Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling Vlaanderen/Brussel
JAARVERSLAG Januari – December 2005
Inhoudsopgave 1 Inleiding_________________________________________________________________ 3 2 Algemene situering ________________________________________________________ 5 2.1 Wat verstaan we onder ouderenmis(be)handeling? Een definitie:______________ 5 2.2 Vormen van ouderenmis(be)handeling ____________________________________ 6 3 Beknopte historiek_________________________________________________________ 8 4 Uitbouw Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling ___________________________ 15 4.1 Doelstellingen Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling (2002-2004) even op een rij _________________________________________________________________ 15 4.2 Toekomstperspectieven 2006 ___________________________________________ 20 4.3 Bijgewoonde vormingen / voorstellingen (chronologisch)____________________ 21 4.4 Overlegmomenten ____________________________________________________ 23 5 activiteitenverslag ________________________________________________________ 25 5.1 Aantal meldingen en de gestelde hulpvraag _______________________________ 25 5.2 Waar woont het slachtoffer? ___________________________________________ 27 5.3 Wie zijn de melders? _________________________________________________ 30 5.4 Vormen van mis(be)handeling __________________________________________ 32 5.5 Leeftijdcategorieën slachtoffer__________________________________________ 34 5.6. Relatie tussen pleger en slachtoffer _____________________________________ 36 5.7 Geslacht van slachtoffer _______________________________________________ 38 5.8 Probleemfactoren pleger_______________________________________________ 39 5.9 Probleemfactoren slachtoffer ___________________________________________ 40 6 Aanbevelingen ___________________________________________________________ 42 6.1 Primaire preventieve maatregelen_______________________________________ 42 6.2. Secundaire preventieve maatregelen ____________________________________ 43 6.3. Tertiair preventieve maatregelen _______________________________________ 44 7 Ter afsluiting ____________________________________________________________ 46
2
1 Inleiding Via dit jaarverslag hopen we de problematiek van ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie op Vlaams niveau (her)kenbaar te maken en de bevoegde overheden en betrokken organisaties te wijzen op de niet te ontkennen problematiek, met name ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie. We willen u met enige trots de langverwachte cijfers van 2005 voorstellen. Zoals de trend zich voordoet is er een stijging van meldingen vast te stellen. Door onze centrale databank over het Vlaams meldpunt en de Steunpunten heen, proberen we momenteel nog nauwkeuriger en sneller een zicht te krijgen op de caseload van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en de Steunpunten. Het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling Vlaanderen/Brussel wil een onafhankelijk, luisterend en adviserend orgaan zijn voor iedereen die geconfronteerd wordt met een vermoeden of een situatie van ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie. Hiernaast heeft het Vlaams meldpunt een grote rol te vervullen inzake sensibilisatie, deskundigheidsbevordering en ondersteuning van de niet-professionele en professionele diensten hulpverlening bij situaties van ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie. Preventieve maatregelen dienen vanuit een overkoepelend niveau te worden gesignaleerd aan de overheid en geïmplementeerd te worden in de beleidsmaatregelen. In deze tekst vindt u in eerste instantie een algemene situering van de problematiek ouderenmis(be)handeling waarin wij aan de hand van cijfermateriaal dieper ingaan op de problematiek. Hetgeen verstaan wordt onder ouderenmis(be)handeling wordt in dit eerste luik geschetst en verduidelijkt. De verschillende vormen van ouderenmis(be)handeling zoals beschreven in literatuur rond de problematiek worden opgesomd en verder gedetailleerd besproken in het activiteitenverslag van 2005. Vervolgens willen we u een beknopt historisch overzicht meegeven om een zicht te krijgen op de evolutie van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling tijdens zijn jonge bestaan. Verder zijn de doelstellingen opgenomen die we doorheen de projectjaren bereikt hebben met aansluitend de toekomstperspectieven van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling voor het komende jaar, de vergaderingen en vormingen die gevolgd zijn in 2005. In het activiteitenverslag volgt een bespreking van de meldingen die binnengekomen zijn in het Vlaams meldpunt en de steunpunten ouderenmis(be)handeling. We sluiten af met een aantal aanbevelingen omtrent aanpak en preventie de problematiek van ouderenmis(be)handeling.
3
We hopen dat het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling, na evaluatie, kan rekenen op een structurele inbedding in het hulpverleningslandschap, zodat de garantie kan bestaan dat elke oudere in Vlaanderen en Brussel die in een situatie van ouderenmis(be)handeling verkeert, ondersteund en/of geholpen kan worden.
Anne Van der Gucht, beleidsmedewerkster, ouderenmis(be)handeling Marc Baele, directeur CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw
Vlaams
meldpunt
4
2 Algemene situering De vergrijzing van de bevolking houdt in dat een steeds grotere groep van ouderen door de beperkte residentiële opvangmogelijkheden, langer thuisblijft en hieraan gerelateerd potentieel slachtoffer kan worden van mis(be)handeling. De Vlaamse overheid wil de aanpak van ouderenmis(be)handeling stimuleren door subsidiëring van projecten in de thuiszorg.
2.1 Wat verstaan we onder ouderenmis(be)handeling? Een definitie: ‘Onder mis(be)handeling van een ouder persoon (iemand van 55 jaar of ouder) verstaan we al het handelen of nalaten van handelen van al diegenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid.’ (Comijs e.a. 1996, p. 18) Deze gehanteerde definitie van ouderenmis(be)handeling is opgebouwd uit verschillende criteria en dient te worden bekeken in het licht van onderstaande opmerkingen: -
Bij de diagnose van de melding binnen het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en de Steunpunten Ouderenmis(be)handeling wordt vertrokken vanuit de beleving van het slachtoffer en/of de melder. De hulpverlener moet zich echter voldoende neutraal opstellen teneinde een waarheidsgetrouwe diagnose te kunnen stellen.
-
Het slachtoffer van ouderenmis(be)handeling is 55 jaar of ouder. Het stellen van een leeftijdsgrens dient om het werkterrein van de specifieke hulpverlening met betrekking tot ouderenmis(be)handeling praktisch af te bakenen.
-
Er is sprake van een persoonlijke en/of professionele relatie tussen slachtoffer en diegene die mis(be)handelt. Hierbij speelt het wederzijdse vertrouwen een centrale rol.
-
We spreken van actieve ouderenmis(be)handeling als de pleger een handeling stelt die leed veroorzaakt bij de oudere. Passieve mis(be)handeling is het niet stellen van bepaalde gewenste handelingen, bijv. de oudere onvoldoende eten geven.
5
-
We spreken reeds over ouderenmis(be)handeling bij een éénmalige handeling of het nalaten van een handeling als dit door het slachtoffer als mis(be)handeling wordt beleefd.
-
Ouderenmis(be)handeling kan intentioneel zijn, de pleger heeft dan de bedoeling de oudere te kwetsen, zoals het stelen van dagelijkse levensmiddelen of materialen voor verzorging. In andere situaties is men zich niet bewust (niet-intentioneel) van de gevolgen van zijn handelingen voor de oudere, zoals de oudere vastbinden overdag opdat deze niet kan rondlopen en dus ook niet kan vallen.
-
Het is belangrijk om signalen steeds te bekijken binnen de specifieke situatie van de oudere en zijn omgeving. Toegenomen (lichamelijke, psychische, …) afhankelijkheid; zorgstress, bijv. onkunde of onwetendheid van de verzorger; de familiegeschiedenis, bijv. aanwezige machtsverhoudingen die wijzigen, e.a. kunnen tot ouderenmis(be)handeling leiden.
-
Signalen van ouderenmis(be)handeling kunnen heel subtiel zijn en voor de buitenwereld niet altijd zichtbaar.
Alle vermoedens of situaties van ouderenmis(be)handeling, volgens bovenstaande definiëring, binnen het grondgebied van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kunnen gemeld worden aan het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling (door niet-professionelen) en de steunpunten ouderenmis(be)handeling (door professionelen).
