Hoofdstuk 6 Schrijven
6.1 Wat is schrijven? .......................................................................................................................... 2 6.2 Theorieën over schrijven .............................................................................................................. 3 Onderdelen schrijfproces ................................................................................................................ 3 semantiek ................................................................................................................................... 3 syntaxis....................................................................................................................................... 3 lexicon en morfologie .................................................................................................................. 4 fonologie ..................................................................................................................................... 4 Overzicht van schrijfvaardigheden ............................................................................................... 4 6.3 Didactiek van het schrijven ........................................................................................................... 5 Inleiding ............................................................................................................................................. 5 Schrijven ..................................................................................................................................... 5 Wat te schrijven?......................................................................................................................... 5 Enkele methodieken voor het leren schrijven van volwassenen ................................................... 6 A. Werken op tekst-, zins-, woordniveau ..................................................................................... 6 B. De genretheorie ...................................................................................................................... 7 C. Onderverdeling in componenten ............................................................................................. 7 Spelling ....................................................................................................................................... 7 Zinnendictee of woorddictee ............................................................................................................... 8 6.4 Schrijven in de praktijk van de les ................................................................................................. 9 Didactische aanpak voor wie het ‘wat te zeggen en hoe’ nog moet leren ..................................... 9 Voorbespreken ............................................................................................................................ 9 Gebruik een voorbeeldtekst ......................................................................................................... 9 Grammatica .............................................................................................................................. 10 Structuur van de zin .................................................................................................................. 10 Interpunctie ............................................................................................................................... 11 Spelling ..................................................................................................................................... 11 Handschrift (motoriek en lettervormen) ...................................................................................... 13 Gebruik van een woordenboek .................................................................................................. 14
1
6.1 Wat is schrijven? Nigel Hall concludeert in zijn boek Emerging Writers dat in ieder mens een onbewuste, basale voorkennis van schrijven aanwezig is voordat hij begint met leren schrijven. Daarmee dient rekening gehouden te worden bij het (aanvankelijke) schrijfproces. De term ‘leren schrijven’ wordt zowel gebruikt voor het leren maken van lettertekens, meestal met pen op papier, als voor het leren volgens welke afspraken de Nederlandse taal op papier genoteerd wordt, leren spellen dus. Daarnaast wordt de term ook gebruikt voor het leren formuleren of het construeren van een tekst.1 Bij dit laatstgenoemde aspect van schrijven is schrijven een communicatieve vaardigheid2. De schrijver zet gedachten, gevoelens, ervaringen en kennis om in schrijftaal, die voor de lezer te begrijpen is. Dit ‘omzetten’ is een heel proces, zeker voor volwassenen die schrijftaken lang vermeden hebben. Schrijven moet een functie krijgen in hun leven. Deze functie kan heel praktisch zijn: zelf je administratie doen, zelf je werkbriefjes invullen. Maar het kan ook een middel zijn om meer greep te krijgen op je eigen bestaan. In lees- en schrijfgroepen zitten veelal cursisten die wel de basis van het schrijven hebben geleerd maar door allerlei omstandigheden in mindere of meerdere mate het geleerde vergeten zijn. Er zijn echter ook mensen die nooit schrijven geleerd hebben. Deze echte beginners moeten ook nog leren de pen te hanteren, de schrijfbeweging, dat die vreemde tekens letters zijn met een betekenis enz. Wat hieronder over schrijven en het schrijfproces gaat, gaat uit van het schrijven nadat die eerste fase van schriftverwerving ‘beheerst’ wordt. Aan het eind van dit hoofdstuk gaan we nog nader in op handschrift, motoriek e.d. wat vereist is voor de allereerste beginselen van het schrijven. Wat gebeurt er bij het schrijven? Schrijven is zowel een denktaak als een doetaak. Vooral bij een beginnende schrijver moet er eerst veel gedacht worden. Hij moet nadenken over: wat is mijn doel en wat kan ik al en wat wil ik zeggen? Hierbij kunnen voorbeeldteksten gebruikt worden als oriëntatie. Hieronder volgen een aantal stappen die voor, tijdens en na het schrijven hun plek hebben in het schrijfproces. doel - verjaardagskaart schrijven voor wie - buurman waarom - proficiat wensen hoe zeg ik het - bedenk wat je wil zeggen – de docent kan conventies aangeven opschrijven - lay-out, stijl (formeel-informeel), handschrift en spelling controleren - controleren op inhoud en correctheid door leerder zelf, door een ander,(medecursist, docent, familielid, etc), of met gebruikmaking van een woordenboek formulering bijstellen - eventuele fouten corrigeren, nogmaals (of meerdere malen) controleren en corrigeren totdat het goed is. Het stappenplan hoeft niet altijd in deze volgorde gevolgd te worden; vooral het ‘waarom’ (=wat wil ik zeggen) kan wijzigen, aangepast worden; ook tijdens het schrijfproces. Het is wel belangrijk alle fasen aan bod te laten komen. 1 2
Handboek NT1 pagina 116 Handboek NT1 pagina 157-158
2
Er wordt wel eens verschil gemaakt tussen schrijftaal en spreektaal. Schrijven wordt dan meer gezien als een vorm van permanent en formeel taalgebruik, met volledige zinnen. Spreken is dan een communicatiemiddel van minder formele en permanente aard, zinsbouw en gebruiken van volledige zinnen is minder belangrijk. Deze gedachtegang verandert echter steeds meer in onze huidige communicatiestructuur; bijvoorbeeld: schriftelijk taalgebruik kattenbel rapportage email opstel / verhandeling
mondeling taalgebruik conversatie opname voicerecorder telefoongesprek presentatie
formeel/informeel
(niet) permanent niet permanent permanent
informeel formeel
Toch gelden er nog steeds verschillende conventies voor schrijftaal en spreektaal. Ook op het allerlaagste niveau is het belangrijk die verschillende conventies te kennen en te kunnen gebruiken op het juiste moment.
