Hoofdstuk II – 3. Economische positionering van Noord-Limburg ________________________________________________________________________________________________________ 3.1. Inleiding. Bedrijfseconomische dynamiek in Limburg en Noord-Limburg.
3.2. De economische decisiekracht van de ondernemingen. Omzet, toegevoegde waarde en investeringen van de ondernemingen.
Voor dit onderdeel maken wij op de eerste plaats gebruik van de studie van Professor G. Allaert, “De 1 regionaal-economische dynamiek van Limburg: een evaluatie en perspectieven voor 2OOO plus” . Deze studie is een actualisatie van vroeger opgemaakte rapporten over de bedrijfseconomische dynamiek in Limburg, waardoor ook vergelijking met het verleden mogelijk wordt. Voorts wil professor Allaert in zijn economische analyses en strategieën een sterke binding maken tussen het regionaaleconomisch en het ruimtelijk beleid. Vandaar dat in de studie aandacht wordt besteed aan de economische ontwikkeling van de subregio’s in de provincie. Voorts positioneren wij Noord-Limburg aan de hand van recente gegevens over de grote bedrijven 2 3 (Top 500) enerzijds, en de KMO’s anderzijds (Gezondheid van de Limburgse KMO’s). De economische decisiekracht wordt gemeten aan de hand van de omzet, toegevoegde waarde en investeringen van de ondernemingen van het type CV, NV, BVBA en die opgenomen zijn in de Balanscentrale van de Nationale Bank. De economische decisiekracht geeft een goed beeld van de ‘regionale’ verankering van een onderneming, althans indien de exploitatiezetel en de productiezetel in de regio gevestigd zijn. Voor 90 % van de KMO’s is dit het geval. Voor de provincie Limburg zorgde de onafgebroken groei van ondernemingen (nl. van 5.078 in 1984 tot 12.620 eind 1995) ervoor dat in 10 jaar tijd de omzet en toegevoegde waarde verdubbelden. De groei van het aantal ondernemingen gaat sneller dan de groei van omzet en toegevoegde waarde, hetgeen wijst op een groeiend klimaat van ondernemen in Limburg. De gemiddelde omzet van een onderneming in Limburg bedraagt medio de jaren ’90 iets meer dan 50 miljoen BEF en de gemiddelde toegevoegde waarde ligt er op 16,2 miljoen BEF. Tien jaar eerder was dit beeld voor een onderneming respectievelijk 82,4 miljoen BEF omzet en 22,6 miljoen BEF toegevoegde waarde. Hieruit blijkt dat het groeiend ondernemingsklimaat gepaard ging met een schaalverkleining op niveau onderneming.
Groeiend ondernemingsklimaat in Limburg.
Toename kleine ondernemingen en daling van de grote.
De groei van kleinschalige ondernemingen verliep in Limburg parallel met de teloorgang van een reeks grote ondernemingen en de verhuis van een aantal zetels van grote ondernemingen naar andere regio’s. Het groeiend aantal ondernemingen in Limburg is ook het gevolg van de stijgende uitbestedingtoelevering-relaties en het terugtrekken van grote ondernemingen op specifieke kernactiviteiten. Dit verschijnsel is in Limburg sterk groeiend rond o.m. de automotive-metaalcluster. 1 ALLAERT G. De regionaal-economische dynamiek van Limburg: een evaluatie en perspectieven voor 2OOOplus. VKWLimburg, Hasselt-Genk, 1998. 2 Top 500, 1998. Analyse van de gegevens. VKW-Limburg, Hasselt, 1998. 3 Hoe gezond is mijn onderneming? Nota opgemaakt door de KMO-Preventiecel Limburg, Hasselt, februari 1999.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
21
Stijgende uitbesteding – toelevering - relaties
Vele kleine ondernemingen gaan samenwerken met de grote ondernemingen en er ontstaan ‘vervlechtingen’ op diverse niveaus (productie/distributie/dienstverlening/transport). Toch blijven de grote ondernemingen in Limburg de trekkers van de regionale economie. De top 500ondernemingen zorgen immers nog steeds voor het leeuwenaandeel van de economische dynamiek in Limburg en het zijn de initiators en de stimulators van de regionale economie. Economische Decisiekracht van de subregio’s in Limburg in 1989 en 1995. SITUATIE EIND 1989 OMZET a.c. in mrd. Midden-Limburg 298 Maasland 34 West-Limburg 107 Noord-Limburg 64 Zuid-Limburg 64 Limburg 567 SITUATIE EIND 1995 OMZET
%
a.c. in mrd. 250 60 132 95 100 637
%
Midden-Limburg Maasland West-Limburg Noord-Limburg Zuid-Limburg Limburg
22
T.W.
