Ontwerpbestemmingsplan
Hondsbos 1, Reusel Gemeente Reusel - De Mierden
Datum: 25 november 2009 Projectnummer: 90207
INHOUD
1
Inleiding
3
2
Bestaande situatie
5
3
Beleidskader
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
7
7 8 10
4
Milieuhygiënische en planologische aspecten
12
5
Planbeschrijving
21
6
Juridische planbeschrijving
23
7
Uitvoerbaarheid
25
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2.1 2.2
3.1 3.2 3.3
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
5.1 5.2
6.1 6.2 6.3 6.4
7.1 7.2
Aanleiding Het plangebied Doel Geldend bestemmingsplan Leeswijzer
Ruimtelijke structuur Functionele structuur
Water Natuur Archeologie en cultuurhistorie Bedrijfshinder Geluid Luchtkwaliteit Bodemkwaliteit Externe veiligheid Technische infrastructuur
Uitgangspunten Nieuwe ontwikkelingen
Inleiding Algemene toelichting verbeelding Algemene toelichting regels Toelichting bestemmingen
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
3 3 3 4 4
5 6
12 13 14 15 17 18 19 19 20
21 21
23 23 24 24
25 25
1
Inleiding
1.1
Aanleiding Het voorliggende bestemmingsplan ‘Hondsbos 1, Reusel’ heeft betrekking op de herbouw van een woning op een andere locatie op het perceel aan de Hondsbos 1 te Reusel, gemeente Reusel - De Mierden.
1.2
Het plangebied Het voorliggende bestemmingsplan betreft het perceel aan de Hondsbos 1 te Reusel. In het plangebied is momenteel een halfvrijstaande woning met bijbehorende voorzieningen gelegen. Het plangebied is gelegen in de noordwest-rand van de bebouwde kom van Reusel, grenzend aan het buitengebied. Figuur 1 geeft aan waar het plangebied zich bevindt.
Figuur 1: Ligging plangebied
1.3
Doel Het doel van het voorliggend bestemmingsplan is om de bestaande halfvrijstaande woning aan de Hondsbos 1 te Reusel te vervangen door een vrijstaande woning. De bestaande woning wordt gesloopt. De nieuwe woning wordt aan de Hondsbos 1 gerealiseerd. De situering is echter zodanig dat deze ontwikkeling binnen het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk is. Op basis van voorliggend bestemmingsplan kan deze ontwikkeling doorgang vinden.
SAB
3
1.4
Geldend bestemmingsplan Voor onderhavig plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan “Kom Reusel”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld bij raadsbesluit van 23 september 2008 en in werking getreden op 23 juni 2009.
Figuur 2: Bestemmingsplan “Kom Reusel” met aanduiding plangebied Het plan voorziet in de verplaatsing en herbouw van een bestaande woning op een locatie waar momenteel de bestemming “Wonen - 2” geldt. De verplaatsing van de bestaande woning is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk omdat de woning buiten het bouwblok wordt gesitueerd.
1.5
Leeswijzer Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. Verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting dient ter beschrijving en onderbouwing van het bestemmingsplan en bevat de resultaten van de diverse verrichte onderzoeken. De toelichting bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving opgenomen van de huidige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 is het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuhygiënische en planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat een planbeschrijving. Hoofdstuk 6 vormt een toelichting op de juridische onderdelen van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 7 tenslotte wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De economische en maatschappelijke haalbaarheid wordt in dit hoofdstuk toegelicht.
SAB
4
2 2.1
Bestaande situatie Ruimtelijke structuur Reusel is een kern in de gemeente Reusel - De Mierden. Het plangebied is gelegen aan de Hondsbos 1 in het noorden van Reusel. Het plangebied wordt aan twee zijden begrensd door infrastructuur. Aan de zuidrand van het plangebied is de Hondsbos gelegen. Deze weg heeft geen voorname functie en gaat ten westen van het plangebied over in de Kattenbos. De Hondsbos en Kattenbos zijn vooral bedoeld om de woningen en agrarische bedrijven die aan deze wegen zijn gelegen, te ontsluiten. Daarnaast ligt aan de westzijde van het plangebied de Zeegstraat. Dit is de belangrijkste invalsweg vanuit het noorden voor de kern van Reusel. De Zeegstraat is tevens de begrenzing van de bebouwde kom van Reusel. Ten westen van de Zeegstraat is het buitengebied gelegen. Deze heeft een sterk agrarische en groene uitstraling. In het buitengebied zijn diverse agrarische bedrijven gelegen. In de bebouwde kom zijn in de directe omgeving van het plangebied vooral vrijstaande woningen waarvan sommige zijn voorzien van een bijgebouw, gelegen. Deze woningen hebben een relatief grote korrel en zijn veelal vormgegeven in twee bouwlagen met kap. Circa 200 meter ten oosten van het plangebied is een klein bedrijventerrein gelegen. Deze is echter ruimtelijk gezien niet van invloed op onderhavig plangebied. In het plangebied is momenteel een halfvrijstaande woning met omliggende tuin gelegen.
