Hogeschool-Universiteit Brussel Campus Stormstraat – Stormstraat 2– 1000 Brussel
Faculteit Economie & Management Studiegebied Handelswetenschappen en bedrijfskunde Opleiding Handelswetenschappen
Muziekfestivals in Vlaanderen
indeling naar organisatiestructuur en werking
Masterproef aangeboden door Maarten GRIETEN tot het behalen van de graad van Master in de Handelswetenschappen Afstudeerrichting: Bedrijfsmanagement & Ondernemerschap
Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE Academiejaar 2008 – 2009
Hogeschool-Universiteit Brussel Campus Stormstraat – Stormstraat 2– 1000 Brussel
Faculteit Economie & Management Studiegebied Handelswetenschappen en bedrijfskunde Opleiding Handelswetenschappen
Muziekfestivals in Vlaanderen
indeling naar organisatiestructuur en werking
Masterproef aangeboden door Maarten GRIETEN tot het behalen van de graad van Master in de Handelswetenschappen Afstudeerrichting: Bedrijfsmanagement & Ondernemerschap
Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE Academiejaar 2008 – 2009
Hogeschool-Universiteit Brussel Campus Stormstraat – Stormstraat 2– 1000 Brussel
Muziekfestivals in Vlaanderen indeling naar organisatiestructuur en werking
Samenvatting 1.
Probleemstelling en onderzoeksvragen
Muziekfestivals nemen vandaag de dag een belangrijk deel in het culturele en economische landschap in. Ze vormen een onderdeel van de muziekindustrie, die één van de zeven deelsectoren in de creatieve industrie is. Het is echter niet zo dat de positieve ontwikkelingen in het aantal festivals en in de professionalisering ervan organisatoren en stakeholders op hun lauweren doen rusten. Een festival organiseren is en blijft een risicovolle onderneming die aan de wetten van de vrije markt is onderworpen. Om deze risico’s beter in te schatten is kennis over de (huidige) muziekfestivalmarkt van belang voor zowel het organisatieteam als voor stakeholders. Daarvoor kan beroep worden gedaan op verschillende wetenschappelijke boeken, tijdschriften, artikels en studies. Echter handelen deze onderzoeken veelal over de historie, het organiseren en bespreken van festivals. Geïnteresseerden blijven op hun honger zitten als ze bijvoorbeeld meer wetenschappelijk onderbouwde informatie zoeken omtrent de typische kenmerken die Muziekfestivals in Vlaanderen op basis van hun organisatiestructuur1 en werking2 onderscheiden van elkaar. Deze kloof dichten vormt de hoofdstimulans van het afstudeerwerk. We stellen ons de vraag of festivalorganisaties anders zijn gestructureerd en werken naargelang een bepaalde – meestal op basis van extern waarneembare factoren – indeling wordt gemaakt. Om deze vraag op te lossen, worden antwoorden gezocht op de volgende onderzoeksvragen en –acties: >
Hoe kunnen Muziekfestivals in Vlaanderen vandaag de dag gedefinieerd worden, gebaseerd op bestaande definities en percepties? Pas indien nodig de bestaande omschrijvingen aan met een nieuwe definitie en catalogiseer al de Muziekfestivals in Vlaanderen die aan deze definitie voldoen.
>
Welke factoren kunnen de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen beschrijven? Stel een manier op waardoor achterhaald kan worden hoe de organisatie van Muziekfestivals in Vlaanderen gestructureerd is en hoe men werkt.
>
Kunnen Muziekfestivals in Vlaanderen worden ingedeeld naar hun organisatiestructuur en werking? Beschrijf de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen. Ga na of de muziekfestivals kunnen worden ingedeeld. Indien dit mogelijk is, ga dan na welk festivalprofiel tot elke cluster behoort.
1 De manier waarop een festivalorganisatie is gestructureerd en wordt geleid. Het gaat ook over de wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld en hoe ze op elkaar worden afgestemd. De organisatiestructuur is een hulpmiddel om de doelen van de organisatie te bereiken. 2 Het gaat hier zowel over de werking van de organisatie als van het festival.
2.
Onderzoeksmethode
Om de gewenste informatie te bekomen wordt eerst een definitie opgesteld met aansluitend de aanmaak van een database met daarin al de Muziekfestivals in Vlaanderen. Deze vormt het startpunt bij het kwantitatieve onderzoek dat we wensen uit te voeren via een e-mailenquête bij de populatie. Daarna worden de extern waarneembare factoren afgeleid via een literatuurstudie. Deze zorgen ervoor dat een profiel kan worden opgesteld van een muziekfestival. Op basis van deze factoren volgt er een afleiding naar de interne factoren die de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals omschrijven. Dit gebeurt aan de hand van een kwalitatief onderzoek met informele diepte-interviews. Al deze gegevens vormen de input voor de emailenquête. De respons is op vrijwillige basis en niet via een enkelvoudig aselect staal. Dit komt omdat beschrijvende variabelen niet voor de gehele populatie aanwezig zijn om een indeling in strata mogelijk te maken. De binnengekomen enquêtes leveren informatie aan. Het zijn de interne factoren die de basis vormen voor de clusteranalyse om zodanig clusters te onderscheiden. Indien er clusters zijn, worden de extern waarneembare factoren gebruikt om na te gaan welk profiel elke cluster heeft – we noemen dit groepering.
a.
Verantwoording onderzoeksmethode De gebruikte methoden zorgen ervoor dat stelselmatig en beredeneerd wordt gezocht naar een mogelijke indeling van de muziekfestivals naar organisatiestructuur en werking. Door de combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek gaan we optimaal na hoe de muziekfestivals zowel extern als intern kunnen worden omschreven. Als de clusteranalyse een indeling maakt, zorgt de groepering ervoor dat de gevormde clusters ook ‘tastbaar’ worden. Aangezien het overgrote deel van de festivalorganisatoren kan worden bereikt via een e-mailadres, is een e-mailsurvey de beste optie. Zo kan informatie gebruiksvriendelijk – voor zowel de respondent als de onderzoeker – en snel worden bekomen.
b.
Verzameling en verwerking van de gegevens De database, die de gegevens van de volledige populatie bevat, is eigenhandig aangemaakt en gecontroleerd. Dit zorgt voor up-to-date informatie en eveneens een verdieping in de muziekfestivalmarkt.
3.
Bevindingen en besluiten
Een situering en definiëring van het onderzoeksobject leidde tot een up-to-date begripsomschrijving van ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. Daarbij valt op dat ‘sfeer’ en ‘beleving’ elementen zijn die vandaag de dag muziekfestivals meer typeren. Naast het muzikale en organisationele standpunt, neemt het fenomeen-ale standpunt daarom ook een prominente plaats in. 319 Muziekfestivals in Vlaanderen zijn er op het moment van de databaseontwikkeling. Het aantal is ongelijk verdeeld onder de Vlaamse provincies. De volgorde – in aantal – verschilt trouwens van de volgorde die wordt opgesteld op basis van het aantal festivals per inwoner in elke provincie. De muziekfestivals kunnen worden omschreven op basis van zeven extern waarneembare factoren en veertien intern waarneembare factoren. Als we deze via een e-mailsurvey bevragen bij de populatie, is er een responspercentage van 12,85%. Dit lage aantal kan ervoor zorgen dat bij een clusteranalyse belangrijke clusters worden gemist, waardoor
clustering en groepering geen nut hebben. Een vertekend beeld is dan ook zeer waarschijnlijk, zeker aangezien de respondenten op vrijwillige basis werden bevraagd. De ambitie om de Muziekfestivals in Vlaanderen in te delen naar hun organisatiestructuur en werking moet daarom ook worden aangepast. We kunnen namelijk alleen maar beschrijvende analyses uitvoeren en geen resultaten veralgemenen naar de populatie. Dit biedt wel de mogelijkheid om uit de resultaten die interne factoren te destilleren die een grote discriminerende waarde hebben voor een indeling naar organisatiestructuur en werking. We stellen vast dat de organisatiestructuur wordt bepaald door acht factoren: de juridische structuur, de rol van de organisator, het al dan niet hebben van personen in vast dienstverband, de verhouding van het festival in het totale activiteitenpakket, de openheid van de organisatie naar nieuwe leden toe, de (on)afhankelijkheid van een ‘superviserende’ organisatie, de taakverdeling en twaalf taken of functies. Als de werking van Muziekfestivals in Vlaanderen moet worden onderzocht, zijn de volgende zes factoren discriminerend: het al dan niet betalen van medewerkers (tijdens het festival), het hebben van meerjarencontracten met sponsors of niet, de selecterende partij bij de artiestenkeuze, de relatie en mate van samenwerking met de provincie en Vlaamse overheid en de indeling van inkomsten en uitgaven. Deze factoren bieden een input voor vervolgonderzoeken rond het onderzoeksobject van deze Masterproef: Muziekfestivals in Vlaanderen.
WOORD VOORAF Als je snel wil gaan, moet je alleen gaan. Als je ver wil gaan, moet je samen gaan. Afrikaans spreekwoord
Een Masterproef schrijven is een werk van lange adem met een grote persoonlijke inbreng. Toch: om ver te gaan, moeten we samen gaan. In het kader van deze Masterproef verdienen daarom enkele personen een bijzondere aandacht. Vooreerst is er mijn promotor prof. dr. Johan Walrave. Vanaf het eerste moment bleek zijn kritische en nuchtere blik een grote troef en een belangrijke aanzet tot holistisch denken. Zijn gerichte vragen en minutieuze correcties eisten een gedetailleerde en stipte werking. Het enthousiasme verstarde nooit en zijn positieve houding stimuleerde enorm. Een stevige handdruk en een welgemeende ‘dank u wel’. Ludo Cox, Patrick de groote en Serge Platel zorgden voor drie diepgaande en boeiende interviews. Hun ervaring in de festivalwereld en kennis over de Muziekfestivals in Vlaanderen inspireerden meer dan ooit. Hun hartelijke ontvangst bewees één ding: ‘keep on rockin’ in a free world’! Dank jullie wel. Enquêtes analyseren heeft geen zin zonder de medewerking van respondenten. Een dankwoord is dan ook op zijn plaats aan al de festivalorganisatoren die deelnamen aan de e-mailenquête. Het is hun geduldige, voortdurende en krachtige inzet die Vlaanderen groot maakt op vlak van muziekfestivals en er voor zorgt dat duizenden bezoekers elk jaar kunnen genieten en ontspannen. Dat ze in moeilijke tijden de passie niet verliezen. Dank jullie wel. Een man die altijd tijd vond om te discussiëren en te overleggen over deze Masterproef. Iemand die niet verlegen was zijn relevante mening te ventileren en mij indirect op te volgen. Eric, dank u wel. Mama, papa en Brecht. Jullie jarenlange steun en opvoeding zorgden voor de persoon die ik nu ben. ‘Doorzettingsvermogen’ gaven jullie met de paplepel mee. Door jullie kreeg ik kansen die voor anderen niet vanzelfsprekend zijn, iets wat ik nooit zal vergeten. Dank jullie wel. Je werd meegesleept in mijn nieuw studieavontuur en steunde mij hierin volop omdat je wist dat ik dit echt heel graag wou. Altijd stond je paraat om te helpen, zelfs als het niet goed uitkwam. Jouw mening, ideeën en opmerkingen zorgden voor de nodige puntjes op de ‘i’. Je deed me mee overstappen van perfectionisme naar dwangmatigheid, dat efficiënter en effectiever is en je gaf zonder meer een invulling aan de uitspraak: ‘het is niet wat het is, het is wat je er mee doet’. Dat heb ik van je geleerd en daar ben ik je ontzettend dankbaar voor. We gaan er voor. Liefste Nele, dank je wel.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
11
INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF................................ VOORAF ................................................................ ................................................................................................ ............................................................................................ ............................................................ 11 INHOUDSOPGAVE ................................................................ ................................................................................................ ......................................................................................... ......................................................... 13 LIJST VAN FIGUREN, TABELLEN & GRAFIEKEN................................ GRAFIEKEN ................................................................ .................................................................. .................................. 15 INLEIDING ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ........................................................................ ........................................ 17 1. DEFINIËRING EN SITUERING VAN HET ONDERZOEKSOBJECT ............................ 19 TE VERWACHTEN .......................................................................................................................................21 1.1 PERCEPTIE & DEFINITIE..................................................................................................................23 1.1.1 HEERSENDE DENKBEELDEN ............................................................................................................................23 1.1.2 DEFINITIE...................................................................................................................................................................24
1.2 CREATIEVE SECTOR...........................................................................................................................28 1.2.1 CREATIEVE INDUSTRIEËN ................................................................................................................................28
1.3 MUZIEKINDUSTRIE & -FESTIVALS .............................................................................................34 1.3.1 SITUERING .................................................................................................................................................................34 1.3.2 ORGANISATIESTRUCTUUR & WERKING FESTIVALS...........................................................................39
1.4 DATABASE................................................................................................................................................44 1.5 BESLUIT.....................................................................................................................................................49 2. METHODOLOGISCH KADER ................................................................ ............................................................................................... ............................................................... 53 TE VERWACHTEN .......................................................................................................................................55 2.1 ALGEMEEN ..............................................................................................................................................57 2.2 SPECIFIEK.................................................................................................................................................59 2.2.1 EXTERN WAARNEEMBARE FACTOREN.......................................................................................................59 2.2.1.1 METHODE.................................................................................................................................................59 2.2.1.2 UITVOERING...........................................................................................................................................60 2.2.1.3 RESULTAAT/BESLUIT.........................................................................................................................65 2.2.2 INTERNE FACTOREN............................................................................................................................................67 2.2.2.1 METHODE.................................................................................................................................................67 2.2.2.2 UITVOERING...........................................................................................................................................68 2.2.2.3 RESULTAAT/BESLUIT.........................................................................................................................73 2.2.3 ENQUÊTE....................................................................................................................................................................75 2.2.3.1 METHODE.................................................................................................................................................75 2.2.3.2 UITVOERING...........................................................................................................................................77
2.3 BESLUIT.....................................................................................................................................................87 3. RESULTAAT ONDERZOEK ................................................................ ................................................................................................ .................................................................... .................................... 89 TE VERWACHTEN .......................................................................................................................................91 3.1 RESPONS ...................................................................................................................................................93 3.1.1 FESTIVAL & RESPONDENTEN ..........................................................................................................................96 3.1.2 BESLUIT .................................................................................................................................................................... 105
3.2 ORGANISATIESTRUCTUUR EN WERKING...........................................................................106 3.2.1 ALGEMEEN.............................................................................................................................................................. 106 3.2.2 SPECIFIEK/BESLUIT ........................................................................................................................................... 122
BESLUIT ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ........................................................................... ........................................... 125 LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN ................................................................ ................................................................................ ................................................ 129 BIJLAGEN ................................................................ ................................................................................................ ................................................................................................ ......................................................................... ......................................... 135 Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
13
LIJST VAN FIGUREN, TABELLEN & GRAFIEKEN FIGUREN Figuur 1: structuur hoofdstuk 1 ...........................................................................................................................21 Figuur 2: verwerkingsproces van creativiteit ....................................................................................................28 Figuur 3: industriële waardeketen .......................................................................................................................29 Figuur 4: creatief handelen....................................................................................................................................29 Figuur 5: creativiteit als grondstof ......................................................................................................................30 Figuur 6: productiewaardeketen creatieve sector............................................................................................30 Figuur 7: indeling creatieve sector volgens strategische groepen................................................................31 Figuur 8: schillenmodel creatieve sector ...........................................................................................................32 Figuur 9: structuur muziekindustrie ...................................................................................................................35 Figuur 10: de weg naar de godenstatus ..............................................................................................................36 Figuur 11: alternatieve invulling structuur en werking muziekindustrie ...................................................38 Figuur 12: printscreen database Muziekfestivals in Vlaanderen..................................................................44 Figuur 13: procedure aanvulling database.........................................................................................................46 Figuur 14: onderzoeksmethodologiebox...........................................................................................................57 Figuur 15: mogelijke determinanten van festivalsucces.................................................................................61 Figuur 16: opvolgingsmodule (eigen ontwikkeling) – beperkte weergave...............................................86
TABELLEN Tabel 1: bouwstenen organisatiestructuur (volgens verschillende auteurs) ............................................40 Tabel 2: departementaliseringscriteria (volgens verschillende auteurs)...................................................41 Tabel 3: samenvatting methode/strategie – literatuurstudie .......................................................................60 Tabel 4: samenvatting methode/strategie – informele diepte-interviews ................................................68 Tabel 5: woordassociatie topic gids – werking muziekfestivals ...................................................................72 Tabel 6: woordassociatie topic gids – organisatiestructuur muziekfestivals.............................................72 Tabel 7: samenvatting methode/strategie – e-mailenquête .........................................................................77 Tabel 8: berekening totale populatie ..................................................................................................................94 Tabel 9: berekening aantal herinneringsmails..................................................................................................94 Tabel 10: berekening totale bereikbare populatie...........................................................................................94 Tabel 11: absolute en relatieve frequentie binnengekomen enquêtes volgens provincie festivallocatie ......................................................................................................................................................................................95 Tabel 12: verbanden tussen muziekgenres .......................................................................................................98 Tabel 13: discriminerende factoren voor indeling Muziekfestivals in Vlaanderen naar organisatiestructuur ............................................................................................................................................. 124 Tabel 14: discriminerende factoren voor indeling Muziekfestivals in Vlaanderen naar werking..... 124
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
15
GRAFIEKEN Grafiek 1: populatie volgens provincie (procentueel) ...................................................................................47 Grafiek 2: aantal muziekfestivals om de zoveel inwoners en per inwoner (populatiegegevens).........48 Grafiek 3: binnengekomen enquêtes – per dag en cumulatief .....................................................................93 Grafiek 4: aanwezigheid muziekgenres in line-up respondenten ................................................................97 Grafiek 5: aanwezigheid muziekgenres in line-up respondenten ................................................................97 Grafiek 6: relatie tussen provincie festivallocatie en muziekgenre(s) ........................................................99 Grafiek 7: gemiddelde verdeling naar bekendheid artiesten (procentueel) .............................................99 Grafiek 8: indeling muziekgenres naar bekendheid geprogrammeerde artiesten (procentueel)........10 Grafiek 9: boxplot leeftijd festival..................................................................................................................... 101 Grafiek 10: boxplot aantal festivaldagen eerste en recentste editie.......................................................... 101 Grafiek 11: vervoersmanier publiek naar festivallocatie ............................................................................. 103 Grafiek 12: evolutie in bezoekersaantallen..................................................................................................... 104 Grafiek 13: juridische structuur organisatie (procentueel) ....................................................................... 107 Grafiek 14: aandeel ‘organiseren festival’ in het totale activiteitenpakket.............................................. 107 Grafiek 15: procentuele verhouding samenstelling leden werkgroep volgens taak of functie .......... 111 Grafiek 16: procentueel aandeel kerngroep, beperkt aantal personen, of combinatie in eindbeslissing taak of functie......................................................................................................................................................... 112 Grafiek 17: procentuele verdeling in tijdsbesteding volgens taak of functie.......................................... 113 Grafiek 18: procentuele verdeling van het belang voor festivalorganisatie volgens taak of functie . 114 Grafiek 19: top drie taken of functies volgens belangrijkheid (procentueel per plaats) ..................... 115 Grafiek 20: procentuele indeling medewerkersbestand.............................................................................. 116 Grafiek 21: procentuele indeling inkomsten (links) en uitgaven (rechts)............................................. 117 Grafiek 22: mate van samenwerking met provincie volgens provincie (procentueel weergegeven)120 Grafiek 23: relatie met de provincie volgens provincie (procentueel weergegeven) .......................... 120
16
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
INLEIDING Muziekfestivals zijn alom tegenwoordig in Vlaanderen. Er gaat geen weekend voorbij of er vindt ergens wel één of ander muziekfestival plaats (Peeters, 2004). Men bestempelt dit fenomeen wel eens als de festivalisering van het culturele leven (Boogaerts, 1991). De florerende creatieve industrie – waarvan de muziekindustrie, en dus ook muziekfestivals deel uitmaken – biedt daarom een belangrijke economische en maatschappelijke meerwaarde (Maenhout, De Voldere, Onkelinx, & Sleuwaegen, 2006; Frey, 2000). Deze positieve ontwikkelingen in het aantal Muziekfestivals in Vlaanderen leiden er niet toe dat de organisatoren en stakeholders van muziekfestivals vrij spel hebben. Een festival organiseren is namelijk nooit zonder risico en er is nood aan een blijvende alertheid om goed te kunnen inspelen op het doelpubliek en een financiële en organisationele positie in te nemen die faling tegengaat. Om deze risico’s beter in te schatten is kennis over de (huidige) muziekfestivalmarkt van belang voor zowel het organisatieteam als voor stakeholders. Daarvoor kan beroep worden gedaan op verschillende wetenschappelijke boeken, tijdschriften, artikels en studies. Echter handelen deze onderzoeken veelal over de historie, het organiseren en bespreken van festivals. Geïnteresseerden blijven op hun honger zitten als ze bijvoorbeeld meer wetenschappelijk onderbouwde informatie zoeken omtrent de typische kenmerken die Muziekfestivals in Vlaanderen op basis van hun organisatiestructuur3 en werking4 onderscheiden van elkaar. Deze kloof dichten vormt de hoofdstimulans van dit afstudeerwerk. Een continue drang tot het doorgronden van de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals zette mijzelf aan tot het mee organiseren en meewerken aan verschillende festivals van uiteenlopende pluimage. Telkens viel de unieke ervaring en de ultieme kick op. Toch heerste er altijd de vraag of de festivalorganisatie anders was gestructureerd en werkte naargelang een bepaalde indeling werd gemaakt. Om het extreem te stellen: zou er een verschil zijn tussen een metalfestival en een wereldmuziekfestival op basis van de organisatiestructuur en werking? In deze Masterproef zoeken we daarom een antwoord op de volgende onderzoeksvragen en -acties: > Hoe kunnen Muziekfestivals in Vlaanderen vandaag de dag gedefinieerd worden, gebaseerd op bestaande definities en percepties?
Pas indien nodig de bestaande omschrijvingen aan met een nieuwe definitie en catalogiseer al de Muziekfestivals in Vlaanderen die aan deze definitie voldoen.
3
De manier waarop een festivalorganisatie is gestructureerd en wordt geleid. Het gaat ook over de wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld en hoe ze op elkaar worden afgestemd. De organisatiestructuur is een hulpmiddel om de doelen van de organisatie te bereiken. (cfr. infra) 4 Het gaat hier zowel over de werking van de organisatie als van het festival. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
17
> Welke factoren kunnen de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen beschrijven?
Stel een manier op waardoor achterhaald kan worden hoe de organisatie van Muziekfestivals in Vlaanderen gestructureerd is en hoe men werkt. > Kunnen Muziekfestivals in Vlaanderen worden ingedeeld naar hun organisatiestructuur en werking?
Beschrijf de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen. Ga na of de muziekfestivals kunnen worden ingedeeld. Indien dit mogelijk is, ga dan na welk festivalprofiel tot elke cluster behoort. Deze drie vragen met hun bijhorende acties komen overeen met de structuur van deze Masterproef. Hoofdstuk 1 situeert en definieert het onderzoeksobject ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. Het tweede hoofdstuk bespreekt het methodologisch kader om de organisatiestructuur en werking van de muziekfestivals na te gaan. Het laatste hoofdstuk geeft de resultaten van het onderzoek dat in het kader van deze eindverhandeling werd uitgevoerd. Hierin wordt nagegaan of een indeling mogelijk is. Het inzicht in de festivalwereld, dat wordt opgebouwd in dit werk, levert mogelijk nieuwe kansen en ideeën voor (potentiële) festivalorganisatoren, maar kan ook nuttig zijn voor (multicriteria)projectevaluatie door stakeholders. Daarnaast kunnen beleidsmaatregelen aangepast worden op basis van dit onderzoek. Het formuleren van deze aanbevelingen valt echter buiten het bestek van deze Masterproef.
18
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
HOOFDSTUK 1. DEFINIËRING EN SITUERING VAN HET ONDERZOEKSOBJECT
TE VERWACHTEN
Het eerste hoofdstuk van deze Masterproef behandelt de definiëring en situering van het onderzoeksobject ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. Door deze afbakening wordt een eenduidige positie ingenomen en uitdijing afgeblokt. Eveneens reikt het een operationeel kader aan zodat een beeld kan worden gevormd over de muziekfestivalmarkt en haar inplanting in de creatieve industrie. Het doel van dit onderdeel is om de begripsomschrijving ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’ toe te passen op de huidige muziekfestivalmarkt in Vlaanderen en de festivals die aan de definitiecriteria voldoen, te selecteren en op te nemen in een databank. De populatie die dan ontstaat, vormt het startpunt van het kwantitatieve onderzoek. De structuur van dit hoofdstuk is opgebouwd aan de hand van de volgende figuur.
Figuur 1: structuur hoofdstuk 1
Het hoofdstuk start met de perceptie over en definiëring van ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. Dit zowel gebaseerd op bestaande denkbeelden als op definities. Daarna vormt de bespreking van de creatieve sector, waartoe muziekfestivals behoren, een beeld over het reilen en zeilen van de sector. Op deze manier wordt een krachtige inleiding gegeven over het onderzoekssubject. Op basis van deze gefilterde informatie maken we een database aan.
1.1 1.1.1
PERCEPTIE & DEFINITIE HEERSENDE DENKBEELDEN
Iedereen kan zich wel een beeld vormen van het begrip ‘muziekfestival’. Meestal blijft het echter bij deze perceptie en blijkt het moeilijk te zijn een eenduidige verklaring te geven. Elementen die ongetwijfeld vaak voorkomen bij een spontane reactie rond muziekfestivals zijn ‘muziek’, ‘sfeer’, ‘vrienden’, ‘camping’, ‘amusement’, ‘drank’, ‘zomer’, ‘wei’, ‘overlast’…allemaal kenmerken die zonder twijfel een grond van waarheid bevatten. Toch heersten er door de eeuwen heen andere beelden en denkwijzen over (muziek)festivals (Hilberink, 2006; De Meyer, 2007). Het begrip ‘festival’ kwam het eerst voor in de Griekse Oudheid, alwaar er samenkomsten werden georganiseerd ter verering van de Goden. De sociale interactie die daaruit voortkwam, zorgde voor filosofische en maatschappijkritische discussies. Ook in de middeleeuwen werd de term gebruikt, bijvoorbeeld wanneer er na de zondagse mis een markt plaatsvond die ook cultureel werd beïnvloed (optredens, theater, …). Het wekelijkse karakter vertroebelde echter omdat de marktkramers omwille van veiligheidsredenen vaker in groep gingen reizen. Hierdoor verkregen de markten een meer periodieke en unieke sfeer en vonden ze nog slechts enkele keren per jaar plaats in dezelfde regio. Door de oprichting van het ‘Bayreuther Festspiele’ door Richard Wagner op 13 augustus 1876, ontstond het eerste muziekfestival dat qua structuur en concept vergelijkbaar is met het huidige beeld. Pas na de Tweede Wereldoorlog echter raakt het begrip ‘festival’ wereldwijd bekend. Dit is voornamelijk te danken aan de steden Edinburgh en Avignon, die door Hilberink (2006) worden omschreven als echte festivalsteden. Zij hadden naast het samenbrengen van internationaal befaamde gezelschappen ook een toeristisch doel. Het opgevoerde ‘klassieke’ genre zorgde voor een elitair cachet dat in de jaren 1960 door de studentenfestivals werd verdrongen, iets wat ook voorkwam in de periode 1990. “In plaats van elitaire
verrijking of vernieuwingsdrang zijn marketing en rendement als belangrijkste inspirators aan te wijzen. Hierdoor kan er ook wel worden gesproken van een ‘vercommercialisering’.”, stelt Rob Hilberink (2006, p.9) in zijn casestudie over het Gergiev Festival. Het Vlaamse cultuurlandschap overspande het laatste decennium meer en meer muziekfestivals (Peeters, 2004). Naast de eerder genoemde trend ‘vercommercialisering’ vond er ook een ‘professionalisering’ plaats. Samen leidden deze trends ertoe dat de Vlaamse kermissen omvormden tot een nieuwe Vlaamse cultuur: muziekfestivals in de huidige perceptie. Ook de toegenomen aandacht voor de populaire cultuur wordt als belangrijke reden aangehaald. Door de jaren heen leerde de Vlaamse bevolking het populaire genre meer en meer aanvaarden. Zelfs de overheid evolueerde mee en ontwikkelde vernieuwende ondersteuningsmaatregelen die ook aan de populaire muziek waren aangepast (De Meyer & Vandeput, 1998; Busscher, 2006).
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
23
Secondaire bronnen, zoals het artikel van Peeters (2004), bestempelen het groeiproces in het aantal Muziekfestivals in Vlaanderen vaak als ‘wildgroei’. Van Dale omschrijft dit als ‘onoverzichtelijke ontplooiing en ontwikkeling’. In de letterlijke betekenis is het gebruik van deze term gepast. Maar de negatieve connotatie bij ‘wildgroei’ maakt het gebruik ervan eerder ongepast bij dit onderwerp. Het is niet omdat er veel muziekfestivals zijn, dat er ook dadelijk sprake is van wildgroei. Het uitgangspunt van deze Masterproef is dan ook eerder dat er veel muziekfestivals zijn die zich (willen) ontplooien en ontwikkelen. Men zou het criterium ‘aantal festivals per inwoner’ als vergelijking kunnen gebruiken om tussen landen en regio’s na te gaan of er (te) veel of (te) weinig festivals bestaan. En inderdaad, Vlaanderen heeft dan ten opzichte van andere landen veel muziekfestivals. Zo wordt het aantal festivals in Engeland op 450 geschat (Barrett, 2008) en in Vlaanderen op meer dan driehonderd (cfr. supra). Daarnaast kan worden opgemerkt dat het ‘wildgroei-verhaal’ niet tijds- en plaatsgebonden is. Promotoren van muziektournees in het Verenigd Koninkrijk spraken in 1997 al van een competitiestijging in de festivalmarkt die te wijten was aan een veelvoud van festivals. Toen werd al gebruik gemaakt van de term ‘verzadiging’ en zelfs van ‘oversaturation’ (Harley, 1997) . In hun onderzoek naar de succesfactoren van muziekfestivals (Leenders, van Telgen, Gemser & Van der Wurff, 2005) stelden de Nederlandse professoren vast dat er een stijgende competitie is onder festivals, maar dat er nog geen verzadiging optreedt. Na deze korte schets over de heersende denkbeelden over muziekfestivals, overloopt het volgende onderdeel enkele bestaande definities van ‘muziekfestivals’. De definitie die aan het einde van dit onderdeel aan bod komt, is opgesteld aan de hand van die bestaande definities.
1.1.2
DEFINITIE
Van Dale omschrijft ‘muziek’ als geluid dat men voortbrengt door de menselijke stem of door instrumenten omwille van (de schoonheid van) dat geluid zelf en een festival als een groot (muziek)feest. Het volgt hiermee de perceptie die heerste in de middeleeuwen en waarvan de term kan worden gelinkt aan het Latijnse ‘Feria’ wat ‘feest met economische ruilhandel’ betekent. Omdat het Franse ‘foire’ van ‘Feria’ is afgeleid (Hilberink, 2006), versterkt dit het middeleeuwse festivalgebeuren. Zijderveld (1994) beweert zelfs dat de term ‘feest’ afkomstig is van het woord ‘festival’. Door de twee evoluties in het festivalgebeuren (de elitaire en commerciële invulling) (cfr. supra) moet ook het festivalbegrip mee evolueren. ‘Een groot (muziek)feest’ is té breed als omschrijving van het huidige denkbeeld. Enkele bedenkingen tonen dit aan: - Is niet elk evenement, groot of klein, op één of andere manier een feest waar muziek wordt opgevoerd? - Is er een verschil tussen een live-act (of live on tape) en playbackoptredens? - Moet er een onderscheid worden gemaakt tussen bands en dj-acts? - Bieden festivals geen speciale atmosfeer aan die te onderscheiden valt van andere optredens/concerten/muziekevenementen? - Hoelang duurt een festival? - Speelt de locatie een rol? - Wat is het belang van de organisatie? 24
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Een uitgebreidere zoektocht leidt tot de volgende mogelijke omschrijvingen:
een festival is een (meestal herhalend) evenement waarbij meerdere artiesten live optreden voor het publiek. Dit kan zijn met muziek, maar ook met theater, dans, etc. (Wikipedia5, 2008)
In tegenstelling tot de ernstige muziek (cf. Festival van Vlaanderen, dat indoor is en gespreid over verschillende locaties) is een festival van popmuziek een muzikaal evenement, doorgaans outdoor, van een zekere duur (vaak ook gespreid over meerdere dagen), gecentraliseerd op één locatie en waaraan verschillende artiesten hun medewerking verlenen. (De Meyer & Trappeniers, 1999, p.80)
Met een festival wordt bedoeld: een organisatie met internationale uitstraling, d.w.z. met een internationaal erkende kwaliteit, die zich toelegt op het organiseren, binnen een welbepaalde, relatief beperkte tijdsspanne, van culturele manifestaties waarbij muziek de hoofdcomponent vormt. de Vlaamse overheid (geciteerd door De Meyer & Trappeniers, 1999, p.131)
a day of period of time set aside for feasting and celebration (Princeton University, 2006)
organized series of acts and performances (usually in one place) (Princeton University, 2006)
Een verzameling van losse culturele uitingen (concerten, films, theater- of straatvoorstellingen et cetera) geconcentreerd in een beperkt geografisch gebied, in een relatief korte periode plaatsvindend. (Verhoef, 1995, p.13)
Een periodiek terugkerend evenement dat wordt gekenmerkt door: een typische manier van verzamelen van losse uitingen onder een verbindend thema, een concentratie in een beperkt geografisch gebied, en een afgebakende tijdsduur. (Hilberink, 2006, p.9)
Een 'Festival' wordt gedefinieerd als elke organisatie van een aaneensluitende reeks optredens door verschillende artiesten elk met hun eigen programma dat valt in het toepassingsgebied van het tarief. Een festival heeft bovendien een thematische samenhang, is beperk in tijd en ruimte en heeft een jaarlijkse recurrentie op dezelfde locatie. Een organisatie kan bijgevolg pas erkend worden als festival vanaf de tweede editie. Evenementen die over verschillende dagen lopen met herneming van hetzelfde programma (herneming van minstens 60% van het programma) en concerten met één of meer voorprogramma's worden uitdrukkelijk niet als festival in aanmerking genomen. (Sabam, 2009) 5
Wikipedia is een niet-wetenschappelijke bron. Toch is het gebruik in deze context gerechtvaardigd, omdat de begripsomschrijving zoveel mogelijk elementen tracht samen te voegen die vooral intuïtief moeten worden vastgesteld. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
25
Als al de elementen uit deze omschrijvingen worden samengevoegd, komen we tot de onderstaande, nog aanpasbare, begripsomschrijving van ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. Bovendien zijn er verdere aanvullingen gebeurd op basis van eigen ervaringen.
