Veldwerk Make over didactiek Auteur: Erwin Groenenberg (projectleider Veldwerk Nederland, docent natuuronderwijs Pabo Thomas More/ Hogeschool Leiden)
Hét Kennis- en Praktijkcentrum voor natuureducatie
Les in de rijkste leeromgeving van de school Van het onderwijs verwachten ouders heel veel. Kinderen worden (mede)gevormd in de tijd die ze op school zitten. En als leerkracht wil je deze verwachting graag waar maken. Leerkrachten werken met jonge mensen en jonge mensen behandel je met zorg! Verwachtingen waarmaken is een mooi streven. In een 1 op 1 relatie leerkracht leerling kom je heel ver, maar in de praktijk hebben leerkrachten te maken met een groep leerlingen. Iedere leerling is een ander individu die op een andere wijze geprikkeld wordt. Iedere leerling leert ook op zijn of haar eigen wijze. En ieder kind heeft zijn of haar eigen onderscheidend intelligentie profiel waarvoor niet één eenduidige onderwijs formule te ontwikkelen is. (Gardner, H. (1997). ‘Multiple Intelligences as a Partner in School Improvement’. Educational Leadership, v55 n1 p20-21.). Mensen beschikken over een variatie aan mentale competentie, krachten of intelligenties die ze kunnen combineren en waar ze een beroep op kunnen doen in verschillende manieren om in diverse disciplines of kennisdomeinen te excelleren. Ontwikkeling van deze disciplines of kennisdomeinen gebeurt op verschillende manieren. De meeste scholen zijn zo ingericht dat ze de kansen missen om de ontwikkeling hiervan tot een optimaal, hoog niveau te ondersteunen omdat het curriculum, de toetsing en pedagogiek de verschillen in mensen negeert. Het onderwijs richt zich voor het over grote gedeelte op de taalvaardige en rekenkundige competenties of kennisgebieden. (Kornhaber, M.; Gardner, H. (1993). ‘Varieties of Excellence: Identifying and Assessing Children’s Talents. A Series on Authentic Assessment and Accountability Niet vreemd dat leerkrachten regelmatig tegen ‘problemen’ aanlopen. Met een groep moet je samenwerken, je moet je kunnen concentreren, zelfstandig werken maar ook in groepsverband. Je moet werken aan taal en rekenen, maar ook beeldende vorming, muziek, geschiedenis, aardrijkskunde en bijvoorbeeld natuur. Kinderen moeten opdrachten uitvoeren zoals ze in het boek omschreven staan of zoals wij (leerkrachten) ze bedenken. We vragen het allemaal van onze kinderen, maar gaan daarbij vaak voorbij aan de wijze waarop kinderen leren. Op papier lijkt lesgeven gemakkelijk en eenvoudig, maar de praktijk is anders. Leerlingen worden mondiger, ouders worden mondiger en iedereen heeft zijn of haar eigen wil, werkwijze, leerstijl, sterktes en zwakten. Leerkrachten moeten beschikken over een veelheid aan vaardigheden die ze nooit allemaal kunnen beheersen. Daarom is het zo jammer dat leerkrachten lang niet altijd gebruik maken van eenvoudige en vaak voor de hand liggende technieken, werkvormen of mogelijkheden. Stil zitten in de klas. Het is voor kinderen erg moeilijk. Velen willen lekker naar buiten, bewegen, rennen, actief bezig zijn. Maar in ons onderwijs benutten we deze energie helemaal niet. Sterken nog we verbieden het. Waarom maken we geen gebruik van de energie van kinderen? Waarom nemen we ze niet mee naar buiten en laten we ze daar de werkelijkheid ontdekken? Kunnen we de beleving van buiten zijn, het gevoel van vrij kunnen bewegen niet combineren met kennis opnemen? Kunnen we leerlingen
1
Veldwerk Make Over Didactiek
