Hoofdstuk 12d
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps) diabetesvoor het kind.
Auteurs
Kyra Broeks s2525496 Melanie Vos s2725029
Groningen, 21 februari 2016
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Inhoudsopgave
Samenvatting
Blz. 2
Inleiding
Blz. 3
Diabetes tijdens de zwangerschap Zwangerschapsdiabetes
Blz. 4
Type 1 diabetes voor zwangerschap
Blz. 4
Type 2 diabetes voor zwangerschap
Blz. 5
Wat zijn de gevolgen van diabetes tijdens de zwangerschap voor het kind Korte termijn gevolgen
Blz. 6
Lange termijn gevolgen
Blz. 7
Conclusie
Blz. 9
Referentielijst
Blz. 10
1
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Samenvatting Diabetes tijdens de zwangerschap heeft verschillende gevolgen voor het kind. Moeders die voor de zwangerschap al diabetes hebben, zorgen voor meer gevolgen voor het kind na de zwangerschap. Ook kan een vrouw diabetes krijgen tijdens de zwangerschap, dit heet zwangerschapsdiabetes. Zwangerschapsdiabetes ontstaat ongeveer in het derde trimester van de zwangerschap en kan veroorzaakt worden door zwangerschapshormonen die de werking van insuline afremmen. Doordat de insulinewerking van de moeder afneemt gaat het kind zelf insuline produceren en dit leidt ertoe dat het glucose van het kind wordt omgezet in vet. Dit wordt vervolgens opgeslagen in de weefsels van het kind waardoor het kind te snel groeit. Omdat zwangerschapsdiabetes pas ontstaat na de helft van de zwangerschap heeft het kind de meeste belangrijke ontwikkelingen al ondergaan. Hierdoor heeft het kind minder negatieve gevolgen dan een kind van een moeder die voor de zwangerschap al diabetes had. De baby ondervindt hoge glucose schommelingen in de buik die kunnen leiden tot een aantal afwijkingen. Het kind heeft onder ander een verhoogde kans op obesitas, verminderde glucosetolerantie, hypertensie en cardiomyopathie. Dit alles is deels te voorkomen wanneer de moeder preconceptionele voorbereidingen treft. Dit moet tijdens de zwangerschap voortgezet worden om een zo goed mogelijke glucoseregulatie te krijgen. Hierdoor kunnen complicaties worden verminderd.
2
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Inleiding Het is bekend dat de zwangerschap veel problemen met zich mee kan brengen. Tijdens de zwangerschap verandert er veel en dit kan invloed hebben op de ontwikkeling van de foetus. Verschillende ziektes kunnen invloed hebben op de ontwikkeling van de foetus waaronder Diabetes Mellitus (DM) of zwangerschapsdiabetes.(Pedersen J, 1952) Diabetes Mellitus komt steeds vaker voor in onze maatschappij. 382 miljoen mensen hebben momenteel diabetes waarbij type 2 diabetes mellitus (T2DM) in alle landen nog steeds stijgt. (International Diabetes Federation, 2013). T2DM heeft een genetische factor maar ook omgevingsfactoren spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling hiervan. Risicofactoren voor de ontwikkeling van T2DM zijn onder ander obesitas, fysieke inactiviteit en een slecht dieet. Dit zie je steeds vaker in de huidige maatschappij waardoor de kans op T2DM ook steeds groter wordt bij deze mensen.(Godfrey K.M et al, 2010) T2DM en/of overgewicht is nauw verbonden met de ontwikkeling van zwangerschapsdiabetes. (Chu S.Y et al, 2007) Diabetes (type 1 en 2) en zwangerschapsdiabetes hebben beide invloed op de ontwikkeling van de foetus. Het verschil is echter dat zwangerschapsdiabetes tijdelijk is en pregestationele diabetes niet. Zwangerschapsdiabetes ontwikkelt zich ook pas in een later stadium van de zwangerschap in tegenstelling tot pregestationele diabetes. (Ali S, Dornhorst A, 2011) Beide kunnen echter ernstige gevolgen hebben voor het kind. Een veel voorkomend gevolg van (zwangerschaps)diabetes is macrosomie. Dit is het verschijnsel van een baby met een geboortegewicht boven het gemiddelde. De insulinewerking van de moeder is verslechterd waardoor de bloedsuikerlevels in de foetus hoog