Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling Vlaanderen/Brussel
JAARVERSLAG Januari –December 2006
Inhoudsopgave 1 Inleiding_________________________________________________________________ 3 2 Algemene situering ________________________________________________________ 5 2.1 Wat verstaan we onder ouderenmis(be)handeling? Een definitie:______________ 5 2.2 Vormen van ouderenmis(be)handeling ____________________________________ 6 3 Beknopte historiek_________________________________________________________ 8 4 Uitbouw Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling ___________________________ 10 4.1 Doelstellingen Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling __________________ 10 4.2 Toekomstperspectieven 2007 - 2008 _____________________________________ 15 4.3 Bijgewoonde vormingen / voorstellingen (chronologisch)____________________ 15 4.4 Overlegmomenten ____________________________________________________ 15 5 Activiteitenverslag ________________________________________________________ 17 5.1 Aantal meldingen en de gestelde hulpvraag _______________________________ 17 5.2 Waar woont het slachtoffer? ___________________________________________ 18 5.3 Wie zijn de melders? _________________________________________________ 21 5.4 Vormen van mis(be)handeling __________________________________________ 23 5.5 Leeftijdcategorieën slachtoffer__________________________________________ 24 5.6. Relatie tussen pleger en slachtoffer _____________________________________ 26 5.7 Geslacht van slachtoffer _______________________________________________ 27 5.8 Probleemfactoren pleger_______________________________________________ 28 5.9 Probleemfactoren slachtoffer ___________________________________________ 29 6 Aanbevelingen ___________________________________________________________ 31 6.1 Primaire preventieve maatregelen_______________________________________ 31 6.2. Secundaire preventieve maatregelen ____________________________________ 32 6.3. Tertiair preventieve maatregelen _______________________________________ 33 7 Ter afsluiting ____________________________________________________________ 35
2
1 Inleiding Via dit jaarverslag hopen we de problematiek van ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie op Vlaams niveau (her)kenbaar te maken en de bevoegde overheden en betrokken organisaties te wijzen op de niet te ontkennen problematiek, met name ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie. Het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling is ontstaan eind 2002 vanuit de oproep van de WHO om de aandacht rond het fenomeen van ouderenmis(be)handeling te vergroten. Ui thetr appor tv andeVNv anj anuar i2002bet r ef t‘ Cons i der at i onoft hedr af tout c ome doc umentf ort heWor l dAs s embl yonAg ei ng ’wor dtdui delijk dat er een aantal specifieke maatregelen dienen getroffen te worden om deze problematiek aan te pakken. Volgende beleidsvoorstellen worden in dit rapport opgenomen: o Herkenning van de problematiek met daaraan gekoppeld: het doorbreken van taboes. Op die manier kan men de brede bevolking bewust maken van deze problematiek. o Nood aan deskundigheidsbevordering van de professionelen die met deze problematiek in aanraking kunnen komen. Dit kan gerealiseerd worden door informatie- en opleidingssessies te organiseren. o Het oprichten van een (eventueel anonieme) telefonische hulpverlening om de doelgroep beter te kunnen bereiken. o Een onafhankelijke instantie de opdracht geven de reeds aanwezige hulp- en dienstverleners bij een situatie met dergelijke problematiek te begeleiden en op te volgen in de gezamenlijke aanpak van de case. o Specifieke wetgeving ontwikkelen rond ouderenmis(be)handeling om kwetsbare groepen zoals ouderen die in een afhankelijkheidspositie zijn t.o.v. de pleger, te beschermen. o Preventieve maatregelen treffen door o.a. waardigheid en respect te promoten voor oudere personen. o Wetenschappelijk onderzoek organiseren rond de prevalentie van ouderenmis(be)handeling en de risicofactoren die aanleiding kunnen geven tot ouderenmis(be)handeling. o Interventiestrategieën uitwerken die vertrekken vanuit eerbied voor de persoon, zijn problemen en zijn grondrechten en de erkenning van zijn verantwoordelijkheid voor eigen keuze van handelen. In praktijk betekent dit dat de instemming tot hulpverlening, het respect voor de privacy, het overleg met de cliënt en het vermijden van dwang voorop staan. Hulpverlening in verbondenheid impliceert geen absolute waardenhiërarchie en zal telkens opnieuw een afweging veronderstellen tussen de verschillende waarden die in het geding zijn (bijv. bevorderen van welzijn tegenover respect voor autonomie). In 2003 is het eerste projectjaar van het Vlaams Meldpunt gestart. Ondertussen groeit de bekendheid van het Vlaams Meldpunt en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling en krijgen structuren vaste vorm. Dit jaarverslag probeert een weergave te zijn van de dagelijkse werking in het Vlaams Meldpunt.
3
In de eerste plaats is het Vlaams Meldpunt een instrument voor informatie- en adviesverstrekking. Daarnaast biedt het Vlaams Meldpunt een luisterend oor. Bij een vraag naar interventie wordt de situatie doorgegeven aan het Steunpunt van de desbetreffende provincie of Brussel. Alle mensen die in aanraking (kunnen) komen met een (vermoeden van een) situatie ouderenmis(be)handeling, kunnen terecht bij het Vlaams Meldpunt of de Steunpunten ouderenmis(be)handeling. Mensen die via hun beroep betrokken raken kunnen rechtstreeks contact opnemen met de Steunpunten ouderenmis(be)handeling. Mensen die via een persoonlijke relatie betrokken zijn in situaties van ouderenmis(be)handeling, kunnen bij het Vlaams Meldpunt terecht voor een eerste gesprek. In dit document staan we in eerste instantie stil bij het fenomeen zelf. Er wordt toegelicht wat verstaan wordt onder ouderenmis(be)handeling en onder welke verschijningsvormen het fenomeen zich manifesteert zoals beschreven in de literatuur rond de problematiek. Verdere uitdieping van de problematiek vindt u terug in het activiteitenverslag van het Vlaams Meldpunt. Vervolgens willen we u een beknopt historisch overzicht meegeven om een zicht te krijgen op de evolutie van het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling tijdens zijn jonge bestaan. In een vierde hoofdstuk worden de doelstellingen van het project geformuleerd en toegelicht welke stappen er dit jaar ondernomen zijn om de doelstellingen te kunnen bereiken met aansluitend de toekomstperspectieven van het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling voor het komende jaar, de vergaderingen en vormingen die gevolgd zijn in 2006. Het activiteitenverslag is opgenomen in een volgend deel. Hierin zijn de cijfergegevens verwerkt van de meldingen die in 2006 binnengekomen zijn in het Vlaams Meldpunt en de Steunpunten. Dit deel is ook het meest gedetailleerd toegelicht. We ronden af met een aantal beleidsaanbevelingen vanuit onze ervaringen en expertise met de problematiek. We hopen dat het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling, na evaluatie, kan rekenen op een structurele inbedding in het hulpverleningslandschap, zodat de garantie kan bestaan dat elke oudere in Vlaanderen en Brussel die in een situatie van ouderenmis(be)handeling verkeert, ondersteund en/of geholpen kan worden. Anne Van der Gucht, beleidsmedewerkster, Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling Marc Baele, directeur CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw
4
2 Algemene situering De vergrijzing van de bevolking houdt in dat een steeds grotere groep van ouderen door de beperkte residentiële opvangmogelijkheden, langer thuisblijft en hieraan gerelateerd potentieel slachtoffer kan worden van mis(be)handeling. De Vlaamse overheid wil de aanpak van ouderenmis(be)handeling stimuleren door subsidiëring van projecten in de thuiszorg.
2.1 Wat verstaan we onder ouderenmis(be)handeling? Een definitie: ‘ Ondermi s ( be) handel i ngv aneenouderper s oon( i emandv an55j aarof ouder) verstaan we al het handelen of nalaten van handelen van al diegenen die in een persoonlijke en/of professionele relatie met de oudere staan, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt dan wel vermoedelijk zal lijden en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeel t el i j k eofv ol l edi geaf hank el i j k hei d. ’( Comi j se. a.1996,p. 18) Deze gehanteerde definitie van ouderenmis(be)handeling is opgebouwd uit verschillende criteria en dient te worden bekeken in het licht van onderstaande opmerkingen: -
Bij de diagnose van de melding binnen het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling wordt vertrokken vanuit de beleving van het slachtoffer en/of de melder. De hulpverlener moet zich echter voldoende neutraal opstellen teneinde een waarheidsgetrouwe diagnose te kunnen stellen.