6.2 Theorieën over schrijven Volwassenen stellen andere eisen aan leren dan kinderen. Een volwassene draagt een hoeveelheid aan levenservaring en eerder opgedane kennis met zich mee en heeft specifieke leervragen, gericht op het eigen professioneel en maatschappelijk functioneren. Laaggeletterde volwassenen hebben daarnaast nog specifieke kenmerken: Zij zijn vaak onzeker of faalangstig door negatieve leerervaringen in het verleden. Zij hebben vaak weinig rust en tijd door werk- en leefomstandigheden; in tegenstelling tot kinderen hebben zij meestal vele verantwoordelijkheden en soms persoonlijke problemen die het leerproces negatief beïnvloeden. Zij hebben vaker een taalarme achtergrond. Voor een deel van deze doelgroep geldt bovendien ook nog dat zij (in verschillende gradaties) langzamer leren dan de gemiddelde leerder. We spreken over ‘echt’ leren als iemand het geleerde daadwerkelijk in de praktijk kan/gaat toepassen. Het gedrag van de lerende zal veranderen als de meerwaarde van de nieuwe kennis erkend wordt. Om écht leren te bewerkstellingen zal de lerende volwassene daarom de gelegenheid moeten krijgen om het geleerde zelf uit te proberen, toe te passen en te ervaren, zodat de opgedane kennis functionele kennis wordt.
Onderdelen schrijfproces Het schrijfproces is in vier verschillende taalcomponenten3 te onderscheiden: semantiek (kennis over de wereld om ons heen): Om iets te begrijpen spelen meerdere factoren mee: begrip van onze samenleving en die van de sociale omgeving van waaruit de tekst is geschreven en onze interactie daarmee. Deze component bevat kaders waarbinnen informatie past of te ordenen valt. Op grond van deze kennis wordt een zin als ‘De steen huilt’, afgewezen ondanks dat hij grammaticaal correct is. syntaxis (zinsleer, structuur van de taal): Voor een deel is deze kennis aangeboren taalgevoel dat wordt ontwikkeld vanaf het begin van iemands leven. Dit betreft bijvoorbeeld kennis over woordvolgorde, zinsbouw e.d. bekendheid met het verschil tussen geschreven en gesproken taal (conventies). 3
Taalgebruikersmodel van Dijkstra en Kempen, 1984
3
Hierin zit een belangrijk onderscheid tussen NT1 en NT2 leerders. NT1leerders weten intuïtief waar welk lidwoord wel of niet geschreven moet worden. Voor NT2 is dit een schier onoplosbaar probleem. Ditzelfde geldt voor de volgende twee componenten. lexicon en morfologie Deze component omvat de woordenschat van een persoon en ook de kennis van woorden, de mogelijkheid nieuwe woorden te maken, woorden te combineren met voor- en achtervoegsels enz, intuïtief toepassen van tegenwoordige en verleden tijd in een verhaal of in wat je vertelt. fonologie Dit betreft kennis van letters, klanken en klankcombinaties. In mondeling taalgebruik wordt deze kennis door moedertaalsprekers moeiteloos toegepast maar levert bij uitvoering van schrijftaken de meeste problemen op, omdat in ons spellingsysteem één representatie verschillende uitspraken kent. In het woord ‘vervelend’ staat drie keer dezelfde letter ‘e’ maar je spreekt hem elke keer anders uit. Naast deze te onderscheiden taalcomponenten zijn er nog twee zaken te benoemen die het schrijfproces beïnvloeden. Het gaat hier om begrip van instructies en algemene taalvaardigheden die men nodig heeft om bepaalde instructies te begrijpen en uit te voeren zoals voor, achter, letter, klinker/medeklinker, woord, zin, korter, rechts, links, voorvoegsel, achtervoegsel etc.