52,6 5,9 18,9 11,2 11,4 100,0
39,3 9,4 20,6 15 15,7 100,0
a.c. in mrd. 73 11 29 21 19 153 T.W. a.c. in mrd. 83 22 37 32 31 205
% 47,7 7,2 19 13,7 12,4 100,0
% 40,6 10,6 18,2 15,6 15 100,0
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
INVESTERINGEN aantal ondern. a.c. in % mrd. 24,2 50,7 2.838 3,6 7,5 756 7,6 16 1.107 6,6 13,9 1.158 5,7 11,9 1.303 47,7 100,0 7.162 INVESTERINGEN aantal ondern. a.c. in % mrd. 19,4 38,2 4.652 6,2 12,3 1.504 9,0 17,7 2.008 7,2 14,1 2.191 9,0 17,7 2.265 50,8 100,0 12.620
In Limburg verloopt een ruimtelijke deconcentratietendens vanuit Midden-Limburg naar de aanleunende subregio’s.
3.3. Economisch-technologische dynamiek van de ondernemingen. Limburg heeft nog een vrij smalle structuur vanuit economisch-technologisch oogpunt.
Continue procesindustrie in opmars in Limburg, voornamelijk te situeren in Midden-Limburg.
Naar de subregio’s toe is Midden-Limburg nog steeds de nummer 1 van de 5 subregio’s die professor Allaert in zijn studie afbakent. De sterke positie die het innam eind jaren ’80 verzwakt medio de jaren ’90 en daalt van een aandeel van boven de 50 % naar rond de 40 %. Anderzijds valt op dat 3 subregio’s medio de jaren ’90 quasi op een gedeelde tweede plaats staan inzake EDP. Inderdaad, West-Limburg, Noord-Limburg en Zuid-Limburg ontlopen elkaar nog nauwelijks inzake aantal ondernemingen, omzet, toegevoegde waarde en investeringen. Nog steeds is West-Limburg globaal de nummer 2 inzake bedrijfseconomische dynamiek, doch het verschil met Noord en Zuid-Limburg is kleiner geworden in vergelijking met eind jaren ’80. Er zou hier sprake kunnen zijn van een ruimtelijke deconcentratietendens vanuit Midden-Limburg naar de drie aanleunende subregio’s. De subregio Noord-Limburg komt overeen met het werkingsterrein van het Streekplatform Noord-Limburg. Economisch-technologische dynamiek. Ondanks de groeiende bedrijfseconomische dynamiek in Limburg stelt prof. Allaert vast dat Limburg nog steeds een vrij smalle structuur heeft vanuit economisch-technologisch oogpunt. Basis voor deze vaststelling zijn de gegenereerde schaaleffecten inzake productieproces, goederenbehandeling en afgeleide dienstverlening. Inzake continue procesindustrie scoorde Limburg op het einde van de jaren ’80 laag in België en in Vlaanderen. Medio de jaren ’90 is deze situatie gevoelig verbeterd. Er is niet alleen een substantiële toename van omzet (van 46 mrd in 1989 tot 85 mrd in 1995) en toegevoegde waarde (van 14 naar 18,4 mrd). Ook het aandeel in het economisch-technologisch volume is gevoelig gestegen (van 10 % naar 16,5 % inzake omzet). De toegevoegde waarde medio jaren ’90 ligt evenwel op hetzelfde niveau als op het einde van de jaren ’80 (11,5 %). Naar investeringen (investeringen in materiële vaste activa) stellen wij vast dat het niveau medio jaren ’90 op 1/3 ligt van het peil van het einde van de jaren ’80 (22,4 % in 1989 t.o.v. 7,2 % eind 1995). Nauwelijks 1,2 % van alle Limburgse industriële ondernemingen (89 in totaal, waarvan 24 in NoordLimburg) behoren tot deze groep. De continue procesindustrie is nog sterker dan op het einde van de jaren ’80 een aangelegenheid van Midden-Limburg. De verdere versterking van West-Limburg is hierbij opvallend. De overige drie subregio’s verliezen hier terrein. Uitzondering evenwel voor Noord-Limburg, waar er een groeiend investeringsniveau merkbaar is in combinatie met een groeiend aantal continue procesindustriële ondernede mingen. Belangrijke kern in Noord-Limburg is Bocholt dat op de 5 plaats komt in de Limburgse rangde de lijst inzake omzet. Peer volgt op de 7 plaats en Hamont-Achel op de 10 .