worden. Als reactie hierop gaat de foetus meer insuline aanmaken. De glucose wordt opgeslagen als vet in de weefsels en de foetus wordt steeds groter. (Vohr B.R, Boney C.M, 2008) Dit is een van de korte termijn effecten die (zwangerschaps)diabetes op het kind kan hebben. Lange termijn effecten op het kind kunnen onder ander obesitas of type 2 diabetes zijn. (Mitanchez D et al, 2015) Om deze lange en korte termijn effecten beter te kunnen begrijpen is een uitbreiding van bepaalde aspecten nodig. Zo moet worden vastgesteld wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen type 1 en 2 diabetes mellitus en zwangerschapsdiabetes zijn. Verder is het van belang dat de korte en lange termijn gevolgen voor het kind aan bod komen. Ook is het belangrijk dat we proberen te achterhalen wat het mechanisme van deze gevolgen kan zijn. Om tot een goede weergave van dit onderwerp te komen hebben wij de volgende doelstelling gesteld: Wat zijn de korte en lange termijn gevolgen van (zwangerschaps)diabetes op het kind en wat voor mechanisme kan hier achterliggen. Om dit te doen gaan we eerst kijken naar diabetes mellitus (type 1 en 2) en zwangerschapsdiabetes en hun effecten op de zwangerschap. Vervolgens kijken we naar de korte en lange termijn effecten van diabetes op het kind en het onderliggende mechanisme hiervan.
3
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Diabetes tijdens de zwangerschap Vrouwen die diabetes type 1 of type 2 hebben moeten voorzorgsmaatregelen nemen voordat ze zwanger worden. Ze moeten een stabiel glucosegehalte in het bloed hebben voor en tijdens de zwangerschap. Dit is voor diabetes patiënten lastig omdat door zwangerschapshormonen de bloedsuikerspiegel steeds verandert. Hierbij hebben ze goede begeleiding nodig. Vooral tijdens de eerste paar maanden is het van belang dat de bloedglucosewaarden stabiel zijn omdat in deze periode alle organen zich ontwikkelen en bij een te hoge waarde kunnen er afwijkingen ontstaan. Er zijn ook vrouwen die tijdens de zwangerschap diabetes ontwikkelen, dit gebeurt meestal rond de 24e tot 28e week. Op dit moment zijn de belangrijkste delen van het kind al gevormd dus deze vorm van diabetes heeft minder negatieve effecten op de lange termijn voor het kind dan bij diabetes type 1 of type 2. Zwangerschapsdiabetes wordt ook wel diabetes gravidarum genoemd. Ontwikkeling van zwangerschapsdiabetes Zwangerschapsdiabetes ontwikkelt zich dus pas na de eerste helft van de zwangerschap en verdwijnt vanzelf weer na de zwangerschap. Door zwangerschapshormonen verandert steeds de bloedglucosewaarde. Bij normaal zwangere vrouwen wordt dit opgevangen door meer insuline te produceren zodat glucose uit het bloed wordt opgenomen. Bij zwangerschapsdiabetes is dit proces verstoord en werkt het niet of niet goed genoeg. Vrouwen worden gecontroleerd op een eventuele bloedglucosewaarde. Bij vrouwen die tijdens de eerste controle een verhoogde glucosewaarde hebben, heeft het kind een hoger risico op structurele afwijkingen (Diabetes Care. 2003). Niet alle vrouwen ontwikkelen zwangerschapsdiabetes. Onder andere vrouwen met een hoog BMI, hoog cholesterolgehalte en vrouwen die eerder zwangerschapsdiabetes hebben gehad hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van zwangerschapsdiabetes. Vrouwen met zwangerschapsdiabetes worden aangeraden hun voeding aan te passen. Eventueel kunnen ze insuline-injecties toegediend krijgen om hun bloedglucosewaarden onder controle te houden. Diabetes mellitus type 1 Type 1 diabetes mellitus (T1DM) komt voor bij 5% tot 10% van alle diabetes patiënten in de verenigde staten. (CDC, 2008) Bij T1DM worden de insuline producerende B-cellen uit de pancreas aangevallen door het eigen immuunsysteem. Hierdoor maakt de patiënt zelf geen insuline meer aan. Voordat er insuline therapie bestond was de meest voorkomende consequentie van T1DM in vrouwen onvruchtbaarheid. Wanneer een vrouw wel zwanger bleek te zijn, was er een kans van 60% op foetale of neonatale mortaliteit.