Hoofdstuk 2: De Renaissance
21 januari 2004
Hoofdstuk 2 De Renaissance (1400 – 1550) De Renaissance is de eerste periode, waarin kunstenaars een grote liefde hebben voor de erfenis van de klassieke Oudheid en grootschalig elementen gebruiken van deze periode. De Renaissance begint niet na de tijd van de oude Grieken en Romeinen. Tussen de klassieke Oudheid en de Renaissance zitten de Middeleeuwen. 1. De Middeleeuwen (500 – 1400) Deze periode is zo genoemd, omdat men tegenwoordig van mening is dat de Middeleeuwen geen ‘bijzondere’ kunst hebben voortgebracht. Ze grijpt niet terug op de erfenis van de klassieke Oudheid. De Middeleeuwen wordt ook wel de ‘donkere tijd’ genoemd. De kerk is de hoogste macht. De kerk regelt de gemeenschap en de kunst. Mythologische verhalen en figuren uit het oude Griekenland werden wel afgebeeld, maar de functies ervan werden aan de kerkelijke ideeën aangepast. De Middeleeuwen namen klassieke fig. 2.1 Vroegchristelijke vormen over, zoals bladmotieven, engeltjes, wijnranken en basiliek San Apollinare in Classe te Ravenna 549 maskers. Ze gebruikten de klassieke architectuur om basilica’s te maken. Een basilica (basiliek [zie fig. 2.1]) is een openbare, overdekte ruimte die voor verschillende functies werd gebruikt. De vorm van de basilica werd later gebruikt als grondpatroon voor veel christelijke kerken. In de basilica is gebruik gemaakt van mozaïeken, reliëfs, beelden van christelijke heiligen en schilderingen. De beelden zijn gemaakt naar de klassieke maatverhoudingen. De kunst van de Middeleeuwen staat geheel in dienst van het Christendom. 2. Byzantijnse kunst Vanaf het einde van de vierde eeuw viel het Romeinse Rijk uiteen in een oostelijk en een westelijk deel. Het oostelijk deel was overwonnen door de Osmanen. Dit gebied werd het Ottomaanse rijk genoemd en had als hoofdstad Byzantium. Byzantium is beroemd geworden om haar kunstschatten, die zij vanaf de Middeleeuwen heeft aangelegd. Ze gebruikte de klassieke beeldende kunst en architectuur om macht uit te stralen, net als de Romeinen zelf deden met hun kunst. De Byzantijnse kunst wordt ook wel paleiskunst genoemd. Ze vergoddelijkte haar byzantijnse keizers met de christelijke nimbus. Byzantium gebruikte iconen [zie fig. 2.2], beeltenissen met klassieke elementen, om haar keizerschap te verbinden met het christendom. De iconen hadden dus een wereldse betekenis. 3. De Karolingers Vanaf 800 n.C komt Karel de Grote aan de macht. Karel de Grote was de eerste, die naar Italië ging om de klassieke kunst en historie te onderzoeken. Hij kopieerde het Romeinse erfgoed om zijn machtspositie van keizer als paus te maken. De Romeinse keizerlijke waardigheid en tradities vernieuwde hij. Hiervoor gebruikte hij de term ‘Renovatio’ oftewel ‘vernieuwing’. Karel de Grote combineerde de Romeinse elementen met die van de Grieken. De lichtfilosofie van
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
fig. 2.2 Icoon Godsmoeder van e Wladimir 12 eeuw
fig. 2.3. Karolingische kapel op de Valkhof te Nijmegen 17
Hoofdstuk 2: De Renaissance
21 januari 2004
de Griekse filosoof Plotinus bracht Karel in verband met de christelijke nimbus en het marmer van de Romeinen. Karel de Grote verwees met alle klassieke elementen, die hij toepaste in zijn kunst, naar het christendom. Hij zocht naar verborgen betekenissen, die de wereld van God bevatten. 4. De wedergeboorte van de klassieke erfenis De Karolingers kenden dus de term ‘Renovatio’. De term, die daar op lijkt is ‘Renaissance’. Renaissance betekent niet ‘nieuw’, maar wedergeboorte. De Renaissance is dus de wedergeboorte van de klassieke erfenis. De Renaissance kent geen nieuwe kunst. Ze kent kunst in een nieuwe tijd. De Renaissance is de heropbloei van de kunst van de klassieke Oudheid. Er werd meer nadruk gelegd op de nauwkeurige waarneming. In het denken is een overgang van het goddelijke naar het menselijke te vinden. De wetenschap onderzocht de wetten van de natuur, de kunst benadrukte de schoonheid van die natuur. De anatomie, de bestudering van het menselijk lichaam [zie fig. 2.4], maakte figuren levendiger en natuurlijker. De anatomische perfectie en psychologische diepgang waren volgens de Renaissancekunstenaars gevormd door fig. 2.4 Studieblad met God, de grootste architect. anatomische schetsen, Leonardo De kunstwerken van de Renaissance werden voor het da Vinci, ca. 1510 eerst ondertekend. De maker werd bekend, er was geen sprake meer van anonimiteit, zoals in de Middeleeuwen. De mens werd verheerlijkt en klassieke bouwelementen werden toegepast in de architectuur. 