De affectieve component Het schrijfproces wordt misschien nog wel meer dan het leesproces beïnvloed door de affectieve component. Schrijven wordt sterk beïnvloed door deze affectieve component. Hierbij is vaak sprake van een soort ‘self-fulfilling prophecy”. Iemand die een taak aanpakt en daarbij gemotiveerd is en zelfvertrouwen heeft, boekt vaak snel (goede) resultaten. Het omgekeerde is ook het geval. Zijn er gevoelens van faalangst en minderwaardigheid dan leidt dat tot slechte resultaten, en iedere keer als dit vanuit die gevoelens bevestigd wordt, gaat de spiraal iets verder naar beneden. Veel laaggeletterden hebben gevoelens van minderwaardigheid en angst. Doordat het bovendien vaak lang duurt voordat men aantoonbaar minder fouten maakt bij het schrijven, is het heel moeilijk deze negatieve gevoelens uit te schakelen. Deze emoties hebben invloed op de motivatie. Als de succesbeleving negatief is, krijgt men steeds minder geloof in het uiteindelijke resultaat: het kunnen schrijven. Hierdoor neemt de interesse en de inzet af, leert men minder, waardoor men nog minder gemotiveerd is enz. Voor de docent een aanwijzing dat er eerst iets gedaan moet worden aan deze negatieve emotie, voordat er vooruitgang geboekt kan worden op het technische vlak. Overzicht van schrijfvaardigheden Hieronder een schematisch overzicht van alle vaardigheden die aan bod komen bij het uiteindelijke schrijven. Het denkelement vindt voortdurend in interactie met het schrijven plaats. De vaardigheden hoeven niet in een vastgestelde volgorde afgewerkt te worden, maar moeten wel allemaal aan bod komen. Afhankelijk van de beginsituatie, het niveau en doel van de leerder kan het gewicht van de verschillende vaardigheden verschillen. stijl compositie
interpunctie
grammatica schrijven product spelling
motoriek
4
6.3 Didactiek van het schrijven Inleiding Het lesgeven aan NT1 groepen is bijzonder. Als docent NT1 is het niet genoeg om je “de leerstof” eigen te maken en dit op een didactisch verantwoorde manier over te dragen. Er is geen sprake van eenduidige leerstof. De leerstof is afhankelijk van de individuele cursisten in je groep en van je groep als geheel. Als NT1 docent moet je je in eerste instantie verdiepen in de doelen van je individuele cursisten en deze omzetten in een programma. Daarnaast moet je zorgen dat je ook voor de groep als geheel een passend programma maakt. Maar je moet ook nadenken hoe je de stof het beste aanbiedt en hoe je het leren van je cursisten het beste stimuleert. Hier gaat het over het creëren van een leerklimaat dat mensen stimuleert tot leren.4 De pijlers van de didactiek van het NT1-onderwijs5: Creëren van een veilige sfeer Aansluiten bij de cursist Aandacht hebben voor leren leren Toepasbaarheid en actualiteit van het geleerde In het schrijfonderwijs kunnen we twee onderdelen onderscheiden: het schrijven of stellen en de spelling. Ondanks dat in de praktijk deze twee onlosmakelijk verbonden zijn, halen we ze hier uit elkaar. Eerst komt het onderdeel Schrijven aan bod, daarna gaan we nader op Spelling in.
Schrijven Wat te schrijven? Alle elementen van het schrijfproces (zie schema hierboven) moeten aan bod komen. Het gaat zowel om technische schrijfvaardigheid als creatieve en praktische schrijfvaardigheid. Hierbij moet de docent er rekening mee houden dat het weliswaar gaat om beginnende schrijvers, maar schrijvers met veel levenservaring. Schrijfoefeningen moeten voldoende uitdaging bieden! Laat een cursist schrijven wat hij wil/moet schrijven! Alleen praktische oefeningen zoals het invullen van formulieren en schrijven van notities en briefjes is niet voldoende. Hoewel het uiteraard geoefend moet worden, krijgt het vaak te veel aandacht waardoor het saai wordt. Het kan interessant gehouden worden door gebruik te maken van veel verschillende teksten en formulieren, liefst uit de directe leefomgeving van de leerders. Zorg voor verschillende functionele schrijfproducten: een memo, (spiek)briefje, kattebelletje, boodschappenbriefje, muurkrant, een verslagje. Afwisseling in oefenstof en schrijfdisciplines is belangrijk. Gebruik maken van eigen teksten of van (eerdere) leerders is motiverend voor de schrijvers. Ze kunnen ervaring en teksten delen, het geeft zelfvertrouwen als eigen teksten gebruikt worden en het kan tegelijk dienen als nieuwe leesstof voor toekomstige cursisten. Het schrijfproces is onder te verdelen in de veel gebruikte driedeling: oriënteren/voorbereiden, uitvoeren en terugkijken/evalueren6: Vóór het schrijven · weten aan of voor wie je schrijft; 4
Zie ook het hoofdstuk Planning en organisatie. Zie ook het Competentieprofiel van de docent Kenniskring 1. 6 Deze indeling komt uit De leessleutel. 5
5
· · · ·
weten wat je zult gaan schrijven (bijvoorbeeld iemand uitnodigen voor een feestje; uitkiezen welk soort eindproduct het wordt (misschien een briefje met een foto); stof verzamelen: allemaal stukjes verzamelen over zaken waar je het over wilt hebben en die in het schrijfproduct kunnen komen (zelf nadenken, een woordenverzameling aanleggen, boekjes bekijken, over het onderwerp praten met iemand; selecteren: uit de verzameling die dingen kiezen die in het schrijfproduct gebruikt gaan worden.