Figuur 3: Luchtfoto met globale begrenzing plangebied
SAB
5
2.2
Functionele structuur Het plangebied maakt onderdeel uit van een gebied dat voornamelijk een woonfunctie heeft. Het plangebied grenst echter ook aan het buitengebied. Het buitengebied heeft ter hoogte van het plangebied vooral een agrarische functie. Op circa 200 meter van het plangebied is een klein bedrijventerrein gelegen.
SAB
6
3
Beleidskader Het beleidskader wordt op een drietal niveaus kort beschreven. Op rijks- en provinciaal niveau omvat het beleid algemene beleidsuitgangspunten ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en functiemenging. De beschreven uitgangspunten zullen op het niveau van deze bestemming weinig concrete invloed hebben. Op gemeentelijk niveau is sprake van meer concrete beleidsuitgangspunten, alhoewel het beleid ook hier in hoofdzaak gericht is op zorgvuldig ruimtegebruik en functiemenging.
3.1 3.1.1
Rijksbeleid Nota Ruimte De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006 ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De Nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. De rijksverantwoordelijkheden en die van anderen zijn helder onderscheiden. Daarbij wordt invulling gegeven aan het motto “decentraal wat kan, centraal wat moet”. De Nota Ruimte is door het Rijk op dit moment vastgesteld als Structuurvisie met een uitvoeringsparagraaf. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies. Het kabinet richt zich op: 1 Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; 2 Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; 3 Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden; 4 Borging van veiligheid. Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk uit van de bundelingsstrategie. De steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Infrastructuur kan worden geconcentreerd en optimaal benut. Het Rijk voert het bundelingsbeleid niet zelf uit. Dat is een taak van decentrale overheden. Wel speelt het Rijk een stimulerende rol. Uitgangspunt is dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen, waardoor de sociale samenhang onder druk komt te staan. Behalve voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.
SAB
7
Onderhavig plan maakt de herbouw en verplaatsing van een bestaande woning mogelijk. Deze ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. De verplaatsing en herbouw van een woning leidt niet tot veranderingen in het bestaand stedelijk gebied. In onderhavig plan is namelijk geen sprake van in- of uitbreiding. De bundeling van verstedelijking blijft hetzelfde zoals deze momenteel is. Onderhavig plan past binnen het beleid zoals dat in de Nota Ruimte is opgesteld.
3.2 3.2.1
Provinciaal beleid Interimstructuurvisie “Brabant in ontwikkeling” De Interimstructuurvisie (27 juni 2008) benoemt de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant en werkt deze op hoofdlijnen in beleid uit. Het hoofdbelang van de provincie is zorgvuldig ruimtegebruik. Dit hoofdbelang wordt thematisch uitgewerkt in deelbelangen en -doelen. De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid zijn vervolgens uiteengezet aan de hand van vijf leidende principes, welke een ruimtelijke inslag hebben en van belang zijn voor het provinciale schaalniveau. De vijf ruimtelijke principes zijn: − meer aandacht voor de onderste lagen; − zuinig ruimtegebruik; − concentratie van de verstedelijking; − zonering van het buitengebied; − grensoverschrijdend denken en handelen.