2.2 Vormen van ouderenmis(be)handeling We onderscheiden volgende vormen van ouderenmis(be)handeling: - Fysieke of lichamelijke mis(be)handeling (Knijpen, duwen, trekken, vastgrijpen, slaan, schoppen, schudden, verbranden, aan het haar sleuren, laten vallen, onverantwoord vastbinden, onrechtmatig toedienen van medicijnen…) -
Seksueel misbruik (Ongewenste intimiteiten, aanranding, verkrachting, zich onnodig moeten uitkleden…)
-
Psychische mis(be)handeling (Schelden, pesten, intimideren, chanteren, dreigen, vernederen, infantiliseren, negeren, familiale en/of sociale contacten van de oudere niet toelaten…)
-
Financieel en materieel misbruik
6
(Stelen van geld of eigendom, misbruik maken van goedgelovigheid, giften eisen, onder valse voorwendselen toeeigenen van bezittingen, misbruik van volmachten, erfenisbejaging…) -
Verwaarlozing (Onvoldoende of niet-aangepaste voeding geven, niet voldoende medische zorg bieden…)
-
Schending van rechten (Onrechtmatig schenden van het recht op vrijheid, privacy, zelfbeschikking, bijvoorbeeld ongevraagd post lezen of achterhouden, iemand nooit alleen laten, geen bezoek toelaten…)
In de registratie van ouderenmis(be)handeling nemen we twee vormen van ouderenmis(be)handeling bijkomend op, die onder bovenstaande vormen kunnen worden geklasseerd maar die een aanzienlijke meerwaarde betekenen in functie van registratie van de problematiek. -
Verzorging laat te wensen over (De oudere krijgt verzorging maar die laat te wensen over, er is geen sprake van verwaarlozing)
-
Multiple problem-situaties [Situaties waar verschillende vormen (met name 3 of meer) van ouderenmis(be)handeling samen voorkomen]
De vormen zullen verder besproken worden in het activiteitenverslag van het Vlaams meldpunt.
7
3 Beknopte historiek het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling is mogelijk gemaakt met Vlaamse overheidssteun en is momenteel werkzaam als project binnen de thuiszorg. Projectindiener CAW Zuid-Oost-Vlaanderen (regionale meldpunt ouderenmis(be)handeling Zottegem) kreeg de opdracht in september 2002 om het project ‘Voorbereiding uitbouw van een Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling’ uit te werken. Dit meldpunt kan de problematiek rond ouderenmis(be)handeling aanpakken op Vlaams niveau. Gaandeweg hebben ook de andere provincies en heeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie een project ingediend om op die manier werk te maken van een Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling met 5 provinciale steunpunten en één Brussels steunpunt. Tijdens de laatste jaren is er vooral gewerkt naar een structurele verankering van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en de steunpunten met een gemeenschappelijke visie rond de aanpak van de problematiek ‘ouderenmis(be)handeling’. De gemeenschappelijke gedragen visietekst om een situatie van ouderenmis(be)handeling aan te pakken, van het meldpunt en de steunpunten kan men vinden in bijlage bij het jaarverslag. Verder blijft men, naast het toenemende aantal meldingen die opgenomen worden, de expertise uitbreiden en zich richten tot preventieve acties (waaronder vormingen die ontwikkeld worden) wetenschappelijke studies steunen en studenten begeleiden die interesse tonen voor het werkveld, … Ouderenmis(be)handeling is, zoals reeds vermeld, een complexe problematiek. Geen enkele instantie is in staat deze problematiek alleen op te lossen. Vormingen betreffende het leren ontdekken van signalen van ouderenmis(be)handeling en het bespreekbaar maken van ouderenmis(be)handeling kunnen door hulpverleners regelmatig gevolgd worden bij de steunpunten ouderenmis(be)handeling in elke provincie en Brussel. Door de specifieke aanpak probeert het Vlaams meldpunt met de steunpunten het grote taboe dat leeft rond ouderenmis(be)handeling te doorbreken en bespreekbaar te maken, effectieve situaties van ouderenmis(be)handeling aan te pakken en de hulpverlening te mobiliseren, ondersteunen om preventief en indien nodig curatief op te treden. De aansturing van de projecten ouderenmis(be)handeling gebeurt op volgende wijze:
8
Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling ism ° Minister Vervotte, minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin ° Afdeling Welzijnszorg van de Vlaamse Gemeenschap ° de provinciebesturen Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, VlaamsBrabant en West-Vlaanderen ° de Vlaamse gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
9
Tijdelijk karakter van de projecten De voorgestelde structuren en de taakverdeling gelden voor de gehele projectperiode. Met de structurele verankering van de projecten moet er zowel een nieuwe financiering zijn als een nieuwe manier van aansturen, afgestemd op de nieuwe financieringsvorm. We gaan er vanuit dat door de specifieke groei van de verschillende projecten er extra vormen van overleg en afstemming nodig zijn, die nadien door één centrale stuurgroep kunnen opgenomen worden. Er wordt gezamenlijk over gewaakt dat volgens een gemeenschappelijke visie en concept gewerkt wordt (met hulpverleningsgarantie voor de hulpvragenden). De toekomstgroep • Samenstelling: ° de directies welzijn van de vijf provincies en ° de Vlaamse Gemeenschapscommissie, ° de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw, ° vertegenwoordigers van de Vlaamse administratie WVC ° het kabinet van de minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen ° de beleidsmedewerkster van het Vlaams Meldpunt • Opdracht is zowel strategisch als operationeel Strategisch: • middelen voorzien voor 2006, • bespreken en beslissingen nemen over het concept: stappenplan klachtenopvolging, de samenwerking met zorgsector, plan voor deskundigheidsontwikkeling en sensibilisatie, ….. • beleidsplan uitschrijven: nood aan investeringen, personeel, beleidsstructuren in 2006, ….. Operationeel: • aansturen en opvolgen van de medewerkers van het Meldpunt en de 6 steunpunten • ontwikkelen van gemeenschappelijke manier van werken, afspraken maken inzake werking en uitbouw van het geheel, ….. • vergaderritme: 2-maandelijks (6 keer per jaar) De centrale adviesgroep Vlaams meldpunt oudermis(be)handeling •
•
samenstelling: ° afvaardiging van Vl. Administratie, kabinet, provincies, VGC, ° de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen, ° de koepelstructuren van de betrokken (zorg)sectoren de opdracht is adviserend (tot eind 2005), in 2006 zal gekeken worden hoe deze groep verder zal blijven bestaan
10
• • •
advies over bepaalde voorstellen uit de toekomstgroep uit het concept of beleidsplan afstemming en toetsing ivm een aantal keuzes uit de toekomstgroep vergaderritme: één tot tweemaal per jaar
11
De provinciale adviesgroepen Samenstelling: • regionaal bepaald en complementair aan bestaande overlegstructuren van ouderenzorg, thuiszorg en andere welzijnssectoren, …. • vooral gericht op samenwerking op het terrein, afspraken ivm taakverdeling, … Opdracht: • advies ivm implementatie van het steunpunt in provinciale of Brussels werkveld • opvolging van projectmedewerkers (vorming, sensibilisering, ….) • signaalgevend (naar overleg projectmedewerkers, toekomstgroep, …) Overleg projectmedewerkers Samenstelling: ° Vlaams Meldpunt ° de projectmedewerkers Opdracht: • is operationeel, uitvoerend, voorbereidend • uitvoeren van beslissingen (op vraag van de toekomstgroep) en met eigen input bepaalde opdrachten uitwerken • voorbereidingen/rapportage/voorstellen • opvolging van de uitbouw van de steunpunten: meldingen en opvolging van klachten, specifiëring van het casemanagement, ontwikkelen van een basisstappenplan, registratie, zoeken gepaste netwerkvorming, … • gemeenschappelijke afspraken over de operationalisering van beslissingen uit de toekomstgroep (bv. gebruik registratie- en opvolgingsformulier, verspreiding folders, uitwerken vormingsmomenten, …) • casebesprekingen en intervisie • knelpunten (signalen voor het beleid) naar de toekomstgroep • Vergaderritme: maandelijks (10 keer per jaar) De aansturing van de beleidsmedewerkster • • •
Zij maakt deel uit van de toekomstgroep. Zij moet inhoudelijk een aantal nota's voorbereiden (met de projectmedewerkers, ea). Zij kan de besprekingen volgen en inbreng doen vanuit de vergadering met de projectmedewerkers. Zij kan knelpunten toelichten en aankaarten.