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
23
Voor de indeling in de verschillende bedrijfsklassen wordt volgend overzicht gehanteerd: Industriële processen en dienstverlenende activiteiten: indeling in bedrijfsklassen Continue processen ü
DIENSTVERLENENDE ACTIVITEITEN
INDUSTRIËLE PROCESSEN
ü
24
ü ü ü ü ü ü
ü ü ü ü ü
voedings- en genotmiddelen industrie aardolie- en steenkoolverwerkende industrie synthetische garen- en vezelindustrie chemische industrie textiel industrie bouwmaterialenindustrie papierindustrie basismetaalindustrie
Discontinue processen 2 groepen Verbonden met continue processen ü voedings- en genotmiddelenindustrie ü papierindustrie ü bouwmaterialenindustrie ü chemische industrie ü textielindustrie
Verbonden met productgroepen ü kleding- en schoenindustrie ü hout- en meubelindustrie ü rubber- en kunststofverwerkende industrie ü metaalproductenindustrie ü grafische industrie ü elektrotechnische industrie Overige goederenbehandeling groot- en tussenhandel goederenvervoer en aanverwante bedrijven hulpbedrijven voor het vervoer verhuurbedrijven van transport(hulp)middelen veilingen
Productgroepen ü ü ü ü ü ü ü
ü ü ü ü ü ü ü ü
kleding- en schoenindustrie hout- en meubelindustrie bouwmaterialen machinebouw elektrotechnische industrie transportmiddelenindustrie instrumentenindustrie overige industrie
ü ü ü ü ü
Kennisintensieve zakelijke dienstverlening bankwezen verzekeringswezen exploitatie en handel in onroerende goederen zakelijke dienstverlening bedrijfs- en werknemersorganisaties, research instituten
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
Projectsituaties kleding- en schoenindustrie hout- en meubelindustrie metaalproductenindustrie machinebouwindustrie elektrotechnisch industrie transportmiddelenindustrie instrumenten- en optische industrie
Limburg is sterk inzake discontinue procesindustrie.
Groeiend Limburg.
aandeel
hierin
van
Noord-
In Limburg doet zich een regionale verbreding voor inzake productgroepen.
Noord-Limburg is de “broedplaats-regio” voor projectgerichte ondernemingen.
Nog steeds is Limburg sterk inzake discontinue procesindustrie. Met 153 mrd omzet en 51 mrd. toegevoegde waarde scoort deze sector goed tot zeer goed in Limburg. Het is in deze groep dat nog steeds de hoogste toegevoegde waarde wordt gecreëerd. Ook het investeringsniveau ligt op een hoog peil met 11 mrd. In vergelijking met het einde van de jaren 80 is de discontinue procesindustrie nog steeds groeiend. Zowat 1/3 van de totale economischtechnologische dynamiek in Limburg gaat naar 759 discontinue procesondernemingen (162 in NoordLimburg). Opvallend is dat de as West-Limburg/Midden-Limburg zich als zwaartepunt heeft verplaatst van WestLimburg naar Midden-Limburg. Noord-Limburg behoudt in dit debat een derde positie. Wij kunnen dus stellen dat de ruimtelijke concentratietendens zoals waargenomen bij de continue procesindustrie zich ook hier voordoet bij de discontinue procesindustrie. Midden-Limburg heeft hier zijn leidende positie versterkt terwijl Noord-Limburg zich als een nieuw knooppunt uitdrukkelijk gaat manifesteren in vergelijking met eind jaren ’80. Dit is een belangrijke vaststelling omdat hierdoor een drieluik rond drie knooppunten Tessenderlo/Beringen – Hasselt/Genk – Overpelt/Lommel is ontstaan met continue en discontinue procesindustriële ondernemingen. de Lommel komt in dit segment van de ondernemingen op de 3 plaats in Limburg. Overpelt volgt op de de de 7 plaats en Hamont-Achel op de 12 . Limburg was een regio met een dominerende positie inzake productgroepen eind jaren 80. Dit is nu minder het geval gezien de verschuiving richting continue en discontinue procesindustrie. Toch zijn hier 336 ondernemingen actief (53 in Noord-Limburg) die samen goed zijn voor 47 mrd omzet en 17 mrd. toegevoegde waarde. Vooral Zuid-Limburg heeft zijn positie gevoelig verstevigd. De andere regio’s spelen wel mee inzake groei van aantal