Figuur 4: plankaart Interimstructuurvisie met globale aanduiding plangebied In onderhavig plan is sprake van vervangende nieuwbouw. Een bestaande woning wordt afgebroken ten gunste van een nieuwe woning. Deze ontwikkeling vindt plaats op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied zoals dat is aangemerkt door de Interimstructuurvisie. De bestaande structuur van het plangebied wordt niet ingrijpend gewijzigd in de nieuwe situatie. Er is namelijk geen sprake van een functiewijziging en
SAB
8
er wordt ook geen woning toegevoegd. Weliswaar worden de vijf ruimtelijke principes van de Interimstructuurvisie niet direct versterkt door realisatie van onderhavig plan, de ruimtelijke ontwikkeling wordt echter ook niet uitgesloten door het beleid in de Interimstructuurvisie. In het kader van de Interimstructuurvisie is derhalve voor doorgang van onderhavig plan geen belemmering. 3.2.2
Paraplunota ruimtelijke ordening In de Paraplunota (1 juli 2008) staat de uitwerking van het provinciaal ruimtelijk beleid uit de Interimstructuurvisie. Deze nota vormt de basis voor het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en dus voor de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de Paraplunota wordt concreter aangegeven wat het beleid van de provincie is. Het beleid uit de Paraplunota put hiervoor uit verschillende bestaande plannen, zoals het voormalige Streekplan (waarvoor nu de Interimstructuurvisie in de plaats is gekomen), de uitwerkingsplannen, reconstructieplannen, en verschillende thematische nota’s. Naast het bestaande beleid is op enkele punten nieuw beleid voorgesteld. Dit heeft betrekking op bedrijventerreinen, kantoorlocaties en het landelijk gebied. Voor onderhavig plan is dit nieuwe beleid echter niet van toepassing.
Figuur 5: Uitsnede plankaart Paraplunota RO met globale aanduiding plangebied In de Paraplunota wordt onderhavig plangebied aangemerkt als Bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied geldt dat dit door de realisatie van onderhavig plan niet wezenlijk verandert omdat sprake is van vervangende nieuwbouw van een woning. Ook in het kader van de Paraplunota RO is geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
SAB
9
3.2.3
Uitwerkingsplan Zuidoost Brabant/Regionaal Structuurplan De Regioraad van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) heeft op 7 december 2004 het Regionaal Structuurplan (RSP) regio Eindhoven vastgesteld, dat is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 8 maart 2005. Op basis van het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven heeft GS op 8 maart 2005 het Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant goedgekeurd als uitwerking van het Streekplan 2002. In de Paraplunota RO is het Uitwerkingsplan als beleidsstuk overgenomen. Het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven en het Provinciaal Uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant vormen het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maken onderdeel uit van het provinciale toetsingskader, op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld, waarbij het centrale motto ‘Stad en Land verbonden’ is. De krachten bundelen in het belang van de regio als geheel met als achterliggende gedachte dat een sterke stad goed is voor het platteland en vice versa. Het ‘bestaand stedelijk gebied’ vervult een belangrijke rol voor het accommoderen van de stedelijke ruimtevraag. Stedelijke herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat stedelijk gebied. Het beleid voor het bestaand stedelijk gebied, opgenomen in het Uitwerkingsplan, heeft vooral tot doel om een betere benutting van de kansen van dat stedelijk gebied te stimuleren. Het betreft, met uitzondering van het beleid voor de stedelijk groene dragers, geen beleid gericht op het uitsluiten van ontwikkelingen. Daarnaast zijn in het Uitwerkingsplan locaties aangemerkt met ‘strategische gebiedsontwikkeling’. Dit betreft gebieden waarvoor een complexe ontwerpopgave ligt. Een omvangrijke uitbreiding van het stedelijk gebied zal in samenhang met het omringende landschap, de infrastructuur en de bestaande stad ontwikkeld moeten worden. Onderhavig plangebied is gelegen in het bestaand stedelijk gebied en aangrenzend aan een locatie die is aangemerkt met ‘strategische gebiedsontwikkeling’. Door onderhavig plan wordt het karakter van het bestaand stedelijk gebied niet beïnvloedt. Daarnaast is de ontwikkeling niet van invloed op het gebied dat is bestemd voor strategische gebiedsontwikkeling. In de bestaande situatie staat namelijk reeds een woning en ook in de nieuwe situatie is dit het geval.
3.3 3.3.1
Gemeentelijk beleid StructuurvisiePlus “Wonen en recreëren in een groene gemeente” Het gemeentebestuur geeft in de StructuurvisiePlus een kader voor de meest wenselijke ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente voor een periode van 10 tot 15 jaar. Op deze manier wordt een beeld gegeven van de toekomstige woningbouwlocaties en bedrijventerreinen, de ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied, de bescherming van natuurgebied et cetera. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onder andere een ruimtelijk model op gemeenteniveau. Daarnaast is een structuurbeeld voor Reusel ontwikkeld.