(Garner P, 1995) De zwangerschap zelf word meestal gezien als een diabetogene staat waarin de glucose levels schommelen en de insuline gevoeligheid is verlaagd. Door deze verminderde respons op insuline activiteit in de zwangerschap worden hormonen als cortisol, progesteron, oestrogeen, prolactine en placentaal lactogeen verhoogd. (Vargas R et al, 2010) Door de schommelingen van glucose en insuline levels hebben vrouwen met T1DM ook een andere hoeveelheid insuline nodig tijdens de zwangerschap. Wanneer hier niet op gelet word kan dat negatieve gevolgen hebben. (Padmanabhan S. et al, 2016)
4
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Diabetes mellitus type 2 Type 2 Diabetes mellitus is de meest voorkomende vorm van diabetes. Bij type 2 diabetes reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Ook maakt het lichaam zelf minder insuline aan. (Skelly A.H, 2006) Het verschil met type 1 diabetes is dat bij type 1 diabetes er helemaal geen insuline meer aan wordt gemaakt. Het is een auto-immuunziekte. Bij type 2 diabetes wordt er te weinig insuline aangemaakt. Diabetes type 2 erft multifactoriëel over. Dit betekent dat zowel erfelijke aanleg als omgevingsfactoren een rol spelen bij de ontwikkeling hiervan. Risicofactoren voor het krijgen van type 2 diabetes zijn onder andere overgewicht en te weinig bewegen. (Tuomilehto J et al, 2001) Ook heb je een grotere kans op diabetes type 2 na je 40ste levensjaar. Gezond eten en dagelijks genoeg bewegen verkleinen de kans op diabetes type 2 maar omdat het ook een genetische component heeft kan het hier niet helemaal mee voorkomen worden. (Skelly A.H, 2006) Diabetes type 2 heeft soortgelijke risico’s en gevolgen tijdens en na de zwangerschap als diabetes type 1. Dit komt doordat het beide pre-gestationele diabetes betreft. (Macintosh M.C. et al, 2006) Wanneer een vrouw zwangerschapsdiabetes heeft gehad is de kans dat ze later zelf diabetes type 2 krijgt verhoogd. Echter wanneer dit goed in de gaten wordt gehouden na een zwangerschap en een gezonde lifestyle en dieet wordt aangehouden is de kans op diabetes type 2 kleiner. (Bellamy L et al, 2009) Verloop van de zwangerschap Tijdens de zwangerschap neemt de placenta de aanmaak van hormonen over. Hierdoor is het van belang dat de trofoblastcellen goed innestelen in de baarmoeder. Bepaalde ziekten, waaronder ook diabetes, kunnen ervoor zorgen dat de placenta niet volledig is aangelegd. Hierdoor kan er een verstoorde foetale groei ontstaan. Een niet goed functionerende placenta kan leiden tot pre-eclampsie. Tijdens de zwangerschap worden er andere hormonen aangemaakt die ervoor zorgen dat het lichaam minder gevoelig wordt voor insuline. Hierdoor wordt glucose minder goed opgenomen vanuit het bloed de weefsel in. Er blijft dus veel glucose in het bloed zitten. Omdat het maternale bloed in direct contact staat met foetaal weefsel, wordt de baby constant blootgesteld aan hoge glucosewaarden in het bloed. De baby gaat meer insuline en insuline-achtige groeifactoren (IGF) aanmaken. IGF stimuleert de orgaangroei en wanneer er dus meer IGF geproduceerd wordt, zal de baby meer groeien omdat er meer vet opgeslagen wordt. Volgens onderzoek stijgen IGF levels fors na week 29 en hebben een maximum rond 35-36 weken zwangerschap (Caufriez A et al. 1990). Dit zou kunnen betekenen dat baby’s in de laatste weken van de zwangerschap veel groeien waardoor ze bij de geboorte vaak groter en zwaarder zijn (macrosomie). De bevalling kan dan moeizaam verlopen en het kind kan blessures oplopen. Baby’s die in de laatste weken snel groeien, kunnen eerder gehaald worden zodat macrsomie wordt voorkomen. De longen kunnen op dit moment nog niet volgroeid zijn, ook doordat diabetes zorgt voor een langzamere rijping van de longen.