12
Zij kan instaan voor het verslag en de concrete opvolging van beslissingen. • Zij moet uitgroeien tot de coördinator van het Vlaams Meldpunt. • Zij fungeert als tussenpersoon tussen de verschillende overlegstructuren • De aansturing van de beleidsmedewerkster gebeurt door de toekomstgroep. De dagdagelijkse aansturing van haar zou verder gebeuren door Marc Baele, de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen. Via een tussentijds overleg met de voorzitter van de toekomstgroep en de coördinator kan gezorgd worden voor gerichte opvolging. •
De aansturing van de projectmedewerk(st)ers Dit is een gemengde aansturing door de aard van het gemeenschappelijk project op dit moment. Een goede afstemming proberen we te bekomen via de toekomstgroep. • De aansturing gebeurt door: de provinciale directeurs/verantwoordelijken. de beleidsmedewerkster via het maandelijks overleg •
Schematisch ziet dit er als volgt uit (zie volgende pagina):
13
Overleg Vlaams melpunt oudermis(be)handeling
Ministerie Vl.Gemsch.
Tijdelijke structuur voor de projectfase Schema 24/05/05
ADVISEREN BELEIDSPLANNING VOORSTEL CONVENANT MIDDELEN
TOEKOMSTGROEP •
directies provincies, VGC, coördinator CAW Z.O.Vl., Vlaamse Administratie, kabinet Vl. minister welzijn, beleidsmedewerkster Vlaams meldpunt
VOORBEREIDINGEN RAPPORTAGE VOORSTELLEN
BESLISSINGEN: •
•
Beleidsmatig Inhoudelijk
OVERLEG PROJECTMEDEWERKERS •
advies
Beleidsmedewerker Vlaams meldpunt, projectmedewerkers Vlaamse provincies en Brussel
• •
-Gemeenschappelijke afspraken -Lange termijnvisie - plan -Bespreken en beslissen over concept -Middelen voorzien -Bevorderen van gemeenschappelijke deskundigheid -Op punt stellen van voorwaarden
-Uitvoeren beslissingen -Zoeken gepaste netwerkvorming -Specifiëring van het casemanagement -Ontwikkelen van een basisstappenplan, registratie -Intervisie
voorstellen rapportage
PROVINCIALE EN BRUSSELSE ADVIESGROEPEN/PLATFORMS: • • •
advies ivm implementatie van het steunpunt in prov. of Brussels werkveld opvolging van projectmedewerkers (vorming, sensibilisering, ….) signaalgevend (naar overleg projectmedewerkers, toekomstgroep, …)
14
4 Uitbouw Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling Het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling moet meer zijn dan alleen een centraal punt waar klachten kunnen gemeld worden. De onafhankelijkheid, de opgebouwde deskundigheid en de bereikbaarheid maken van het meldpunt een actor die vertrouwen inboezemt en die de bespreekbaarheid van het probleem mogelijk maakt. Het is er voor iedereen, maar vooral voor de niet-professionele betrokkene die met vragen zitten rond of een melding wil maken van (een vermoeden van) een situatie van ouderenmis(be)handeling. Bij noodzaak aan verdere interventie zal de melding doorgegeven worden aan de contactpersoon van het steunpunt in de betrokken provincie of Brussel die de klachtenopvolging kan waarborgen. Hulpverleners kunnen rechtstreeks contact opnemen met de steunpunten. Een uniforme registratie, via een gemeenschappelijke databank en de coördinatie over initiatieven inzake ouderenmis(be)handeling, zal de kennis inzake ouderenmis(be)handeling bevorderen en beleidsgerichte signalering van knelpunten mogelijk maken. 4.1 Doelstellingen Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling (2002-2004) even op een rij A. De komende jaren willen we een fysiek Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling uitbouwen voor Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk gewest met regionale en/of provinciale steunpunten Operationele doelstellingen: A.1: Het Vlaams meldpunt wil er zijn voor iedere niet-professionele betrokkene bij een (vermoeden van een) situatie van ouderenmis(be)handeling, die hiervan een melding wil maken, informatie of advies hieromtrent wil vragen of effectief hulp zoekt. A.2: Het Vlaams meldpunt wil een laagdrempelige hulpverlening bieden Indicatoren: o een algemeen telefoonnummer om de laagdrempeligheid van het Meldpunt te verhogen: Centraal telefoonnummer evenals een aangepaste telefooncentrale zijn bestaande. o realisatie van een onthaalpermanentie door vrijwilligers en professionelen: Onthaalpermanentie vrijwilligers en professionelen is reeds aanwezig.
15
Vorming voor de onthaalvrijwilligers is opgesteld en gegeven aan een zestal onthaalvrijwilligers. Zij kunnen het onthaal garanderen van nieuwe meldingen rond ouderenmis(be)handeling. Dit betekent concreet dat zij een melding kunnen registreren. Verdere opvolging van de vrijwilligers is uiteraard noodzakelijk. o realisatie van een website: Website is gerealiseerd. Mits extra middelen kan een herwerking van de site verwezenlijkt worden.
16
o centraal registratiesysteem: Registratiefiches, opvolgingsformulieren en een centrale databank die zowel door het meldpunt als zijn steunpunten kan gebruikt worden is aanwezig en wordt gehanteerd op het meldpunt en de steunpunten. Zo verloopt het doorgeven van meldingen op een vlottere manier. De databank zal in de toekomst moeten aangepast worden aan de noden van gegevensverwerking.
B. De komende jaren willen we de hulpverlening ouderenmis(be)handeling coördineren en ondersteunen
inzake
Operationele doelstellingen: B.1. Realisatie van een uniform hulpverleningsaanbod op het gebied van ouderenmis(be)handeling in Vlaanderen. B.2. Het coördineren en ondersteunen van de regionale of provinciale steunpunten Ouderenmis(be)handeling. B.3. Het bevorderen van overleg en samenwerking van de hulpverlening rond de problematiek ouderenmis(be)handeling.
o o o o
Indicatoren: centrale adviesgroep: 1x samengekomen dit jaar (zie infra) maandelijks inhoudelijk overleg: komt elke maand samen (zie infra) toekomstgroep: komt 2-maandelijks samen (zie infra) samenwerkingsverbanden met andere diensten ontwikkelen: Andere diensten waarmee het Vlaams meldpunt samenwerkt zijn: LPBO in Nederland, Spectrum in Nederland,…
C. Deskundigheidsbevordering Operationele doelstellingen: C.1. Beter inzicht krijgen in de problematiek van ouderenmis(be)handeling om de hulpverlening te kunnen evalueren en bijsturen. C.2. Alle betrokkenen meer deskundigheid aanbieden om te kunnen omgaan met situaties van ouderenmis(be)handeling Indicatoren: o vormingspakketten voor hulpverleners: Er werd dit jaar een vormingspakket ‘Vroegdetectie van ouderenmis(be)handeling’ en ‘aanpak van ouderenmis(be)handeling’ samengesteld. Dit is in opdracht van het steunpunt Oost-Vlaanderen gebeurd. In dit pakket is ook een DVD
17
gevoegd met de video over de signalen van ouderenmis(be)handeling, die in 2005 aangemaakt is. Het vormingspakket is gegeven aan de verschillende steunpunten en wordt door hen gebruikt op verscheidene vormingsdagen. o studie: zie infra o inventariseren van nationale en internationale initiatieven ouderenmis(be)handeling: Is reeds gebeurd. o stimuleren van wetenschappelijk onderzoek: Continu wordt er informatie gegeven aan studenten die zich komen aanbieden en een werk schrijven rond ouderenmis(be)handeling, hetzij schriftelijk, telefonisch of via een bezoek. In 2005 heeft een studente van de hogeschool Gent stage gelopen in het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling; deze stage loopt nog tot half maart 2006. o verlenen van informatie rond ouderenmis(be)handeling: Gerealiseerd, maar blijft een blijvend aandachtspunt in de bekendmaking van de problematiek en het Vlaams Meldpunt.
