De invloed van cogniƟeve gedragstherapie op het eetgedrag van mensen met overgewicht als aanvullende behandeling in de diëƟsƟsche prakƟjk: een Randomized Controlled Trial.
Hogeschool van Amsterdam Bacheloropleiding Voeding en DiëteƟek Afstudeernummer 2012102 16 januari 2012
Janneke Kaim-Roossien Desiree Schaefers
De invloed van cognitieve gedragstherapie op het eetgedrag van mensen met overgewicht als aanvullende behandeling in de diëtistische praktijk: een Randomized Controlled Trial. Auteurs:
Janneke Kaim‐Roossien Bloemhof 135 1403 LB Bussum
[email protected]
Desiree Schaefers Weegbree 155 1689 NH Zwaag
[email protected] Afstudeerproject: Opdrachtgever:
Docentbegeleider: Ontwerp voorblad:
2012102 Kenniskring van het Lectoraat Gewichtsmanagement van de opleiding Voeding en Diëtetiek Hogeschool van Amsterdam Dr. Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam 020‐ 595 34 00 Mevrouw Dr. J.W. Zijlstra Janneke Kaim‐Roossien
Copyright © 2012, Kaim‐Roossien J H. en Schaefers D. ©Niets uit deze scriptie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of op enige manier, zonder voorafgaande toestemming van de auteurs.
1
Voorwoord Het onderzoek dat in deze scriptie beschreven wordt, richt zich op de vraag of diëtisten zelf in staat zijn psychologische begeleiding door middel van cognitieve gedragstherapie‐oefeningen toe te passen als aanvullende behandeling bij personen die af willen vallen. Daarom wordt er in dit onderzoek het energiebeperkte dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen vergeleken met een controlegroep, die het energiebeperkte dieet volgt met leefstijloefeningen (reguliere diëtistische behandeling). Deze opdracht is uitgevoerd in opdracht van de Kenniskring van het lectoraat Gewichtsmanagement van de Hogeschool van Amsterdam, onder begeleiding van mevrouw Dr. J.W. Zijlstra. Wij hebben met veel plezier aan deze scriptie gewerkt en hebben geleerd een onderzoek op te zetten en uit te voeren. Daarnaast hebben wij ons verder kunnen ontwikkelen als zelfstandig werkende diëtisten, met bijbehorende taken als werving en selectie van cliënten, het geven van voedings‐ en leefstijladviezen, het begeleiden van cliënten bij het afvallen en het ontwikkelen van gespreksvaardigheden met aandacht voor het psychologische aspect. Graag bedanken wij onze docentbegeleider Hanna Zijlstra voor haar positieve feedback, wijze raad en betrokkenheid bij het project. Dankzij haar hebben wij 20 weken lang met volle overgave en toewijding kunnen werken aan dit project. Ook heeft zij ons weten te enthousiasmeren om te werken met cliënten. Onze dank hiervoor is groot. Wij bedanken mevrouw S.E. van der Plas en mevrouw T. Haarsma voor de goede planning rondom het gebruik van het voedingslab. Wij vonden het erg leuk om acht weken lang onze participanten te begeleiden. Zonder deze enthousiaste en gemotiveerde participanten hadden wij dit onderzoek niet uit kunnen voeren. Wij willen hen via deze weg bedanken voor hun inzet, tijd en energie! Wij wensen u veel leesplezier. Janneke Kaim‐Roossien en Desiree Schaefers
2
Samenvatting Achtergrond: de helft van de Nederlanders heeft overgewicht. Naar verwachting zal het aantal personen in Nederland met overgewicht in de toekomst blijven stijgen. Dit vraagt om effectieve behandelmethoden. De reguliere dieetbehandeling bestaat uit een energiebeperkt dieet, waarbij men als doel heeft gesteld 0,5‐1,0 kg per week aan gewichtsverlies te bereiken. Op lange termijn blijkt echter dat wanneer de behandeling stopt, het gewichtsverlies bij personen meestal niet blijvend is. Cognitieve gedragstherapie (CGT) kan invloed hebben op de drie aan overgewicht gerelateerde type eters, namelijk emotioneel‐, extern‐ en lijngericht eten, die door psychologische factoren veroorzaakt worden. Wanneer cognitieve gedragstherapie, gegeven door een psycholoog, aan de reguliere behandeling van overgewicht wordt toegevoegd, blijkt dat het effect van de behandeling blijvend is na staking van de behandeling. In de literatuur is nog weinig bekend over of een diëtist zelfstandig CGT kan toepassen als aanvullende behandeling bij overgewicht. Deze studie heeft als doel te onderzoeken of de diëtist het type eter van cliënten met overgewicht effectiever kan verbeteren door een energiebeperkt dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen of met een energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen. Methoden: twee groepen participanten met overgewicht hebben gedurende acht weken een energiebeperkt dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen (n=14) of een energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen (n=18) gevolgd, waarbij de tweede groep diende als controlegroep. Eenmaal per twee weken kregen de participanten een individueel consult door een diëtist i.o. De participanten zijn door middel van randomisatie ingedeeld in een van beide groepen. Met de Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag is het type eter gemeten, uitgesplitst naar emotioneel, extern en lijngericht eten. De kwaliteit van leven is gemeten met de RAND‐36 en de lichaamssamenstelling (gewicht, vetpercentage, vetmassa en vetvrije massa) is met de BODPOD gemeten. Om de verschillen tussen beide groepen te berekenen is de onafhankelijke t‐toets gebruikt en de verschillen binnen de groepen zijn berekend met de gepaarde t‐ toets. Resultaten: tussen beide groepen zijn geen significante verschillen gevonden op type eter, kwaliteit van leven of lichaamssamenstelling. Binnen zowel de CGT‐groep als de leefstijlgroep zijn na acht weken wel significante verschillen gemeten. In de CGT‐groep is het extern eten (p=0,001) significant afgenomen en het emotioneel eten bijna significant afgenomen (p=0,058). Het lijngericht eten (p<0,001) is significant toegenomen. De kwaliteit van leven is niet significant veranderd. De BMI (p<0,001), gewicht (p<0,001) en vetmassa zijn significant (p=0,008) gedaald. Het vetpercentage en de vetvrije massa zijn in deze groep niet significant afgenomen. In de leefstijlgroep zijn het emotioneel eten (p=0,004) en extern eten (p=0,001) gedaald en is het lijngericht eten significant toegenomen (p<0,001). Ook is er geen significante verandering opgetreden in de kwaliteit van leven. De BMI (p<0,001), gewicht (p<0,001), vetpercentage (p=0,015) en vetmassa (p<0,001) zijn tevens significant gedaald. Conclusie: tussen beide groepen zijn geen significante verschillen gevonden. Op korte termijn zijn beide vormen van dieetbehandeling effectief. In beide groepen is het type eter en de lichaamssamenstelling veranderd. Het extern eten is significant afgenomen in beide groepen, het emotioneel eten is bijna significant afgenomen in de CGT‐groep en significant afgenomen in de leefstijlgroep, terwijl het lijngericht eten significant is toegenomen in beide groepen. Om een aanbeveling te kunnen geven over het gebruik van CGT als betere dieetbehandeling bij overgewicht, is er onderzoek nodig over een langere periode en met een grotere onderzoekspopulatie. Sleutelwoorden: cognitieve gedragstherapie, eetgedrag, type eter, afvallen, overgewicht, obesitas, kwaliteit van leven
3
Inhoudsopgave 1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 8 1.1 Doelstelling ......................................................................................................................................... 8 1.2 Probleemstelling ................................................................................................................................. 8 1.3 Hoofdvraag .......................................................................................................................................... 8 1.4 Nevenvragen ....................................................................................................................................... 9 1.5 Hypothese ........................................................................................................................................... 9 2 Achtergrondinformatie ............................................................................................................................. 10 2.1 Overgewicht in Nederland ................................................................................................................ 10 2.2 Gezondheidswinst bij reductie van gewicht ..................................................................................... 10 2.3 Reguliere behandeling van overgewicht en energiebeperkt dieet ................................................... 10 2.4 Cognitieve gedragstherapie .............................................................................................................. 11 2.5 Type eter ........................................................................................................................................... 12 2.6 Kwaliteit van leven ............................................................................................................................ 12 2.7 Lichaamssamenstelling ..................................................................................................................... 13 3 Materialen en methoden ......................................................................................................................... 14 3.1 Onderzoeksopzet en procedure ........................................................................................................ 14 3.2 Werving ............................................................................................................................................. 14 3.3 In‐ en exclusiecriteria ........................................................................................................................ 14 3.4 Participanten ..................................................................................................................................... 14 3.5 Uitval participanten .......................................................................................................................... 16 3.6 Cognitieve gedragstherapie‐oefeningen en leefstijloefeningen ....................................................... 17 3.7 De begeleiding .................................................................................................................................. 17 3.8 Metingen ........................................................................................................................................... 17 3.9 Statistische analyse ........................................................................................................................... 19 4 Resultaten ................................................................................................................................................. 20 4.1 Week 0 en week 8: verandering binnen dieetgroepen..................................................................... 20 4.2 Week 8: vergelijking tussen dieetgroepen ........................................................................................ 21 4.3 Evaluatiebeoordelingen participanten ............................................................................................. 22 4.4 Gezondheidswinst ............................................................................................................................. 22 5 Discussie ................................................................................................................................................... 23 5.1 Type eter ........................................................................................................................................... 23 5.2 Cognitieve gedragstherapie .............................................................................................................. 23 5.3 Kwaliteit van leven ............................................................................................................................ 24 5.3 Sterke en zwakke punten van het onderzoek ................................................................................... 25
4
6 Conclusie .................................................................................................................................................. 26 7 Aanbeveling .............................................................................................................................................. 27 8 Referenties ............................................................................................................................................... 28 9 Bijlagen Bijlage I voorbeelden van cognitieve gedragstherapie‐oefeningen ....................................................... 31 Bijlage II voorbeelden van leefstijloefeningen ....................................................................................... 36 Bijlage III de variatielijst ......................................................................................................................... 38 Bijlage IV voorbeelden van motivatiemailtjes ......................................................................................... 42 Bijlage V het evaluatieformulier .............................................................................................................. 49
5
Begrippenlijst BMI: maat voor gewicht in relatie tot lengte. De BMI is een richtlijn om ondergewicht (BMI<18 kg/m2) , normaal gewicht (BMI 18‐25 kg/m2), overgewicht (BMI >25 kg/m2) en obesitas (BMI >30 kg/m2) te kunnen vast stellen en wordt berekend door het gewicht te delen door de lengte in het kwadraat. De BMI geeft het risico op welvaartsziekten (zoals diabetes mellitus type II, hypercholesterolemie, hart‐ en vaatziekten en hypertensie) aan. Hoe hoger de BMI, hoe hoger het risico hierop. BODPOD: apparaat waarmee via Air Displacement plethysmografie het lichaamsvolume wordt gemeten, waardoor de vetmassa en vetvrije massa berekend kan worden. Emotioneel eten: eetgedrag veroorzaakt door emoties zoals eenzaamheid, depressie, verdriet enz. Dit eetgedrag kan leiden tot het eten van extra voedsel. Energiebeperkt dieet: in dit onderzoek bevat het energiebeperkte dieet voor vrouwen 1400kcal/dag en voor mannen 1900kcal/dag. Extern eten: eetgedrag dat veroorzaakt wordt door prikkels van buitenaf, zoals het ruiken van voedsel of anderen zien eten. Deze kunnen fysiologische responsen uitlokken en kan een sterke eetdrang veroorzaken. Kwaliteit van leven: het fysiek en mentaal welbevinden van een persoon. Lijngericht eten: eetgedrag dat in het teken staat van extreem lijnen. Lijngerichte eters proberen door het consumeren van laag calorische producten, het overslaan van maaltijden en het zichzelf ontzeggen van bepaalde voedingsmiddelen, de energie‐inname te beperken. NVE: Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag. Een vragenlijst die gebruikt wordt om het type eter vast te stellen (emotionele eter, lijngerichte eter en externe eter). Rand‐36: vragenlijst waarmee in 36 vragen de kwaliteit van leven wordt bepaald. RCT: Randomized Controlled Trial. Een vergelijkende onderzoeksopzet waarbij participanten willekeurig over twee of meerdere onderzoeksgroepen worden verdeeld en waarbij sprake is van een of meerdere behandelgroepen en een controlegroep. Significant: als de kans, dat een verschil door toeval ontstaan is, kleiner is dan 5% (p<0,05), dan noemt men het verschil significant. Vetmassa: hoeveelheid vet in het lichaam, uitgedrukt in kilogrammen. Vetpercentage: hoeveelheid vet in het lichaam, uitgedrukt in procenten. Vetvrije massa: alles waaruit het lichaam bestaat exclusief vet: spiermassa, vocht, botmassa, organen, huid.
6
Leeswijzer In hoofdstuk 1, de inleiding, wordt het onderzoek ingeleid. De probleemstelling met bijbehorende deelvragen worden beschreven net als de hypothese. In hoofdstuk 2, de achtergrondinformatie, wordt de reeds bekende informatie over cognitieve gedragstherapie in combinatie met een energiebeperkt dieet en de reguliere behandeling uiteengezet. Er is aandacht voor overgewicht in Nederland, gewichtsverlies, verlies van vetmassa, reguliere dieetbehandeling bij overgewicht, cognitieve gedragstherapie, type eter, kwaliteit van leven en gezondheidswinst. Daarnaast worden de onvoldoende bekende of onderbouwde onderwerpen uit de literatuur beschreven. In hoofdstuk 3, de materialen en methoden, wordt de onderzoeksopzet met daarbij behorende onderzoeksmethoden beschreven. In hoofdstuk 4, de resultaten, worden de bevindingen uit het onderzoek uiteengezet. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 5, de discussie, het onderzoek kritisch bekeken. Het onderzoek wordt beoordeeld op haar sterke en zwakke punten. Ook zullen de resultaten worden vergeleken met reeds bekende informatie uit de literatuur. Hoofdstuk 6, de conclusie, geeft antwoord op de probleemstelling en deelvragen. De hypothese wordt hierin al dan niet bevestigd. Tot slot geeft hoofdstuk 7, de aanbevelingen, advies aan het werkveld over cognitieve gedragstherapie toegepast bij mensen met overgewicht, op basis van het onderzoek en de reeds bestaande literatuur. Hoofdstuk 8 geeft de referenties van het onderzoek weer. Hoofdstuk 9 bevat de bijlagen.