ondernemingen. Hier speelt zeker de groeiende/verbrede U-T relatie (uitbesteding/toelevering) van deze productgroepen een grote rol waardoor er in Limburg een regionale verbreding aan de gang is inzake productgroepen. Dit is een positief signaal dat wijst op groeiende regionale verankering. Het investeringsniveau blijft evenwel nog laag. Bekeken naar het belang van de gemeenten in deze sector komt Bree pas als eerste Noordde Limburgse gemeente op de 12 plaats. De projectsituaties in Limburg zitten nog steeds op een te laag niveau. Deze groep vertegenwoordigt nog steeds slechts 3 % (omzet) van de economische kracht in Limburg. De toegevoegde waarde is evenwel nu sterk groeiend (nu 10 % t.o.v. 4 % eind jaren ’80). Vooral Noord-Limburg is de ‘broedplaats-regio’ voor projectgerichte ondernemingen. Inzake omzet en toegevoegde waarde heeft deze subregio zijn leidende positie van het eind jaren ’80 nog versterkt.Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat verschillende Noord-Limburgse gemeenten in de Limburgse top 10 voor de projectsituaties voorkomen. Overpelt staat zelfs op de eerste plaats en Meeuwen-Gruitrode staat op 4. Daarna volgen Hamont-Achel op 6 en Bree op 9. Bree is nieuwkomer t.o.v. eind jaren ’80.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
25
Sterke groei van de goederenbehandeling in Limburg, met een uitstraling over gans de provincie.
Inzake kennisintensieve dienstverlening blijft Noord-Limburg achter.
In Limburg doet zich een verdere deconcentratie voor van industrieelgeoriënteerde activiteiten. Noord-Limburg versterkt zijn industrieel weefsel in de diepte. Nood aan kwalitatieve infrastructuur (spoor, weg, water) en bedrijvenzone met grote oppervlakte.
26
Inzake goederenbehandeling deed Limburg het eind jaren ’80 nog bedroevend slecht binnen Vlaanderen. Medio jaren ’90 zijn er evenwel meer dan 3000 ondernemingen actief binnen deze sector en de deze zijn de sterkste groep geworden inzake omzet (194 mrd.) en investeringen (11,6 mrd.) en de 2 positie inzake toegevoegde waarde (45 mrd. BEF). Deze toppositie situeert zich nog steeds in Midden-Limburg, doch deze subregio verliest terrein t.a.v. Zuid-Limburg. Nadien volgt Noord-Limburg op de de 3 plaats. De uitstralingseffecten hebben zich over de totaliteit van het Limburgs economisch landschap versterkt, wat inhoudt dat het aanbod aan infrastructuur een belangrijke randvoorwaarde wordt voor het verdere succes van Limburg als goederenbehandelaar in Vlaanderen en Europa. de de In de Limburgse rangorde komt Overpelt pas op de 7 plaats en Lommel op de 10 . Hamont-Achel is uit de top 10 verdwenen. De kennisintensieve dienstverlening was eind jaren ’80 ook vrij zwak. Medio jaren ’90 stellen wij vast dat Limburg het stukken beter doet. Meer dan 2900 kennisintensieve dienstverlenende ondernemingen zorgen voor een omzet van bijna 14 mrd. Opvallend zijn de groeiende investeringen (6,8 mrd.). Midden-Limburg vormt hier de motorregio van deze groep, terwijl West-Limburg de opkomer is. Ook Zuid-Limburg is een opkomer wat betreft investeringsniveau. Noord-Limburg en het Maasland blijven quasi op een zelfde peil als op het einde van de jaren ’80. de Bree treffen wij als enige Noord-Limburgse gemeente in de top 10 op de 9 plaats. Overpelt is weggevallen. Als besluit van deze analyse geeft prof. Allaert voor Limburg een aantal economischtechnologische polen (kernen) aan. Hieruit blijkt dat Limburg meer en meer gekenmerkt wordt door een verbreding van economisch-technologische polen (kernen) over het grondgebied van de provincie. Anders gesteld: er treedt een verdere deconcentratie op van ‘industrieel’-georiënteerde activiteiten. Deze territoriale verbreding van economisch-technologische polen heeft zijn effecten naar schaalvergroting en naar infrastructurele impact. Een fijnmazige kwalitatieve infrastructuur weg/spoor/water is noodzakelijk om de groeiende economisch-technologische dynamiek in Limburg