Tijdens het schrijven · aandacht voor de rode draad en de opbouw van het verhaal; · goede zinnen maken; · de woorden die je goed kunt schrijven, ook goed schrijven (spellinggeweten); · werken met een kladblaadje; · niet bang zijn om te schrijven; · hulp vragen als je niet verder kunt; · lezen wat je geschreven hebt en zonodig verbeteren. Na · · · · · · ·
het schrijven laten zien wat je geschreven hebt; iets ter inzage leggen, bijvoorbeeld in een lees/schrijfhoek; praten over je schrijfproduct, het toelichten, er vragen over beantwoorden; wat iemand geschreven heeft samen Iezen; een mooie tekst kiezen als tekst van de week; een geslaagde tekst opnemen in je portfolio; zorg besteden aan het schrijfproduct
Niet alle schrijflessen eindigen meteen al met een compleet schrijfproduct. Je kunt in de schrijfinstructie deelprocessen aan de orde later komen. Door bijvoorbeeld een les te wijden aan manieren om cursisten te leren hoe ze het best materiaal voor een verhalende tekst kunnen verzamelen. Het selecteren van het materiaal en het schrijven van de tekst is dan voor een volgende les. Bij het schrijven kan de computer ingeschakeld worden zodat cursisten gebruik kunnen maken van de grammatica en spellingcontrole. Dat kan bij ieder thema. Het bedienen van de computer door de cursisten is geen probleem. En het omgaan met een tekstverwerkingsprogramma is voor veel cursisten te leren. Schrijven kun je heel goed samen doen met iemand anders. Ze kunnen samen materiaal verzamelen of briefjes naar elkaar schrijven en daarover praten (samen nakijken). Sommige cursisten hebben schrijfangst. Soms helpt het door geen individuele tekst, maar een groepstekst te maken. Ook kan een goede schrijver samen met een matige tot slechte schrijver een tekst schrijven. Enkele methodieken voor het leren schrijven van volwassenen Er is niet slechts één juiste aanpak, één juiste didactische vorm. Ieder mens leert anders, zeker volwassenen die vanuit zeer diverse achtergronden en grote verschillen in kennis binnenkomen. Op individuele basis kan gekozen worden welke manier het beste past bij docent en leerder. Men kan ook meerdere manieren combineren A. Werken op tekst-, zins-, woordniveau · Op tekstniveau gaat het om het doel: wat wil ik zeggen en wat is belangrijk voor de ontvanger van de geschreven tekst. In de laagste niveaugroepen lezen en schrijven gaat het om het leren schrijven van eenvoudige teksten, met elementaire conventies en lay-
6
·
·
out bij verschillende soorten veelgebruikte teksten (kaartje, klein briefje, formuliertje). Dit kan uitgangspunt zijn om verder op schrijven in te gaan, maar kan ook doel op zich zijn. Op zinniveau speelt grammatica, zinsbouw en interpunctie een rol. In de laagste niveaugroepen lezen en schrijven gaat het dan om gebruik van eenvoudige zinnen met hoofdletters en punten. In een later stadium kan zinslengte en interpunctie uitgebreid worden tot samengestelde zinnen en gebruik van komma’s. (voorbeeldoefening: korte zinnen formuleren – woorden op losse kaartjes schrijven – kaartjes in een groepje verdelen – juiste zin laten reconstrueren) Op woordniveau gaat het om ontwikkeling van de fijne motoriek en de kennis van lettervormen. Gebruik hiervoor aanvankelijk alleen (veel gebruikte) basiswoorden en eenvoudige spelling (voorbeeld: fijne motoriek verbeteren en lettervormen oefenen door met de vinger ‘over te schrijven’ / in de lucht te schrijven).
Voor alle drie (tekst, zin, woord) geldt: gebruik zinvolle teksten die aansluiten bij eigen interesse en beleving. Spelling en grammatica, maar ook motoriek zijn belangrijk. Oefening hierin is echter alleen zinvol in een voor de deelnemer betekenisvolle context die aansluit bij belevingswereld en interesseveld. B. De genretheorie Deze theorie gaat uit van tekstsoorten met overeenkomstige conventies en grammatica. Het gaat om teksten met eenzelfde doel, met eenzelfde structuur en opbouw/opmaak. Voor al deze teksten geldt een overeenkomstige (les)opbouw. Bij deze methodiek wegen taalkundige aspecten even zwaar als sociale of culturele aspecten. Een tekst wordt geanalyseerd op algemene basiskenmerken om die vervolgens weer toe te kunnen passen in nieuwe teksten. Voorbeeld: een (felicitatie)kaart heeft meestal een foto op de voorkant, is dubbelgevouwen en heeft op de rechter binnenzijde een gedrukte tekst. Meestal schrijf je op deze kaarten een standaardtekst zoals: een prettige dag gewenst – fijne verjaardag - etc) Cruciaal in deze benadering is het idee van schematiseren van kennis, het creëren van kapstokken waarin nieuwe informatie herkend wordt als behorend bij een van de eerder aangeboden tekstvormen. In deze benadering krijgen leerders in afnemende mate feedback van de docent of medecursisten. De feedback wordt op een manier gegeven waardoor de leerder zelf de oplossingen leert vinden en sturing van de docent steeds minder nodig is. Dit kan aan de hand van (open) vragen, bespreken, werken met voorbeeldteksten. C. Onderverdeling in componenten Verdeel de schrijfvaardigheid in 2 componenten: · creatieve en praktische schrijfvaardigheid: wat te zeggen en voor wie · technische en beroepsgerichte/zakelijke schrijfvaardigheid: spelling, grammatica, motoriek en interpunctie