7
1. Inleiding In Nederland neemt het aantal personen met een te hoog BMI (BMI >25 kg/m2) steeds verder toe. Tussen 1981‐2005 is het aantal Nederlanders met een BMI >25 kg/m2 van 32,9% naar 45,9% gestegen. In dezelfde periode is het aantal Nederlanders met ernstig overgewicht (BMI >30 kg/m2) gestegen van 4,5% naar 11,1%.1 Wanneer de trend van zwaarlijvigheid doorzet, zal naar verwachting in 2024 41% van de Nederlanders ouder dan 20 jaar een BMI >25 kg/m2 hebben en 18% een BMI > 30kg/m2. 2 De trend op het gebied van zwaarlijvigheid vraagt om een effectieve aanpak om blijvend gewichtsverlies te realiseren. De reguliere diëtistische behandeling bij overgewicht bestaat uit een energiebeperkt dieet, dat is gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding.3 Uit onderzoek van de Gezondheidsraad komt naar voren dat wanneer de behandeling gericht op gewichtsverlies stopt bij personen met overgewicht of obesitas, het gewichtsverlies bij deze personen meestal niet blijvend is.4 Bij dieetinterventies is de behandeling succesvol als het gewichtsverlies 5‐10% lager is dan het uitgangsgewicht en/of de middelomtrek 10% lager is dan bij aanvang van het dieet. Het primaire doel van een dieetinterventie is tweeledig. Ten eerste is er het beoogde gewichtsverlies. In de tweede plaats moet de interventie leiden tot een blijvende verbetering van de voedingsgewoonten en de daarbij horende leefgewoonten, waardoor terugval zo veel mogelijk wordt voorkomen. Hieronder wordt een optimale mate van lichaamsbeweging en gedragsverandering verstaan.5 Wanneer cognitieve gedragstherapie, gegeven door een psycholoog, aan de reguliere behandeling van overgewicht wordt toegevoegd, blijkt dat het effect van de behandeling blijvend is na staking van deze behandeling. 6 7 8
1.1 Doelstelling Overgewicht is een maatschappelijk probleem waar steeds meer belangstelling voor komt. Diëtisten ontwikkelen methoden om mensen effectiever af te laten vallen met ook op lange termijn gewichtsbehoud. In het verleden zijn er onderzoeken uitgevoerd waarbij personen met een BMI >25 kg/m2 werden begeleid door een diëtist en door een psycholoog. Het onderzoek dat in deze scriptie beschreven wordt, richt zich op de vraag of diëtisten zelf in staat zijn psychologische begeleiding door middel van cognitieve gedragstherapie‐oefeningen toe te passen bij personen die af willen vallen. Daarom wordt er in dit onderzoek het energiebeperkte dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen vergeleken met het energiebeperkte dieet met algemene leefstijloefeningen. De twee behandelingen worden met elkaar vergeleken op het gebied van type eter. Er wordt bij type eter gekeken naar de met overgewicht gerelateerde eetgedragingen emotioneel eten, extern eten en lijngericht eten en of deze gedurende de begeleiding verminderen.
1.2 Probleemstelling Kan de diëtist het type eter van cliënten met overgewicht effectiever verbeteren door een energiebeperkt dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen of een energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen?
1.3 Hoofdvraag Is er na acht weken begeleiding een verschil in type eter tussen beiden vormen van behandelen?
8
1.4 Nevenvragen 1. Is er na acht weken begeleiding een verschil in kwaliteit van leven tussen beide vormen van behandeling? 2. Is er na acht weken begeleiding een verschil in lichaamssamenstelling tussen beide vormen van behandeling?
1.5 Hypothese De verwachting is dat er na acht weken minder emotioneel‐, extern‐ en lijngericht eetgedrag plaatsvindt bij de participanten uit de cognitieve gedragstherapie groep, in vergelijking met de participanten uit de leefstijlgroep.
9
2 Achtergrondinformatie 2.1 Overgewicht in Nederland In 2005 had 45,9% van de volwassen Nederlandse bevolking overgewicht (BMI >25 kg/m2), 11,1% van hen leed op dat moment aan obesitas (BMI >30 kg/m2). In 1981 was dat nog 32,9% en 4,5%. 1 9 Momenteel heeft 13% van de kinderen tussen de 5 en de 16 jaar overgewicht, waarvan 7% lijdt aan kinderobesitas (voor kinderen is de maatstaf voor overgewicht anders gedefinieerd dan voor volwassenen). In de afgelopen 25 jaar is de prevalentie van kinderen met overgewicht verdubbeld.10 11 Voor zowel kinderen als voor volwassenen wordt er verwacht dat het aantal personen met overgewicht en obesitas alleen nog maar verder zal gaan stijgen. Genetische aanleg wordt vaak in verband gebracht met het ontwikkelen van overgewicht,12 voeding van de moeder tijdens zwangerschap en de voeding in eerste levensjaar van het kind spelen een bewezen rol bij de ontwikkeling van overgewicht.13 In Nederland leven de mensen in een obesogene omgeving. Men doet veelal zittend werk en er is voldoende voedsel om hen heen. Uit de voedselconsumptiepeiling 2007‐2010 is geleken dat er minder groenten en fruit gegeten worden ten opzichte van de voedselconsumptiepeiling van 2004 en dat er een stijging is van de inname van voedingsmiddelen met een hoge energiedichtheid, wat zowel voor volwassenen als kinderen geldt. 14 15
2.2 Gezondheidswinst bij reductie van gewicht Personen met overgewicht en obesitas hebben een grotere kans op het ontwikkelen van hart‐ en vaatziekten, 16 17 insulineresistentie (diabetes type II),17 18 19 hypertensie,20 21 hypercholesterolemie,22 verschillende vormen van kanker, artrose en jicht. Ook kan de kwaliteit van leven verminderd zijn door overgewicht. 23 Wanneer er sprake is van 5‐10% gewichtsverlies, neemt de kans op eerder genoemde gezondheidsrisico’s significant af. 4 21 24 Beweging helpt mensen bij het afvallen en zou ervoor kunnen zorgen dat men op lange termijn het gewicht kan behouden.25 Personen die alleen een beweeginterventie volgen van 300 minuten fysieke inspanning per week, vallen <3% van hun oorspronkelijke gewicht af.26 Om 10% gewichtsverlies te realiseren zou men 275 minuten per week fysiek actief moeten zijn en daarnaast een energiebeperkt dieet moeten volgen. 25
2.3 Reguliere behandeling van overgewicht en energiebeperkt dieet De belangrijkste parameter voor het lichaamsgewicht is het evenwicht tussen de energie‐inname (voedselinname) en het energieverbruik. In de richtlijnen van de EASO (The European Association for the Study of Obesity) en het CBO (Centraal BegeleidingsOrgaan) wordt een energiereductie van 600 kcal ten opzichte van de energiebehoefte voorgesteld. 5 27 Dit is het gangbare energiebeperkte dieet in Nederland en ook het meest effectieve dieet om gewichtsverlies te bereiken.5 Het dieet resulteert in een gewichtsreductie van 0,5 tot 1 kg per week. De gemiddelde behoefte voor mannen is 2500 kcal/dag en voor vrouwen 2000 kcal/dag. Het energiebeperkt dieet komt dan uit op 1400 kcal voor vrouwen en 1900 kcal voor mannen per dag. Het bestaat voor maximaal 30 en% uit vet en minimaal 40 en% koolhydraten.28 Dit betekent in de praktijk voldoende groenten, fruit en volkoren graanproducten eten. Daarnaast gaat de voorkeur naar magere melk en melkproducten, en magere vleeswaren of vervangproducten om voldoende hoogwaardige eiwitten binnen te krijgen.
10
2.4 Cognitieve gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie (CGT) gaat vooral uit van de invloed van het denken op het gevoelsleven en het doen. De nadruk ligt op het wijzigen van de manier van denken die mensen met een emotioneel probleem hanteren. Als men te negatief over allerlei zaken oordeelt, kan men een andere manier van denken aanleren. Oorspronkelijk is cognitieve gedragstherapie ontwikkeld voor depressiviteit, maar tegenwoordig wordt cognitieve gedragstherapie ook effectief toegepast bij andere psychische aandoeningen zoals: verslavingen, eetstoornissen, fobieën, angststoornissen en paniekstoornissen. Bij allerlei klachten wordt CGT intussen als behandeling van eerste keuze beschouwd.29 De basis van CGT wordt gevormd door het cognitieve model van Beck.30 In dit model wordt beschreven hoe gedachten over een situatie tot gevoelens en gedrag leiden. Dit wordt schematisch weergegeven in een zogenaamd ABC‐schema, ook wel G‐schema genoemd: A. Gebeurtenis: hiermee wordt de objectieve gebeurtenis bedoeld, beschreven alsof je door een camera kijkt. B. Gedachten: hiermee worden de specifieke gedachten bedoeld die je hebt bij de bij A genoemde gebeurtenis. C. Gevoel/Gedrag: welk gevoel of gedrag is het gevolg van deze gedachten? 29 Al sinds het begin van de jaren zestig wordt CGT bij de behandeling van obesitas toegepast. De behandeling richt zich vooral op het versterken van de zelfcontrole. De patiënt moet nieuwe manieren leren om met onaangename gevoelens om te gaan in plaats van te gaan eten. Vanwege irreële verwachtingen stellen veel obese patiënten zich irreële doelen en eisen. Zij hebben hierdoor moeite om een voorgeschreven dieet vol te houden en krijgen daardoor een gevoel van mislukking, wat weer aanleiding geeft voor eetgedrag. Bij de behandeling van overgewicht en obesitas kunnen drie belangrijke terreinen met disfunctionele gedachten worden onderscheiden: 1. Denkfouten omtrent het effect van eten. 2. Denkfouten betreffende lichaamsbeleving en zelfwaardering. 3. Denkfouten over het effect van lijnen. Enkele voorbeelden van deze denkfouten staan in tabel 1 vermeld. Tabel 1. Voorbeelden van veelvoorkomende disfunctionele gedachten Denkfouten omtrent het effect van eten.
Denkfouten betreffende lichaamsbeleving en zelfwaardering.
Denkfouten over het effect van lijnen.
Als ik teveel eet, kom ik direct kilo’s aan. Als ik deze koek eet, ben ik een slappeling. Als ik het ontbijt of deze maaltijd oversla, is dat mooi meegenomen. Als ik dit stuk taart aanneem, is mijn voornemen om te vermageren om zeep. Ik zie er in zwemkleding vreselijk uit. Ik word niet serieus genomen omdat ik dik ben. Alleen dunne mensen hebben succes. Mijn partner zal mij vanwege mijn uiterlijk verlaten. Ik eet maar een klein beetje, ik heb vandaag nog niets gehad, morgen ga ik weer verder met lijnen. Ik heb gewoon recht om te snoepen. Snoepen zorgt ervoor dat ik mij goed voel.
11
Een effectieve behandeling van mensen met overgewicht bestaat uit meer lichaamsbeweging, het volgen van een energiebeperkt dieet én het type eter daadwerkelijk veranderen.5 Hierbij kan cognitief‐ gedragstherapeutische behandeling een belangrijke rol spelen, gericht op uitlokkende prikkels, zelfcontrole, dieetregels, gedragsregels en eventueel onderliggende problematiek.31 De combinatie van begeleiding door een diëtist bij het eten en het krijgen van cognitieve gedragstherapie door een gedragstherapeut, leidde tot betere resultaten op lange termijn.6 7 8 In de literatuur staan geen onderzoeken beschreven, waarbij de diëtist zelf zowel het dieet als de cognitieve gedragstherapie geeft.