-
Het slachtoffer van ouderenmis(be)handeling is 55 jaar of ouder. Het stellen van een leeftijdsgrens dient om het werkterrein van de specifieke hulpverlening met betrekking tot ouderenmis(be)handeling praktisch af te bakenen.
-
Er is sprake van een persoonlijke en/of professionele relatie tussen slachtoffer en diegene die mis(be)handelt. Hierbij speelt het wederzijdse vertrouwen een centrale rol.
-
We spreken van actieve ouderenmis(be)handeling als de pleger een handeling stelt die leed veroorzaakt bij de oudere. Passieve mis(be)handeling is het mishandelen van mensen door bepaalde zaken niet te doen, bijv. de oudere geen eten geven.
-
We spreken reeds over ouderenmis(be)handeling bij een éénmalige handeling of het nalaten van een handeling als dit door het slachtoffer als mis(be)handeling wordt beleefd.
-
Ouderenmis(be)handeling kan intentioneel zijn, de pleger heeft dan de bedoeling de oudere te kwetsen, zoals het stelen van dagelijkse levensmiddelen of materialen voor verzorging. In andere situaties is men zich niet bewust (nietintentioneel) van de gevolgen van zijn handelingen voor de oudere, zoals de
5
oudere vastbinden overdag opdat deze niet kan rondlopen en dus ook niet kan vallen. -
Het is belangrijk om signalen steeds te bekijken binnen de specifieke situatie van de oudere en zijn omgeving. T oeg enomen ( l i c hamel i j ke, ps y c hi s c he, …) afhankelijkheid; zorgstress, bijv. onkunde of onwetendheid van de verzorger; de familiegeschiedenis, bijv. aanwezige machtsverhoudingen die wijzigen, e.a. kunnen tot ouderenmis(be)handeling leiden.
-
Signalen van ouderenmis(be)handeling kunnen heel subtiel zijn en voor de buitenwereld niet altijd zichtbaar.
Alle vermoedens of situaties van ouderenmis(be)handeling, volgens bovenstaande definiëring, binnen het grondgebied van Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kunnen gemeld worden aan het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling (door niet-professionelen) en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling (door professionelen).
2.2 Vormen van ouderenmis(be)handeling We onderscheiden volgende vormen van ouderenmis(be)handeling: - Fysieke of lichamelijke mis(be)handeling (Knijpen, duwen, trekken, vastgrijpen, slaan, schoppen, schudden, verbranden, aan het haar sleuren, laten vallen, onverantwoord vastbinden, onr ec ht mat i gt oedi enenv anmedi c i j nen…) -
Seksueel misbruik (Ongewenste intimiteiten, aanranding, verkrachting, zich onnodig moeten uitkl eden…)
-
Psychische mis(be)handeling (Schelden, pesten, intimideren, chanteren, dreigen, vernederen, infantiliseren, neg er en,f ami l i al een/ ofs oc i al ec ont ac t env andeouder eni ett oel at en…)
-
Financieel en materieel misbruik (Stelen van geld of eigendom, misbruik maken van goedgelovigheid, giften eisen, onder valse voorwendselen toe-eigenen van bezittingen, misbruik van v ol mac ht en,er f eni s bej ag i ng …)
-
Verwaarlozing (Onvoldoende of niet-aangepaste voeding geven, niet voldoende medische z or gbi eden…)
-
Schending van rechten (Onrechtmatig schenden van het recht op vrijheid, privacy, zelfbeschikking, bijvoorbeeld ongevraagd post lezen of achterhouden, iemand nooit alleen l at en,g eenbez oekt oel at en…)
6
In de registratie van ouderenmis(be)handeling nemen we twee vormen van ouderenmis(be)handeling bijkomend op, die onder bovenstaande vormen kunnen worden geklasseerd maar die een aanzienlijke meerwaarde betekenen in functie van registratie van de problematiek. -
Verzorging laat te wensen over (De oudere krijgt verzorging maar die laat te wensen over, er is geen sprake van verwaarlozing)
-
Multiple problem-situaties [Situaties waar verschillende vormen (met name 3 of meer) van ouderenmis(be)handeling samen voorkomen]
De vormen zullen verder besproken worden in het activiteitenverslag van het Vlaams Meldpunt.
7
3 Beknopte historiek I n 1998 v er s c heen hetonder z oeks r appor t‘ gewel d en onv ei l i ghei ds g ev oel ens ’( Fr ans Lammertyn, Sybille Opdebeeck, Anneleen Vandenberk). Naar aanleiding hiervan organiseerde de dienst Welzijn in samenwerking met de dienst gelijke kansen op 16 nov ember1999eendebat av ond‘ Vanr el at i onel epi j nnaarr el at i oneel hers t el . ’ In 2000 stelde het provinciebestuur Oost–Vlaanderen een experimentele subsidie ter beschikking voor het uitbouwen van een Oost-Vlaams Meldpunt bejaardenmis(be)handeling. Dit Meldpunt ging van start in mei 2000 en werd ingebed in het CAW Zuid–Oost–Vlaander en‘ Soc i aal Hui sPandor a’ . In september 2002 kreeg het CAW Zuid–Oost–Vlaanderen (Regionaal Meldpunt Ouderenmis(be)handeling Zottegem) eveneens een Vlaamse projectsubsidie ter voorbereiding van de uitbouw van een Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)-handeling. Ook de provinciebesturen van Limburg en Antwerpen dienden op hun beurt een projectaanvraag in voor de uitbouw van netwerken voor de opvang van klachten van ouderenmis(be)handeling. Deze projecten werden in 2002 eveneens goedgekeurd. In afspraak met de Vlaamse overheid werd vervolgens besloten dat de afstemming van de drie projecten een noodzaak is om in het Vlaamse landsgedeelte te komen tot een gemeenschappelijke visie en aanpak van de problematiek ouderenmis(be)handeling. Hiertoe werden in 2003 een aantal structurele overlegfora in het leven geroepen: een Centrale Stuurgroep (latere Centrale Adviesgroep) en een Maandelijks Overleg van de provinciale projectmedewerkers, samengesteld uit ambtenaren van de vijf provincies, vertegenwoordigers uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Meldpunt. De leden van de Centrale Stuurgroep zijn ondermeer verschillende afgevaardigden uit het werkveld die te maken kunnen hebben met ouderenmis(be)handeling, een afgevaardigde van de senioren, mensen uit het provinciebestuur, de leden van het maandelijks overleg en de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen. Mede inspelend op de vragen uit de maatschappij en de behoeften uit het werkveld omtrent de aanpak van deze problematiek en rekening houdend met de recente evolutie op het vlak van de uitbouw van het Vlaams Meldpunt met Regionale/Provinciale Steunpunten, werden naast het reeds opgestarte Limburgse en Antwerpse Provinciaal Steunpunt door de provincie Vlaams Brabant, West-Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest in 2003 eveneens projectaanvragen ingediend voor de uitbouw van een Steunpunt Ouderenmis(be)handeling. In de vijf Vlaamse provincies en Brussel zijn steunpunten werkzaam. Zij werken op continue basis samen met het Vlaams Meldpunt. Sensibilisatie, organisatieontwikkeling, registratie, ondersteuning van hulpverleners via de methodiek van het casemanagement en interdisciplinaire netwerken vormen de bindende elementen voor de verschillende steunpunten. De ontwikkelingsfase waarin de steunpunten zich bevinden, is nog verschillend. Geleidelijk aan komen de structuren in alle provincies tot zijn recht. In haar beleidsnota 2004-2009 verklaart minister Inge Vervotte het laagdrempelige meldpunt en de steunpunten verder te willen uitbouwen en te zullen onderzoeken hoe de 8
overheid kan zorgen voor een structurele ondersteuning hiervoor. De projectsubsidies zijn ondertussen verlengd tot juni 2007, met de uiteindelijke bedoeling een structurele oplossing in juli 2007 om het fenomeen ouderenmis(be)handeling uit de taboesfeer te halen en daadwerkelijk aan te pakken.
9
4 Uitbouw Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling Het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling is er voor iedereen, maar vooral voor de niet-professionele betrokkene die met vragen zit of een melding wil maken van (een vermoeden van) een situatie van ouderenmis(be)handeling. Bij noodzaak aan verdere interventie zal de melding doorgegeven worden aan de contactpersoon van het steunpunt in de betrokken provincie of Brussel die de opvolging van de meldingen kan waarborgen. Hulpverleners kunnen rechtstreeks contact opnemen met het steunpunt in de desbetreffende provincie of Brussel. Het Vlaams Meldpunt stelt zich tot doel op elke vraag of probleem een passend antwoord te formuleren. Een uniforme registratie stelt ons in staat een inzicht te krijgen in het fenomeen waardoor de kennis inzake ouderenmis(be)handeling zal bevorderen en beleidsgerichte signalering mogelijk gemaakt wordt. Daarnaast ontwikkelt het Vlaams meldpunt activiteiten in het kader van sensibilisering en preventie en dit in samenwerking met de steunpunten.