Een muziekfestival muziek is een (meestal herhalend en meerdaags) evenement waarbij een serie van artiesten (bands of dj’s – eventueel gecatalogeerd onder eenzelfde genre) live – of live on tape – optreden voor een (doel)publiek met al dan niet eigen gecomponeerde muziek. Het overheersende muzikale gedeelte kan ook worden gecombineerd met andere culturele en/of creatieve vertoningen. Door de (unieke) muzikale, infrastructurele, geografische en tijdelijke inplanting van het evenement wordt een feestsfeer sfeer gecreëerd die het (doel)publiek aantrekt en die moeilijk op een andere manier valt te genereren. De organisatie van het evenement kan van commerciële of non-profit aard zijn. In deze Masterproef wordt Vlaanderen als geografische afbakening gebruikt, wat niet betekent dat de organisatie in Vlaanderen gevestigd moet zijn. begripsomschrijving ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’
Muziek is het basisingrediënt van een muziekfestival, maar vandaag de dag niet het enige. Al enkele jaren probeert de festivalmarkt zijn aandacht niet uitsluitend te vestigen op het muzikale gedeelte. Er is eerder sprake van beleving: zo lijkt naast het muzikale aspect voor veel festivalgangers ook het sociale aspect een belangrijke stimulus te zijn (S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009; P. de groote, persoonlijke communicatie, 24 maart 2009). Vanuit commerciële hoek wordt deze beleving mede geïntensifieerd. Zo worden er in de rand van de festivalwereld uitvindingen gedaan of creaties ontwikkeld die de beleving stimuleren. Zo kan je bijvoorbeeld op enkele festivalcampings tegenwoordig een ‘Festihut’ huren, een gezellig houten huisje met afsluitbare deur, een raam en voorzien van bedden/stapelbedden en echte matrassen (Festihut, 2008). Een ander voorbeeld van de toegenomen aandacht voor het niet-muzikale gedeelte is de aanwezigheid van supermarkten op diezelfde festivalcampings (Carrefour Belgium, 2008). De tijdelijke winkels die er worden geïnstalleerd, hebben als doel de festivalgangers van enig comfort te voorzien. Doordat beleving zo belangrijk is geworden, mag het niet aan de begripsomschrijving ontbreken. Hierdoor bevat bovenstaande definitie twee, in plaats van één, kernwoorden (‘organisatie’ en ‘Vlaanderen’ uitgesloten). Een muziekfestival kan dan worden gezien vanuit een muzikaal, fenomeenaal en een organisationeel standpunt. Het fenomeen-aal standpunt beoogt de typische sfeer en het sociale karakter van muziekfestivals te accentueren. In de tijdsgeest van de 21ste eeuw zoeken mensen almaar meer magie en betekenis. Er wordt soms zelfs gesproken over een emotiemarkt die bevolkt wordt door consumenten die niet alleen hun sociale behoeften willen bevredigen, maar ook zoeken naar ‘hogere’ behoeften in de top van de Maslowpiramide (Kotler, Armstrong, Saunders, Wong & Broere, 2006, p.244). Consumenten 26
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
zoeken naar het onbeschrijfbare ‘meer’ (Piët, 2003 geciteerd door Maenhout et al., 2006, p.22). Verder verklaart Piët dat het “... in onze economie niet zozeer om [de] … emotie op zich [gaat], maar
vooral om wat die emotie uitdrukt: namelijk, het hebben van identiteit en betekenis. De waarde die wordt toegevoegd aan een product om die emotionele behoefte te bevredigen, is omschreven als meerwaarde.” In marketingtermen kan hierbij de link worden gelegd naar de ESP, de symbolische meerwaarde Emotional Selling Proposition (Kotler et al., 2006, p.392). Maenhout et al. (2006, p.7) stellen zelfs dat de maatschappij baat heeft bij de creatieve sector, aangezien er dan minder sprake is van standaardisatie en vervlakking. Leenders et al. (2005) halen de onderzoeken van Oakes (2003) en Shuker (2001) aan waarin wordt gesteld dat het festivalpubliek komt voor een bepaald genre of een bepaalde line-up/artiest – de fysieke proximiteit, maar ook voor de atmosfeer. Een muziekfestival is dan ook meer dan ooit een experiential product: “… visiting …festivals results in the arousal of specific feelings, emotions, and sensations.” (Leenders et al., 2005, p.149).
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
27
1.2
CREATIEVE SECTOR
Door een situering van de muziekfestivals in hun socio-economische structuur, is het mogelijk een beter beeld te schetsen omtrent hun impact en werking. Aangezien deze Masterproef de structuur en werking van de muziekfestivals behandelt, gebeurt de analyse vooral vanuit strategisch en economisch standpunt. Om een zo algemeen mogelijk beeld te vormen, wordt eerst de creatieve sector in zijn geheel besproken, daarna is er aandacht voor de deelsector ‘muziekindustrie’ en tot slot voor de muziekfestivals zelf.
1.2.1
CREATIEVE INDUSTRIEËN
Intuïtief voelen we aan dat muziekfestivals creatieve evenementen zijn. Er worden dingen gecreëerd die anders zijn dan bijvoorbeeld het leveren van consultancyadvies. Toch is het geen uitgemaakte zaak wat juist wordt verstaan onder ‘creatieve industrie’. Dit stelden ook de onderzoekers van het Flanders District of Creativity vast (Maenhout et al., 2006, p.15). Ze vertrekken daarom van een recente (Vlaamse) definitie van Rutten. Rutten deelt de creatieve industrie in drie deelgroepen in: kunsten, media & entertainment, en de creatieve zakelijke dienstverlening. De bedrijfstakken binnen deze groepen zijn op hun beurt creatie, productie en uitgave & exploitatie (Rutten, 2004 uit Maenhout et al., 2006, p.39). Maenhout et al. (2006) baseren zich hierop maar vullen deze definitie aan tot zeven creatieve deelsectoren van de creatieve industrie/sector: de audiovisuele industrie, de mode-industrie, de muziekindustrie, de beeldende kunstindustrie, de gedrukte media industrie, de architectuur en vormgevingsindustrie en de podiumkunstenindustrie. Deze deelsectoren produceren elk verschillende producten en diensten, maar zijn allen afhankelijk van creatieve input, en produceren symbolisch kapitaal.
“… [H]et basiscriterium [dat ze gebruiken] om te beslissen of een bepaalde sector tot de creatieve industrie behoort, is dat deze sector volledig afhankelijk is van de input van creativiteit en de verwerking van deze creativiteit tot symbolische meerwaarde doorheen de waardeketen en dit heeft.” (Maenhout et al., 2006, p.39) als haar basisactiviteit heeft
Figuur 2: verwerkingsproces van creativiteit Bron: Maenhout et al. (2006, p.20)
28
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Het realiseren van symbolische meerwaarde gebeurt via een proces waarbij één of meerdere actoren invloed uitoefenen. De heersende gedachten in het begin van het verwerkingsproces kunnen danig veranderen door de verschillende actoren (die industrieafhankelijk zijn). De uiteindelijk gecreëerde symbolische meerwaarde komt bij de consument terecht en onderscheidt de creatieve sector van andere sectoren. Maenhout et al. (2006, p.20) omschrijven het als volgt: “Vast staat dan ook dat
symbolische waarde net als economische waarde een toegevoegde waarde aan een product of dienst is. Een goed of dienst uit de creatieve industrie onderscheidt zich door de mate en de karakteristieken van die symbolische meerwaarde.”. Als leidraad gebruiken we de industriële waardeketen die ook op de creatieve sector kan worden toegepast. Deze illustreert op welke manier extra waarde wordt toegevoegd aan een product of dienst door de verschillende actoren van een volledige sector. Het geeft het productieproces van een goed of dienst weer zoals dat binnen een sector verloopt. Er zijn verschillende schakels in de keten die elk een bedrijfstak vormen en waarin ondernemingen een gelijkaardige werking hebben. (Maenhout et al., 2006, p.17).
Figuur 3: industriële waardeketen Bron: Maenhout et al. (2006, p.17)
Waar juist symbolische meerwaarde wordt toegevoegd, hangt van situatie tot situatie af. Dat de meerwaarde in elke bedrijfstak wordt toegevoegd, is dus in vele gevallen kort door de bocht. Daarom kunnen er twee mogelijkheden worden onderscheiden in verband met de plaats waar symbolische meerwaarde wordt toegevoegd: creatief handelen en creativiteit als grondstof. CREATIEF HANDELEN
Bij het creatieve handelen wordt creativiteit in de gehele waardeketen geïnjecteerd. Het proces wordt als het ware op een creatieve manier ontworpen. Men kan bijvoorbeeld tussen ondernemingen uit verschillende bedrijfstakken creatief samenwerken, waardoor het proces een andere, nieuwe en zelfs vernieuwende invulling krijgt. Processen worden op deze manier geoptimaliseerd, waardoor er juist hier surplussen ontstaan die symbolische meerwaarde creëren.
Figuur 4: creatief handelen Bron: Maenhout et al. (2006, p.18)
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
29
CREATIVITEIT ALS GRONDSTOF
Een andere manier van invulling is ‘creativiteit als grondstof’. Hier is het niet zozeer het hele proces dat op een creatieve manier wordt benaderd, maar één van de spelers van een bedrijfstak in het bijzonder. Het eindproduct bevat dan ‘creativiteit’ als extra waarde en is niet enkel meer functioneel. De creativiteit treedt als grondstof op in één van de schakels en dit zal gedurende het hele proces een invloed uitoefenen. De volgende schakels zullen namelijk rekening moeten houden met de extra waarde en deze zo goed mogelijk in stand proberen te houden of verder optimaliseren.
Figuur 5: creativiteit als grondstof Bron: Maenhout et al. (2006, p.18)
Uiteraard worden in alle sectoren processen deels of volledig aan creativiteit onderworpen. Maenhout et al. (2006, p.19) bestempelen ‘creativiteit’ dan ook als een instrument om processen te optimaliseren. Het is de keuze van de sector en ook de karakteristieken ervan die bepalen in welke mate men dit toepast. Men zou dus kunnen denken dat iedereen wel behoort tot de creatieve sector. Toch zijn vele sectoren niet afhankelijk van creativiteit als grondstof (eventueel wel van creatief handelen) en zouden ze “… zonder de input van creatieve grondstof … weliswaar niet allemaal even
succesvol zijn, [maar] … wel allemaal bestaan.” “Het is … [de] onvoorwaardelijke afhankelijkheid van creatieve grondstof die de creatieve industrie onderscheidt van andere sectoren.” (Maenhout et al., 2006, p.19). Als vervolg op de industriële waardeketen, stelden Maenhout et al. (2006) een productiewaardeketen op van de creatieve sector. Deze vertrekt van de artistieke creatie en eindigt bij de uiteindelijke verkoop. De creatieve waarde gaat mee in de stroom en komt zo in elke bedrijfstak terecht. Elke tak kan dan ook een invloed uitoefenen en de volgende actoren moeten hier rekening mee houden, alsook de omgeving.
Figuur 6: productiewaardeketen creatieve sector Bron: samenvattende figuur uit Maenhout et al. (2006, p.23) op basis van Rutten (2004) en Hong Kong (2003)
30
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
We stellen dus zonder meer vast dat een aantal bedrijfstakken in de creatieve sector dezelfde eigenschappen vertonen. Hierdoor verschillen ze van structuur en werking van andere bedrijfstakken in de sector. In strategische managementtermen gesproken, worden er dus strategische groepen onderscheiden. Noël Houthoofd (2005, p.93) omschrijft het concept van strategische groepen als het maken van fijnere groeperingen van bedrijven binnen een sector enerzijds en anderzijds steunt het op de geobserveerde gelijklopendheid in de strategie van bedrijven. Ook het Flanders District of Creativity erkent dit en deelt de strategische groepen in volgens hun marktgerichtheid en symbolische meerwaarde. Op basis van hun onderzoek bestaan er drie strategische en één aanverwante strategische groep. De volgende figuur geeft een samenvatting weer.
Figuur 7: indeling creatieve sector volgens strategische groepen Bron: Maenhout et al. (2006, p.33)
De horizontale as onderscheidt de groepen op hun (al dan niet) marktgerichtheid. De nietmarktgerichte strategische groep is de gesubsidieerde cultuur, aangezien er enkel subsidies worden toegestaan aan creatieve initiatieven (Hesmondhalgh, 2002 uit Maenhout et al., 2006, p.33). Ondernemingen die hierin voorkomen, zijn daarom minder vaak op winst gericht, juist omdat ze overheidssteun kunnen genieten, waardoor ondernemerschap & reproductie minder aanwezig (kunnen) zijn. Bij de marktgerichte creatieve industrie komt het tegenovergestelde voor. Dit wil echter niet zeggen dat er enkel symbolische meerwaarde wordt gecreëerd bij gesubsidieerde organisaties. Lange tijd heerste de ideologie dat symbolische meerwaarde aangetast wordt door commerciële doelstellingen. De invloed van de commercialisering op de ‘culturele’ sector werd dan vaak met het einde van de culturele waarden gelijkgesteld (Negus & Pickering, 2004 uit Maenhout et al., 2006, p.33). Gelukkig is mettertijd duidelijk geworden dat niet alleen “… ‘culturele’ producten
maar ook op winst gebaseerde, marktgerichte bedrijfstakken symbolische meerwaarde van een zeker niveau kunnen afleveren. … Men gaat er meer en meer van uit dat commercie ook inspirerend kan zijn voor creativiteit en beide worden als twee complementaire dynamieken beschouwd.” (Maenhout et al., 2006, p.31). In Vlaanderen strijdt prof. dr. Gust De Meyer bijvoorbeeld voor de erkenning van de symbolische meerwaarde van populaire (marktgerichte) muziek (De Meyer, 2004).
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
31
Of er al dan niet symbolische meerwaarde wordt gecreëerd, staat afgebeeld op de verticale as. as Thans hebben we aangenomen dat al de actoren in de creatieve sector afhankelijk zijn van creativiteit als grondstof, toch is de intensiteit niet overal hetzelfde. Het kan zelfs zijn dat een bepaalde actie symbolische waarde doet afnemen. Gelukkig komt dit maar zelden voor. Zo waren er tegenstrijdige meningen bij de gedurfde line-up van Sigur Rós op de Main Stage van Rock Werchter 2008. De idyllische sfeer die deze groep overbrengt, kan volgens sommigen alleen maar in een afgesloten ruimte tot zijn recht komen en niet op een open weide met veel andere en storende geluiden (Steenhaut, 2008). We gaan er daarom van uit dat als er geen symbolische meerwaarde wordt toegevoegd door een industrietak, deze wel noodzakelijk is voor de creatieve sector en als dusdanig een ondersteunende rol heeft. Als deze assen gecombineerd worden, onderscheiden Maenhout et al. (2005) drie hoofdgroepen en één aanverwante strategische groep. De kerncreatieve industrie is de meest voorkomende industrie, is het sterkst industrieel getint en levert een aanzienlijke symbolische meerwaarde. Daarnaast zijn er nog de culturele en ondersteunende creatieve industrie. Deze laatste zorgt ervoor dat de creatieve producten tot bij de consument geraken. De aanverwante industrie verbindt die bedrijfstakken die wel een impact hebben op de creatieve sector, maar die niet bepalend zijn voor het voortbestaan van die sector. Een passend voorbeeld hierbij zijn de instrumentenbouwers die niet enkel ten dienste staan van het professionele circuit. Er ontstaan trouwens dynamische netwerken aangezien eenzelfde bedrijf of bedrijfstak in de ene deelsector tot een andere strategische groep kan behoren dan in een andere deelsector. Wat opvalt, is dat er geen strategische groep wordt aangegeven die nietmarktgericht is en ook geen symbolische meerwaarde toevoegt. Uiteraard komt dit doordat er geen cultureel getinte overheidssteun bestaat voor initiatieven die geen symbolische meerwaarde opleveren (cfr. supra). De vorige figuur kan ook in een schillenmodel worden voorgesteld zodanig dat de interacties en relaties tussen de verschillende groepen duidelijker worden.
Figuur 8: schillenmodel creatieve sector Bron: Maenhout et al. (2006, p.35)
32
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
We moeten er op wijzen dat informatie en data over de Vlaamse creatieve industrie vrij beperkt zijn. Dit maakt het nog moeilijker om inzicht te krijgen in het reilen en zeilen in de sector met een belangrijke economische en maatschappelijke meerwaarde (Maenhout et al., 2006, p.7) waardoor de sector ondoorzichtig overkomt. De economische meerwaarde (voor 2003) kan door middel van de volgende cijfers worden uitgedrukt: -
Totale omzet: 11.038 miljoen euro Toegevoegde waarde: 4.139 miljoen euro (2% van de Vlaamse economie) Aantal actieve werknemers: 55.557 werknemers (1,36% van de Vlaamse actieve werknemers)
Aangezien de creatieve sectoren in de periode 1995-2003 jaarlijks met ongeveer 1,51% groeiden (qua arbeidsplaatsen) en de totale jaarlijkse werkgelegenheidsgroei in die periode 0,95% bedraagt, toont dit aan dat de creatieve industrie sneller groeit dan de rest van de economie. Hierbij is het bovendien het vermelden waard dat niet van al de onderdelen en bedrijven cijfers voor handen zijn, waardoor de exacte bedragen vermoedelijk nog hoger liggen (Maenhout et al., 2006, p.7).
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
33
1.3
MUZIEKINDUSTRIE & -FESTIVALS
Het vorige onderdeel besprak de structuur van de creatieve sector met de muziekindustrie als één van de zeven deelsectoren. We zoomen nu dieper in op deze deelsector en kijken waar muziekfestivals zich hierin situeren. Aangezien er geen wetenschappelijke literatuur bestaat over de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals, leiden we deze af uit managementliteratuur. Daarom dat dit onderdeel wordt afgesloten met theoretische algemene inzichten in de organisatiestructuur. Een verdere concretisering naar de Muziekfestivals in Vlaanderen gebeurt in de volgende hoofdstukken van deze Masterproef. Dit geldt eveneens voor de werking van de festivals.
1.3.1
SITUERING
De Meyer & Trappeniers (1999, p.5) omschrijven de muziekindustrie als “… een zelfstandig economisch circuit, bestaande uit verschillende nijverheidstakken …”. Er zijn twee doelen die kunnen worden nagestreefd: geld verdienen, een min of meer artistieke boodschap overbrengen of een combinatie van beide (onafhankelijk van muziekgenre). Verder geven ze aan dat “[d]e spelregels
die de muziekindustrie hanteert … relatief in tijd en ruimte [zijn]. Ze kunnen dus moeilijk in universele wetmatigheden vastgelegd worden.”(p.5). Aangezien de industrie iets immaterieel verhandelt, moet het via een geluidsdrager (iets materieel) worden overgebracht naar de doelgroep. En dit is mogelijk sinds de uitvinding van de boekdrukkunst.
“Het is pas doordat het immateriële geluid op een drager kon vastgelegd worden dat het nu ook kon verhandeld worden.” (p.6). De commercialisering en de industrialisering van de muziek is dus al langer aan de gang dan alleen maar de laatste jaren. Algemeen stellen we vast dat het internet een belangrijke invloed uitoefent op de verschillende schakels van de muziekindustrie en zo de relaties tussen de actoren aanpast. Door technologische evoluties is het zelfs mogelijk om direct muzikale dragers aan te bieden aan de consument. In 1999 al stelden De Meyer & Trappeniers de overgang van het industriematige aspect van de verhandeling van de muziek naar het telematische al vast. “Met de ontwikkeling van de telecommunicatie en het
internet op het einde van de twintigste eeuw tekenen zich nieuwe mogelijkheden af. Sommigen spreken van een ware revolutie en voorspellen het einde van de klassieke muziekindustrie.” (p.6). Toch voorspellen ze dat de telematica perfect kan worden ingeschakeld in de muziekindustrie. Het wordt eerder een opportuniteit (als bijvoorbeeld een bijkomend promotiemiddel) dan een bedreiging. Uiteraard blijft het belangrijk dat de muziekindustrie vat blijft hebben op het onrechtmatig gebruik van beschermde werken, wat niet altijd gemakkelijk lijkt te zijn waardoor de overheid moet ingrijpen (Van Leemputten, 2008).
34
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
De Meyer & Trappeniers maken een onderscheid tussen de klassieke en populaire muziek. Aangezien muziek is ingeschakeld in een industrieel productieproces, is het een koopwaar geworden. Dit is vaak niet het geval bij klassieke muziek omdat er daar een groot aanbod van subsidies bestaat.
“De makers (componisten, tekstdichters) en/of de uitvoerders [van populaire muziek] worden uitsluitend door het publiek betaald. Veelal zonder op enige vorm van subsidiëring een beroep te doen proberen de producenten de nodige winst te realiseren.” (p.6). Het is dus zelfbedruipend of beter ‘selfsupporting’: het betaalt zichzelf. Een logische gevolgtrekking uit de vercommercialisering en industrialisering is het belang van informatie. Zo kunnen de behoeften van alle partijen worden bevredigd op een optimale manier. Wat opvalt, is dat de symbolische meerwaarde niet verloren gaat in dit nieuwe proces. Dit komt vooral omdat enerzijds de artiest en componist en anderzijds de ‘consument’ cognitief zijn gestimuleerd met datgene wat hen verbindt. Commerciële aspecten zullen in ieder geval bepaalde behoeften onderdrukken of aanwakkeren om zowel de artiest als de muziekliefhebber in een bepaalde richting te sturen, maar de uiteindelijke keuze wordt nog altijd bepaald door de artiest en muziekliefhebber zelf. Er zal dus altijd een rode draad doorheen de keuzen groeien die individueel volledig kunnen worden verlegd, maar ook kunnen worden gestimuleerd door anderen en/of commerciële activiteiten. Doordat we nu een inleidend beeld hebben gevormd over de muziekindustrie, kunnen we verdergaan met de eigenlijke structuur en werking. De onderstaande figuur werd in 2006 opgesteld door Maenhout et al. en biedt de meest recente samenvatting van de structuur van de muziekindustrie. We bespreken hieronder de meest relevante onderdelen voor deze Masterproef op basis van de analyse van Maenhout en haar collega’s, aangevuld met kritische noten uit andere onderzoeken. De legende geeft aan dat er een overeenkomst is met de indeling in strategische groepen die we in het vorige onderdeel hebben besproken.
Figuur 9: structuur muziekindustrie Bron: Maenhout et al. (2006, p.57)
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
35
Zoals de structuur aangeeft, kunnen er twee kanalen worden onderscheiden die zorgen dat de consument toegang heeft tot de muziekindustrie. Zo is er de lijn van de productie van muziek op dragers. Hiermee wordt bijvoorbeeld de verkoop van cd’s en muziekdvd’s via retailers aangegeven. Daarnaast bestaat de lijn van de live-uitvoering van muziek. Hiertoe behoren ook de muziekfestivals. Een niet te onderschatten component die sinds de laatste jaren moet worden toegevoegd, is de online distributie, bijvoorbeeld via iTunes. Deze digitale evolutie heeft zowel betrekking op de productie als op de live-uitvoeringslijn. Zo is het momenteel al mogelijk om concerten op muziekfestivals live op internet te bekijken en te beluisteren (bijvoorbeeld via Fabchannel.com). Vooraleer de bovenstaande figuur verder te bespreken, moet een belangrijke kanttekening worden gemaakt. De figuur geeft namelijk aan dat er een directe link bestaat tussen de artiesten en managers, platenmaatschappijen,… Uiteraard is deze link niet evident. Vele amateur- en semiprofessionele artiesten en bands werken hier namelijk niet mee en hebben een directe link met hun doelgroep via concerten, eigen uitgebrachte cd’s, een myspace-webpagina en merchandising. Vaak neemt één van de groepsleden, of een familielid of vriend, de taak van manager op zich om het geheel in goede banen te leiden. De opgebouwde structuur geeft daarom een uitgebreid en professioneel beeld weer van de muziekindustrie. Alvorens aan al de afgebeelde actoren onderhevig te zijn, moet zowaar een godenstatus worden verkregen. De Meyer en Trappeniers gebruikten deze alludatie om de weg aan te tonen die moet worden gevolgd om tot het vaak mythische artiestenbestaan te komen. Het is een input-output model dat vertrekt van de artiesten en muzikale producten (input) en via sluizen tot de uiteindelijke consument (output) leidt.
Figuur 10: de weg naar de godenstatus Bron: De Meyer & Trappeniers (1999, p.9)
Het is de Artist & Repertoire manager die uit het aanbod van demo’s en optredens artiesten selecteert om er dan de (ultra)professionele tour mee op te gaan. Daarna komen nog de dj’s en verkooppunten en het publiek voor als sluiswachters. Het publiek omvat de meest beslissende, maar moeilijkst beïnvloedbare sluis. De artiesten en componisten vormen het begin van de muziekindustrie en ze behoren tot de culturele creatieve industrie. Ze zijn dus niet marktgericht en creëren een symbolische meerwaarde (cfr. supra). Als creatievelingen staan zij in voor de ‘schepping’ van een muzikaal werk. Toch kan er een onderscheid worden gemaakt in de manier waarop men creëert. De Meyer & Trappeniers (1999, p.8) delen het creatieproces kunstmatig op in een industriematige en gevoelsmatige creatie. Als de schepper muziek creëert op basis van de marktbehoeften is er sprake van industriematige creatie. creatie Dit is gebonden aan tijd en ruimte aangezien de behoeften kunnen veranderen. Het zal dus een 36
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
evenwichtoefening zijn om de juiste informatie op het juiste moment en over de juiste plaats te bundelen en zodoende muziek te maken. Belangrijk hierbij is om zo snel mogelijk in te pikken op de (aankomende) behoeften en trends om oververzadiging en overaanbod een stapje voor te zijn. Bij gevoelsmatige gevoelsmatige creatie verdwijnt het marktgericht werken grotendeels. “… [Men] creëert
onafhankelijk van de vraag of het aanbod op de markt en puur gevoelsmatig … zijn muziekwerk.” (De Meyer & Trappeniers, 1999, p.8). Dit kan tot problemen leiden bij het vercommercialiseren van zijn product net omdat ze niet aangepast zijn aan de huidige wensen en behoeften. Deze scheppers kunnen verder worden onderverdeeld in de behoudsgezinden en innoverende gevoelsmatige creators. “De behoudsgezinden hebben een uitgesproken keuze gemaakt voor een bepaald genre en
geraken met hun creaties moeilijk uit dit genre. Zij koesteren e[e]n bevooroordeeld gevoel voor het eigen genre tegen andere genres. Zij reproduceren eigenlijk alleen maar genres en stijlen.” (p. 8). Anderzijds zijn er de innoverende gevoelsmatige creators die in uitzonderlijke gevallen toch overgaan tot het creëren van een nieuw genre. Meestal zijn dit dan mengvormen van verschillende genres. Bij dj’s komt dit enorm vaak voor waardoor er een amalgaam van namen ontstaat die inhoudelijk maar weinig van elkaar verschillen. Het is dan de vraag hoe innoverend men is en hoe tijdloos het genre wordt. De live-uitvoeringslijn omvat de optredens op concerten en festivals (al dan niet live uitgevoerd). In dit stadium wordt veelal een symbolische meerwaarde gecreëerd. Naast de professionele organisaties zijn er ook de op vrijwillige basis georganiseerde festivals. Toch wordt bijna elke organisatie bijgestaan door managementbureaus, concertpromotoren en boekingsagenten, hoewel deze niet altijd een werkelijke symbolische meerwaarde leveren. Een eerste evolutie in de muziekindustrie is het concentratieproces van platenmaatschappijen tot een onderneming die meerdere actoren uit de waardeketen centraliseert. Er wordt als het ware een 360 graden-werkwijze toegepast waardoor veelal wordt gesproken over ‘muziekmaatschappijen’ die als hoofdactiviteit het beheer van rechten hebben. Men probeert dan bijvoorbeeld zelf een markt te ontwikkelen en beheert rechtstreeks de verkoop van opnames, concerten en merchandising. Het commerciële aspect is niet onbelangrijk, maar men blijft (omvangrijke) symbolische meerwaarde creëren. In een adem wordt ‘Studio 100’, ‘The Entertainment Group’ en ‘Live Nation’ hierbij in Vlaanderen vaak vermeld. Toch komt het ook voor dat platen- of muziekmaatschappijen zelf behoren tot een groep van entertainment- en mediaondernemingen (zoals ‘Warner’ en ‘Universal’). Zij richten zich daarom nog niet specifiek op de muziekindustrie, maar brengen verschillende aspecten uit de entertainmentindustrie samen, zoals film. Door de structuuromvang kunnen zij echter vaak niet snel genoeg inspelen op trends in het muzieklandschap. Concluderen dat ‘kleine(re)’ spelers niet kunnen opboksen tegen deze conglomeraten is bijgevolg een te kortzichtige analyse. Een tweede concentratie-evolutie kan worden vastgesteld bij de handel- en distributieactor. Free Record Shop, Mediamarkt en Fnac domineren de Vlaamse markt, waardoor platenmaatschappijen vaak aan macht moeten inboeten ten voordele van deze grote spelers. Echter, kunnen de online toepassingen vandaag de dag opportuniteiten bieden in het voordeel van platenmaatschappijen en in het nadeel van de (gespecialiseerde) detailhandel (vb. iTunes). Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
37
Een interessante alternatieve invulling van de structuur en werking van de muziekindustrie wordt door De Meyer en Trappeniers gegeven in hun Muzieklexicon en is ook vandaag nog toepasbaar (1999, p.7). Zij stellen dat (populaire) muziek geëxploiteerd wordt in de muziekindustrie op basis van drie circuits die niet onafhankelijk van elkaar opereren met daarin ook nog eens drie stromen. We gaan hier dieper op in. Als eerste circuit is er het concertwezen, concertwezen of ook wel de ‘levende’ concertmuziek. In de huidige leefwereld is dit meer een communicatie- en promotiemiddel naar de doelgroep toe. Daarnaast is er ook nog de fonogramproductie waarbij cd’s, muziekdvd’s,… worden verkocht via verschillende kanalen (van groothandelaar tot e-commerce). Publishing is het laatste circuit dat de auteurs onderscheiden. Als de fonogramproductie snelle en onmiddellijke inkomsten (of verliezen) oplevert, is er bij de muziekuitgave eerder sprake van uitgestelde inkomsten die worden verzameld en verdeeld door de auteursverenigingen voor uitvoeringsrechten en mechanische reproductierechten. De drie stromen die doorheen en tussen de circuits vloeien zijn de muzikale boodschapstroom, boodschapstroom geldstroom en informatiestroom. informatiestroom De onderstaande figuur visualiseert deze alternatieve invulling.
Figuur 11: alternatieve invulling structuur en werking muziekindustrie
(eigen ontwerp op basis van De Meyer en Trappeniers,1999, p.7
38
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
1.3.2
ORGANISATIESTRUCTUUR & WERKING FESTIVALS
De inleiding van dit onderdeel gaf al aan dat er geen wetenschappelijke literatuur bestaat die zich toespitst op de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals. Een afleiding uit de managementliteratuur is dan ook noodzakelijk. In dit derde deel bespreken we daarom de theorie rond organisatiestructuur en leggen we verbanden met muziekfestivals. Een verdere uitwerking – ook in verband met de werking van muziekfestivals – komt in het tweede en derde hoofdstuk van deze Masterproef aan bod. Henry Mintzberg definieert een organisatiestructuur als “… het totaal van de verschillende manieren
waarop het werk in afzonderlijke taken is verdeeld en de wijze waarop deze taken vervolgens worden gecoördineerd…” (2006, p.2). Hij onderscheidt daarbij dus twee fundamentele en tegengestelde voorwaarden waaraan moet voldaan worden bij iedere georganiseerde activiteit van mensen: arbeidsverdeling arbeidsverdeling en coördinatie (2006, p.2). Berings, Steen en Grieten (2007, p.256) citeren de definitie van De Coen (2001) over organisatiestructuur. Daarin vinden we dezelfde elementen terug die Mintzberg aanhaalde maar wordt er wel aan toegevoegd dat de wijze van arbeidsverdeling en coördinatie “… volgens een
vastliggend patroon [, via een organogram,] van verhoudingen tussen de onderdelen van een organisatie [gebeurd].”. We kunnen ons de vraag stellen of het woord ‘vastliggend’ bij muziekfestivals altijd geldig is. De organisatiestructuur bevat volgens Daft (1998) twee grote onderdelen: het structurele kader (de verticale hiërarchie) en het patroon van interacties tussen werknemers (de horizontale informatie en coördinatie). De formele gezagsrelaties, het aantal niveaus in de hiërarchie, de span of control6 en de arbeidsverdeling behoren tot de verticale hiërarchie (p.168). Ook hier vinden we de tweedeling tussen arbeidsverdeling en coördinatie van Mintzberg terug. Verder linken Berings et al. de organisatiestructuur aan de organisatiecultuur: ze zijn onafscheidbaar en vormen de identiteit van de organisatie (2007, p.155). Een organisatie bestaat namelijk altijd uit personen en hun onderlinge relaties (Daft, 1998, p.11) en zal invloed hebben op de leden, en ook omgekeerd. Toch richten we ons in deze Masterproef louter op de organisatiestructuur. Als de auteurs het eens zijn over de definiëring van organisatiestructuur, is dit ook het geval voor de inhoud en opbouw ervan. Toch zijn er enige nuances. We bespreken in wat volgt de bouwstenen van de organisatiestructuur op basis van de twee elementen uit de definitie: arbeidsverdeling en coördinatie. In de onderstaande tabel wordt deze indeling verder uitgesplitst in deelfactoren die door verschillende auteurs worden aangehaald. In wat volgt bespreken we de verschillende onderdelen.
6
Span of control : gezagsbereik (het aantal mensen en afdelingen dat direct onder een bepaalde manager valt (Stoner et al., 1996, p.250) Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
39
Stoner et al. (1996, p.248)
Arbeidsverdeling
Werkverdeling7 (taakspecialisatie) Onderverdeling Hiërarchie
Coördinatie
Coördinatie
De Coen (2001) en Robbins (1991) geciteerd door Berings et al. (2007, p.256) Taakverdeling Departementalisering Gezagslijn Span of control (controlebreedte) (De)centralisatie Formalisering en standaardisatie
Tabel 1: bouwstenen organisatiestructuur (volgens verschillende auteurs)
A. ARBEIDSVERDELING A.1 WERKVERDELING
Arbeidsverdeling wordt klassiek in verband gebracht met het boek ‘Wealth of Nations’ van Adam Smith (1776). Hierin stellen we vast dat de totale productie sterker stijgt als werk wordt verdeeld in verschillende kleinere en eenvoudigere handelingen. Dit komt omdat “… niemand fysiek of
psychologisch in staat is alle onderdelen van zeer complexe taken uit te voeren – zelfs aangenomen dat één persoon alle specialistische vaardigheden bezit die daarvoor nodig zijn.” (Stoner et al., 1996, p.249). Mintzberg (1996, p.2) haalt ‘herhaling’ aan als verklaring voor het verband tussen specialisatie en productiviteit. Het is dan tevens mogelijk dat iedereen die taak kiest die het beste bij zijn/haar talenten en interesses past (Stoner et al., 1996, p.249; Mintzberg, 1996, p.27). Toch kan er een probleem van vervreemding ontstaan als mensen geen zeggenschap meer krijgen over hun eigen werk. Dit kan worden opgelost door taakverbreding en taakverrijking (Stoner et al., 1996, p.249), al zijn deze pas rendabel als de hogere motivatie van de medewerkers het verlies door niet te specialiseren overtreft (Mintzberg, 1996, p.31). Toch moet bij deze afweging ook rekening worden gehouden met menselijke en sociale factoren die soms ingaan tegen de efficiëntie van taakspecialisatie (Berings et al., 2007, p.257). Verder wijst Mintzberg er op dat sommige medewerkers zich liever specialiseren in routinewerk en hun takenpakket niet willen verbreden of verrijken (1996, p.31). Mintzberg (1996, p.2) splitst taakspecialisatie op in twee dimensies: breedte en diepte. Het aantal verschillende deeltaken en de omvattendheid ervan behoren tot de breedtedimensie. De extremen in deze dimensie worden horizontale taakspecialisatie en horizontale verruiming (of taakverbreding) genoemd. Concreter kunnen we hier de begrippen ‘afgebakende taak’ en ‘taakoverschrijding’ aan verbinden. De tweede dimensie handelt over de mate van controle die wordt uitgeoefend over een taak. De uitersten in deze dimensie zijn verticale taakspecialisatie en verticale taakverruiming (of 7
Stoner et al. (1996, p;249) achten de term ‘werkverdeling’ breder dan ‘arbeidsverdeling’ aangezien niet alleen arbeid, maar ook al de andere taken binnen een organisatie gespecialiseerd kunnen worden. In deze optiek zou in de tabel werkverdeling met arbeidsverdeling moeten worden gewisseld. Toch maken we dit etymologisch onderscheid niet in deze Masterproef en heeft ‘werk’ en ‘arbeid’ dezelfde inhoudelijke betekenis in combinatie met ‘verdeling’. 40
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
taakverrijking), of anders gesteld: een persoon die uitvoert zonder na te denken over het hoe en waarom (geen verantwoordelijkheid) versus een persoon die elke aspect van zijn werk kan controleren (verantwoordelijkheid). A.2 ONDERVERDELING
Via onderverdeling of departementalisering worden de werkactiviteiten ondergebracht in groepen om deze beter te coördineren en om middelen efficiënt in te zetten (Berings et al., 2007, p.260). Verschillende auteurs reiken verschillende manieren aan om taken onder te verdelen in groepen. In onderstaande tabel geven we alvast een overzicht. De tabel is zo ingedeeld dat de inhoud van elke benaming kan worden afgeleid door een vergelijking met de andere termen. Waar nodig worden voetnoten ingewerkt met bijkomende informatie. Stoner et al. (1996, p.248)
Mintzberg (1996, p.47)
Daft (1998, p.168)
Berings et al. (2007, p.260)
Organisatie:
Indeling naar:
Groepering:
Criteria:
Functioneel
Product-/markt of divisie
Werkproces en functie Kennis en vaardigheden Output Geografische gebied8 Klant
Matrix9
Functioneel Divisioneel Geografisch
Proces Functie Product Regio Klant
Multifocus10 Tijd/tijdstip Project11 Tabel 2: departementaliseringscriteria (volgens verschillende auteurs)
Het onderzoek dat we voerden in het kader van deze Masterproef toont aan dat de taken of functies van de Muziekfestivals in Vlaanderen zijn ingedeeld volgens de functionele groepering (of aanverwante benamingen). Daarom diepen we de voor- en nadelen uit op basis van Stoner et al. (1996, p.260) en Daft (1998, p.181-183). Voordelen - effectief en efficiënt voor kleine organisaties met een beperkte productlijn - ingewikkelde supervisie minder noodzakelijk aangezien elke taak/functieverantwoordelijke slechts een beperkt aantal vaardigheden hoeft te bezitten - specialistische vaardigheden eenvoudig inzetbaar daar waar nodig - meest effectief bij stabiele omgeving, routinematige technologie met lage interdependentie tussen functionele afdelingen - weinig nood aan horizontale coördinatie - bevordering schaalvoordelen binnen functies
(alle werknemers bevinden zich op dezelfde locatie en delen dezelfde faciliteiten) -
stimulatie ontwikkeling medewerkervaardigheden ideaal voor kleine tot middelgrote organisaties die één of enkele producten maken
8
Hier wordt niet alleen ‘land’ of ‘regio’ bedoeld, maar ook de specifieke locatie (vb.: crew bij first class en crew bij economy class in een vliegtuig) 9 Hier bedoeld als samensmelting van de twee bovenstaande soorten organisatiestructuren (functionele en product/marktorganisatie). 10 Ook wel ‘hybride structuur’ genaamd (Daft, 1998, p.180). 11 Hiermee wordt een indeling gemaakt voor projecten van een bepaalde duur voor een bepaald doel (Berings et al., 1996, p.260) Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
41
Nadelen - moeilijkere coördinatie bij geografische expansie of uitbreiding productlijn - moeilijkere beoordeling van prestaties - minder snelle besluitvorming - moeilijker om acties te ondernemen bij problemen - moeilijker te bepalen waar verantwoording ligt
(Welke afdeling is verantwoordelijk bij het mislukken van een project?) -
- innovatie verloopt langzaam door slechte coördinatie - medewerkers krijgen beperkt beeld van overkoepelende doelen trage reactie op omgevingsveranderingen die coördinatie tussen afdelingen vereisen
A.3 HIËRARCHIE
Als al de vorige stappen worden doorlopen, is het belangrijk om daarna stil te staan bij de span of control en de gezagslijn in de organisatiestructuur. De span of control is het gezagsbereik van een leidinggevende en kan groot of klein zijn. Hoe groter, hoe minder greep op de individuele werknemers; hoe kleiner, hoe intensiever, directer en persoonlijker de leiding (Berings et al., 2007, p.262-263). Visueel zijn de gezagslijnen de verbindingslijnen tussen de verschillende niveaus en taken – bepaald door de departementalisatie – in de organisatiestructuur. Het is het plan dat aangeeft wie onder wie valt (Stoner et al., 1996, p.250). Als er sprake is van een lijnorganisatie, zijn er minstens twee hiërarchische niveaus en betekent dit een platte, vlakke of horizontale organisatiestructuur. Als er meerdere niveaus zijn, spreken we van een steile of verticale organisatiestructuur (Berings et al., 2007, p.261). Dit vertraagt de besluitvorming wat nadelig kan zijn in een snel veranderende omgeving (Stoner et al., 1996, p.250)12. B. COÖRDINATIE Stoner et al. (1996) definiëren coördinatie als “… het integreren van doelstellingen en activiteiten
van afzonderlijke werkunits (afdelingen of functionele gebieden) om de doelen van de organisatie effectief te realiseren.” (p.252). Hoe groot de behoefte aan coördinatie is, hangt af van de aard van de taken, de noodzaak tot communicatie en de mate waarin de verschillende groepen die deze taken uitvoeren van elkaar afhankelijk zijn. Een hoge mate van coördinatie zal waarschijnlijk gunstig zijn voor werk dat onvoorspelbaar en niet routinematig is, voor werk waar omgevingsfactoren veranderen en voor werk waar de onderlinge afhankelijkheid tussen taken hoog is of bij organisaties die hoge prestatienormen hanteren (p.252). Bij de bepaling van de coördinatie moet ook rekening worden gehouden met het (de)centrale karakter van de coördinatie. Bij een uitermate grote decentralisatie is er sprake van empowerment. Door de snel veranderende omgevingen en markten kan door decentralisatie sneller worden gereageerd. (Berings et al., 2007, p.263).