5
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Korte termijn effecten Wanneer een vrouw zwangerschapsdiabetes krijgt brengt dit meerdere risico’s met zich mee. Een aantal zijn al genoemd zoals macrosomie of blessures tijdens de bevalling, maar er zijn nog meer mogelijke effecten die zwangerschapsdiabetes met zich mee kan brengen. Op korte termijn, dus effecten die tijdens of vlak na de zwangerschap op te merken zijn, kunnen dat onder andere aangeboren afwijkingen, perinatale sterfte en neonatale respiratory distress syndrome zijn. Aangeboren afwijkingen Vrouwen met zwangerschapsdiabetes, en vooral vrouwen met T1/T2 DM, hebben een verhoogde kans op kinderen met aangeboren afwijkingen. Veel voorkomende afwijkingen zijn hart afwijkingen, caudal regression syndrome (niet goed ontwikkeld onderste deel van de ruggengraat), afwijkingen aan het centraal zenuwstelsel, maag-darm stelsel en skelet en urogenitale afwijkingen.(Mcleod L, Ray J.G, 2002) Bij slechte glykemische controle voor en tijdens de zwangerschap verhoogd de kans op afwijkingen. Voornamelijk bij vrouwen met pre-gestationele diabetes. Perinatale sterfte De kans op doodgeboorte is verhoogd bij vrouwen met zwangerschapsdiabetes, voornamelijk bij vrouwen die voor de zwangerschap al diabetes hadden. 75% van de doodgeboortes voor vrouwen met T1DM wordt veroorzaakt door aangeboren afwijkingen of als gevolg van vroeggeboorte. Bij vrouwen met T2DM word perinatale sterfte vooral veroorzaakt door doodgeboorte, chorioamnionitis en zuurstof tekort rond de geboorte. (Cundy T et al, 2000) Bij zwangerschapsdiabetes die word ontwikkeld tijdens de zwangerschap is de kans op perinatale sterfte aanzienlijk kleiner dan bij vrouwen met T1/T2 DM. (Dudley D.J, 2007) Neonatale respiratory distress syndrome Kinderen van vrouwen met diabetes kunnen ook Respiratory distress syndrome (RDS) hebben. Dit houdt in dat de aveoli van de pasgeborene niet open kunnen blijven. RDS komt vooral voor wanneer de baby te vroeg geboren is. De longen zijn dan nog niet volledig ontwikkeld en maken te weinig surfactant aan. (Mitanchez D et al, 2015) Het gebrek aan surfactans wordt veroorzaakt door verhoogde productie insuline van de foetus. Insuline veranderd de surfactans productie wanneer de vrouw ongeveer 34 weken zwanger is. (Piper J.M et al, 1998) Neonatale hypoglycemie Wanneer de moeder tijdens de zwangerschap hyperglycemie heeft, wordt de kans op hypoglycemie voor de baby na de bevalling groter. De baby is tijdens de zwangerschap gewend aan grote hoeveelheden glucose en reageert hierop door meer insuline te produceren. Als het kind geboren is en het in een omgeving komt waarin het bloedsuikerspiegel lager is kan dus hypoglycemie of hyperinsulinisme ontstaan. Bij hyperinsulinisme is het insulinegehalte te hoog waardoor er veel glucose in de weefsels word opgenomen. (Metzger B.E et al, 2010)
6
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Lange termijn effecten Cardiomyopathie Het eerste trimester van de zwangerschap is het belangrijkst voor een goede ontwikkeling van het kind. Het blijkt dat maternale hyperglycemie effect heeft op de foetale hartfunctie in de vroege zwangerschap. Cardiomyopathie komt op in het eerste trimester door functionele veranderingen in de foetus van type 1 diabetische moeders (Russel NE et al. 2008). Hypertrofe cardiomyopathie komt voor bij 40% van kinderen geboren bij moeders met diabetes mellitus waarvan 5% symptomen ondervindt (Evers IM et al. 2004). Hypertrofe cardiomyopathie is een verdikking van de hartspier. Bij een aantal perinatale sterften bij moeders met diabetes mellitus is er een verstoorde organisatie van de cardiale myofibrillen wat ook bij hypertrofe cardiomyopathie te