De eigenlijke doelstelling van het project is de uitbouw van een centraal gegeven dat naast het ontwikkelen van activiteiten in het kader van sensibilisatie en preventie, ook autonoom moet kunnen instaan voor de registratie en doorverwijzing van meldingen van ouderenmis(be)handeling. 4.1 Doelstellingen Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling A. Het centraliseren van de meldingen rond ouderenmis(be)handeling in Vlaanderen. Een luisterend oor verlenen, een informerende en adviserende functie opnemen t.a.v. iedereen die, al of niet beroepsmatig, met vermoedens van ouderenmis(be)handeling in de thuissituatie te maken krijgt uit Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Indicatoren: o registratiegegevens van de meldingen zijn beschikbaar op het Meldpunt
Deze gegevens zijn opgenomen in de centrale databank. Het aantal meldingen in het voorbije jaar bedraagt 437. o
een gemeenschappelijke databank steunpunten is aanwezig en actief
voor
het
Vlaams Meldpunt
en
de
Een databank (aangemaakt door het steunpunt Vlaams-Brabant) wordt tijdens de projectfase in het Vlaams meldpunt en de steunpunten gebruikt. Deze databank is in maart 2006 geëvalueerd door de verschillende gebruikers; dit is besproken in het maandelijks inhoudelijk overleg van de projectmedewerkers van de steunpunten en de beleidsmedewerker van het Vlaams meldpunt. Dit is terug te vinden in het verslag van de vergadering. Het voorbije academiejaar ( september 2005 –juni 2006) is er een onderzoek gebeurd door 3 studenten naar de haalbaarheid van een beveiligde website om meldingen ouderenmis(be)handeling door verschillende instanties te laten registreren, en waarbij de meldingen gecentraliseerd zijn bij het Vlaams meldpunt. Het onderzoek van de studenten kan men bekomen op het Vlaams meldpunt.
10
Het duidelijke profileren van het Vlaams Meldpunt en de steunpunten naar de buitenwereld (permanent). Indicatoren: o folders zijn aanwezig De folders gericht naar de hulpverleners, die ontwikkeld zijn in samenwerking met de steunpunten zijn aanwezig in het Vlaams meldpunt en worden verspreid bij vormingen of voorstellingen van de dienst aan het doelpubliek. De voorraad is bijna uitgeput. Er is afgesproken dat de folders zullen uitgedeeld worden tot de voorraad strekt. Eenmaal er een structurele verankering is, kunnen nieuwe folders ontwikkeld en aangemaakt worden. o
het Vlaams Meldpunt beschikt over een centraal telefoonnummer
Het telefoonnummer evenals een aangepaste telefooncentrale zijn bestaande. Iedereen uit Vlaanderen kan het meldpunt bereiken op het centrale 078-nummer. o
In 2006 is er een website actief (optimalisatie mits bijkomende middelen)
De huidige website heeft zijn definitieve vorm; inhoudelijke updates worden op regelmatige basis ingevoerd.
Het werken naar een duidelijke gemeenschappelijke visie over de opvolging van de casuïstiek rond ouderenmis(be)handeling (2006). Indicatoren: o Eind 2006 is er een gemeenschappelijke visietekst van het Vlaams Meldpunt en de Steunpunten voorhanden Er is reeds een gemeenschappelijke tekst aanwezig, maar deze wordt getoetst aan de huidige bestaande werking van de verschillende steunpunten, waardoor deze pas in het voorjaar van 2007 vorm zal krijgen. o
Eind 2006 is er een handelingsprotocol aanwezig in het Vlaams Meldpunt
Het handelingsprotocol is aanwezig op de dienst. o
Eind 2006 is er stappenplan van de dienst aanwezig
Het stappenplan van het Vlaams meldpunt is aanwezig op de dienst.
Het schetsen van het referentiekader waarin de dienst dient te fungeren (2006)
Indicatoren: o Eind 2006 is er een gemeenschappelijke visietekst van het Vlaams Meldpunt en de steunpunten voorhanden
Er is reeds een gemeenschappelijke tekst aanwezig, maar deze wordt getoetst aan de huidige bestaande werking van de verschillende steunpunten, waardoor deze pas in het voorjaar van 2007 vorm zal krijgen.
11
o
Eind 2006 er is een handelingsprotocol aanwezig in het Vlaams Meldpunt
Het handelingsprotocol is aanwezig op de dienst.
Via inventarisatie van knelpunten en analyse van registratiegegevens komen tot mogelijke bijsturing inzake de aanpak van ouderenmis(be)handeling (samenwerken met betrokken overheden aan structurele oplossingen) (permanent). Indicatoren: o via een analyse van registratiegegevens komen tot een bundeling van knelpunten die worden ervaren, die opgenomen worden in beleidsdocumenten (jaarverslag, tussentijdse en eindevaluatie) De analyse wordt ondermeer opgenomen in de eindevaluatie van het project, de verslaggeving in de toekomstgroep en in de inventaris van de knelpunten die ervaren worden door de verschillende steunpunten. Deze worden door het Vlaams meldpunt gebundeld en aan de overheid gesignaleerd via aanbevelingen voor het beleid. o
Het activiteitenverslag van het Vlaams Meldpunt
Dit wordt elk jaar verwerkt om bepaalde tendensen van ouderenmis(be)handeling te kunnen waarnemen en een beter zicht te krijgen op het fenomeen zelf. Het activiteitenverslag is aanwezig in het Vlaams meldpunt. o
het opstellen van een jaarverslag door het Vlaams Meldpunt
Zie huidig document.
Het Vlaams Meldpunt streeft naar een uniforme aanpak van de hulpverlening rond ouderenmis(be)handeling in Vlaanderen en Brussel (2007) Het onthaal van binnenkomende meldingen in het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling wordt ge-uniformiseerd en geoptimaliseerd (2006-2007). Indicatoren: o Eind 2006 worden alle binnenkomende meldingen geregistreerd in de centrale databank. De meldingen worden ingevoerd in de bestaande databank. De overdracht van meldingen die rechtstreeks binnenkomen bij de steunpunten, naar het Vlaams meldpunt loopt niet altijd even vlot. In 2007 zullen er betere afspraken dienen gemaakt te worden om de meldingen vlotter te kunnen doorgeven. o
Eind 2007 is de implementatie van het stappenplan van het Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling gebeurd, zie procedures bij een melding.
Het stappenplan is reeds bestaande. In 2007 moet dit nog getoetst worden aan de werking van het meldpunt.
Het op elkaar afstemmen van het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling(2006-2007)
12
Indicatoren: o Eind 2006 is er een gemeenschappelijke visietekst van het Vlaams Meldpunt en de steunpunten voorhanden Idem supra o
Eind 2006 is er een stappenplan van de dienst aanwezig
Idem supra o
verslagen van voorhanden
de
overlegmomenten
van
de
projectmedewerkers
zijn
Deze zijn aanwezig op de dienst.
Realisatie van een sensibilisatiecampagne op Vlaams niveau. (indien bijkomende middelen van de overheid) Het voorbereiden van een sensibilisatiecampagne (2006-2007) Indicatoren: o Eind 2007 is er een gemeenschappelijke folder voor hulpverleners voorhanden Zie supra. o
Eind 2007 wordt gebruik gemaakt van een flyer voor het ruime publiek
Deze wordt pas ontwikkeld na een structurele verankering. Dan is het ook duidelijk welke boodschap aan de bevolking kan gegeven worden. Welke middelen hiervoor beschikbaar zijn, zullen dan ook duidelijk worden. o
Eind 2007 wordt gebruik gemaakt van een centraal telefoonnummer voor Vlaanderen en Brussel
Na de structurele inbedding van de dienst, kan er gewerkt worden aan een ruime bekendmaking van het telefoonnummer. o
Eind 2006 is er een website actief (optimalisatie mits bijkomende middelen)
Zie supra.