5. De Renaissance De Renaissance is een nieuwe kunststroming en een nieuwe geestesstroming. De vernieuwing van de cultuur en het intellectuele is het humanisme. Kunst en wetenschap gaan vanaf nu samenwerken. De Renaissance is begonnen in Italië in de 15e eeuw. Italië had een gunstige ligging, veel rijkdom van de handel en belangstelling voor alle kunst die schoon was. Italië was de directe erfgenaam van de Grieks-Romeinse beschaving en had resten van de klassieke Oudheid in eigen land. De Renaissance kent drie perioden: de Vroege Renaissance (14001500), de Hoog Renaissance (1500-1530) en de Laat Renaissance (1530-1550). 5.1. De Vroege Renaissance (1400 - 1500) In de 15e eeuw kende Italië twee machtscentra: Venetië en Florence. Venetië was bekend om haar zeehandel, Florence om haar lakennijverheid en geldhandel. De politiek van Florence werd verstoord door ruziënde politici en oorlogen met rivaliserende staten. Italië bezat rijke families, die omvangrijke klassieke kunstverzamelingen uit Byzantium aanlegden. De rijke Italianen betaalden de kunstenaars voor hun werkzaamheden. Een bekende familie is de Borgia-familie. Zij probeerde via omkoperij en terreur met de meest imposante Romeinse klassieke kunst andere steden onder fig. 2.5 Cosimo gekroond door de godin controle te brengen. Borgia wilde weer een Fiorenza Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
18
Hoofdstuk 2: De Renaissance
21 januari 2004
eenheidsstaat van Italië maken, maar dan zonder paus. De rijkste familie is De Medici. Haar leider is in 1433 verbannen. In 1444 stichte Cosimo de Medici [zie fig. 2.5] de eerste openbare bibliotheek. In 1471 komt het eerste gedrukte boek in Florence. De boekdrukkunst versnelde de verspreiding van de klassieke cultuur onder de elite en daarmee het streven te leven en te denken als de antieke voorvaderen, de oude Grieken en Romeinen. De humanisten bestudeerden boeken uit de klassieke Oudheid. In de 15e eeuw verzelfstandigden de bronnen, ze stonden niet meer in dienst van het christendom. Het humanisme ontwikkelde een zienswijze waarin de mens Gods evenbeeld wordt. In 1560 kwam Cosimo de Medici aan de macht en maakte van Florence het groothertogdom Toscane. Zijn hofhistorici en kunstenaars gebruikten de klassieke erfenis om de machthebbende familie te rechtvaardigen. De Medici’s waren opdrachtgevers van binnen en buitenlandse kunstenaars. De Medici’s hadden eigen ateliers voor hun hofstijl. Hun kunstenaars waren vrijgesteld aan de gilden, ze hadden een vast inkomen en waren in bezit van status. De bedoeling is Rome te herstellen en te restaureren na de vele oorlogen, die zij heeft gevoerd. Kooplieden betaalden voor de kunst bestemd voor de gehele stadsgemeenschap. Het werd een mode oudheden te verzamelen. De vraag werd groter dan het aanbod. Er ontstond dus een industrie van vervalsingen. Er kwamen tuinen en villa’s geïnspireerd door de klassieke Oudheid om de kunst in te laten pronken. Je zou deze manier van pronken kunnen zien als de eerste opzet van de huidige musea. Renaissancekunstenaars vernieuwden de kunst door de natuur volgens vaste, wiskundige bepaalde wetten na te bootsen. Ze gebruikten de ideeën van de wiskundige Pythagoras en de architect Vitruvius. Volgens Vitruvius was de mens de maat van alle dingen, de proporties van het menselijk lichaam zijn van goddelijke orde. Om aan te geven dat de mens de maat is van alle dingen, maakte Leonardo da Vinci de modeltekening ‘Homo Quadrantus’ in ca 1490 [zie fig. 2.6]. Een typerend werk van de Vroege Renaissance. De dom van Florence is het bekendste werk gemaakt volgens de wiskundige leer van Vitruvius. Ze is ontworpen door F. Brunelleschi en heeft net als het Palazzo Pitti, gemaakt in ca 1450, evenwichtige verhoudingen, een zuivere schoonheidswaarde en is gericht op het praktische fig. 2.6 Homo Quadrantus, nut. Leonardo da Vinci, ca 1490 Renaissancekunstenaars gebruikten de Idee-theorie van de Griekse filosoof Plato. Hierdoor kregen portretten meer persoonlijkheid. Renaissancekunstenaars beschouwden zichzelf als geleerden, niet als handarbeiders. Zij streefden naar ‘homo universalis’: een algemeen ontwikkelde mens. Een mens die kunstenaar, filosoof, politicus en nog veel meer is. De Renaissance schilderkunst kenmerkte zich door centraal perspectief uitgevonden door Brunelleschi. De schilderkunst gebruikte volop klassieke thema’s. De Renaissance beeldhouwkunst begon met schilderachtige reliëfs van Lorenzo Ghiberti. De bekendste beeldhouwer van de Vroege Renaissance is Donatello. Hij maakte de bronzen ‘David’ in contraposthouding [zie hoofdstuk 1.1] voor de binnenplaats van het stadspaleis van De Medici. Dit is het eerste vrijstaande naaktbeeld sinds de klassieke Oudheid. De beeldhouwwerken van de hellenistische periode van het oude Griekenland werden nagevolgd. De klassieke kunst moest Florence de prestige geven van het oude Rome.