SAB
10
Omdat onderhavig plan voorziet in de herbouw van een bestaande woning is dit geen nieuwe ontwikkeling zoals bedoeld in de StructuurvisiePlus. De functie en karakter van het gebruik en de inrichting van het plangebied blijven immers onveranderd ten opzichte van de bestaande situatie. Derhalve past het plan binnen het structuurbeeld dat voor Reusel is ontwikkeld. De StructuurvisiePlus vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
SAB
11
4 4.1
Milieuhygiënische en planologische aspecten Water In het kader van onderhavig plan is een watertoets uitgevoerd. Deze is als separate bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusie van de watertoets luidt als volgt:
4.1.1
TOETSASPECTEN Afvoer uit het gebied De afvoer uit het gebied zal naar verwachting niet toe- of afnemen. De toename van verhard oppervlakte is nagenoeg gelijk aan het oppervlakte bebouwing dat zal worden afgekoppeld en waarvan het hemelwater zal worden opgevangen voor hergebruik. Oppervlaktewaterstanden (zomer en winterperiode) Het project zal vanwege de zeer geringe schaalgrootte naar verwachting geen invloed hebben op de oppervlaktewaterstanden in de omgeving. Berging in en buiten de voorzieningen (overlast) Het hemelwater wordt slechts in uitzonderlijke situaties afgevoerd naar de tuin middels een bovengrondse overloopvoorziening (T=100 situaties). De hoeveelheid bedraagt maximaal 1 m3 (T=100, 17 m3 benodigd, 19 - 3 = 16 m3 minimale bergingscapaciteit aanwezig). Overlast voor de eigen locatie alsmede voor de omgeving wordt daarmee tot een minimum beperkt. Grondwateraanvulling (zomer en winterperiode) Het project zal vanwege de zeer geringe schaalgrootte naar verwachting geen invloed hebben op de grondwateraanvulling. Grondwaterstanden Het project zal vanwege de zeer geringe schaalgrootte naar verwachting geen invloed hebben op de grondwateraanvulling. Afvalwater Het afvalwater zal worden aangesloten op het bestaande gemengde gemeentelijk rioolstelsel. Materiaalgebruik Afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het betreft uitlogende materialen zoals zink en lood. Dat betekent dat slechts duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt worden.
4.1.2
Overleg met het waterschap De projectlocatie valt onder het beheer van waterschap de Dommel. Voorliggende waterparagraaf is in concept voorgelegd aan het waterschap en telefonisch op 15 juni 2009 besproken. De opmerkingen zijn in het voorgaande verwerkt.
SAB
12
Het formele wateradvies van het waterschap zal als separate bijlage bij deze rapportage worden gevoegd. In voorliggende rapportage wordt de principeoplossing voor de behandeling van (hemel)water beschreven. Daarmee zijn de kaders voor de technische uitwerking van het systeem vastgelegd. Bij de aanvraag van de bouwvergunning zullen de exacte positie, maatvoering en hoogteligging van de verschillende onderdelen van het systeem nader worden bepaald en afgestemd met de gemeente.
4.2
Natuur Verplichtingen uit EG-richtlijnen moeten worden omgezet in Nationaal recht. De soortenbescherming uit de Habitatrichtlijn is verwerkt in de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 in werking is getreden. De Flora- en faunawet heeft een aantal wetten op het gebied van soortenbescherming vervangen. De belangrijkste zijn de Vogelwet, de Jachtwet en de Wet bedreigde uitheemse diersoorten. Uit de Natuurbeschermingswet is het hoofdstuk soortenbescherming in de Flora- en faunawet opgenomen. Wat betreft soortenbescherming, is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd. In het kader van onderhavig plan heeft IJzerman Advies een quick scan flora en fauna 1 uitgevoerd . Uit deze quick scan wordt geconcludeerd dat het plangebied niet in of nabij een Natura-2000 of overig beschermd gebied ligt. Derhalve rust er vanuit het bestaande provinciale of rijksnatuurbeleid geen planologische gebiedsbescherming op de locatie. Het plangebied is onderzocht op het voorkomen van strikt beschermde florasoorten. Deze zijn niet aangetroffen. Op basis van bekende verspreidingsgegevens en de aanwezige biotopen (grasland op voedselrijke