Opstarten van een sensibilisatiecampagne met de overheid over gans Vlaanderen, mits bijkomende middelen (2007-2008) Indicatoren: o Eind 2008 is er een stappenplan PR-materiaal opgesteld
Elk jaar wordt een stappenplan ontwikkeld, in samenwerking met de verschillende steunpunten. Op die manier kunnen de verschillende initiatieven beter op elkaar afgestemd worden. Het Vlaams meldpunt ondersteunt de verschillende initiatieven van
13
de steunpunten en indien gewenst en mogelijk participeert het Vlaams meldpunt in het realiseren van de actie van het desbetreffende steunpunt. o
Eind 2008 zijn er afspraken gemaakt met de overheid en de centrale adviesgroep in verband met de aanpak en verspreiding van de sensibilisatiecampagne
Deze doelstelling kan pas opgenomen worden na een structurele verankering van de dienst.
Het Vlaams Meldpunt bekendmaken bij het grote publiek (permanent) Indicatoren: o Lijst van de lezingen gegeven door het Vlaams Meldpunt is aanwezig op de dienst Deze lijst is opgenomen in het PR-plan van 2006, dat aanwezig is op de dienst. o
het aantal contacten met verschillende verenigingen uit de thuiszorg en overlegmomenten met de centrale adviesgroep is terug te vinden in de verslagen van de verschillende bijeenkomsten
Deze contacten zijn tijdelijk opgeschort. Eerst moet de vergadering van de Toekomstgroep de goedkeuring geven welke partners kunnen zetelen in de centrale adviesgroep. Momenteel telt deze vergadering te veel leden, waardoor ze haar doel mist. o
contacten met wetenschappelijke instellingen (zoals universiteiten) om het meldpunt blijvend bekendheid te geven en de aandacht rond de problematiek te vergroten die weergegeven worden in een verslag
Deze contacten zijn opgenomen in het PR-plan van 2006, dat aanwezig is op de dienst. o
bekendmaking van het Vlaams Meldpunt in de pers, terug te vinden in allerlei persartikelen
De lijst is opgenomen in het PR-plan van 2006, dat aanwezig is op de dienst.
Ondersteunen van de sensibilisatieacties binnen de verschillende steunpunten (permanent) Indicatoren: o overlegmomenten met de projectmedewerkers rond die initiatieven
Driemaandelijks wordt in het maandelijks inhoudelijk overleg een planning en concrete afspraken rond de acties besproken. o
ondersteuning en/of deelname aan de concrete initiatieven van de steunpunten
19.05.2006: voorstelling van de werking steunpunt Antwerpen 15. 06. 2006:ei gens t udi edagi nhetkaderv ande‘ Wor l dEl derAbuseAwar enes sDay ’ 21.09.2006: studievoormiddag steunpunt ouderenmis(be)handeling Brussel 24.10.2006: vormingsdag steunpunt Vlaams–Brabant: aanpak ouderenmis(be)handeling
14
4.2 Toekomstperspectieven 2007 - 2008 o Beleidstaken In de eerste helft van het jaar ligt het accent op de voorbereiding van een structurele verankering van het Vlaams meldpunt. Dit betekent dat een aantal procedures en documenten (waaronder de visietekst ouderenmis(be)handeling) op punt zullen gesteld worden om een structurele werking te kunnen garanderen. Verder zullen er afspraken gemaakt worden met de overheid en partners in de hulpverlening, hoe ouderenmis(be)handeling kan aangepakt worden. o
Sensibilisatieacties
Op geregelde tijdstippen zullen er publicaties verschijnen in verschillende tijdschriften en vakbladen of andere media. Het Vlaams meldpunt zal de steunpunten blijven ondersteunen in hun acties en waar mogelijk samenwerken met andere initiatieven die het fenomeen ouderenmis(be)handeling in de kijker willen zetten of bepaalde doelgroepen willen vormen rond ouderenmis(be)handeling. Een sensibilisatiecampagne naar de brede bevolking is pas mogelijk als er een structurele oplossing bestaat om het fenomeen aan te pakken en een voldoende financiering bestaat om een grootschalige actie te organiseren. Belangrijk hierbij is dat de werking van het Vlaams meldpunt (wat doet het Vlaams meldpunt en wat doet het niet?) duidelijk gecommuniceerd wordt, zodat geen valse verwachtingen van het Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling ontstaan. Op 15 juni 2007 zal er terug een studiedag georganiseerd worden, in samenwerking met de Steunpunten Ouderenmis(be)handeling. De studiedag zal dus een Vlaams gedragen initiatief worden, maar ook internationale accent kennen. Naast de vooropgestelde doelstellingen voor 2007 –2008 willen we aandacht hebben voor een internationale samenwerking met initiatieven rond ouderenmis(be)handeling uit andere Eur opesel andenenv i aeenEur opeespl at f or m‘ AGE’meehel pendeEur opeseaandacht voor het fenomeen te vergroten.
4.3 Bijgewoonde vormingen / voorstellingen (chronologisch) 27.03.2006: feestelijke viering15 jaar geweldbeleid Provincie Oost-Vlaanderen 12.05.2006: symposium: Hulpverlening en Justitie, geboeid door elkaar?; Oudenaarde 15.05.2006: Symposium over good practices van case management, netwerking en outreaching; Gent 28.06.2006: AGE –Commitee on Elder Abuse; Brussel 16.11.2006:Welzijnsdag Zottegem –Herzele; Herzele 21.11.2006: Cirkels van Zorg: ethiek in de zorg voor ouderen; Kortrijk 28.11.2006: vorming: bouwstenen voor het vrijwilligerswerk; module Vrijwilligerswerk en Beroepsgeheim; Gent
4.4 Overlegmomenten Intersectoraal: Centrale adviesgroep: vindt 2x in het jaar plaats in de gebouwen van het OOK te Brussel; leden: verschillende mensen uit het werkveld en een afgevaardigde van de senioren, mensen uit het provinciebestuur, de directeur van het CAW Zuid-OostVlaanderen vzw en de beleidsmedewerkster van het meldpunt. 15
Op sectoraal niveau: maandelijks inhoudelijk overleg met de projectmedewerkers van de verschillende steunpunten; vergaderingen gaan door om de 4 weken in de gebouwen van het VVP te Brussel; Leden: alle projectmedewerkers van de verschillende steunpunten en de beleidsmedewerkster van het meldpunt LPBO Nederland: jaarlijkse deelname aan de vergadering die 2x in het jaar doorgaat deze is gevestigd in de gebouwen van het NIZW in Utrecht (Nederland); Leden: verschillende beroepskrachten van het land die werken rond ouderenmis(be)handeling in hun voorziening en de beleidsmedewerkster van het Vlaams Meldpunt Toekomstgroep: dit vindt tweemaandelijks plaats in de gebouwen van het VGC in Brussel; Leden: de directie van de verschillende provinciebesturen die betrokken zijn bij het project, alsook de directeur van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw en de beleidsmedewerkster van het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling. Adhoc-overleggroep ouderenmis(be)handeling in de gebouwen van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk; L eden:CAW’ sdi er eedsac t i efz i j nr ondouder enmi s ( be) handel i ngom eenv i s i enot a rond ouderenmis(be)handeling op te stellen. Op provinciaal niveau: Provinciale stuurgroep ouderenmis(be)handeling Oost-Vlaanderen: vindt plaats 2x per jaar in het administratief centrum van de provincie; Leden: de directeurs van de 3 vestigingsplaatsen van het steunpunt ouderenmis(be)handeling Oost- Vlaanderen, de projectmedewerker van het steunpunt, de beleidsmedewerkster van het meldpunt, de geweldconsulente van de provincie, leden van verschillende sectoren binnen de provincie Op lokaal niveau: Vergadering voor onthaalvrijwilligers; deze vindt 6-wekelijks plaats in het Sociaal Huis Pandora; Leden: alle onthaalvrijwilligers en de coördinator van de onthaalvrijwilligers Kernvergadering: deze vindt 6-wekelijks plaats in het Sociaal Huis Pandora; Leden: alle medewerkers van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw die gehuisvest zijn in het Sociaal Huis Pandora en beroepskrachten van andere diensten die daar ook gevestigd zijn en 4 afgevaardigden van de vrijwilligers van Pandora. Klein team: tweewekelijks overleg met de verschillende leden van de dienst Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling en het steunpunt ouderenmis(be)handeling OostVlaanderen. Dit vindt plaats in het Sociaal Huis Pandora Adhocvergaderingen: op regelmatige basis met 1 of meer leden van de diensten rond ouderenmis(be)handeling van het CAW Zuid-Oost-Vlaanderen vzw. Deze vergaderingen gaan meestal door in het Sociaal Huis Pandora.