verder te versterken. Specifiek voor Noord-Limburg stelt hij vast dat de subregio zijn industrieel weefsel in de diepte versterkt, waarbij projectsituaties en goederenbehandeling sterk naar voren komen. Vanuit infrastructureel oogpunt is een fijnmazig wegennet, gekoppeld aan de spoorontsluiting, een belangrijke randvoorwaarde voor de verdere ontwikkeling. In het verlengde van deze optie moet verder gestreefd naar een concentratie van een beperkt aantal bedrijvenzones met relatief grote oppervlakte waar zowel de industriële productie als de goederenbehandelingsdistributie en kennisintensieve diensten op een Europees peil kunnen worden gehouden.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
3.4.
4
EDP-dynamiek.
Omzet, toegevoegde waarde en investeringen op gemeentelijk niveau.
De Vlaamse economie in de voorbije decennia : Crisis 1981 Geleidelijk herstel Economische opbloei eind jaren ‘80 Crisisjaar 1993 Heropbloei na 1994
Limburg haalt achterstand E.D.P.-dynamiek.
in
inzake
E.D.P.-dynamiek op gewestelijk, provinciaal- en gemeentelijk niveau. In de bijdrage 21 van Stativaria wordt de bedrijfseconomische dynamiek in Vlaanderen besproken aan de hand van analyses van de balansresultaten van de gepubliceerde jaarrekeningen zoals die werden neergelegd bij de Nationale Bank. In deze publicatie worden ook de gemeentelijke cijfers opgenomen. Voorafgaand schetst deze publicatie de economische ontwikkeling in Vlaanderen de voorbije vijf jaren. De Vlaamse economie herstelde in het midden van de jaren tachtig langzaam van de crisis van 1981 en onderging de structurele aanpassingen die toen geïnitieerd werden (gezondmaking overheidsfinanciën, devaluatie van de munt, herstructureringen van bedrijven met toenemende werkloosheid als gevolg…). Toen reeds bleek dat Vlaanderen een eigen dynamiek ontwikkelde in België, o.a. door een meer gediversifieerd economisch weefsel en een gunstige geo-economische ligging. Tegen het einde van de jaren tachtig kon Vlaanderen profiteren van een economische opbloei: de werkloosheid nam zienderogen af, de economie groeide sterk, en er werd volop geïnvesteerd… De afname van de wereldvraag, mede door de te grote productiecapaciteit die was opgebouwd, had een periode van minder sterke conjunctuur tot gevolg. Bedrijven voerden (opnieuw) herstructureringen door en de werkloosheid nam toe. 1993 betekende ook voor Vlaanderen een crisisjaar. In de loop van 1994 was het ergste leed geleden en de economie trok - zij het met enig aarzelen weer aan. Heden kan Vlaanderen buigen op een gezond productieapparaat en worden de aanbodsvoorwaarden van overheidswege goed bewaakt. Voor het geheel van het Vlaamse Gewest kent de omzet tussen 1993 en 1996 een geleidelijke stijging van ruim 13 % t.o.v. 1993. In vergelijking met de omzet en de toegevoegde waarde is de toename van het investeringsvolume in deze periode relatief beperkter, maar haalt toch een relatieve verhoging van 11,4 %. De aandelen van elke provincie in de totale omzet, toegevoegde waarde en investeringen in het Vlaamse Gewest, geven een indicatie van de provinciale krachtsverhoudingen op het vlak van 'economic decision power' in Vlaanderen. Met een aandeel van meer dan 40 % voor elk van de drie criteria neemt Antwerpen duidelijk de leidende positie in Vlaanderen inzake EDP in. Oost-Vlaanderen staat op de tweede plaats. West-Vlaanderen scoort behoorlijk op het vlak van investeringsvolume en toegevoegde waarde, maar hinkt achterop inzake omzet. Vlaams-Brabant maar vooral Limburg volgt op een respectabele achterstand voor elk van de drie kenmerken. De gegevens met betrekking tot de evolutie van de EDP-kenmerken in de periode 1993-1996 geven een heel ander beeld. Globaal is de EDP in Vlaanderen toegenomen. De provincie Limburg levert de belangrijkste bijdrage voor deze gewestelijke toename. Dit kan erop wijzen dat deze provincie langzaam maar zeker iets van haar achterstand aan het goedmaken is.