grond) kan worden gesteld dat het plangebied geen strikt beschermde soorten herbergt. Doordat waterstructuren ontbreken in het plangebied zullen strikt beschermde amfibieën of vissen geen gebruik maken van de planlocatie als voortplantingsgebied. Verder zullen door de afwezigheid van structuurrijke elementen en geleidelijke overgangssituaties reptielen naar alle waarschijnlijkheid niet voorkomen in het plangebied. Mogelijk komen enkele algemene amfibieënsoorten en grondgebonden zoogdieren voor. Hoewel deze algemene soorten beschermd zijn (tabel 1 van de toelichting tabellen soorten Flora- en faunawet), worden zij niet bedreigd in hun voorkomen. Voor het aantasten van vaste rust en verblijfsplaatsen van deze algemene soorten geldt een vrijstelling op de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen (AMvB artikel 75, tabel 1). Aan deze vrijstelling zijn verder geen eisen en verdere procedures verbonden, en wordt derhalve automatisch verkregen. 1
IJzerman Advies, Quick scan flora en fauna locatie Hondsbos 1 Reusel, rapportnummer
2009170, 7 mei 2009
SAB
13
In de groenstructuur die in het plangebied aanwezig is, kunnen mogelijk vogels tot broeden komen. Bij eventuele kapwerkzaamheden wordt rekening gehouden met broedvogels. De meeste vogels broeden tussen 15 maart en 15 juli. Eventuele kapwerkzaamheden worden buiten deze periode uitgevoerd. Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn strikt beschermde soorten. Foeragerende vleermuizen in de omgeving van het plangebied zijn zeker niet ongewoon. Mogelijk voorkomende vleermuizen zijn cultuurvolgers en maken vaak gebruik van de vele lijnvormige groen- en bebouwingsstructuren en straatverlichting in het gebied. De bebouwing is niet in gebruik als vaste verblijfslocatie voor gebouwbewonende vleermuizen. In het kader van flora en fauna zijn geen belemmeringen voor doorgang van onderhavig plan.
4.3 4.3.1
Archeologie en cultuurhistorie Archeologie In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit Verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat ar2 cheologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven 3 en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Figuur 6: Uitsnede indicatieve archeologische waardenkaart met globale aanduiding plangebied 2
in situ = in de bodem [bewaren]
3
ex situ = uit de bodem [halen en ergens bewaren]
SAB
14
Het plangebied heeft voor wat betreft de indicatieve archeologische waarde een hoge verwachtingswaarde (www.kich.nl). De gemeente Reusel - De Mierden hanteert voor ontwikkelingen zoals in onderhavig plan de strategie om grondwerkzaamheden onder archeologische begeleiding te laten plaatsvinden. Hiervoor zijn een aantal redenen: De bodemingreep voor onderhavig plan is vrij beperkt ten opzichte van eventueel proefsleuvenonderzoek en mogelijke opgravingen. Daarnaast is behoud in situ niet mogelijk omdat de woning wezenlijk verplaatst kan worden binnen het plangebied. Wanneer grondwerkzaamheden onder archeologische begeleiding worden verricht wordt voldoende rekening gehouden met eventueel aanwezige archeologische waarden. Wanneer deze tijdens grondwerkzaamheden worden aangetroffen kunnen deze alsnog opgegraven worden. De werkwijze wordt afgestemd op de omvang en diepte van de toekomstige woning en wordt vastgelegd in het bestek van de aannemer. In het kader van archeologie zijn geen belemmeringen voor doorgang van onderhavig plan. 4.3.2
Cultuurhistorie In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen cultuurhistorische elementen gelegen. Deze vormen derhalve geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
4.4
Bedrijfshinder In de omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijven gelegen: − Mierdseweg 53: transportbedrijf, hindercirkel van 100 meter; − Mierdseweg 69: restaurant, hindercirkel van 10 meter; − Mierdseweg 79: garagebedrijf, hindercirkel van 30 meter. Uit figuur 8 blijkt dat de hindercirkels van deze bedrijven zich niet uitstrekken over onderhavig plangebied. De aanwezigheid van de hiervoor genoemde bedrijven leveren derhalve geen belemmering op voor onderhavig plan.