zelfstandig laten leren zodat ze kennis opdoen die ze nooit vergeten? Hebben we buiten niet de beste context om de verschillende vakken onder de aandacht te brengen? In Amerika zijn verschillende scholen die de schoolomgeving integreren in hun onderwijs. Waardoor de kinderen vanuit de context leren. Op verschillende wijzen met kennis in aanraking komen en relaties kunnen leggen. Beter geconcentreerd en gemotiveerd naar school gaan. (Manzo, K.K. (2008) ‘Schools Adapting Curriculum to the Outdoors’, Education Week, v28 n4 p1, 12-13). Focus van het onderwijs Taal en rekenen zijn zwaarwegende vakken in ons onderwijs. Toekomstige leerkrachten leggen taal- en rekentoetsen af en worden in de praktijk gewezen op de noodzaak van goed taal- en rekenonderwijs. Natuurlijk is het belangrijk dat onze kinderen taal en rekenen goed onder de knie hebben. Maar we verliezen door deze focus het beeld van de mogelijkheden van andere vakgebieden? De toegevoegde waarde die zorgt dat onze kinderen de opgedane kennis kunnen toetsen aan de werkelijkheid of die kinderen voorbeelden biedt die noodzakelijk zijn voor het kunnen verwerven van kennis? Of die ervoor zorgt dat onze kinderen weer gaan ontdekken en zelf kennis willen vergaren.
Veldwerk Make over didactiek
In de Engeland is het volledige Science curriculum vastgelegd in ‘The National Curriculum’. Iedere school heeft een eigen Science programma. Hierin is onder andere vastgelegd de handson benadering, het zelfontdekkend en onderzoekend leren. Daar maken bijvoorbeeld de Field Study Councils (FSC) gebruik van door pure basiseducatie aan te bieden waarbij het onderwijs kan aansluiten. Door de programma’s van de FSC verrijken ze op deze wijze de kennis en kunde van de leerkrachten op het gebied van Science. In Australië geeft ruim 50% van de primary schools tussen de 1 en 2 uur Science. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de hoeveelheid science moeilijk is vast te stellen omdat er ook veel science verweven zit in combinatie met andere vakgebieden. (Clark, J.C. (2003) ‘Practical activiteits: What science traching can learn form primary classrooms, NZARE/AARE, Auckland 2003). Men maakte zich in Australië zorgen om het gebrek aan Science in het onderwijs. Daarom zijn leerkrachten getraind, in het kader van het Primary Connections, in het verzorgen van Science. Met als resultaat dat 87% van de leerlingen positief reageerde op de aangeboden Science onderwerpen. (Hackling, M., Peers, S. Prain, V. (2007), ‘Primary Connections: Reforming science teaching in Australian primary schools’, teachingscience, v53, n3, p 12-16) De Scandinavische landen staan bekend om de wijze waarop kinderen van jongs af aan in contact worden gebracht met hun (natuurlijke) omgeving. De omgeving wordt daar gebruikt om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. In Noorwegen is zelfs sinds 1997 een wet van kracht waarbij de leerlingen, vanaf zeven jaar, verplicht 1 dag in de week tijdens schooltijden buiten de school les krijgen. (Verheij, C. (2003) ‘De boerderij als klaslokaal’, Educare, v20 n1 p14,15.) Ook in de landen om ons heen is het natuur- en omgevingsonderwijs beter geïntegreerd in het onderwijs dan in Nederland. De Belgische onderwijsinspectie toetst scholen bijvoorbeeld op de mate en de kwaliteit van het natuuronderwijs. In België wordt veldwerk gebruikt door scholen als marketing instrument. Leraren en leerlingen zijn trots op hun ‘Groene school’.