Spelling Spellingonderwijs is een onderdeel van het totale taalonderwijs. Spelling is het systeem van regels en afspraken waarmee mondelinge taal wordt omgezet in schrifttekens. Belemmeringen op het gebied van de spelling kunnen liggen op het auditieve, visuele of motorische vlak of zijn een combinatie hiervan. Een onvoldoende spellingvaardigheid kan door cursisten als een hinderpaal worden ervaren, maar uiteindelijk zijn het schrijfproces en het schrijfproduct belangrijker dan de spelling. Cursisten die goed kunnen spellen, moeten er echter natuurlijk wel voor zorgen dat hun teksten geen spelfouten bevatten. Met het verbeteren van fout geschreven (gespelde) woorden in een tekst moet erg omzichtig omgegaan worden. Zeker in een tekst waar een cursist erg zijn best op heeft gedaan kunnen
7
beter geen fouten in de tekst zelf aangegeven worden. Doe dit liever in een apart spellingschrift of maak er een kopie van. Vooral bij NT1 cursisten is de spelling een beladen onderwerp. De dictees van vroeger waar keer op keer onvoldoendes op gescoord werden en de hiaten in de kennis van spellingregels maakt dat er aan de ene kant overdreven veel belang gehecht wordt aan het foutloos kunnen spellen, terwijl aan de andere kant door hiaten in kennis van de regels men fouten maakt. Dit komt doordat men wel de klok heeft horen luiden maar niet weet waar de klepel hangt. Dit kan leiden tot een vorm van hypercorrectie. Voorbeeld: Men weet nog van vroeger dat dt een probleem was, maar men weet niet meer in welke gevallen die regel toegepast moet worden. Dit leidt ertoe dat alle woorden die eindigen op een d zoals ook hond of hand met dt geschreven gaan worden. Strategie Omdat het belangrijk is om de spelling door schrijven te oefenen lijkt het alleen verstandig om de cursisten woorden te leren die ze willen leren. Dit is beter dan ze lijsten woorden te leren die ze niet gebruiken. Het is goed om met de eigen naam te beginnen of de namen van hun familie en vrienden en of adressen. Zinnendictee of woorddictee Over de inzet van dictees als middel bestaan uiteenlopende meningen. Hieronder twee ervaringen. (uit eigen ervaring) Zoals gezegd vinden veel cursisten spelling erg belangrijk. De schrijfles starten met een dictee met aansluitend een uitleg, vinden de meeste cursisten prettig. Een zinnendictee is vooral voor de beginners zinvoller en er worden minder fouten in gemaakt dan een woorddictee. De context van de zin maakt dat er meer begrip is voor het gevraagde woord. Uit mijn ervaring: Voor het merendeel van de cursisten is een dictee een blijvend traumatisch gebeuren. Daar hebben zij in hun verleden heel slechte ervaringen mee gehad. Ook gezien vanuit de individuele leervraag van de cursist is een gezamenlijk dictee aan het begin van de schrijfles geen goede start, ieder heeft tenslotte weer een ander probleem op een ander niveau. Het gevaar bestaat ook dat er te weinig ruimte over blijft voor andere schrijfactiviteiten, omdat de correctie en de uitleg van de gevonden fouten na zo’n dictee veel tijd vraagt. Door de Stichting Woortblint werd ooit een boekje uitgegeven met de titel ”Alweer 20 fouten in mijn dictee.” In dit boekje werd de problematiek van de dyslectische leerder uitgebreid beschreven. Cursisten met een dyslectisch probleem maken liever geen dictees. Beginners in Niveau 1 zijn niet blij met een zinnendictee, zij zijn al heel erg blij als zij de pasgeleerde woorden zonder fouten kunnen opschrijven. Wanneer cursisten in Niveau 2 zitten roept een dictee minder spanning op. Als controlemiddel is het dictee functioneel, zo kan de docent snel zien of het behandelde onderwerp uit de spelling of grammatica door de cursist goed toegepast wordt. Het is van groot belang dat de docent op de hoogte is van de spelling/grammaticaproblemen van de cursist.
8
Hier kan de docent achter komen door regelmatig individuele, vrije schrijfproducten te laten maken, vervolgens een degelijke foutenanalyse te maken en met de cursist een plan te maken hoe deze zijn problemen aan kan pakken. Als de cursist voldoende geoefend heeft om te laten zien of hij het probleem onder de knie heeft, kan de docent een individueel dictee af nemen. Natuurlijk kan het voorkomen dat uit de tekstanalyses blijkt dat meerdere cursisten met hetzelfde probleem worstelen, dan kan er in een grotere groep tegelijk aan het probleem gewerkt worden.