12
Stoner, Freeman en Gilbert jr (1996, p.250) rekenen het steil of vlak zijn van een organisatiestructuur tot de span of control en niet tot de gezagslijn. Voor hen vormen de gezagslijnen het hiërarchisch plan. 42
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Daarnaast maken Berings, Steen en Grieten (2007) bij coördinatie nog het onderscheid tussen formalisering en standaardisatie. Formalisering is “… de wijze waarop er moet gewerkt en
gecommuniceerd worden en de wijze waarop beslissingen worden genomen en vooraf eenduidig worden vastgelegd en gedocumenteerd …” (p.263). Het is “… een manier om te standaardiseren.” (p.264) om zodanig al de processen op elk moment op dezelfde manier te laten uitvoeren. Het zijn niet altijd formele regels die nodig zijn om standaardisatie mogelijk te maken. Via een leerproces kunnen de nodige gedragswijzigingen en attitudes worden gegenereerd.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
43
1.4
DATABASE
De vorige onderdelen schetsen een beeld over de situering van de muziekfestivals in de creatieve sector. Daarnaast werd ook nagegaan wat de perceptie is over muziekfestivals en op welke manier we het onderzoeksobject van deze Masterproef kunnen definiëren. Het is op basis van deze informatie dat we een database aanmaken van al de Muziekfestivals in Vlaanderen. Dit is nodig om een antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen geven. Aangezien de database bij dit hoofdstuk aansluit, behandelen we hier ook de ontwikkeling ervan. In de volgende hoofdstukken wordt hierop verder gewerkt. Een volledig up-to-date database over Muziekfestivals in Vlaanderen is momenteel niet voorhanden. Er zijn wel enkele websites die databases aanbieden (www.muziekcentrum.be, www.festival.be, …), toch zijn deze vaak niet volledig en/of bevatten ze verouderde informatie. Aangezien we een e-mailsurvey willen uitvoeren (cfr. infra) is een correcte databank noodzakelijk. Daarom ontwikkelden we een MS Access-database voor Muziekfestivals in Vlaanderen. Dit programma is uitermate geschikt voor het aanleggen en beheren van databases. Via de formulierweergave, kunnen de gegevens op een aantrekkelijke en werkbare manier worden gepresenteerd. Hieronder een printscreen van een blanco-gegevenspagina (dit om de anonimiteit te garanderen).
Figuur 12: printscreen database Muziekfestivals in Vlaanderen
De database collecteert gegevens van de festivallocatie alsook van de contactpersoon. Om een beter beeld te vormen, is er een omschrijving van het muziekgenre en van het festival. Uiteraard zou het 44
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
beter zijn om meer informatie te kunnen verzamelen, maar dat is niet altijd haalbaar. Zo zou bijvoorbeeld de prijs van de festivaltickets kunnen worden bijgehouden, maar dat is bijna onmogelijk aangezien enorm veel combinaties voorkomen (cfr. infra). Vooraleer het formulier kan worden aangemaakt is de beschikbaarheid van informatie het aandachtspunt. Door testen uit te voeren, kan namelijk worden ondervonden welke informatie veelal beschikbaar is en welke niet. Eenmaal dat vaststaat, kan het formulier worden ontworpen en vooral: de gegevens worden opgezocht. We starten met al de databases die reeds beschikbaar zijn op het internet. Al de festivalnamen worden in een MS Excel-document samengevoegd. Sommige websites vermelden eveneens de provincie of woonplaats van de festivallocatie. Van de volgende websites werden gegevens afgehaald: www.wikipedia.be/festival, festival.start.be, www.muziekcentrum.be en www.festivalnoise.be. De uiteindelijk samengevoegde lijst sluit af op 455 verschillende festivalnamen. Om al de beschikbare e-informatie dadelijk te kunnen invoegen, worden de beheerders van twee databases aangeschreven. Het Muziekcentrum en Festivalnoise sturen al hun gegevens door, zodat de uiteindelijke database met haar 455 festivalnamen ook over meer variabelen beschikt (onder andere gegevens van de contactpersoon). Het is deze lijst die wordt geëxporteerd naar MS Access. Dan begint het lange proces om de gegevens na te kijken op onvolledigheden en fouten. Elke festivalnaam wordt opgezocht op internet en informatie van de website wordt ingegeven in de database. Uiteraard wordt ook nagegaan of het festival effectief een ‘muziekfestival’ is zoals de definitie uit deze Masterproef stelt (cfr. supra). Buiten het feit dat dit monnikenwerk is, biedt het twee grote voordelen: een update van de database en een verkenning van de festivalmarkt. Deze verkenning leverde bijvoorbeeld onderstaande persoonlijke bedenkingen op: -
-
-
-
Redelijk wat festivals diversifiëren hun muziekgenre door elke festivaldag een ander segment aan te spreken met een aangepaste line-up en festivalinkleding. Sfeer is een belangrijk aandachtspunt waar sommigen zelfs hun succes aan hebben te danken. Vaak houdt dit verband met wereldmuziek en gezinsfestivals. De websites zijn overwegend professioneel, interessant en informatief. Toch is dit geen reden tot succes. Externe firma’s staan de organisatoren niet alleen bij in bepaalde deelaspecten van het festival, maar nemen ook wel de volledige organisatie in handen in naam van de hoofdorganisatie. Fusies en naams- of conceptveranderingen zijn in de festivalwereld niet onbekend. Festivals kunnen heel erg niche zijn (bijvoorbeeld een festival met alleen maar metalbands met een vrouwelijke zangeressen). ‘miniro(c)k’ is de meest voorkomende festivalnaam. ‘Rock …’ is de meest voorkomende afgeleide festivalnaam.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
45
Het onderstaand schema geeft een zicht op de gevolgde procedure bij het nakijken en aanvullen van de database.
Figuur 13: procedure aanvulling database
Deze procedure is opgesteld op basis van ‘proces flowcharting’. Dit is namelijk een ideale methode als start van procesanalyse (De Kimpe & Van Lindt, 2008). Het geeft de belangrijkste elementen van een proces weer op basis van taken/operaties, beslissingspunten en acties.
46
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
De gehele procedure start bij ‘festivalnaam’ waaruit naar de ruitvorm wordt verwezen. Ruiten stellen beslissingspunten voor van waaruit ‘ja’, ‘neen’ of een ander beslissingspunt volgt. Op deze manier wordt de database op een consistente manier aangevuld en gewijzigd. Het doel is uiteraard om op een zo formele en gestructureerde wijze een up-to-date database te hebben. Toch is een database nooit volledig. Festivals veranderen van naam, fuseren, verdwijnen, duiken weer op of komen er bij. De voortdurend veranderende festivalomgeving maakt het moeilijk om gegevens correct bij te houden. Het lijkt precies of festivals naar de externe wereld zeer bekend willen zijn, maar dit niet willen delen met collega-organisatoren. Of worden andere festivals misschien eerder als concurrenten aanzien? Het is alvast een gegeven dat de database waarmee wordt gewerkt 31913 festivals bevat. Ruw gesteld vindt er dus elke dag in Vlaanderen wel een muziekfestival plaats. Aangezien al de festivalorganisatoren volledige anonimiteit is beloofd (cfr. infra), wordt de database niet toegevoegd aan deze Masterproef. De database is wel op aanvraag en onder bepaalde voorwaarden consulteerbaar voor derden. Aangezien we van al de festivals uit de database de provincie kennen waar de festivallocatie is gevestigd, kunnen we deze gegevens analyseren. Antwerpen heeft met 30% de meeste festivals in Vlaanderen, gevolgd door West-Vlaanderen (23%), Vlaams-Brabant (17%) en Limburg (16%). Met 14% heeft Oost-Vlaanderen het minst aantal festivals. Onderstaande grafiek stelt deze gegevens grafisch weer in een cirkeldiagram.
OostVlaanderen Antwerpen
14%
30% Limburg 16%
VlaamsWest-
Brabant
Vlaanderen
17%
23%
Grafiek 1: populatie volgens provincie (procentueel)
13
Dit cijfer is uiteraard onderhevig aan fluctuaties in de festivalwereld. De database is zo volledig en up-to-date mogelijk, maar is en blijft niet exhaustief. Datum afsluiting database in het kader van deze Masterproef: 11 april 2009. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
47
Als we nu nagaan hoe het aantal festivals per provincie zich verhoudt tot het inwonersaantal14, krijgen we een ander beeld. Onderstaande grafiek geeft deze correctie weer volgens het aantal muziekfestivals om de zoveel inwoners en het aantal per inwoner. We merken op dat WestVlaanderen de meeste festivals huisvest per inwoner en Oost-Vlaanderen de minste. Terwijl Antwerpen in absolute cijfers het grootste aantal festivals herbergt, staat het pas op de derde plaats wanneer het cijfer wordt gecorrigeerd naar het aantal inwoners.
7 6,26 5,93 6
5,3 4,81
5 4
3,2 3,12 3 1,89 2
1,6
2,08
1,7
1 0 West-Vlaanderen
Limburg
Antwerpen
Vlaams-Brabant
Oost-Vlaanderen
aantal muziekfestivals om de zoveel inwoners (x 10 000) aantal muziekfestivals per inwoner (/ 100 000)
Grafiek 2: aantal muziekfestivals om de zoveel inwoners en per inwoner (populatiegegevens)
14
Volgens cijfers van 2008 van de Studiedienst van de Vlaamse Regering (2008) 48
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
1.5
BESLUIT
In dit eerste hoofdstuk schetsten we een beeld over het onderzoeksobject van deze Masterproef: Muziekfestivals in Vlaanderen. We vertrokken daarbij eerst van bestaande denkbeelden en definities om zodanig een aangepaste begripsomschrijving op te stellen. Hierbij valt op dat naast het muzikale en organisationele standpunt het fenomeen-ale standpunt veel meer aandacht verdient dan voorheen. Hiermee wordt de festivalmarkt in de experience economy (Pine & Gilmore, 1998) gesitueerd, aangezien ze mee identiteit en betekenis geeft aan iemands persoonlijkheid en vooral omdat muziekfestivals een toegevoegde waarde (symbolische meerwaarde) bezitten om emotionele behoeften te bevredigen. Daarna situeerden we de muziekfestivals in de muziekindustrie. Deze is dan weer één van de zeven deelsectoren van de creatieve industrie. In deze creatieve industrie wordt creatieve input doorheen de waardeketen tot symbolische meerwaarde (output) verwerkt, wat het onderscheidt van andere industrieën. De symbolische meerwaarde wordt niet in elke bedrijfstak in de waardeketen gecreëerd. Dit gebeurt namelijk op twee manieren: creatief handelen of creativiteit als grondstof. Op basis van het al dan niet marktgerichte karakter en de aanwezigheid van symbolische meerwaarde kan de creatieve sector in vier grote groepen worden ingedeeld. We merken drie strategische groepen op: de kerncreatieve industrie, culturele creatieve industrie en ondersteunende creatieve industrie. Er is ook één aanverwante creatieve industrie die niet op basis van de twee dimensies wordt ingedeeld. Het is moeilijk om universele wetten vast te leggen over de muziekindustrie aangezien het onderhevig is aan tijds- en plaatsgebonden factoren. Er is bijvoorbeeld de laatste decennia een trend van commercialisering en industrialisering. Industrialisering heeft te maken met de dragers van muziek. Sinds enkele jaren is er een overgang van het industriematige aspect naar het telematische, waarbij het internet eerder als opportuniteit moet worden aanzien dan als bedreiging. Naast de lijn van productie op dragers, bestaat er ook een tweede kanaal in de muziekindustrie: de lijn van liveuitvoering van muziek. Ook op deze manier is muziek ‘verhandelbaar’ of geraakt het alvast zo tot bij de consument. Aangezien internet ook in dit kanaal een invloed uitoefent, kunnen we stellen dat de online-distributie zich doorheen beide kanalen weeft. Als we de structuur van de muziekindustrie nader bekijken in het licht van deze Masterproef, merken we twee belangrijke actoren op: artiesten & componisten en concerten & festivals. Beide behoren tot de culturele creatieve industrie wat wil zeggen dat het symbolische meerwaarde combineert met een niet-marktgerichte instelling. Uiteraard schippert deze positionering tussen zowel de culturele als de kerncreatieve industrie. Het commerciële aspect is inderdaad niet onbelangrijk, maar deze actoren blijven (omvangrijke) symbolische meerwaarde creëren.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
49
Twee concentratie-evoluties merken we op in de muziekindustrie. Vooreerst is er een concentratieproces van platenmaatschappijen in ondernemingen die meerdere actoren uit de waardeketen centraliseren – de zogenaamde 360 graden benadering. Daarnaast concentreert zich meer macht bij (gespecialiseerde) detailhandelaars. Toch kan online distributie hier een tegenpool bieden. Naast de voorgaande structuurindeling van de muziekindustrie is er ook nog een (oudere) invulling mogelijk die door haar algemeenheid nog geldig is. Daarbij bestaan er drie niet-onafhankelijke circuits (concertwezen, fonogramproductie en publishing) met daardoorheen drie stromen (muzikale boodschapstroom, geldstroom en informatiestroom). Als we de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals willen bespreken, zijn we afhankelijk van managementliteratuur over organisatiestructuur. Algemeen handelt de organisatiestructuur over de manier(en) waarop werk wordt verdeeld in afzonderlijke taken (arbeidsdeling) en de manier(en) waarop men deze coördineert (coördinatie). Arbeidsdeling handelt onder meer over taakspecialisatie, dat tot meer efficiëntie leidt omdat taken (veelvuldig) worden herhaald en zorgt voor de juist man op de juiste plaats. Naast de voordelen van deze specialisering moet ook worden gelet op menselijke en sociale factoren. Deze kunnen specialisatie bevorderen of afzwakken. Taakspecialisatie kan in twee dimensies worden verdeeld: horizontaal versus verticaal en taakspecialisatie versus taakverruiming. Door departementalisatie worden de gespecialiseerde taken onderverdeeld in groepen. De manier waarop dit gebeurt kan algemeen op de volgende manieren gebeuren: functionele groepering, divisieorganisatie, multifocusgroepering, indeling naar tijd/tijdstip en volgens projectcriteria. We stellen vast dat de taken bij Muziekfestivals in Vlaanderen functioneel gegroepeerd worden. Deze manier biedt vooral voordelen bij kleine en middelgrote organisaties en ondervindt moeilijkheden als een organisatie groeit. De span of control en de gezagslijn bij een organisatiestructuur duiden – meestal visueel aan de hand van een organogram – de hiërarchische vorm aan. Bij weinig niveaus in de hiërarchieladder spreekt men van een horizontale organisatiestructuur. Hoe meer niveaus er bijkomen, hoe verticaler de structuur wordt. Bij de Muziekfestivals in Vlaanderen komt een overwegend horizontale structuur voor. In sommige gevallen is er zelfs geen hiërarchie en staat iedereen op eenzelfde niveau. Naast arbeidsdeling vormt ook coördinatie een onderdeel van een organisatiestructuur. Het gaat hierbij over de afstemming van al de werkactiviteiten op een dusdanige manier zodat de doelstellingen van de organisatie efficiënt en effectief worden bereikt. De keuze tussen centralisatie of decentralisatie van de coördinatie en de invulling die wordt gegeven aan formalisering en standaardisering neemt hierbij een belangrijke plaats in. In het kader van het kwantitatieve onderzoek in deze Masterproef werd een up-to-date database aangemaakt met daarin al de Muziekfestivals in Vlaanderen en bijkomende gegevens. De database werd samengesteld uit bestaande lijsten die niet altijd volledig zijn. Door de gegevens van elk festival na te gaan, kan meer informatie worden toegevoegd aan de database en is een verkenning mogelijk van de huidige muziekfestivalmarkt. Uiteraard zijn en blijven er fluctuaties bestaan in de markt, 50
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
waardoor de lijst niet exhaustief is. Toch stellen we vast dat tijdens het schrijven van deze Masterproef de database volledig en correct is. Het aantal Muziekfestivals in Vlaanderen loopt op tot 319 per jaar. Ruw gesteld, vindt er dus elke dag wel een muziekfestival plaats. Aangezien de variabele ‘provincie festivallocatie’ voor elk festival kan worden nagegaan, is het mogelijk de markt op basis van deze variabele te beschrijven. Als we het aantal festivals per provincie nagaan, stellen we in dalende volgorde de volgende orde vast: Antwerpen, West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg en Oost-Vlaanderen. Door deze resultaten te corrigeren met het aantal inwoners per provincie, zien we een wijziging in deze volgorde. Het meeste aantal festivals per inwoner vinden we terug in West-Vlaanderen, daarna gevolgd door Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
51
HOOFDSTUK 2. METHODOLOGISCH KADER
TE VERWACHTEN
Nu een duidelijk beeld is weergegeven over het onderzoeksobject ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’, werpt het tweede hoofdstuk een blik op de onderzoeksvragen en -methoden. Dit methodologisch kader is belangrijk om de gevolgde werkwijze te doorgronden en te verantwoorden. Als het eerste hoofdstuk de grenzen trekt waarbinnen wordt gewerkt, zal het tweede hoofdstuk de lijnen trekken in hoe het onderzoek wordt bewerkstelligd om op een optimale en wetenschappelijke manier antwoorden te vinden op de onderzoeksvragen (cfr. supra). Het hoofdstuk is opgebouwd volgens de interpretatie die Saunders, Lewis en Thornhill (2008, p.2) geven aan de begrippen methodologie en methoden. Zo wijdt het ‘algemene’ eerste deel aandacht aan de theorie over hoe onderzoek wordt gevoerd (methodologie) en gaat het ‘specifieke’ tweede deel in op de technieken en procedures voor het verkrijgen en analyseren van gegevens (methoden). Om het tekstuele gedeelte visueel te ondersteunen, werd een kapstokfiguur gemaakt. Deze wordt eveneens besproken in het eerste deel en verder gespecificeerd in het tweede deel.
2.1
ALGEMEEN
Om het einddoel – een indeling van de muziekfestivals naar hun organisatiestructuur en werking – effectief en efficiënt te bereiken, wordt de gemengde onderzoeksmethode (Saunders et al., 2008, p.136) gebruikt. Deze methode verenigt zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. De keuze voor deze methode wordt duidelijk na het verklaren van de gedachtegang achter de onderzoeksmethodologie. Onderstaande figuur (de onderzoeksmethodologiebox) geeft alvast de grote lijnen weer, die we hierna zullen bespreken.
Figuur 14: onderzoeksmethodologiebox
In hoofdstuk 1 werd de afbakening gemaakt van het begrip ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. De daarbijhorende ontwikkeling en invulling van een database kwam eveneens aan bod. In de figuur staat de cirkel als samenvatting van het onderzoeksobject en de database. De eigenlijke gedachtegang start bij ‘extern’ en ‘intern’, rechtsbovenaan in de figuur. We trachten namelijk eerst die samenvattende en kritische factoren op te sporen die deel uitmaken van het profiel van muziekfestivals zoals extern waarneembaar. Om een zo breed mogelijke identikit op te stellen met een minimum aan noodzakelijke informatie wordt een literatuurstudie uitgevoerd met aanvullende informele diepte-interviews. Het onderzoek van Leenders et al. (2005) zal hierbij bepalend zijn. Het verwondert allicht niet dat huidige clusters veelal op basis van deze factoren worden ingedeeld. Het is vanuit de extern waarneembare factoren dat de interne factoren worden afgeleid. Veldervaringen van de auteur en experten – via informele diepte-interviews – vormen hierbij de basis.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
57
Dit onderdeel kan subjectief lijken. Toch zullen technieken worden toegepast om objectiviteit te laten primeren. Om dit te concretiseren, is er onderstaand voorbeeld: extern waarneembare factor festivalgrootte (= gecorrigeerd aantal bezoekers) mogelijke interne factorafleiding factorafleiding Verwacht wordt dat het aantal medewerkers niet gelijkmatig stijgt met de grootte van het festival, maar dat de herkomst van de medewerkers wel verschillend is. Grote festivals zullen vermoedelijk meer beroep doen op verenigingen in plaats van een groep van individuen. Er kunnen ontelbare interne en externe factoren voorkomen. Het herhaaldelijk uitwerken van concrete voorbeelden – zoals dat van hierboven – geeft toch een grondige basis om die elementen te selecteren die overeenstemmend zijn. Toch is het belangrijk om vooral te zoeken naar kritische factoren die “…irrationele dingen … ontdekken…” in de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen (Saunders et al., 2008, p.27). Dit sluit aan bij het interpretatief paradigma dat “…een zinvolle interpretatie [probeert] te geven van de wereld om ons heen …” en te “…begrijpen en verklaren wat er aan de hand is [zonder de situatie te veranderen]…” (Saunders et al., 2008, p.26 – 27). Op basis van de externe en interne factoren wordt een e-mailenquête opgesteld die wordt verstuurd naar al de muziekfestivalorganisatoren uit de database (de zogenaamde ‘populatie’). De enquête bestaat uit twee grote delen met elk twee onderdelen. Vooreerst wordt gepeild naar de externe factoren (Deel I & II) waarmee uiteindelijk een identikit kan worden gevormd van het festival. Deel III en IV dienen dan om de organisatiestructuur en werking van het festival te ontleden. Niet al de verzamelde informatie uit de enquête wordt gebruikt bij het clusteren van de muziekfestivals. Het einddoel van deze Masterproef is namelijk een indeling te maken van muziekfestivals op basis van hun organisatiestructuur en werking: Deel III & IV van de enquête. Deze gegevens zouden clusters onder de muziekfestivals moeten creëren die intern homogeen zijn en extern heterogeen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.311). Deel I & II van de enquête dienen om na het clusteren na te gaan wie achter de clusters zit. Met andere woorden: welk(e) muziekfestivalprofiel(en) schuil(t)(en) er achter elke cluster. Dit proces valt onder de term ‘groepering’ en is enkel mogelijk als clustering mogelijk is. Om de anonimiteit van de respondenten te garanderen, worden geen festivalnamen in dit proces betrokken. De twee pijlen (kwalitatief en kwantitatief onderzoek) die vanuit de onderzoeksmethodologiebox vertrekken, zijn bedoeld als aanzet tot bijkomend onderzoek op basis van de onderzoeksresultaten. Zo kan toekomstig onderzoek bijvoorbeeld nagaan welke festivalcluster het meest succesvol is.
58
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
2.2
SPECIFIEK
Als het vorige deel een algemeen beeld schept over de onderzoeksmethodologie, wordt in dit deel specifieker ingegaan op de onderdelen. Zo wordt elk aspect praktisch uitgewerkt. Naast het verder uitdiepen wordt ook de aandacht gevestigd op de verantwoording en relevantie ervan in het ganse proces. Elke onderdeel start met een verklaring van de gebruikte methode. Een samenvattende tabel schept hierbij klaarheid en zorgt voor de nodige verantwoording. Daarna komt de uitvoering van de gebruikte methode aan bod, terwijl afsluiten gebeurt met de bespreking van de resultaten. In dit onderdeel focussen we op de extern waarneembare factoren, de interne factoren en de enquête. De analyse van de enquête (door clusteren en groeperen) komt volledig ter sprake in het derde hoofdstuk.
2.2.1
EXTERN WAARNEEMBARE FACTOREN
2.2.1.1 METHODE De extern waarneembare factoren – nodig voor het opstellen van een festivalprofiel – worden gezocht via een literatuurstudie. Intuïtief is het aanvoelen dat het aanleggen van ellenlange lijsten van factoren niet moeilijk is. Het is dan ook de bedoeling om net die elementen te zoeken die een festival in één oogopslag kunnen typeren. Daarnaast bekijken we ook het vervolg van dit onderzoek. De interne factoren worden namelijk afgeleid uit de externe factoren. Het is dan ook belangrijk die externe factoren over te houden die een onderscheid in organisatiestructuur en werking stimuleren. De manier waarop dit laatste gebeurt, wordt in het volgende onderdeel uiteengezet. Een samenvattende tabel over de literatuurstudie als gebruikte onderzoeksmethode vormt de start van deze paragraaf.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
59
LITERATUURSTUDIE Classificatie: Vraag: Doel: Tijdshorizon: Voordelen:
Nadelen:
Kwalitatief exploratief onderzoek Op basis van welke extern waarneembare factoren kan een profiel worden opgesteld van muziekfestivals? Profiel maken van elk festival op basis van de externe factoren en interne factoren helpen afleiden. Doorsnedenonderzoek15 - het biedt wetenschappelijk betrouwbaarheid - lange lijsten van mogelijke extern waarneembare factoren worden vermeden door het aftoetsen met literatuur - weinig wetenschappelijke onderzoeken beschikbaar - meestal ‘vraag’-georiënteerde studies (publiekstevredenheid,…) - studies vaak alleen voorbehouden voor intern gebruik
Verantwoording methode:
Op basis van wetenschappelijke literatuur die ‘kritische’ factoren afleiden die nodig zijn voor het verdere onderzoek. Door het aan te vullen met reacties uit de informele diepteinterviews wordt de theorie getoetst aan de recente praktijk.
Relevantie van onderdeel:
- Via de externe factoren kunnen interne factoren (nodig voor het clusteren) gemakkelijker worden afgeleid. - Externe factoren zijn nodig om festivalprofielen te onderscheiden in mogelijke clusters - Om de anonimiteit te bewaren van festivals is het schetsen van een profiel noodzakelijk.
Tabel 3: samenvatting methode/strategie – literatuurstudie
2.2.1.2 UITVOERING Het recent, baanbrekend onderzoek (Leenders, 2005) naar de succesfactoren van (Nederlandse) muziekfestivals geeft aan dat de doelgroep en timing van een festival belangrijk zijn. Een gefocust niche-festival kan volgens de studie aan plaats winnen in de competitieve – maar onverzadigde – markt. De onderzoekers analyseerden 47 Nederlandse muziekfestivals op basis van hun programmering (content features) en organisatie/structuur (format features). De variabelen voor de meervoudige regressie-analyse werden afgeleid door overeenkomsten te zoeken met de film- en theaterindustrie. Over deze twee markten verschenen namelijk al meerdere wetenschappelijke onderzoeken. De te verklaren variabele – festivalsucces – werd in het onderzoek van Leenders et al. bepaald op basis van afleidingen van bezoekersaantallen. Samengevat stelden de onderzoekers het volgend model op dat ze nadien testten.
15
“…het bestuderen van een bepaald verschijnsel (of verschillende verschijnselen) op een bepaald tijdstip.” (Saunders,
2008, p.139) 60
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Figuur 15: mogelijke determinanten van festivalsucces Bron: Leenders et al. (2005, p.150)
Uiteraard gaat het in deze Masterproef niet om determinanten die festivalsucces verklaren. Toch biedt het onderzoek inzicht in de manier waarop muziekfestivals kunnen worden geprofileerd. We overlopen daarom de extern waarneembare factoren uit de content en format features om de specifieke inhoud ervan na te gaan. A. PUBLIEKSBEREIK Het publieksbereik splitsen de Nederlandse onderzoekers op in ‘breed’ en ‘niche’. Het gaat met andere woorden over de doelgroep van het festival die bepaald wordt door de hoeveelheid (sub)muziekgenres die het festival herbergt. Het doelpubliek is ‘breed’ als het festival meer dan één genre vertegenwoordigt, ‘gemiddeld’ als dat er één is en ‘niche’ als het festival zich richt op één submuziekgenre. De onderzoekers baseerden hun indeling van muziekgenres op die van het Nationaal Nederlands Pop Instituut: pop, rock, dance, hiphop/R&B, wereldmuziek, jazz/blues, Nederlandstalige muziek en klassiek. We vatten in onderstaande tabel de kenmerken samen van de twee uiterste doelgroepen (eigen samenvatting). Om de extremen te behouden, worden de kenmerken in zwart-witverhouding ten opzichte van elkaar opgesteld. FESTIVALS MET EEN BREDE DOELGROEP
- bieden variëteit in muziekgenre en/of entertainment - zijn aantrekkelijk voor een potentieel groot publiek - trekken elk jaar meer nieuwe bezoekers aan (onderzoek bij folkfestivals) (McIntyre, 2003) - hebben een grotere kans om voldoende publiek aan te trekken - moeten hun aandacht spreiden over verschillende aspecten van hun festival - hebben het moeilijk om op al de aspecten op hetzelfde moment effectief en efficiënt in te zijn - hebben het moeilijker in het consistent uitvoeren van een beleid FESTIVALS MET EEN NICHE DOELGROEP
- kunnen al hun activiteiten specifiek aanpassen aan de behoeften van het publiek - bereiken gemakkelijker hun doelgroep en hebben een hogere responsgraad - zijn beter ontwikkeld in hun genre en alles wat daarbij komt kijken
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
61
De onderzoekers bepalen de doelgroep op basis van het (de) aangeboden (sub)muziekgenre(s). Toch zijn er festivals die een niche-doelgroep bereiken die niet bepaald wordt door het muziekgenre, maar door andere factoren. We moeten hiermee rekening houden in het vervolg van dit onderzoek. Zo is er bijvoorbeeld een festival in Vlaanderen dat zich volledig op drummers richt. Ze laten bekende drummers – uit verschillende muziekgenres – van over de hele wereld overkomen om workshops, masterclasses en shows te geven. Ook kan een festival volledig zijn aangepast aan de noden van personen met een handicap, kinderen of gezinnen, die daarbij ook de hoofddoelgroep vormen van het festival. Het is duidelijk dat het publieksbereik een bredere omkadering moet krijgen of zelfs een andere invulling. Het ‘publieksbereik’ uit het Nederlands onderzoek heeft meer te maken met muziek en artiesten dan met het eigenlijke publiek. Uiteraard zal een breed scala aan muziekgenres een ‘breder’ publiek bereiken, maar dat is niet altijd noodzakelijk. Eenzelfde persoon kan zich namelijk aangetrokken voelen tot verschillende muziekgenres. Interessanter voor het opstellen van een festivalprofiel is de doelregio. Dit is de geografische spreiding waarop het festival zich richt, die kan gaan van lokaal tot internationaal. Het is hierbij wel duidelijk dat een festival dat zich op het lokale richt ook bezoekers van daarbuiten kan hebben. Of omgekeerd: een festival dat zich internationaal wil profileren, maar alleen maar bezoekers uit het land heeft. Toch moeten we dit onderscheid relativeren en kunnen we stellen dat de doelregio grotendeels overeenkomt met de geografische herkomst van het publiek. B. LINE-UP ‘No-star’ versus ‘star’ is een tweede onderscheid dat de onderzoekers maken, ditmaal in de line-up. Ze baseren zich hier op de (inter)nationale bekendheid en gekendheid van artiesten. Zo kennen de onderzoekers het label ‘star’ toe aan een line-up met minstens een bepaald aantal internationaal gekende artiesten met verschillende top-20 hits in meer dan drie landen. ‘Gemiddeld’ is een line-up met nationaal gekende (top-20) artiesten en/of ‘nieuw’ internationaal gekende artiesten (top-20 in drie of minder landen of één top-20 record in meerdere landen). Een ‘no-star’ line-up bevat artiesten die (nog) geen hits hebben gescoord. In het licht van het onderzoek van Leenders et al. (2005) is deze indeling haalbaar, maar zelfs voor festivalorganisatoren is het moeilijk aan te geven hoe hun line-up is opgebouwd. De gebruikte methode kan daarom niet worden toegepast in de e-mailenquête. Toch mag de ‘line-up’ niet worden geweerd in het onderzoek. Daarom zullen we het begrip ‘bekendheid’ gebruiken om na te gaan of de artiesten lokaal of (inter)nationaal bekend zijn en hoe deze bekendheid verdeeld is over de volledige line-up. De huidige trend bij enkele festivals om naast muziek ook andere activiteiten aan te bieden (zoals theater, film, …) is een opkomend gegeven in de festivalsector. Bij het opstellen van het festivalprofiel en het afleiden van interne factoren verdient dit aspect voldoende aandacht. De stijging van de diversiteit aan entertainment draagt trouwens bij tot het ‘fenomeen-ale’ standpunt (cfr. supra). Sommige festivals trachten als het ware een 360 graden-beleving op te bouwen. Niet enkel voor het publiek, ook voor de festivalmedewerkers.