16
5 Activiteitenverslag Vooraleer we dieper ingaan op de specifieke kenmerken van de meldingen ouderenmis(be)handeling die in het Vlaams Meldpunt en de Steunpunten zijn binnengekomen, willen we even blijven stilstaan bij de evolutie van de meldingen gedurende onze vier werkjaren. Uit deze grafiek kunnen we afleiden dat steeds meer mensen de weg naar het meldpunt vinden en het taboe steeds meer doorbroken wordt, ongeacht de beperkte sensibilisatie die het meldpunt kunnen voeren heeft. De beperkte sensibilisatie is te wijten aan het ontbreken van gepaste middelen en personeel om een algemene sensibilisatiecampagne op te zetten. Deze evolutie van meldingen voorspelt een stijgende trend. Ov e r z i c ht a a nt a l m e l di nge n
600
500 437 402 400
300
371
276
200
100
0 2003
2004
2005
2006 Jaar
5.1 Aantal meldingen en de gestelde hulpvraag
Valid advies informatie interventie registratie Total
Cumulative Frequency Percent Valid Percent Percent 152 34,8 34,8 34,8 84 19,2 19,2 54,0 165 37,8 37,8 91,8 36 8,2 8,2 100,0 437 100,0 100,0
17
melding vraag 200
Frequency
100
0 advies
informatie
interventie
registratie
melding vraag
Bedenkingen: Tussen 1 januari en 31 december 2006 noteren we 437 meldingen voor heel Vlaanderen die binnengekomen zijn bij het Vlaams Meldpunt en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling. 54% van de melders vragen om informatie of advies over de mogelijkheden die bestaan of de stappen die men best onderneemt om een (vermoeden van een) situatie van ouderenmis(be)handeling aan te pakken. Een vraag naar interventie gebeurt in 38% van de gevallen. 8% percent van de melders vragen om dergelijke situatie te registreren, zonder meer. In vergelijking met vorig jaar zien we dat er dit jaar meer vragen naar interventie gesteld werden (38% i.p.v. 30% vorig jaar). We zien dat er dit jaar meer complexe situaties van ouderenmis(be)handeling gemeld worden, waarvoor het geven van gericht advies niet meer volstaat. We merken immers bij de meldingen dat mensen zeer lang wachten vooraleer ze de stap zetten naar het meldpunt. Ze proberen de situatie eerst zelf aan te pakken. Wanneer het niet meer lukt en de situatie uit de hand loopt, wordt het meldpunt veelal gecontacteerd. Als deze trend zich de komende jaren doorzet, betekent dit wel een zwaardere belasting voor de Steunpunten, vermits zij de taak hebben interventievragen op te volgen. In 17% van de situaties waar informatie/advies geboden wordt, worden de melders naar de gepaste hulpverlening doorverwezen. De meeste hulpvormen waar mensen naar verwezen worden voor verdere informatie of opvolging van hun situatie zijn de dienst Gezins- en Relationeel Werk (31% van de verwijzingen) en Slachtofferhulp(21% van de verwijzingen) binnen Algemeen Welzijnswerk en de Rusthuisinfofoon (23% van de verwijzingen, vermits de vraag in deze situaties zich binnen de residentiële sector situeert).
5.2 Waar woont het slachtoffer?
18
Frequency Valid
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant Vlaams Meldpunt Wallonië West-Vlaanderen Total
Percent
87 26 29 163 61 11 1 59 437
19,9 5,9 6,6 37,3 14,0 2,5 0,2 13,5 100
Valid Percent Cumulative Percent 19,9 19,9 5,9 25,9 6,6 32,5 37,3 69,8 14,0 83,8 2,5 86,3 0,2 86,5 13,5 100 100
provincie 200
Frequency
100
0 W n re de an la t-V es
ë ni lo t al un W dp el M s m t aa Vl an ab Br sm n aa re Vl de an la t-V os
O
rg bu
n pe er
l se us
m Li
Br
tw An
provincie
Bedenkingen: Het grootste deel van de oproepen betreft situaties, net zoals vorig jaar, uit de provincie Oost-Vlaanderen (37%) gevolgd door de provincies Antwerpen (20%) en Vlaams-Brabant (14%). We zien in vergelijking met vorig jaar een lichte verschuiving. Vlaams-Brabant kent een verdere terugval (van 21% vorig jaar tot 14% van de meldingen dit jaar) en Antwerpen kent een stijging (van 17% vorig jaar tot 20% van de meldingen dit jaar). Toch blijft taboedoorbreking een belangrijke opdracht in vele provincies en Brussel. Vormingen en sensibilisatie kunnen de bekendheid van het Steunpunt doen toenemen en bijgevolg een gevoelige stijging in het aantal meldingen voor deze regio bewerkstellen. Als we analyseren wat voor hulpvraag gesteld wordt opgesplitst per steunpunt komen we tot volgende resultaten:
19
provincie * melding vraag Crosstabulation Count
provincie
Antwerpen Brussel Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams Meldpunt Vlaams-Brabant Wallonië West-Vlaanderen
Total
melding vraag Total advies informatie interventie registratie 46 13 19 9 87 10 12 3 1 26 12 8 8 1 29 40 27 87 9 163 1 8 2 11 21 8 24 8 61 1 1 21 8 24 6 59 152 84 165 36 437
w aar w oont het slachtoffer?*m elding vraag 100 90 80 70 60
advies inf or mat ie
50
int er vent ie regist r at ie
40 30 20 10 0 Ant wer pen
Br ussel
Limburg
Oost - Vlaander en VlaamsMeldpunt
Vlaams-Brabant
Wallonië
West -Vlaander en
wa a r woon t he t sl a c h t of f e r ?
20
Bedenkingen: Uit deze resultaten merken we dat de hulpvraag verschilt van steunpunt tot steunpunt. Voor de Steunpunten van Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen zijn interventievragen het meest gesteld. Bij meldingen voor Oost-Vlaanderen, waar men al hetl ang s tac t i efi sv i ademet hodi ekv anhet‘ s t r eng ht s -bas edc as emanag ement ’ ,wor dt er zelfs in meer dan de helft van de hulpvragen een interventie gevraagd. Dit betekent dat de hulpvraag van dien aard is dat advies van het Vlaams Meldpunt geen antwoord kan bieden op de vraag. In Antwerpen ligt de klemtoon vooral op adviesvragen, die meer dan de helft van de hulpvragen in Antwerpen inhouden. Meldingen die anoniem binnenkomen op het Vlaams Meldpunt, meer bepaald waarvan de regio waar het slachtoffer woont niet gekend is, stellen in de meerderheid van de gevallen een vraag naar bijkomende informatie over ouderenmis(be)handeling of de werking van het Meldpunt en de Steunpunten. Interventie wordt bij anonieme meldingen helemaal niet gevraagd. Waarschijnlijk zijn dit meldingen waarbij de melder nog niet zo vertrouwd is met het Vlaams Meldpunt of de Steunpunten en dit een eerste stap naar de hulpverlening rond ouderenmis(be)handeling kan betekenen. Uiteraard betekent het niet kennen van de regio waar het slachtoffer verblijft, geen opvolging door een Steunpunt, vermits we niet weten welk steunpunt de situatie kan opvolgen. Dat melders voor situaties van ouderenmis(be)handeling in een bepaalde provincie dit gemakkelijker signaleren, zonder meer, kan er op wijzen dat het taboe rond ouderenmis(be)handeling in die provincie gemakkelijker te doorbreken is. Mensen durven er misschien meer over praten.
5.3 Wie zijn de melders? Frequency Valid
slachtoffer partner zoon dochter schoonkind ander familielid hulpverlener politie andere anoniem Total
71 10 26 45 10 33 153 13 65 11 437
Percent
Valid Percent Cumulative Percent 16,2 16,2 16,2 2,3 2,3 18,5 5,9 5,9 24,5 10,3 10,3 34,8 2,3 2,3 37,1 7,6 7,6 44,6 35,0 35,0 79,6 3,0 3,0 82,6 14,9 14,9 97,5 2,5 2,5 100,0 100 100
21
wie zijn de melders? 200
Frequency
100
0 slachtoffer
zoon partner
schoonkind dochter
hulpverlener
ander familielid
andere politie
anoniem
wie zijn de melders?