zien is. Tijdens een normale zwangerschap verbetert de prestatie van de hartfunctie. Bij diabetes tijdens de zwangerschap veranderen een aantal functies niet ten opzichte van voor de zwangerschap. Cardiomyopathie ontwikkelt zich ter compensatie van de vroegtijdige veranderingen in hartfunctie (Russell NE et al. 2008). Baby’s van diabetische moeders hebben verhoogde troponine T levels. (Mert MK et al. 2015). Troponine T is een onderdeel van het troponine complex. Troponine zit in de dunne filamenten van dwarsgestreept spierweefsel. Troponine T bindt aan tropomyosine waardoor het aan actine kan binden. Wanneer troponine T in het bloed verhoogd is, geeft dit een eventuele hartinfarct aan of een zuurstoftekort in een deel van het hart. Bij deze kinderen is troponine T verhoogd wat een verklaring kan zijn voor een verhoogd aantal stilgeboorten bij vrouwen met diabetes type 1. Omdat het eerste trimester belangrijk is voor de ontwikkeling van cardiomyopathie, heeft deze aandoening minder negatieve gevolgen bij zwangerschapsdiabetes. Diabetes type 2 Kinderen van moeders met diabetes en/of zwangerschapsdiabetes hebben ook een verhoogde kans op obesitas en type 2 diabetes. Dit is geïllustreerd in studies naar Pima indianen. Bij de Pima indianen komt obesitas en T2DM erg vaak voor dankzij genetische redenen. Diabetes tijdens de kinderjaren en adolescentie vond vrijwel uitsluitend onder de nakomelingen van zwangerschapsdiabetische en pre-gestationele moeders plaats. (Dabelea D, Pettitt D.J, 2001) Onderzoek heeft bewezen dat kinderen van moeders met diabetes en/of zwangerschapsdiabetes een hogere BMI hebben dan hun leeftijdsgenoten van gezonde moeders. In het onderzoek van Lee et al. is een positieve correlatie gevonden tussen leeftijd en groei van de BMI bij kinderen van een pregestationele diabete moeder, of moeder met zwangerschapsdiabetes. (Lee H et al, 2007). Er is evidentie dat de hogere frequentie van diabetes en obesitas in het nageslacht van diabete vrouwen niet alleen komt door een genetische factor. Studies met zussen wijzen uit dat het risico voor diabetes significant hoger was in broers en zussen die geboren waren nadat de moeder diabetes kreeg dan daarvoor. Ook is dit afhankelijk welke ouder diabetes heeft. Diabetes in het nageslacht kwam meer voor bij een moeder met diabetes dan bij een vader met diabetes. Dit geeft aan dat de diabetische omgeving in de baarmoeder ook effect heeft op de ontwikkeling van diabetes in het nageslacht (Dabelea D et al, 2000),(Dabelea D, 2007)
Het mechanisme voor de ontwikkeling van T2DM in het latere leven van het nageslacht van diabete of pre-gestationele diabete moeder is nog niet geheel duidelijk maar er zijn dierenstudies die suggereren dat het hypoglycemische milieu in de baarmoeder tijdens de zwangerschap hiermee te maken heeft. 7
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Volgens Abdel-Baset, A.M. et al hebben de pups van ratten met diabetes een verhoogd aantal alfa-cellen en een verminderd aantal bètacellen. Ondanks dat het aantal bètacellen zijn verminderd, waren deze cellen groter dan in de controlegroepen. Hierdoor was een verhoogde concentratie insuline waarneembaar bij de geboorte. Dit zou volgens Abdel-Baset et al komen door het hypoglycemische milieu in de baarmoeder tijdens de zwangerschap. Door dit hypoglycemische milieu moesten de foetussen veel insuline produceren om de glucosewaarden te compenseren. Een aantal weken na de geboorte waren de bètacellen in aantal gereduceerd. Deze werden vervangen door kleinere insuline-secreterende cellen. De pups bevinden zich nu niet meer in een omgeving met een hoog bloedsuiker, hierdoor kan de reactie van bètacellen op glucoselevels verslechten. De verslechterde bètacel functie was te zien in de verlaagde insuline-gehaltes die geproduceerd werden. Ook werd er een verhoogde insuline-resistentie en een verlaagde insuline-gevoeligheid gevonden. (Aref A.B.M et al, 2013)