D. De komende jaren wil het Vlaams meldpunt rond de problematiek van ouderenmis(be)handeling vormingen ontwikkelen en sensibilisatie-initiatieven nemen Operationele doelstellingen: D.1. Een zo ruim mogelijke doelgroep alert maken voor signalen van ouderenmis(be)handeling D.2. het doorbreken van het taboe en het bespreekbaar maken ouderenmis(be)handeling bij het brede publiek, ouderen, vrijwilligers, mantelzorgers, professionelen. D.3. professionelen responsabiliseren ouderenmis(be)handeling
inzake
aanpak
van
D.4. het garanderen van een goede opvang van meldingen in het Vlaams meldpunt Indicatoren: o sensibilisatiecampagne: Een echte sensibilisatiecampagne is niet gerealiseerd, gezien de beperkte middelen. Wel zijn er artikels verschenen in de pers. (zie infra) o vorming, begeleiding en supervisie voor onthaalvrijwilligers en professionelen van het meldpunt en zijn steunpunten:
18
Vorming en begeleiding van de vrijwilligers gebeurt continu. Bij de professionelen van de steunpunten is dit in mindere mate. Ondersteuning en feedback wordt steeds telefonisch gegeven bij een nieuwe melding die dient opgevolgd te worden door het steunpunt. Intervisie is enkel samen met het Oost-Vlaamse steunpunt 3x doorgegaan. Eenmaal de steunpunten beter uitgebouwd zijn in de hulpverleningssector, kan hier meer aandacht voor zijn. o persaandacht en publicaties in tijdschriften: In de loop van 2005 verschenen artikels in o.a. de volgende kranten en tijdschriften: krantje van de christelijke mutualiteit en de liberale mutualiteit, Kerk en Leven, Libelle, TV-Familie, Blik, De Standaard, De Streekkrant. Voor de gesproken pers betekende dit o.a. de regionale zender van Vlaams-Brabant en een radiospot op een lokale radiozender in Brussel. Met de steunpunten werd de afspraak gemaakt dat zij artikels regionaal verspreiden, gebaseerd op het basisartikel dat ontwikkeld is door het Vlaams Meldpunt.
E. De komende jaren wil het Vlaams meldpunt een signaalfunctie zijn naar de overheid Operationele doelstelling: E.1. Via inventarisatie van knelpunten komen tot mogelijke oplossingen inzake de aanpak van ouderenmis(be)handeling. Indicatoren: o participeren aan overleg rond thema’s verwant aan de problematiek: Gerealiseerd. o via analyse van registratiegegevens en werking richting kunnen geven aan het beleid: Dit is ondermeer gebeurd door eindevaluatie van het project, het jaarverslag, de verslaggeving in de toekomstgroep en het inventariseren van knelpunten bij de verschillende steunpunten, deze te bundelen en door te geven aan de overheid. o samenwerken met de betrokken overheden aan structurele oplossingen: Doelstelling is gerealiseerd. Er is regelmatig overleg met provinciale overheden aan de operationalisering van de provinciale steunpunten en steun aan het Vlaams meldpunt. Op regelmatige tijdstippen is er het overleg van de toekomstgroep waarin beleidsmatige onderwerpen aan bod komen.
19
4.2 Toekomstperspectieven 2006 Naast de nieuwe doelstellingen die men de komende 3 jaar wil organiseren leggen we de klemtoon in 2006 op het structureel inbedden van het Vlaams meldpunt en de steunpunten in de hulpverlening van Vlaanderen en een uitgebreide sensibilisatiecampagne, opgenomen in een PR-plan voor 2006. 4.2.1 Streven naar een structurele inbedding van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling in het hulpverleningsaanbod van Vlaanderen en Brussel. (2008) Het centraliseren van de meldingen rond ouderenmis(be)handeling in Vlaanderen. Een luisterend oor bieden, een informerende en adviserende functie opnemen t.a.v. iedereen die, al of niet beroepsmatig, met vermoedens van ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie te maken krijgt uit Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft een permanente opdracht. Hier zal vooral de nadruk op gelegd worden in 2006. 4.2.2 Het duidelijke profileren van het Vlaams meldpunt en de steunpunten naar de buitenwereld (permanent). PR-plan wordt ontwikkeld en geïmplementeerd.
20
4.2.3 Het werken naar een duidelijke gemeenschappelijke visie over de opvolging van de casuïstiek rond ouderenmis(be)handeling (2006). Dit gebeurt in samenwerking met de steunpunten. Hoofddoelstelling hierbij is dat men de garantie biedt dat elke situatie van ouderenmis(be)handeling aangepakt wordt. Een aanloop is reeds gebeurd met de gemeenschappelijke visietekst, waarin een stappenplan ontwikkeld is dat haalbaar is voor elk steunpunt. 4.2.4 Het schetsen van het referentiekader waarin de dienst dient te fungeren (2006) 4.2.5 Via inventarisatie van knelpunten en analyse van registratiegegevens komen tot mogelijke bijsturing inzake de aanpak van ouderenmis(be)handeling (samenwerken met betrokken overheden aan structurele oplossingen) (permanent). De bedoeling is verzamelde knelpunten om te zetten in bepaalde theorievorming of onderzoeksdoelstellingen. 4.2.6
Het Vlaams meldpunt streeft naar een uniforme aanpak van de hulpverlening rond ouderenmis(be)handeling in Vlaanderen en Brussel (2007)
Het onthaal van binnenkomende meldingen in het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling wordt ge-uniformiseerd en geoptimaliseerd (20062007). Op die manier wordt een duidelijker aanbod voor de problematiek ontwikkeld en weten mensen waar ze terecht kunnen met een melding van ouderenmis(be)handeling. 4.2.7 Realisatie van een sensibilisatiecampagne op Vlaams niveau. Hier zal vooral de klemtoon op liggen, het komende jaar, rekening houdend met de wensen en verwachtingen van de overheid. Deze doelstelling moet bijgestuurd worden naar een zo ruim mogelijke bekendmaking zonder bijkomende middelen, om het maatschappelijke belang van het meldpunt en de steunpunten te kunnen aantonen. De mogelijke sensibilisatieacties zijn opgenomen in een PR-plan. 4.3 Bijgewoonde vormingen / voorstellingen (chronologisch) 23.03.2005: startnamiddag steunpunt ouderenmis(be)handeling Brussel 17.06.2005: studiedag steunpunt ouderenmis(be)handeling Oost-Vlaanderen: ‘Zwijgen biedt geen uitkomst’
21
06.10.2005: Congres: ‘Uitdagingen voor de Geestelijke Gezondheidszorg voor ouderen’; Leuven 16.12.2005: studievoormiddag Similes: ‘nieuwe wet op de voorlopige bewindvoering’
22
4.4 Overlegmomenten Intersectoraal: •
Centrale adviesgroep: vindt 2x in het jaar plaats in de gebouwen van het OOK te Brussel; leden: verschillende mensen uit het werkveld en een afgevaardigde van de senioren, mensen uit het provinciebestuur, de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw en de beleidsmedewerkster van het meldpunt.
Op sectoraal niveau: •
•
•
•
maandelijks inhoudelijk overleg met de projectmedewerkers van de verschillende steunpunten; vergaderingen gaan door om de 4 weken in de gebouwen van het VVP te Brussel; Leden: alle projectmedewerkers van de verschillende steunpunten en de beleidsmedewerkster van het meldpunt LPBO Nederland: jaarlijkse deelname aan de vergadering die 2x in het jaar doorgaat deze is gevestigd in de gebouwen van het NIZW in Utrecht (Nederland); Leden: verschillende beroepskrachten van het land die werken rond ouderenmis(be)handeling in hun voorziening en de beleidsmedewerkster van het Vlaams Meldpunt Toekomstgroep: dit vindt tweemaandelijks plaats in de gebouwen van het VGC in Brussel; Leden: de directie van de verschillende provinciebesturen die betrokken zijn bij het project, alsook de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw en de beleidsmedewerkster van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling. Adhoc-overleggroep ouderenmis(be)handeling in de gebouwen van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk; Leden: CAW’s die reeds actief zijn rond ouderenmis(be)handeling om een visienota rond ouderenmis(be)handeling op te stellen.