62
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
C. LEEFTIJD/EDITIES Een externe factor die een belangrijke invloed zou kunnen hebben op de organisatiestructuur en werking van een festival is de leeftijd van het festival en het aantal gerealiseerde edities. Een aandachtspunt hierin is de vaststelling dat sommige festivals tijdens hun bestaan van concept of naam (moeten) veranderen, zonder dat dit van invloed is op hun structuur of werking. Zo moest recent nog een festival een naamsverandering doorvoeren omwille van een klacht in verband met plagiaat (Moulin Rouge, 2009). Om het mogelijke leeftijdseffect correct in te schatten is het daarom noodzakelijk om rekening te houden met concept- of naamwijzigingen. Het is trouwens niet zo dat oudere festivals per definitie een betere organisatiestructuur of werking hebben. Financiële en materiële ondersteuning zullen eerder het voortbestaan van een festival garanderen. Men kan namelijk prachtig werk verrichten met de meest effectieve en efficiënte organisatie, maar als er geen middelen en publiek zijn, zal men toch de boeken moeten toedoen. Serge Platel – directeur van de Federatie voor Muziekfestivals in Vlaanderen – verwoordde het in economische termen: “De festivalwereld is eveneens onderhevig aan de wetten van de vrije markt.” (S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009). D. AANWEZIGHEID THEMA OF BOODSCHAP Het al dan niet hebben van een boodschap of thema is een vierde externe factor. Als een festival wordt georganiseerd omwille van een bepaald onderwerp of evenement of wanneer het festival ervoor kiest een speciaal topic te hebben, is er sprake van een ‘thema’. Een ‘boodschap’ daarentegen gaat over het doel van het festival om ideeën van sociale, politieke of religieuze aard te verspreiden. De moeilijkheid ligt in het subjectieve karakter bij het bepalen of er een thema of boodschap is. Intuïtief voelen we aan wat er mee wordt bedoeld, maar het valt moeilijk te objectiveren. Zo zou het organiseren van een festival voor andersvaliden een thema maar ook een boodschap kunnen zijn. Het betreft slechts een dunne scheidingslijn waardoor we de twee begrippen beter samen bevragen in de e-mailenquête. Met een controlevraag toetsen we af wat de festivalorganisatoren zien als hun thema of boodschap. E. TICKETPRIJS De interessante factor ‘ticketprijs’ valt moeilijk te kwantificeren in één eenduidig cijfer. Dit omdat muziekfestivals zo verschillend zijn in hun prijsbeleid en er heel wat combinaties voorkomen. Sommige festivaldagen kunnen bijvoorbeeld gratis zijn, voor andere dagen gelden er kortingsbonnen en op nog andere dagen zijn tickets alleen in voorverkoop te bemachtigen. De Nederlandse onderzoekers losten dit probleem op door een gemiddelde prijs te berekenen per festival. Hierdoor verdwijnt echter de nuance die mogelijk wel aanwezig is in het gedachtegoed van de festivalorganisatoren, en die een uiting kan zijn van de organisatiestructuur en werking. Daarnaast valt de ‘gemiddelde prijs’-methode moeilijk te bevragen in een enquête omwille van het potentiële rekenwerk. Het uiteindelijke cijfer heeft trouwens ook maar weinig betekenis. Onderstaand voorbeeld ter verduidelijking: Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
63
Een driedaags festival is op de eerste dag volledig gratis, op de tweede dag kost de toegang 10 euro in voorverkoop en 15 euro aan de kassa. De derde dag kost een ticket 12 euro in voorverkoop en 17 euro aan de kassa. Een combiticket kost 20 euro in voorverkoop en 25 euro aan de kassa. Gemiddelde prijs met voorverkoop: (0 + 10 + 15 + 12 + 17 + 20 + 25) / 7 = 14,14 euro Gemiddelde prijs zonder voorverkoop: (0 + 15 + 17 + 25) / 4 = 14,25 euro Zelfs het opvragen van de hoogste en laagste ticketprijs heeft weinig inhoudelijke betekenis, en biedt weinig grond voor vergelijkingen. Daarom vestigen we in het vervolg van dit onderzoek onze aandacht op het al dan niet gratis zijn van het festival, of er voorverkoop is, of bezoekers een bewijs van betaling krijgen (zoals een inkombandje) en of kortingen mogelijk zijn. Deze operationalisering maakt het mogelijk de nuances te bevragen. F. LOCATIE Stad versus landelijk en centraal Nederland versus outer Nederland16 zijn de twee dimensies waarop het onderzoeksteam van Leenders zich baseerde bij de locatiebepaling. Uit de resultaten van hun onderzoek blijkt dat deze variabele niet relevant is. Iets wat volgens ons te wijten is aan de gebruikte dimensies. In onze informele diepte-interviews kwam namelijk naar voor dat festivals hun locatie uitkiezen op basis van bereikbaarheid, sfeer die de site of het gebouw uitstraalt, voldoende parkeergelegenheid, beschikbaarheid en bezoekerscapaciteit… en niet zozeer op de geografische ligging van het festival. Die is namelijk meestal een gegeven. De organisatiestructuur en werking blijkt op vlak van locatie meer invloed te ondervinden van het tijdelijk versus permanent karakter van de infrastructuur/locatie. Zo zal een site die volledig tijdelijk wordt ingericht normaliter meer aandacht van de organisatie vragen naar infrastructuur en opbouw. Daarnaast is er ook de dimensie indoor versus outdoor17. Verwacht kan worden dat deze dimensie aansluit bij het tijdelijk versus permanent karakter, maar los daarvan kan het onderscheid toch een bijkomende betekenis hebben voor dit onderzoek. Een outdoor festival zal zich bijvoorbeeld meer moeten bekommeren om weersomstandigheden dan een indoor festival. Desondanks valt de invloed op de organisatiestructuur en werking van het ‘stedelijk’ versus ‘landelijk’ karakter niet te verwaarlozen. Men kan bijvoorbeeld verwachten dat een festival dat plaatsvindt in het hartje van een grootstad meer samenwerking met de stad vereist op vlak van verkeersveiligheid en crowdmanagement.
16 17
Centraal Nederland is de middenwestelijke regio met al de hoofdsteden. Outer Nederland is de rest van het land. Tenten worden als outdoor beschouwd (S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009). 64
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Intuïtief voelen we aan dat er mogelijk een correlatie bestaat tussen de drie bovenstaande dimensies: een landelijke locatie zal meer outdoor festivals hebben met een tijdelijk” infrastructuur. Toch heeft men dit verband nog nooit onderzocht en moeten we hiermee rekening houden. De twee laatste factoren die we bij locatie moeten opnemen, is de woonplaats (stad of gemeente) en provincie van de festivallocatie. Elke provincie heeft namelijk een eigen popbeleid en kan hierbij zelf klemtonen leggen (Busscher, 2007, p.51). Dit heeft ook een weerslag op de ondersteuning naar festivals toe. De voorwaarden en inhoud van de provinciale subsidies zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de provincie waar het festival plaats heeft. Dit geldt eveneens voor de woonplaats van de festivallocatie. Elke stad of gemeente heeft een eigen beleid dat vooral uit materiële ondersteuning bestaat. Ook op organisatorisch vlak kunnen zij een flinke bijdrage leveren aan de festivalorganisatie, zeker als de stad of gemeente het festival (mee) organiseert. G. MAXIMUM BEZOEKERSCAPACITEIT De Nederlandse onderzoekers gingen via onder andere persberichten na of het festival een maximum bezoekerscapaciteit had. Dit wil zeggen: er moet een toegangslimiet zijn en het festival verkoopt een gelimiteerd aantal tickets. In de interviews viel echter vast te stellen dat het hebben van een maximum bezoekerscapaciteit geen of slechts een incrementele invloed heeft op de organisatiestructuur en werking van festivals. Ook geeft het weinig meerwaarde aan het profiel dat we aan de hand van de extern waarneembare factoren opstellen.
2.2.1.3 RESULTAAT/BESLUIT Het innoverende Nederlandse onderzoek dat onder leiding van Leenders (2005) werd uitgevoerd, vormde de basis van voorliggende studie. Door het kritisch analyseren van de mogelijke (externe) determinanten van festivalsucces die deze onderzoekers opstelden, werd de indeling herkneed tot een meer bruikbaar en relevant gegeven. Toch moeten we voor het opstellen van een festivalprofiel nog drie elementen in rekening nemen: het al dan niet meermaals plaatsvinden van het festival gedurende een jaar, de aanwezigheid van een camping en de aanwezigheid van een festivalmarkt. Deze elementen zijn trouwens vanuit het afleiden van de interne factoren ook belangrijk. Samenvattend geven we op de volgende pagina de variabelen weer die als extern waarneembare factoren worden beschouwd18. Ze geven op een adequate manier weer ‘wie’ het festival is. Daarnaast werd ook rekening gehouden met de invloed op de organisatiestructuur en werking van festivals zodat de relatie met het einddoel van deze Masterproef niet uit het oog wordt verloren.
18
‘|’ in de tabel betekent ‘versus’
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
65
PUBLIEK
TICKETBELEID
- doelregio - gemiddelde leeftijd festivalbezoeker - aantal bezoekers - aantal gezinnen - andersvaliden - vervoersmanier publiek MUZIEK/ARTIESTEN
- line-up (regiobekendheid artiesten) - (sub)muziekgenre - aantal artiesten - muziek | entertainment/acts LEEFTIJD/EDITIES
- oprichtingsjaar - aantal edities AANWEZIGHEID THEMA OF BOODSCHAP
- duidelijk uitgesproken thema/boodschap
66
- gratis (beperkt of volledig) - voorverkoop - kortingen mogelijk - bewijs van betaling LOCATIE/INFRASTRUCTUUR
- woonplaats - provincie - stedelijk | landelijk - indoor | outdoor - tijdelijk | permanent KENMERKEN/TYPE
- stadsfestival - eenmaal | meermaals per jaar - aantal festivaldagen - festivalmarkt - camping
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
2.2.2
INTERNE FACTOREN
2.2.2.1 METHODE In de zoektocht naar de factoren die de organisatiestructuur en werking van een festival beschrijven, wordt vertrokken vanuit de extern waarneembare factoren. Dit vertrekpunt handhaaft een bepaalde structuur in het afleiden van de interne factoren. De zoektocht naar interne factoren wordt gevoerd aan de hand van informele diepte-interviews. Naast de gevraagde informatie komen er dan ook andere inzichten en ervaringen naar boven die in andere onderdelen van dit werk interessant zijn. Alvorens we de volledige uitvoering bespreken, vatten we de karakteristieken van de gebruikte methode in onderstaande tabel samen. INFORMELE DIEPTE-INTERVIEWS Classificatie: Vraag:
Doel:
Tijdshorizon:
Kwalitatief exploratief onderzoek Hoe kan – volgens experten – de organisatiestructuur en werking van een festival zo breed maar compact mogelijk worden beschreven? Nagaan hoe verschillende ‘soorten’ festivals – ingedeeld op basis van externe factoren – gestructureerd zijn en hoe hun organisatie en festival werkt. Doorsnedenonderzoek
Voordelen:
- experten bieden een brede, onafhankelijke en objectieve kijk - ondervragen van bevoorrechte getuigen als methode van exploratief onderzoek - zeer flexibele methode - ook non-verbale informatie kan worden onderzocht - mogelijkheid om dieper in te gaan op de redeneringen en motieven van de individuele respondent - formele procedures van gegevensverzameling en/of –analyse maken de gegevens meer betrouwbaar - de interviews kunnen worden opgenomen, zodat achteraf alles nauwgezet geanalyseerd kan worden - biedt informatie in de diepte (causaal, hiërarchisch) terwijl groepsdiscussies informatie in de breedte nagaan (lateraal, associatief)
Nadelen:
- bepaalde ervaringen kunnen grote invloed hebben op de gedachte van de expert en daardoor tot een eenzijdige gedachte leiden - er mogen geen harde en snelle conclusies worden getrokken - interviewerafhankelijk
Verantwoording methode:
Aangezien er geen literatuurbronnen zijn, moet informatie on the field worden gezocht. De keuze van experten is uiteraard belangrijk.
Relevantie van onderdeel:
Dit onderdeel is belangrijk in de ontwikkeling van deze Masterproef. Het is op basis van deze analyse dat een indeling naar organisatiestructuur en werking wordt nagegaan.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
67
Tabel 4: samenvatting methode/strategie – informele diepte-interviews Bron: mede op basis van De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.88-95) en de Ruyter & Scholl (1995, p.21-26)
2.2.2.2 UITVOERING Het uitvoeren van een interview vereist een grondige voorbereiding. Het hele proces kunnen we in de volgende drie stappen uiteenzetten: wat (willen we weten?), wie (kan ons daarbij helpen?) en hoe (kunnen we te weten komen wat we willen weten?). A. WAT willen we weten? We zijn op zoek naar ‘hoe’ de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen in zo weinig mogelijk variabelen kan worden samengevat. Door personen met een brede ervaring in het organiseren van festivals aan het woord te laten, verkrijgen we op korte termijn veel informatie. In het huidige literatuuraanbod zijn er voornamelijk algemene boeken en artikels voorhanden over het organiseren van evenementen. Toch is er nood aan specifieke informatie over festivals, bijvoorbeeld om uitsluitsel te geven over de kritische factoren. Een kwalitatief onderzoek dat dient om inzichten te krijgen in de huidige festivalorganisatie is daarom ook op zijn plaats. Daarnaast zijn persoonlijke ervaringen met verschillende ‘soorten’ festivals belangrijk in de voorbereiding van de interviews. De centrale vraag tijdens de interviews kan als volgt worden geformuleerd:
“Welke organisatiestructuur en werking heeft/hebben (uw) muziekfestival(s) en in welke opzichten zijn deze verschillend van andere festivals?” Deze vraag wordt ook op voorhand aan de geïnterviewden gecommuniceerd, zodat ze zich een beter beeld kunnen vormen van het doel van het interview. Daarnaast geeft het een aanzet om op voorhand al even stil te staan bij de problematiek. B. WIE kan ons daarbij helpen? We gaan op zoek naar die personen met een brede ervaring in de organisatie van muziekfestivals. Het moeten niet zozeer de hoofdorganisatoren zijn. Vaak werkt er een heel team achter de schermen. Sommigen daarvan hebben een groter draagvlak en beeld van de organisatiestructuur en werking van hun festival en dat van andere festivals. Het aantal interviews moet worden beperkt. In de festivalwereld is er bij wijze van spreken nooit een geschikt moment om een onderzoek uit te voeren. Dit ligt deels aan de spreiding in de festivalkalender maar ook aan de persoonlijke agenda’s van de potentiële geïnterviewden. Verder is ook de homogeniteit van de doelgroep en de specificiteit van het onderwerp van de studie een aandachtspunt (de Ruyter & Scholl, 1995, p.27) dat het aantal respondenten bepaalt. Na aftoetsing bleken in deze studie drie uitgebreide interviews met een duur tussen één à twee uren voldoende. 68
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
De namen van de geïnterviewden doken op na omzwervingen op het internet en na het lezen van verschillende artikels. Ook werden bepaalde namen gesuggereerd door andere personen. Na de uiteindelijke keuze en het uitnodigen van de geïnterviewden gingen de diepte-interviews van start. De lijst van de personen geïnterviewd in deze studie is hieronder terug te vinden. 1.
Ludo Cox Beroep: ACV-vakbondsafgevaardigde
Situering in festivalsector: - Medeorganisator ‘Enterrock’ Genk - Lid van het veiligheidscoördinatieteam van ‘Pukkelpop’, ‘Rimpelrock’ & ‘Polsslag’
Interview: - 16 maart 2009 - van 19.35u tot 21.42u - Vergaderzaal ACV hoofdkantoor, Hasselt 2.
Patrick de groote Beroep & situering in festivalsector: - Voorzitter Sfinks vzw - Organisator ‘Sfinks Festival’ Boechout - Muziekprogrammator ‘Zomer van Antwerpen’ - Coördinator European Forum of Worldwide Music Festivals (EFWMF)
Interview: - 17 maart 2009 - 10.40u tot 11.34u - Vergaderlokaal hoofdkantoor Sfinks vzw, Boechout 3.
Serge Platel Beroep & situering in festivalsector: - Directeur ‘Federatie van Muziekfestivals in Vlaanderen’ - Directeur ‘Festival van Vlaanderen – Gent’
Interview: - 23 maart 2009 - 14.32u tot 15.59u - Kantoor Serge Platel in Kasteel Borluut , Sint-Denijs-Westrem
C. HOE kunnen we te weten komen wat we willen weten? Belangrijk in de zoektocht naar de drijfveren achter bepaalde structuren en werkingsvormen van festivals is het blootleggen van de irrationaliteiten (cfr. supra). Het voordeel van het interviewen van experten is hun uitgebreid gamma aan ervaringen. Tijdens het interviewen is probing daarom ook erg belangrijk. In deze techniek gaat het erom het antwoorden te stimuleren door altijd door te vragen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.95). Zeker het vestigen van de aandacht op ‘banale’ zaken is belangrijk om de details naar boven te halen. In diepte-interviews is het meestal de bedoeling om het doel van het onderzoek te verbergen, bijvoorbeeld door verborgen (indirecte) vraagstelling (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.95). Toch is het volgens ons aangeraden om in deze situatie het doel van het onderzoek wel mee te delen. De ondervraagde experten krijgen veel aanvragen voor interviews, en gaan alleen in op die onderzoeken die een meerwaarde voor henzelf (en hun sector) betekenen. Door vooraf al duidelijk te Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
69
maken wat de bedoeling is van het onderzoek wordt de aandacht gevestigd op het nut van de studie. Daarnaast prikkelt dit de geïnterviewden om op voorhand al stil te staan bij de problematiek. Naast probing kunnen ook projectieve technieken (of enabling technieken) worden gebruikt. Dit zijn methoden die via een omweg – door de projectie van gevoelens op andere personen of zaken – dieperliggende gevoelens van de respondent zelf proberen te achterhalen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.95). Dit wil zeggen dat het toepassen van bepaalde trucs ervoor kan zorgen dat we die dingen te weten komen die we willen weten en die anders niet vermeld zouden worden. Omdat niet één techniek allesomvattend is of ‘beter’ dan de andere, is een combinatie aangeraden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.102). In het interview worden daarom vier projectieve technieken ingebouwd: derde-persoonstechniek, vrije associatie, woordassociatie en het opbouwen van herinneringen. C.1 DERDE-PERSOONSTECHNIEK
De centrale vraag tijdens het interview werd enkele alinea’s geleden al vermeld. Deze plaatst het festival dat de geïnterviewde (mee) organiseert of waar hij ervaring mee heeft op de voorgrond. Mensen praten nu eenmaal graag over hun eigen initiatieven en successen. Hierdoor wordt het pad geëffend om linken te leggen met andere festivals. Dit kunnen festivals zijn die de geïnterviewde mee organiseert of waar men kennis van of ervaring mee heeft. Een eenvoudige vraag als “Als u aan een ander (specifiek) festival denkt, hoe wordt [dit] daar dan georganiseerd?” biedt de mogelijkheid om eenzelfde situatie in een andere omgeving te plaatsen. Daardoor ontstaan correcte vergelijkingen en kunnen ook nuances worden gelegd. De andere festivals waarover wordt gesproken, worden door de respondent vergeleken met hun eigen festival als referentiepunt en zo legt men de eigen attitudes en denkwijzen bloot, maar vooral de verschillen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.99).
70
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
C.2 VRIJE ASSOCIATIE
Uiteraard is het nodig om een vertrouwensband op te bouwen met de geïnterviewde. Hij moet vrijuit kunnen spreken zonder enige belemmering. Om niet de indruk te wekken voor ‘gevoelige’ informatie te komen, gaat het interview dan ook van start met een zeer algemene vraag: “Wat betekent voor u ‘muziekfestival’, en waar denkt u dan aan?”. Na het brainstormen over dit begrip, worden overeenkomsten gezocht met de opgestelde definitie in deze Masterproef. Door de geïnterviewden eerst algemeen te laten praten, voorkomen we dat het verloop van het gesprek door concrete uitspraken en ervaringen wordt vastgelegd door deze uitspraken (de Ruyter & Scholl, 1995, p.30). Door de vrije associatie-techniek in het begin van het interview toe te passen, wordt openheid gecreëerd tussen de respondent en de interviewer. De laatste kan eveneens nagaan waar de geïnterviewde belang aan hecht en hoe hij communiceert. Op basis daarvan kan het vervolg van het interview worden bijgestuurd. Hierdoor wordt de overgang naar het vragen van vertrouwelijke informatie gefaciliteerd. Op het einde van het interview keren we terug naar de openingsvraag door de definitie uit deze Masterproef voor te leggen aan de respondent en zijn mening en kritische bemerkingen te vragen. Veelal wordt dan een samenvatting gegeven van het interview met de definitie als leidraad. Ook na het interview – de zogenaamde ‘off-the-record’-periode – kan de opgebouwde band vruchten afwerpen door het verkrijgen van bijvoorbeeld formele interne documenten. C.3 WOORDASSOCIATIE
Het eigenlijke interview start na de inleidende vraag. Door te werken met een topicgids19 (of interviewing guide) wordt op een ongestructureerde wijze gestructureerd gewerkt. De Pelsmacker en Van Kenhove (2006) omschrijven de topic gids als “…een opsomming van aandachtspunten die dienen te worden behandeld, maar waarvan de interviewer of moderator kan afwijken.” (p.95). Eerder werd al aangegeven dat de basis voor het afleiden van de interne factoren het gebruik van de externe factoren inhoudt. De topic gids bestaat daarom uit deze extern waarneembare factoren. Daarnaast worden ook ‘irrelevante’ factoren opgenomen. Dit zijn factoren die in het vorige deel niet werden weerhouden. Op deze manier kan het vorige onderzoek worden nagekeken door het af te toetsen in de praktijk. Al de factoren worden in twee topic gidsen weergegeven: één omtrent de organisatiestructuur en de andere over de werking van het festival (zie tabellen op de volgende pagina). De lijst wordt in eerste instantie niet voorgelegd aan de geïnterviewde. Door de centrale onderzoeksvraag te stellen, kan de respondent vrijuit praten over muziekfestivals in het algemeen. Dit komt overeen met de hoger genoemde vrije associatie. De eerste factoren die men aanhaalt zijn dan de zogenaamde top-of-mind. Toch wil dit niet zeggen dat deze elementen een grotere waarde hebben voor het onderzoek, want het zijn vooral die andere elementen die worden gezocht.
19
Ook wel interviewing guide genoemd door De Pelsmacker en Van Kenhove (2006,95) of interviewleidraad door de Ruyter en Scholl (1995, 29).
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
71
Inkom Artiesten
Opbouw Promotie
Veiligheid
Gezondheid
Vip
Pers
Parking
Administratie
Techniek
Stakeholders
Secretariaat /administratie
Vakorganisaties
Afbraak (openbaar) vervoer milieu (en afvalverwerking) Andersvaliden Boekhouding /financiën / budget Nevenactiviteiten
Catering Licht en geluid
Camping Festivalmarkt
Medewerkers
Sponsoring
Inkleding
Drank
Subsidies
Merchandising
Algemene coördinatie
Productie /planning
Tabel 5: woordassociatie topic gids – werking muziekfestivals
Missie, visie, strategie Draaiboek
Organisatiestructuur Cultuur
Kernorganisatie (& werking)
Kennis doelgroep
Evaluatie
Tabel 6: woordassociatie topic gids – organisatiestructuur muziekfestivals
Van het moment dat de geïnterviewde niet meer spontaan factoren kan aanhalen en verklaren, zijn er twee mogelijkheden. Eerst wordt de topic gids voorgelegd en stelt men de vraag “Waar doen deze woorden u aan denken?”. Op basis hiervan kan het gesprek dan worden verder gezet. Dit wordt ‘geholpen woordassociatie’ genoemd. De respondent kan dan bijvoorbeeld ook opmerken dat bepaalde factoren niet juist geordend zijn in de topic gidsen. Dit is bewust zo gedaan om de aandacht van de geïnterviewden te achterhalen. Daarnaast zijn er nog de topic gidsen van de interviewer. Bij elke factor worden namelijk op voorhand vragen, bedenkingen of ideeën geformuleerd. Deze worden geput uit een reeks van ongeveer 300 vragen naar de organisatiestructuur en werking van festivals, die tijdens het schrijven van deze Masterproef werd aangelegd. Op basis daarvan schetst de interviewer voor zichzelf een beeld van datgene wat men wil onderzoeken. Deze vragen, bedenkingen of ideeën kunnen de respondent helpen bij het oproepen van ervaringen. C.4 OPBOUWEN VAN HERINNERINGEN
Door ook te focussen op het verleden, wordt het opbouwen van herinneringen gestimuleerd. De vraag die tijdens het interview dan ook wordt gesteld, is : “Is hetgeen dat u nu vertelt verschillend van enkele jaren geleden?”. Door ook het verleden uit te pluizen, kan de situatie die nu voor vele andere festivals geldt worden geschetst. Aangezien we de hele populatie kwantitatief willen bevragen, is deze informatie nuttig om de juiste antwoordcategorieën op te stellen.
72
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Naast probing en het inpassen van projectieve technieken bevat het opzet van de interviews nog een laatste factor om alles zo optimaal te laten verlopen voor beide partijen: securisering. securisering Dit is nodig omdat de ingebouwde technieken eigenaardig kunnen overkomen bij de geïnterviewden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.103). Een goede inleiding is daarom ook noodzakelijk en de respondenten moeten ontspannen kunnen deelnemen. Op basis van de volgende elementen wordt het securiseren uitgewerkt: bij de interviewaanvraag wordt het informele karakter van het interview benadrukt, het interview gaat altijd door op datum, tijd en plaats zoals dit het beste uitkomt voor de respondent. Zelf is er altijd een lichte voorkeur om het interview te laten plaatsvinden in de vertrouwde omgeving van de geïnterviewde. Zo kan de interviewer ook de werkomgeving van de respondent bestuderen.
2.2.2.3 RESULTAAT/BESLUIT De toegepaste technieken staan toe op wetenschappelijk verantwoorde manier een afleiding te maken van de extern waarneembare factoren naar de interne factoren. Bovendien creëren de interviews meer inzicht in het muziekfestivallandschap. De twee onderstaande lijsten geven op een gestructureerde manier het eindresultaat weer. Waar de eerste lijst over de organisatiestructuur handelt, betreft de tweede de werking van de organisatie en het festival. KERNORGANISATIE
- aantal leden (man | vrouw) - gemiddelde leeftijd kernlid - juridische structurering - andere activiteiten - relatie onder kernleden - rol organisator - kernleden in dienstverband - openheid organisatie voor nieuwe leden - profiel nieuwe leden SUPERVISIE
- samenstelling - (on)afhankelijkheid
WERKGROEPEN
- welke taken/functies ondersteund door WG - samenstelling WG BESLISSINGEN
- wie neemt beslissing over welke taak/functie TIJDSBESTEDING
- hoeveel tijd wordt besteed aan elke taak/functie HET BELANG
- het belang van elke taak/functie - top 3 van belangrijkste taken TAAKVERDELING
- taakoverschrijdend | afgebakende taak - wie heeft een taak - verantwoordelijkheid van diegenen met een taak
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
73
MEDEWERKERS (tijdens het festival)
- indeling medewerkers - (de)centrale sturing MIDDELEN
RELATIES
- met gemeente/stad, provincie & Vlaamse overheid + mate van samenwerking TIMING
- opbouw sponsorbudget - aantal sponsors - meerjarencontracten bij sponsors - berekening inkomprijs - indeling inkomsten - indeling uitgaven ARTIESTEN
- selectie (wie en hoe) - aanmelden artiesten mogelijk - aantal artiesten - artiestenbudget - invloed artiestenkeuze op publiek
- periode dat organisatie niet werkt - planning voor opbouw en afbraak - gedetailleerd | vaag/algemeen - hoeveel opbouwdagen - hoeveel afbraakdagen DRAAIBOEK
- uitgebreid | beknopt - gedetailleerd | vaag/algemeen - gebruik: intensief | beperkt - up-to-date EVALUATIE
- algemeen | detail - gevolgen
Deze samenvattende lijsten vormen de leiddraad voor Deel III en IV van de enquête (cfr. infra). De gestelde vragen zijn als het ware een praktische vertaling van bovenstaande elementen, en zijn gevormd op basis van de interviews.
74
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
2.2.3
ENQUÊTE
2.2.3.1 METHODE Na het oplijsten van de externe en interne factoren kan de bevraging bij de ganse populatie plaatsvinden. Hiertoe wordt een enquête verstuurd, bestaande uit twee grote delen die vragen bevatten omtrent het festivalprofiel (externe factoren) en de organisatiestructuur en werking van het festival (interne factoren). Festivalorganisatoren zijn op verschillende manieren te bevragen. De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.124) vatten de mogelijkheden samen in vier grote clusters: telefonisch, persoonlijk, postaal en elektronisch. Aangezien het onderzoek in een beperkte tijdsspanne wordt gevoerd en (bijna20) al de festivals over een e-mailadres beschikken, is een elektronisch onderzoek de beste manier. Een elektronisch verstuurde enquête kan twee vormen aannemen: web- of e-mailsurvey (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.134). Een websurvey is een gestructureerde vragenlijst die op een webpagina wordt weergegeven (via een URL). De respondenten vullen de vragen in en de resultaten worden rechtstreeks naar de onderzoekers gestuurd. De gegevens worden rechtstreeks in een computerprogramma geladen. De enquête kan publiek toegankelijk zijn of via een paswoord of code worden afgeschermd of uniek gemaakt. Een e-mailsurvey verschilt niet veel van een websurvey. Indien onderzoekers over de e-mailadressen van hun steekproef beschikken, kan een e-mail worden verstuurd waarin een enquête is verwerkt. Een attachment is ook mogelijk (bijvoorbeeld in een MS Word-document). De respondenten kunnen de enquête dan in de e-mail of in het document invullen en zo terugsturen naar de onderzoekers. Aangezien we in het kader van deze Masterproef een database hebben aangelegd (cfr. supra), is een e-mailsurvey de meest evidente methode om een enquête te verspreiden onder de populatie. In de tabel op de volgende pagina vatten we de gegevens over de gebruikte methode nog even samen.
20
Slechts zeven festivals hebben geen e-mailadres of stellen het niet ter beschikking
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
75
E-MAIL ENQUÊTE/SURVEY Classificatie: Vraag: Doel:
Tijdshorizon:
76
Kwantitatief, conclusief onderzoek Hoe worden Muziekfestivals in Vlaanderen georganiseerd op basis van hun organisatiestructuur en werking? Het kwantificeren van de interne en extern waarneembare factoren bij al de Muziekfestivals in Vlaanderen om daarna een mogelijke indeling naar organisatiestructuur en werking na te gaan en te omschrijven. Doorsnedenonderzoek
Voordelen:
- de populatie heeft een zeer grote bereikbaarheid via internet en e-mail. Een ondervertegenwoordiging is dus niet aan de orde - het is goedkoper dan traditioneel onderzoek (steekproefgrootte heeft beperkte impact op de totale onderzoekskosten): geen port-, druk- of interviewkosten - snelle respons en gegevensverzameling (een half uur na het verzenden van de enquête kan er al respons zijn) - goede follow-up en snelle reacties mogelijk - gebruiksvriendelijk: respondenten kunnen meewerken waar en wanneer ze willen en volgens het voor hen het beste uitkomt. Hierdoor kunnen moeilijk te bereiken groepen ook meewerken (vb.: organisatoren die voltijds werken en het festival als vrijwilliger organiseren hebben vaak alleen ’s avonds tijd) - geen interviewvertekening - respondenten kunnen altijd vragen stellen bij problemen, misverstanden,… - de enquête kan men opslaan zodat in stappen kan worden gewerkt. Herinneringsmails zijn dan soms nodig om respondenten te ‘reactiveren’. - kans op non-respons daalt (door de vorige voordelen) - mogelijkheid om lange lijsten van vragen te bevragen - gegevens van respondenten en festivals kunnen worden toegevoegd aan de database, waardoor ook bijna volledig zeker is ‘wie’ de enquête heeft ingevuld - geen verborgen probleemstelling nodig - lay-out is volledig op wens te realiseren (geen beperkingen door on-line survey-ontwikkelmethoden) - het versturen van e-mails via bcc zorgt voor een persoonlijke manier van ondervragen
Nadelen:
- kans op menselijke fouten – de gegevens worden niet rechtstreeks in een computerprogramma geladen. - anonimiteit wordt gegarandeerd, maar door het mailverkeer kan dit anders overkomen - geen automatische filtervragen mogelijk, waardoor de respondent altijd al de vragen voorgeschoteld krijgt - eventuele technische moeilijkheden en vereiste computerkennis - de respondent moet naast het invullen van de enquête ook nog andere acties ondernemen (opslaan, invullen, opslaan, versturen) - behandelingskosten: hoe groter de steekproef, hoe meer administratie
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
- hoge respons is onzeker, aangezien er weinig ervaring is met het voeren van direct enquête-onderzoek naar festivalorganisatoren - herbevraging (test-hertest-methode) van de respondenten is moeilijk, aangezien ze dezelfde antwoorden kunnen terugsturen - ‘geen tijd’ zal de non-respons doen stijgen Verantwoording methode:
Festivalorganisatoren zijn via een e-mailenquête op een gebruiksvriendelijke, snelle en goedkope manier te bereiken. De ontwikkelde database biedt de nodige gegevens.
Relevantie van onderdeel:
De informatie uit de enquête moet het clusteren mogelijk maken. De gestelde vragen en hun antwoordmogelijkheden zijn op dusdanige manier gesteld dat de antwoorden dadelijk geanalyseerd kunnen worden.