8
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Conclusie Het hebben van diabetes tijdens de zwangerschap heeft veel gevolgen voor het kind. Wanneer je diabetes hebt voordat je zwanger word kunnen de gevolgen erger zijn dan wanneer je zwangerschapsdiabetes krijgt. Dit komt doordat de meeste grotere organen zich ontwikkelen in het eerste trimester en zwangerschapsdiabetes zich pas in het derde trimester uit. Het kind heeft bij de geboorte een grotere kans op macrosomie waarbij het zwaarder is dan normaal. Dit brengt ook weer ander complicaties met zich mee zoals blessures voor het kind tijdens de bevalling of het kind kan gehaald moeten worden met een keizersnede. Daarnaast zijn er korte termijn effecten die rond de geboorte zichtbaar worden. Voorbeelden daarvan zijn aangeboren afwijkingen of perinatale sterfte. Op lange termijn is de kans op hart- en vaatziekten en diabetes type 2 groter. Het mechanisme van hoe deze aandoeningen ontstaan is nog niet geheel duidelijk en er zal dus nog meer onderzoek naar gedaan moeten worden. Het kan zijn dat de placenta niet goed ingenesteld zit in de baarmoeder waardoor de toevoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen niet goed aan- en afgevoerd kunnen worden. Om uit te zoeken of dit het mechanisme voor de complicaties is zal er meer onderzoek hierna gedaan moeten worden. Echter is de kans op deze ziektes of nare gevolgen wel te verkleinen door goede begeleiding tijdens en voor de zwangerschap. Als de zwangerschap van diabetespatiënten goed begeleid wordt en het insuline gehalte op peil gehouden wordt, is de kans op onder andere macrosomie of hypoglykemie aanzienlijk kleiner. Dit geldt niet alleen voor vrouwen met diabetes maar ook voor de andere risico groepen zoals vouwen met overgewicht of vrouwen op leeftijd ( > 35 jaar). De juiste begeleiding tijdens de zwangerschap is dus erg belangrijk.
9
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
Referenties 1.
Ali S, Dornhorst A. 2011. Diabetes in pregnancy: health risks and management. Postgrad Med J ;87:1028 417-427
2.
Aref A.B.M, Ahmed O.M, Ali L.A, & Semmler M. 2013. Maternal rat diabetes mellitus deleteriously affects insulin sensitivity and Beta-cell function in the offspring. Journal of diabetes research, 2013.
3.
Bellamy L, Casas J.P, Hingorani A.D, Williams D. 2009. Type 2 diabetes mellitus after gestational diabetes: a systematic review and meta-analysis. Lancet , 373 pp. 17731779.
4.
Caufriez A, Frankenne F. 1990. Placental growth hormone as a potential regulator of maternal IGF-1 during human pregnancy. American Journal of Physiology – Endocrinology and Metabolism. 258:E1014-E1019
5.
Centers for Disease Control and Prevention (CDC). (2008). National diabetes fact sheet: general information and national estimates on diabetes in the United States, 2007. Atlanta, GA: US Department of Health and Human Services.
6.
Chu S.Y, Callaghan W.M, Kim S.Y. et al. 2007. Maternal obesity and risk of gestational diabetes mellitus. Diabetes Care, 30 , pp. 2070–2076
7.
Cundy T, Gamble G, Townend K. et al. 2000. Perinatal mortality in Type 2 diabetes mellitus Diabet Med, 17, pp. 33–39
8.
Dabelea D. 2007. The predisposition to obesity and diabetes in offspring of diabetic mothers, Diabetes Care, 30 (Suppl. 2), pp. S169–S174
9.
Dabelea D, Hanson R.L, Lindsay R.S et al. 2000. Intrauterine exposure to diabetes conveys risks for type 2 diabetes and obesity: a study of discordant sibships, Diabetes, 49, pp. 2208–2211
10.