2.5 Type eter Psychologische factoren zijn van invloed op de cognitieve‐, emotionele‐ en leeraspecten van het eetgedrag en spelen een grote rol bij obesitas. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van overgewicht en houden dit in stand. Vanuit verschillende psychologische invalshoeken kan het obese eetgedrag worden onderverdeeld in drie subtypes: emotioneel eten, lijngericht eten en extern eten. 31 32 Emotioneel eten Mensen van dit type eter hebben problemen met het herkennen van hongergevoelens en verzadiging en daarom kunnen zij onvoldoende honger en andere onaangename gevoelens van elkaar onderscheiden. Emoties als eenzaamheid, verveling en somberheid verhogen de kans op ongewenst eetgedrag. Het prettige gevoel dat vetrijk en zoet eten geeft, vermindert de negatieve emoties maar even. Daarna treden schuldgevoelens en een gevoel van falen op. 31 33 Lijngericht eten Dit type eter kan worden verklaard door het westerse slankheidideaal. Met name vrouwen hebben hier last van, alhoewel mannen de laatste jaren ook aan dit ideaal willen voldoen. Dit type eter probeert het lichaamsgewicht te reduceren door de energieopname te beperken. Dit doen zij door het overslaan van maaltijden, nadat zij werkelijk of voor hun gevoel teveel hebben gegeten of geschransd. Ook hebben zij disfunctionele ideeën over de effecten van voedsel. Deze ideeën zijn zo streng, dat ze maar voor korte tijd kunnen worden nageleefd.31 34 Extern eten Externe eters laten zich beïnvloeden door het zien of ruiken van eten of door situaties die zij hiermee associëren. Door prikkels worden fysiologische responsen ontlokt, waarna bepaalde psychologische schema’s geactiveerd worden, die aanzetten tot een sterke eetdrang. 31 Het behandeladvies naar aanleiding van de type eters is als volgt: voor de emotionele en externe eters wordt cognitieve gedragstherapie geadviseerd om respectievelijk beter met emoties om te leren gaan en een betere impulscontrole aan te leren. Bij het lijngerichte eten staat juist het verkrijgen van meer inzicht in gezonde voeding centraal. 35
2.6 Kwaliteit van leven Onder kwaliteit van leven wordt het mentaal en fysiek welbevinden verstaan, zoals de personen dat zelf ervaren. Mensen met dezelfde gezondheid hoeven niet hetzelfde oordeel te geven over de kwaliteit van leven. De kwaliteit van leven wordt door een wisselwerking van een aantal determinanten bepaald, namelijk: persoonsgebonden stressfactoren en leefwijze, maatschappelijke omgevingsfactoren, persoonsgebonden kenmerken, kenmerken van de sociale relaties en omgang met stress.36
12
In 2010 ervoer 82,5% van de Nederlandse mannen hun gezondheid als goed tot zeer goed, 19,7% ervoer zijn gezondheid als minder dan goed. Bij de vrouwen ervoer 78,1% haar gezondheid als goed tot zeer goed en 21,9% als minder dan goed. Hoger opgeleiden scoorden hoger dan lager opgeleiden. Hoger opgeleiden (89,7% van de WO‐ers en 86% van de HBO‐ers) ervoeren hun gezondheid als goed tot zeer goed en lager opgeleiden (70% van de VMBO) ervoeren hun gezondheid als goed tot zeer goed. 37 38 Mensen met overgewicht en obesitas ervoeren hun kwaliteit van leven als minder goed. 39 Uit Ronette et al. blijkt dat mensen met overgewicht die gedurende een jaar een afslankprogramma volgen en ook daadwerkelijk afvallen, significant (p =0,002) beter scoorden op vijf onderdelen en de totale score van de Health Related Quality of Life (HRQoL) vragenlijst, ten opzichte van tijdens de start van het programma. 40
2.7 Lichaamssamenstelling Bij een energiebeperkt dieet waarbij vrouwen 1400kcal en mannen 1900kcal per dag nuttigen, wordt er verwacht dat men 0,5 tot 1,0 kg per week afvalt.5 Over een periode van acht weken zou dit resulteren in 4 tot 8 kg gewichtsverlies. Wanneer men een energiebeperkt dieet volgt en daarnaast intensieve inspanningen verricht, verliest men niet significant meer vetmassa ten opzichte van mensen met een energiebeperkt dieet zonder intensieve inspanningen. In Larson‐Meyer et al wordt een onderzoek beschreven waar de behandelgroep een combinatie van een energiebeperkt dieet met aërobe inspanning volgde en waarbij de totale vetmassa en het viscerale vet significant (p <0,05) is gedaald met 25% ten opzichte van de controlegroep, waarin de mensen alleen een energiebeperkt dieet volgden.41 Aërobe inspanning kan ook significant de bloeddruk (p <0,05) en low‐density lipoprotein (LDL) (p <0,02) laten dalen en laat de insulinegevoeligheid significant toenemen (p <0,02).41
13
3 Materialen en methoden 3.1 Onderzoeksopzet en procedure Om antwoord te kunnen geven op de probleemstelling, is er een Randomized Controlled Trial opgezet (RCT). Een RCT is een type wetenschappelijk onderzoek waarbij getracht wordt de vraag te beantwoorden of een bepaalde behandeling (interventie) werkzaam of zinvol is. Hiervoor wordt een bepaalde methode gebruikt: de te testen behandeling wordt uitgevoerd bij een testgroep en vergeleken met een controlegroep. Een controlegroep is een vergelijkbare groep proefpersonen met hetzelfde probleem, maar die met een placebo of met een ander middel wordt behandeld. De indeling van de participanten over de testgroep en controlegroep, wordt door het lot bepaald (randomisatie).42 In dit onderzoek kreeg de testgroep een energiebeperkt dieet met daarbij cognitieve gedragstherapie‐ oefeningen en de controlegroep kreeg een energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen (reguliere behandeling bij overgewicht door de diëtist). De energiebeperkte diëten waren in beide groepen gelijk. De participanten zijn individueel begeleid. De begeleiding duurde acht weken, waarbij de diëtisten in opleiding (i.o.) de participanten eenmaal per twee weken zagen. Wanneer participanten om welke reden dan ook tijdens de begeleiding onvoldoende inzet tonen door de oefeningen niet of onvoldoende te maken, zullen deze participanten niet meegenomen worden in de resultaten, omdat het effect van de behandelmethoden gemeten gaat geworden en de behandeling dan volledig moet zijn uitgevoerd. Dit is de reden waarom het principe van ‘intention to treat’ niet is gehanteerd.
3.2 Werving De participanten zijn geworven door middel van posters in de bibliotheek en in de kantine van het werk van een van beide diëtisten i.o., een oproep op social media (Hyves, Twitter en Facebook), forums op afvalsites zoals www.valtaf.nl en www.vetvrij.com, benadering van kennissen via e‐mail of mondeling en een artikel op de website van de huis‐aan‐huis kranten in Amsterdam en ’t Gooi (www.dichtbij.nl). Om geïnteresseerden nader te informeren, werd er in de oproepen een e‐mail adres vermeld waar zij naartoe konden mailen voor het ontvangen van meer informatie en het stellen van vragen.
3.3 In‐ en exclusiecriteria Personen met een BMI >23 kg/m2 en <45 kg/m2 (participanten moesten zonder gevaar van ondergewicht 4 kg af kunnen vallen) en/of een buikomvang van >80 cm (vrouwen) en >94 cm (mannen) werden geïncludeerd, mits zij geen psychofarmaca gebruikten, schildklierafwijkingen of een pacemaker hadden. Personen die leden aan nierziekten of insulineafhankelijk waren, werden ook geëxcludeerd. De redenen van de exclusie zijn dat schildklierafwijkingen en psychofarmaca invloed kunnen hebben op gewichtsverlies, waardoor er vertekeningen in de data zouden kunnen ontstaan. Bij nierziekten en insulineafhankelijkheid dient een aandoeningspecifiek dieet geadviseerd te worden, wat ook een vertekening van de data zou kunnen geven.
3.4 Participanten In tabel 2 is weergegeven wat de samenstelling was van beide groepen op demografisch niveau.
14
Tabel 2. Demografische gegevens van beide groepen participanten
Geslacht Mannen Vrouwen Leeftijd in jaren gem. (SD) Leefsituatie Thuiswonend Alleenstaand z. kinderen Samenwonend/gehuwd (z. thuiswonende kinderen) (eenouder) gezin met thuiswonende kinderen Opleidingsniveau Laag* Middel* Hoog*
Energiebeperkt dieet met CGT‐oefeningen N= 14 3 11 45,93 (12,63) 0 2 3
Energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen N= 18 4 14 47,22 (17,3) 0 1 8
9
9
0 11 3
0 9 9
p‐ waarde 0,96 0,82 0,34
0,10
*De drie opleidingsniveau’s houden in: laag (lagere school, lager beroepsonderwijs), midden (Mavo, Havo, VWO en MBO) en hoog (HBO en WO).
Uit tabel 2 blijkt dat beide groepen gelijk zijn op het gebied van geslacht, leeftijd, leefsituatie en opleidingsniveau (alle p> 0,05). In de CGT‐groep zaten oorspronkelijk nog drie deelnemers, maar die zijn niet meegenomen in het onderzoek omdat ze vanwege psychische klachten en alcoholverslaving niet in staat waren om de opdrachten in voldoende mate te doen.
15
Tabel 3. Week 0: De gemiddelden en standaarddeviaties van de type eters, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling per groep
Type eter Emotioneel eten (SD) Lijngericht eten (SD) Extern eten (SD) Kwaliteit van leven Fysiek welbevinden (SD) Mentaal welbevinden (SD) Lichaamssamenstelling BMI (kg/m2)(SD) Gewicht (kg)(SD) Vetpercentage (%)(SD) Vetmassa (kg)(SD) Vetvrije massa (kg)(SD)
Energiebeperkt dieet met CGT‐oefeningen N= 14
Energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen N= 18
p‐ waarde
2,82 (1,00) 2,62 (0,78) 3,11 (0,72)
2,71 (0,55) 2,73 (0,49) 2,98 (0,52)
0,69 0,63 0,56
44,79 (10,85) 47,76 (9,58)
50,74 (8,18) 49,80 (8,58)
0,09 0,53
33,39 (4,90) 97,80 (16,19) 44,84 (8,01) 44,29 (12,99) 53,51 (9,67)
28,22 (3,18) 82,12 (11,05) 38,62 (6,77) 31,77 (7,63) 50,35 (8,51)
0,001* 0,03* 0,024* 0,002* 0,34
* Significant verschillend p<0,05
In tabel 3 zijn de type eter, kwaliteit van leven en de lichaamssamenstelling van de twee groepen participanten uiteengezet op baseline (week 0). Tabel 3 geeft aan dat de beide groepen niet significant verschilden op type eter en kwaliteit van leven (alle p>0,05). Wel verschilden de groepen significant op BMI, gewicht, vetpercentage en vetmassa (alle p < 0,05). De groep die de cognitieve gedragstherapie oefeningen kreeg was zwaarder en had een hoger vetpercentage en meer vetmassa. De vetvrije massa was in beide groepen gelijk (p>0,05). Binnen de CGT‐groep lag het gewicht tussen 88,44 kg en 107,14 kg, de BMI lag tussen 26,82 en 43,63. In de leefstijlgroep lag het gewicht tussen 76,65 kg en 87,64kg en de BMI tussen 23,30 en 33,79. Binnen de CGT‐groep hadden vier participanten een BMI >35. Binnen de leefstijlgroep waren geen participanten met een BMI >35.
3.5 Uitval participanten Van de veertig participanten zijn er vijf vroegtijdig gestopt met het project. Twee van de vijf participanten hebben alleen deelgenomen aan de voormeting en niet aan het dieet. Eén participant bleek na de voormeting zwanger te zijn en heeft om deze reden niet deelgenomen aan het dieet. In de overige twee gevallen zijn de participanten wel gestart met het dieet maar hebben wegens tijdgebrek niet deel kunnen nemen aan de eindmeting. Deze twee participanten zaten beide in de cognitieve gedragstherapie‐groep. De eerder genoemde participanten zijn niet opgenomen in zowel de baselinemeting als in de eindmeting.
16
3.6 Cognitieve gedragstherapie‐oefeningen en leefstijloefeningen De participanten van beide groepen kregen een energiebeperkt dieet mee in de vorm van een voorbeeld dagmenu en een variatielijst. Van het dagmenu is geen voorbeeld opgenomen in de scriptie, omdat dit individueel aangepast werd per persoon. Het dieet bevatte 1400 kcal voor vrouwen en 1900 kcal voor mannen. De variatielijst is te vinden in bijlage III. Het voorbeeld dagmenu en de variatielijst werden meegegeven in een mapje, waarin ook algemene informatie van het Voedingscentrum aanwezig was. 43 44 Alle participanten kwamen om de week op consult bij de diëtisten i.o. en tijdens elk consult kregen zij vier opdrachten mee: twee opdrachten voor de eerste week en twee voor de tweede week. De helft van de participanten kregen cognitieve gedragstherapie‐oefeningen, de andere helft leefstijloefeningen. De leefstijloefeningen waren gebaseerd op oefeningen uit verschillende boeken zoals Mijn Maat van Diëtheek BV, 45 Een paar kilo minder van het Voedingscentrum46 en deels door de diëtisten i.o. zelf bedacht. Enkele voorbeelden van de leefstijloefeningen zijn te vinden in bijlage II. De cognitieve gedragstherapie‐oefeningen waren gebaseerd op het boek van Judith Beck, Beck’s dieetoplossing.47 Judith Beck is een internationaal vooraanstaand cognitief therapeut en heeft twintig jaar ervaring in het begeleiden van mensen die willen afvallen. Zij is de dochter van Aaron T. Beck, de grondlegger van de cognitieve gedragstherapie. Het boek is een zelfhulpboek op basis van cognitieve gedragstherapie, dat ervan uitgaat dat ieder dieet kan werken, als iemand maar de juiste manier van denken heeft. De manier van denken heeft invloed op het gedrag en emotioneel welbevinden. Het boek bestaat uit een zelfhulpprogramma waarin in zes weken tijd door dagelijks opdrachten uit te voeren, ondermijnende gedachten worden omgezet in steunende gedachten. Enkele voorbeelden van opdrachten die gebaseerd zijn op dit boek, zijn te vinden in bijlage I.
3.7 De begeleiding De begeleiding duurde acht weken, waarbij de diëtisten i.o. hun eigen geworven participanten om de week zagen. Tijdens de vier consulten werd de voortgang van het afvallen besproken en maten de diëtisten i.o. het gewicht en de middelomvang ter motivatie van de participant. De diëtisten i.o. vroegen hoe het ging, beantwoordden eventuele vragen, bespraken de opdrachten met de participanten en gaven weer nieuwe opdrachten mee. In de week dat de participanten geen consult hadden, ontvingen zij een motivatiemail met tips, weetjes over voeding en verantwoorde recepten. In bijlage IV zijn enkele van de motivatiemailtjes opgenomen.
3.8 Metingen De participanten werden voor aanvang van de begeleiding (week 0) en aan het einde van de begeleiding (week 8) in het Voedingslab van de Hogeschool van Amsterdam gemeten. Allereerst is het type eter gemeten met de NVE (emotioneel eten, extern eten en lijngericht eten), maar ook de kwaliteit van leven (fysiek en mentaal welbevinden) en lichaamssamenstelling (gewicht, lengte, vetpercentage, vetmassa en vetvrije massa) werden beide keren gemeten, met respectievelijk de RAND‐ 36 vragenlijst en de BODPOD. Tijdens de tussenliggende consulten werden ook het gewicht en de buikomvang van de participanten gemeten ter motivatie. Deze tussentijdse gegevens zijn verder niet voor dit onderzoek gebruikt. Het type eter Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag Door middel van de Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag (NVE) is bij de participanten het type eter in kaart gebracht. De NVE meet op een valide en betrouwbare manier drie type eters die gerelateerd zijn
17
aan overgewicht, namelijk: de emotionele eter, externe eter en de lijngerichte eter. In totaal bevat de vragenlijst 33 vragen waarvan er 13 gericht zijn op de emotionele eter, 10 op de externe eter en 10 op de lijngerichte eter. Per vraag kan er antwoord gegeven worden in vijf antwoordcategorieën volgens de Likertschaal. De antwoordcategorieën zijn gerangschikt van 1 (nooit) tot 5 (erg vaak).48 49 In tabel 4 zijn enkele voorbeelden van vragen per type eter weergegeven.
Tabel 4. Voorbeelden van vragen uit de NVE weergegeven per type eter Type eter Emotionele eter Externe eter Lijngerichte eter
Als u geïrriteerd bent, hebt u dan zin om iets te eten? Als u zich alleen voelt, hebt u dan zin om iets te eten? Als u iets lekkers ziet of ruikt, krijgt u dan trek? Als u andere mensen ziet eten, krijgt u dan ook zin? Let u er precies op hoeveel u eet? Eet u met opzet dingen die goed zijn voor de lijn?