Tabel 7: samenvatting methode/strategie – e-mailenquête Aangevuld met informatie uit De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.21-22 & p.135) en Saunders et al. (2008, p.345)
2.2.3.2 UITVOERING In deze paragraaf bespreken we de uitvoering van de enquête. Dit is opgesplitst in ‘enquête’ en ‘opvolging’. Bij de uitvoering van de enquête wordt de aandacht gevestigd op de inhoud, vorm, verwoording, volgorde en eindredactie (volgens de kwaliteitscontrole van De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.144)). De opvolging behandelt de inleidende mail, begeleidende brief (in enquête), bedankingsbrief (in enquête), herinneringsmail en bedankingsmail. Al de documenten die worden aangehaald, bevinden zich ook in de bijlagen en bevatten telkens een bespreking. We refereren hiernaar waar nodig. Dit deel breit een rode draad doorheen de uitvoering van de enquête terwijl in de bijlagen meer specifieke informatie is te vinden. A. ENQUÊTE De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.144) stelden een checklist op om de kwaliteit van een vragenlijst te controleren. Ze delen hun controle in vijf grote delen in met kritische vragen en mogelijkheden. Uiteraard is deze analyse afhankelijk van elke vraag die in de enquête wordt gesteld. De algemene structuur en gedachtegang van de vragenlijst geven we alvast in dit onderdeel mee. A.1 INHOUD
“Wie zijn onze respondenten?” en “Wat willen we te weten komen?” zijn twee vragen die belangrijk zijn bij het opstellen van een e-mailenquête. Het antwoord op de eerste vraag is duidelijk: we ondervragen festivalorganisatoren van al de Muziekfestivals in Vlaanderen. De informele diepte-interviews gaven een beeld weer van hoe deze personen werken en hoe ze het best worden aangesproken en gecontacteerd. Wat duidelijk is, is de wispelturigheid waarmee ze met onderzoeken omgaan. Sommigen vinden het vragen van cijfers niet vertrouwelijk en anderen weer wel. Het is daarom bijzonder moeilijk een scheidingslijn te trekken die Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
77
voor iedereen geldt. Dit heeft te maken met de persoonlijkheid van de festivalorganisator, maar nog meer met de werkmethode van de organisatie. In de enquête vragen we daarom alleen maar procentuele gegevens en geen absolute cijfers. Enkel proberen we in één vraag het artiestenbudget van de meest recente editie na te gaan. Van hieruit kunnen andere gegevens – die procentueel worden opgevraagd – absoluut worden gemaakt. Het is de vraag of de respondenten hierop zullen antwoorden en vooral: is het gegeven cijfer wel betrouwbaar? Naast het afschermen van cijfermateriaal dienen we ook rekening te houden met de agenda’s van de organisatoren. Aangezien festivals gedurende het hele jaar worden georganiseerd, is het moeilijk om hét perfecte moment te zoeken voor het versturen van een enquête. Enkele organisatoren zullen daarom ook afhaken omdat het onderzoek zich te dicht in de periode van het festival bevindt. Toch is de gekozen periode (eind maart) goed gekozen omdat we mogen veronderstellen dat de meeste festivals in de zomermaanden plaatsvinden. Daarnaast is het ook zo dat veel organisaties – zo vermoeden we althans – rond eind maart hun organisatie terug hebben opgestart, waardoor ze meer openstaan voor onderzoeken over muziekfestivals. Het antwoord op de tweede vraag – Wat willen we te weten komen? – is vanzelfsprekend. We willen vooreerst nagaan hoe de festivalorganisatoren hun festival organiseren op basis van hun organisatiestructuur en werking. Daarnaast maken we de eventuele clusters meer ‘voelbaar’ met de realiteit door het profiel van het festival na te gaan, zodat iedereen zich, met andere woorden, een beter beeld kan vormen van de clusters. De extern waarneembare en interne factoren vormen hiertoe de basis. Verder wordt er rekening gehouden met de beschikbaarheid van informatie. Aangezien we op zoek zijn naar irrationaliteiten (cfr. supra) bevragen we ook de details. Door steeds te refereren naar de meest recente editie, wordt de tijdspanne sterk ingekort, waardoor informatie beter valt te herinneren (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.148) en er dus een geringere geheugeninspanning moet gebeuren (2006, p.162). Het verleden wordt in de enquête enkel bevraagd met betrekking tot de eerste editie van het festival. De informatie hierover wordt vaak nog goed onthouden, juist omdat het de eerste editie is van het festival. Het voordeel van een e-mailsurvey met de enquête als attachment, is dat, hoewel dit niet de bedoeling is, de respondent het bestand kan opslaan om bepaalde informatie op te zoeken. Ook kan de enquête worden doorgestuurd naar iemand uit de organisatie met meer kennis over de gestelde vragen. Het hoeft namelijk niet zo te zijn dat de hoofdorganisator van alles op de hoogte is. A.2 VORM
Het bestuderen van de enquête kan mogelijk vragen doen rijzen over de lengte ervan. De gestelde vragen hebben echter een bepaald doel of een verklaring. Door de opgestelde lijst van interne en externe factoren kan de relevantie duidelijk worden afgetoetst. Er zijn aanwijzingen dat langere vragenlijsten de non-respons doen stijgen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.144), al zijn er manieren om hierop in te spelen. Hierin spelen de lay-out en de vorm van de vragen een rol. De vragen zijn gesloten vragen en meerkeuze- en schaalvragen. Slechts heel beperkt zijn er open vragen. Die zijn ingebouwd om spontane associaties te bevragen of antwoorden op eerdere vragen te controleren. 78
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
De gesloten vragen en meerkeuze- en schaalvragen zijn gemakkelijk en snel in te vullen door de respondent. Vooraf nagaan wat de mogelijke antwoordmogelijkheden kunnen zijn – door het af te toetsen met twee externe personen (het zogenaamde pilootonderzoek) – zorgt ervoor dat het gebruik van de antwoordmogelijkheid ‘andere’ zo goed als overbodig is. De antwoordmogelijkheden zijn daarom ook zowel exhaustief (volledig) als mutueel exclusief (het ene mag het andere niet overlappen) (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.156). Daarnaast is de gekozen vorm van de vragen essentieel voor de verwerking van de gegevens. Voor de clusteranalsye zijn binaire en continue attributen nodig (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.312). De binaire attributen gaan na of iets afwezig of aanwezig is en kunnen daardoor enkel de waarde 0 en 1 aannemen. Interessanter voor deze Masterproef zijn veelal de continue attributen die verschillende waarden kunnen aannemen. Echter is dit voor zowel de respondenten als de onderzoekers niet gemakkelijk te interpreteren en te verwerken. Het is daarom beter de continue meetschaal in categorieën op te delen. Schaalvragen bieden hiervoor de beste oplossing. Dit maakt het mogelijk om gegevens uit één enquête met elkaar te vergelijken en vooral ook om het vergelijken tussen verschillende festivals mogelijk te maken. Deze manier van vragen stellen maakt het voor de respondent ook eenvoudiger. Na enkele vragen is men de wijze van antwoorden gewoon en verloopt het invulproces vlotter. Door de eindwaarden op het continuüm af en toe te veranderen, wordt routine in de antwoorden uitgesloten. De vorm en de lay-out van de enquête maken het daarom aantrekkelijk voor de respondent om het invullen van de enquête verder te zetten. In de clusteranalyse moeten er drie fouten worden vermeden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.312). Allereerst moeten alle relevante variabelen worden opgenomen in de enquête. Anders kunnen belangrijke dimensies ontbreken waardoor de clusteranalyse suboptimaal is. De beschrijving uit de vorige twee onderdelen geeft aan dat het onderzoek zodanig is gevoerd dat al de relevante variabelen aanwezig zijn. Aansluitend bij de eerste fout, moet ook het opnemen van te veel variabelen, of te veel irrelevante variabelen, worden vermeden. De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.313) maken hierin een onderscheid tussen dominante en slapende attributen. Het zijn de dominante attributen die verschillen tussen clusters maken. De slapende attributen hebben weinig invloed (zeker voor het onderzoek) en kunnen daarom ook best worden weggelaten. Ook hier bieden de verantwoording en relevantie van de interne en externe factoren een controlemiddel. De attributen moeten bovendien ook evenwichtig verdeeld zijn over onderliggende dimensies, gemeten via die attributen. Bepaalde dimensies kunnen dan bijvoorbeeld meer gewicht krijgen en meer doorwegen voor de ene cluster dan voor de andere cluster. Daarom dat het beter is dat de dimensies een bijna gelijke verdeling krijgen in het aantal attributen. Toch zijn er – zeker bij het gebruik van continue attributen – twee hulpmiddelen om deze fout te corrigeren. Het factoranalyseren van de attributen zorgt voor een aantal van elkaar onafhankelijke factoren die een lineaire combinatie zijn van de oorspronkelijke schalen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.313). Attributen waar de respondenten op eenzelfde manier reageren, worden dan samengenomen in één factor. Indien deze factoren een eenduidige betekenis hebben, kunnen ze gebruikt worden voor het clusteren. Daarnaast kan men ook een gemiddelde score nemen van de attributen per dimensie. Deze scores kunnen dan dienen als invoer van de clusteranalyse. Aangezien de enquête is Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
79
opgesteld door middel van de verschillende dimensies, valt af te leiden hoeveel attributen er per dimensie heersen. De enquête (zie Bijlage 1) geeft een duidelijke en vrij evenwichtige verdeling aan. Toch zal er in de clusteranalyse aandacht worden geschonken aan deze mogelijke fout om de analyse zo optimaal te kunnen uitvoeren. A.3 VERWOORDING
“De onderzoeker kan enkel verwachten valide informatie te verzamelen als elke respondent de vraag op dezelfde manier begrijpt.” (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.158). De verwoording van en het taalgebruik bij de vragen is daarom erg belangrijk. Zo worden in de enquête vragen met dubbele negaties vermeden om de respondent niet in de war te brengen bij de interpretatie van de vragen. Eveneens worden te lange vragen vermeden. Toch is het echter niet altijd gemakkelijk om dit te voorkomen omdat een lange vraagstelling bij bepaalde dimensies of attributen niet valt uit te sluiten. Het is dan vaak aan te raden de vraag zelf wat langer te maken, maar duidelijk te maken, bijvoorbeeld door een voorbeeld, wat er in het antwoord wordt verwacht. Door de vragenlijst met twee externen uit de festivalwereld te overlopen (pilootstudie) worden niet enkel de antwoordmogelijkheden gecontroleerd, maar ook de taal. De respondent moet namelijk elk woord begrijpen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.159). Aangezien dit in relatie staat met de doelgroep, zijn deze externen personen die al jaren ervaring hebben in het organiseren van festivals en het communiceren met andere festivalorganisatoren. In de enquête worden veel schaalvragen gesteld (zie Bijlage 1). Het centrale tendenseffect (central tendency effect) kan ervoor zorgen dat het middelste antwoord als het meest normaal of wenselijk wordt beschouwd. Hierdoor ontstaat er een leidende vraagstelling waardoor het antwoord op de vraag in de vraag zelf al wordt gesuggereerd. Om dit te vermijden, kan de schaal worden ‘uitgerekt’ of zeer extreem worden gedefinieerd (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.161). Daarom dat de keuze van de schaal tussen zes of zeven antwoordmogelijkheden zal liggen. Zes bij vragen waar wij als onderzoeker echt een duidelijke afweging wensen te weten bij de respondent of als we weten dat bij bepaalde vragen het neutrale antwoord heel vaak zal worden aangeduid. Zeven mogelijkheden worden ingebouwd als we – door de pilootstudie – er van mogen uitgaan dat de neutrale optie weinig zal worden aangevinkt. A.4 VOLGORDE
De enquête (zie Bijlage 1) is opgebouwd uit vijf delen. Het eerste deel gaat over ‘u en uw festival’ en verifieert welke persoon de enquête invult, van welk festival hij/zij is en welke positie de respondent inneemt in de organisatie van het festival. Deze gegevens zijn vooral bedoeld om de opvolgadministratie van het onderzoek bij te houden. Hierbij wordt duidelijk vermeld dat deze gegevens niet in verband worden gebracht met andere antwoorden die ze geven. Zo garanderen we de anonimiteit die erg belangrijk is voor de respondenten. Het tweede deel behandelt ‘uw festival’. Door het gebruik van ‘u’ trachten we het onderzoek persoonlijker te maken en de aandacht te vestigen op het festival dat men organiseert. Men praat namelijk graag over zijn/haar evenement en het succes ervan (cfr. supra). Dit verklaart waarom het eerste en tweede deel van het onderzoek – bewust – vooraan in de enquête werd geplaatst (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.163). Het zijn ook geen ‘moeilijke’ of indringende vragen, 80
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
waardoor geleidelijk aan en met behulp van buffervragen naar gevoeligere informatie over de organisatiestructuur en werking kan worden gepolst (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.153). De interne factoren (cfr. supra) worden in het derde en vierde deel van de enquête verwerkt. Door elk deel in te leiden met de bedoeling ervan, kan de respondent zich beter inleven in de situatie. Op basis hiervan wordt het referentiekader van de onderzoekers en de respondenten naar elkaar toegebracht om zo meer betrouwbare en valide informatie te verkrijgen. Dat we het doel meedelen aan de respondent doet de kans op sociaal wenselijke antwoorden trouwens niet stijgen. De vragen zijn namelijk van die aard en inhoud dat het enkel de huidige organisatiestructuur en werking bevraagt en dat we niet de indruk wekken ‘goede’ en ‘slechte’ antwoorden te hebben. De inleidende mail en begeleidende brief focussen daarom op het doel een indeling te maken op basis van de organisatiestructuur en werking en niet op de efficiëntie en effectiviteit van de festivalorganisatie. In Deel III en IV komen de meer bedreigende vragen aan bod. De respondent heeft in de vorige delen informatie over zijn/haar festival gegeven waardoor het als een soort inleiding dient voor de specifiekere en gedetailleerde vragen. Door expliciete termen (zeker in titels) af te zwakken tot minder bedreigende woorden, zal de respondent de verschillende vragen anders aanvoelen. Zo is er de titel ‘Middelen’. Hieronder vallen vragen over sponsorbudgetten en inkomsten en uitgaven. Een heikel thema voor de respondenten. Toch komt de term ‘Middelen’ veel minder bedreigend over dan bijvoorbeeld ‘Budget’ of ‘Geldzaken’. Een mogelijk probleem kan optreden in Deel III, waar na verschillende vragen dezelfde structuur van antwoordcategorieën terugkomt. Het gaat hier dan over de verschillende taken/functies die op een festival kunnen voorkomen en waarvoor in afzonderlijke vragen wordt nagegaan hoeveel belang men bijvoorbeeld aan elke taak/functie hecht of hoeveel tijd men er aan besteedt. Omdat het een altijd terugkerende vorm is, kan dit op een bepaald ogenblik vervelend gaan werken bij de respondent. Toch zorgt deze manier ervoor dat de respondent een routine aanlegt in dit soort vragen – waardoor men sneller en eenvoudiger kan antwoorden – en is er vooral een voordeel voor de verwerking achteraf. Hier treedt het nadeel op van het gebruik van een e-mailsurvey omdat de taken/functies die men niet heeft elke keer terugkomen. Een websurvey zou hierbij handiger zijn: hier kunnen namelijk de vragen en antwoordmogelijkheden gestuurd worden op basis van eerdere antwoorden. Een andere mogelijkheid om deze lange opsomming van taken/functies te vermijden – en het de respondent dus wat aangenamer te maken – is het groeperen van deze taken/functies. Dit kan er echter toe leiden dat informatie verloren gaat die wel eens belangrijk zou kunnen zijn bij het indelen van de muziekfestivals naar organisatiestructuur en werking. Zo zou men bijvoorbeeld opbouw en afbraak samen kunnen nemen. Toch stellen we vast uit eigen ervaring en de interviews dat veel aandacht wordt geschonken aan de opbouw, maar niet aan de afbraak. Het laatste deel omvat enkele extra vragen die op de actualiteit inspelen. De financiële crisis, bijvoorbeeld, lijkt voor sommige festivals een probleem te vormen (“Gentse Feesten”, 2009). Toch zouden sponsors in deze tijden extra moeten investeren in (festival)promotie om juist nu hun standvastigheid en sterkte te profileren (“Ook Zomerfestivals”, 2009). Deze vragen werden bewust samengebundeld en achteraan in de enquête gevoegd. Hierdoor blijft de structuur en inhoud gehandhaafd ‘in’ de enquête en zijn de extra vragen ‘uit’ de enquête zeer interessant in de huidige omstandigheden, maar vormt het geen probleem als men hier niet op zou antwoorden. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
81
A.5 EINDREDACTIE
Naast het inhoudelijke aspect, is de vormgeving een belangrijk element bij het opstellen van een vragenlijst. De huidige digitale mogelijkheden kunnen de vragenlijst zo ontwerpen dat het veel aangenamer is voor zowel respondent als onderzoeker. Bij een websurvey (cfr. supra) zijn meer mogelijkheden beschikbaar om de lay-out aan te passen en vragen te stellen naargelang de respondent. Ook kunnen verschillende besturingssystemen ervoor zorgen dat de vragenlijst in een e-mailsurvey niet overkomt zoals het zou moeten. Toch kunnen we het voordeel van een webenquête – dat de lay-out niet wijzigt – ook bekomen in een e-mailenquête. Namelijk wanneer we van al de tekst figuren maken en deze invoegen in het MS Word-document21. Aangezien er een lange vragenlijst volgt, is dit in deze studie geen optie, want dat zou het bestand te groot maken om nog probleemloos te kunnen versturen. Een andere mogelijkheid is het kiezen van universele lettertypes die door elk besturingssysteem hetzelfde wordt herkend. Uiteraard kunnen logo’s en kop- of voetteksten wel in een figuur worden gegoten om het geheel aantrekkelijker te maken. Het invullen van de vragenlijst mag voor de respondenten geen vermoeiende en moeilijke opdracht zijn. Om een zo eenduidig mogelijke manier van invullen te introduceren, worden in de enquête alleen maar kaders aangebracht op plaatsen waar de respondenten iets moeten antwoorden. In elke omkadering is niets weergegeven. Enkel bij de antwoordcategorie die overeenkomt met het antwoord van de respondent moet een ‘x’ worden geplaatst. Op deze manier valt voor de onderzoekers ondubbelzinnig af te leiden wat het antwoord van de respondent is. De enquête bevat veel pagina’s. Dit komt omdat al de vragen zeer ‘ruim’ zijn geformuleerd op basis van de vormgeving. Sommige pagina’s tellen bijvoorbeeld maar één vraag. Op deze manier kunnen we verzekeren dat elke vraag over dezelfde lay-out beschikt, waardoor de respondent niet wordt afgeleid (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.166). Daarnaast wordt elk onderdeel van de vragenlijst op een nieuwe pagina begonnen. De respondenten worden op deze manier gestructureerd geleid doorheen de enquête. Slechts om op bepaalde nuances de aandacht te vestigen, worden woorden en zinnen onderlijnd, vet gemaakt of schuin gedrukt afhankelijk van de situatie en de bedoeling (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.166). Iets schuin drukken heeft bijvoorbeeld niet zo een grote impact om de aandacht te trekken, wel om de aandacht te vestigen op het gebruik van een bepaald woord. De eindredactie van een e-mailenquête houdt ook de keuze in van de versturingsbron. We bedoelen hiermee het e-mailadres van waaruit we de respondenten gaan mailen. Om het gehele onderzoek een professionele indruk te geven van bij het ontvangen van de mail maken we een nieuw e-mailadres aan:
[email protected]. Dit geeft ook de indruk dat er een bestaande organisatie – Muziekfestivals in Vlaanderen – achter de mail zit, waardoor de festivalorganisatoren sneller de mail zullen openen. Voor de onderzoekers biedt dit de mogelijkheid om de administratie van opvolging veel beter te organiseren. Gmail biedt bijvoorbeeld ook de opties om elke
21
Het Word-document wordt in versie 2003 opgeslaan, omdat dit meer voorkomend is dan de versie van 2007. Hierdoor kan elke respondent de enquête openen en invullen. 82
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
binnengekomen mail te labelen en te archiveren. Zo kunnen onder meer vragen van organisatoren snel worden teruggevonden. Een laatste aspect bij de eindredactie is het editten en coderen van de vragenlijst. Het editeren houdt het “… nakijken van de ingevulde vragenlijsten in om onduidelijkheden en ongerijmdheden op het spoor te komen, en […] te verwijderen.” (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.168). Zo wordt van de ingevulde vragenlijsten een pdf-document gemaakt om mogelijke slordigheden te vermijden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als bij het invoeren van de gegevens in SPSS plots een kruisje herplaatst wordt in het oorspronkelijke document. Dit is niet meer mogelijk na een omschakeling naar pdf. Hierdoor is het ook niet mogelijk voor onderzoekers om antwoorden of onduidelijkheden zelf te wijzigen in de vragenlijst. Het coderen van de vragen uit de enquête zorgt ervoor dat de ingeving van de resultaten en de verwerking gemakkelijker verloopt (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.168). Dit boek bevat een rode draad tijdens het ingeven van de resultaten. De antwoordmogelijkheden op een meerkeuzevraag krijgen daardoor elk een apart cijfer. De antwoorden op open vragen moeten door de onderzoeker zelf worden geclassificeerd. Om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat bij het ingeven van elke enquête elke antwoordmogelijkheid hetzelfde cijfer krijgt als dezelfde vraag in een andere enquête, biedt het codeboek een betrouwbare bron. Aangezien de antwoorden van de respondenten door een persoon moeten worden ingegeven in SPSS, kunnen invoerfouten voorkomen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.169). Dit is een nadeel van een e-mailsurvey met de vragenlijst als bijlage. Toch kunnen via beschrijvende statistieken de meeste fouten worden geëlimineerd door op de ‘out of range’ te focussen (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.169). De codering en editering van de vragenlijst zijn in dit onderzoek door de auteur van deze Masterproef uitgevoerd. De Pelsmacker en Van Kenhove (2006, p.169) stellen namelijk dat dit zo gebeurt om “… maximale consistentie in het editerings- en coderingswerk te garanderen.”.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
83
B. OPVOLGING Het vorige onderdeel ging nader in op de totstandkoming van de vragenlijst. Naast de ontwikkeling hiervan is er ook nog de communicatie die gebeurt naar de respondenten toe. In dit deel focussen we op deze problematiek en verklaren we de manier waarop de respondenten werden benaderd en ook op de opvolgingsprocedure die werd opgemaakt in het kader van dit onderzoek. B.1 AANVRAAG TOT MEDEWERKING
“Festivalorganisatoren zijn eigenlijk rare wezens” (S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009). Ze reageren daarom ook vaak anders dan anderen. Een eerste contact is dan ook cruciaal in het triggeren van de organisatoren om mee te doen aan het onderzoek. Saunders et al. (2008, p.379) raden voor het versturen van online vragenlijsten aan om per e-mail op voorhand contact op te nemen met de ontvangers. Hierdoor kan het onderzoek worden aangekondigd. Een bijkomend voordeel is dat e-mailadressen al voor een eerste maal kunnen worden nagekeken op mogelijke fouten. Dit is ongetwijfeld een goede tactiek, maar in het kader van dit onderzoek en de gekregen tijdsspanne, is een dergelijke actie niet aangeraden. Verder het is ook zo dat festivalorganisatoren sowieso al niet openstaan om mee te doen aan onderzoeken. Ze organiseren vaak op vrijwillige basis en hebben al werk genoeg met het klaarstomen van hun festival. Een voorafgaand contact is dan ook overbodig en in dit geval zelfs niet wenselijk. Het mag namelijk niet op ‘spam’ gaan lijken. Het eerste contact wordt dan ook gelegd bij het versturen van de vragenlijst. Daarbij kiezen we voor een inleidende mail (zie Bijlage 222) en de enquête als attachment (zie Bijlage 1, 3 en 4). De inleidende mail moet los worden gezien van de begeleidende brief23. In de mail wordt heel kort aangegeven waar het onderzoek over gaat en wat het voordeel is bij het invullen van de enquête. Het is vooral een aanzet om de vragenlijst te openen. In het begin van deze vragenlijst zit er een begeleidende brief. Hierdoor zit in één document al de nodige informatie en moet men niet altijd terugkeren naar de ontvangen mail. Het versturen van de vragenlijst gebeurt best op vrijdagnamiddag of zondagavond. Saunders et al. (2008, p.379) geven namelijk aan dat het versturen van online vragenlijsten in bedrijven best niet op vrijdag of dagen rond officiële feestdagen gebeuren. Aangezien festivalorganisatoren quasi allemaal vrijwilligers zijn (cfr. infra), moet de redenering dus worden omgedraaid. Organisatoren die bijvoorbeeld vrijdagnamiddag op het werk privé-mails mogen lezen, zullen dan vlugger geneigd zijn deze ook in te vullen. Ofwel zien ze de binnengekomen mail en vullen ze die in het weekend in. Zondagavond een mail aankrijgen, stimuleert het invullen van de enquête op maandagmorgen. Het versturen van de mail in het weekend of in de werkweek doet de mail hoogstwaarschijnlijk verloren gaan in de dagdagelijkse werkactiviteit, tenzij eventueel op woensdagmiddag. Twee punten worden in al de communicatie benadrukt: het voordeel en de anonimiteit. De festivalorganisatoren moeten overtuigd zijn van het nut van de enquête. Daarom dat er op gewezen wordt dat dit het eerste grootschalige onderzoek is bij al de Muziekfestivals in Vlaanderen. De 22 23
Het document in bijlage geeft ook een verantwoording van de methodologie weer. Zie Bijlage met daarin ook een verantwoording van de methodologie. 84
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
psychologische druk tot deelname stijgt hierdoor, alhoewel sommigen het net aan anderen zullen overlaten “omdat het toch naar iedereen wordt gestuurd”. In de herinneringsmail vestigen we daarom ook de aandacht op de belangrijkheid van ieders deelname in de diversiteit in het onderzoek. Iedereen moet namelijk worden bereikt om net de verschillen tussen alle ‘soorten’ festivals te onderzoeken. Serge Platel (23 maart 2009) gaf in het interview duidelijk aan dat cijfers vragen ‘not-done’ is en dat de anonimiteit moet worden verzekerd. Zowel in de inleidende mail als de begeleidende brief wordt daarom ook duidelijk gewezen op gewaarborgde anonimiteit. De persoonlijke gegevens die worden opgevraagd in Deel I van de enquête gaan enkel over het festival zelf en in de omschrijving van het onderdeel wordt aangegeven dat elke link tussen deze antwoorden en de rest van de enquête wordt verbroken. Uiteraard voeren we dit ook uit. Daarom dat in deze Masterproef geen festivalnamen worden gebruikt in het kader van de gegevensanalyse. Dit vormt trouwens geen probleem, aangezien Deel II van de enquête een profiel schetst van het festival. Indien groepering mogelijk is, kan op basis daarvan een idee worden gevormd van mogelijke festivalnamen in elke groep. B.2 OPVOLGING
Een enquête versturen naar meer dan driehonderd respondenten vereist een degelijke opvolgingsmodule. We moeten op elk moment kunnen nagaan naar welk festival wanneer gemaild werd, wie wanneer geantwoord heeft en wat eventuele opmerkingen zijn. Aangezien rekensommen nodig zijn om de kwantiteit te controleren, is MS Excel het aan te raden computerprogramma. Van hieruit kunnen ook opvolgingsstatistieken, zoals bijvoorbeeld grafieken, worden aangemaakt. Niet onbelangrijk is de kopieerfunctie van Excel waarmee e-mailadressen snel kunnen worden versleept naar het BCC-vak voor het versturen van mails. Onderstaande figuur geeft een impressie van het aangemaakte systeem. Door het gebruik van kleuren kan heel snel een beeld worden gevormd over de stand van zaken. Aan de hand van het aantal toegekende ‘1’-en kan worden geteld. Verschillende tabbladen zorgen ervoor dat informatie opgesplitst kan worden. Zo is er bijvoorbeeld een tabblad ‘binnengekomen enquêtes’ waarin de gegevens staan van al de enquêtes die ingevuld worden teruggezonden: naam van het festival, emailadres van de verstuurder en datum van aankomst. De lijst van deze e-mailadressen is nodig voor het versturen van de resultaten naar de respondenten.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
85
Figuur 16: opvolgingsmodule24 (eigen ontwikkeling) – beperkte weergave
B.3 BEDANKING
Elke respondent die een ingevulde enquête terugmailt, krijgt een bedankingsmail (zie Bijlage 6). Hierdoor krijgt de respondent een ‘dankuwel’ en de zekerheid dat de enquête goed werd ontvangen. Het begin van de mail wordt (informeel) gepersonaliseerd zodat een opening wordt gecreëerd om reacties en opmerkingen uit te lokken bij de respondent. B.4 HERINNERING
Uiteraard kan niet van iedereen verwacht worden dadelijk te reageren op de eerste mail. Een drukke periode, een vergetelheid, geen overtuiging tot deelname,… het zijn allemaal mogelijke redenen waardoor een reactie uitblijft. Daarom is een herinneringsmail noodzakelijk. Saunders et al. (2008, p.379) raden voor online vragenlijsten twee follow-ups aan en eventueel een derde “…als de tijd het toelaat of als je een laag responspercentage hebt”. Het versturen van herinneringsmails wordt vaak al gedaan vóór de einddatum van indiening. Volgens ons komt dit eerder negatief over doordat er altijd een lichte dwang in een herinneringsmail schuilt. Daarom dat de herinneringsmail pas wordt verzonden bij de aangegeven einddatum die in de eerste mail werd aangegeven. Door verschillende vragen en reacties werd de aandacht en uitwerking van enkele punten in de herinneringsmail gewijzigd. Meer nadruk kwam te liggen op de anonimiteit, de beschikbaarheid van de resultaten, de doelgroep van het onderzoek, het nut en de einddatum van indiening. In de bijlagen (zie Bijlage 5) zit de herinneringsmail met een bespreking ervan.
24
De nummering, de naam en het e-mailadres wordt niet weergegeven. 86
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
2.3
BESLUIT
‘Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking’ is de titel van deze Masterproef. Om dit na te gaan is naast de database uit het eerste hoofdstuk een weloverwogen wetenschappelijk onderzoek nodig. Dit tweede hoofdstuk gaf vorm aan het methodologisch kader waarin het onderzoek wordt gevoerd. Via een literatuurstudie werd een lijst van extern waarneembare factoren opgemaakt. Het zijn factoren die een profiel kunnen schetsen van de Muziekfestivals in Vlaanderen zoals iedereen het kan waarnemen. Vanuit deze basis gingen we over tot het afleiden van interne factoren. Dit zijn de factoren die de organisatiestructuur en werking van een festival typeren. De overgang tussen de externe naar de interne factoren werd gerealiseerd door informele diepte-interviews met drie personen uit de festivalwereld. Zij bezitten brede, diepe en relevante ervaring waardoor een beeld wordt geschetst dat overeenkomt met de huidige stand van zaken. De diepte-interviews worden via een topicgids voorbereid en er worden drie technieken in elk interview verwerkt: probing, projectieve technieken (derde persoonstechniek, vrije associatie, woordassociatie en opbouw van herinneringen) en securisering. Op basis van het onderzoek, stellen we de volgende zeven extern waarneembare factoren vast: publiek, muziek/artiesten, leeftijd/aantal edities, aanwezigheid thema of boodschap, ticketbeleid, locatie/infrastructuur en kenmerken/type. Elke factor bevat specificaties. Daaropvolgend zijn er zeven factoren die de organisatiestructuur beschrijven en zeven die de werking van de muziekfestivals omarmen. Voor organisatiestructuur zijn dit kernorganisatie, supervisie, werkgroepen, beslissingen, tijdsbesteding, het belang en taakverdeling. De werking is onderverdeeld in medewerkers (tijdens het festival), middelen, artiesten, relaties, timing, draaiboek en evaluatie. Uiteraard bevat ook hier elke factor zijn specificaties. Om na te gaan hoe de Muziekfestivals in Vlaanderen gestructureerd zijn en hoe ze werken, is een uitgebreid onderzoek nodig. Een e-mailsurvey is hierbij de beste methode, onder andere omdat (bijna) al de festivals over een e-mailadres beschikken en ze dus individueel snel te bereiken zijn via dit medium. De enquête zelf is opgebouwd uit drie grote elementen. In het eerste deel worden de extern waarneembare factoren bevraagd, daarna de interne factoren. Als uitsmijter worden in een laatste onderdeel heel kort enkele extra vragen gesteld. Dit hoofdstuk gaf na de redenering van dit stappenplan antwoorden op methodologische vragen. Het verantwoordde de gebruikte methoden en technieken om een sterk onderzoek te kunnen voeren. In het volgende hoofdstuk bespreken we de informatie uit de e-mailsurvey om tot een antwoord op de onderzoeksvraag te komen. Het is hierbij de bedoeling om de muziekfestivals te clusteren volgens de interne factoren en indien dat mogelijk is deze clusters te groeperen (volgens de extern waarneembare factoren) om ze meer ‘tastbaar’ te maken.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
87
HOOFDSTUK 3. RESULTAAT ONDERZOEK
TE VERWACHTEN
Hoofdstuk 1 gaf een situering en definiëring van het onderzoeksobject ‘Muziekfestivals in Vlaanderen’. Daarna werd het onderzoekskader geschetst met daarin de totstandkoming van de e-mailsurvey. Al de festivalorganisatoren uit onze database ontvingen deze enquête. In het laatste deel van deze Masterproef worden de gegevens uit de e-mailsurvey geanalyseerd. Uiteraard wordt gestart met een bespreking van de respons. Via de extern waarneembare factoren gaan we na wie (festivalorganisator en festival) deelnam aan het onderzoek. Om de anonimiteit te bewaren worden, zoals afgesproken, hierbij geen namen genoemd. Na dit inleidende gedeelte staat de clusteranalyse op het programma. Hierin wordt nagegaan of een eventuele clustering van de gegevens (op basis van de interne factoren) mogelijk is en zo ja, wat het resultaat daar dan van is. Indien er clusters bestaan, worden deze ook gegroepeerd. Dit wil zeggen dat we via de extern waarneembare factoren aftoetsen ‘wie’ er in de clusters zit. Zo worden de clusters meer ‘tastbaar’, omdat men zich er iets bij kan voorstellen.
3.1
RESPONS
Op 27 maart en 20 april 2009 werden 319 enquêtes (zie Bijlage 1) verstuurd naar al de contactadressen van de Muziekfestivals in Vlaanderen (cfr. supra). Dit betekent dat de hele populatie de mogelijkheid kreeg een enquête in te vullen. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal verstuurde mails en de daarbijhorende respons. Al de gegevens zijn uitgetekend per dag. De lichte lijn geeft de binnengekomen enquêtes weer en de donkere lijn het gecumuleerde aantal ontvangen enquêtes. Deze weergave wordt aangeraden door Saunders (2008, p.381).
Grafiek 3: binnengekomen enquêtes – per dag en cumulatief
De grafiek geeft aan dat de enquête op twee momenten werd verzonden. Op het eerste tijdstip werden 272 enquêtes verzonden, op een tweede verstuurmoment waren dat er 47. De reden hiervoor is dat de ontwikkelde database nog niet volledig was nagekeken en aangevuld op 27 maart. In de inleidende mail en begeleidende brief (zie Bijlage 2 en 3) worden de respondenten aangespoord om tegen 10 april hun ingevulde enquête terug te sturen. Het is daarom dat op deze datum de herinneringsmail wordt verzonden. De keuze om dit niet vroeger te doen was bewust, voornamelijk om de organisatoren niet te overladen met mails. Na het versturen van deze herinneringsmail werd nog één festival – dat pas toen operationeel was – toegevoegd aan de database. Bovenstaande grafiek toont duidelijk aan dat de respons op dagen na het verzenden van mails hoger is. Dit effect vertroebelt na enkele dagen. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
93
De drie volgende tabellen geven een schematisch cijferoverzicht van respectievelijk de berekening van de totale populatie, het aantal herinneringsmails en de totale bereikbare populatie. De eerste tabel (Tabel 6) geeft aan dat de totale populatie 319 muziekfestivals bevat. Totale populatie (voor) Verstuurde enquêtes Deel I Verstuurde enquêtes Deel II Festival dat niet meer bestaat* Festival bijgekomen (extra)** Totale populatie (na)
319 272 47 1 1
319
319
Tabel 8: berekening totale populatie * Recentelijk stopte een festival haar activiteiten, waardoor ze niet meer tot de
populatie behoorde. De enquête werd vóór deze bekendmaking verzonden. ** Eerder werd het ‘extra’ festival al aangehaald.
Tabel 7 geeft de berekening van het aantal herinneringsmails aan. Uiteraard moeten we hier corrigeren met de ontoereikende e-mailadressen en het aantal respondenten dat al reageerde. Aantal verzonden enquêtes Ontoereikend e-mailadres* Aantal gereageerd** Aantal herinneringen
319 - 43 - 23 253
Tabel 9: berekening aantal herinneringsmails * De beschikbare en up-to-date e-mailgegevens van de muziekfestivals zijn soms ontoereikend. Na deze vaststelling wordt getracht toereikende e-mailadressen op te sporen om de enquête hier naar te verzenden. Toch is dit niet altijd mogelijk. Het zijn deze laatste e-mailadressen die als volledig ontoereikend worden beschouwd. ** Dit zijn de binnengekomen enquêtes op het verzendingsmoment van de herinneringsmail.
Om na te gaan hoeveel de totale bereikbare populatie is, moeten de muziekfestivals met een ontoereikend e-mailadres worden afgetrokken van de totale populatie. Als we dan verder bekijken hoe deze totale bereikbare populatie is opgebouwd, zien we dat 41 muziekfestivals reageerden op de enquête. Totale populatie Ontoereikend e-mailadres
319 - 42*
Totale bereikbare populatie** populatie Aantal niet gereageerd Aantal gereageerd
277 236 41
Tabel 10: berekening totale bereikbare populatie * Aangezien er één festival is weggevallen doordat het sinds kort niet meer bestaat, is het aantal ontoereikende e-mailadressen ook met één verminderd (van 43 naar 42). ** Dit is het aantal Muziekfestivals in Vlaanderen dat via een e-mail kan bereikt worden. De responsgraad van 12,85% wordt op basis van de totale bereikbare populatie gecorrigeerd tot 14,8%. 94
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Ten opzichte van de 319 muziekfestivals, betekenen de 41 binnengekomen enquêtes een responspercentage van 12,85%. Een clusteranalyse uitvoeren heeft daarom weinig zin omdat we met grote waarschijnlijkheid kunnen verwachten dat er volledige clusters niet vertegenwoordigd zullen zijn. Aangezien de ganse populatie werd ondervraagd op basis van vrijwillige respons, en niet volgens een enkelvoudig aselect staal, is er daarenboven een kans op vertekende beelden omdat het staal niet representatief is voor de ganse populatie. Toch zou het kunnen zijn dat de steekproef representatief is voor sommige variabelen. We kunnen dit bijvoorbeeld nagaan voor de provincie waarin de festivallocatie is gevestigd. De onderstaande tabel geeft de indeling van de muziekfestivals weer volgens de populatie (cfr. supra) en volgens de binnengekomen enquêtes. Hieruit blijkt een vrij evenwichtige verdeling met Limburg als koploper (11). Als we deze gegevens met elkaar vergelijken, kunnen we nagaan of de steekproef representatief is voor Vlaanderen voor wat de provincie van de festivallocatie betreft.