Bedenkingen: De meeste meldingen zijn dit jaar gemaakt door hulpverleners (35%), gevolgd door familiel eden ( bi j v ,( s c hoon) ki nder en,kl ei nki nder en, …)met26%.Op de der de pl aat s melden de slachtoffers zelf (16%) een situatie van ouderenmis(be)handeling. Deze cijfers liggen in de zelfde lijn als vorig jaar. Ook toen stonden de hulpverleners op één bij de melders. Vaak staan hulpverleners zoals verzorgende toch heel dicht bij de cliënten wat maakt dat zij meer zicht hebben op de situatie waarin de oudere zich bevindt. Dit jaar zien we dat we minder meldingen ontvangen hebben van slachtoffers of familieleden. Dit zou kunnen verklaard worden door de sensibilisatie die we in 2006 hebben uitgevoerd. Die was vooral gericht naar hulpverleners, zodat zij ons zouden leren kennen. Uiteraard is de bekendheid naar slachtoffers en diens familieleden daardoor verminderd. Gezien de beperkte middelen van het Vlaams Meldpunt was een sensibilisatie naar de brede bevolking niet mogelijk. Dit kan de verminderende bekendheid bij slachtoffers en hun familieleden verklaren. Het lage percentage van meldingen door partners (2%) kan enerzijds verklaard worden door dat er weinig seniorenkoppels bestaan (partner is in vele gevallen overleden). Anderzijds blijken zij ook slachtoffer te zijn van de ouderenmis(be)handeling door de kinderen of durven zij niet tussenbeiden te komen. Het lage percentage van meldingen door de politie (3%) blijft aanhouden. Politiemensen die meldingen doorgeven van ouderenmis(be)handeling zijn telkens medewerkers van slachtofferbejegening. Als we dan nagaan bij het slachtoffer of politie/parket op de hoogte is van de situatie van ouderenmis(be)handeling, krijgen we bij 19% van de meldingen het antwoord van wel. Dit wil zeggen dat de politie/het parket 16% van de situaties van ouderenmis(be)handeling waarvan ze op de hoogte zijn, niet melden aan het Vlaams Meldpunt
22
ouderenmis(be)handeling. Dit kan verklaard worden door de beperkte kennis van de werking van het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling bij politionele diensten. 5.4 Vormen van mis(be)handeling
Frequency Valid
Percent
Valid percent
Fysieke of lichamelijke mis(be)handeling
114
26,1
30,2
Psychische mis(be)handeling
213
48,7
56,3
Financieel of materieel misbruik Seksueel misbruik Verwaarlozing
171 6 59
39,1 1,4 13,5
45,2 1,6 15,6
75
17,2
19,8
56 80 59 437
12,8 18,3 13,5 100,0
14,8 21,2
Schending van de rechten Verzorging laat de wensen over Multiple problem Onbekend Totaal aantal meldingen
100
Bedenkingen: Elke frequentie van de verschillende vormen van ouderenmis(be)handeling is berekend ten opzichte van het totaal aantal meldingen. Zo zien we dat de som van 23
de verschillende frequenties meer is dan het aantal meldingen omdat in heel wat situaties meerdere vormen samen gemeld worden, maar hier apart bekeken zijn. 56% van de meldingen handelen over psychische mis(be)handeling. Financieel of materieel misbruik (45%) komt op de tweede plaats van de mis(be)handelingsvormen die bij het meldpunt gemeld worden. Dit is een continuering ten opzichte van de cijfers van vorig jaar. Mensen durven meer toegeven dat ze psychisch onder druk gezet worden, vaak gekoppeld aan een andere vorm van mis(be)handeling. I n21% v andegev al l eni serspr akev aneen‘ mul t i pl epr obl em’si t uat i e.Di ti seen stijging vergelijkbaar met de cijfers van vorig jaar. Dergelijke situaties zijn dermate complex dat het moeilijk te achterhalen is welke vorm van ouderenmis(be)handeling de bovenhand haalt. Bij interventies zien we wel vaak dat in deze cases de problemen al meerdere jaren aanslepen, zodat een opeenvolging van situaties de problematiek alleen maar verzwaard heeft. Veel meer zien we een combinatie van twee vormen van ouderenmis(be)handeling (50%). Wat vaak voorkomt en niet door het toeval te verklaren is zijn volgende combinaties van mis(be)handelingsvormen:de cluster fysieke mis(be)handeling, financieel misbruiken verzorging laat te wensen over; de cluster psychische mis(be)handeling en verwaarlozing; de cluster psychische mis(be)handeling en verzorging laat te wensen over. We zien dat we in vergelijking met vorig jaar in de cluster met de 3 vormen een verschuiving doormaken. Waar vorig jaar financieel en fysieke mis(be)handeling in combinatie stond met psychische mis(be)handeling, zien we nu een combinatie met verzorging laat te wensen over.
5.5 Leeftijdcategorieën slachtoffer Leeftijdscategorieën slachtoffer
Valid jonger dan 55 tussen 55 en 59j tussen 60 en 64j tussen 65 en 69j tussen 70 en 74j tussen 75 en 79j tussen 80 en 84j tussen 85 en 89j 90j of ouder totaal onbekend Total
Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent 21 4,8 7,2 7,2 19 4,3 6,5 13,7 18 4,1 6,2 19,9 17 3,9 5,8 25,8 43 9,8 14,8 40,5 36 8,2 12,4 52,9 73 16,7 25,1 78 30 6,9 10,3 88,3 34 7,8 11,7 100 219 66,6 100 146 33,4 437 100
24
leeftijdscategorieën slachtoffer 80
60
Frequency
40
20
0 90
s tu
s tu
s tu
s tu
s tu
s tu
s tu
er
en
en
en
en
en
en
ud
85
80
75
70
65
60
89
84
79
74
69
64
j
59
55
en
n
55
da
fo
n
n
n
n
n
n
jo
se
se
se
se
se
se
n
er
se
ng jo
j
j
j
j
j
j
j
leeftijdscategorieën slachtoffer
Bedenkingen: Bij deze cijfers valt ons meteen op dat de grootste categorie van de slachtoffers onder de oudere generatie terug te vinden is (vanaf 70 jaar). Vooral als de leeftijd van het slachtoffer tussen 80 en 85 jaar schommelt (25%). Vermoedelijk is dit te wijten aan het feit dat tot deze leeftijd mensen nog thuis wonen, eventueel met ondersteuning in de zorg en dat de mensen meer afhankelijk worden naarmate ze ouder worden. De combinatie van beiden zorgt voor een verhoogde kans op mis(be)handeling. In 7% van de situaties blijken de slachtoffers jonger te zijn dan 55 jaar, waaruit we kunnen concluderen datdet er m‘ ouder enmi s( be) handel i ng’somsnogv er war r i ngof onduidelijkheid veroorzaakt bij de bevolking. In 33% van de gevallen zijn we niet op de hoogte van de leeftijd van het slachtoffer, waardoor deze cijfers met enige omzichtigheid dienen benaderd te worden. De cijfers zijn analoog aan de resultaten van vorig jaar, alleen komt de leeftijdscategorie tussen 80 en 85 jaar explicieter naar voor.
25
5.6. Relatie tussen pleger en slachtoffer Relatie tussen pleger en slachtoffer Frequency Valid
partner ex-partner zoon dochter ander familielid hulp- of dienstverlener kennis andere slachtoffer zelf Total onbekend
Total
Percent Valid Percent 44 10,1 4 0,9 128 29,3 96 22 40 9,2 32 7,3 8 1,8 11 2,5 4 0,9 367 84 70 16 437 100
Cumulative Percent 12 12 1,1 13,1 34,9 48 26,2 74,1 10,9 85 8,7 93,7 2,2 95,9 3 98,9 1,1 100 100
relatie tussen pleger en slachtoffer 140 120 100 80 60
Frequency
40 20 0 partner
zoon ex-partner
ander familielid dochter
kennis
hulp- of dienstverle
slachtoffer zelf andere
relatie tussen pleger en slachtoffer
26
Bedenkingen: Het cijfermateriaal toont ons dat er vele gevallen van intrafamiliaal geweld aanwezig zijn. Opvallend is dat de meest voorkomende pleger één van de kinderen is (in 51% van de gevallen), waaronder de zoon (29%) de koploper is. Na de kinderen is het vaak de partner (10%) of een ander familielid die de mis(be)handeling pleegt, vaak gaat het hier om een voortzetting van geweld dat reeds jaren bezig is. In vergelijking met de cijfers van vorig jaar zien we dat er een daling is van meldingen (van 17% naar 10%) waarin de partner de vermoedelijke pleger van ouderenmis(be)handeling is. Meldingen waarin een hulp- of dienstverlener de vermoedelijke pleger van ouderenmis(be)handeling is, blijven schommelen rond de cijfers van vorig jaar (2005:8%, 2006:7.3%).