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
19
Hoofdstuk 2: De Renaissance
21 januari 2004
5.2. De Hoog Renaissance (1500 - 1530) Eind 15e eeuw verloor Florence aan betekenis en werd Milaan het belangrijkste kunstcentrum met Leonardo da Vinci. Vanaf de 16e eeuw wordt Rome het kunstcentrum, met als belangrijkste kunstenaars Michelangelo, Rafael en Bramante. Het humanisme bevorderde de kerk te hervormen tot de Reformatie. In de 16e eeuw verspreidde de Renaissance zich over de rest van Europa. De kunst ontwikkelde zich van stedelijke stijl naar uitbundige en grootschalige hofstijl. Leonardo da Vinci en Michelangelo zijn de bekendste kunstenaars die we kennen. Ze hebben een groot deel geleverd aan de kenmerken van de Renaissance. In de Vroege Renaissance kwam Da Vinci al met de ‘Homo Quadrantus’, in de Hoog Renaissance doet hij nieuwe uitvindingen en brengt hij nieuwe theorieën. Niet voor niets schilderde hij de ‘eeuwige glimlach’ van de ‘Mona Lisa’ [zie fig. 2.7]. De schilderkunst is volgens hem de ultieme wetenschap. Michelangelo, die wij kennen als een groot schildermeester heeft ook veel beeldhouwwerken gemaakt. In 1501 beeldhouwde hij ‘David’, een naakt van groot formaat dat zich nu op de ereplaats van het Palazzo Vecchio bevindt. Het beeld heeft een politiek fig. 2.7 Mona Lisa, karakter, het staat symbool voor de jonge, strijdbare republiek Leonardo da Vinci Florence nadat De Medici’s in 1494 zijn verjaagd. In de Vroege 1503-1506 Renaissance had Donatello ook al een ‘David’ gehouwen [zie fig. 2.8]. De ‘David’ van Michelangelo [zie fig. 2.9] krijgt echter meer aandacht. Zijn ‘David’ is van marmer en blijkt een mooi, rond achterwerk te hebben. Momenteel wordt het beeld in het Palazzo Vecchio schoongemaakt. Ook nu hebben we dus nog volop respect voor de erfenis van de klassieke Oudheid. Tijdens de Vroege Renaissance was er in Rome echter weinig aandacht voor de Romeinse ruïnes. De overblijfselen van het oude Rome werden gebruikt als gevangenissen. Aan het einde van de 15e eeuw mede dankzij het ‘humanisme’ kwam het besef van het Romeinse erfgoed. Het Vaticaan kreeg een eigen Renaissance. De christelijke leer en bijbelse verhalen werden gekoppeld aan de fig. 2.8 David, fig. 2.9 David, idealen uit de oudheid. Donatello Michelangelo 1501 1430-1432
Michelangelo kreeg de opdracht een grafmonument voor paus Julius II te ontwerpen en natuurlijk de Sixtijnse Kapel in Rome. Zijn beroemdste fresco is ‘De schepping van Adam’ [zie fig. 2.10]. Deze fresco is beïnvloed door de Griekse filosoof Plato: ‘De wereld van de ideeën, de ziel, is van een hogere orde dan de direct waarneembare stoffelijke wereld.’ Deze gedachte is te herkennen aan het feit dat Michelangelo weinig interesse toonde in de natuur en in de achtergronden van zijn werken. Michelangelo had meer belangstelling voor de mens net als het Griekse hellenisme. In de 16e eeuw is Julius II de leider van de katholieke kerk en een van de belangrijkste wereldlijke machthebbers. De oude St.-Pieter staat op het graf van de apostel Petrus en laat Julius II vernieuwen door architect Bramante. De kerk krijgt pauselijke kunstverzamelingen, antieke beeldhouwwerken, tekeningen en prenten. Rafael beschilderde de wanden van de persoonlijke vertrekken van de nieuwe St.-Pieter. Een mooi voorbeeld is de
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
20
Hoofdstuk 2: De Renaissance
21 januari 2004