Kwaliteit van leven Rand‐36 vragenlijst Door middel van de Rand‐36 is bij de participanten de kwaliteit van leven in kaart gebracht, uitgesplitst in vragen over het fysiek en mentaal welbevinden. De eindscores kunnen tussen de 0 en de 100 liggen. Hoe hoger de score, des te beter is de eigen kwaliteit van leven beoordeeld door de participant. 50 51 De lichaamssamenstelling Seca 222 De lengte van de participanten is gemeten met behulp van de Seca 222, zonder schoenen en sokken. De participanten moesten tijdens het meten van hun lengte met de voeten en een rechte rug tegen de muur gaan staan en vooruit blijven kijken.52 53 BODPOD De BODPOD is een Air Displacement Plethysmografie (ADP) en meet het lichaamsvolume. Ook meet de BODPOD het vetpercentage, vetmassa en vetvrije massa. De BODPOD wordt alleen voor wetenschappelijke doeleinden gebruikt en meet op een betrouwbare en valide manier de lichaamssamenstelling, bij mensen met een normaal gewicht, overgewicht en zwaar overgewicht. Ook kan de BODPOD bij kinderen gebruikt worden. 54 55 56 Het doel van het energiebeperkte dieet is het gewicht te reduceren door het vetpercentage te verminderen, zonder dat er vetvrije massa wordt verloren. Vetvrije massa bestaat uit organen, spieren, weefsels, vocht en botten. Wanneer men de vetvrije massa meet, kan er een schatting gemaakt worden van de spiermassa die behouden blijft. De vetmassa is gemeten om te achterhalen in welk van beide groepen men het meest aan vetmassa en vetpercentage is verloren. Geijkte weegschaal (BODPOD) Door middel van een elektronische, geijkte weegschaal werd het gewicht gemeten.
18
BMI De BMI is berekend door middel van het gewicht in kilogrammen, gemeten door de BODPOD, te delen door de lengte (gemeten door de Seca 222) in het kwadraat. BMI wordt uitgedrukt in aantal kg per vierkante meter (kg/m2).57 Evaluatie begeleiding van de diëtisten in opleiding De participanten hebben aan het einde van de begeleiding een evaluatieformulier ingevuld. Hierin konden zij het dieet, de informatie, de opdrachten en de diëtist i.o. beoordelen met een rapportcijfer. 0 staat gelijk aan onvoldoende en 10 voor uitmuntend. In bijlage V is het evaluatieformulier opgenomen.
3.9 Statistische analyse Alle variabelen waren voldoende normaal verdeeld om parametrische statistische toetsen te kunnen gebruiken. 58 Er zijn meerdere toetsen gebruikt om de resultaten te berekenen, namelijk: Chi‐kwadraat De Chi‐kwadraat toets is gebruikt om de samenhang van de variabelen geslacht en leefsituatie in week 0 tussen beide groepen te berekenen. Deze toets is toegepast omdat deze variabelen op nominaal niveau zijn gemeten. 59 Mann Withney De Mann Withney toets is toegepast om de overeenkomst in opleidingsniveau van beide groepen in week 0 te berekenen. Deze toets is toegepast omdat deze variabele op ordinaal niveau is gemeten. 60 Onafhankelijke t‐toets De onafhankelijke t‐toets is gebruikt om variabelen te toetsen die op schaalniveau gemeten zijn. Deze toets is gebruikt om de overeenkomsten tussen beide groepen in week 0 te berekenen voor de variabelen: leeftijd, type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling. Daarnaast is deze toets gebruikt om de verschillen tussen beide groepen in week 8 te berekenen voor de variabelen type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling.61 Gepaarde t‐toets De gepaarde t‐toets is gebruikt om de verschillen tussen week 0 en 8 van beide groepen te berekenen op de volgende variabelen: type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling. Deze toets berekent de variabelen gemeten op schaalniveau.16 Alle berekeningen zijn uitgevoerd met SPSS 18.0. P‐waarden <0,05 zijn beschouwd als significant.
19
4 Resultaten Het onderzoek toont een vergelijking tussen beide groepen op het gebied van type eter. Daarnaast worden ook de kwaliteit van leven en de lichaamssamenstelling vergeleken. 4.1 Week 0 en week 8: verandering binnen dieetgroepen Tabel 5. Week 0 en week 8: gemiddelden, standaarddeviaties en verschillen in type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling bij de groep met CGT‐oefeningen en de groep met leefstijloefeningen
Energiebeperkt dieet met CGT‐oefeningen Type eter Emotioneel eten Lijngericht eten Extern eten Kwaliteit van leven Fysiek welbevinden Mentaal welbevinden Lichaamssamenstelling BMI (kg/m2) Gewicht (kg) Vetpercentage (%) Vetmassa (kg) Vetvrije massa (kg) Energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen Type eter Emotioneel eten Lijngericht eten Extern eten Kwaliteit van leven Fysiek welbevinden Mentaal welbevinden Lichaamssamenstelling BMI (kg/m2) Gewicht (kg) Vetpercentage (%) Vetmassa (kg) Vetvrije massa (kg)
Week 0 Gemiddelde (SD) N=14
Week 8 Gemiddelde (SD) N=14
2,82 (1,00) 2,62 (0,78) 3,11 (0,72)
2,58 (1,13) 3,59 (0,54) 2,71 (0,50) 47,39 (7,79) 45,02 (14,09) 32,12 (4,74) 94,00 (15,28) 43,47 (8,71) 41,32 (13,03) 52,68 (9,49)
44,79 (10,85) 47,76 (9,58)
33,39 (4,90) 97,80 (16,19) 44,84 (8,01) 44,29 (12,99) 53,51 (9,67)
N = 18
p‐waarde
‐0,24 (0,44) 0,97 (0,73) ‐0,40 (0,37) 2,60 (8,11) ‐2,74 (11,68) ‐1,27 (0,77) ‐3,80 (2,45) ‐1,37 (2,81) ‐2,97 (3,56) ‐0,83 (2,09)
0,058 <0,001* 0,001* 0,25 0,40 <0,001* <0,001* 0,092 0,008* 0,17
N = 18
2,71 (0,55) 2,73 (0,49) 2,98 (0,52) 50,74 (8,18) 49,80 (8,58) 28,22 (3,18) 82,12 (11,05) 38,62 (6,77) 31,77 (7,63) 50,35 (8,51)
Verschil Week 0 en 8 Gemiddelde (SD)
2,32 (0,62) 3,43 (0,63) 2,56 (0,44)
‐0,39 (0,49) 0,70 (0,58) ‐0,42 (0,44)
0,004* <0,001* 0,001*
50,44 (9,57) 52,21 (8,91) 26,80 (3,04) 77,77 (10,08) 37,04 (7,51) 28,77 (7,74) 49,00 (7,99)
‐0,30 (6,60) 2,41 (8,85) ‐1,42 (0,77) ‐4,35 (2,42) ‐1,58 (2,50) ‐3,00 (2,37) 1,35 (2,07)
0,85 0,26 <0,001* <0,001* 0,015* <0,001* 0,013*
* Significant verschillend p<0,05
20
Uit tabel 5 blijkt dat in de CGT‐groep men na acht weken significant minder extern is gaan eten en bijna significant minder emotioneel is gaan eten. Wel is het lijngericht eten significant toegenomen. De participanten laten zich minder verleiden tot eten door het zien en ruiken van eten, maar zijn obsessiever bezig met eten. Binnen deze groep is de kwaliteit van leven niet significant veranderd. De lichaamssamenstelling is wel significant veranderd, met uitzondering van het vetpercentage en vetvrije massa. In de leefstijlgroep blijkt dat men na acht weken ook significant minder emotioneel en extern is gaan eten. Tevens zijn hier de participanten significant meer lijngericht gaan eten. Er is geen significante verandering opgetreden in de kwaliteit van leven. De lichaamssamenstelling is op alle gemeten punten significant veranderd. 4.2 Week 8: vergelijking tussen dieetgroepen Tabel 6 laat de overeenkomsten en verschillen na acht weken in type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling tussen beide groepen zien. De tabel toont dat er geen enkel significant verschil is tussen beide groepen (alle p’s > 0,05). Tabel 6. Week 8: gemiddelden, standaarddeviaties en verschillen tussen de CGT‐groep en de leefstijlgroep, gemeten op type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling
Verschil week 0 en 8 Type eter Emotioneel eten Lijngericht eten Extern eten Kwaliteit van leven Fysiek welbevinden Mentaal welbevinden Lichaamssamenstelling BMI (kg/m2) Gewicht (kg) Vetpercentage Vetmassa (kg) Vetvrije massa (kg)
Energiebeperkt dieet met CGT‐oefeningen Gemiddelde (SD) N= 14 ‐0,24 (0,44) 0,97 (0,73) ‐0,40 (0,37) 2,60 (8,11) ‐2,74 (11,68)
Energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen Gemiddelde (SD) N= 18 ‐0,39 (0,49) 0,70 (0,58) ‐0,42 (0,44) ‐0,30 (6,60) 2,41 (8,85)
Verschil tussen beide groepen
p‐waarde
0,15 0,27 0,02 2,90 5,15
0,41 0,24 0,91 0,27 0,17
‐1,27 (0,77) ‐3,80 (2,45) ‐1,37 (2,81) ‐2,97 (3,56) ‐0,83 (2,09)
‐1,42 (0,77) ‐4,35 (2,42) ‐1,58 (2,50) ‐3,00 (2,37) 1,35 (2,07)
0,15 0,55 0,21 0,03 0,52
0,60 0,63 0,82 0,98 0,48
21
4.3 Evaluatiebeoordelingen participanten Tabel 7. Gemiddelden en standaarddeviaties tussen beide groepen in beoordeling van het dieet, de diëtist i.o., de oefeningen en het totale behandeltraject
Het dieet (SD) De oefeningen (SD) De diëtist i.o. (SD) Het totale traject (SD)
Energiebeperkt dieet met CGT‐oefeningen N=14 8,11 (0,96) 7,36 (0,84) 8,43 (0,92) 8,07 (0,85)
Energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen N=18 7,92 (0,73) 7,56 (0,79) 8,33 (1,03) 8,22 (0,88)
p‐waarde
0,55 0,50 0,78 0,63
Uit tabel 7 blijkt dat de beoordeling die de diëtisten i.o. hebben gekregen over het dieet, de oefeningen, de begeleiding en het totale traject, niet significant verschilde tussen beide groepen. Overigens hebben de diëtisten i.o. ook onderling geen verschil in beoordeling gekregen. 4.4 Gezondheidswinst De participanten in de cognitieve gedragstherapiegroep hebben gemiddeld 3,80 kg (= 3,64 %) gewicht verloren en de participanten in de leefstijlgroep 4,35 kg (= 5,11%). Dat houdt in dat de participanten uit de CGT‐groep geen significant lagere kans hebben op het krijgen van overgewicht gerelateerde ziekten en de participanten uit de leefstijlgroep wel een significant lagere kans hebben op het krijgen van overgewicht gerelateerde ziekten.
22
5 Discussie Dit onderzoek is uitgevoerd om erachter te komen of cognitieve gedragstherapie uitgevoerd door een diëtist in combinatie met een energiebeperkt dieet een positieve uitwerking heeft op het type eter bij mensen die af willen vallen. De bijbehorende probleemstelling was: kan de diëtist het type eter van cliënten met overgewicht effectiever verbeteren door een energiebeperkt dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen of een energiebeperkt dieet met leefstijloefeningen? Nadat participanten acht weken het energiebeperkte dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen of het energiebeperkte dieet met leefstijloefeningen hadden gevolgd, is in beide groepen het extern eten significant afgenomen, en het lijngericht eten significant toegenomen. In de CGT‐groep is het emotioneel eten bijna significant afgenomen en in de leefstijlgroep is het emotioneel eten significant afgenomen. Tussen beide diëten zijn er geen significante verschillen gevonden in type eter. Dit onderzoek geeft geen bewijzen dat cognitieve gedragstherapie als aanvulling op de behandeling van overgewicht in de diëtistische praktijk effectiever is dan de standaard behandeling, kijkend naar het type eter. 5.1 Type eter Het type eter van de participanten is na de acht weken begeleiding veranderd. Beide groepen zijn na acht weken minder extern en meer lijngericht gaan eten. De CGT‐groep is bijna significant minder emotioneel gaan eten en de leefstijlgroep is significant minder emotioneel gaan eten. Tussen beide groepen zijn er geen significante verschillen in type eter na acht weken begeleiding. Lijngericht eten is ongewenst aangezien dit eetgedrag kan leiden tot eetbuien. De Amerikaanse National Task Force on the Prevention and Treatment of Obesity laat echter zien dat wanneer een dieet bestaat uit een gemiddelde energiebeperking van 500 tot 700 calorieën onder de energiebehoefte, en deze gecombineerd wordt met een behandeling gericht op het gedrag, er geen significante toename was aan eetbuien. De studie laat zien dat de combinatie van het volgen van een dieet en een behandeling gericht op het gedrag leidt tot een reductie van het aantal eetbuien bij mensen met overgewicht en obesitas.62 Hieruit blijkt dus, dat een toename van lijngericht eten als gevolg van het volgen van een dieet, geen nadeel hoeft te zijn. Tatjana van Strien stelt dat het type lijngerichte eter uit de Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag, die in dit onderzoek is gebruikt voor het vaststellen van type eters, niet in relatie staat met de mate van eetbuien, maar uitsluitend wordt bepaald door items die gaan over de intentie om de voedselinname te beperken en de feitelijke beperking van voedselinname. Volgens haar komt het idee dat lijnen een risicofactor voor eetstoornissen is, voort uit een verkeerd meetinstrument voor lijngericht eetgedrag.63 Van Strien beweert tevens dat gewichtsverlies bij emotionele eters na het volgen van een dieet meestal niet blijvend is, zelfs niet als het emotionele eetgedrag gepaard gaat met extern eetgedrag. Om ook op langere termijn het gewichtsverlies te kunnen handhaven, is het bij emotionele eters van belang dat er in de behandeling aandacht is voor de psychische problematiek, in de vorm van therapieën waarin gewerkt wordt aan het slechte zicht op de eigen emoties, het lage gevoel van eigenwaarde en het lage zelfbeeld.64 Het onderzoek dat in deze scriptie staat beschreven, heeft een gunstige verandering van het extern‐ en lijngericht eten in beide groepen, maar geen significante verandering tussen beide groepen. 5.2 Cognitieve gedragstherapie De hypothese, dat de groep participanten die het energiebeperkte dieet met cognitieve gedragstherapie‐ oefeningen significant meer verschil in type eter zou bereiken dan de controlegroep, is niet uitgekomen.