2
Veldwerk Make Over Didactiek
Hét Kennis- en Praktijkcentrum voor natuureducatie
Nederland heeft nog wat te winnen. Niet omdat ons onderwijs slecht is of omdat onze kinderen alle Nederlandse planten moeten kennen, de grondsoorten moeten kunnen benoemen of omdat ze de historische elementen van hun omgeving moeten kunnen opzeggen. We hebben nog wat te winnen omdat we zuinig moeten zijn op onze kinderen en onszelf, de leerkrachten die onze kinderen (mede) begeleiden in het proces naar volwassenheid. We moeten onze kinderen met zorg voorbereiden op een leven in de omgeving die ze geboden wordt, waarbij ze genieten en op verantwoorde wijze respect krijgen zodat ze verantwoordelijkheid gaan nemen voor hun eigen omgeving. Door andere methoden en vakgebieden een plek te geven in ons onderwijs kunnen we kinderen trainen in het proces van een leven lang leren. Leerkrachten zijn dan geen overdraagbare wandelende boekenkasten, maar leerproces coaches die kinderen stimuleren en motiveren. Natuur doet iets met ons Het laatste kind in het bos (Louv, R. ( 2006) Last Child in the Woods,Alonquin Books of Chapel Hill) beschrijft heel goed de waarde van natuur voor mensen. Louv beschrijft in zijn boek de verdergaande verwijdering van kinderen ten opzichte van hun omgeving. In Amerika wordt het kinderen steeds moeilijker gemaakt om buiten te spelen. Bordjes als verboden op het gras te lopen, in bomen te klimmen en dergelijke voorkomen dat kinderen kunnen spelen op uitdagende en zintuigprikkelende plekken. Daarnaast komen er steeds spannendere apparaten die kinderen meenemen in een virtuele en spannende wereld, waarin ze geheime deuren ontdekken of oog in oog staan met aliens. Ze zorgen ervoor dat kinderen binnen blijven, verdrinken in virtualiteit en niet de spanning en uitdaging ervaren van onze echte wereld. Met alle gevolgen van dienL Niet alleen ontbreekt het gevoel van waarde voor de omgeving bij deze kinderen. Louv spreekt in zijn boek van het door hem genoemde ‘nature-deficit’. Door een gebrek aan natuurcontact vergroot de problemen van kinderen zoals obesitas, concentratie stoornissen zoals ADHD en ADD en depressie. Problemen waar we kinderen graag voor willen behoeden. School en omgeving Niet alleen thuis komen kinderen te weinig buiten. Ook op school maken we onvoldoende gebruik van alle mogelijkheden die de omgeving te bieden heeft. Buiten gebeurt er iets met ons. De omgeving prikkelt en stimuleert onze zintuigen. Het prikkelt en stimuleert onze nieuwsgierigheid. En mensen zijn van nature nieuwsgierig en altijd op zoek naar antwoorden en oplossingen. Loop met een kind door het bos en vrij spontaan begint het met het stellen van vragen. Over de bladeren aan een boom, het mos of een wegvliegende vogel. Mooier kun je het niet hebben. Want op dat moment kan een kind leren. Met zijn ‘zone van naastgelegen ontwikkeling’ geeft de Russische psycholoog Lev Vygotsky aan dat een leerling leert in aansluiting op wat hij al weet of gezien heeft, maar het moet wel nieuw of uitdagend zijn om daadwerkelijk van leren te kunnen spreken. De omgeving zorgt voor de ‘kennis opstap’ van het kind. Het kind vraagt vanuit interesse, vanuit wat het ziet. En samen zoeken naar het antwoord op de vraag levert nieuwe inzichten op, motiveert het kind om stukjes tekst te lezen of oplossingen te bedenken. Voor zowel u als het kind is dit een waanzinnige ervaring, samen werken naar een antwoord. Niet vanuit de positie van de alwetende volwassene, maar op gelijkwaardig niveau. Beter kun je het niet hebben. Kind en docent zijn op hetzelfde niveau verantwoordelijk voor het leerproces van beide mensen.