Figuur 7: Hindercirkels omliggende bedrijven
SAB
15
Er is onderzoek gedaan naar de geurcontouren in de omgeving van de woningen gelegen aan Hondsbos 1-3-5 te Reusel. Er is een verzoek ingediend om de woning nr. 1 af te splitsen en op hetzelfde perceel te herbouwen. Hiervoor is het noodzakelijk dat op het perceel, conform een goede ruimtelijke ordening, sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de belangen van omliggende veehouderijen niet worden geschaad. Op 27 mei 2008 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden een gebiedsvisie en geurverordening ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij vastgesteld. In de gebiedsvisie is de achtergrondbelasting inzichtelijk gemaakt. Hierbij is rekening gehouden met de bestaande veehouderijen en toekomstige ontwikkelingen. Er is voor wat betreft het aanvaardbare woon- en leefklimaat onderscheid gemaakt tussen bebouwde kernen, buitengebied, en te ontwikkelen gebieden voor woningbouw en industrie. In de geurverordening zijn de geurnormen vastgesteld waaraan bij vergunningverlening aan veehouderijen wordt getoetst. Deze geurnormen zijn ook toepasbaar bij de zogenaamde omgekeerde werking in ruimtelijke ordeningstrajecten. Uit de gebiedsvisie blijkt dat de achtergrondbelasting op het perceel tussen de 10 en 20 Ou zit. Dit betekent dat er sprake is van een redelijk tot goed leefklimaat. De gemeenteraad heeft dit geaccepteerd als zijnde voldoende. Uit de geurverordening blijkt dat op het betreffende perceel de norm 1 Ou geldt. De geurcontouren op 1 Ou zijn dan ook inzichtelijk gemaakt van de meest beperkende bedrijven. Van deze bedrijven zijn de vigerende vergunningen als uitgangspunt genomen, waar van toepassing is uitgegaan van lopende aanvragen. Voor de berekeningen is een uitdraai gemaakt uit het BVB, rapportage V-stacks gebied. Uitgegaan is van de worst case situaties, zoals beschreven in de handleidingen bij de Wet geurhinder en veehouderij. In V-stacks gebied is vervolgens van elk bedrijf de geurcontour berekend. Vervolgens is de berekende geurcontour middels het programma Quickgrid omgezet naar een DXF-file. Deze files zijn vervolgens geïmporteerd in de GIS-applicatie Mapviewer. Van elk bedrijf is de geurcontour van norm 1 Ou ingetekend op de hoekpunten van de bouwblokken. Dit is conform de handleidingen bij de Wet geurhinder en veehouderij.
SAB
16
Figuur 8: Plangebied aan de Hondsbos 1 en de daarop van toepassing zijnde geurcontouren Uit de berekeningen van de geurcontouren blijkt dat het gehele perceel is gelegen binnen de geurcontouren van meerdere omliggende veehouderijen. Dit betekent dat op het perceel geen nieuwe geurgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd. Het betreft hier echter niet de realisatie van een nieuw geurgevoelig object, maar de verplaatsing van een bestaande woning. Op het perceel is sprake van een redelijk tot goed woon- en leefklimaat. Het verplaatsen van de reeds bestaande woning brengt hier geen verandering in. De woning is op dit moment niet de meest dichtbij gelegen woningen voor de veehouderij waarvan de geurcontouren over het perceel vallen. Dat zal ook niet veranderen door het verplaatsen van de woning op hetzelfde perceel. Het verplaatsen van de woning vormt dan ook geen extra belemmering voor de omliggende veehouderijen. Nu er sprake is van een redelijk tot goed woon- en leefklimaat en de belangen van de omliggende veehouderijen niet worden geschaad, is er geen sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening. De woning mag dan ook worden afgesplitst en op hetzelfde perceel worden herbouwd.
4.5
Geluid In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals een woning, akoestisch onderzoek te worden verricht indien deze gelegen zijn binnen onderzoekszones van wegen. Op grond van artikel 74 van de Wgh heeft
SAB
17
elke weg een onderzoekszone, behoudens (onder andere) wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. In onderhavig plan wordt een bestaande woning verplaatst en herbouwd op een locatie die zich binnen de onderzoekszone van de Zeegstraat is ge4 legen. Derhalve is door M&A milieuadviesbureau een akoestisch onderzoek verricht . Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 d(B)A ten gevolge van het wegverkeerslawaai afkomstig van de Zeegstraat op de nieuwe woning aan de Hondsbos 1 wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting (op de zijgevel) in de nieuwe situatie bedraagt 52 d(B)A. Dit is inclusief de aftrek van 5 d(B)A op grond van artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. Voor onderhavig plan kan echter een hogere grenswaarde worden gevraagd nu afschermende maatregelen om stedenbouwkundige redenen niet mogelijk zijn. Voor vaststelling van het bestemmingsplan dient de hogere grenswaarde te zijn vastgesteld. Het ontwerpbesluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde heeft vanaf 26 oktober 2009 6 weken ter inzage gelegen. Op 15 december 2009 hebben burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden een hogere grenswaarde vastgesteld van 52 d(B)A. Afschermende maatregelen zijn niet mogelijk vanwege stedenbouwkundige redenen. Ook verkeersmaatregelen zijn in onderhavig plan niet mogelijk. Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor doorgang van onderhavig plan.
4.6
Luchtkwaliteit Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het ‘Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. De grens van ‘niet in betekenende mate’ ligt volgens de gelijknamige AmvB bij 1% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 0,4 µg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ sprake bij de realisatie van 500 woningen met één ontsluitingsweg.