4
De Economic Decision Power (EDP) in Vlaanderen: Geo-economische kencijfers voor de periode 1993-1996. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Stativaria 21, januari 1999.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
27
Sterke stijging van de investeringen in de periode ’94 – ’96 in de drie Limburgse arrondissementen.
De drie Limburgse arrondissementen leveren in 1996 ongeveer een even belangrijke bijdrage tot de EDP van de provincie. Het arrondissement Hasselt scoort best op de criteria omzet en toegevoegde waarde, terwijl Tongeren en Maaseik een lichtjes hoger investeringsvolume kennen. In de periode '93-'96 is Limburg de provincie die de meest gunstige evolutie van haar EDP kende. De drie arrondissementen presteren beter dan het Vlaamse gemiddelde en dit voor elk van de drie criteria. Opvallend is bovendien de grote stijging van de investeringen tijdens de laatste twee jaren. Een toenemend investeringsvolume is immers de beste garantie voor sterke EDP-prestaties in de toekomst.
EDP-gegevens voor de Noord-Limburgse gemeenten in 1996 Evolutie sedert 1993 = index 100. Gemeente OMZET 1996 (xmiljoenBF) Bocholt 5.221 Bree 12.065 Hamont-Achel 12.380 Hechtel-Eksel 1.760 Lommel 22.138 Meeuwen-Gruitrode 5.581 Neerpelt 1.441 Overpelt 20.088 Peer 8.637 Noord-Limburg 89.311 Arr. Maaseik Limburg Vlaanderen
Noord-Limburg geeft hetzelfde toenemend investeringsvolume.
28
137.483 603.651 7.488.485
TOEGEVOEGDE WAARDE
Evolutie 1996 1993=100 (xmiljoenBF) 76,5 2.037 85,3 4.070 145,8 4.598 48,8 935 132,7 7.691 132,1 2.200 58,9 857 127,5 7.340 158,2 3.746 115,1 33.474 113,7 120,4 113,6
51.439 197.682 2.071.850
INVESTERINGEN
Evolutie 1996 Evolutie 1993=100 (xmiljoenBF) 1993=100 83,3 945 193,3 87,7 952 86,7 141,5 821 71,4 80,9 292 121,2 221,3 2.870 203,4 131,4 516 149,1 90,8 474 83,9 135,1 3.444 246 195,3 672 140,3 134,2 10.986 153,1 110,3 111,6 108,5
16.599 60.538 537.162
Noord-Limburg geeft hier hetzelfde positieve beeld met een toenemend investeringsvolume. Overpelt en Lommel gaan hierbij zelfs tot een verdubbeling, maar ook andere gemeenten zoals Peer, Meeuwen-Gruitrode geven een groei aan voor de drie criteria. Opvallende groeier inzake investeringen is de gemeente Bocholt, die in vergelijking met de voorbije jaren een minder resultaat realiseerde voor wat betreft omzet en toegevoegde waarde.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
127,9 124,2 111,3
Dit beeld van Noord-Limburg sluit aan bij de vaststelling die globaal voor Vlaanderen gemaakt wordt in de publicatie Stativaria 21, p.27. Hier wordt opgemerkt dat de Limburgse kleinstedelijke gebieden (o.a. Lommel en Overpelt) het behoorlijk doen. Andere, en "merkwaardig" genoemde vaststelling is de evolutie van de economische dynamiek in het buitengebied (plattelandskernen). Zowat overal is de EDP in het buitengebied sterk gestegen. De sterke dynamiek van de evolutie van de investeringen in het buitengebied loopt parallel met de werkzaamheden rond het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen waar men getracht heeft een trendbreuk op gang te brengen om de economische dynamiek veel meer te duwen in de stedelijke gebieden. De praktijk, ook in Noord-Limburg met Peer, Meeuwen-Gruitrode en Bocholt, wijst dus juist op een tegenovergestelde evolutie.