23
Ook zijn er geen verschillen in kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling tussen beide groepen. Dit onderzoek bevat echter alleen de resultaten direct na de acht weken begeleiding. Een grootschalig onderzoek Zweeds onderzoek door Stahre en Hällström uit 2005 onder 57 patiënten met obesitas, toont aan dat direct na de behandeling met cognitieve gedragstherapie er ook geen significante verschillen in gewichtsverlies waren tussen de behandel‐ en controlegroep. Echter tijdens de follow‐ups na 6, 12 en 18 maanden waren de resultaten veranderd. Na 18 maanden waren de resultaten significant verschillend (p<0,001): de behandelgroep had hun gewichtsverlies behouden, terwijl de controlegroep uiteindelijk in kilo’s was aangekomen. Dit onderzoek geeft dus aan dat vooral het lange termijn effect van cognitieve gedragstherapie als aanvullende behandeling bij obesitas, erg gunstig is. Het onderzoek stelt zelfs dat langdurige behandeling bij mensen met obesitas niet nodig is, omdat een behandeling van tien weken met cognitieve gedragstherapie, goede resultaten geeft op langere termijn.65 Paulsen et al. heeft een groep die gedragstherapie kreeg, een groep die alleen dieetadviezen kreeg en een placebogroep vergeleken en aangetoond dat na een jaar de gedragstherapie‐groep minstens 70% van het gewichtsverlies heeft behouden, terwijl de overige twee groepen slechts minder dan de helft van het gewichtsverlies heeft behouden.66 Een overzichtsartikel van Liao toont aan dat cognitieve gedragstherapie als aanvullende behandeling bij overgewicht in opmars is, omdat het betere lange termijnresultaten geeft en ook het psychologisch welbevinden verbetert. Ook vindt de auteur dat cognitieve gedragstherapie aan te leren is door professionals die geen psycholoog zijn, bijvoorbeeld verpleegkundigen of diëtisten.67 Een aantal onderzoekers, waaronder Anita Jansen et al. van de universiteit van Maastricht, stelt dat obesitas in de GGZ behandeld moet worden, omdat obesitas vooral een gedragsprobleem is. Er moet meer onderzoek gedaan worden naar de beste behandeling van obesitas en naar de psychologische mechanismen die het overgewicht in stand houden. 68 Op basis van bovengenoemde literatuur is het aan te bevelen om een of meerder follow‐up metingen van het onderzoek beschreven in deze scriptie, te doen vanaf 6 maanden na het staken van de behandeling, omdat op langere termijn wel significante verschillen tussen de behandel‐ en controlegroep te verwachten zijn. 5.3 Kwaliteit van leven Zowel binnen de twee groepen als tussen de groepen heeft er geen significante verandering van kwaliteit van leven plaatsgevonden. Hope et al. heeft onderzoek gedaan naar verandering van de kwaliteit van leven van mensen die zowel op korte termijn als lange termijn deelnamen aan een dieetinterventie. De kwaliteit van leven is gemeten met behulp van de Health Related Quality of Life (HRQoL) vragenlijst. Na 10 weken van dieetinterventie zijn er veranderingen gemeten in het mentale welbevinden, vitaliteit en het algemeen welbevinden. Gemiddeld waren de participanten 18,4 kg afgevallen (SD 4,6). In het onderzoek beschreven in deze scriptie, zijn de deelnemers gemiddeld 3,43 kg afgevallen, dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat er geen significante veranderingen in de kwaliteit van leven hebben plaatsgevonden tussen de behandel‐ en de controlegroep. Daarnaast waren de participanten uit Hope et al. op baseline zwaarder (30 > BMI < 50) dan in het onderzoek van deze scriptie (23,3 > BMI < 43,6).69
24
Een systematische review uit 2005 laat zien dat een daling van het gewicht gepaard gaat met een verbetering van de kwaliteit van leven. Deze review laat zien dat van de 34 bekeken studies, 9 studies een verbetering laten zien in de kwaliteit van leven zien op één of meerdere punten.70 Williamson et al. toont in de studie aan dat men ook minder last van depressieve stemmingen heeft na het volgen van een energiebeperkt dieet. Daarnaast laat deze studie ook een significante verbetering zien op het fysiek functioneren.71 In beide gevallen was er sprake van een langere onderzoeksduur en grotere groepen participanten dan in het onderzoek van deze scriptie. Mogelijk is dit een verklaring voor het feit dat er in het onderzoek van deze scriptie geen significante verschillen tussen beide groepen op kwaliteit van leven is opgetreden. 5.3 Sterke en zwakke punten van het onderzoek Het onderzoek heeft een aantal sterke punten. Het onderzoeksdesign was sterk, aangezien het een Randomized Controlled Trial was. Er is gebruik gemaakt van betrouwbare meetinstrumenten, namelijk de valide vragenlijsten NVE en RAND‐36 en goed geijkte apparatuur die zeer nauwkeurig meet en vaker voor wetenschappelijk onderzoek wordt gebruikt. (BODPOD, geijkte weegschaal en Seca 222). Dit onderzoek heeft ook een aantal zwakkere punten. De duur van de behandeling was slechts acht weken, deze duur was lang genoeg om enkele significante verschillen in verandering van type eter aan te tonen binnen beide groepen, maar geen significant verschil tussen beide groepen. Dit kan verklaard worden omdat het onderzoek langer moet duren om het effect op langere termijn aan te tonen en conclusies te kunnen trekken over de blijvendheid van de resultaten. Ook was het aantal participanten klein, wat mede ervoor heeft kunnen zorgen dat er geen significante verschillen tussen beide groepen zijn gevonden. Ondanks dat de participanten random zijn ingedeeld, waren op baseline de groepen niet geheel gelijk aan elkaar. Op type eter en de kwaliteit van leven waren de behandelgroep en controlegroep gelijk, maar de behandelgroep had een bijna significant lager opleidingsniveau, en had significant meer overgewicht.
25
6 Conclusie Na acht weken behandeling zijn er tussen beide groepen geen significante verschillen gevonden op type eter, kwaliteit van leven en lichaamssamenstelling. Zowel het energiebeperkte dieet met cognitieve gedragstherapie als het energiebeperkte dieet met leefstijloefeningen heeft tot enkele veranderingen van type eter geleid. In beide groepen is het extern eten afgenomen. In de CGT‐groep is het emotioneel eten bijna significant afgenomen en in de leefstijlgroep is het emotioneel eten significant afgenomen. Het lijngericht eten is in beide groepen toegenomen. In beide groepen heeft er geen verandering van kwaliteit van leven plaatsgevonden. Het gewicht, BMI, vetmassa en vetpercentage zijn in beide groepen significant gedaald. Dit onderzoek kan niet bevestigen dat de diëtist op een meer effectieve manier het type eter kan veranderen door cognitieve gedragstherapie als aanvulling te gebruiken bij de behandeling van overgewicht, ten opzichte van de reguliere behandeling. Hiervoor is lange termijn onderzoek nodig. Op basis van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat cognitieve gedragstherapie een alternatief kan zijn voor de huidige behandeling van overgewicht, maar de behandeling kan op basis van dit onderzoek niet bestempeld worden als effectiever.
26
7 Aanbeveling Om een aanbeveling te kunnen geven over het gebruik van cognitieve gedragstherapie als betere dieetbehandeling bij overgewicht, is er meer onderzoek nodig. Bij vervolgonderzoek zal men voor een grotere onderzoekspopulatie moeten zorgen, met daarbij een langere onderzoeksperiode. Uit het eerder genoemde onderzoek van Stahre en Hallström is gebleken dat al vanaf 6 maanden na afloop van de behandeling, een significant verschil optreedt tussen mensen met overgewicht die cognitieve gedragstherapie als aanvullende behandeling hebben gekregen en de controlegroep. Op basis hiervan is de aanbeveling om een of meerdere follow‐ups te doen vanaf 6 maanden na het staken van de behandeling, omdat op langere termijn wel significante verschillen tussen de behandel‐ en controlegroep te verwachten zijn. Op korte termijn is het energiebeperkte dieet met cognitieve gedragstherapie‐oefeningen en het energiebeperkte dieet met leefstijloefeningen even effectief gebleken. Om deze reden zou een energiebeperkt dieet met cognitieve gedragstherapie oefeningen als gelijkwaardige variant van de reguliere behandeling bij overgewicht door de diëtist gebruikt kunnen worden. Aangezien mensen met overgewicht vaak meerdere keren een poging tot afvallen doen, kan variatie in behandeling dan een welkome afwisseling voor zowel cliënt als diëtist zijn.
27
8 Referenties 1
Centraal Bureau voor de Statistiek. Rapport Gezondheid en zorg in cijfers. 2006. P 32 en 39‐41. http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/A5DBDC27‐31C7‐4F1C‐B499‐ADE10C83FDFC/0/2006c156pub.pdf 2 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. RIVM rapport 260301003. 2004. Toekomstige ontwikkelingen in overgewicht. Pagina 5. http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/260301003.pdf 3 Voedingscentrum. Professionals. Voedingsvoorlichters. Richtlijnen voedselkeuze 2011. http://www.voedingscentrum.nl/Assets/Uploads/Documents/Voedingsvoorlichters/Richtlijnen_voedselkeuze_201 1.pdf 4 Gezondheidsraad. Rapport Overgewicht en obesitas. 2003. Pagina 15‐18 http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/
[email protected] 5 CBO richtlijn Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen. 2008. H3 Behandeling van obesitas bij volwassenen. Paragraaf 3.1 dieet. P55 http://www.cbo.nl/Downloads/307/rl_obesitas_08.pdf 6 Werrij M, Jansen A, Mulkens S, Elgersma HJ, Ament AJ, Hospers HJ. Adding cognitive therapy to dietetic treatment is associated with less relapse in obesity. http://www.eetonderzoek.nl/temporary/Werrij%202009.pdf 7 Werrij M. Cognitieve gedragstherapie bij overgewicht en behoud van gewichtsverlies. Nederlands Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek. 2007;62(5) p 7‐10 8 Werrij M. Diëtist en gedragstherapeut: tandem tegen overgewicht. Nederlands Tijdschrift voor Voeding en Diëtetiek. 2008;63(4) p20‐22 9 Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu. RIVM rapport 260301003. 2004. Toekomstige ontwikkelingen in overgewicht. Pagina 5 http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/260301003.pdf 10 Universiteit Maastricht. Faculteit der Psychologie. Eetonderzoek. Obesitas bij kinderen. http://www.eetonderzoek.nl/themas/obkinderen.htm 11 Kenniscentrum Overgewicht. Wetenschappelijke literatuur. Wetenschappelijke artikelen. Epidemiologie. Kinderen. Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4‐15 jaar in de periode 2002‐2004. http://www.overgewicht.org/Wetenschappelijkeliteratuur/Wetenschappelijkeartikelen/Epidemiologie/Kinderen/ta bid/207/ctl/Details/mid/708/ArticleID/269/Src/Org/Default.aspx 12 Maffeis C. Aetiology of overweight and obesity in children and adolescents. Eur J Pediatr. 2000 Sep;159 Suppl 1:S35‐44. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11011954 13 Cope MB, Allison DB. Critical review of the World Health Organization's (WHO) 2007 report on 'evidence of the long‐term effects of breastfeeding: systematic reviews and meta‐analysis' with respect to obesity. Obes Rev. 2008 Nov;9(6):594‐605. Epub 2008 Jun 12. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18554244 14 Het gezondheidsinstituut NIGZ. Ga voor gezond!‐test: gezondheid van kinderen blijft aandachtspunt. 11 juli 2008. http://www.nigz.nl/index.cfm?act=actueel.persitem&id=363 15 Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu. Rapport 350050006. Dutch National Food Consumption Survey 2007‐2010. pagina 19‐59. www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/350050006.pdf 16 Wadden TA, Anderson DA, Foster GD. Two‐year changes in lipids and lipoproteins associated with the maintenance of a 5% to 10% reduction in initial weight: some findings and some questions. Obes Res. 1999 Mar;7(2):170‐8. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10102254 17 Barnes AS. The Epidemic of Obesity and Diabetes. Tex Heart Inst J. 2011; 38(2): 142–144. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3066828/ 18 Lindström J et al. The Finnish Diabetes Prevention Study (DPS): Lifestyle intervention and 3‐year results on diet and physical activity. Diabetes Care. 2003 Dec;26(12):3230‐6. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/14633807 19 Pi‐Sunyer FX. How effective are lifestyle changes in the prevention of type 2 diabetes mellitus? Nutr Rev. 2007 Mar;65(3):101‐10. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17425061 20 Masuo K, Mikami H, Ogihara T et al. Weight reduction and pharmacologic treatment in obese hypertensives. Am J Hypertens. 2001 Jun;14(6 Pt 1):530‐8. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11411732 21 Mertens IL, Van Gaal LF. Overweight, obesity, and blood pressure: the effects of modest weight reduction. Obes Res. 2000 May;8(3):270‐8. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10832771 22 Klein, S et al. Clinical Implications of Obesity With Specific Focus on Cardiovascular Disease. Circulation. 2004; 110: 2952‐2967. http://circ.ahajournals.org/content/110/18/2952.long
28
23
Gezondheidsraad. Overgewicht en obesitas. Den Haag. 2003/07: p. 14. http://www.voorlichtingmvo.nl/upload/File/rapport%20GR%202003.pdf 24 Goldstein D.J. Beneficial health effects of modest weight loss. International Journal of Obesity Related Metabolic Disorders. 1992; 16: 397‐415 25 Jakicic JM et al. 24‐Month Effect of Exercise on Weight Loss in Overweight Women. Arch Intern Med. 2008 July 28; 168(14): 1550–1560. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2829743 26 Jakicic JM. The Effect of Physical Activity on Body Weight. Obesity Journal december 2009. http://www.nature.com/oby/journal/v17/n3s/pdf/oby2009386a.pdf 27 Management of Obesity: Quick Reference Guide. SChottish Intercollegiate guidelines Network 2010 http://www.sign.ac.uk/pdf/qrg115.pdf 28 Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2006. http://gezondheidsraad.nl/sites/default/files/
[email protected] 29 De Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie. Wat is cognitieve gedragstherapie? http://www.vgct.nl/over‐cgt/wat‐is‐cgt 30 Beck AT. Cognitive therapy and the emotional disorder. New York: International University Press, 1975. 31 Daansen PJ. Cognitieve gedragstherapie voor gewichtsreductie bij primaire obesitas. Huisarts en Wetenschap (2003) 46:669–673 32 Bosch J. Cognitieve gedragstherapie bij obesitas. Bohn Staflue Van Loghum. Houten 2004. P 30‐35. 33 Ganley RM. Emotion and eating in obesity. A review of the literature. Int J Eat Disord 1988;8:343‐61. 34 Herman CP, Polivy J. Restrained eating. Obesity. Philadelphia: Saunders, 1980. 35 Van Strien T. De afslankmythe, waarom afvallen vaak niet lukt. Scriptum, 2004. 36 Nationaal Kompas Volksgezondheid. Gezondheid en ziekte. Functioneren en kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven. Wat is de relatie met ziekten en determinanten. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid‐en‐ ziekte/functioneren‐en‐kwaliteit‐van‐leven/kwaliteit‐van‐leven/wat‐is‐de‐relatie‐met‐ziekten‐en‐determinanten/ 37 CBS Statline. Gezondheid aandoeningen beperkingen; persoonskenmerken. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/default.aspx?VW=T&DM=SLNL&PA=81173NED&D1=0‐ 1&D2=a&D3=0&D4=l&HD=110829‐0959&HDR=G3%2cG2%2cT&STB=G1 38 Nationaal Kompas Volksgezondheid. Gezondheid en ziekte. Functioneren en kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven samengevat. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid‐en‐ ziekte/functioneren‐en‐kwaliteit‐van‐leven/kwaliteit‐van‐leven/gezondheidsgerelateerde‐kwaliteit‐van‐leven‐ samengevat/ 39 Haomiao J en Lubetkin EI. The impact of obesity on health‐related quality‐of‐life in the general adult US population. Journal of Public Health VoI. 27, No. 2, pp. 156–164. http://jpubhealth.oxfordjournals.org/content/27/2/156.full.pdf+html 40 Kolotkin RL et al. The Relationship between Health‐Related Quality of Life and Weight Loss. Obesity Research Vol. 9 No. 9 September 2001. http://www.nature.com/oby/journal/v9/n9/pdf/oby200173a.pdf 41 Larson‐Meyer DE et al. Caloric restriction with or without exercise: the fitness versus fatness debate. Med Sci Sports Exerc. 2010 Jan;42(1):152‐9. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20010118 42 Moher D, Hopewell S, Schulz KF, et al. (2010). CONSORT 2010 explanation and elaboration: updated guidelines for reporting parallel group randomised trials. BMJ 2010;340:c86. http://www.bmj.com/content/340/bmj.c869 43 Voedingscentrum. Eet gezond! Schijf van vijf folder. Folder nummer 111. 2de druk. 2009 44 Voedingscentrum. Let op verborgen vet! Folder nummer 107. 45 Diëtheek bv. Mijn maat! 2008. http://www.mijnmaat.info/ 46 Voedingscentrum. Een paar kilo minder. Baarn; Tirion Uitgevers BS:2007. 47 Beck J S. Beck’s dieetoplossing. Train je brein denk je slank. Vierde druk, 2009. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. 48 Van Strien T. Eating behaviour, personality traits and body mass. Lisse: Zwets and Zeitlinger; 1986 49 Van Strien T. Frijters J. E., Bergers G. P. A., Defares P. B. Handleiding bij de Nederlandse Vragenlijst voor Eetgedrag N.V.E. [Manual of the Dutch Eating Behavior Questionnaire]. Lisse: Swets en Zeitlinger; 1986 50 Van der Zee K.I., Sanderman R., Heyink J.W et al. Psychometric qualities of the RAND 36 Item Health Survey 1.0: a multidimensional measure of general health status. International Journal of Behavioral Medicin. 1996; 3: 104‐122.