6.4 Schrijven in de praktijk van de les Didactische aanpak voor wie het wat te zeggen en hoe nog moet leren In het proces van leren schrijven gaat het een samenhang van vaardigheden, waarbij de onderdelen van het schrijfproces: semantiek, syntaxis, lexicon,morfologie en fonologie in onderlinge wisselwerking samen zorgen voor een schrijfproduct. Waarbij wel opgemerkt dient te worden dat voor iedere leerder een van de afzonderlijke onderdelen meer of minder aandacht cq moeilijkheden kan veroorzaken. Voor sommige leerders zal het bepalen van wat te zeggen niet zo moeilijk zijn – zij spreken immers de taal. Maar dan kan onvoldoende kennis van conventies, grammatica, zinsbouw, interpunctie, spelling en/of woordenschat het probleem vormen. Strategie van het leren schrijven Strategie voor het lesgeven in het schrijven op het beginners niveau. Voorbespreken wat gebeurde Schrijven moet beginnen met het formuleren van ideeën over wat men wie ging waar naar wil zeggen. En één van de beste mee toe uitstapje manieren om dit te doen is te beginnen met spreken. Geef een aanzet tot het stimuleren van een wanneer wat vond je discussie. Dit kan in de vorm van een was het ervan video, foto’s of een simpele tekst. De discussie kan beginnen en de cursisten moeten in goed Nederlands formuleren wat hun ideeën over het onderwerp zijn. Het resultaat van deze bespreking kan schematisch vorm krijgen zoals in bijgaand schema. Als de tekst op deze manier zijn schematische vorm heeft gekregen, kan die gebruikt worden om te komen tot schrijven. In Nt 1 groepen wordt bij het opbouwen van teksten veelvuldig gebruikt gemaakt van het ezelsbruggetje met de 5 W’s: wie, wat, waar, wanneer en waarom.
Gebruik een voorbeeldtekst – om te lezen, te bespreken (algemene ontwikkeling) en na te volgen Bespreek verschillende soorten teksten (kaarten, formulieren, rekeningen) en de daarbij behorende vormgeving. Analyseer de teksten op woord- en zinsniveau. Mogelijke werkvormen: · onderzoek de kennis van algemene tekstkenmerken en –conventies voordat je begint met een bepaalde tekstsoort (bijvoorbeeld de lay-out van een brief)
9
· · · ·
oefen de grammatica die nodig is voor de betreffende tekst neem een voorbeeld of presenteer een format (van bijvoorbeeld een brief) gebruik keuzemogelijkheden om te oefenen (bijvoorbeeld voor aanhef, afronding, etc) zorg ervoor dat de ontstane tekst past binnen het aangegeven format
Allerlei vormen van schrijven Docenten moeten duidelijk voor ogen hebben welk onderdeel van schrijven cursisten willen oefenen. Het kan zijn dat ze maar een heel klein deel willen/kunnen schrijven van wat ze kunnen lezen. De leerwens van de cursist moet voorop staan. Voor de ene cursist is het niet nodig brieven of rekeningen te kunnen schrijven, maar voor een ander kan het de reden zijn om naar school te gaan en dat te leren. Het onderzoeken van verschillende schrijfvormen brengt met zich mee dat de docent samen met de cursisten teksten analyseert op de hoofdkenmerken van het schrijfproduct en kijkt naar de doelen en inhoud ervan. Voorbeeld: De docent laat verschillende kaarten zien en vraagt de cursisten naar het drukwerk te kijken en mogelijk kunnen ze zeggen of het een verjaardagskaart is of een kaartje voor een geboorte. Daarna kun je de binnenkant bekijken en de plek laten zoeken waar je je naam of afzender moet schrijven. Mogelijke activiteiten hieromtrent: · Vergelijk verschillende kenmerkende schrijfvormen (brief, kaart, rekening) om bewust te worden van de opmaak en van de verschillen in inhoud, vorm, conventies, voordat je gaat oefenen en zelf gaat schrijven en oefenen met bijvoorbeeld de opmaak van een brief. · oefen de grammaticale kenmerken van een schrijfonderdeel, bijvoorbeeld de vormen van ‘zijn’ en ‘hebben’ en wanneer je deze vormen gebruikt. · gebruik een model of een plan, zie het schema hiervoor. · gebruik multiple choice oefeningen als het om de inhoud gaat en niet om het schrijven · gebruik een format bijvoorbeeld een standaardbrief. Die kan dan ingevuld worden in het geval er een brief moet worden geschreven. Grammatica Grammatica wordt gebruikt op zinniveau en hangt voor een deel samen met de gebruikte tekstsoort. We gebruiken bijvoorbeeld altijd tegenwoordige tijd bij beschrijvende teksten en instructies, maar verleden tijd als we een verhaal vertellen. Om grammaticale kwesties in te oefenen kan een grammaticaboek gebruikt worden. Wat geleerd wordt hangt ook af van het niveau van de mondelinge taalbeheersing van de cursist en wat de cursist wil leren schrijven. Het niveau van de aangeboden grammatica hangt af van het niveau en einddoel van de cursist. Als een cursist bij het spreken goede grammatica toepast, dan kan dit ook al bij het schrijven aangemoedigd worden. Als een cursist over het verleden wil schrijven kunnen daarbij de regels voor de verleden tijd geleerd worden. Als men de verleden tijd al gebruikt in het mondelinge taalgebruik zal je de cursist daarin moeten stimuleren om dat ook correct te gebruiken bij het schrijven. De cursisten moeten zo goed als mogelijk kunnen leren wat ze willen. Structuur van de zin Het maken van een goede zin is de eerste stap voor iemand die schrijft. Een juiste zinsbouw is essentieel bij het leren schrijven en moet vanaf het begin worden geoefend. Zoals eerder benadrukt moeten zo mogelijk alle oefeningen en zo ook de structuur van de zin geoefend worden met een betekenisvolle tekst in een zinvolle context. Daardoor is het mogelijk betekenis te geven aan het abstracte begrip. Er zijn verschillende manieren om mensen hierin te begeleiden.