3.5. Noord-Limburg in de Top 500. 500 Limburgse bedrijven met grootste omzetcijfer.
Noord-Limburg haalt 19% van het aantal bedrijven in Top 500.
Noord-Limburg haalt 15,15% van de tewerkstelling in de Top-500 bedrijven.
Top 500 van de Limburgse ondernemingen. Jaarlijks geeft VKW-Limburg de Top 500 uit met de ondernemingsresultaten van de 500 Limburgse ondernemingen met de grootste omzet voor het voorbije jaar. Wij maken hierbij gebruik van de editie 5 1998, die gegevens aanbrengt over het jaar 1997. Op deze wijze wordt een beeld verkregen van de evolutie van deze belangrijke groep Limburgse ondernemingen, die samen instaan voor 30 % van de totale RSZ-tewerkstelling en 41 % van de tewerkstelling in de privé-sector. Voor een aantal kenmerken worden de cijfers herleid voor de subregio’s. Op deze manier kunnen wij de Noord-Limburgse positie aangeven. Naar de spreiding van de bedrijven over de provincie, zien wij dat Midden-Limburg de koppositie blijft aanvoeren met meer dan 40 % van het aantal Top-500 bedrijven. West-Limburg komt op de tweede plaats met 19,6 % en Noord-Limburg volgt met 19 % (95 bedrijven). Ter vergelijking: t.o.v. het totale aantal bedrijven in Limburg (18.300) heeft Noord-Limburg een aandeel van 16 % (3000). Bekeken over een tijdsspanne van 5 jaren noteert Noord-Limburg na een lange periode van continue daling terug een lichte stijging van het aantal bedrijven in de Top-500. Noord-Limburgse gemeenten die de de hoog scoren zijn Overpelt (4 plaats) met 29 bedrijven, Hamont-Achel met 16 bedrijven (9 plaats) en de Lommel met 15 bedrijven (10 plaats). Lommel komt hiermee in 1997 de Top 10 vervoegen ten koste van Tongeren. De tewerkstelling die in totaal door deze 500 bedrijven gerealiseerd wordt bedraagt 70.642 werknemers. Noord-Limburg haalt hierin de tweede plaats na Midden-Limburg met in totaal 10.703 werknemers, hetzij 15,15 %. Opnieuw hier even de vergelijking met de totale RSZ-tewerkstelling in Limburg die 235.594 bedraagt, en waarin Noord-Limburg een aandeel haalt van 15 % (35.490 jobs). Bij de 10 de gemeenten met de hoogste tewerkstelling in de Top-500 vinden wij voor Noord-Limburg op de 6 de plaats Overpelt met 2.218 arbeidsplaatsen. Op de 7 plaats volgt Lommel met 1.995 jobs en Bree op de de 10 positie met 1.682 arbeidsplaatsen.
5
Top 500, 1998. Analyse van de gegevens. VKW-Limburg, Hasselt, 1998.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
29
61% van de Noord-Limburgse bedrijven is van Limburgse origine.
Tenslotte wordt in de subregionale opdeling de herkomst nog aangegeven van de bedrijven. Hieruit blijkt dat 31 % van de Noord-Limburgse Top-500 bedrijven van buitenlandse origine is. Het binnenlandse aandeel is op te delen in 61 % Limburgse oorsprong en 8 % elders in België.