29
51
Ware J.E., Sherbourne C.D. The MOS 36‐item short‐form health survey (SF‐36). I. Conceptual framework and item selection. Medical Care. 1992; 30: 473‐483. 52 Handleiding Seca 222. http://www.vanseenus.nl/media/472/ba_222_17‐10‐02‐217b02.pdf 53 Seca 222. Height measuring instruments. http://www.seca.com/english/pt/home/products/details/seca/product/height_measuring_instruments_303/seca_ 222/ 54 Frisard M.I., Greenway F.L., Delany J.P. Comparison of Methods to Assess Body Composition Changes during a Period of Weight loss. Obesity Research. 2005; 5: 845‐854. 55 Ginde S.R., Geliebter A., Rubiano F. et al. Air Displacement Plethysmography: Validation in Overweight and Obese Subjects. Obesity Research. 2005: 7: 1232‐1237. 56 Fields D.A., Goran M.I., McCrory M.A. Body‐composition assessment via air‐displacement plethysmography in adults and children: a review. The American Journal of Clinical Nutrition. 2002; 75: 453‐467. 57 Rolfes S.R., Pinna K., Whitney E. Understanding Normal and Clinical Nutrition. Zevende druk. Belmond: Thomson higher education; 2006. p. 262. 58 Tabachnick B.G, Fidell L.S. Using multivariate statistics (ed 4th). Boston, MA: Allyn and Bacon 2001. 59 Brinkman J. Cijfers spreken statistiek met methodologie voor het hoger onderwijs. Groningen: Wolters Noordhoff;2006. P 348‐363 60 Brinkman J. Cijfers spreken statistiek met methodologie voor het hoger onderwijs. Groningen: Wolters Noordhoff;2006. P 375‐376 61 Brinkman J. Cijfers spreken statistiek met methodologie voor het hoger onderwijs. Groningen: Wolters Noordhoff;2006. P 364‐368 62 Billington C.J., Epstein L.H., Goodwin N.J. et al. R.R. National Task Force on the Prevention and Treatment of Obesity. Dieting and the Development of Eating Disorders in Overweight and Obese Adults. Archives of Internal Medicine. 2000; 160: 2581‐2589. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10999971 63 Van Strien T. Success and failure in the measurement of restraint. Notes and data. Int. J Eat Disord 1999:25:441‐ http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10202655 64 Van Strien T. Lijnen helpt wel. Huisarts en Wetenschap, jaargang 2003, nummer 2:95‐ http://www.henw.org/archief/volledig/id3586‐lijnen‐helpt‐wel.html#lv5 65 Stahre L, Hällström T. A short‐term cognitive group treatment program gives substantial weight reduction up to 18 months from the end of treatment. A randomized controlled trial. Eat Weight Disord. 2005 Mar;10(1):51‐8. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15943172 66 Paulsen B.K., Lutz R.N., McReynolds et al. Behavior therapy for weight control: long‐term results of two programs with nutritionists and therapists. Am. J. Clin. Nutr., 29, 880‐888, 1976. http://www.ajcn.org/content/29/8/880.short 67 Liao K.L. Cognitive‐behavioural approaches and weight management: an overview. J.R. Soc. Promotion of Health., 120, 27‐30, 2000. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10918780 68 Anita Jansen, Chantal Nederkoorn, Anne Roefs et al. Waarom obesitas in de GGZ behandeld moet worden. GZ psychologie december 2009. http://www.psychology.unimaas.nl/images/pdf_files/Obesitas.pdf 69 Hope A Aluko. et al. Changes in Health‐Related Quality of Life among African‐Americans in a lifestyle weight loss program. Qual Life Res. 2010 September; 19(7): 1025–1033. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2941646/pdf/nihms201305.pdf 70 Maciejewskia M.L., Patrick D.L., Williamsond D.F. A structured review of randomized controlled trials of weight loss showed little improvement in health‐related quality of life. Journal of Clinical Epidemiology. 2005. 58: Pages 568‐578. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15878470 71 Williamson D.A., Martin C.K., Anton S.D. et al. Is caloric restriction associated with development of eating disorder symptoms? Results from the CALERIE trial. Journal of Health Psychology. 2008: 27: 32–42. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18248104
30
9 Bijlagen. Bijlage I. Drie voorbeelden van cognitieve gedragstherapie‐oefeningen.
1. Zet de voordelen van afvallen op een rijtje Vandaag maak je een motivatiekaart, een onmisbaar hulpmiddel bij het veranderen van je manier van denken en het overwinnen van verleidende gedachten die je dwarszitten bij het afvallen. Een motivatiekaart is een systeem dat je dagelijks motiveert en je helpt om weerwoord te bieden tegen verleidende gedachten. Terwijl je afvalt, lees je deze motivatiekaarten dagelijks, daarna alleen nog op moeilijke momenten. Schrijf nu alle redenen op je kaart waarom je wilt afvallen. Deze kaart lees je iedere dag op twee vaste tijdstippen door en op de momenten dat je het moeilijk hebt. Het is belangrijk dat je deze kaart maakt. Het lijkt misschien raar dat je ooit de redenen zult vergeten waarom je wilt afvallen maar wanneer de verleiding groot is, zal deze kaart je er weer aan herinneren waarom je ook alweer af wilde vallen. Afvallen heeft op veel terreinen een positieve uitwerking, maar je zult over elke ding afzonderlijk na moeten denken. Afvallen kan voor jou betekenen dat je het niet meer vervelend vindt om je uit te kleden waar je partner bij is of in badkleding op het strand te liggen. Maar het kan ook betekenen dat je weer gaat dansen, tennissen of andere leuke activiteiten gaat ondernemen die je ooit leuk vond maar lichamelijk te zwaar zijn. Probeer zo veel mogelijk voordelen op te schrijven. Wanneer je aan het afvallen bent zal je meer voordelen ontdekken, schrijf deze dan op het kaartje erbij. Extra voordelen van het afvallen:
1. Je hunkering naar eten neemt af. 2. Je worstelt niet langer met de vraag of je iets wat niet goed voor je is nu wel of niet zult eten. 3. Je voelt je goed wanneer je niet toegeeft aan ongepland eten. 4. Je voelt je niet langer schuldig en ontmoedigd omdat je hebt toegegeven aan je eetdrang. Waarschijnlijk geloof je nu nog niet dat je zover zult komen. Maar maak de opdrachten zorgvuldig en je zult zien dat je “nee” kan zeggen tegen eten dat je moeilijk kunt weerstaan.
Heb je doorgelezen tot dit deel van de opdracht zonder je voordelen motivatiekaart te maken? Maak jezelf dan niet wijs dat je het niet nodig zult hebben, want dat heb je wel! Wanneer je voor goed wilt afvallen zal je jezelf moeten veranderen en daar deze kaart een goede bijdrage aan leveren.
Wat denk je? Het kan best zijn dat je nog altijd denkt dat je de motivatiekaart niet nodig hebt, als dat zo is dan heb je misschien iets aan de volgende gedachten: Verleidende gedacht: Ik hoef mijzelf niet te herinneren aan de redenen om af te vallen. Ik ken ze zo ook wel. Steunende gedachte: Ik ken ze nú wel. Maar laat ik denken aan alle keren dat ik van mijn dieet ben afgeweken. Toen dacht ik echt niet aan alle voordelen die het heeft om mij aan mijn dieet te houden! Verleidende gedacht: Het is te veel moeite! Steunende gedachte: Hoeveel moeite is het eigenlijk? Waar doe ik eigenlijk zo moeilijk over? Verleidende gedacht: Dit werkt niet voor mij. Steunende gedachte: Ik heb geen kristallen bol, dus ik weet niet of het werkt of niet. Het enige dat ik zeker weer, is dat ik het nooit eerder heb gedaan en dat het me tot nu toe niet is gelukt om blijvend af te vallen. Ik kan het net zo goed wel doen. Wat heb ik te verliezen?
~ Terwijl je afvalt, zal je ongetwijfeld nog allerlei andere voordelen ontdekken. ~
2. Ontdek het verschil tussen honger, trek en eetdrang. Mensen met overgewicht hebben vaak moeite in het verschil tussen honger (een aantal uur niets gegeten en je maag is leeg), trek in eten (je hebt niet echt honger, maar je eet omdat er eten is) en eetdrang (een zowel lichamelijk als emotioneel intense hunkering naar eten). Wanneer je in een restaurant in een rustig tempo een flinke maaltijd at, dacht je toen wel eens iets als: ik heb nog steeds honger… Ik schep denk ik nog maar eens op…. Ik snak naar een toetje? Als dat zo is, dan heb je honger verward met trek in eten. De opdracht van vandaag helpt je te ontdekken wanneer je echt honger hebt en wanneer je tegen jezelf moet zeggen: Ik heb alles wat ik gepland had tijdens deze maaltijd te eten op, en ik heb nog steeds honger…. Nou ja, dat geeft niet…Het kan wel twintig minuten duren voordat mijn hersenen de boodschap aan mijn lichaam hebben doorgegeven dat ik vol zit….ik wacht wel af hoe ik me over twintig minuten voel. Je kan ook tegen jezelf zeggen: Goed ik heb honger. Geeft niet, over een uur eet ik weer….Dit is een mooie gelegenheid om mij te verzetten tegen mijn toegeeflijke kant. Om te leren deze gevoelens beter te onderscheiden, kies je nu een dag uit waarop je gaat noteren wat je voor, tijdens en na het eten voelt.
Let iedere keer dat je gaat zitten voor een maaltijd of tussendoortje op hoe je maag aanvoelt. Geef deze waarneming een cijfer, en vul dat in op het bijgevoegde registratieformulier. 0 = helemaal geen honger, 10 = ergste honger die je ooit hebt gevoeld. Let halverwege de maaltijd op hoe je maag aanvoelt. Beschrijf dit gevoel op het registratieformulier en geef ook dit maal een cijfer. Beschrijf je honger opnieuw als je klaar bent met eten. Let daarbij op je gedachten: wil je nog meer eten? Heb je een bepaald gevoel in je maag? Of zit het meer in je keel/mond? Hoe voelt het? Hoe sterk is het gevoel? Heb je trek in een bepaald soort eten (dat wijst naar eetdrang of trek) of maakt het niet uit wat je eet (dat wijst erop dat je waarschijnlijk honger hebt)? Noteer de gevoelens op het formulier. Geef je honger 20 minuten na het eten weer een cijfer en beschrijf het formulier wat je lichaam voelt en of je nog verlangt naar eten.