3
Veldwerk Make Over Didactiek
En opnieuw de vraag, als dit werkt, waarom gebruiken wij de omgeving dan niet vaker in ons onderwijs? Een mogelijk antwoord op deze vraag is: Een methode geeft structuur aan de kennis die wij op onze kinderen willen (moeten?) overdragen. Een methode is veilig. De handleiding geeft antwoord op (bijna) alle vragen. Het helpt de leerkracht zich veilig en zeker te voelen. Het klaslokaal geeft ons ook zekerheid. Onze stem wordt teruggekaatst door de muren, het plafond en de vloer. De kinderen weten waar ze moeten zitten. Ze kennen de regels. In de klas kun je leerlingen aanspreken op hun gedrag. Je kunt er snel naartoe lopen om ze te helpen. En toch zijn er genoeg kinderen die zich niet veilig voelen in een klas of die zich niet kunnen concentreren.
Veldwerk Make over didactiek
Als leerkracht van een klas weet je wat er allemaal in je klas aanwezig is. Je klas heb je ingericht naar je eigen wensen en naar het gebruik. Alle materialen ken je. Nieuwe materialen probeer je natuurlijk uit. En van de meeste methoden is een handleiding beschikbaar. Maar buiten is dat anders. Handleidingen van de omgeving zijn er niet. Je moet zelf een inventarisatie maken. Dat kun je niet eenmalig doen, maar voor iedere nieuwe les moet je telkens opnieuw inventariseren Als je vogels gaat kijken kun je nooit voorspellen welke er langs zullen komen. Genoeg redenen om voor het begin van een les omgevingsonderwijs direct weer af te haken. Ben je echter eenmaal over de drempel heen, dan ervaar je pas wat de meerwaarde is voor jou, je klas en je lessen. En net als bij iedere les gaat het soms niet helemaal zoals je verwacht had. Maar net als de leerlingen in je klas ben jij onderdeel van een proces richting meer buitenlessen. Jij moet ook leren hoe je controle krijgt en houdt over je klas en jij moet ook ervaren dat dit soort lessen tijd kosten, maar ook veel tijd opleveren. De kracht van de veldwerkles 1 Natuur, geschiedenis en aardrijkskunde het is overal te vinden. Niet alleen in het bos, op het strand, bij een opgraving of in een museum, ook het schoolplein of de muur van de school en de tuinen in de wijk zijn interessant om te bekijken. Rondom de school is veel te vinden, als je maar goed kijkt. De kracht van een veldwerkles is: als leerkracht je leerlingen laten meezoeken naar nieuwe kennis en vaardigheden. Op onderzoek met je leerlingen naar ontwikkeling, met opdrachten passend bij de ervaring en achtergrond van je leerlingen. Als leerkracht kun je bij veldwerk niet de alwetende meester of juf zijn. Je bent constructeur/coach van het individuele leertraject van ieder kind. Door onderwijs aan en in de echte omgeving te verzorgen loop je aan tegen een tekort aan kennis. Dat is nu juist zo mooi. Je mag en kan kinderen begeleiden in het vinden van een oplossing op hun vraag of probleem. Jij als leerkracht mag kinderen stimuleren om samen op zoek te gaan naar de oplossing. Dat kan zijn op internet of door het uitvoeren van een experiment. Deze werkwijze stimuleert onderlinge samenwerking. Het vergroot de betrokkenheid van de leerlingen bij het onderwijs. Gezamenlijk werk jij met je klas toe naar verschillende antwoorden die stuk voor stuk door elk kind onthouden worden. Ze hebben er immers zelf aan bijgedragen. Met één veldwerkles werk jij aan: kennisontwikkeling, betrokkenheidvergroting, concentratievergroting, samenwerking, lichaamsbeweging, onderzoeksvaardigheden en oplossingsgericht handelen. Deze vorm van onderwijs zorgt ervoor dat de leerlingen meer respect krijgen voor hun omgeving, maar ook voor elkaar. Bij gestructureerde NME activiteiten handelen de kinderen vijftien jaar na later, in houding en gedrag, nog steeds positief naar datgene wat geleerd is.