‘school van Athene’ [zie fig. 2.11] waarin zich Aristoteles en Plato bevinden. Michelangelo
fig. 2.10 De schepping van Adam, Michelangelo 1508-1512
fig. 2.11 School van Athene, Rafael 1509-1511
beeldhouwde La Piéta [zie fig 2.12]. Maria houdt de gestorven Jezus op haar schoot. Het is een ontroerend werk. De koepel [zie fig. 2.13], die Michelangelo vervaardigde, is de grootste ter wereld. Hij is zo’n 120 meter hoog en staat op vier pijlers. Tussen de pijlers heeft Bernini ruimtes gemaakt met beelden van heiligen. De nieuwe St.-Pieter [zie fig. 2.14] kreeg een tamelijk hoge propaganda waarde. Om die zelfde reden kreeg Michelangelo in 1546 de leiding over de nieuwbouw van de kerk ‘Tempietto’. In 1564 stierf Michelangelo echter en bleef de ‘Tiempetto’ onvoltooid.
fig. 2.12 La Piéta, Michelangelo 1498-1500
fig. 2.13 Doorsnede van de koepel fig. 2.14 Sint-Pieterbasiliek te Rome, van de Sint-Pieterbasiliek te Rome, basisontwerp door Rafael Michelangelo
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
21
Hoofdstuk 2: De Renaissance
21 januari 2004
5.3. De Laat Renaissance (1530 - 1550) Na 1500 drong de Renaissance door ten Noorden van de Alpen. Dit kwam door de boekdrukkunst, de Franse en Duitse oorlogen en de Italiaanse handelingsmissies naar Antwerpen. Westerse kunstenaars volgden meestal hun opleiding in Italië. In West-Europa kwam er een combinatie van de Middeleeuwse traditie en de vernieuwing van de Renaissance. De Vlaamse primitieven benaderden het Italiaanse voorbeeld: Quinten Metsys, Joachim fig. 2.15 Schaatsrijders, Patinir, Jan Gossaert, Barend van Orley en Pieter Breughel de Oude 1565 Pieter Bruegel de Oude. Bruegel gebruikte Vlaamse thema’s en Italiaanse techniek [zie fig. 2.15]. Hij schilderde typische Vlaamse en Italiaanse landschappen; de grootsheid van de natuur in combinatie met de nietigheid van de mens. De Duitser Albrecht Dürer hield zich bezig met houtsneden en kopergravures [zie fig. 2.16]. Hans Holbein en Lucas Cranach [zie fig. 4.9] gebruikten de Duitse nauwkeurigheid met Italiaanse inspiratie. De West-Europese bouwkunst is een mengeling van gotische en renaissance-elementen. klassieke bouwelementen en raadhuizen stonden tegenover de Italiaanse palazzi. De raadhuizen toonden de rijkdom van de steden, de palazzi de macht van de mecenas (een soort geldschieter). Het Antwerpse paleis kan op een lijn worden fig. 2.16 Gravure van Albrecht Dürer getrokken met Palazzo Farnese [zie fig. 2.17], dat model staat voor de bouwkunst tot de 19e eeuw. Venetië en Vicenza kenden veel Renaissance architectuur. Langs Canal-Grande staan de beroemde paleizen van Sanmicheli. De paleizen zijn een combinatie van gotische en renaissance elementen. Andrea Palladio heeft het Dogenpaleis in Venetië ontworpen en het stadhuis in Vicenza [zie fig. 2.18]. Giacomo Vignola deed vele architectuurstudies. De grote tijd van de Renaissancekunstenaars blijkt voorbij te zijn. De belangrijkste kunstenaars zijn nu: Venetië – Titiaan, Tintoretto en Paolo Veronese. De Laat Renaissance kenmerkt zich door het maniërisme van Venetië en Vicenza. Het maniërisme geeft de fig. 2.17 Binnenplein van het Palazzo voorkeur aan buitengewone verhoudingen, eigenaardige kleursamenstellingen, felle lichtcontrasten en bovennatuurlijke onderwerpen. El Greco, een Griek kondigde de Barok aan met zijn kleurgebruik. De eenvoud en de rust van de Renaissance maken met de komst van het maniërisme plaats voor de beweegbare Barok.
Marlene Martins en Joris Tedjokusumo V6c
22