Dabelea D, Pettitt D.J. 2001. Intrauterine diabetic environment confers risks for type 2 diabetes mellitus and obesity in the offspring, in addition to genetic susceptibility, J Pediatr Endocrinol Metab, 14, pp. 1085–1091
11.
Diabetes Care. 2003. Gestational Diabetes Mellitus. American Diabetes Association. 26:s103-s105
12.
Dudley D.J. 2007. Diabetic-associated stillbirth: incidence, pathophysiology, and prevention, Obstet Gynecol Clin North Am, 34 , pp. 293–307 [ix]
13.
Evers IM, de Valk HW. 2004. Risk of complications of pregnancy in women with type 1 diabetes: nationwide prospective study in the Netherlands. BMJ. 328:915.
14.
Garner P. 1995. Type I diabetes mellitus and pregnancy. Lancet. ;346:157–161
10
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
15.
Godfrey K.M, Gluckman P.D, Hanson M.A. 2010. Developmental origins of metabolic disease: life course and intergenerational perspectives, Trends Endocrinol. Metab. 21 (4) pp. 199–205
16.
International Diabetes Federation. IDF Diabetes Atlas. 2013. (sixth ed.)International Diabetes Federation, Brussels, Belgium.
17.
Lee H., Jang H. C., Park H. K., Cho N. H. 2007. Early manifestation of cardiovascular disease risk factors in offspring of mothers with previous history of gestational diabetes mellitus.
18.
Macintosh M.C, Fleming K.M, Bailey J.A, et al. 2006. Perinatal mortality and congenital anomalies in babies of women with type 1 or type 2 diabetes in England, Wales, and Northern Ireland: population based study. Bmj, 333(7560), 177.
19.
McLeod L, Ray J.G. 2002. Prevention and detection of diabetic embryopathy Community Genet, 5 , pp. 33–39
20.
Mert MK, Satar M. 2015. Troponin T and NT ProBNP Levels in Gestational, Type 1 and Type 2 Diabetic Mothers and Macrosomic Infants. Pediatric Cardiology. 37:76-83
21.
Metzger B.E, Persson B, Lowe L.P. et al. 2010. Hyperglycemia and adverse pregnancy outcome study: neonatal glycemia. Pediatrics, 126, pp. e1545–1552
22.
Mitanchez D, Yzydorczyk C. 2015. The offspring of the diabetic mother–short-and long-term implications. Best Practice & Research Clinical Obstetrics & Gynaecology,29(2), 256-269.
23.
Padmanabhan S, Jiang S, Mclean M, & Cheung N.W. (2016). Effect of pregnancy on insulin requirements differs between type 1 and type 2 diabetes: A cohort study of 222 pregnancies. Australian and New Zealand Journal of Obstetrics and Gynaecology.
24.
Pedersen J. 1952. Diabetes and Pregnancy; The Blood Sugar of Newborn Infants. PhD thesis Danish Science Press, Copenhagen, Denmark, p. 230
25.
Piper J.M, Xenakis E.M, & Langer O. 1998. Delayed appearance of pulmonary maturation markers is associated with poor glucose control in diabetic pregnancies. Journal of Maternal-Fetal Medicine, 7(3), 148-153.
26.
Russell NE, Foley M. 2008. Effect of pregestational diabetes mellitus on fetal cardiac function and structure. American Journal of Obstetrics & Gynecology. 199:312.e1312.e7
27.
Skelly A.H. (2006). Type 2 Diabetes Mellitus. Nursing Clinics, 41(4), 531-547.
28.
Tuomilehto J, Lindström J, Eriksson J.G. et al. 2001. Prevention of type 2 diabetes mellitus by changes in lifestyle among subjects with impaired glucose tolerance. New England Journal of Medicine, 344(18), 1343-1350. 11
De korte en lange termijn effecten van (zwangerschaps)diabetes op het kind
29.
Vargas R, Repke J.T, & Ural S.H. (2010). Type 1 diabetes mellitus and pregnancy. Rev Obstet Gynecol, 3(3), 92-100.
30.
Vohr B.R, Boney C.M. 2008. Gestational diabetes: the forerunner for the development of maternal and childhood obesity and metabolic syndrome? J. Matern. Fetal Neonatal Med., 21 (3) , pp. 149–157
12