Op provinciaal niveau: •
Provinciale stuurgroep ouderenmis(be)handeling Oost-Vlaanderen: vindt plaats 2x per jaar in het administratief centrum van de provincie; Leden: de directeurs van de 3 vestigingsplaatsen van het steunpunt ouderenmis(be)handeling Oost- Vlaanderen, de projectmedewerker van het steunpunt, de beleidsmedewerkster van het meldpunt, de geweldconsulente van de provincie, leden van verschillende sectoren binnen de provincie
Op lokaal niveau:
23
•
•
•
•
Vergadering voor onthaalvrijwilligers; deze vindt 6-wekelijks plaats in het Sociaal Huis Pandora; Leden: alle onthaalvrijwilligers en de coördinator van de onthaalvrijwilligers Kernvergadering: deze vindt 6-wekelijks plaats in het Sociaal Huis Pandora; Leden: alle medewerkers van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw die gehuisvest zijn in het Sociaal Huis Pandora en beroepskrachten van andere diensten die daar ook gevestigd zijn en 4 afgevaardigden van de vrijwilligers van Pandora. Klein team: tweewekelijks overleg met de verschillende leden van de dienst Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en het steunpunt ouderenmis(be)handeling Oost-Vlaanderen. Dit vindt plaats in het Sociaal Huis Pandora Adhocvergaderingen: op regelmatige basis met 1 of meer leden van de diensten rond ouderenmis(be)handeling van het CAW Zuid-OostVlaanderen vzw. Deze vergaderingen gaan meestal door in het Sociaal Huis Pandora.
24
5 Activiteitenverslag Vooraleer we dieper ingaan op de specifieke kenmerken van de meldingen ouderenmis(be)handeling die in het Vlaams meldpunt en de steunpunten zijn binnengekomen, willen we even blijven stilstaan bij de evolutie van de meldingen gedurende onze drie werkjaren. Uit deze grafiek kunnen we afleiden dat steeds meer mensen de weg naar het meldpunt vinden en het taboe steeds meer doorbroken wordt, ongeacht de beperkte sensibilisatie die het meldpunt kunnen voeren heeft in het laatste projectjaar. De beperkte sensibilisatie is te wijten aan het ontbreken van gepaste middelen om een sensibilisatiecampagne op te zetten. Deze evolutie van meldingen voorspelt een stijgende trend. Overzicht aantal meldingen 600
500
Frequency
400
300
200
100
0 2003
2004
2005 Jaar
5.1 Aantal meldingen en de gestelde hulpvraag melding vraag
Valid
Missing Total
registratie informatie advies interventie Total 99
Frequency 24 78 175 121 398 4 402
Percent 6,0 19,4 43,5 30,1 99,0 1,0 100,0
Valid Percent 6,0 19,6 44,0 30,4 100,0
Cumulative Percent 6,0 25,6 69,6 100,0
25
melding vraag 200
Frequency
100
0 registratie
informatie
advies
interventie
melding vraag
Bedenkingen: Tussen 1 januari en 31 december 2005 noteren we 402 meldingen voor heel Vlaanderen die binnengekomen zijn bij het Vlaams meldpunt en de steunpunten ouderenmis(be)handeling. 64% van de melders vragen om informatie of advies over de mogelijkheden die bestaan of de stappen die men best onderneemt om een (vermoeden van een) situatie van ouderenmis(be)handeling aan te pakken. Een vraag naar interventie gebeurt in 30% van de gevallen. 6% percent van de melders vragen om dergelijke situatie te registreren, zonder meer. Als mensen voor het eerst contact nemen met het meldpunt, dan zien we dat ze een vermoeden van ouderenmis(be)handeling willen aftasten met het meldpunt. In eerste instantie wil men immers dergelijke situatie zelf oplossen, vooraleer men effectief hulpverlening van derden vraagt. Mensen verwachten dan ook van het meldpunt dat men hen nieuwe mogelijkheden kan aanreiken om met de situatie te kunnen omgaan. Pas in een later stadium vraagt men om een interventie. In een beperkt aantal gevallen waar informatie geboden wordt, worden hulpvragen doorverwezen (5% van de meldingen). Ik denk dan bijvoorbeeld aan situaties van oudermishandeling van slachtoffers jonger dan 55 jaar door hun minderjarige kinderen, waar een opvoedingsprobleem aan de basis ligt. Hiervoor is een contact met een dienst voor Gezins- en Relationeel Werk meer aangewezen.
26
5.2 Waar woont het slachtoffer? waar woont het slachtoffer?
Valid
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Brussel Vlaams Meldpunt Wallonië Total 99,00
Missing Total
Frequency 40 141 66 41 83 7 22 1 401 1 402
Percent 10,0 35,1 16,4 10,2 20,6 1,7 5,5 ,2 99,8 ,2 100,0
Valid Percent 10,0 35,2 16,5 10,2 20,7 1,7 5,5 ,2 100,0
Cumulative Percent 10,0 45,1 61,6 71,8 92,5 94,3 99,8 100,0
waar woont het slachtoffer? 160 140 120 100 80
Frequency
60 40 20 0 West-Vlaanderen
Antwerpen
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant Limburg
Vlaams Meldpunt
Brussel
Wallonië
waar woont het slachtoffer?
Bedenkingen: Het grootste deel van de oproepen betreft situaties, net zoals vorig jaar, uit de provincie Oost-Vlaanderen (35%) gevolgd door de provincies Vlaams Brabant (21%) en Antwerpen (17%) We zien in vergelijking met vorig jaar een lichte verschuiving. Vlaams-Brabant kent een lichte terugval (van 27% vorig jaar tot 21% van de meldingen dit jaar) en Antwerpen kent een stijging (van 11% vorig jaar tot 17% van de meldingen dit jaar). Toch blijft taboedoorbreking een belangrijke opdracht in vele provincies en Brussel. 27
Vormingen en sensibilisatie kunnen de bekendheid van het steunpunt doen toenemen en bijgevolg een gevoelige stijging in het aantal meldingen voor deze regio bewerkstellen. Als we analyseren wat voor hulpvraag gesteld wordt opgesplitst per steunpunt komen we tot volgende resultaten: waar woont het slachtoffer? * melding vraag Crosstabulation Count
waar woont het slachtoffer?
melding vraag informatie advies 10 19 15 49 11 36 12 21 13 39 2 3 15 6 1 78 174
registratie 2 5 11 1 4
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Brussel Vlaams Meldpunt Wallonië
1
Total
24
interventie 9 69 8 7 26 2
Total 40 138 66 41 82 7 22 1 397
121
80
60
melding vraag 40
Missing registratie informatie
Count
20
advies 0
interventie l se us
a ab Br
en
nt
r de
n re
ë t ni un lo al dp W el M s m aa
Vl
Br
sm aa
en
n aa
p er
l -V
e nd aa
rg bu m
Vl
Li
t os
tw An
O l -V
g in
t es
s is
W
M
waar woont het slachtoffer?
28
Bedenkingen: Uit deze resultaten merken we dat de hulpvraag verschilt van steunpunt tot steunpunt. Bij meldingen voor Oost-Vlaanderen, waar men al het langst actief is via de methodiek van het casemanagement, worden er in meer dan de helft van de hulpvragen een interventie gevraagd. Dit betekent dat de hulpvraag van dien aard is dat advies van het Vlaams meldpunt geen antwoord kan bieden op de vraag. Voor de andere steunpunten en Brussel wordt voornamelijk een adviesvraag gesteld. Meldingen die anoniem binnenkomen op het Vlaams meldpunt, meer bepaald waarvan de regio waar het slachtoffer woont niet gekend is, stellen in de meerderheid van de gevallen een vraag naar bijkomende informatie over ouderenmis(be)handeling of de werking van het meldpunt en de steunpunten. Interventie wordt bij anonieme meldingen helemaal niet gevraagd. Waarschijnlijk zijn dit meldingen waarbij de melder nog niet zo vertrouwd is met het Vlaams meldpunt en de steunpunten en dit een eerste stap naar de hulpverlening rond ouderenmis(be)handeling kan betekenen. Verder stellen we vast dat in het steunpunt Vlaams-Brabant naast advies, in een kwart van de situaties interventie gevraagd wordt. In deze provincie hebben mensen weet van het netwerk om ouderenmis(be)handeling aan te pakken, dat uitgebouwd is door het steunpunt. Ander opmerkelijk feit is dat voor het steunpunt Antwerpen heel wat meldingen een loutere registratie zijn van situaties die reeds gebeurd zijn, maar die toch benoemenswaardig genoeg zijn om aan het Vlaams meldpunt mee te geven, terwijl voor andere steunpunten de loutere registratie van een situatie van ouderenmis(be)handeling verwaarloosbaar is. Dat melders voor situaties van ouderenmis(be)handeling in een bepaalde provincie dit gemakkelijker signaleren, zonder meer, kan er op wijzen dat het taboe rond ouderenmis(be)handeling in die provincie gemakkelijker te doorbreken is. Mensen durven er meer over praten.