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen
TOTAAL:
populatie Absoluut Relatief 91 29,64% 49 15,96% 51 16,61% 44 14,33% 72 23,45%
307*
100%
binnengekomen enquêtes Absoluut Relatief 9 22% 11 26,8% 9 22% 5 12,2% 7 17,1%
41
100%
Tabel 11: absolute en relatieve frequentie binnengekomen enquêtes volgens provincie festivallocatie * afwijking van 319 aangezien sommige festivals in verschillende provincies plaatsvinden
Om de representativiteit te controleren, voeren we de Chi2-test uit via SPSS. Deze test kijkt de verschillen na tussen de geobserveerde en verwachte frequenties om te besluiten of deze verschillen klein genoeg zijn om representatief te zijn. De nulhypothese (H0) luidt: wat de provincies waar de festivallocaties zich situeren betreft, is het staal representatief. De Chi2-test geeft een significantie aan van .249, wat er op wijst dat we de nulhypothese niet verwerpen. De binnengekomen enquêtes zijn daarom representatief voor al de Muziekfestivals in Vlaanderen met betrekking tot de provincie van de festivallocatie. De output in SPSS geeft ook aan dat het aantal waarnemingen voldoende is voor het uitvoeren van deze test: er zijn geen cellen met een verwachte frequentie onder vijf (0% < 20%) en de minimum verwachte frequentie is in al de cellen meer dan één. De ambitie om de muziekfestivals in te delen naar organisatiestructuur en werking moeten we op basis van het lage responspercentage en de daarbijhorende vrijwillige respons bijstellen. In wat volgt zullen we ons alleen maar focussen op een beschrijvende analyse. We trachten hierbij inzichten te ontrafelen die enigszins relevant zijn en die discriminerend werken voor het maken van een indeling naar organisatiestructuur en werking. Belangrijk hierbij is dat we geen resultaten kunnen veralgemenen. Dit wil zeggen dat al de uitspraken die worden gedaan op basis van het onderzoek geldig zijn voor de deelnemende respondenten (41) en niet voor al de Muziekfestivals in Vlaanderen (319). Verbanden die we leggen tussen verschillende variabelen kunnen niet worden getoetst aangezien statistische toetsen nodig zijn om hypothesen te Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
95
toetsen. Deze hypothesen worden opgesteld om na te gaan of resultaten van de steekproef veralgemeend kunnen worden. Verder moeten we er ook op wijzen dat percentages de resultaten relatief weergeven al kan dit soms gaan om (zeer) lage absolute aantallen. In wat volgt gaan we gestructureerd de resultaten van het onderzoek na. Vooreerst schetsen we een beeld van de festivals en respondenten die deelnamen aan het onderzoek. Het daaropvolgende onderdeel analyseert de organisatiestructuur en werking. Doordat we de onderwerpen telkens nummeren en onderlijnen, kan snel een beeld worden gevormd van datgene dat werd geanalyseerd.
3.1.1
FESTIVAL & RESPONDENTEN
1. De 41 binnengekomen enquêtes werden ingevuld door evenveel unieke respondenten. Elk festival vond plaats in een andere Vlaamse gemeente. gemeente Toch zijn er acht festivals die zich verspreiden over drie gemeenten: drie in Genk, twee in Tessenderlo en de laatste drie in Oostende. geslacht 2. Het grootste deel (80%) van de respondenten was van het mannelijk geslacht. 3. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 36 jaar met een spreiding tussen 20 en 53 jaar. De leeftijd die het vaakst voorkomt, is 30 jaar. 4. Het hoogst behaalde diploma was bij 33,3% van de respondenten ‘Bachelor (hogeschool)’, gevolgd door ‘secundair onderwijs’ (28,2%). Master via een hogeschool en universiteit maken respectievelijk 23,1% en 15,4% uit. 5. 56,1% van de respondenten is hoofdorganisator, 36,6% is lid van het organisatieteam en 7,3% van hen is medewerker met een verantwoordelijke functie. functie stadsfestival. festival 6. Elf respondenten (26,8%) omschrijven hun festival als stadsfestival 7. De doelregio van het festival is voor 11,8% van de respondenten ‘internationaal’ alsook ‘één provincie’, voor 17,6% ‘België’, voor 23,5% ‘enkele provincies’ en voor 20,6 % een ‘regio’. ‘Vlaanderen’ en ‘lokaal’ scoren het minst met 5,9% en 8,8%. muziekgenre vertegenwoordigen, komen bij onze respondenten 8. Festivals die één submuziekgenre niet voor. De meeste festivals bieden meer dan één muziekgenre aan (65,8%). 26,3% van de festivals bieden ‘één muziekgenre’ aan, terwijl 7,3% van de muziekfestivals als antwoord ‘meer dan één submuziekgenre’ aanduidt. Als we kijken hoe de verdeling is per provincie, bekomen we onderstaande grafiek. Daarin valt duidelijk op dat festivals die in Limburg plaatsvinden veel vaker meer dan één muziekgenre aanbieden. Antwerpen is de koploper in het aanbieden van één muziekgenre.
96
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
9
8 8
7
6 6
5 5
4
4
4
3 3
2
2
2
1
1
1
1
1
0
0
0
0
Antwerpen
Limburg één muziekgenre
Vlaams-Brabant
meer dan één muziekgenre
Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
meer dan één submuziekgenre
Grafiek 4: aanwezigheid muziekgenres in line-up respondenten
9. Als we nagaan welke muziekgenres25 aan bod komen op het festival, zien we dat ‘rock&pop’ (29) het meest voorkomende genre is, gevolgd door ‘dance’ (17). ‘Jazz’ (6) en ‘klassieke, oude en hafabra-muziek’ (3) komen het minst voor. De andere muziekgenres situeren zich tussenin.
29 17 12
10
10
11
10
12
muziek &
Klassieke
muziek
Nederlandstalige
Wereldmuziek
Hiphop / R&B
Metal
Punk
Rock&Pop
Dance
3 Folk
Jazz
6
muziek, 'oude'
10
Blues
35 30 25 20 15 10 5 0
Grafiek 5: aanwezigheid muziekgenres in line-up respondenten
10. Heel wat deelnemende festivals blijken meerdere muziekgenres aan te bieden. Interessant om weten is welke muziekgenres samen voorkomen. voorkomen Als we veronderstellen dat het staal representatief is qua muziekgenre, kunnen we nagaan of er verbanden zijn tussen bepaalde genres. Met andere woorden: bij welke muziekgenres is er een verband met andere genres. Aangezien we hiervoor twee-maal-twee tabellen opstellen (muziekgenre a vergelijken met muziekgenre b) en het altijd over kleine aantallen gaat, is de Fisher’s exact test een beter alternatief voor de Chi2-test (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, p.221). 25
Een festival kan meerdere muziekgenres hebben in de line-up.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
97
De onderstaande tabellen geven die muziekgenres weer waartussen een significant verband is. H0 bij de Fisher’s exact test is dat de muziekgenres onafhankelijk zijn van elkaar. De alternatieve hypothese (Ha) is dat er een positief verband heerst tussen de aangehaalde muziekgenres. We merken op dat we met 99% betrouwbaarheid de nulhypothese kunnen verwerpen bij de volgende combinaties van muziekgenres: blues en folk, blues en metal, folk en wereldmuziek, punk en metal en wereldmuziek en hip-hop en R&B. Het meest opvallende positieve verband stellen we vast bij blues en metal aangezien deze muziekstijlen niet dicht bij elkaar aanleunen.
Blues
Folk
Ja Neen Totaal
Ja Neen Totaal
Folk Ja 8 2 10
Neen 2 26 28
Totaal 10 28 38
Blues
Metal Ja Neen 6 4 4 24 10 28
Ja Neen Totaal
p-waarde: .0000366
p-waarde: .0099637
Wereldmuziek Ja Neen 6 4 4 24 10 28
Metal Ja Neen 8 4 2 24 10 28
Totaal 10 28 38
Punk
Ja Neen Totaal
p-waarde: .0099637
Wereld muziek
Ja Neen Totaal
Totaal 10 28 38
Totaal 12 26 38
p-waarde: .0003525 HipHip -hop en R&B Ja Neen Totaal 8 2 10 3 25 28 11 27 38 p-waarde: .0001257
Tabel 12: verbanden tussen muziekgenres
11. Door de festivals in te delen naar de provincie van hun festivallocatie, kunnen we de diversiteit aan muziekgenres nagaan in deze provincies. Onderstaande grafiek geeft daarbij een overzicht. Wat opvalt, is dat bepaalde provincies een bijzondere samenstelling hebben wat betreft het aanbod in muziekgenres. Folkmuziek komt bijvoorbeeld niet voor in Antwerpen, terwijl ‘klassieke, oude en hafabramuziek’ niet in Oost- en West-Vlaanderen voorkomt. In de provincie Limburg komen al de muziekgenres voor. Vlaams-Brabant en Antwerpen bieden onderdak aan het minst aantal muziekgenres, namelijk negen. 98
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
De verschillen in staafgrootte tussen de provincies hebben te maken met zowel het aantal muziekfestivals in elke provincie alsook het al dan niet aanbieden van één of meerdere (sub)muziekgenres. 45 40
Klassieke muziek, 'oude' muziek & HAFABRA-muziek Nederlandstalige muziek
35
Wereldmuziek
30
Hiphop / R&B M etal
25
Punk
20 Rock&Pop
15
Dance
Blues
Oost-
Limburg
West-
0 Vlaanderen
Jazz
Vlaanderen
5
Vlaams-Brabant
Folk
Antwerpen
10
Grafiek 6: relatie tussen provincie festivallocatie en muziekgenre(s)
line-up van de deelgenomen muziekfestivals uit 12. Gemiddeld genomen bestaat de lineonderstaande verdeling. Opvallend is dat de line-up voor de helft uit nationaal bekende artiesten bestaat en 24% uit internationaal gekende artiesten. Regionale en lokale artiesten vormen de minderheid.
regionaal 13%
lokaal 12% internationaal 24%
internationaal nationaal regionaal lokaal
nationaal 51%
Grafiek 7: gemiddelde verdeling naar bekendheid artiesten (procentueel)
13. Hetzelfde verhaal komt voor bij het aandeel van muziek en andere acts in de programmering van het festival. 94% van de line-up bestaat uit muziek en de overige 6% uit andere acts. Omdat er geen informatie beschikbaar is over de voorgaande decennia, kunnen we uit deze verdeling niet afleiden of er een verandering heeft plaatsgevonden. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
99
Ook stellen we vast dat ‘muziek’ minimaal 40% uitmaakt van de line-up van elk muziekfestival. Dit zou echter op basis van de begripsomschrijving van Muziekfestivals in Vlaanderen (cfr. supra) willen zeggen dat er geen sprake is van een muziekfestival. Bij nader onderzoek is het festival met 40% ‘muziek’ in de line-up een muziekfestival dat een onderdeel is van een groter evenement. 14. Een opmerkelijke vaststelling deden we op basis van de indeling van de muziekgenres naar de bekendheid van de geprogrammeerde artiesten. artiesten Onderstaande grafiek geeft alvast de cijfers weer.
19
12
6 13 45
55
49
20
14
11
22
10 10
5 50
50
lokaal
67
48
regionaal 34
45
37 12
Hiphop / R&B
48
5 8
nationaal internationaal
Nederlandstalige muziek Klassieke muziek, 'oude'
14
23
Wereldmuziek
16
20
Metal
22
15
Punk
33
53
14
Rock&Pop
25
12 11
Dance
44
Jazz
51
14 9
Folk
11 12
Blues
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Grafiek 8: indeling muziekgenres naar bekendheid geprogrammeerde artiesten (procentueel)
Op de x-as van de grafiek stellen we de elf muziekgenres voor als kolommen. Elke kolom bevat enkele kleuren die overeenstemmen met de bekendheid van de geprogrammeerde artiesten (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). Hierdoor gaan we na hoe deze laatsten zich verhouden tot elkaar bij elk muziekgenre. In de muziekfestivals die het muziekgenre ‘blues’ aanbieden ziet een gemiddelde line-up er als volgt uit: 25% internationaal bekende artiesten, 51% nationaal, 12% regionaal en 11% lokaal. We merken op dat de nationaal gekende artiesten bij elk muziekgenre rond de 50% schommelt. Enkel bij festivals die ‘Nederlandstalige muziek’ aanbieden zien we een verhoging tot bijna 70%. Internationaal bekende artiesten komen vooral voor bij festivals die (ook) ‘jazz’ (33%), ‘hiphop/R&B’ (34%), ‘wereldmuziek’ (37%) of ‘klassieke, oude & hafabra-muziek’ (45%) programmeren. Bij deze laatste muziekfestivals staan er trouwens geen lokaal bekende artiesten op het programma. Bij ‘metal’ en ‘punk’ geïnspireerde festivals komen de lokale artiesten vaker aan bod (ongeveer 20%). Buiten de nationaal bekende artiesten zijn bij ‘Rock&Pop’ en ‘Nederlandstalige muziek’ de andere drie mogelijke categorieën van bekende artiesten het meest gelijk verdeeld.
100
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
15. Indien we de antwoorden nagaan aangaande de aanwezigheid van een boodschap of thema, thema is er een verhouding van 40% ja en 60% neen. 16. De festivals uit het onderzoek hebben een gemiddelde leeftijd van 14 jaar. Toch is er een grote spreiding: de minimumleeftijd is uiteraard 1 jaar, maar de maximumleeftijd loopt op tot 56 jaar. Dit laatste is slechts uitzonderlijk, wat af te leiden valt uit de mediaan (12) en de modus (6). De onderstaande boxplot geeft een overzicht van deze cijfers. De linkse verticale lijn geeft het minimum aan van de festivalleeftijd (1). De dikkere lijn in de groene kader geeft de mediaan aan (12) en de rechtse verticale lijn de grootste niet-uitschieter (33). Het eerste en derde kwartiel (de groene box) hebben respectievelijk de waarden 6 en 20. De maximumwaarde is 56 jaar.
Grafiek 9: boxplot leeftijd festival
17. Als het aantal festivaldagen wordt onderzocht, zien we dat de eerste editie gemiddeld 1,7 dagen telt en de recentste editie 2,7 dagen. Het opmerkelijkst is het verschil in het aantal festivaldagen dat maximaal voorkomt: 7 dagen in de eerste editie van een festival en 18 in de recentste editie van een festival. Dit komt doordat sommige festivals hun festival spreiden doorheen een bepaalde periode met (afgescheiden) tussenperioden, bijvoorbeeld elke dinsdag gedurende de zomermaanden of verschillende dagen gedurende een jaar. Onderstaande boxplotten geven meer inzicht in de cijfers.
Grafiek 10: boxplot aantal festivaldagen eerste en recentste editie
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
101
We stellen trouwens vast dat van de 41 festivals er bij 25 festivals26 het aantal festivaldagen is veranderd gedurende hun bestaan. 23 van hen verhoogden het aantal dagen en twee deden het aantal festivaldagen dalen. Uiteraard bekijken we twee momentopnamen, waardoor fluctuaties gedurende deze momenten nog sterk kunnen verschillen. 18. 65,85% van de ondervraagde respondenten geeft aan dat de festivallocatie van hun festival overwegend tot heel landelijk gelegen is. De overige respondenten duiden overwegend tot heel stedelijk aan. Het indoor27 versus outdoor28 gehalte bij de festivals is respectievelijk 29,27% en 60,98%. De overige vier respondenten hebben een neutrale29 mening bij deze opdeling. Opvallend is wel dat 46,3% van de respondenten aangeeftdat hun festival volledig outdoor is. Deze indeling kan worden toegepast op het tijdelijk of permanent karakter van de festivalinfrastructuur. 70,73% van de respondenten geeft aan dat hun festivalinfrastructuur overwegend tot volledig tijdelijk is. 12,2% gaf ‘neutraal30’ aan en 17,07% overwegend tot volledig permanent. Bijna de helft duidt ‘volledig tijdelijk’ aan. Als we nagaan of er een onderliggende samenhang is tussen deze drie variabelen, stellen we vast dat het stedelijke of landelijke karakter geen uitgesproken verschil meebrengt in de twee andere variabelen (indoor versus outdoor en tijdelijk versus permanent). Toch heeft 78,6% van de stedelijke festivals een tijdelijke infrastructuur, tegenover 66,7% van de landelijke festivallocaties. Wellicht komt dit doordat evenementenhallen vaak overwegend landelijk gelegen zijn (L. Cox, persoonlijke communicatie, 16 maart 2009). Indien het festival indoor plaatsvindt, is de infrastructuur in vijf van de twaalf gevallen tijdelijk (41,7%). Dit percentage is 92% als het festival outdoor is. Door deze vergelijking om te draaien, stellen we vast dat als een festival een tijdelijke infrastructuur heeft, het in 79,3% van de gevallen om een outdoor festival gaat. Bij een permanente infrastructuur is het festival in 57,1% indoor. festivalbezoeke r heeft bij onze respondenten een leeftijd tussen 14 en 19. De gemiddelde festivalbezoeker 50 jaar. De leeftijdsgrenzen die het vaakst voorkomen zijn 15 en 30 jaar. 20. De wagen blijkt overduidelijk het meest gebruikte vervoersmiddel om de festivalsite te bereiken. ‘Autobus’ is geen antwoordmogelijkheid in de enquête, maar werd door een festival als ‘andere’ opgegeven. De festivalbezoekers van dat festival hadden een gemiddelde leeftijd van 6 tot 14 jaar.
26
Dit is een gecorrigeerd cijfer: alleen de festivals waar zowel het aantal dagen tijdens de eerste editie als van de recentste editie gegeven zijn, worden opgenomen in deze berekening. 27 In de enquête wordt deze vraag op een schaal van 7 antwoordmogelijkheden gevraagd. Aangezien de individuele resultaten weinig relevant zijn, worden ze gegroepeerd in drie onderdelen: indoor, outdoor en neutraal. Deze manier van indelen komt in het vervolg van dit onderzoek nog vaker aan bod. 28 Tenten worden beschouwd als outdoor. 29 Als het festival voor de helft indoor en voor de andere helft een outdoor is. 30 Als de infrastructuur voor ongeveer de helft een tijdelijk en de andere helft een permanent karakter heeft. 102
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
14
13
12 10 8 6 4 2 0
2
2
Fiets
Te voet
3
1 0 Andere
Autobus
Openbaar vervoer
Wagen
Grafiek 11: vervoersmanier publiek naar festivallocatie
meermaals 21. 40 muziekfestivals vinden eenmaal per jaar plaats, één festival meermaals. 22. Door na te gaan wat de evolutie31 is in het aantal bezoekers, medewerkers en artiesten32, kunnen we de volgende vaststellingen doen bij de respondenten. Evolutie in het aantal bezoekers: bezoekers De resultaten tonen aan dat het bezoekersaantal bij elk33 muziekfestival veranderde doorheen de edities. Van de 36 muziekfestivals zagen er 33 hun bezoekersaantal stijgen. Het bezoekersaantal loopt sterk uiteen: van 35 bezoekers tot wel 60 000 bezoekers op een eerste editie. Diezelfde festivals konden tijdens hun meest recente editie rekenen op respectievelijk 400 en 120 000 festivalbezoekers. De algemene trend in het stijgend aantal bezoekers valt ook af te lezen in de gemiddelden. De eerste editie is gemiddeld goed voor 5058 bezoekers. De meest recente editie kan volgens de gemiddelden rekenen op 21 175 bezoekers, een toename met maar liefst 418,64%. Door uitschieters worden deze gemiddelden beïnvloed. De mediaan geeft daarom een correcter beeld. Thans, door de mediaan te vergelijken, stellen we vast dat er een stijging is van 1107,14% (van 700 naar 7750). Als we deze gegevens weergeven in een grafiek, bekomen we het onderstaande. De festivals werden (oplopend) geordend op basis van het aantal bezoekers in hun eerste editie. We stellen vast dat er drie festivals deelnamen aan de enquête met in hun recentste editie meer dan 100 000 bezoekers en acht festivals tussen 20 000 en 40 000 bezoekers Daarnaast werden de aantallen bezoekers tijdens de meest recente editie bijgevoegd. Het verloop van de lichte en donkere staven maakt duidelijk dat het bezoekersaantal tijdens een eerste editie geen parameter is om de toekomstige groei te garanderen. Hiervoor zouden de donkere staven een gelijk verloop moeten vertonen met de lichtere staven. 31
Bij deze berekeningen houden we alleen rekening met die festivals waarvan zowel de gegevens van de eerste als recentste editie beschikbaar zijn. Hierdoor gaat bijvoorbeeld een festival verloren met tijdens de recentste editie 135 000 bezoekers. 32 Het totaal aantal artiesten slaat op het aantal bands of acts en niet op het aantal ‘personen’. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
103
120000
100000
80000
60000
40000
20000
0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
aantal bezoekers tijdens eerste editie
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
aantal bezoekers tijdens recentste editie
Grafiek 12: evolutie in bezoekersaantallen
Als we dezelfde oefening uitvoeren bij het aantal medewerkers en artiesten, kunnen we dezelfde conclusies trekken. Alleen de aantallen verschillen. Evolutie in aantal medewerkers: medewerkers Gemiddeld zijn er tijdens de eerste editie 52 medewerkers, met een bereik van 6 tot 250. Tijdens de recentste editie veranderen deze aantallen in respectievelijk 265, en 20 tot 2000. De standaardafwijking tijdens de recentste editie is meer dan zeven maal hoger. Evolutie in aantal artiesten: artiesten Als er tijdens de eerste editie minimum twee artiesten zijn, stijgt dit met één artiest tijdens de recentste editie. Deze lichte verhoging is ook waar te nemen bij het maximum aantal artiesten (van 100 naar 107). Gemiddeld 13 artiesten werden geprogrammeerd tijdens de eerste editie en 29 artiesten tijdens de recentste. Interessanter voor dit onderzoek is om de groeipercentages in het aantal bezoekers en medewerkers te berekenen en deze te vergelijken. Door deze te berekenen, zien we in welke mate de aantallen stijgen of dalen. Het minimum groeipercentage bij het aantal bezoekers is -50%, wat voorkomt bij één festival en bij het aantal medewerkers -28,57%. Het maximum groeipercentage is 18 233,33% bij de bezoekers en 5 900% bij de medewerkers. De mediaan varieert van 400% bij het aantal bezoekers tot 233,33% bij het aantal medewerkers. 33
Deze uitspraak is niet van toepassing op één festival, omdat dit festival nog maar een eerste keer werd georganiseerd. 104
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
37
23. Gratis inkom is terug te vinden bij 24,4% van de festivals, terwijl de bezoekers bij 61% van de festivals moeten betalen voor de entree. Wel zijn sommige onderdelen of festivaldagen in 14,6% van de gevallen gratis. Festivalbezoekers kunnen bij 88,6% van de festivals tickets in voorverkoop kopen. Kortingen zijn daarentegen maar in de helft van de gevallen mogelijk. In 82,9% van de gevallen krijgen de bezoekers ook een bewijs van betaling. Slechts bij één festival moet men terug inkom betalen na het verlaten van de festivalsite.
3.1.2
BESLUIT
De ambities van deze Masterproef worden bijgesteld. We zoeken onder de interne factoren die factoren die een werkelijk discriminerend karakter hebben onder de festivals op basis van de organisatiestructuur en werking. Deze factoren vormen de ideale basis voor vervolgonderzoeken. Aangezien we enkel beschrijvende analyses kunnen uitvoeren, werd in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de festivals en respondenten (Deel I en II van de enquête) die deelnamen aan het onderzoek. In het volgende deel nemen we Deel III en IV onder de loep. We stellen vast dat onze gegevens representatief zijn voor de provincie waar de festivallocatie zich bevindt. De muziekfestivals uit de provincie Limburg bieden veel vaker meer dan één muziekgenre aan. Daarentegen is Antwerpen de koploper in het aanbieden van één muziekgenre. De muziekfestivals die deelnamen, programmeerden vooral ‘rock&pop’-muziek, gevolgd door ‘dance’. ‘Jazz’ en ‘Klassieke, oude en hafabramuziek’ komen het minst voor in Vlaanderen. Als we veronderstellen dat het staal representatief is op basis van het muziekgenre, stellen we vast dat er een positief verband is tussen ‘blues’ en ‘folk’, ‘blues’ en ‘metal’, ‘folk’ en ‘wereldmuziek’, ‘punk’ en ‘metal’ en tussen ‘wereldmuziek’ en ‘hip-hop en R&B’. Het aanbod van muziekgenres door muziekfestivals verschilt per provincie. Zo komt folkmuziek niet voor in Antwerpen en ‘klassieke, oude en hafabramuziek’ niet in Oost- en West-Vlaanderen. In de provincie Limburg komen al de muziekgenres voor, terwijl in Vlaams-Brabant en Antwerpen het minst aantal muziekgenres voorkomen. Als een festival indoor plaatsvindt, maakt 41,7% van die festivals gebruik van tijdelijke infrastructuur. Indien een festival outdoor plaatsvindt, stijgt dit percentage tot 92%. Het aantal bezoekers tijdens de eerste editie van het festival is geen parameter om toekomstige groei te garanderen. We merken trouwens op dat er hoge groeipercentages zijn tussen de eerste en recentste editie van het festival op basis van het aantal bezoekers en medewerkers. De mediaan in deze groeipercentages is bij de festivalbezoekers 400% en bij de medewerkers 233,33%. Verder valt op dat er hoge extreme groeipercentages kunnen voorkomen.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
105
3.2
ORGANISATIESTRUCTUUR EN WERKING
Eerst en vooral analyseren we de algemene tendensen op vlak van organisatiestructuur en werking om af te sluiten met verbanden die tussen de resultaten kunnen worden gelegd. In dit laatste deel zoeken we naar mogelijke discriminerende factoren die voor een indeling naar organisatiestructuur en werking kunnen worden gebruikt.
3.2.1
ALGEMEEN
We bouwen dit deel op aan de hand van de samenvattende lijsten uit vorig hoofdstuk. Deze indeling werd ook gebruikt in de enquête zodat al de gegevens gestructureerd kunnen worden geanalyseerd en gepresenteerd. In dit algemene gedeelte houden we hetzelfde stramien aan om puntsgewijs de resultaten weer te geven. A. ORGANISATIESTRUCTUUR A.1 KERNORGANISATIE
1.
Gemiddeld bestaat de kernorganisatie34 van de muziekfestivals uit het onderzoek uit elf leden. leden Drie ervan zijn van het vrouwelijke geslacht en acht van het mannelijke. De indeling die het vaakst voorkomt, is een kernorganisatie van zes personen (twee vrouwen, vier mannen). Wat opvalt, is dat elke kernorganisatie mannen bevat, terwijl dat niet het geval is voor vrouwen. Een kernorganisatie bestaat minimum uit twee personen en maximum uit 42.
2.
Als we de gemiddelde leeftijd van de kerngroepleden bestuderen, zien we in een bereik van 20 tot 45 jaar een gemiddelde van 33 jaar. De mediaan is 32 en de modus 35.
3.
73,20% van de respondenten geeft aan dat hun organisatie als vzw is gestructureerd gestructureerd. uctureerd Het vermoeden van Serge Platel dat “… volgens [hem] al de festivals … als vzw gestructureerd [zijn] …” (S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009) moet dan ook worden genuanceerd. We zien namelijk dat er ook vennootschappen (4,90%) en feitelijke verenigingen (7,30%) voorkomen. Verder zijn sommige festivalorganisaties een onderdeel van een vereniging of organisatie (2,40%) en staan 12,20% onder de hoede van een overheid35 (provincie, gemeente, stad).
34
De kernorganisatie is dat orgaan dat een actieve rol speelt in de voorbereiding en werking van het festival. Een eventuele ondergeschiktheid aan een andere organisatie speelt hierbij geen rol. 35 Deze antwoordmogelijkheid komt niet voor in de enquête, maar werd door die organisaties bij ‘andere’ genoteerd. 106
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
2,40% 4,90%
73,20%
vennootschap
vzw
feitelijke vereniging
7,30%
onderdeel van vereniging of organisatie
12,20%
overheid
Grafiek 13: juridische structuur organisatie (procentueel)
4.
Als we navragen of het festival dat men organiseert het enige (of belangrijkste) doel is van de organisatie, antwoordt 60% (oftewel 25 organisaties) bevestigend. De juridische structuur van het festival lijkt een invloed te hebben op deze resultaten. Alle vennootschappen hebben naast het organiseren van het festival nog andere doelen. Bij een vzw is dit maar zo voor 72,4%.
5.
10 van de 41 festivals organiseren met hun organisatie alleen maar het festival (zie onderstaande grafiek). Daarnaast zijn er ook organisaties die naast het organiseren van een festival, ook nog andere activiteiten op poten zetten. Het aandeel van deze ‘andere activiteiten’ verschilt: een groot aantal (26) geeft aan dat de bijkomende activiteiten slechts een beperkte tijdsrol innemen in het volledige takenpakket. 30
26 25 20 15
10 10
4
5
1 0 een van de vele
een van de
enkel festival, geen
overwegend festival,
activiteiten en neemt
activiteiten, maar
andere activiteiten
ook nog kleinere
weinig tijd in beslag
gelijk verdeeld
activiteiten
Grafiek 14: aandeel ‘organiseren festival’ in het totale activiteitenpakket
Van de 25 organisaties die het organiseren van het festival als enige doel hebben, concentreren er zich negen ook alleen maar op het festival. De overige zestien houden zich daarnaast ook bezig met nevenactiviteiten. Van de organisaties die beweren naast het festival nog andere doelen na te streven, is er slechts één organisatie op vijftien die uiteindelijk enkel het festival zelf organiseert. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
107
6.
De relatie tussen de leden van de kernorganisatie is grotendeels vriendschappelijk (65,9%). 14,6% heeft een neutrale houding, maar er is toch 19,5% die een overwegend tot zuiver professionele relatie hebben. We merken op dat als men gestructureerd is als vzw er in 76,67% van de gevallen een vriendschappelijke relatie heerst. Bij een feitelijke vereniging stijgt dit percentage tot 100%. Indien de organisatie een vennootschap is of een onderdeel uitmaakt van een vereniging of organisatie, is er in 100% van de gevallen een professionele relatie. Het al dan niet hebben van medewerkers in vast dienstverband of (deeltijds) vrijgestelden, lijkt geen uitgesproken invloed te hebben op de relatie onder de leden.
7.
Een adviserende rol hebben de ondervraagde organisatoren niet. In de helft van de gevallen hebben zij grotendeels een organiserende rol (46,9%) in hun kerngroep. Een coördinerende (31,2%) en sturende (21,9%) rol volgen hier respectievelijk op.
8.
Het organiseren en meewerken aan festivals is veelal aan vrijwilligers toebedeeld. Toch zijn er in 34,1% van de gevallen personen die in vast dienstverband werken voor de organisatie van het festival. Het gemiddeld aantal in voltijdse equivalenten is hierbij dan drie en de mediaan twee. Het bereik gaat van één tot tien voltijdse equivalenten, waarbij het laatste een festival betreft dat nog veel nevenactiviteiten organiseert onder dezelfde naam als het festival. 12,5% van de respondenten geeft aan dat er personen (deeltijds) worden vrijgesteld. vrijgesteld Het bereik hiervan gaat van 1 tot 2 met een mediaan en gemiddelde van 1,5. Als er personen in vast dienstverband werken, wil dit niet per definitie zeggen dat er ook medewerkers deeltijds worden vrijgesteld (en omgekeerd).
9.
28 organisaties (op 40) staan overwegend tot heel open voor nieuwe leden in de organisatie. De overige 30% staat daar eerder neutraal of gesloten tegenover. Toch zijn er geen organisaties die ‘heel gesloten’ zijn. We merken trouwens op dat van de zeven festivalorganisaties die overwegend tot heel gesloten zijn, er zes een bepaald profiel verwachten van nieuwe leden. Als men neutraal op deze vraag antwoordt, heeft men zelfs in 100% van de gevallen een profiel voor ogen voor nieuwe leden. Deze redenering gaat niet op voor ‘open’ organisaties. Daar moeten slechts in 60% van de gevallen de nieuwe leden een bepaald profiel hebben.
108
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
A.2 ‘SUPERVISIE’
‘supervisie’ Dit wil bijvoorbeeld zeggen 10. Tien van de 41 festivalorganisaties staan onder ‘supervisie’. dat een groep jongeren van de lokale scoutsbeweging een festival organiseert voor en in naam van deze vereniging. Als men als juridische structuur ‘overheid’ heeft, staat men altijd onder ‘supervisie’. Dit is uiteraard ook het geval als men een onderdeel is van een vereniging of organisatie.
11. We mogen niet extreem stellen dat onder ‘supervisie’ staan, wilt zeggen dat de leden uit de kernorganisatie (bijna) allemaal uit de ‘superviserende’ organisatie komen. We stellen namelijk een quasi gelijke (vijf tegen vier) verdeling vast waardoor er geen uitgesproken antwoord is. Deze redenering is eveneens geldig bij het al dan niet afhankelijk zijn van de ‘superviserende’ organisatie. 50% is namelijk overwegend tot volledig afhankelijk, de rest overwegend tot volledig onafhankelijk. A.3 TAAKVERDELING
12. Bijna elk lid van de kernorganisatie heeft een taak (97,6%). Toch worden de taken niet eenzijdig verdeeld. verdeeld In 61% van de gevallen werken de leden met een welomschreven/afgebakende taak. In 29,3% van de gevallen werkt men taakoverschrijdend36. 13. Als men een taak heeft, is 85,4% verantwoordelijk (overwegend tot volledig) en hebben de andere 14,6% weinig tot geen verantwoordelijkheid. verantwoordelijkheid Of men nu taakoverschrijdend werkt of met een welomschreven/afgebakende taak, heeft geen invloed op het al dan niet hebben van verantwoordelijkheid in het geval van de respondenten. 14. In de enquête worden 19 verschillende taken of functies opgelijst. Aan de hand hiervan worden verschillende aspecten in verband met de organisatiestructuur bevraagd. Door eerst na te gaan hoe de verdeling is van de taken of functies bij onze respondenten, krijgen we een inleidend beeld. We merken bij elke taak of functie een 100% aanwezigheid op. Toch zijn er enkele uitzonderingen. De taken ‘milieu(beleid)’ en ‘opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur’ zijn slechts aanwezig bij 79,5% van de organisaties. De taak/functie die het minste voorkomt is ‘camping’ (43,6%), gevolgd door ‘festivalmarkt’ (64,1%).
36
Iedereen houdt zich met ‘iets van alles’ bezig.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
109
A.4 WERKGROEPEN
15. Voor elke taak of functie bestaat er wel bij een of ander festival een werkgroep (tijdens de voorbereidingen van het festival). Toch merken we dat sommige taken of functies bij minder festivals via een werkgroep worden geregeld. Gemiddeld genomen zien we dat er per taak of functie zo’n 7 organisaties zeggen geen werkgroep te hebben voor de uitoefening van die taak of functie. Wat betreft ‘coördinatie/planning zeggen meer respondenten (10 van de 38) geen werkgroep te hebben. Verder blijken ook de voor de taken ‘secretariaat/administratie’ (11) en ‘financiën/sponsoring/subsidies’ (12) meer dan voor andere taken en functies geen werkgroep te bestaan.
16. Indien een organisatie voor een bepaalde taak of functie een werkgroep heeft, gingen we ook na hoe deze werkgroep dan is samengesteld: uit kernleden, uit externen/derden of eerder een neutrale houding (zowel uit kernleden als externen/derden). Onderstaande grafiek geeft een indicatie weer van deze samenstelling, procentueel uitgedrukt op basis van het aantal muziekfestivals. Bij ‘coördinatie/planning’ en ‘financiën/sponsoring/subsidies’ is er een radicale samenstelling: samenstelling ofwel bestaat de werkgroep alleen uit kernleden (96,8%) ofwel alleen uit externen/derden (3,2%). Toch is de optie ‘externen/derden’ verwaarloosbaar (in beide gevallen slechts één respondent). Zoals in een vorig punt werd aangehaald, is er voor de taak of functie ‘secretariaat/administratie’ vaak geen werkgroep. Als er dan toch een is, bestaat deze voornamelijk uit kernleden (93,1%). De taken of functies ‘artiesten’ en ‘vip/pers’ worden – als er een werkgroep is – in respectievelijk 90,6% en 93,8% van de gevallen bemand door kernleden. De werkgroep die bij de meeste festivals uit externen/derden bestaat, is ‘techniek’ (52,9%). Dit heeft vooral te maken met de specifieke kennis rond dit thema. Vaak wordt het licht & geluid georganiseerd door een professionele firma en zijn de andere technische activiteiten in het beheer van de festivalorganisatie en haar medewerkers. Het is bij zeer grote muziekfestivals dat ook deze technische activiteiten door professionele firma’s wordt waargenomen (L. Cox, persoonlijke communicatie, 16 maart 2009; P. de groote, persoonlijke communicatie, 17 maart 2009).
110
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
100%
80%
60%
40%
20%
kernleden
neutraal
externen/derden
Grafiek 15: procentuele verhouding samenstelling leden werkgroep volgens taak of functie
(indien taak of functie ondersteund door werkgroep) A.5 BESLISSINGEN
17. Een meer genuanceerd beeld wordt geschetst als we nagaan wie de eindbeslissingen neemt tijdens de voorbereidingen van het festival: de kerngroep, één persoon, of een combinatie. Onderstaande grafiek geeft alvast de procentuele verhoudingen weer. Per taak of functie wordt aangegeven hoe de verhoudingen liggen. Beslissingen over de ‘medewerkers’ en ‘opbouw’ en ‘afbraak’ van het festival worden in (ongeveer) 60% van de gevallen door de kerngroep genomen. Dit percentage verlaagt tot ongeveer 45% bij ‘coördinatie/planning’. Het tegenovergestelde stellen we vast bij ‘artiesten’, ‘vip/pers’ en ‘secretariaat/administratie’. Daar neemt respectievelijk voor 45%, 42,5% en 46,3% een beperkt aantal personen de eindbeslissing. Als ‘secretariaat/administratie’ bij het voorgaande meestal samen evolueerde als ‘coördinatie/planning’, is dit bij het nemen van de eindbeslissing niet het geval. Bij de taak of functie ‘camping’ is er geen uitgesproken indeling volgens de eindbeslissing: bij 35,3% van de muziekfestivals neemt zowel de kerngroep de eindbeslissing als een beperkt aantal personen. 29,4% duidt ‘neutraal’ aan (combinatie van de kerngroep en een beperkt aantal personen).