5.7 Geslacht van slachtoffer
Frequency Valid
geen slachtoffer man vrouw Total onbekend
Total
slachtoffer geslacht Percent Valid Percent Cumulative Percent 31 7,1 7,6 100 22,9 24,5 277 63,4 67,9 408 93,4 100,0 29 6,6 437 100,0
7,6 32,1 100,0
slachtoffer geslacht 300
200
Frequency
100
0 geen slachtoffer
man
vrouw
slachtoffer geslacht
27
Bedenkingen: Opvallend is dat er nog steeds significant meer vrouwen (63.4%) als slachtoffer van ouderenmis(be)handeling aangemeld worden. Eventueel kan het hoge percentage te verklaren zijn door de zwakke weerbaarheid van de vrouw eigen aan die generatie of het grotere percentage vrouwen ten opzichte van mannen in de maatschappij (er zijn meer oudere vrouwen dan mannen). Toch zien we een verschuiving van 71% vorig jaar naar 63.4% dit jaar. Dit betekent dat er steeds meer mannen zijn die aangemeld worden als slachtoffer van een situatie van ouderenmis(be)handeling. In 7,6% van de meldingen, wou men geen beschrijving meegeven van het slachtoffer, maar informeren hoe het Vlaams Meldpunt situaties aanpakt of hoe men preventieve acties kan ondernemen om ouderenmis(be)handeling te vermijden.
5.8 Probleemfactoren pleger
Valid
Probleemfactoren pleger Frequency Percent Valid Percent dementie 4 0,6 0,9 financieel/materiaal 83 14,3 19,6 laagbegaafdheid 11 1,8 2,6 lichamelijke beperking 16 2,6 3,8 overbelasting/onkunde 25 4,3 5,9 psychiatrisch ziektebeeld 46 8,2 10,9 psychosociaal probleem 91 15,7 3,6 verslaving 80 13,8 18,9 andere 12 2,1 2,8 geen 55 27,1 13 onbekend 157 9,5 totaal aantal meldingen 437
Bedenkingen: Elke frequentie van de verschillende probleemfactoren is berekend ten opzichte van het totaal aantal meldingen. Zo zien we dat de som van de verschillende frequenties meer is dan het aantal meldingen, omdat in heel wat situaties meerdere probleemfactoren samen gemeld worden, maar hier apart bekeken zijn. In 36% van de situaties hebben we geen zicht op de probleemfactoren van de pleger, dus dienen we voorzichtig om te springen met de berekende resultaten. In 12,5% van de meldingen blijkt de pleger geen specifieke problemen te hebben, vorig jaar was dit 25%. Dit is een halvering van de cijfers van vorig jaar. Problemen die dan wel voornamelijk gemeld worden bij de pleger zijn de volgende: in 20% van de aangemelde situaties heeft de pleger te kampen met psychosociale problemen, in 19% van de meldingen zijn er financiële problemen aanwezig en in 28
18% van de situaties heeft de pleger een verslavingsprobleem die aanleiding kan geven tot het plegen van ouderenmis(be)handeling. Onder de psychosociale problemen worden voornamelijk agressief, zeer dominant karakter en echtscheidings- of relationele prblemen aangemeld. De financiële problemen die benoemd worden zijn vooral te wijten aan een beperkt inkomen of een werkloosheidsuitkering waarvan de pleger.leeft. De meest voorkomende verslavingsvorm die aanwezig is bij de aangemelde plegers is alcohol. Laagbegaafdheid van de pleger (2.5% van de gekende situaties) blijkt in zeer beperkte mate een rol te spelen in situaties van ouderenmis(be)handeling.
5.9 Probleemfactoren slachtoffer Probleemfactoren slachtoffer Frequency Percent Valid Percent Valid dementie 47 10,7 14,5 financieel/materieel 43 9,8 13,2 laagbegaafdheid 11 2,5 3,3 lichamelijke beperking 165 37,7 50,9 psychiatrisch ziektebeeld 12 2,7 3,7 psychosociaal probleem 58 13,2 17,9 verslaving 16 3,7 4,9 andere 17 3,9 5,2 geen 63 14,4 19,4 onbekend 113 25,8 totaal aantal meldingen 437
Bedenkingen: Ook hier geldt eenzelfde frequentie van de probleemfactoren als bij de berekeningen hierboven. Deze zijn berekend t.o.v. het aantal meldingen, maar meerdere probleemfactoren kunnen samengaan bij eenzelfde melding. In 26% van de situaties hebben we geen zicht op de probleemfactor van het slachtoffer, dus dienen we ook hier voorzichtig om te springen met de resultaten. In 38% van de gevallen die gemeld worden bij het Vlaams Meldpunt, is er sprake van lichamelijke beperkingen van het slachtoffer. Dit is een belangrijke risicofactor die veelvuldig beklemtoond wordt in de algemene literatuur rond ouderenmis(be)handeling en door onze meldingen kan bevestigd worden. Als een oudere minder mobiel wordt of meer hulp nodig heeft bij dagelijkse handelingen, wordt hij/zij afhankelijk van derden en is de kans groter dat er mis(be)handeling optreedt. In 14% van de situaties blijkt dat de oudere geen probleemfactoren heeft. Vorig jaar was dit cijfer maar liefst 28% wat een behoorlijk hoog percentage is. In 10% van de gevallen blijkt een of andere vorm van dementie aanwezig te zijn bij het slachtoffer.
29
Beide mogelijke probleemfactoren (bij slachtoffer en pleger) bevestigen onze overtuiging dat ouderenmis(be)handeling vaak gepaard gaat met een aantal risicofactoren bij het slachtoffer, bij de pleger of in de context waarin beiden leven.
30
6 Aanbevelingen 6.1 Primaire preventieve maatregelen Het is van belang dat ouderen op een menswaardige manier van hun oude dag kunnen genieten. Primaire preventie op verschillende domeinen is daarom van zeer groot belang bij de problematiek ouderenmis(be)handeling. Knelpunten: - De wettelijke bescherming inzake ouderen laat te wensen over. Een voorbeeld dat in de praktijk voor zeer veel problemen zorgt, is het gegeven dat kinderen niet kunnen stelen van hun ouders. - Ouderen hebben onvoldoende zicht op de mogelijke implicaties van wettelijke en f i nanc i ël epr oc edur esz oal shetg ev env anv ol mac ht ,er f eni s r ec ht en, … enwet en ook niet waar ze hiervoor terecht kunnen. - Oudere mensen (en vooral zorgbehoevende mensen) lijken afgeschreven in onze maat s c happi j .Heti deaal beel dv an‘ j ongz i j n’wor dtopdev oor g r ondg epl aat s ti n onze maatschappij. Als primaire preventieve maatregelen zien we daarom onder andere: - Noodzaak aan vorming: o Het informeren van ouderen inzake wettelijke en financiële procedures zoals het geven van volmachten, erfenisrechten, naakte eigendom, v oor l opi g ebewi ndv oer i ng … o Nood aan weerbaarheids- en assertiviteitstrainingen voor ouderen. -
Meer beleidsaandacht voor de doelgroep ouderen.
-
…
31
6.2. Secundaire preventieve maatregelen Knelpunten: - ouderenmis(be)handeling blijft nog steeds een taboe voor de algemene bevolking. Men heeft onvoldoende zicht op de aanwezigheid van het fenomeen in thuissituaties. - Steeds meer wordt het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling geconfronteerd met complexe situaties waarin een verslavingsproblematiek (bij de pleger of bij het slachtoffer) een belangrijke rol speelt om de mis(be)handelingssituatie in stand te houden. Vanuit het meldpunt beschikt men niet over de nodige kennis om het verslavingsprobleem aan te pakken. - De samenwerking tussen het Vlaams Meldpunt en hulpverleningsdiensten loopt niet in elke situatie even vlot en is afhankelijk van de bestaande regionale samenwerkingsverbanden en netwerken rond ouderenmis(be)handeling. Heel vaak merken we dat de huisarts de afwezige partner is in dergelijke netwerkontwikkeling. Als secundaire preventieve maatregelen zien we daarom onder andere: - Sensibilisatie rond het fenomeen ouderenmis(be)handeling: o Het overbrengen van een éénduidige visie op het fenomeen ouderenmis(be)handeling bij de bevolking. o We moeten omzichtig omspringen met de geladen term ouderenmis(be)handeling bij ruime sensibilisatie. Toch moet de problematiek in al zijn vormen en gradaties kenbaar gemaakt worden bij het brede publiek. Dit voornamelijk om de ouderen en betrokkenen te wijzen op de brede definiëring van deze problematiek. Om de stijging van meldingen, die hiervan een gevolg is, het hoofd te kunnen bieden, dient het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling voldoende bemand te zijn. -
Aandacht voor het juridische luik inzake ouderenmis(be)handeling: o Veranderingen in wetgeving die zorgen dat er een meldingsplicht komt voor hulpverleners naar het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling toe of een erecode voor thuisverplegers en huisartsen.