29
5.3 Wie zijn de melders? melder relatie tot slachtoffer: hoofdrelatie
Valid
slachtoffer partner zoon dochter schoonzoon schoondochter familielid hulpverlener politie andere Total onbekend
Missing Total
Frequency 83 12 22 39 4 8 34 126 12 36 376 26 402
Percent 20,6 3,0 5,5 9,7 1,0 2,0 8,5 31,3 3,0 9,0 93,5 6,5 100,0
Valid Percent 22,1 3,2 5,9 10,4 1,1 2,1 9,0 33,5 3,2 9,6 100,0
Cumulative Percent 22,1 25,3 31,1 41,5 42,6 44,7 53,7 87,2 90,4 100,0
melder relatie tot slachtoffer: hoofdrelatie 140 120 100 80
Frequency
60 40 20 0 re de an
ie lit r po ne rle ve lp hu lid r ilie te m fa ch do on ho sc on zo on ho sc r te ch do
on zo
er rtn pa r fe of ht ac sl
melder relatie tot slachtoffer: hoofdrelatie
30
Bedenkingen: De meeste meldingen zijn dit jaar gemaakt door hulpverleners (34%) (waarvan huisartsen maar 1% deel uit maken), gevolgd door familieleden (bijv, (schoon)kinderen, kleinkinderen,…) met 29%. Op de derde plaats melden de slachtoffers zelf (22%) een situatie van ouderenmis(be)handeling. Deze gegevens zijn analoog aan de gegevens van vorig jaar. Dit zou kunnen verklaard worden door de laagdrempeligheid van het meldpunt (bijv. algemeen telefoonnummer voor gans Vlaanderen) en het feit dat het meldpunt meer en meer ingeburgerd raakt. Als verzorgende is men immers een bevoorrechte getuige van het leven van oudere mensen. Uiteindelijk is het een veilige manier om een probleem zoals ouderenmis(be)handeling, waar toch een zwaar taboe op ligt, te durven aankaarten en advies te vragen, zonder dat er onmiddellijk grote wijzigingen in de leefsituatie van de oudere dienen te gebeuren. Ook kennissen, buren en vrijwilligers durven meer en meer een melding maken van ouderenmis(be)handeling ( 10% van de melders dit jaar tegenover 1% vorig jaar). Bij deze groep is er heel wat potentieel om signalen van ouderenmis(be)handeling op te vangen en dit te melden. Voor onze sensibilisatie- en vormingsacties lijkt het opportuun deze groep er in te betrekken, gezien de stijgende meldingen. Het lage percentage van meldingen door partners (3%) kan enerzijds verklaard worden doordat er weinig seniorenkoppels bestaan (partner is in vele gevallen overleden). Anderzijds blijken zij ook slachtoffer te zijn van de ouderenmis(be)handeling door de kinderen of durven zij niet tussenbeiden te komen. Het lage percentage van meldingen door de politie (3%) blijft aanhouden. Ook naar politie en justitie lijkt het opportuun om te sensibiliseren.
31
5.4 Vormen van mis(be)handeling
Fysieke of lichamelijke mis(be)handeling Psychische mis(be)handeling Financieel of materieel misbruik Seksueel misbruik Verwaarlozing Schending van de rechten Verzorging laat de wensen over Multiple problem Onbekend Totaal aantal meldingen
frequentie 123
Valid percent 36,3
203 135 6 40 65 38 58 63 402
59,9 39,8 1,8 11,8 19,2 11,2 17,1 15,7 100
mis(be)handelingsvormen 250
frequentie
200 150 100 50
en d O nb ek
Ps yc hi sc he
Fy sie k
e
of lic ha m
el ijk
e
m
is( be )h an de lin g m Fi is( na be nc )h ie an el de of lin m g at er ie el m isb ru Se ik ks ue el m isb ru ik Ve rw Sc aa he rlo nd zin in g g Ve va n rz de or gi re ng ch la te at n de w en se n ov er M ul tip le pr ob le m
0
vormen
Bedenkingen: Elke frequentie van de verschillende vormen van ouderenmis(be)handeling is berekend ten opzichte van het totaal aantal meldingen. Zo zien we dat de som van de verschillende frequenties meer is dan het aantal meldingen omdat in heel wat situaties meerdere vormen samen gemeld worden, maar hier apart bekeken zijn. 60% van de meldingen handelen over psychische mis(be)handeling. Financieel of materieel misbruik (40%) komt op de tweede plaats van de mis(be)handelingsvormen die bij het meldpunt gemeld worden. Dit is een continuering ten opzichte van de 32
cijfers van vorig jaar. Alleen valt het ons op dat psychische mis(be)handeling in heel wat situaties voorkomt. Mensen durven meer toegeven dat ze psychisch onder druk gezet worden, vaak gekoppeld aan een andere vorm van mis(be)handeling. In 15% van de gevallen is er sprake van een ‘multiple problem’ situatie. Dergelijke situaties zijn dermate complex dat het moeilijk te achterhalen is welke vorm van ouderenmis(be)handeling de bovenhand haalt. Bij interventies zien we wel vaak dat in deze cases de problemen al meerdere jaren aanslepen, zodat een opeenvolging van situaties de problematiek alleen maar verzwaard heeft. Veel meer zien we een combinatie van 2 vormen van ouderenmis(be)handeling (50% van de meldingen). Wat vaak voorkomt en niet door het toeval te verklaren is zijn volgende combinaties van mis(be)handelingsvormen:de cluster fysieke mis(be)handeling, psychische mis(be)handeling en financieel misbruik; de cluster psychische mis(be)handeling en verwaarlozing; de cluster psychische mis(be)handeling en verzorging laat te wensen over.
33
5.5 Leeftijdcategorieën slachtoffer leeftijd van slachtoffer
Valid
Frequency 22 16 22 28 44 60 46 32 13 283 119 402
jonger dan 55 j tussen 56 en 60 j tussen 61 en 65 j tussen 66 en 70 j tussen 71 en 75 j tussen 76 en 80 j tussen 81 en 85 j tussen 86 en 90 j ouder dan 90 j Total 99,00
Missing Total
Valid Percent 7,8 5,7 7,8 9,9 15,5 21,2 16,3 11,3 4,6 100,0
Percent 5,5 4,0 5,5 7,0 10,9 14,9 11,4 8,0 3,2 70,4 29,6 100,0
Cumulative Percent 7,8 13,4 21,2 31,1 46,6 67,8 84,1 95,4 100,0
leeftijd van slachtoffer 70 60 50 40
Frequency
30 20 10 0
86
81
76
71
66
61
90
en
en
en
en
en
en
j
90
85
80
75
70
65
j
60
55
en
n
56
da
n da
n se
n se
n se
n se
n se
n se
n se
r ge
r de ou
s tu
s tu
s tu
s tu
s tu
s tu
s tu
n jo
j
j
j
j
j
j
j
leeftijd van slachtoffer
Bedenkingen: Bij deze cijfers valt ons meteen op dat de grootste categorie van de slachtoffers onder de oudere generatie terug te vinden is. Vooral als de leeftijd van het slachtoffer tussen 70 en 85 jaar schommelt. Vermoedelijk is dit te wijten aan het feit dat tot deze leeftijd mensen nog thuis wonen, eventueel met ondersteuning in de zorg en dat de
34
mensen meer afhankelijk worden naarmate ze ouder worden. De combinatie van beiden zorgt voor een verhoogde kans op mis(be)handeling. In 8% van de situaties blijken de slachtoffers jonger te zijn dan 55 jaar, waaruit we kunnen concluderen dat de term ‘ouderenmis(be)handeling’ nog verwarring of onduidelijkheid geeft bij de bevolking. In 30% van de gevallen zijn we niet op de hoogte van de leeftijd van het slachtoffer, waardoor deze cijfers met enige omzichtigheid dienen benaderd te worden. De cijfers zijn analoog aan de resultaten van vorig jaar.