10
Voorbeeldoefeningen: · gebruik zinnen uit eerder geschreven teksten of leesteksten. Ga uit van deze eigen zinnen en vervang de woorden door andere woorden. Dit kan bijvoorbeeld met kaartjes waar de woorden opstaan. · gebruik puzzelwerkvormen: - laat losgeknipte zinsdelen bij elkaar zoeken zodat correcte zinnen ontstaan - werk met gekleurde kaartjes waarop woorden (zelfstandig naamwoord, werkwoord, rest) of zinsdelen (onderwerp, gezegde, rest) staan die samengevoegd moeten worden tot correcte zinnen · gebruik gatenteksten waarbij woorden of zinsdelen moeten worden ingevuld. Interpunctie De interpunctie van de zin: hoofdletters aan het begin en een punt aan het eind, is onlosmakelijk verbonden met het leren van het begrip ‘zin’. Het aanleren van interpunctie kan het beste gedaan worden in een betekenisvolle tekst. Bijvoorbeeld een deel van een simpele tekst. Dan kun je laten zien hoe een nieuwe zin een nieuw stukje inhoud heeft. Of je kunt laten zien dat elke zin op zich een eigen werk/doewoord heeft. Begin op het laagste schrijfniveau met hoofdletters en punten en ga uit van leesteksten om een en ander uit te leggen. Voorbeeldoefeningen: · laat een tekst lezen en de zinnen tellen · laat een tekst lezen en hoofdletters en punten omcirkelen / accentueren. · laat zinnen samenstellen uit begin en eindstukken, waarbij gelet moet worden op hoofdletters, punten en de betekenis van de zin. · laat deelnemers hoofdletters en punten in een tekst plaatsen · bij tweede-taal-leerders: vergelijk met / ga uit van eigen taal Spelling Spelling is een van de moeilijkste onderdelen van het schrijfproces omdat het Nederlands geen fonetisch systeem heeft. Bovendien kent het Nederlands veel leenwoorden waarbij de uitspraak nog verder afwijkt van onze klank-letterkoppeling. Daarnaast zijn er ook nog woorden en klanken die hetzelfde klinken maar anders geschreven worden: (au-ou / ij-ei / nou-nauw / jou-jouw). De oefeningen zoals die hieronder beschreven staan, hebben vaak meer effect dan het aanleren van regels. Er zijn immers zoveel uitzonderingen op regels, het is lastig om alle regels te onthouden en de kans dat ze door elkaar gehaald worden is groot. Veel docenten leren spelling door regels, terwijl veel cursisten vaak regels leren die ze niet kunnen onthouden of toepassen.7 Mogelijke manieren om spelling aan te leren. ·
Werken met wisselrijtjes en oefenzinnen om lettercombinaties te oefenen is een mogelijkheid: au ha-ren de jas van jou / het is jouw jas g au w spa-ren au to wa-gen wij lopen door de wei
·
Automatiseren en gebruik maken van woordbeeldherkenning is een andere mogelijkheid.
7
Uit: Teaching basic literacy
11
· · ·
· · · ·
Probeer vervolgens een tekst te (laten) maken met veel woorden met eenzelfde klanklettercombinaties (kunnen de woorden van de wisselrijtjes zijn). Gebruik geen woorden die een cursist nooit zal gebruiken; leer hem/haar woorden die hij/zij nodig heeft. Oefenen door zelfdictee: bekijk het woord goed, zeg ‘t woord, bedek ‘t woord, schrijf op in en andere kolom, controleer of het goed is (zie ook bij visueel dictee) Werken met woordenlijsten: begin met een dictee over een bepaald spellingprobleem – fout geschreven woorden kunnen de hele week geoefend worden – na een aantal dagen volgt een controledictee – woorden die nog steeds fout gaan, komen terug in de nieuwe woordenlijst. Sluit zoveel mogelijk aan bij de verschillende leerstijlen; probeer voor iedereen een passende manier van onthouden te vinden. enkele tips: visueel ingesteld? werk met accenten, laat woorden zoeken in woorden (zin, vin, min) of wijs op vaste patronen motorisch ingesteld? laat veel voorkomende woorden niet spellen, maar leer ze globaal aan (de, een(‘n), het(‘t)), laat woorden in de lucht schrijven of overtrekken auditief ingesteld? verdeel woorden al sprekend in lettergrepen, tik mee met de klanken