-
Samenwerking met de hulpverlening: o Het stimuleren van de medewerking aan het Vlaams meldpunt inzake registratie en coördinatie van de hulpverlening inzake ouderenmis(be)handeling. o Het stimuleren van samenwerking tussen diensten door netwerkvorming en betere afspraken en communicatie tussen de diensten onderling. o Het stimuleren van de samenwerking met de drughulpverlening om heel wat dossiers met een verslavingsproblematiek het hoofd te kunnen bieden.
-
Verder onderzoek naar de problematiek ouderenmis(be)handeling: o Vanuit het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling werken aan een centrale registratie om een duidelijk zicht te krijgen op de problematiek.
32
o Vanuit een duidelijke profilering van het meldpunt wetenschappelijk onderzoek stimuleren vanuit het Vlaams meldpunt ouderenmis(be)handeling. -
Verdere coördinatie, ondersteuning en evaluatie van het hulpverleningsaanbod rond een oudere persoon door de steunpunten ouderenmis(be)handeling. …
6.3. Tertiair preventieve maatregelen Knelpunten: - Hulpverleners hebben geen bevoegdheid om in de plaats van de oudere te handelen, terwijl in gevallen van ouderenmis(be)handeling door de afhankelijkheidsrelatie tussen slachtoffer en pleger de autonomie van het slachtoffer kan in vraag gesteld worden. Mis(be)handeling blijft voortbestaan omdat de oudere schrik heeft de weinige hulp die hij of zij heeft, te verliezen. Ook s c hr i kv oorv er deri s ol ement ,s c haamt eg ev oel ens ,l oy al i t ei t …s pel eneeng r ot er ol . De hulpverlener staat machteloos als de oudere initieel hulp weigert. Diensten onderling schuiven de verantwoordelijkheid voor de aanpak van het probleem door aan elkaar. Hulpverleners bieden zorg in de thuissituatie die moet gegarandeerd blijven, waardoor ingrijpen vaak een delicate zaak wordt. - Sommige dossiers rond ouderenmis(be)handeling blijven sluimeren, omdat er op regelmatige tijdstippen enkel nog een opvolging nodig is van de bestaande situatie; Hoe lang moeten dergelijke dossiers opgevolgd worden? - Ontoereikende middelen en personeelsbezetting voor het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling (1 VTE die zowel het beleidswerk, hulpverlening, vorming, sensibilisatie en wetenschappelijk onderzoek op zich moet nemen). - Er wordt gezien dat vooral de doelgroep mishandelde ouderen niet bereikt wordt door de bestaande hulpverlening, niet door de centra hulp aan slachtoffers, niet door de diensten geestelijke gezondheidszorg, niet door de vluchthuizen. Ook blijft er een beperkte beschikbaarheid van de hulpverlening, bijv. lange wachtlijsten vooraleer een begeleiding kan opgestart worden bij Centra Geestelijke Gezondheidszorg. - Het project heeft geen juridische bevoegdheden. Als tertiaire preventieve maatregelen zien we daarom onder andere: - Het installeren van een onafhankelijk Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling dat tevens optreedt als expertisecentrum voor vrijwilligers, mantelzorgers, z or gv er l ener s ,hul pv er l ener s ,di ens t v er l ener s … di egec onf r ont eer d wor den met situaties en/of vermoedens van ouderenmis(be)handeling. o Duidelijke profilering en mandaat van het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling binnen het bestaande hulpverleningsaanbod. o Voldoende werkingsmiddelen om de bestaande opdrachten ten volle te kunnen uitvoeren. -
Duidelijke afspraken vastleggen met de Steunpunten rond de tijdsspanne en intensiteit van de caseload.
-
Aandacht voor het juridische luik inzake ouderenmis(be)handeling:
33
o Veranderingen in wetgeving die ervoor zorgen dat de hulpverlening inzake ouderenmis(be)handeling extra bevoegdheden of een mandaat krijgt om daadwerkelijk in te grijpen in gevallen van ouderenmis(be)handeling, de mogelijkheid krijgt om gevallen rechtstreeks te melden aan het parket. o Gerichter samenwerken met het justitiële apparaat om meldingen, waarbij de pleger nogal agressief optreedt, te kunnen aanpakken. o Het tot stand komen van éénduidige richtlijnen inzake ouderenmis(be)handeling voor procureurs en parketten. -
Vi a de met hodi ek ‘ c as emanagement ’de hul pv er l eni ng bet erop el k aarl at en afstemmen bij begeleidingen van situaties ouderenmis(be)handeling, zodat eindeloze wachtlijsten kunnen verminderd worden en de oudere en zijn omgeving daadwerkelijk geholpen kunnen worden. Hierbij vertrekt men vanuit de empowerment van het slachtoffer.
34
7 Ter afsluiting Ouderenmis(be)handeling is een complexe problematiek. Meestal is een combinatie van factoren de oorzaak van een mis(be)handelingssituatie. Een zorgvuldige probleemanalyse is nodig om te komen tot een verbetering van de situatie waar de oudere zich in bevindt. Ook het slachtoffer dient op een gepaste wijze gemotiveerd te worden om zelf stappen te durven ondernemen. Het Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling is er als neutraal centraal gegeven waar mensen terecht kunnen om (vermoedens van) mis(be)handelingssituaties te melden. Dit kan zelfs anoniem. In eerste instantie kan er vanuit de opgebouwde expertise informatie of gericht advies gegeven worden voor de desbetreffende situatie. Blijkt dit geen voldoende antwoord te bieden op de vraag of blijkt een verder optreden van het meldpunt noodzakelijk, dan kan er een verdere opvolging door de steunpunten gerealiseerd worden. Op basis van het overleg van de voorbije jaren kan op een gecoördineerde manier verder g ewer ktwor den aan de g emeens c happel i j ke ui t bouw v an een ‘ Vl aams Mel dpunt ouder enmi s ( be) handel i ng ’metdepr ov i nc i al eSt eunpunt enenhet Brussels Steunpunt. Vanaf juni 2005 werken we gebiedsdekkend binnen Vlaanderen en Brussel met garantie vanuit een gemeenschappelijk hulpverleningsconcept met duidelijke, transparante en vooral kwaliteitsvolle procedures waarbij de autonomie van het slachtoffer gerespecteerd wordt en waar er oog is voor het groeiperspectief van de betrokkenen in een situatie van ouderenmis(be)handeling. De eigenlijke doelstelling van het project is de uitbouw van een centraal gegeven dat naast het ontwikkelen van activiteiten in het kader van sensibilisatie en preventie, ook autonoom moet kunnen instaan voor de registratie en doorverwijzing van meldingen van ouderenmis(be)handeling. Om dit alles te kunnen realiseren en om de garantie te kunnen bieden dat elke situatie van ouderenmis(be)handeling aangepakt wordt, wil men vanuit het project de noodzaak aantonen van de bestaansreden van de reeds ontwikkelde structuren (Vlaams Meldpunt ouderenmis(be)handeling en de Steunpunten ouderenmis(be)handeling) die complementair zijn. Tijdens de voorbije projectjaren hebben de Vlaamse overheid en de provinciebesturen reeds financieel geïnvesteerd. Uiteraard dient in de komende maanden verder onderzocht te worden hoe we dit kunnen continueren. Daarnaast dient ook te worden onderzocht of en op welke wijze de Provinciale Steunpunten en het Steunpunt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en welke de actieve partners zijn bij verwijzing en noodzaak tot interventie. Er dient te worden onderzocht of en op welke wijze de provinciale Steunpunten in de toekomst een aanvullende en ondersteunende werking willen blijven behouden of ontwikkelen, of op welke wijze men deze werking wil overdragen aan andere partners. Het Vlaams Meldpunt wil hier als betrokken actor graag meewerken door het ter beschikking stellen van de expertise en ervaringen die werden vergaard doorheen de activiteiten tijdens de voorbije projectjaren.
35
Wij willen alvast de minister van Welzijn, Gezondheid en Gezin danken voor het geloof in het project en de verdere financiële steun, ditmaal vertrouwend op een structurele verankering van het project. De problematiek ouderenmis(be)handeling zal uiteindelijk over heel Vlaanderen en Brussel de vereiste professionele en beleidsmatige aandacht verdienen.
36