3.6. Noord-Limburgse K.M.O.’s in het Gezondheidsonderzoek.
KMO-Gezondheidsbalans. Ingevolge het initiatief van de Vlaamse overheid werden in 1998 op vraag van NCMV-Limburg in de provincie twee regionale KMO-preventiecellen erkend, met name voor de arrondissementen Hasselt en Tongeren-Maaseik. Gezien de territoriale afbakening neemt het Streekplatform Noord-Limburg aan beide cellen deel.
KMO-Preventiecel Limburg.
Onderzoek gezondheidstoestand van de Limburgse KMO’s
Het is de bedoeling van de preventiecellen om de Limburgse KMO’s met groeipijnen of continuïteitsrisico’s vroegtijdig bewust te maken en terug op het goede spoor te zetten. Een belangrijke innovatie is het preventief karakter, waardoor de KMO de mogelijkheid geboden wordt om zelf problemen in de eigen onderneming op te sporen. De adviezen van de KMO-preventiecel Limburg zijn toegankelijk voor alle Limburgse KMO’s met maximum 50 werknemers. De Vlaamse Regering komt tussen in de kosten van dit bedrijfsadvies. In de voorbereiding van de opstart van deze preventiecellen werd een onderzoek gedaan naar de gezondheidstoestand van de Limburgse KMO’s. Een aantal cijfers werden ingedeeld op de schaal van de streekplatformen, zodanig dat wij ook hier de positie van Noord6 Limburg kunnen aangeven. Het kader waarbinnen het onderzoek naar de “Gezondheidsbalans voor de Limburgse KMO’s zich afspeelt, is als volgt samen te vatten: Ondernemingen uit Limburg van 5 tot 50 werknemers, behorend tot de sectoren industrie, bouw, handel, horeca, transport en zakelijke dienstverlening waarvan de jaarrekening in ’97 werd neergelegd bij de Nationale Bank. Het onderzoek omvat in totaal 2.017 KMO’s, waarvan de KMO-preventiecel Limburg de cijfers uit de jaarrekeningen van 1997 diepgaand heeft geanalyseerd. De combinatie van de liquiditeits- en rentabiliteitscijfers laat toe om deze ondernemingen onder te brengen in één van de vier categorieën van de gezondheidsbalans: gezond, tijdelijk ziek, chronisch ziek en stervend.
6
30
Hoe gezond is mijn onderneming? Nota opgemaakt door de KMO-Preventiecel Limburg, Hasselt, februari 1999.
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
GEZONDHEIDSSITUATIE LIMBURGSE KMO’S PER STREEKPLATFORM Verdeling volgens Streekplatform. Streekplatform
Noord-Limburg
Gezond
tijdelijk ziek
chronisch ziek
stervend
352
64%
15%
11%
10%
1.134
61%
16%
13%
10%
Haspengouw
437
58%
15%
16%
11%
Niet aangesloten gemeenten
148 60%
16%
14%
10%
Midden-Limburg
Limburg
64% van de Noord-Limburgse KMO’s zijn gezond
Aantal KMO's
2.071
Uit de resultaten blijkt dat 60 % van de Limburgse KMO’s binnen de doelgroep gezond zijn. Deze worden gekenmerkt door weinig of geen betalingsproblemen en een positief resultaat. Met deze score komt Limburg op de eerste plaats in Vlaanderen. Noord-Limburg scoort bovendien het beste van de drie streekplatformen in Limburg met een percentage van 64 %. Van de Limburgse KMO’s is 10 % “stervend”. De moeilijkheden hebben een onmiddellijk en fundamenteel karakter. Deze groep wordt dan ook ernstig in hun voortbestaan bedreigd en heeft de kleinste kans op overleven. Ook binnen Noord-Limburg maakt deze groep 10 % uit van de groep van KMO’s. Naar de sectoren toe (enkel globale cijfers voor Limburg) blijkt het aandeel van de gezonde bedrijven hoog te liggen bij de bouwnijverheid (70 %) en de metaalverwerkende industrie (66 %). Beduidend lager dan het Limburgse gemiddelde scoren de hotels, restaurants en café’s (46 %), vervoer en communicatie (48 %) en de andere verwerkende industrie (50 %).
Streekvisie Noord-Limburg – Hoofdstuk II – Beschrijving van de regio – 3. Economische positionering.
PDF created with FinePrint pdfFactory trial version http://www.fineprint.com
31