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
111
Camping
Financiën/sponsoring/subsidies
Festivalmarkt
festivallocatie
Inkleding/versiering
Drank
Catering
Afbraak
Opbouw
Opvang andersvaliden en
bijhorende infrastructuur
Milieu(beleid)
Promotie & PR
Veiligheid
Infrastructuur
Techniek
Secretariaat/administratie
Vip/pers
Artiesten
Medewerkers
Coördinatie/planning
0%
100%
80%
60%
40%
20%
kerngroep
neutraal
beperkt aantal personen
Grafiek 16: procentueel aandeel kerngroep, beperkt aantal personen, of combinatie in eindbeslissing taak of functie A.6 TIJDSBESTEDING
18. Tijdens de voorbereidingen van een festival krijgt elke taak of functie een bepaalde aandacht (in tijd gemeten). gemeten) Onderstaande grafiek geeft alvast een overzicht en geeft het procentuele aandeel weer van de tijdsbesteding per taak of functie. We merken op dat de antwoordmogelijkheid ‘neutraal’ veel meer op de voorgrond komt bij deze vraag. Aan ‘coördinatie/planning’ schenkt men veel aandacht. 73,7% van de respondenten schenkt hier ‘veel tijd’ aan. Dit percentage is ook geldig voor ‘promotie & PR’. Verder treden ‘artiesten’, ‘secretariaat/administratie’ en ‘financiën/sponsoring/subsidies’ hier ook weer op de voorgrond. Respectievelijk schenken 56,8%, 63,2% en 68,4% van de muziekfestivals hier ‘veel tijd’ aan. Aan de opvang van andersvaliden (en de bijhorende infrastructuur) schenkt geen enkel festival veel tijd. Het omgekeerde is waar voor ‘artiesten’. Aan deze taak of functie wordt nooit ‘weinig tijd’ geschonken. Veiligheid is de laatste jaren heel belangrijk geworden bij het organiseren van evenementen en festivals (Van Rillaer, 2002). Toch is het opvallend dat 37,8% van de respondenten aangeeft hier ‘weinig tijd’ aan te geven en 54,1% heeft een neutrale houding. Zoals eerder werd aangehaald, heeft dit geen verband met bijvoorbeeld het uitbesteden van deze taak of functie. Deze redenering gaat wel op bij ‘catering’: 86,8% van de muziekfestivals besteedt hier ‘weinig tijd’ of een combinatie van weinig en veel tijd aan. Ludo Cox en Serge Platel geven namelijk mee dat veel festivalorganisaties deze taak of functie gedeeltelijk of volledig uitbesteden aan een professionele organisatie (L. Cox, 112
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Camping
Financiën/sponsoring/subsidies
Festivalmarkt
festivallocatie
Inkleding/versiering
Drank
Catering
Afbraak
Opbouw
Opvang andersvaliden en
bijhorende infrastructuur
Milieu(beleid)
Promotie & PR
Veiligheid
Infrastructuur
Techniek
Secretariaat/administratie
Vip/pers
Artiesten
Medewerkers
Coördinatie/planning
0%
persoonlijke communicatie, 16 maart 2009; S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009). Toch is dit niet altijd het geval. Bij het Sfinks-festival wordt alles zelf gedaan aangaande catering (P. de groote, persoonlijke communicatie, 17 maart 2009). De koploper in ‘weinig tijd’ is ‘camping’ (81,2%). We moeten er wel op wijzen dat deze taak of functie in 56,4% van de gevallen niet aanwezig is in het takenpakket van de festivalorganisatie (cfr. supra). Dit wil zeggen dat als ‘camping’ toch als taak of functie in de organisatie bestaat, er weinig tijd aan wordt besteed. Deze redenering is ook geldig bij ‘festivalmarkt’ (cfr. supra). 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10%
weinig tijd
veel tijd
Grafiek 17: procentuele verdeling in tijdsbesteding volgens taak of functie A.7 HET BELANG
19. Een organisatie kan veel of weinig tijd steken in een bepaalde taak of functie (tijdens de voorbereidingen van het festival), toch betekent dit niet dat men per definitie een evenredig belang aan die taak of functie hecht. In de enquête peilden we dan ook naar deze factor. Om een algemeen beeld te geven, creëerden we onderstaande grafiek. Uit de cijfers valt dadelijk op dat er een algemene verschuiving is in het antwoordenpatroon. Men zou zelfs durven stellen dat aan al de taken en functies veel belang wordt gehecht. Toch zijn er hier en daar verschillen. De taken die het meest belang krijgen van de muziekfestivals zijn ‘coördinatie/planning’ (92,3%) en ‘promotie & PR’ en ‘financiën/sponsoring/subsidies’ (84,2%). Een neutrale houding – als er geen uitgesproken keuze is tussen veel of weinig belang – over het belang van taken en functies valt op bij ‘milieu(beleid)’, ‘opvang andersvaliden Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
113
Camping
Financiën/sponsoring/subsidies
Festivalmarkt
festivallocatie
Inkleding/versiering
Drank
Catering
Afbraak
Opbouw
Opvang andersvaliden en
neutraal
bijhorende infrastructuur
Milieu(beleid)
Promotie & PR
Veiligheid
Infrastructuur
Techniek
Secretariaat/administratie
Vip/pers
Artiesten
Medewerkers
Coördinatie/planning
0%
en bijhorende infrastructuur’, ‘catering’ en ‘drank’ (respectievelijk 55,9%, 48,5% en tweemaal 48,7%). Bij deze taken of functies antwoorden de andere festivals overwegend ‘veel belang’. Dit is niet het geval bij ‘festivalmarkt’. Naast de 57,1% van de muziekfestivals met een neutrale houding aangaande het belang, wordt de overige 42,9% gelijk verdeeld over de twee andere antwoordmogelijkheden. Het opmerkelijkste resultaat komt van de taak of functie ‘camping’. We stellen hier vast dat de muziekfestivals in drie gelijke groepen zijn te verdelen die elk een ander belang hechten aan deze taak of functie. 100%
80%
60%
40%
20%
veel belang
Grafiek 18: procentuele verdeling van het belang voor festivalorganisatie volgens taak of functie
20. Door na te gaan welke rangorde de festivalorganisaties geven aan de verschillende taken of functies, kunnen we nagaan welke de drie belangrijkste zijn. Onderstaande grafiek geeft voor elke plaats de indeling procentueel weer. De eerste plaats wordt door vier taken of functies ingenomen. De tweede door zes en de derde door tien. Er is dus een vrij eensgezinde mening over de eerste plaats in de rangorde van belangrijkheid. Coördinatie en planning steekt er met kop en schouders bovenuit. Dit is de taak of functie die door 39,3% van de respondenten op de eerste plaats wordt gezet. Het wordt gevolgd door de drie andere taken of functies die in de vorige besprekingen vaak aan bod kwamen: ‘artiesten’, ‘promotie & PR’ en ‘financiën/sponsoring/subsidies’. ‘Secretariaat/ administratie’ komt op geen enkele plaats voor. 114
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Camping
Festivalmarkt
festivallocatie
Inkleding/versiering
Drank
Catering
Afbraak
Opbouw
bijhorende infrastructuur
Opvang andersvaliden en
neutraal
Financiën/sponsoring/subsidies
weinig belang
Milieu(beleid)
Promotie & PR
Veiligheid
Infrastructuur
Techniek
Secretariaat/administratie
Vip/pers
Artiesten
Medewerkers
Coördinatie/planning
0%
De gemiddelde top drie verloopt als volgt: op de eerste plaats ‘coördinatie/planning’, vervolgens ‘artiesten’ en als laatste ‘promotie & PR’. 3,6 3,6 17,9
3,6 7,1 7,1
25 14,3
7,1 3,6 milieu(beleid)
10,7
14,3
veiligheid infrastructuur vip/pers
28,6 14,3
inkleding/versiering festivallocatie medewerkers financiën/sponsoring/subsidies promotie & PR
46,4
artiesten
21,4
coördinatie/planning
3,6
39,3
17,9 10,7 plaats 1
plaats 2
plaats 3
Grafiek 19: top drie taken of functies volgens belangrijkheid (procentueel per plaats)
B. WERKING B.1 MEDEWERKERS (tijdens het festival)
opgebouwd bekomen 21. Als we nagaan hoe het medewerkersbestand tijdens het festival is opgebouwd, we onderstaande figuur. De totale staaf geeft het volledige medewerkersbestand weer. Als we de gemiddelden nemen van elke mogelijkheid, krijgen we een indeling waarbij onbetaalde medewerkers die geen band hebben met een vereniging of bedrijf op het festival het grootste deel innemen. Onbetaalde medewerkers37 nemen in totaal 79,8% in. De kernorganisatie maakt volgens de respondenten minimaal één procent uit van het medewerkersbestand tijdens het festival. Dit is niet het geval voor de andere mogelijkheden.
37
Hiertoe behoren: niet-betaalde medewerkers zonder band met vereniging of bedrijf, kernorganisatie en medewerkers via onbetaalde verenigingen. We gaan er van uit dat de kernorganisatie ook onbetaald is tijdens het festival. Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
115
In onze gegevens merken we wel een grote spreiding op in de gegeven percentages. Het getoonde en besproken resultaat moet daarom worden genuanceerd, juist omdat er grote standaardafwijkingen zijn op de gemiddelden per antwoordmogelijkheid.
2,6%
6,0%
11,6%
16,9%
20,0%
42,9%
medewerkers via bedrijven betaalde medewerkers zonder band met vereniging of bedrijf medewerkers via betaalde verenigingen medewerkers via onbetaalde verenigingen kernorganisatie onbetaalde medewerkers zonder band met vereniging of bedrijf
Grafiek 20: procentuele indeling medewerkersbestand
22. De overgrote meerderheid van de respondenten geeft aan haar medewerkers overwegend tot volledig centraal38 te sturen (85,4%). 53,7% kiest zelfs voor een volledige centrale sturing. B.2 MIDDELEN
Sponsorbudgetten dgetten van de Muziekfestivals in Vlaanderen zijn de afgelopen maanden niet 23. Sponsorbu altijd onaangetast gebleven. Door de economische situatie hebben heel wat muziekfestivals hun sponsorinkomsten zien slinken (“Ook Zomerfestivals”, 2009; “CultuurInvest lanceert”, 2009). Als we het sponsorbeleid nagaan bij onze respondenten, merken we op dat sponsorinkomsten vooral van financiële aard zijn (32,5% duidt ‘grotendeels uitsluitend financieel’ aan en 47,5% ‘overwegend uitsluitend financieel’). Toch zijn er acht festivals die ‘overwegend uitsluitend materieel’ materieel aanvinken. Materiële steun komt dus wel voor, maar veelal in combinatie met financiële steun. 24. Het aantal sponsors varieert tussen 5 en 250. Het gemiddelde is 43 en het meest voorkomende aantal sponsors is 20, wat tevens de mediaan is. 25. Opvallend is dat de helft (47,5%) van de respondenten meerjarencontracten heeft met haar sponsors en de andere helft (52,5%) niet.
26. De inkomprijs van een festival kan een aardige inkomstenbron vormen. De berekening 38
Centraal: de organisatie staat in direct contact met al de medewerkers en stuurt deze ook. Decentraal: de organisatie stuurt andere verenigingen/groepen aan die verder alles regelen en organiseren rond de medewerkers. 116
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
van deze inkomprijs gebeurt vaak zowel op een rationele als ‘emotionele’39 manier (58,1%). 35,5% doet dit zelfs heel rationeel. Slechts in twee gevallen wordt de prijs op een ‘emotionele’ manier berekend. 27. Als we de inkomsten en uitgaven van de responderende muziekfestivals onder de loep nemen, merken we bij de inkomsten een zo goed als gelijke verdeling op. Catering- en drankinkomsten hebben wel de hoogste impact. Niet voor niets dat sommige festivals hun inkomprijs drukken via inkomsten van drank en catering (“Gentse Feesten”, 2009). Sponsorinkomsten nemen altijd minimum vijf procent in. Het uitgavenpatroon is gedifferentieerder. Gemiddeld bestaan de uitgaven voor 41,6% uit kosten voor artiesten met een minimum van 15%. De tweede grootste blok is ‘infrastructuur en techniek’ met 29% (minimum 5%). Met 4,8% heeft ‘veiligheid’ de laagste impact op de uitgaven. Uiteraard moet worden vermeld dat ook hier het bereik sterk schommelt van festival tot festival. veiligheid (4,8%) andere (5,7%)
andere (3,1%) subsidies (19,7%)
medewerkers (6,6%) promotie (12,3%)
ticketverkoop (23,2%)
infrastructuur en techniek (29,0%) sponsoring (24,7%)
catering- en drankinkomsten (30,3%)
artiesten (41,6%)
Grafiek 21: procentuele indeling inkomsten (links) en uitgaven (rechts)
39
Dit is de zogenaamde ‘natte vinger’ en het ‘buikgevoel’
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
117
B.3 EVALUATIE
28. Elke organisator uit ons onderzoek evalueert zijn/haar festival. 56,5% doet dit erg in detail en slechts 4,9% doet het vrij algemeen. Negen op tien festivals doet veel tot heel erg veel met de evaluatie. B.4 ARTIESTEN
29. Dat artiesten voor veel organisatoren niet onbelangrijk zijn, toonden we eerder al aan. Ze nemen in de uitgaven dan ook een flink aandeel in. Het is dan misschien ook een logisch gevolg dat in 90,2% van de gevallen overwegend tot volledig de kernorganisatie de artiestenselectie uitvoert. uitvoert De overige 9,8% bestaat voor de helft uit ‘volledig door 40 externen ’. Conclusie: ofwel heeft de kernorganisatie de meeste invloed op de artiestenselectie, ofwel vertrouwt men het quasi volledig toe aan externen. 30. Gemiddeld traden 29 artiesten41 op tijdens de laatste editie van de ondervraagde festivals. Het bereik loopt op van drie tot zelfs 107 artiesten en de mediaan is 16. Er zijn dus enkele extreme waarden, die het gemiddelde optrekken. 31. Het artiestenbudget is gemiddeld 193 521 euro. Het schommelt tussen 3000 en 4 000 000 euro. Ook hier verschilt het gemiddelde fel van de mediaan, die 30 000 euro bedraagt. De ene uitschieter beïnvloedt de resultaten fel. We stellen ons echter vragen bij de betrouwbaarheid van deze gegevens. Serge Platel gaf in het interview aan dat cijfers “not done” zijn (S. Platel, 23 maart 2009). Daarom beperken we ons tot het opvragen van één cijfer waarmee we nadien zelf het totale budget kunnen berekenen. Bij de gegevensinvoer stelden we enkele extreme bedragen vast en veelal werd deze vraag niet ingevuld. Sommigen noteerden er ‘vertrouwelijk’ bij. Deze vraag kunnen we dus niet gebruiken bij het in verband brengen met andere vragen. 32. De artiestenselectie is voornamelijk een strategische keuze (62,5%), gevolgd door een ‘emotionele’ keuze (33,3%). Met 4,2% is ‘financiële keuze’ verwaarloosbaar. Als de kernorganisatie grotendeels de artiestenselectie uitvoert, dan is dat in 15 van de 23 gevallen een strategische keuze en in 7 gevallen een ‘emotionele’ keuze. Gebeurt de selectie vooral door externen, dan is dit bij onze respondenten altijd een ‘emotionele’ keuze. 33. 32 van de 41 respondenten vindt dat de artiestenkeuze een grote invloed heeft op het aantrekken van publiek. publiek 17,1% vindt dat het juist een lage invloed heeft en de overigen hebben een neutrale mening. Toch lijkt er geen connectie te zijn met het groeipercentage van het aantal bezoekers.
40 41
Hiertoe behoort bijvoorbeeld een boekingskantoor. Bands of acts, niet het aantal ‘personen’. 118
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
B.5 RELATIES
34. Diverse overheden hebben aangepaste steunmaatregelen voor muziekfestivals. Veelal betreft het materiële steun bij lokale en provinciale overheden, terwijl de Vlaamse overheid meer financiële steun biedt. (S. Platel, persoonlijke communicatie, 23 maart 2009). Meer dan negen op tien muziekfestivals geven aan een overwegend goede tot zelfs zeer goede (51,2%) relatie te hebben met de stad of gemeente waar het festival plaatsvindt. Als we dezelfde resultaten bekijken op provinciaal niveau, zien we dat de respondenten meer naar het neutrale gedeelte van de antwoordmogelijkheden afzakken. De relatie is voor 39,5% ‘goed’. Opmerkelijk is dat er geen enkele festivalorganisator een zeer slechte relatie heeft met zijn/haar provinciale instellingen. Dit laatste is wel het geval bij de relatie met de Vlaamse overheid. 15,6% duidt aan een zeer slechte relatie te hebben met de Vlaamse overheid. De anderen hebben een veel gedifferentieerder antwoordpatroon: er is een quasi gelijke verdeling over de andere antwoordmogelijkheden. Toch zegt 28,1% een ‘goede’ relatie te hebben. stad Dit 35. 97,5% van de ondervraagden werkt samen met zijn/haar gemeente of stad. percentage daalt tot 76,9% als we spreken over de provincie en zelfs tot 32,4% bij de Vlaamse overheid. overheid Als we vervolgens nagaan in welke mate men samenwerkt, vindt de helft (55%) dat dit in grote mate gebeurt bij zijn/haar stad of gemeente. Deze redenering wordt omgedraaid als we naar de mate van samenwerking kijken met de provincie en Vlaamse overheid: 45,2% werkt in kleine mate samen met de provincie en 61,5% met de Vlaamse overheid. 36. Eerder bewezen we al de representativiteit van dit onderzoek naar de provincie waar de festivallocatie is gevestigd. In het verlengde van de vorige resultaten is het dan ook zinvol om de relatie tussen de festivalorganisatie en de provincie en de mate van samenwerking te specificeren. We zetten de resultaten uit in de onderstaande grafieken. De antwoordmogelijkheden op de respectievelijke vragen werden van zes naar drie gebracht om grotere verschillen te kunnen waarnemen. Van al de festivalorganisaties die samenwerken met zijn/haar provincie komen er drie uit West-Vlaanderen. Deze festivals geven aan maar in zeer kleine mate samen te werken met de provincie. 50% van al de festivals die in West-Vlaanderen plaatsvinden, vindt wel dat ze goed tot zeer goed samenwerken met de provincie. Een heel ander beeld krijgen we in de provincie Antwerpen. 80% van de festivals die samenwerken met de provincie doen dit in grote tot zeer grote mate. Toch heeft ook ‘maar’ 50% van de festivals uit Antwerpen een goede relatie met de provincie. In Limburg, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen ondervindt geen enkele organisatie die Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
119
samenwerkt met zijn/haar provincie een slechte relatie. Dit is in Antwerpen en WestVlaanderen wel het geval. In Vlaams-Brabant hebben acht van de negen festivalorganisaties een goede tot zeer goede relatie met zijn/haar provincie. 100%
90%
1
2 3
80%
1
70%
60%
4
3 3
50%
3
40%
3
30%
4
20%
3 10%
1
0%
Antwerpen
Limburg in kleine mate
Vlaams-Brabant neutraal
Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
in grote mate
Grafiek 22: mate van samenwerking met provincie volgens provincie (procentueel weergegeven)
100%
90%
80%
4
3
70%
7 4
60%
8 50%
40%
30%
2
3
20%
3 1
1
Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
10%
1
1
0%
Antwerpen
Limburg slecht
Vlaams-Brabant neutraal
goed
Grafiek 23: relatie met de provincie volgens provincie (procentueel weergegeven)
120
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
B.6 TIMING & ‘DRAAIBOEK’
36. Eerder haalden we aan dat 40 van de 41 festivals één keer per jaar plaatsvinden. Voor 56,1% is er geen periode tussen twee edities in waarbij de organisatie stilligt sti lligt. lligt Dit wil zeggen dat er een continue jaarwerking is. afbraak In 75,6% is deze 37. Elk ondervraagd festival heeft een planning voor opbouw en afbraak. planning overwegend tot heel gedetailleerd. De opbouw duurt gemiddeld zes dagen en de mediaan is vier. Toch kan dit aantal sterk variëren. Zo is het minimum 1 dag en het maximum 21 dagen. Gemiddeld genomen trekt men drie dagen uit voor de afbraak met een mediaan van twee. Ook hier kan het aantal sterk oplopen: van 1 dag tot 12 dagen. 38. Als elk festival een planning voor opbouw en afbraak heeft, is er in 87,8% van de festivals een algemeen draaiboek. draaiboek Indien er een draaiboek voorhanden is, is dit voor 83,3% van de ondervraagde festivals overwegend tot zeer uitgebreid. Het draaiboek is nooit vaag tot zeer vaag en wordt bij 58,3% van de festivals (heel) intensief gebruikt. Uiteraard kunnen we ons de vraag stellen of de festivalorganisatoren zich niet beter voorstellen dan de werkelijkheid. Of misschien zijn het juist deze festivals die op de enquête hebben geantwoord. Uiteindelijk is een draaiboek maar goed wanneer het up-to-date is. 80,6% van de respondenten geeft aan dat dit bij hen het geval is. Het is in elk geval nooit ‘niet up-todate’. C. AFSLUITEND Op het einde van Deel III en IV van de enquête werd telkens gevraagd hoe verschillend de respectievelijke organisatiestructuur en werking is ten opzichte van de eerste editie van het festival. Daarnaast werd gepeild naar de tevredenheid over de onderdelen. C.1 VERSCHIL EERSTE EN RECENTSTE EDITIE
39. Zowel de organisatiestructuur als werking van de ondervraagde muziekfestivals onderging voor 43,9% een zeer grote verandering tussen de eerste en recentste editie. editie Een vergelijking kan bijna niet worden gemaakt. Niemand gaf aan dat er ‘geen verschil’ is. C.2 TEVREDENHEID
40. De tevredenheid van de muziekfestivals over hun organisatiestructuur en werking is genuanceerder dan het verschil tussen de eerste en laatste editie. Gemiddeld geeft men een score van 7,5 op 10 over de tevredenheid van de organisatiestructuur, een 7,9 op de werking van het festival en een 7,6 op de werking van de organisatie. De mediaan en modus zijn in alle gevallen 8 op 10, al is de modus voor de tevredenheid over de werking van de organisatie 7. De standaardafwijking ligt overal in de Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
121
buurt van 1 waardoor er een geringe spreiding is. Toch is er één festival dat uitschiet aangezien het een score 2 geeft op de tevredenheid over de organisatiestructuur, 4 voor de werking van het festival en 5 voor de werking van de organisatie. C. EXTRA 41. Zes op tien van de ondervraagde festivals geeft aan hinder te voelen van de huidige financiële crisis. crisis 42. Ongeveer de helft van de organisatoren ondervindt concurrentie van andere festivals.
3.2.2
SPECIFIEK/BESLUIT
Het doel van deze Masterproef is het zoeken naar een mogelijke indeling van de Muziekfestivals in Vlaanderen naar organisatiestructuur en werking. Hoe dit onderzoek tot stand is gekomen, werd eerder al uitvoerig besproken. Het aantal binnengekomen enquêtes laat niet toe een indeling te maken die veralgemeend kan worden naar de totale populatie, ondanks de representativiteit naar provincie en de diversiteit in de festivalprofielen. Een clusteranalyse is daarom ook niet erg zinvol en zou trouwens aanleiding kunnen geven tot interpretatiefouten die het volledige onderzoek zouden ondermijnen. Enkel beschrijvende analyses zijn dus mogelijk en zinvol. Toch hebben we van 41 festivalorganisatoren gegevens die veel informatie bevatten: het codeboek geeft meer dan 250 variabelen aan. Op basis van al deze gegevens kunnen besluiten worden getrokken die richtinggevend zijn, zeker voor vervolgonderzoeken. In het tweede hoofdstuk van deze Masterproef bespraken we al de interne en externe factoren die bepalend zijn om de organisatiestructuur en werking te omschrijven en die in zekere mate groepen zouden kunnen onderscheiden. Het is op basis van de e-mailenquête dat we deze factoren hebben onderzocht. In het vorige onderdeel bespraken we de algemene resultaten. Tijdens deze analyse vielen bepaalde resultaten op die discriminerend zijn voor de organisatiestructuur en werking van de ondervraagde festivals. Ze creëren groepen onder de ondervraagde festivals die voldoende groot en relevant zijn. Op de volgende pagina vatten we deze discriminerende factoren samen in een overzicht. Naast de factoren wordt ook de indeling weergegeven op basis waarvan de factoren zijn opgebouwd. We kunnen er van uitgaan dat deze factoren een grote invloed hebben op de organisatiestructuur en werking en zo groepen kunnen onderscheiden in de totale populatie die intern homogeen zijn en extern heterogeen. Een vervolgonderzoek kan bijvoorbeeld nagaan of deze groepen aan elkaar hangen. Dit kan echter alleen gebeuren indien er voldoende informatie beschikbaar is die het toelaat veralgemeningen naar de populatie te maken.
122
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Deze factoren zijn samengesteld op basis van de onderzoeksresultaten van de interne factoren. We nemen die factoren op waarbij duidelijk blijkt dat er groepen zijn die even groot zijn (vb.: twee groepen met elk een 50% aandeel, drie groepen die elk 33,33% vertegenwoordigen,…). Daarnaast worden die factoren opgenomen waarbij er bijvoorbeeld een verhouding is van 90% ten opzichte van 10%, maar waarbij er verbanden bestaan met andere variabelen. Ook de groep die dan ‘maar’ 10% vertegenwoordigt, heeft een voldoende kracht om een indeling te vormen op basis van organisatiestructuur en werking.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
123
ORGANISATIESTRUCTUUR (ON)AFHANKELIJKHEID VAN ‘SUPERVISERENDE’ ORGANISATIE
JURIDISCHE STRUCTUUR
- vennootschap - vzw - feitelijke vereniging - onderdeel van vereniging of organisatie - overheid (gemeente/stad, provincie)
- afhankelijk - onafhankelijk TAAKVERDELING
- taakoverschrijdend - welomschreven/afgebakende taak TAKEN/FUNCTIES42
ROL VAN DE ORGANISATOR
- sturend - organiserend - coördinerend
- coördinatie/planning - secretariaat/administratie - financiën/sponsoring/subsidies - promotie & PR - artiesten - milieubeleid - opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur - festivalmarkt - camping - vip/pers - catering - veiligheid
PERSONEN IN VAST DIENSTVERBAND
- ja - neen VERHOUDING FESTIVAL IN TOTAAL ACTIVITEITENPAKKET
- enkel festival, geen andere activiteiten - naast het festival ook nog andere activiteiten OPENHEID NAAR NIEUWE LEDEN
- open - neutraal en gesloten
Tabel 13: discriminerende factoren voor indeling Muziekfestivals in Vlaanderen naar organisatiestructuur
WERKING MEDEWERKERS (tijdens het festival)
- betaald - onbetaald MEERJARENCONTRACTEN MET SPONSORS
- ja - neen ARTIESTENSELECTIE
- sponsoring - subsidies - ticketverkoop - catering en drank - andere UITGAVEN
- door kernorganisatie - door externen/derden RELATIE EN MATE VAN SAMENWERKING
- met provincie - met Vlaamse overheid
INKOMSTEN
- artiesten - medewerkers - infrastructuur en techniek - promotie - veiligheid - andere
Tabel 14: discriminerende factoren voor indeling Muziekfestivals in Vlaanderen naar werking
42
Volgens aanwezigheid, werkgroep en samenstelling, beslissingen, tijdsbesteding, het belang. 124
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
BESLUIT Deze Masterproef trachtte een indeling te maken van de Muziekfestivals in Vlaanderen naar organisatiestructuur en werking. Aan de hand van de onderzoeksvragen en de onderliggende acties besluiten we dit onderzoek. > Hoe kunnen Muziekfestivals in Vlaanderen vandaag de dag gedefinieerd worden, gebaseerd op bestaande definities en percepties? Iedereen heeft wel een of ander beeld over wat nu juist muziekfestivals zijn. Het is vooral door persoonlijke ervaringen en ideeën dat dit beeld wordt gevormd. Het begrip ‘festivals’ kwam voor het eerst voor in de Griekse Oudheid. Sinds toen stellen we twee grote verschuivingen vast. Vanaf de jaren 1850 overheerste het klassieke (elitaire) genre in een structuur die aansluit bij het huidige denkbeeld. In 1990 onderging het festivallandschap twee evoluties: vercommercialisering – het klassieke concept wordt verdrongen – en professionalisering – mede gestimuleerd door de toename van ‘populaire’ muziek. De huidige festivalmarkt wordt soms bestempeld als een markt van wildgroei. Toch is de keuze van deze term vrij ongepast door de negatieve connotatie. Per inwoner zijn er in Vlaanderen inderdaad meer festivals dan andere landen. Toch is deze evolutie niet tijds- of plaatsgebonden. Muziekfestivals kunnen we als volgt omschrijven: Een muziekfestival is een (meestal herhalend en meerdaags) evenement waarbij muziek een serie van artiesten (bands of dj’s – eventueel gecatalogeerd onder eenzelfde genre) live – of live on tape – optreden voor een (doel)publiek met al dan niet eigen gecomponeerde muziek. Het overheersende muzikale gedeelte kan ook worden gecombineerd met andere culturele en/of creatieve vertoningen. Door de (unieke) muzikale, infrastructurele, geografische en tijdelijke inplanting van het evenement wordt een feestsfeer sfeer gecreëerd die het (doel)publiek aantrekt en die moeilijk op een andere manier valt te genereren. De organisatie van het evenement kan van commerciële of non-profit aard zijn. We stellen in deze vernieuwde definitie drie standpunten vast. Naast het muzikale en organisationele standpunt, moeten we vandaag de dag ook aandacht schenken aan het fenomeen-ale standpunt. Hiermee wordt de festivalmarkt in de experience economy gesitueerd, aangezien ze mee identiteit en betekenis geeft aan iemands persoonlijkheid en vooral omdat muziekfestivals een toegevoegde waarde (symbolische meerwaarde) bezitten om emotionele behoeften te bevredigen. In het kader van het kwantitatieve onderzoek in deze Masterproef werd een up-to-date database aangemaakt met daarin al de Muziekfestivals in Vlaanderen en bijkomende gegevens. Het aantal Muziekfestivals in Vlaanderen loopt op tot 319 per jaar. Ruw gesteld, vindt er dus elke dag wel een muziekfestival plaats in Vlaanderen. Aangezien de variabele ‘provincie festivallocatie’ voor elk festival Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
125
kan worden nagegaan, is het mogelijk de markt op basis van deze variabele te beschrijven. Als we het aantal festivals per provincie nagaan, stellen we in dalende volgorde de volgende orde vast: Antwerpen, West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg en Oost-Vlaanderen. Door deze resultaten te corrigeren met het aantal inwoners per provincie, zien we een wijziging in deze volgorde. Het meeste aantal festivals per inwoner vinden we terug in West-Vlaanderen, daarna gevolgd door Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. > Welke factoren kunnen de organisatiestructuur en werking van Muziekfestivals in Vlaanderen beschrijven? In deze Masterproef werd een gemengd onderzoek gevoerd. De combinatie van zowel kwalitatief en kwantitatief onderzoek zorgt ervoor dat een indeling naar organisatiestructuur en werking optimaal kan worden bereikt. Het is vooreerst aangewezen te weten wat deze elementen juist inhouden. Door te vertrekken vanuit extern waarneembare factoren is het mogelijk een profiel op te stellen van de bestaande festivals. Via een literatuurstudie vonden we zeven factoren die belangrijk zijn om een identikit op te stellen: publiek, muziek/artiesten, leeftijd/aantal edities, aanwezigheid thema of boodschap, ticketbeleid, locatie/infrastructuur en kenmerken/type. Elke factor bevat specificaties. Het zijn deze factoren die we nodig hebben om via informele diepte-interviews met experten de interne factoren af te leiden. Deze handelen over de organisatiestructuur en werking van de festivals. De methode die wordt gebruikt voor het afleiden van de interne factoren, kan samengevat worden in drie vragen: Wat willen we weten?, Wie kan ons daarbij helpen? en Hoe kunnen we te weten komen wat we willen weten?. Bij deze laatste vraag worden de diepte-interviews via een topicgids voorbereid en worden drie technieken in elk interview verwerkt: probing, projectieve technieken (derde persoonstechniek, vrije associatie, woordassociatie en opbouw van herinneringen) en securisering. Om een zo breed en relevant mogelijke visie te kunnen ontwikkelen, is de keuze van de geïnterviewden belangrijk. Een zoektocht bracht ons bij Ludo Cox, Patrick de groote en Serge Platel. Uit de lange lijst van mogelijke interne factoren worden via deze interviews die factoren overgehouden die het irrationele naar boven halen. In totaal zijn dit veertien factoren die voor de helft bestaan uit elementen die de organisatiestructuur beschrijven en de andere helft de werking van de muziekfestivals. Zo behoren de kernorganisatie, supervisie, werkgroepen, beslissingen, tijdsbesteding, het belang en taakverdeling de organisatiestructuur te omvatten. De werking is onderverdeeld in medewerkers (tijdens het festival), middelen, artiesten, relaties, timing, draaiboek en evaluatie. Uiteraard bevat ook hier elke factor zijn specificaties. Het zijn deze 21 externe en interne factoren die in een e-mailsurvey werden bevraagd bij de populatie (op basis van de opgestelde database). Deel I en II van deze enquête gaan de externe factoren na en Deel III en IV de interne factoren. De laatste twee delen worden telkens afgesloten met afsluitende vragen die peilen naar het verschil tussen de eerste en recentste editie van het festival en een score op tien op het desbetreffende onderdeel. Om de populatie in te delen naar organisatiestructuur en werking is een clustering nodig op basis van Deel III en IV. Als dit mogelijk is, kan een groepering worden gemaakt op basis van de eerste twee delen. Dit maakt de clusters meer ‘tastbaar’.
126
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
> Kunnen Muziekfestivals in Vlaanderen worden ingedeeld naar hun organisatiestructuur en werking? Het gevoerde onderzoek leverde een responspercentage op van 12,85%, of 41 respondenten. Als we op basis van hun informatie een clusteranalyse uitvoeren, zullen we waarschijnlijk clusters missen. Aangezien het daarnaast om een vrijwillige respons gaat, en niet op basis van een enkelvoudige aselecte steekproef, hebben de resultaten een vertekend beeld. Veralgemeningen naar de totale populatie zijn dan ook zinloos. Een indeling van de Muziekfestivals in Vlaanderen is daarom op basis van deze informatie niet uit te voeren. Al hebben we het vermoeden dat dit wel mogelijk is. De ambities van deze Masterproef moeten daarom ook worden bijgesteld. We kunnen ons enkel focussen op beschrijvende analyses waarmee we de lijst van interne factoren kunnen aanscherpen tot werkelijk discriminerende factoren. We stellen vast dat de organisatiestructuur wordt bepaald door acht factoren: de juridische structuur, de rol van de organisator, het al dan niet hebben van personen in vast dienstverband, de verhouding van het festival in het totale activiteitenpakket, de openheid van de organisatie naar nieuwe leden toe, de (on)afhankelijkheid van een ‘superviserende’ organisatie, de taakverdeling en twaalf taken of functies. Als de werking van Muziekfestivals in Vlaanderen moet worden onderzocht, zijn de volgende zes factoren discriminerend: het al dan niet betalen van medewerkers (tijdens het festival), het hebben van meerjarencontracten met sponsors of niet, de selecterende partij bij de artiestenkeuze, de relatie en mate van samenwerking met de provincie en Vlaamse overheid en de indeling van inkomsten en uitgaven. Deze factoren bieden een perfect werkbare input voor vervolgonderzoeken rond het onderzoeksobject van deze Masterproef: Muziekfestivals in Vlaanderen en hun organisatiestructuur en werking.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
127
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN Barrett, C. (18 oktober 2008). Virtual Festivals aims for Europe. Music Week, p.11.
Busscher, F. (2007). De lokale ondersteuning van popmuzikanten: Vlaams-Brabant: een veld-analyse [Masterproef]. Katholieke Universiteit Leuven.
Carrefour Belgium (2008). Express helpt festivalgangers van dieet van hamburgers en bier af. Opgehaald
op
7
december
2008
van
http://www.carrefourbelgium.be/
News_01.cfm?lang=nl&news_id=2026
Crisis had geen impact op topfestivals. (19 augustus 2008). De Standaard, Cultuur & Media, p. 26.