Wat denk je? Verleidende gedachte: Dit kan ik wel overslaan. Ik ken het verschil tussen honger en eetdrang wel. Steunende gedachte: Misschien weet ik met mijn verstand wel wat het verschil is, maar het is toch belangrijk dat ik het verschil ook lichamelijk ervaar. Het is best mogelijk dat ik eetdrang soms honger noem. Het is heel belangrijk dat ik deze oefeningen doe, want dan weet ik of ik daadwerkelijk te vaak te veel honger heb of dat ik eigenlijk last heb van eetdrang. Verleidende gedachte: Deze opdracht kost mij te veel moeite. Ik heb er geen zin in. Steunende gedachte: Het kost niet veel tijd of energie. Laat ik het maar gewoon proberen en kijken wat er gebeurt.
Hoe weet je nu of je echt honger hebt? Denk aan de volgende momenten: ‐ Je had een paar uur niets gegeten en voelde je echt uitgehongerd. Dat lege gevoel in je maag, dat vaak gepaard gaat met gerommel, was honger. ‐ Je had een stevige maaltijd gegeten en wilde toch nog dooreten. Dat was trek. ‐ Je voelde een sterke hunkering naar eten, die gepaard ging met een gespannen gevoel en een onprettig verlangen in je mond, keel of lichaam. Dat was eetdrang. Verleidende gedachte: Waarom moet ik het verschil kennen? Ik volg toch gewoon een dieet? Steunende gedachte: Als ik later op gewicht wilt blijven, zal ik flexibeler kunnen omgaan met eten als ik alleen eet wanneer ik honger heb. Als ik nu niet oefen met het onderscheid tussen honger en eetdrang, zal ik dat straks ook niet kunnen zonder weer aan te komen.
Tip: Als het ergens tussen de twintig minuten en de drie uur geleden is dat je een redelijke maaltijd hebt gegeten en je voelt toch behoefte om te eten, bedenk dan dat het waarschijnlijk om trek of eetdrang gaat en i t h
Registratieformulier voor mijn hongergevoel Tijd
Gevoel in mijn maag
Voor het ontbijt Halverwege het ontbijt Vlak na het ontbijt 20 minuten na het ontbijt Voor de lunch Halverwege de lunch 20 minuten na de lunch Voor het avond eten Halverwege het avond eten Vlak na het avondeten 20 minuten na het Avondeten
Intensiteit hongergevoel (0‐10)
3. Reageer op teleurstellingen met “nou ja”. Er komt tijdens het afvallen ongetwijfeld een moment dat de moed je in de schoenen zinkt. Dat kan vandaag zijn, als de weegschaal niet de gewenste cijfers aantoont, maar dat kan ook morgen zijn wanneer je op een feestje bent en de vrienden dingen ziet eten die jij niet mag. Dit kan ervoor zorgen dat de moed je in de schoenen zinkt en de nadelen van afvallen zwaarder lijken te wegen dan de voordelen. Het kost tijd om een manier van denken die zich gedurende vele jaren heeft ontwikkeld en gevormd, te veranderen. Het is belangrijk om je op moeilijke momenten te herinneren dat je er uit eigen vrije wil voor hebt gekozen op dieet te gaan. En ook nu heb je de keuze: je kunt jezelf een rotgevoel geven door tekeer te gaan tegen het lot dat je “in deze situatie heeft gebracht”, of je kunt de nadelen van afvallen accepteren als iets waar je nu eenmaal doorheen moet om je doel te bereiken. Reageer op teleurstellingen met “nou ja”. Nou ja betekent: Ik vind het niet leuk, maar ik moet het maar accepteren en doorgaan. Het is niet eenvoudig om je manier van denken van de een op de andere dag aan te passen. Maar elke keer dat je verleidende gedachten in je hoofd komen en je hier niet door laat meeslepen, reageer je met “nou ja.” Als de gedachten op voelt komen als: Het is niet eerlijk dat ik dit eten niet kan eten of het moet toch gemakkelijker kunnen, zeg dan gewoon tegen jezelf “nou ja.” Je zegt dan eigenlijk met andere woorden: Ik vind het niet leuk maar ik accepteer het en ga door. Probeer iedere keer dat je merkt dat iets je moeite kost, tegen jezelf te zeggen: “nou ja.” Met die woorden kun je jezelf er ook aan herinneren dat je ervoor hebt gekozen op dieet te gaan omdat je wilt afvallen. Ook al vind je het niet fijn om op dieet te zijn, het is wel de realiteit. Het is nu eenmaal nodig om je doel te bereiken. Probeer tegen jezelf te zeggen: Ik heb zo’n zin in een gebakje. Nou ja! Ik heb echt honger. Nou ja! Die patat ziet er zo lekker uit. Nou ja! Ik heb vandaag geen zin om te sporten. Nou ja!
Wat denk je? Verleidende gedachte: Ik denk dat dit voor mij niet werkt. Het lijkt me te simpel. Steunende gedachte: Het kost niet veel tijd of inspanning om het uit te proberen. Wat heb ik te verliezen? Verleidende gedachte: Ik wil de dingen die ik moet doen niet accepteren. Afvallen zou gemakkelijker moeten zijn. Steunende gedachte: Ik heb de vrije keus: of ik doe moeilijk over wat me te doen staat en voel me rot, of ik kan accepteren dat het nu eenmaal zo is. Dat betekent niet dat ik het leuk hoef te vinden. Er zijn in mijn leven allerlei dingen die ik niet leuk vind. Ik ben niet dol op het betalen van rekeningen. Ik vind het echt niet leuk om iedere dag vroeg op te staan voor mijn werk. En ik houd ook niet van opruimen. Maar ik accepteer dat het nodig is. Ik doe er niet moeilijk over, dus ik heb er weinig last van.
Bijlage II. Drie voorbeelden van leefstijloefeningen. 1. Eetdagboek bijhouden. Zoveel eet ik niet! Dat is wat veel mensen zeggen die met hun gewicht worstelen. Maar in werkelijkheid eten mensen meer dan zij denken. Daarom ga je de komende twee dagen alles wat je opeet maar ook drinkt opschrijven. Dit kan in bijgevoegde schema’s of in je dieetschrift. Schrijf niet alleen op wat je eet, maar ook wat voor product het precies is (magere kaas of volvette Smoezen top 3 kaas? Gewone frisdrank of light frisdrank?) en schrijf ook de hoeveelheden op. Vergeet niet de details zoals boter op brood, Om niet te bewegen bereidingsvet, een snoepje tussendoor etc. Nadat je deze twee dagen hebt bijgehouden ga je je eigen voeding 1. Geen tijd berekenen. Dat kun je doen via eetmeter.voedingscentrum.nl 2. Altijd slecht weer Hier kun je heel eenvoudig je voeding invoeren en laten berekenen. Schrijf per dag de analyse over in je dieetschrift. Neem 3. Te duur ook de belangrijkste dieetadviezen over in je dieetschrift. Schrijf eventuele vragen op voor je begeleider.
2. Maak een beweegplan. Veel mensen proberen af te vallen door alleen een dieet te volgen. Maar uit vele onderzoeken is gebleken dat om effectief af te vallen, men ook aan lichaamsbeweging moet doen. Op langere termijn heeft dit gunstige effecten. Maak inzichtelijk wat je beweegt op een dag, door een beweegdagboek bij te houden. Je schrijft gedurende een week precies op wat je aan beweging doet in onderstaande tabel. Je noteert bijvoorbeeld ook dat je 5 minuten naar het station loopt en 10 minuten fietst naar de supermarkt. Na een week bekijk je het beweegdagboek. Wat valt je op? Heb je misschien toch minder beweging dan je dacht? Maak daarna een haalbaar beweegplan in de tweede tabel. Check daarna dagelijks of je je aan je goede voornemens hebt gehouden en schrijf erbij hoe het is gegaan bij de opmerkingen.
Mijn beweegdagboek Dag Tijd Mijn beweegplan Dag Tijd
Activiteit
Aantal minuten
Opmerkingen
Activiteit
Aantal minuten
Opmerkingen
BRON: M IJN MAAT! UITGEVERIJ D IËTHEEK BV.
3. Dag evalueren. Hoe gaat het volgen van het dieet? Gaat het alleen goed wanneer je de hele dag aan het dieet houdt, of kan het eigenlijk ook goed gaan als je af en toe een glijder maakt? Je gaat de komende drie dagen je dag evalueren. ’s Avonds voordat je naar bed gaat, sta je even 5 minuten stil bij de volgende vragen. Hoe was je dag? Waren er moeilijke momenten? Heb je deze overwonnen en hoe dan? Zo niet, waarom dan niet? Hoe kan je dat morgen beter doen? Schrijf je antwoorden op deze vraag op in je dieetschrift. Knip onderstaand schema uit en plak hem in de je dieetschrift, vul daarna het schema in. De dag is in drie dagdelen verdeeld. Kleur de dagdelen dat je je aan je dieet hebt gehouden groen en de dagdelen dat je je niet aan het dieet hebt gehouden rood.
Dagdeel Ochtend Middag Avond
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Bijlage III. De variatielijst. Om een gezond en veelzijdig eetpatroon aan te leren, is het van belang om te leren variëren met producten. Deze variatielijst biedt steun bij het maken van keuzes en is te gebruiken in combinatie met het voorbeeld dagmenu. In onderstaande lijst staan producten in drie groepen ingedeeld: Bij voorkeur: zijn voedingsmiddelen die een goede keus voor gezonde voeding zijn: ze leveren weinig energie en veel nuttige voedingsstoffen. Middenweg: wil zeggen dat je deze voedingsmiddelen als variatie gerust af en toe kunt eten. Ze leveren wat meer energie dan die van bij voorkeur. Bij uitzondering: kies echt bij uitzondering uit deze groep want deze voedingsmiddelen zorgen ervoor dat afslanken minder snel gaat of nog erger dat je zelfs weer aankomt. Ze leveren namelijk veel energie en minder nuttige voedingsstoffen. Brood en broodvervangers
Voorkeur Volkorenbrood Roggebrood Volkoren knäckebröd Volkoren beschuit
Middenweg Bruinbrood Knäckebröd Stokbrood bruin Krentenbrood
Havermout Brinta Muesli niet krokant
Cornflakes Cruesli Wit beschuit Afbakbroodje bruin
Uitzondering Witbrood Stokbrood wit croissant Andere snacks met bijv. bladerdeeg Afbakbroodje wit
Besmering
Voorkeur (Dieet)halvarine
Middenweg (Dieet)margarine Botergoud halfvolle roomboter
Uitzondering Roomboter
Middenweg 30+ kaas (bijv. Milner) Roomkaas light
Uitzondering 48+ kaas Roomkaas Brie Volvette smeerkaas Blauwe kaas
Voorkeur
Middenweg
Uitzondering
Achterham of schouderham Bacon Casselerrib Rosbief Fricandeau
Filet Americain Ossenworst
Worst Corned Beef Gebraden gehakt Lever Paté
Kaas
Voorkeur Cottage Cheese / hüttenkäse 20+ kaas 20+ smeerkaas (bijv. Slankie) Zwitserse strooikaas Vleeswaren
Kipfilet of ‐rollade Kalkoenham Rookvlees
Spek Salami
Middenweg Vruchtenhagel Jam
Uitzondering Salade Chocoladevlokken, ‐ hagelslag en ‐pasta Kokosbrood Pindakaas
Overig Broodbeleg
Voorkeur Fruit Rauwkost (komkommer, tomaat, sla) Sandwichspread Halvajam Appelstroop
Gestampte muisjes
Melk en melkproducten
Voorkeur Magere melk Magere kwark Magere yoghurt Optimel yoghurt of drinkyoghurt Sojamelk suikervrij
Middenweg Halfvolle melk Halfvolle kwark Halfvolle yoghurt Optimel vla
Karnemelk
Magere chocolademelk Chocolademousse light
Sojamelk light
Uitzondering Volle melk Volle kwark Volle yoghurt Halfvolle of volle chocolademelk Sojamelk gewoon of smaakjes Vla Pudding Chocolademousse
Dranken
Voorkeur Kraanwater Mineraalwater Thee zonder suiker Koffie zwart zonder suiker Light frisdrank Crystal Clear Suikervrije limonade Roosvicee dieet Bouillon / opkikkertje
Middenweg Limonade Roosvicee Vruchtensap Tomatensap Alcoholvrij bier Wijn Koffie met halfvolle koffiemelk
Uitzondering Frisdranken met suiker Koffie en thee met suiker Thee met suiker of honing Energiedrank Bier
Middenweg Rundergehakt Schouderkarbonade Runderworstje
Uitzondering Saucijs Gehakt half‐om‐half Gepaneerd vlees
Vlees
Voorkeur Kipfilet zonder vel Kalkoenfilet Magere rundvlees: biefstuk,
runderlapje, tartaar Varkenshaas Karbonade rib of haas Kiprollade Ongepaneerde schnitzel Mager rundergehakt Magere hamburger/grillburger
Rollade Lamsbout Kipnugget Magere rookworst
Speklap Rookworst Kip met vel Entrecote / ribeye
Middenweg Tonijn Vissticks Lekkerbekje Kibbeling
Vet Haring Makreel Zalm Forel Paling
Vis
Mager Kabeljauw Tilapia Panga Schol Tong Mosselen
Alle vissoorten zijn gezond. Aangeraden wordt 1x per week magere vis en 1x per week vette vis te eten. Bereidingsvet
Voorkeur Vloeibare bak‐en‐braad Olie, alle soorten
Middenweg Margarine
Uitzondering Roomboter
Weet matig met bereidingsvet! De producten bij “Voorkeur” hebben gezondere vetzuren maar zijn nog steeds erg vet en leveren dus veel calorieën! Sauzen
Voorkeur Tomatensaus Barbecuesaus Ketchup Curryketchup Magere jus
Middenweg Slasaus Halvanaise Fritessaus Crème fraiche halfvol Slankroom
Heldere dressing
Zure room Dressing op yoghurtbasis
Uitzondering Mayonaise Crème fraiche Room Vette jus Dressing op basis van mayonaise
Wees matig met sauzen, ook met de sauzen uit de voorkeursgroep! Zetmeelproducten
Voorkeur Gekookte aardappelen Zilvervliesrijst Volkoren pasta Peulvruchten
Middenweg Gebakken aardappelen Ovenpatat Aardappelpuree Witte rijst Witte pasta
Uitzondering Gefrituurde patat Rösti Aardappelkroketjes Gebakken rijst Gevulde pasta
Fruit
Voorkeur Vers fruit Vruchten op lichte siroop
Middenweg Vruchten op zware siroop Vruchtensap
Uitzondering Gedroogd fruit
Middenweg Groente uit pot
Uitzondering Spinazie à la crème Groente met saus
Middenweg Bonbon Toffee Drop Studentenhaver Popcorn Japanse Mix Kwarktaart Sprits Stroopwafel Zoute stokjes
Uitzondering Chips Chocola Candybar (Mars, Snickers…) Cake Taart Gevulde koek Pindakoek Boterkoek Pinda’s en noten Blokjes kaas en worst
Groente
Voorkeur Verse groente Diepvriesgroente Rauwkost Sla Tussendoortjes
Voorkeur Suikervrije drop Suikervrije kauwgom Pepermuntje Sultana pakje van 2 Liga Evergreen 1 stuk Ontbijtkoek Biscuitje Café Noir Speculaasje Bastogne koek Lange vinger Frou Frou
Bijlage IV. Voorbeelden van motivatiemailtjes. Motivatiemail week 1 Beste deelnemer, U bent kort geleden in Amsterdam geweest om uw lichaamssamenstelling te laten meten. Ook heeft u een voorbeelddagmenu ontvangen. Sommigen van u zullen al begonnen zijn met het volgen van het menu, andere zullen een deze dagen starten. In de bijlage van deze e‐mail kunt u een aantal recepten vinden die u kunt gebruiken als invulling van uw dagmenu. Ook wil ik u graag op de volgende sites attent maken: 1) http://www.voedingscentrum.nl/recepten/receptenzoeker.aspx 2) http://www.ah.nl/recepten Op deze sites kunt u eenvoudig recepten vinden die u kunt gebruiken bij het invullen van uw menu. Indien er vragen zijn over het dagmenu of de oefeningen dan kunt u via de e‐mail altijd contact opnemen. Ik wens u veel succes met het maken van de opdrachten en het volgen van uw dieet.