Tips om beter te onthouden · Gebruik ezelsbruggetjes (vergelijk: ‘Meneer van Dalen’ bij het rekenen) · Woorden verdelen in afgeleiden van andere woorden: · televisie komt van tele (afstand) en visie (kijk) · telefoon komt van tele en foon (geluidsterkte) · Koppel voorvoegsels en achtervoegsels los, waardoor een basiswoord overblijft (ondraag-lijk) · Laat nieuwe woorden linken aan bekende woorden (in – win – winst) · Visueel: Gebruik een kleurenstift en streep delen van woorden of lettercombinaties aan, die de cursist moeilijk vindt. Zoek woorden in het woord: ijs-pret · Zoek patronen in woorden: stoel en steen Spelling en gedifferentiëerd werken Ieder heeft werk op zijn eigen niveau en werkt in zijn eigen tempo. Visueel dictee8 Kijk, zeg, bedek schrijf en controleer. De meeste docenten kennen deze manier van leren. Men neemt een paar woorden tegelijk uit het schijfwerk van de cursist of directe sleutelwoorden. Dan volgen ze het volgende proces: Gebruik een schrift of een blad dat verdeeld is in kolommen -Kijk naar de woorden en bedenk manieren om ze te onthouden (zie verder) -Schrijf het woord in de eerste kolom -Bedek het woord en probeer het in je hoofd voor je te zien. -Schrijf het in de kolom ernaast. -Controleer letter voor letter. De cursisten doen dit verschillende keren per week in de klas of thuis. Na ongeveer een week krijgen ze een dictee. En alle woorden die ze nog niet kunnen schrijven, komen in de volgende lijst van de volgende week. Elke cursist heeft zijn eigen lijst, hoewel sommige woorden hetzelfde kunnen zijn zoals de naam van hun woonplaats. Cynthis Klein en Robin Millar (1990) hebben het leren van spelling gelinkt aan de voorkeur voor leerstijl van de cursist. Zij suggereren dat cursisten een manier van onthouden van spelling zouden moeten vinden die past bij hun favoriete manier van opname. Bijvoorbeeld als men visueel is ingesteld, laat dan woorden met een kleurenstift onderstrepen. 8
Uit: Teaching basic literacy
12
Handschrift (motoriek en lettervormen) Een idee is de cursist vanaf het begin aan elkaar te laten schrijven, tenminste voor letters die met elkaar verbonden zijn zoals - er of -en. De vloeiende beweging zal de spelling in het motorisch geheugen prenten. Bij autochtone leerders komt het niet vaak meer voor dat iemand volledig analfabeet is, maar voor hen geldt dat ze een totaal nieuwe en hen onbekende lettervormen moeten leren. Voorbereidende schrijfoefeningen: · oefen een juiste pengreep en zithouding, · werk aan oog-handcoördinatie, · werk aan zelfvertrouwen, · werk aan fijne motoriek zodat de letters gevormd kunnen worden, · laat nieuwe letters schrijven en wijs op verschillende en overeenkomstige vormen, · let op de juiste grootte, de juiste spaties en de juiste hoogte (lusletters)van de letters · let op dat de letters op de lijn komen · leer vloeiend en snel schrijven, met begrip van wat geschreven wordt Aandachtspunten: · geef iedereen de ruimte om een eigen handschrift te ontwikkelen · let goed op de schrijfhouding · gebruik het juiste materiaal; welk schrijfgereedschap vindt iemand het prettigst (pen, potlood, etc – eigen keuze), is het potlood goed geslepen, is de dikte van penpunt goed, gebruik eventueel een pengreephouder om de pengreep te oefenen, gebruik gelinieerd papier · Gebruik maken van het toetsenbord van de computer. Het zoeken van de letter stimuleert het geheugen. let op een ontspannen houding aan een tafel, stoel aanschuiven zodat de buik de tafelrand net niet raakt de leuning geeft steun in de rug zit rechtop met het hoofd licht gebogen Motorische ontwikkeling en eerste schrijfoefeningen: · · · · ·
laat schrijven in de lucht laat schrijven op papier zonder pen of potlood laat overschrijven met de achterkant van de pen laat de letters overtrekken gebruik betekenisvolle woorden
De docent moet · wijzen waar de letter begint · leren de letters gelijk hoog te maken · leren op de lijn te schrijven · observeren of de letters op de juiste manier worden gemaakt · de afstand tussen woorden bewaken (pen of potlood moet ertussen kunnen) · woorden laten schrijven die bij de leerders bekend zijn of die ze willen / moeten schrijven · aanmoedigen om letters te gebruiken van eerder geleerde woorden
13
Auditief Verdeel woorden in lettergrepen en spreek de lettergrepen uit. Geef een tik bij elke lettergreep. Leren schrijven is een hele klus en vraagt veel oefening. Laat cursisten thuis oefenen en of werk in kleine groepjes als ze het kinderachtig vinden om dit soort oefeningen te doen. Gebruik van een woordenboek Woordenboeken zijn alleen goed te gebruiken als de cursist het begin van het woord kan spellen. Een cursist die een woord als caravan onder de k zoekt heeft een probleem. Wel kun je de cursist stimuleren zijn eigen woordenboek samen te stellen. Zo introduceer je het alfabet, terwijl de grootte hanteerbaar is. Als het alleen woorden bevat die de cursist gebruikt of wil gebruiken dan is de inhoud zinvol voor de cursist. Deze activiteit is de eerste stap tot het gebruik van een gedrukt woordenboek.
14