4
M&A milieuadviesbureau, Akoestisch onderzoek Hondsbos 1 Reusel, rapportnummer 27RHol-srm2-v1, 11 mei 2009
SAB
18
Dit laat onverlet dat burgers voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ‘schoon’ genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten. In onderhavig plan wordt een bestaande woning herbouwd. De nieuwe woning zal op dezelfde wijze gebruikt worden als de oude woning. Derhalve zijn er geen veranderingen in de luchtkwaliteit, en vormt dit aspect geen belemmering voor doorgang van het project. Daarnaast is het plangebied vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit geschikt voor woningbouw.
4.7
Bodemkwaliteit Teneinde te beoordelen of de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt is voor de beoogde functie, dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. 5
Door Tritium Advies is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd . In het uitgebrachte rapport wordt geconcludeerd dat de grond licht verontreinigd is met kobalt, lood, zink, PAK, PCB’s en minerale olie, en dat het grondwater licht is verontreinigd met kobalt en nikkel. De aangetroffen gehaltes zijn echter dermate laag dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht. De onderzoeksresultaten leveren geen beperkingen op ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie en vormen geen belemmering voor de afgifte van de bouwvergunning en herziening van het bestemmingsplan.
4.8
Externe veiligheid Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Daartoe moeten de risico’s voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten (bestaand en nieuw), in beeld worden gebracht. Volgens het huidige beleid gebeurt dat door de effecten van bepaalde mogelijke ongevallen te berekenen en uit te drukken in de kans op (aantallen) doden. Op basis van de risicokaart van de provincie Noord-Brabant kan geconcludeerd worden dat op circa 900 meter een LPG-installatie is gelegen. Deze afstand is echter dermate groot dat deze installatie niet van invloed is op het plangebied.
5
Tritium Advies, Verkennend bodemonderzoek Hondsbos 1 Reusel, projectnummer
0903/071/ML, 8 mei 2009
SAB
19
Figuur 9: uitsnede risicokaart Noord-Brabant
4.9
Technische infrastructuur Op basis van het vigerende bestemmingsplan ‘Kom Reusel’ wordt geconcludeerd dat in onderhavig plangebied geen kabels of leidingen zijn gelegen. Ten behoeve van de aanvraag van de bouwvergunning zal te zijner tijd een Klicmelding worden uitgevoerd.
SAB
20
5 5.1
Planbeschrijving Uitgangspunten Uitgangspunt van het voorliggend bestemmingsplan is om een nieuwe ontwikkeling aan de Hondsbos 1 te Reusel mogelijk te maken. In de navolgende paragraaf wordt deze nieuwe ontwikkeling nader beschreven.
5.2
Nieuwe ontwikkelingen Momenteel is binnen het plangebied een halfvrijstaande woning met omliggende tuin gelegen. De bestaande woning wordt afgebroken. De bebouwing op het naastgelegen perceel, waaraan de bestaande woning in onderhavig plangebied grenst, blijft behouden. Binnen het plangebied wordt een nieuwe vrijstaande woning gerealiseerd. Deze woning is zodanig gesitueerd dat de voorgevel verder naar achter is gelegen dan in de bestaande situatie het geval is. Op die manier wordt een diepere voortuin gecreëerd. Doordat het plan een vrijstaande woning betreft heeft deze een relatief grote korrel. Dit sluit aan op de omliggende woningen. De nieuwe woning is vormgegeven in 1 bouwlaag met zadeldak. Aan de linkergevel wordt een uitbouw gerealiseerd die bestaat uit 2 bouwlagen. De goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 3 meter en 10 meter. Aan de rechterzijde van de woning wordt tevens een carport gerealiseerd. De rest van het perceel wordt in gebruik genomen als tuin.