Met gezonde groet, Janneke Kaim‐Roosien / Desiree Schaefers
Bijlage motivatiem mail week 1
Recep pt
Gegriilde kaaasboterh hammeen met kkerstom maten enn kieme en Lunch Voor 4 p personen Bereidin ng 10 minutten Ingrediëënten 8 gerijpte kerstomaaten 4 sneetjjes volkoren nbrood 4 plakkeen 30+ kaass 50 gram m kiemen Bereidin ng 1) Verw warm de grill voor 2) Halveeer de kersttomaten 3) Belegg de sneetjees brood me et een plak kaaas en leg ze op een bakkplaat. Zet hhet brood o onder de grill tot de kaaas is gesmolten. 4) Leg d de halve tom maatjes op h het brood een garneer zze met wat kiemen Voedinggswaarde: 1 140 kcal/10g eiwit/4graam vet, waaarvan 2 gram verzadigdd/17 gram koolhyd draten Bron: Koo okook licht paagina 14‐15
Recep pt
Roereei met IItaliaansse groenten Lunch 4 personen Bereidin ng 10 minutten Ingrediëënten 2 eetlep pels zonneb bloemolie 400 gram roerbakggroenten 2 eetlep pels verse Ittaliaanse kruiden 6 eieren n 4 eetlep pels halfvollle melk Zout en peper Paar basilicumblaadjes Bereidin ng 1) Verhiit de olie in een koeken npan met a ntiaanbaklaaag. Roerba ak de groentten met kru uiden ongeveeer 3 minuteen. 2) Klop de eieren lo os met de h halfvolle meelk en voeg naar smaakk zout en peeper toe. er met een hhouten lepe el tot 3) Zet het vuur lageer. Giet het eimengsel bij de groenten en roe het ei bijna gestold d is. et basilicum mblaadjes enn serveer diirect. 4) Verdeeel het roerrei over vierr kommen, garneer me Voedinggswaarde: 165kcal/11 gram eiwitt/13 gram vet, waarvan n 3 gram veerzadigd/2 ggram koolhyd draten ookook lich ht pagina 64 4‐65 Bron: Ko
Recep pt
Gegriilde ton nijn mett spinaziie en an nanassalsa Diner 4 personen Bereidin ng 25 minutten Ingrediëënten 1 knoflo ookteen, geepeld 2 eetlep pels olijfoliee ½ theeleepel gemaleen chilipepe er Rasp en n sap van 1 llimoen Zout en peper 4 tonijnfilets van elk ca. 125 gram 1 blik m maïskorrels ((300gram) 1 kleinee ananas 600 gram panklaree spinazie 2 takjess fijngesneden koriande er 1 theeleepel suiker ng Bereidin 1) Pers de knoflookk uit boven een kom. M Meng 4 eetlepels olie, d de chilipepeer, limoenraasp, het limoenssap en zout door. Bestrrijk de tonij n aan weerrzijden met de helft vann de limoen nolie. 2) Laat d de maïs in eeen vergiet uitlekken. H Halveer de ananas, verrwijder de kkern en de h harde schil en snijd het vrruchtvlees iin kleine blookjes. 3) Verhiit een grillpan en gril de tonijn aann beide kan nten 2‐3 min nuten; de fi let moet vaan binnen rosé zijn. 4) Verhiit de rest vaan de limoenolie in eenn ruime koe ekenpan of w wok. Voeg eeen handvo ol spinaziee toe. Laat d de blaadjes al omschepppend slinke en en voeg dan pas weeer nieuwe spinazie toe. Breeng de groenten op sm maak met zoout en peper en schep d de maïs erddoor. 5) Mengg de ananass, korianderr, suiker en de rest van n de olijfolie e door elkaaar. Verdeel sspinazie over de borden en leg de tonijjn erop. Schhep er een fflinke lepel ananassalsaa op. Voedinggswaarde: 5 500kcal/26 gram eiwit//34 gram ve et, waarvan 7 gram verrzadigd vet//27 gram ko oolhydraten n Bron: Ko ookook licht pagina 110‐1 111
Motivatiemail week 3 Beste deelnemer, U bent nu al enige tijd bezig met u dieet. Waarschijnlijk bent u op dit moment bewuster aan het eten, en let u tijdens het boodschappen doen meer op wat u koopt. Wat zit er eigenlijk in de producten die u koopt? Het kan zijn dat u het moeilijk vindt om aan te geven of een product een voorkeursproduct is of een middenwegproduct. Want op de variatielijst staat dat het een middenwegproduct is, maar in het tijdschrift dat u laatst las stond geschreven dat het product heel gezond is. Wie moet u nu eigenlijk geloven? In de praktijk blijkt dat er veel over voeding wordt geschreven. Niet alleen over mensen die hier een opleiding voor hebben gevolgd, maar ook door mensen die uit eigen overtuiging iets schrijven. Het is daarom belangrijk dat u nagaat wie het artikel heeft geschreven. Zo kan een fabrikant van merk X zijn product aanprijzen als gezond, maar dat hoeft per definitie niet altijd te zijn. Naast verleidende teksten op verpakkingen en in tijdschriften zijn er ook de algemene dieetfabels. In de bijlage van deze e‐mail kunt u een document vinden waarin een aantal fabels over voeding terug te vinden zijn. Ik wens u voor de komende tijd heel veel succes met uw dieet. Bij vragen en opmerkingen kunt u mij altijd benaderen via de mail. Met gezonde groet, Janneke Kaim‐Roossien / Desiree Schaefers Diëtist i.o.
Bijlage motivatiemail week 2
Voedingsfabels Waar of niet waar: Chips bevat een stofje waardoor je ervan blijft eten. Waar: In chips komt de smaakversterker en ‐vervormer E621 (MSG = monosodiumglutamate of mononatriumglutamaat) voor, ook wel bekend als Ve‐tsin. Dit wordt voornamelijk gebruikt in de Aziatische keuken, maar in onze cultuur ook toegevoegd aan allerlei hartige producten. E621 valt onder de smaakgroep umami. Dit is een zoetachtige smaak naast zoet, bitter, zout en zuur, dat gevormd wordt uit afvalstoffen van suikerproductie. In de natuur komen we MSG tegen in eiwithoudende producten zoals vlees, melk, vis, schimmelkaas, bonen etc. Uit studie is gebleken dat MSG de voedselkeuze en de eetlust manipuleert. Door dit middel te gebruiken maak je zowel gezond als ongezond voedsel lekkerder. Bovendien eet je er meer van. Een stofje dat zwaarlijvigheid en vraatzucht kan bevorderen. Dit blijkt ook uit het feit dat laboratoriumratten MSG krijgen als er ratten met overgewicht nodig zijn! Waar of niet waar: In de winter heb je extra vitamines nodig voor je weerstand! Niet waar: In de winter is het niet nodig om extra vitamines of voedingssupplementen te nemen om je weerstand te verhogen. Wanneer je gezond eet krijg je alles binnen wat je nodig hebt. Je bouwt je weerstand het hele jaar door op door gezond te leven. Het nemen van vitaminetabletten of supplementen helpen niet om je weerstand te verhogen. Zwangeren, kleine kinderen en ouderen hebben wel baat bij het nemen van extra vitamine D. Dit is niet om de weerstand te verhogen maar omdat zij meer behoefte hebben aan deze specifieke vitamine. Waar of niet waar: Verse groenten zijn veel gezonder dan diepvriesgroenten en groenten in pot of blik. Niet waar: Diepvriesgroente bevat evenveel vitamines en mineralen als verse groente, en groente uit blik of pot bevat maar ietsje minder vitamines. Dat verschil is te verwaarlozen, vooral omdat bij het bereiden van groente uit blik of pot nauwelijks vitamines meer verloren gaan, zoals bij verse groenten gauw gebeurt, bijvoorbeeld in het kookwater. Om voldoende vitamines en mineralen binnen te krijgen, is het vooral belangrijk genoeg groente te eten. Dat wil zeggen: zo'n twee ons per dag. Alle soorten verse groente en groente uit diepvries en blik of pot tellen daarbij mee. Waar of niet waar: Hoe bruiner het brood, hoe gezonder. Niet waar! Donkerbruin brood bevat soms niet eens meer voedingsvezels dan lichtbruin brood. Het kan die kleur hebben gekregen door toevoeging van kleurstof. Meergranen brood is dus niet zonder meer gezonder dan bruin‐ of volkorenbrood. Dat komt doordat er geen regels zijn voor het gebruik van het woord ‘meergranen'. Het gebruik van het woord ‘volkoren' is wel vastgelegd. Volkorenbrood moet een bepaald gehalte aan voedingsvezels bevatten. Voedingsvezels zorgen onder meer voor een goede werking van de darmen. Waar of niet waar: Krachttraining is net zo belangrijk als cardio‐training. Waar! Bewegen met nadruk op duurinspanning moet worden gecombineerd met krachtinspanning. Dat geeft het meeste rendement. Dat kunt u doen door de ene keer
uw uithoudings‐ vermogen wat meer te trainen (de hartspier), en de andere keer wat meer nadruk te leggen op de skeletspieren. Zo blijft trainen ook lekker afwisselend. Waar of niet waar: Eet niet voor het slapen gaan, want dan worden de calorieën niet meer verbrand. Niet waar! Voor het verbruik van de calorieën maakt het niet uit wanneer men iets eet. Wat van belang is, is hoeveel calorieën uw lichaam op een dag nodig heeft. Neemt u meer calorieën dan u verbruikt, dan worden die extra calorieën opgeslagen als vet. Dat is niet afhankelijk van het tijdstip waarop u eet. Waar of niet waar: Olijfolie bevat minder calorieën dan andere vetten. Niet waar! Olijfolie bevat evenveel calorieën als andere vetten; ook olijfolie bevat 100% vet. Wel is het zo dat de vetten in olijfolie zogenoemde ‘goede vetten' zijn, namelijk onverzadigde vetten. Waar of niet waar: Light producten zijn altijd goed in een dieet. Niet waar! Light producten kunnen een dieet ondersteunen, maar dan moet u wel goed op de hoeveelheid calorieën erin letten. Niet alle light producten zijn energiearm. ‘Light' betekent alleen dat het product minstens eenderde minder energie bevat dan een vergelijkbaar product dat niet ‘light' is. Er zijn wel light producten die vrijwel geen energie leveren, bijvoorbeeld sommige light frisdranken en suikervrije kauwgom. Waar of niet waar: Ongezoet vruchtensap is altijd goed. Niet waar! Een glas ongezoet vruchtensap bevat weliswaar geen toegevoegde suikers, maar wel vruchtensuiker en daardoor levert een glas vruchtensap bijna net zoveel calorieën als een glas frisdrank (ongeveer 75 kcal). U kunt meestal beter kiezen voor water of thee. Een glas vruchtensap kan wel dienen als vervanging van 1 stuk fruit, het bevat meer vitamines dan een glas frisdrank. Waar of niet waar: Door het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen kun je plaatselijk vet afbreken. Niet waar! Plaatselijk vet afbreken door voedingsmiddelen is niet mogelijk. Vetmassa verminderen kan alleen door minder calorieën in te nemen dan je verbruikt. Waar of niet waar: Dieet margarine is voor mensen die willen afvallen. Niet waar! De vermelding "dieet" heeft niets te maken met de hoeveelheid vet, maar met het soort vet. Er zit evenveel vet in dieetmargarine als in de gewone varianten; in allebei 80% vet. In dieethalvarine zit, net als in gewone halvarine, 40% vet. "Dieet" geeft aan dat ten minste de helft van het vet bestaat uit gezond meervoudig onverzadigd vet. Kies dus, als het om afvallen gaat, voor halvarine. Waar of niet waar: Citroen breekt vet af. Niet waar! De zuren uit fruit zijn helaas niet in staat lichaamsvet af te breken. De enige manier om vet kwijt te raken is minder calorieën innemen dan je verbruikt. Op die manier verdwijnt je lichaamsvet wèl. Beetje bij beetje... !
Bijlage V. Het evaluatieformulier. Mijn diëtist i.o. was Janneke Kaim‐Roossien/Desiree Schaefers Wilt u onderstaande vragen beantwoorden met een rapportcijfer, 1 staat voor zeer slecht en 10 staat voor uitmuntend. 1) Ik geef mijn dieet het volgende rapportcijfer …… 2) Ik geef de oefeningen het volgende rapportcijfer …… 3) Ik geef mijn diëtist i.o. het volgende rapportcijfer …… 4) Ik geef het totale traject het volgende rapportcijfer …… Hieronder heeft u ruimte om eventuele aandachtspunten of andere opmerkingen te plaatsen. Wij willen u hartelijk danken voor uw deelname aan ons onderzoek!