35
5.6. Relatie tussen pleger en slachtoffer relatie pleger - slachtoffer
Valid
partner ex-partner zoon dochter schoonzoon schoondochter ander familielid hulp-of dienstverlener kennis andere slachtoffer zelf Total 99,00
Missing Total
Frequency 57 4 111 66 13 6 39 26 1 17 3 343 59 402
Percent 14,2 1,0 27,6 16,4 3,2 1,5 9,7 6,5 ,2 4,2 ,7 85,3 14,7 100,0
Valid Percent 16,6 1,2 32,4 19,2 3,8 1,7 11,4 7,6 ,3 5,0 ,9 100,0
Cumulative Percent 16,6 17,8 50,1 69,4 73,2 74,9 86,3 93,9 94,2 99,1 100,0
relatie pleger - slachtoffer 120 100 80
Frequency
60 40 20 0
er
er
f el rz fe of ht ac sl re de n an le er is tv nn ns ie ke f d id -o l lp ilie hu am rf er de ht an doc on ho on sc zo on ho
sc
rtn
er
t ch
on
rtn
a -p
do
zo
ex
pa
relatie pleger - slachtoffer
36
Bedenkingen: Het cijfermateriaal toont ons dat er veel gevallen van intrafamiliaal geweld aanwezig zijn. Opvallend is dat de meest voorkomende pleger één van de kinderen is (in 52% van de gevallen), waaronder de zoon (32%) veruit de koploper is. Na de kinderen is het vaak de partner (17%) of een ander familielid die de mis(be)handeling pleegt, vaak gaat het hier om een voortzetting van geweld dat reeds jaren bezig is. In vergelijking met de cijfers van vorig jaar zien we een lichte stijging van meldingen (van 5% naar 8%) waarin een hulp- of dienstverlener de vermoedelijke pleger van ouderenmis(be)handeling is.
37
5.7 Geslacht van slachtoffer geslacht van slachtoffer
Valid
mannelijk vrouwelijk Total 99,00
Missing Total
Frequency 106 255 361 41 402
Percent 26,4 63,4 89,8 10,2 100,0
Valid Percent 29,4 70,6 100,0
Cumulative Percent 29,4 100,0
geslacht van slachtoffer 300
200
Frequency
100
0 mannelijk
vrouwelijk
geslacht van slachtoffer
Bedenkingen: Opvallend is dat er nog steeds significant meer vrouwen (71%) als slachtoffer van ouderenmis(be)handeling aangemeld worden. Dit is een gegeven dat we ook vorige jaren gezien hebben en dit jaar terugkeert in de cijfergegevens. Eventueel kan het verhoogde percentage te verklaren zijn door de zwakke weerbaarheid van de vrouw eigen aan die generatie of het grotere percentage vrouwen ten opzichte van mannen in de maatschappij (er zijn meer oudere vrouwen dan mannen).
38
5.8 Probleemfactoren pleger
overbelasting/onkunde lichamelijke beperkingen psychiatrisch ziektebeeld verslaving psychosociaal probleem laagbegaafdheid financieel/materieel andere geen onbekend
Frequentie 8 27 50 48 68 5 29 11 116 109
Valid Percent 2,0% 6,7% 12,4% 11,9% 16,9% 1,2% 7,2% 2,7% 28,9% 27,1%
Probleemfactoren pleger 140
120
frequency
100
80
60
40
20
ge en
an de re
at er ie el fin an ci ee l/m
la ag be ga af dh ei d
pr ob le em
ps yc ho so ci aa l
ve rs la vi ng
ov er be la st in g/ on ku nd lic e ha m el ijk e be pe rk in ge ps n yc hi at ris ch zi ek te be el d
0
probleemfactoren
Bedenkingen: In 27% van de situaties hebben we geen zicht op de probleemfactoren van de pleger, dus dienen we voorzichtig om te springen met de resultaten. Verrassend genoeg blijkt in 29% van de meldingen de pleger geen specifieke problemen te hebben. In 17% van de situaties heeft de pleger te kampen met psychosociale problemen, gevolgd door de aanwezigheid van een of andere psychiatrische problematiek (12%) en een verslavingsproblematiek (12%). Laagbegaafdheid van de pleger (1% van de situaties) blijkt in zeer beperkte mate een rol te spelen in situaties van ouderenmis(be)handeling.
39
5.9 Probleemfactoren slachtoffer
dementie lichamelijke beperkingen psychiatrisch ziektebeeld verslaving psychosociaal probleem laagbegaafdheid financieel/materieel andere geen onbekend
Frequentie 52 160 17 8 18 6 15 6 87 93
Valid Percent 16,8% 51,8% 5,5% 2,6% 5,8% 1,9% 4,9% 1,9% 28,2% 23,1%
onbekend
geen
andere
financieel/materieel
laagbegaafdheid
psychosociaal probleem
verslaving
psychiatrisch ziektebeeld
lichamelijke beperkingen
180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 dementie
frequency
Probleemfactoren slachtoffer
Bedenkingen: In 23% van de situaties hebben we geen zicht op de probleemfactor van het slachtoffer, dus dienen we ook hier voorzichtig om te springen met de resultaten. In meer dan de helft van de gevallen die gemeld worden bij het Vlaams meldpunt, met name 52%, is er sprake van lichamelijke beperkingen van het slachtoffer. Dit is een belangrijke risicofactor die veelvuldig beklemtoond wordt in de algemene literatuur rond ouderenmis(be)handeling en door onze meldingen kan bevestigd worden. Als een oudere minder mobiel wordt of meer hulp nodig heeft bij dagelijkse handelingen, wordt hij afhankelijk van derden en is de kans groter dat er mis(be)handeling optreedt.
40
Toch blijkt in 28% van de situaties dat er vermoed wordt dat de oudere geen probleemfactoren heeft. Dit is een behoorlijk hoog percentage, te meer dat wij er van overtuigd zijn dat ouderenmis(be)handeling vaak gepaard gaat met een aantal risicofactoren bij het slachtoffer of de pleger of de context waarin beiden leven. In 17% van de gevallen blijkt toch een of andere vorm van dementie aanwezig te zijn bij het slachtoffer.
41
6 Aanbevelingen 6.1 Primaire preventieve maatregelen Het is van belang dat ouderen op een menswaardige manier van hun oude dag kunnen genieten. Primaire preventie op verschillende domeinen is daarom van zeer groot belang bij de problematiek ouderenmis(be)handeling. Knelpunten: - De wettelijke bescherming inzake ouderen laat te wensen over. Een voorbeeld dat in de praktijk voor zeer veel problemen zorgt, is het gegeven dat kinderen niet kunnen stelen van hun ouders. - Ouderen hebben onvoldoende zicht op de mogelijke implicaties van wettelijke en financiële procedures zoals het geven van volmacht, erfenisrechten,… en weten ook niet waar ze hiervoor terecht kunnen. - Het hulpverleningsaanbod inzake ouderenzorg is onvoldoende gekend bij de ouderen zelf. Als primaire preventieve maatregelen zien we daarom onder andere: - Betaalbare, beschikbare, bereikbare, betrouwbare en bekende zorg voor onze ouderen: o Het lokaal en bovenlokaal hulpverleningsaanbod (inzake zorg voor ouderen) duidelijk bekendmaken naar deze bevolkingsgroep toe. -
-
Noodzaak aan vorming: o Het informeren van ouderen inzake wettelijke en financiële procedures zoals het geven van volmachten, erfenisrechten, naakte eigendom, voorlopige bewindvoering… o Het informeren van ouderen inzake mogelijkheden en kostprijs voor andere zorg- en woonvormen. o Nood aan weerbaarheids- en assertiviteitstrainingen voor ouderen. o Nood aan vorming over beroepsgeheim, meldingsplicht… bij hulpverleners …
42
6.2. Secundaire preventieve maatregelen Knelpunten: - Er wordt gezien dat vooral de doelgroep mishandelde ouderen niet bereikt wordt door de bestaande hulpverlening, niet door de centra hulp aan slachtoffers, niet door de diensten geestelijke gezondheidszorg, niet door de vluchthuizen. Ook blijft er een beperkte beschikbaarheid van de hulpverlening, bijv. lange wachtlijsten vooraleer een begeleiding kan opgestart worden bij Centra Geestelijke Gezondheidszorg - Het is onvoldoende duidelijk wat preventie betekent voor de oudere zelf, meer bepaald de oudere die mis(be)handeld wordt. - Steeds meer wordt het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en de steunpunten ouderenmis(be)handeling geconfronteerd met een verslavingsproblematiek (bij de pleger of bij het slachtoffer), waar men vanuit het meldpunt niet over de nodige kennis beschikt om het verslavingsprobleem (wat vaak een belangrijke factor is in de mis(be)handeling) aan te pakken. Als secundaire preventieve maatregelen zien we daarom onder andere: - Sensibilisatie rond het fenomeen ouderenmis(be)handeling: o Het overbrengen van een éénduidige visie op het fenomeen ouderenmis(be)handeling bij de bevolking o We moeten omzichtig omspringen met de geladen term ouderenmis(be)handeling bij ruime sensibilisatie. Toch moet de problematiek in al zijn vormen en gradaties kenbaar gemaakt worden bij het brede publiek. Dit voornamelijk om de ouderen en betrokkenen te wijzen op de brede definiëring van deze problematiek. Om de stijging van meldingen, die hiervan een gevolg is, het hoofd te kunnen bieden, dient het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling voldoende bemand te zijn.