Figuur 10: Inrichting Hondsbos 1
SAB
21
Figuur 11: Voorgevel van de nieuwe woning In de huidige stedenbouwkundige situatie staat in het plangebied een hoekwoning die deel uitmaakt van een rij van drie woningen. De bestaande bebouwing in het plangebied zal gesloopt worden, zodat er een twee-onder-een-kap woning ontstaat. Voor de vrijgekomen gevel wordt een nieuwe metselwerk wand opgetrokken in een lichte steen, passend bij het metselwerk van de bestaande woningen. Op het vrijgekomen perceel wordt een vrijstaande woning opgericht. De positie van het bouwblok is ten opzichte van de blijvende bebouwing wat naar achteren geschoven en meer richting de Zeegstraat. De hoofdoriëntatie van de woning blijft gericht naar het Hondsbos, maar door het trappenhuis wordt er ook een relatie gelegd met de Zeegstraat en het achterliggende landschap aan die zijde. In tegenstelling tot de bestaande bebouwing komt de nokrichting haaks op de weg te liggen. Op deze manier wordt de nieuwbouw losgekoppeld van de blijvende bebouwing en krijgt het een eigen positie op de kruising Hondsbos/ Zeegstraat. Het plangebied is gelegen aan de Zeegstraat, een belangrijke uitvalsweg van Reusel. Vaak treft men langs de uitvalswegen de statiger woningen aan. De nieuw te bouwen woning voldoet aan deze classificatie; door het toepassen van een steile dakhelling, dakkapellen, het geprononceerde trappenhuis en de forse schoorsteen vormt het ontwerp een statige geheel. De woning bestaat uit een duidelijk hoofdvolume met daarbij een garage met kap die verbonden wordt aan het woonhuis middels een plat afgedekt volume. De gevels bestaan uit donker metselwerk met in de nok een verbijzondering door middel van ornamentering uitgevoerd in metselwerk. De kozijnen worden uitgevoerd in hout, waarbij de maatvoering van de profielen steviger wordt dan standaard toegepaste houten kozijnen. Boeiboorden en gootoverstekken zullen gemaakt worden van multipaint, geschilderd in een gebroken witte kleur. Op het dak komen blauw gesmoorde keramische dakpannen te liggen. Het plan is behandeld in de welstandscommissie op 13 mei 2009 en akkoord bevonden.
SAB
22
6 6.1
Juridische planbeschrijving Inleiding Het gemeentelijk bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat: 1 de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en 2 de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (bouwvergunning). Een bestemmingsplan regelt derhalve: 1. het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: 2. het bebouwen van de gronden; Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
6.2
Algemene toelichting verbeelding Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen nader worden ingevuld door middel van aanduidingen. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld.
SAB
23
Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken.
6.3
Algemene toelichting regels De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken: 1 Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). 2 Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. In voorliggen bestemmingsplan gaat het slechts om één bestemming: Wonen. Het toegestane gebruik is geregeld en er zijn bouwregels. Het bestemmingsartikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen ontheffingsbevoegdheden met betrekking tot bouwen/of gebruiksregels. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld. 3 Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn onder meer een antidubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels en algemene procedureregels (deze laatste bepaling hangt samen met de ontheffingsregels in het bestemmingsplan). 4 Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
6.4
Toelichting bestemmingen Voorliggend bestemmingsplan kent slechts één bestemming: Wonen-2. De regels bij de bestemming Wonen hebben betrekking op een vrijstaande woning. De bouw- en goothoogten van de hoofdgebouwen zijn op de verbeelding aangeduid. In de regels is opgenomen dat hoofdgebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden dat deze binnen en buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. Binnen het bouwvlak gelden beperkingen met betrekking tot bouw- en goothoogten. Voor bijgebouwen buiten het bouwvlak geldt tevens dat de maximale oppervlakte hiervan is gemaximeerd in de regels. In de regels van de bestemming Wonen zijn voorts ontheffingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van het toestaan van aan huis gebonden bedrijven en van bewoning van een bijgebouw in verband met mantelzorg. Voor deze ontheffingen gelden aanvullende voorwaarden voordat ze kunnen worden verleend.
SAB
24
7 7.1
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid De kosten van de realisering van dit plan komen volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Aangezien in onderhavig plan sprake is van herbouw van een bestaande woning wordt geen exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente Reusel De Mierden en de initiatiefnemer. Indien er kosten gemaakt worden door de gemeente dan worden deze verhaald op de initiatiefnemer.
7.2 7.2.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Vooroverleg Op basis van onderhavig plan wordt vooroverleg gepleegd tussen de gemeente Reusel - De Mierden, de provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel.
7.2.2
Uniforme openbare voorbereidingsprocedure Conform artikel 1.3.1 Bro zullen burgemeester en wethouders kennis geven van het voornemen om het ontwerpbestemmingsplan “Hondsbos 1 Reusel” ter inzage te leggen. Het ontwerpbestemmingsplan ligt vervolgens gedurende 6 weken voor eenieder ter inzage. Wanneer in het kader van de terinzagelegging zienswijzen binnenkomen, zullen deze te zijner tijd worden verwerkt in deze paragraaf.
SAB
25