CultuurInvest lanceert de festivalcapsule. (1 april 2009). Opgehaald op 5 april 2009 van http://www.pmvlaanderen.be/pmv/view/nl/kmo/producten/cultuurinvest/nieuws/cultuu rinvest_lanceert_de_festivalcapsule?overview=true
De Kimpe, J., & Van Lindt, D. (2008). Bedrijfsprocessen en Operations [Cursus]. HogeschoolUniversiteit Brussel.
De Meyer, G., & Trappeniers, A. (1999). Muzieklexicon: de muziekindustrie van A tot Z. Zaventem: Kluwer Editorial.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
129
De Meyer, G. (2004). Cultuur met een kleine c. Leuven: Acco.
De Meyer, G., & Vandeput, B. (1998). De ondersteuning van de populaire muziek door de overheid. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
De Meyer, G. (2007). Sprekende machines: de geschiedenis van de fonografie en van de
muziekindustrie. Leuven: Acco.
De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2006). Marktonderzoek – methoden en toepassingen (2de editie). Pearson Education Benelux.
De Ruyter, K., & Scholl, N. (1995). Kwalitatief marktonderzoek – theorie en praktijkcases. Amsterdam: Lemma.
Dillman, D.A. (2000). Mail and Internet Surveys, the Tailored Design Method (2de editie). New York: Wiley.
Festihut (2008). Wat is het?. Opgehaald op 7 december 2008 van http://www.festihut.be/nl/ ons_gamma/festihut/wat_is_het-71.html
Frey, B. S. (2000). The Rise and Fall of Festivals, reflections on the Salzburg Festival [working paper no. 48]. Zurich: Institute for Emperical Research in Economics, University of Zurich.
130
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Gentse Feesten geraken tweede supersponsor kwijt. (27 april 2009). De Standaard. Opgehaald op 27 april 2009 van http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=4729GUDI
Harley, F. (1997, oktober). Promoters struggle to adapt to changing culture of live circuit. Music
Business International, 7(5), 43-44.
Hilberink, R. (2006). The Gergiev Festival Formula: Success, Struggle & Survival: Een casestudie [Scriptie]. Universiteit Utrecht.
Houthoofd, N. (2005). Strategisch Management. Strijd om Voorsprong. Gent: Academia Press.
Kalders, A. (2006). Het lokale multimuzikale muziekfestival tegenover het nationale unimuzikale
muziekfestival: casestudie Bergfestival [Masterproef]. Katholieke Universiteit Leuven.
Kotler, P. , Armstrong, G., Saunders, J. & Wong, V. (2006). Principes van marketing (4de editie). Amsterdam: Pearson Education Benelux.
Larkin, Jim (29 juli 2006). New festivals disprove ‘oversaturated’ theory. Music Week, p.4.
Larkin, Jim (23 september 2006). New niche festivals bubble up. Music Week, p.3.
Leenders, M., van Telgen, J., Gemser, G., & Van der Wurff, R. (2005, februari). Success in the Dutch Music
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
131
Festival Market: The Role of Format and Content. International Journal of Media
Management, 7(3&4), 148-157.
Maenhout, T., De Voldere, I., Onkelinx, J., & Sleuwaegen, L. (2006). Creatieve industrie in
Vlaanderen. Leuven: Flanders District of Creativity.
Masson, G. (10 januari 2009). The fan-assisted festival. Music Week, p.9.
McIntyre, M.H. (2003). A report into the impact of folk festivals on cultural tourism. Derbyshire: The Association of Festival Organisers.
Moulin Rouge Festival heet nu Moulin Rock. (13 april 2009). Opgehaald op 13 april 2009 van http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/archief/2.1222/cultuur%2Ben%2Bmedia/1.5065 34
Ook zomerfestivals lijden onder de crisis. (11 februari 2009). Opgehaald op 23 maart 2009 van http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/archief/2.1222/cultuur%2Ben%2Bmedia/1.4688 12
Peeters, T. (2 juli 2004). Elk dorp zijn zomerfestival. De Tijd, p. 13.
132
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
Peterson, R.A. (2005, juli). In Search of Authenticity. Journal of Management Studies, 42(5), 10831098.
Pine, B.J. & Gilmore, J.H. (1998, juli-augustus). Welcome to the experience economy. Harvard
Business Review, 76(4), 97-105.
Princeton University, Cognitive Science Laboratory (2006). Festival. Opgehaald op 9 oktober 2008 van http://wordnetweb.princeton.edu/perl/webwn?s=festival&o2=&o0=1&o7=&o5 =&o1=1o6=&o4=&o3=&h=
Sabam
(2009).
Help:
definitie
festival.
Opgehaald
op
23
maart
2009
van
https://www.sabam.be/helpfiles/Ted_NL/TED.htm
Saunders, M., Lewis, P., & Thornhill, A. (2008). Methoden en technieken van onderzoek (4de druk). Pearson Education.Benelux.
Smith, A. (1776). An inquiry into the nature and causes of the wealth of nations. In Campbell, R.H., Skinner, A.S., & Todd, W.B. (1976), 2 volumes. Oxford: Clarendon Press.
Steenhaut, B. (6 juli 2008). Rock Werchter: Sigur Ros, het ritme van een slapend hart. De Morgen, p.31.
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
133
Studiedienst Vlaamse Regering (2008). Bevolkingsdichtheid per provincie. Opgehaald op 23 april 2009
van
http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/demografie/1_Bevolking/2_Provincies/ Bevolking-prov002_(bevolkingsdichtheid_per_provincie-VG).xls
Van Leemputten, P. (24 juli 2008). Europese ministers steunen Frans downloadvoorstel. Opgehaald op 23 april 2009 van http://www.zdnet.be/news/88653/europese-ministers-steunen-fransdownloadvoorstel/
Van Rillaer, A. (2002). Kritische analyse van de veiligheid op festivals [Masterproef]. EHSAL.
Verhoef, M. (1995). European Festivals. Genève: European Festival Association.
Wijnen, K., Janssens, W., De Pelsmacker, P., & Van Kenhove, P. (2002). Marktonderzoek met SPSS,
Statistische verwerking en interpretatie. Antwerpen: Garant.
Wikipedia (2008). Festival. Opgehaald op 9 oktober 2008 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Festival
Zijderveld, A.C. (1994). Van Stedelijkheid en stedelijke festivals. Rotterdam: Stichting Rotterdam Festivals.
134
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
BIJLAGEN Bijlage 1: Enquête Bijlage 2: 2: Bespreking inleidende mail Bijlage 3: 3: Bespreking begeleidende brief (in enquête) Bijlage 4: 4: Bespreking afsluitende (in enquête) Bijlage 5: 5: Bespreking herinneringsmail Bijlage 6: Bespreking bedankingsmail
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
135
BIJLAGE 1 Enquête
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
137
ONDERZOEK Beste festivalorganisator Om mijn onderzoek naar Muziekfestivals in Vlaanderen af te ronden, heb ik uw ervaring en expertise nodig! Inzicht in de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals kan alleen worden verworven door uw medewerking aan deze enquête. Daarom zou ik het appreciëren als u de volgende vragenreeks zou willen invullen. Op de volgende pagina worden alvast bijkomende instructies gegeven. Laat u trouwens niet afschrikken door het aantal pagina’s die deze enquête telt. De vragen werden namelijk met veel ruimte ingevoerd zodat het voor u aangenamer is om het onderzoek in te vullen. De antwoordmogelijkheden werden zoveel mogelijk op dezelfde wijze opgesteld, zodat u snel feeling krijgt bij het beantwoorden van de vragen. Daardoor is slechts een halfuurtje nodig om mee te werken aan een eerste grootschalig onderzoek bij al de Muziekfestivals in Vlaanderen. De resultaten zullen zonder twijfel ook u een voordeel opleveren! Inzichten in de organisatiestructuur en werking van muziekfestivals kunnen beleidsmakers helpen om aangepaste maatregelen te treffen in het voordeel van uw festival. Inzichten kunnen ook helpen uw organisatie te optimaliseren. Zijn er vragen? Geen probleem: mail dan even naar
[email protected]. Gelieve de enquête zo snel mogelijk te beantwoorden: graag vóór 10 april 2009.
Alvast hartelijk dank!
Muzikale en Gedreven Groeten Maarten Grieten
Alvorens te starten, nog enkele algemene opmerkingen. -
Deze enquête heeft betrekking op uw festival en niet op uw persoon en positie in het festival. Als u bijvoorbeeld meerdere festivals organiseert, ontvangt dat festival een aparte enquête.
-
Enkel waar er een kadertje staat moet u iets aanduiden of invullen.
Als er gevraagd wordt om iets aan te duiden, plaats dan een ‘x’ in het desbetreffende vakje. De andere vakjes mag je dan openlaten. Bijvoorbeeld: Bent u man of vrouw? x
man
vrouw
Als er kadertjes staan waar iets moet worden ingevuld, probeer dan zo kort mogelijk te antwoorden. Het is niet nodig om heel uitgebreid te antwoorden. -
Standaard is er altijd maar één antwoord mogelijk, tenzij anders aangegeven.
-
Als er geen tijdsperiode wordt aangegeven, moet u denken aan de meest recente editie van uw festival.
-
Pijnig u alvast niet te hard bij het invullen van de vragen. Duid die antwoorden aan die het eerste bij u opkomen.
-
Als de enquête is ingevuld, moet u hem enkel nog terugmailen naar
[email protected]. Ook indien u niet alle vragen zou kunnen of willen invullen, zou het nog interessant zijn om de enquête terug te mailen.
!! VEEL SUCCES !!
DEEL I: u en uw festival Deel I van dit onderzoek is een soort identikit van uw festival en uw positie in uw festival. De antwoorden op de vragen uit dit deel worden enkel gebruikt om af te toetsen welke festivalorganisatoren hebben meegewerkt aan het onderzoek. Na het aftoetsen wordt elke link met verdere antwoorden verbroken, zodat uw persoonlijke gegevens anoniem behandeld worden. Al de vragen in dit onderzoek moeten ingevuld worden vanuit het standpunt van het festival dat u hieronder opgeeft.
I–1
Is het evenement dat u organiseert een muziekfestival? ja
neen
A. Gegevens festival(locatie)
B. Uw gegevens
festivalnaam:
Wat is uw geslacht? (verwijder het foute antwoord)
e-mailadres:
Wat is uw leeftijd?
MAN / VROUW
website: straat en nummer festivalsite*:
In welke provincie woont u? (verwijder de foute antwoorden)
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Andere provincie
Wat is uw hoogst behaalde diploma? (verwijder de foute antwoorden)
Lager onderwijs Secundair onderwijs Bachelor (hogeschool) Master (hogeschool) Bachelor (universiteit) Master (universiteit)
postcode festivallocatie*: woonplaats festivallocatie*:
provincie festivallocatie*: (verwijder de foute antwoorden)
Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Andere provincie
* indien uw festival op meerdere locaties plaatsvindt, neem dan die locatie waar het festival zich grotendeels afspeelt
I–2
Welke functie heeft u in de organisatie van uw festival? hoofdorganisator lid van het organisatieteam medewerker met een verantwoordelijke functie medewerker
DEEL II: uw festival Deel II wil een profiel schetsen van uw festival zoals waarneembaar door externen.
II – 1
Is uw festival een stadsfestival? ja
II – 2
neen
weet ik niet
Welk van de onderstaande gebieden behoort tot uw doelregio? Met andere woorden: op welke regio concentreert u zich? Kies die regio die het dichtst bij uw doelregio aanleunt. Wij concentreren ons op internationaal niveau. Wij concentreren ons op heel België. Wij concentreren ons op Vlaanderen. Wij concentreren ons op Wallonië. Wij concentreren ons op Brussel. Wij concentreren ons op enkele provincies. Wij concentreren ons op één provincie. Wij concentreren ons op een bepaalde regio. (vb.: De Kempen, Het Pajotteland, …) Wij concentreren ons op lokaal niveau.
II – 3
We gaan uit van 11 muziekgenres: blues; jazz; folk; dance; rock & pop; punk; metal; hiphop/R&B; wereldmuziek; Nederlandstalige muziek; klassieke muziek, ‘oude’ muziek & HAFABRA. Deze muziekgenres kunnen nog onderverdeeld worden in submuziekgenres (vb.: hard core, emo, kleinkunst, …). Op basis van deze info: welke van onderstaande uitspraken is waar voor uw festival? Het festival concentreert zich op één van de 11 muziekgenres. Het festival concentreert zich op meer dan één van de 11 muziekgenres. Het festival concentreert zich op één submuziekgenre. Het festival concentreert zich op meer dan één submuziekgenre.
II – 4
Voortgaand op de vorige vraag: over welk(e) muziekgenre(s) gaat het dan? - Indien uw festival zich concentreert op één of meer submuziekgenre(s), duid dan dat/die muziekgenre(s) aan dat/die het best aanleunt/aanleunen bij het/de submuziekgenre(s). - Indien u bij de vorige vraag de eerste of derde optie aanduidde, kunt u ook hier slechts één genre aanduiden. Anders mag u er meerdere aanduiden.
Blues Jazz Folk Dance Rock & Pop Punk Metal Hiphop / R&B Wereldmuziek Nederlandstalige muziek Klassieke muziek, 'oude' muziek & HAFABRA-muziek
II – 5
Geef in onderstaande tabel aan in welke mate onderstaande categorieën van artiesten voorkomen in de line-up van uw festival. Het totaal van de cijfers moet 100 zijn.
internationaal bekende artiesten:
%
nationaal (of in Vlaanderen) bekende artiesten:
%
regionaal bekende artiesten:
%
lokaal bekende artiesten:
% 100
%
II – 6
Vul het geschatte procentueel aandeel in van muziekoptredens en andere acts in het programma van uw festival. Het totaal moet 100 zijn. muziek:
%
andere (film, theater, …):
% 100
II – 7
%
Heeft uw festival een duidelijk uitgesproken boodschap of thema? ja Wat is dan uw boodschap of thema?
neen
II – 8
Wanneer werd uw festival opgericht?
II – 9
Hoeveel festivaledities hebben al plaatsgevonden sinds de oprichting van het festival?
II – 10
II – 11
Hoeveel festivaldagen telde uw festival… tijdens de eerste editie?
dag(en)
tijdens de recentste editie?
dag(en)
Geef op onderstaand continuüm aan hoe stedelijk of landelijk uw festivallocatie gelegen is. heel stedelijk
II – 12
editie(s)
heel landelijk
Geef op onderstaand continuüm aan in welke mate uw festival indoor of outdoor plaatsvindt. (Tenten worden beschouwd als outdoor.) volledig indoor
volledig outdoor
II – 13
Wat is de relatie tussen uw infrastructuur (omheining, wc’s, podium, licht en geluid, catering, signalisatie,…) en het tijdelijk of permanent karakter ervan? volledig tijdelijk
II – 14
volledig permanent
Vormen andersvaliden de doelgroep van uw festival? ja
II – 15
Tussen welke grenzen bevindt zich de gemiddelde leeftijd van uw festivalbezoekers? tussen
II – 16
neen
jaar
en
Geef op onderstaand continuüm aan hoeveel gezinnen uw festival bezoeken. heel veel gezinnen
II – 17
jaar
heel weinig gezinnen
Op welke vervoersmanier komt uw publiek overwegend? openbaar vervoer fiets wagen te voet andere:
II – 18
Uw festival vindt … eenmaal per jaar plaats.
meermaals per jaar plaats.
II – 19
Geef een schatting van het aantal personen in onderstaande categorieën.
Tijdens de eerste editie?
Tijdens de recentste editie?
totaal aantal bezoekers: totaal aantal medewerkers: totaal aantal artiesten: (bands of acts, niet het aantal ‘personen’)
II – 20
Is de toegang tot uw festival gratis? ja, volledig. ja, sommige onderdelen/dagen zijn gratis neen
II – 21
Worden toegangstickets ook in voorverkoop verkocht? ja
II – 22
Kunnen kortingen bekomen worden op het toegangsticket? (vb.: kortingsbonnen,…) Let op: voorverkoop hoort hier niet bij. ja
II – 23
neen
neen
Krijgen bezoekers een bewijs van betaling via bijvoorbeeld een inkombandje, stempel,…? ja neen, indien men buiten het terrein gaat, moet men terug inkom betalen om binnen te gaan. neen
DEEL III: organisatiestructuur Het voorlaatste onderdeel bevat vragen over de organisatiestructuur van uw festival. Met uw ‘organisatie’ bedoelen we de kernorganisatie van het festival (enkel diegenen die een zeer actieve rol spelen in de voorbereiding en werking van het festival). De eventuele ‘ondergeschiktheid’ aan een andere organisatie speelt ook geen rol als we het hebben over uw ‘kernorganisatie’. Leden van de kerngroep kunnen eveneens werknemers zijn.
A. KERNORGANISATIE III – 1
Uit hoeveel leden bestaat uw kernorganisatie?
III – 2
III – 3
lid/leden
Hoeveel leden zijn vrouw?
lid/leden
Hoeveel leden zijn man?
lid/leden
Welke leeftijd heeft een lid van de kerngroep gemiddeld?
Hoe is uw organisatie juridisch gestructureerd? vennootschap vzw feitelijke vereniging onderdeel van een vereniging of organisatie (vb.: ‘superviserende’ organisatie) andere:
III – 4
Is het organiseren van het festival het enige (of belangrijkste) doel van uw organisatie? ja
neen
jaar
III – 5
Welke uitspraak geldt voor uw organisatie? We houden ons enkel bezig met het organiseren van het festival en hebben geen andere activiteiten.
We houden ons bezig met het organiseren van het festival, maar daarnaast organiseren we nog enkele kleinere activiteiten. Het organiseren van het festival neemt wel de meeste tijd in beslag.
Het festival vormt één van de activiteiten die we organiseren en neemt ongeveer evenveel tijd in beslag als de andere activiteiten. Het festival vormt één van de vele activiteiten die we organiseren, maar neemt in vergelijking met de andere activiteiten weinig tijd in beslag.
III – 6
Welke relatie hebben de leden van de kernorganisatie in het algemeen met elkaar? Geef aan op onderstaand continuüm. zuiver professioneel
III – 7
zuiver vriendschappelijk
Welke rol heeft u als organisator grotendeels in uw kerngroep? sturend coördinerend organiserend adviserend
III – 8
Werken er personen in dienstverband voor de organisatie van het festival? (twee antwoorden zijn mogelijk!) ja, er werken personen in vast dienstverband (ze worden betaald voor hun werk) voor de organisatie van het festival. Aantal in voltijdse equivalenten
ja, er worden personen (deeltijds) vrijgesteld van hun job voor de organisatie van het festival. Aantal leden die worden vrijgesteld neen
III – 9
In welke mate staat uw kernorganisatie open voor nieuwe leden? Geef aan op onderstaand continuüm. heel gesloten
III – 10
heel open
Moeten nieuwe leden van de kerngroep over een bepaald profiel beschikken? ja
neen
B. ‘SUPERVISIE’ III – 11
Staat uw organisatie onder ‘supervisie’ van een andere organisatie? Vb.: enkele leden van de scoutsbeweging organiseren het festival van de scouts. Let op: een stad/gemeente kan eveneens optreden als ‘superviserende’ organisatie ja
III – 12
Indien ‘ja’ op de vorige vraag: hoe is de samenstelling van de leden dan in uw kernorganisatie? Geef op onderstaand continuüm aan of de leden van uw kerngroep uit de ‘superviserende’ organisatie komen of niet. allemaal uit ‘superviserende’ organisatie
III – 13
neen
niemand uit ‘superviserende’ organisatie
Indien u voor een ‘superviserende’ organisatie werkt, hoe (on)afhankelijk kan u dan van hen werken? Geef aan op onderstaand continuüm. volledig afhankelijk
volledig onafhankelijk
C. TAAKVERDELING III – 14
Hoe worden taken verdeeld in uw organisatie? Werkt men taakoverschrijdend (er zijn geen welomschreven/afgebakende taken; iedereen houdt zich met ‘iets van alles’ bezig) of heeft iedereen een welomschreven/afgebakende taak? taakoverschrijdend
III – 15
welomschreven/afgebakende taak
Wie van de kerngroepleden heeft een taak? Geef aan op onderstaand continuüm. niemand
III – 16
iedereen
In welke mate zijn kerngroepleden die een taak hebben grotendeels verantwoordelijk voor die taak? Bijvoorbeeld: - Iemand die catering als taak heeft, voert de gesprekken met de cateraar, tekent de contracten, zorgt dat de administratie in verband met catering in orde is,… volledig verantwoordelijk - Iemand die catering als taak heeft, maar waarvan iemand anders de gesprekken voert, de administratie gedaan wordt door een ander kernlid,… geen verantwoordelijkheid Geef aan op onderstaand continuüm. volledig verantwoordelijk
geen verantwoordelijkheid
D. WERKGROEPEN III – 17
Op de volgende pagina staat een tabel weergegeven met allemaal mogelijke taken/functies op uw festival. In elke rij, dus bij elke taak/functie, moet u slechts één kruisje zetten! Zet in de kolom ‘niet van toepassing’ een kruisje als de desbetreffende taak/functie niet aanwezig is in uw organisatie (bijvoorbeeld als er geen camping is op uw festival). Indien ‘niet van toepassing’ moet u de rest van de rij niet invullen. In de kolom ‘niet ondersteund door een werkgroep’ zet u een kruisje als de desbetreffende taak/functie tijdens de voorbereidingen van het festival niet wordt ondersteund door een werkgroep. Indien u hier een kruisje zet, moet u voor de rest niets in de rij van die taak/functie invullen. Als u in de eerste twee invulkolommen niets hebt ingevuld, heeft u een werkgroep voor de desbetreffende taak/functie. Geef dan in het laatste vetomlijnde blok aan hoe de werkgroep in verband met die taak/functie is samengesteld tijdens de voorbereidingen van het festival. Geef aan op het continuüm of de werkgroep uit kernleden of uit externen/derden bestaat. Let op: een taak/functie kan tot een grotere werkgroep behoren. Vul dan de rij zo in met in het achterhoofd de werkgroep waartoe de taak/functie behoort.
niet van toepassing coördinatie / planning medewerkers artiesten vip/pers secretariaat/administratie techniek (elektriciteit, licht & geluid,…) infrastructuur (podia, tenten, sanitair, parking,…) veiligheid promotie & PR milieu(beleid) opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur opbouw afbraak catering drank inkleding/versiering festivallocatie festivalmarkt financiën/sponsoring/subsidies camping
niet ondersteund door een werkgroep
enkel kernleden
enkel externen/derden
E. BESLISSINGEN III – 18
Op de volgende pagina staat de gekende tabel met taken/functies. Geef op het continuüm aan wie (de hele groep versus één persoon) overwegend de eindbeslissingen neemt tijdens de voorbereidingen van het festival in verband met de desbetreffende taken/functies. In elke rij, dus bij elke taak/functie, moet u slechts één kruisje zetten! Indien de taak/functie ‘niet van toepassing’ is (zie vorige tabel), moet u voor de desbetreffende taak/functie niets invullen.
de hele kerngroep coördinatie / planning medewerkers artiesten vip/pers secretariaat/administratie techniek (elektriciteit, licht & geluid,…) infrastructuur (podia, tenten, sanitair, parking,…) veiligheid promotie & PR milieu(beleid) opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur opbouw afbraak catering drank inkleding/versiering festivallocatie festivalmarkt financiën/sponsoring/subsidies camping
één persoon
F. TIJDSBESTEDING III – 19
Op de volgende pagina staat de gekende tabel met taken/functies. Geef op het continuüm aan hoeveel tijd uw organisatie overwegend besteedt tijdens de voorbereidingen van het festival in functie van de desbetreffende taken/functies. In elke rij, dus bij elke taak/functie, moet u slechts één kruisje zetten! Indien de taak/functie ‘niet van toepassing’ is, moet u voor de desbetreffende taak/functie niets invullen.
heel weinig tijd coördinatie / planning medewerkers artiesten vip/pers secretariaat/administratie techniek (elektriciteit, licht & geluid,…) infrastructuur (podia, tenten, sanitair, parking,…) veiligheid promotie & PR milieu(beleid) opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur opbouw afbraak catering drank inkleding/versiering festivallocatie festivalmarkt financiën/sponsoring/subsidies camping
heel veel tijd
G. HET BELANG III – 20
Op de volgende pagina staat de gekende tabel met taken/functies. Geef op het continuüm aan hoeveel belang uw organisatie hecht tijdens de voorbereidingen van het festival aan de desbetreffende taken/functies. In elke rij, dus bij elke taak/functie, moet u slechts één kruisje zetten! Indien de taak/functie ‘niet van toepassing’ is, moet u voor de desbetreffende taak/functie niets invullen.
heel weinig belang coördinatie / planning medewerkers artiesten vip/pers secretariaat/administratie techniek (elektriciteit, licht & geluid,…) infrastructuur (podia, tenten, sanitair, parking,…) veiligheid promotie & PR milieu(beleid) opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur opbouw afbraak catering drank inkleding/versiering festivallocatie festivalmarkt financiën/sponsoring/subsidies camping
heel veel belang
III – 21
In de onderstaande tabel zijn de mogelijke taken/functies weergegeven. In elke kolom (plaats 1, plaats 2, plaats 3) mag u één kruisje plaatsen. In totaal plaatst u dus drie kruisjes. In de kolom ‘plaats 1’ zet u één kruisje bij die taak/functie die voor uw organisatie in het algemeen het belangrijkst is. In de tweede kolom plaatst u één kruisje bij die taak/functie die voor uw organisatie in het algemeen het tweede belangrijkste is. In de laatste kolom plaatst u één kruisje bij die taak/functie die voor uw organisatie in het algemeen het derde belangrijkste is.
plaats 1 coördinatie / planning medewerkers artiesten vip/pers secretariaat/administratie techniek (elektriciteit, licht & geluid,…) infrastructuur (podia, tenten, sanitair, parking,…) veiligheid promotie & PR milieu(beleid) opvang andersvaliden en bijhorende infrastructuur opbouw afbraak catering drank inkleding/versiering festivallocatie festivalmarkt financiën/sponsoring/subsidies camping
plaats 2
plaats 3
H. AFSLUITEND III – 22
Is er een verschil in de organisatiestructuur van uw festival tussen de eerste editie en laatste editie? Geef aan op het continuüm. geen verschil
III – 23
zeer groot verschil
Geef op een schaal van 1 tot 10 aan hoe tevreden u bent met de structuur van uw festivalorganisatie. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DEEL IV: werking Aan de hand van mogelijke onderdelen die op uw festival aan bod kunnen komen, diepen we in dit laatste deel de manier van werken uit van uw organisatie en festival.
A. MEDEWERKERS (tijdens het festival) IV – 1
Vul het geschatte procentueel aandeel in van de onderstaande groepen in het totaal aantal medewerkers tijdens het festival. Het totaal moet 100 zijn. kernorganisatie:
%
medewerkers die geen band hebben met een vereniging of een bedrijf op uw festival en niet betaald worden:
%
medewerkers die geen band hebben met een vereniging of een bedrijf op uw festival en betaald worden:
%
medewerkers via onbetaalde verenigingen:
%
medewerkers via betaalde verenigingen:
%
medewerkers via bedrijven:
% 100
IV – 2
%
Worden de medewerkers tijdens uw festival centraal of decentraal gestuurd? Centraal: de organisatie staat direct in contact met al de medewerkers en stuurt deze ook Decentraal: de organisatie stuurt andere verenigingen/groepen aan die verder alles regelen Geef aan op het continuüm. centraal
decentraal
B. MIDDELEN IV – 3
Hoe is het sponsorbudget opgebouwd? Geef aan op het continuüm. uitsluitend financieel
uitsluitend materieel
IV – 4
Hoeveel sponsors had uw festival ongeveer op haar laatste editie?
IV – 5
Hebt u ook meerjarencontracten met sponsors? ja
IV – 6
neen
Hoe wordt de inkomprijs van uw festival berekend? Geef aan op het continuüm. heel ‘emotioneel’
IV – 7
heel rationeel
Als u uw inkomsten zou opsplitsen op basis van onderstaande items, wat is dan het geschatte procentueel aandeel van elk item in uw inkomsten? Het totaal moet 100 zijn. Indien het makkelijker is met absolute cijfers te werken, mag dat ook. Uiteraard moet het totaal dan niet gelijk zijn aan 100. sponsoring:
%
subsidies:
%
ticketverkoop:
%
catering en drank:
%
andere:
% 100
%
IV – 8
Als u uw uitgaven zou opsplitsen op basis van onderstaande items, wat is dan het geschatte procentueel aandeel van elk item in uw uitgaven? Het totaal moet 100 zijn. Indien het makkelijker is met absolute cijfers te werken, mag dat ook. Uiteraard moet het totaal dan niet gelijk zijn aan 100. artiesten:
%
medewerkers:
%
infrastructuur en techniek:
%
promotie:
%
veiligheid:
%
andere:
% 100
%
C. EVALUATIE IV – 9
Evalueert u uw festival? ja
IV – 10
neen
Indien u uw festival evalueert, hoe grondig doet u dit dan? Geef aan op het continuüm. heel erg algemeen
IV – 11
heel erg in detail
Indien u evalueert, wat doet u dan met de evaluatie? Geef aan op het continuüm. heel erg weinig
heel erg veel
D. ARTIESTEN IV – 12
Worden artiesten door de kernorganisatie of door externen (vb.: boekingskantoor) geselecteerd? Geef aan op het continuüm. volledig door kernorganisatie
IV – 13
volledig door externen
Kunnen artiesten zich op een georganiseerde manier aanmelden om op te treden op het festival? (vb.: via een wedstrijd, inschrijfpagina, selectieronde,…) ja
IV – 14
neen
Hoeveel artiesten (bands/acts, niet het aantal ‘personen’) kwamen aan bod op de laatste editie van uw festival? artiesten
IV – 15
Wat is het budget dat u tijdens de laatste editie hebt voorzien voor artiesten? euro
IV – 16
Is de artiestenselectie voornamelijk een … strategische keuze? vb.: we boeken deze artiest omdat we denken dat hij in de periode van ons festival heel bekend zal zijn
financiële keuze? vb.: de selectie gebeurt vooral op basis van de prijs
‘emotionele’ keuze? vb.: u hebt een voorkeur voor een artiest en wilt hem/haar echt graag op uw festival
IV – 17
In welke mate heeft de artiestenkeuze volgens u een invloed op het aantrekken van publiek? Geef aan op het onderstaand continuüm. weinig invloed
veel invloed
E. RELATIES IV – 18
Hoe is de relatie met uw gemeente/stad, uw provincie en de Vlaamse overheid? Geef aan op het continuüm. zeer slecht
zeer goed Gemeente/stad Provincie Vlaamse overheid
IV – 19
In welke mate werkt u samen met uw gemeente/stad, uw provincie en de Vlaamse overheid? Geef aan op het continuüm. Indien u niet samenwerkt met één van de partijen, zet dan en kruisje in de laatste kolom. heel grote mate
heel kleine mate
we werken niet samen
Gemeente/stad Provincie Vlaamse overheid
F. TIMING & ‘DRAAIBOEK’ IV – 20
Is er een periode ná een editie van het festival dat de organisatie volledig stilligt? ja
IV – 21
Is er een planning voor de opbouw en afbraak? ja
IV – 22
neen
neen
Als er een planning is voor de opbouw en afbraak: hoe is de planning dan opgesteld? Geef aan op het onderstaand continuüm. heel gedetailleerd
heel algemeen
IV – 23
Hoeveel dagen worden uitgetrokken voor de opbouw van uw festival? dagen
IV – 24
Hoeveel dagen worden uitgetrokken voor de afbraak van uw festival? dagen
IV – 25
Heeft uw festival een ‘draaiboek’? ja
IV – 26
neen
Indien u een ‘draaiboek’ heeft: is het ‘draaiboek’ uitgebreid of niet? Geef aan op het continuüm. zeer uitgebreid
IV – 27
zeer beknopt
Indien u een ‘draaiboek’ heeft: is het ‘draaiboek’ gedetailleerd of niet? Geef aan op het continuüm. zeer gedetailleerd
IV – 28
Indien u een ‘draaiboek’ heeft: in welke mate wordt het ‘draaiboek’ gebruikt? Geef aan op onderstaand continuüm. heel intensief
IV – 29
zeer vaag
heel beperkt
Indien u een ‘draaiboek’ heeft: in welke mate wordt het ‘draaiboek’ up-to-date gehouden? Geef aan op onderstaand continuüm. Indien u het draaiboek helemaal niet up-to-date houdt, zet dan een kruisje in de laatste kolom. in heel grote mate
in heel kleine mate
niet
H. AFSLUITEND IV – 30
Is er een verschil in de organisatie- en festivalwerking van uw festival tussen de eerste editie en laatste editie? Geef aan op het continuüm. geen verschil
IV – 31
Geef op een schaal van 1 tot 10 aan hoe tevreden u bent met de werking van uw festival. 1
IV – 32
zeer groot verschil
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Geef op een schaal van 1 tot 10 aan hoe tevreden u bent met de werking van uw organisatie. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
EXTRA Als extraatje zijn er nog een viertal ‘actuele’ vragen.
E–1
Ondervindt u hinder van de financiële crisis? ja
E–2
neen
Hebt u last van festivals die u beconcurreren? ja
neen
E–3
Wat zijn voor u belangrijke kenmerken van muziekfestivals waardoor deze te onderscheiden zijn van andere evenementen?
E–4
Is uw festival aangesloten bij een vakvereniging of vakorganisatie voor (muziek)festivals? ja Welke? neen
HARTELIJK DANK voor uw medewerking
Het enige wat u nu nog zou moeten doen, is de ingevulde enquête terugmailen naar
[email protected]. Daarna kunnen wij van start gaan! Al diegenen die een enquête doormailen, krijgen binnenkort de resultaten van het onderzoek toegestuurd.
Alvast nog veel succes met uw festival!
Muzikale en Gedreven Groeten Maarten Grieten
BIJLAGE 2 Bespreking inleidende mail
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
169
BESPREKING INLEIDENDE MAIL De onderlijningen en vetgemaakte woorden dienen als accentuering. Enkel deze woorden lezen, zou een beeld moeten schetsen van de inhoud van de mail. - ‘t.a.v. …’ : Voor wie is de mail bestemd? - ‘BELANGRIJK’ : nadruk op het belang van de mail - ‘onderzoek …’ : inhoud mail
Voor wie is de mail bestemd ?
inleiding / trigger situering onderzoek belang van medewerking en creëren van goodwill en appreciatie
procedure
herneming vraag en belang onderzoek
- een post scriptum accentueert - bevat streefdatum indienen enquête
170
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
BIJLAGE 3 Bespreking begeleidende brief (in enquête)
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
171
BESPREKING BEGELEIDENDE BRIEF (in enquête) De onderlijningen en vetgemaakte woorden dienen als accentuering. Enkel deze woorden lezen, zou een beeld moeten schetsen van de inhoud van de mail.
titel : onderwerp van document
situering aanvraag en creëren van goodwill en appreciatie situering onderzoek, aanvraag medewerking en verwijzing naar instructies geruststelling en verklaring duur enquête en nadruk op belang van onderzoek voordeel voor respondent onzekerheden uitdoven door mogelijkheid tot vragen stellen einddatum onderzoek
logo HUBrussel – vertrouwen opwekken
172
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
BIJLAGE 4 Bespreking afsluitende brief (in enquête)
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
173
BESPREKING AFSLUITENDE BRIEF (in enquête)
bedanking
- aanzet tot terugmailen - rechtstreekse e-maillink beloning
creëren van goodwill en bedanking
174
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
BIJLAGE 5 Bespreking herinneringsmail
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
175
BESPREKING HERINNERINGSMAIL De onderlijningen en vetgemaakte woorden dienen als accentuering. Enkel deze woorden lezen, zou een beeld moeten schetsen van de inhoud van de mail.
- benadrukking van het belang en reikwijdte van het onderzoek. - ‘Herinnering aan …’ zou de niet-geïnteresseerden dadelijk de mail doen verwijderen.
Voor wie is de mail bestemd ?
situering mail situering onderzoek (verantwoording en relevantie) duurtijd/snelheid belang deelname elk (soort) festival
anonimiteit / gegevensverwerking ‘beloning’ mogelijkheid tot contacteren creëren van goodwill en bedanking
176
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
BIJLAGE 6 Bespreking bedankingsmail
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
177
BESPREKING BEDANKINGSMAIL
bedanking hier komt de voornaam van de respondent (afgeleid uit de handtekening van de ontvangen mail) ……………
opbouwen van goodwill
178
wordt afhankelijk van de periode meegestuurd
Muziekfestivals in Vlaanderen – indeling naar organisatiestructuur en werking Masterproef door Maarten GRIETEN (100783) – Handelswetenschappen (BM&O) – juni 2009 Hogeschool Universiteit Brussel – Promotor: prof. dr. Johan WALRAVE
MAARTEN GRIETEN
Hogeschool-Universiteit Brussel | Campus Stormstraat Stormstraat 2 | 1000 Brussel
[email protected]