-
Aandacht voor het juridische luik inzake ouderenmis(be)handeling: o Veranderingen in wetgeving die ervoor zorgen dat de hulpverlening inzake ouderenmis(be)handeling extra bevoegdheden of een mandaat krijgt om daadwerkelijk in te grijpen in gevallen van ouderenmis(be)handeling, de mogelijkheid krijgt om gevallen rechtstreeks te melden aan het parket. o Gerichter samenwerken met het justitiële apparaat om meldingen te kunnen aanpakken, waarbij de pleger nogal agressief optreedt.
43
o Veranderingen in wetgeving die zorgen dat er een meldingsplicht komt voor hulpverleners naar het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling toe of een erecode voor thuisverplegers en huisartsen o Het tot stand komen van éénduidige richtlijnen inzake ouderenmis(be)handeling voor procureurs en parketten -
Samenwerking met de hulpverlening: o Het stimuleren van de medewerking aan het Vlaams meldpunt inzake registratie en coördinatie van de hulpverlening inzake ouderenmis(be)handeling. o Het stimuleren van samenwerking tussen diensten door netwerkvorming en betere afspraken en communicatie tussen de diensten onderling o Het stimuleren van de samenwerking met de drughulpverlening om heel wat dossiers met een verslavingsproblematiek het hoofd te kunnen bieden.
-
Verder onderzoek naar de problematiek ouderenmis(be)handeling: o Vanuit het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling werken aan een centrale registratie om een duidelijk zicht te krijgen op de problematiek een duidelijke profilering van het meldpunt o Vanuit wetenschappelijk onderzoek stimuleren vanuit het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling …
-
6.3. Tertiair preventieve maatregelen Knelpunten: - Hulpverleners hebben geen bevoegdheid om in de plaats van de oudere te handelen, terwijl in gevallen van ouderenmis(be)handeling door de afhankelijkheidsrelatie tussen slachtoffer en pleger de autonomie van het slachtoffer kan in vraag gesteld worden. Mis(be)handeling blijft voortbestaan omdat de oudere schrik heeft de weinige hulp die hij of zij heeft, te verliezen. Ook schrik voor verder isolement, schaamtegevoelens, loyaliteit… spelen een grote rol. De hulpverlener staat machteloos als de oudere initieel hulp weigert. Diensten onderling schuiven de verantwoordelijkheid voor de aanpak van het probleem door aan elkaar. Hulpverleners bieden zorg aan in de thuissituatie die moet gegarandeerd blijven waardoor ingrijpen vaak een delicate zaak wordt. - Sommige dossiers rond ouderenmis(be)handeling blijven sluimeren, omdat er op regelmatige tijdstippen enkel nog een opvolging nodig is van de bestaande situatie; Hoe lang moeten dergelijke dossiers opgevolgd worden?
44
-
Ontoereikende middelen en personeelsbezetting voor het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling (1 VTE die zowel het beleidswerk, hulpverlening, vorming, sensibilisatie en wetenschappelijk onderzoek op zich moet nemen)
Als tertiaire preventieve maatregelen zien we daarom onder andere: installeren van een onafhankelijk Vlaams meldpunt - Het ouderenmis(be)handeling dat tevens optreedt als expertisecentrum voor vrijwilligers, mantelzorgers, zorgverleners, hulpverleners, dienstverleners… die geconfronteerd worden met situaties en/of vermoedens van ouderenmis(be)handeling. o Duidelijke profilering en mandaat van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling binnen het bestaande hulpverleningsaanbod. -
-
Verdere coördinatie, ondersteuning en evaluatie van het hulpverleningsaanbod rond een oudere door de steunpunten ouderenmis(be)handeling Duidelijke afspraken vastleggen met de steunpunten rond de tijdsspanne en intensiteit van de caseload. …
45
7 Ter afsluiting Ouderenmis(be)handeling is een complexe problematiek. Geval per geval moet bekeken worden hoe deze het best aangepakt wordt en meestal is een combinatie van factoren de oorzaak van een situatie van mis(be)handeling. Een zorgvuldige probleemanalyse is nodig om te komen tot een verbetering van de situatie waar de oudere zich in bevindt. Een onafhankelijke instantie dient een coördinerende taak te hebben om bij situaties van ouderenmis(be)handeling te kunnen interveniëren vanuit een neutrale positie. Op basis van het overleg van de voorbije jaren kan op een gecoördineerde manier verder gewerkt worden aan de gemeenschappelijke uitbouw van een ‘Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling’ met zijn verschillende provinciale steunpunten en het Brussels steunpunt. Vanaf juni 2005 werkten we gebiedsdekkend binnen Vlaanderen en Brussel met garantie vanuit een gemeenschappelijk hulpverleningsconcept met duidelijke, transparante en vooral kwaliteitsvolle procedures waarbij de autonomie van het slachtoffer gerespecteerd wordt en waar er oog is voor het groeiperspectief van de betrokkenen in een situatie van ouderenmis(be)handeling. Naast het opnemen en registreren van meldingen, de informatie- en adviesfunctie vanuit het Vlaams Meldpunt, het ondersteunen van regionale of provinciale initiatieven rond de problematiek via een maandelijks overleg tussen de medewerkers, het aanbieden van expertise en deskundigheidsbevordering voor alle betrokkenen en beleidssignalering, is het belangrijk, wegens het nog steeds bestaande taboe, sensibilisatieacties op touw te zetten, het opstellen en aanbieden van vormingspakketten voor professionelen en mantelzorgers, het opzetten van een documentatiecentrum ouderenmis(be)handeling en het stimuleren van gericht wetenschappelijk onderzoek inzake ouderenmis(be)handeling. Dit zijn opdrachten die het Vlaams meldpunt op zich neemt. Op provinciaal vlak zal door de projectmedewerkers vooral aandacht besteed worden aan: • Een degelijke uitbouw van hulpverleningsnetwerken binnen de provincies • Een bevordering van de deskundigheid van de hulpverleners • Informatie- en sensibilisatiecampagnes • De opvolging van casussen Om dit alles te kunnen realiseren en om de garantie te kunnen bieden dat elke situatie van ouderenmis(be)handeling aangepakt wordt wil men vanuit het project de noodzaak aantonen van de bestaansreden van de reeds
46
ontwikkelde structuren (Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en de steunpunten ouderenmis(be)handeling) die complementair zijn. Tijdens de voorbije projectjaren hebben de Vlaamse overheid en de provincies reeds financieel geïnvesteerd. Uiteraard dient in de komende maanden verder onderzocht te worden hoe we dit kunnen continueren. Dit zal een onderdeel zijn van het beleid op provinciaal niveau. Op Vlaams niveau vragen we een structurele erkenning en verankering van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en zijn verschillende steunpunten. Wij willen alvast de minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin danken voor het geloof in het project en de verdere financiële steun voor het project, ditmaal vertrouwend op een structurele verankering van het project. De problematiek ouderenmis(be)handeling zal uiteindelijk over heel Vlaanderen en Brussel de vereiste professionele en beleidsmatige aandacht verdienen. We hopen het volgende projectjaar een dynamisch vervolg te geven aan het grote takenpakket dat ons te wachten staat. Het is immers van groot belang de werking van het Vlaams meldpunt en de steunpunten af te stemmen op de werking van het werkveld en de werking van het Vlaams meldpunt met de steunpunten te verzekeren in de toekomst.
47