier instelling
gevolg te geven, /ij wezen er op, dat het hier eene nationale
Art. 200. Hit had de aandacht getrokken, dat, terwijl andere begrootlngsposten gelijken tred honden met de stijging van de |pi'ij/,en der /.aken tot verwerving waarvan /.ij bestemd zijn. deze poel steeds eenzelfde bedrag aanwijst. Dal ook de prijzen van voorwerpen van knust en wetenschap In de laatste kwarteeuw sterk gestegen zijn, behoeft geen betoog. De hier uitgetrokken som is dan ook geheel onevenredig aan de be-
/.aak geldt, en herinnerden aan do offers, welke zoowel door de gemeente Amsterdam als door particulieren, en zulks in zeer ruime mate, worden gebracht om de ook builen onze grenzen zoozeer gewaardeerde Instelling in stand te houden. Door de Maatschappij ter bevordering der toonkunst werd een subsidie van f' 2500 aangevraagd. Met het oog op het groote n u t dezer maatschappij achtten eenige leden inwilliging
boefte. Men drong er op aan hij de volgende begrooting den post te verdubbelen, al zou dan ook In dat geval bet bedrag
van het muziekcongres eene nieuwe taak op de schouders dier
nog achterstaan hij de sommen, welke in andere met Neder* land gelijk te stellen landen worden beschikbaar gesteld. Wederom werd besproken het in het leven roepen van een museumfonds, waarin jaarlijks gestort zouden worden de t h a n s voor elk m u s e u m afzonderlijk uitgetrokken sommen voor aankoop. Zooals reeds vroeger werd opgemerkt bestaat t h a n s de wel
verklaarbare neiging om de afzonderlijke kredietposten geheel te gebruiken al is niets te koop, waarop hoog*! prijs wordt gesteld. Aldus wordt veel geld minder goed besteed en k o m t er van aankoop van belangrijke doch zeer kostbare werken weinig of niets. Hieraan kan worden te gemoet gekomen door instelling van een museumfonds, welk denkbeeld, naar men meende te weten, van deskundige zijde gaandeweg meer Ins t e m m i n g heeft ondervonden. Van andere zijde werd opgemerkt, dat hij de geringheid der beschikbare gelden het geval zich nooit voordoet, dat men verlegen is 0111 die geldon op te maken. 's Krjks academie van Beeldende Kunsten. Art. 203. In de Memorie van Toelichting betreffende de loopende begrooting deelde de Minister mede, dat hij na Ie gedurig herhaalde klachten in overleg w a s getreden m e t het gemeentebestuur van Amsterdam om tot eene verbetering van het gebouw der Academie te geraken. Daarna zou worden voorzien in de door den Minister noodzakelijk genoemde uitbreiding der leerkrachten. In de Memorie van Antwoord betreffende dezelfde begrooting zeide de Minister de aangelegen„spoedig en k r a c h t i g " tor hand te zullen nemen. Het scheen niet in overeenstemming met deze woorden, dat t h a n s nog geen voorstel is gedaan om tot bedoelde verbetering over te gaan. Ook had het teleurstelling gewekt, dat de Memorie van Toelichting niets omtrent deze zaak inhoudt. Gaarne zon m e n vernemen, w a t ten deze is gedaan en of eerstdaags een voorstel betreffende deze aangelegenheid is te wachten. W a t het onderwijs zelf aangaat, herinnerde men aan de uitspraak van den Minister, dat ook naar zijne meening de aesthetiek der bouwkunde ingevolge de w e t aan de Academie moet worden onderwezen. Gevraagd werd of zulks t h a n s geschiodt, en, zoo niet, om welke reden verzuimd is ten deze aan de wet van 26 Mei 1870 (Staatsblad n". 78) gevolg te geven.
Handelingen der Staten-Generaal. Bijlagen.
1912—1913.
van dit verzoek zeer gewensebt, te meer daar door de besluiten vereenlging is gelegd, nl. de verbetering van het zangonderrlchl bij de opleiding der onderwijzers van de lagere school en de daaruit voortvloeiende verbetering van het zangonderwijs op
de volksschool. Van andere zijde weid opgemerkt, dat deze post bestemd is voor subsidien aan muziekscholen, en dat derhalve steun aan genoemde vereenigingen niet daaronder kan worden gebracht. Het subsidieeren van vereenigingen tot uitvoering van muziek, ook al bevorderen deze zijdelings het muzikaal onderwijs, zou bovendien eene geheel nieuwe zaak zijn, en spoedig tot groote uitgaven leiden. V l I I s t e AFDEELIXU.
Onvoorziene behoeften. Staatscommissie in zake (Urondwetsherzieniiij?. Op bladz. 113 van den uitgewerkten en toelichtenden staat wordt als bedrag, dat uit den post van onvoorziene uitgaven is geput ten behoeve van reis- en verblijfkosten van de leden dezer Commissie en verdere uitgaven, vermeld de som van f 4407,78"'. Sommige leden achtten dit bedrag zeer hoog, vooral in verband met het feit dat het meerendeel der leden dezer Commissie te 's Gravenhage, waar zij vergaderden, woonachtig waren, en, naar men meende, geen presentiegeld werd uitbetaald. Gaarne zoude m e n de zekerheid hebben, dat met dit bedrag de kosten geheel worden gedekt e n . geen aanvullingspost behoeft te worden verwacht. Aldus vastgesteld door de den 20sten November 1912.
Commissie
van
KOODHUYZEN. DE STUERS. BLUM. VAX VEEN. KETELAAR.
Rapporteurs