4
Veldwerk Make Over Didactiek
(Jansen, P., Smit, W., Koppen van, C.S.A., Bulten, M., Damen, M.L., Custers, C., Hoe duurzaam is NME? Een explorerend kwantitatief onderzoek naar langetermijneffecten van Natuur- en Milieueducatie op scholen, Veldwerk Nederland en Universiteit Utrecht, 2006) De kracht van een veldwerkles 2 Veel leerkrachten ervaren de druk van het rooster, de vakken die allemaal moeten. Ruimte voor een veldwerkles is er dan niet bij. Helemaal niet als je kinderen moet leren samenwerken, de concentratie wilt verhogen, ze allemaal betrokken wilt houden. Daar moet je als leerkracht hard voor werken.
Hét Kennis- en Praktijkcentrum voor natuureducatie
Maar het kan ook anders. Door middel van veldwerkwerkvormen bereik je niet alleen kennisvergroting en kennisoverdracht bij je leerlingen. Bij werkvormen in de schoolomgeving moeten leerlingen als vanzelf samenwerken. Om te komen tot een resultaat kunnen leerlingen niet niet samenwerken. De ervaring leert dat ze spontaan samenwerken en in wisselende groepjes. Daar hoef je als leerkracht niet hard voor te werken. In de natuur met doelgerichte werkvormen en opdrachten, die aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van de leerlingen, kunnen leerlingen hun aandacht beter vasthouden. Drukke leerlingen die u in de klas niet kunt motiveren kent u in de schoolomgeving niet terug. Kortom een veldwerkles draagt positief bij aan een goed pedagogisch klimaat. Veldwerkles Een veldwerkles is één van de meest complexe lesvormen die er bestaat. Het is daarom belangrijk uw lessen goed voor te bereiden. Onderstaande stappen (K5 en Ikook) helpen u bij het opzetten van een succesvolle veldwerkles. Voorbereiding 1. Kennen, kunnen en doen (doelen) 2. Kijken (Omgeving inventariseren) 3. Kiezen (Werkwijze kiezen en aanpassen aan de omgeving) 4. Kennismaken (Aantrekkelijke introductie ontwikkelen) 5. Klaarzetten (Materialen verzamelen en klaarzetten) Uitvoering 1. Introductie 2. Kennismaken met materialen 3. Onderzoek uitvoeren 4. Opschrijven (Verslag leggen) 5. Kennis uitbreiden
Voorbereiding Kennen, kunnen, doen (Doelstelling vaststellen)
5
Veldwerk Make Over Didactiek
Om je doelen te bereiken is het belangrijk dat je de doelstelling van je les helder omschrijft. Daarbij kan je gebruik maken van een SMART geformuleerd doel. Het doel moet Specifiek, Meetbaar, Actiegericht, Resultaatgericht en Tijdgebonden zijn. Besteed aandacht aan het maken van je doelstelling. Het is immers het vertrekpunt van je les. Op basis van je doelstelling kies je werkvormen. Een vaag, niet concreet doel leidt tot vaagheid in de uitvoering van de opdrachten. Stel je doelen niet te groot. Begin liever met kleine haalbare doelen dan met veel en grootse doelen. Dat laatste leidt tot frustratie bij u en uw leerlingen. Daarbij is het veel eenvoudiger om methoden te vinden die kleine doelen beantwoorden dan een methodenmix te ontwikkelen om de grote veelomvattende doelen te realiseren. Bij veldwerklessen kan de doelstelling uiteenlopen van vakkennis opdoen tot sociaal pedagogische doelen. Er zijn verschillende veldwerkwerkvormen die leiden tot eenzelfde sociaal pedagogisch doel.
Veldwerk Make over didactiek
Kijken (Omgeving inventariseren) Omdat je geen handleiding van de omgeving hebt en de natuur van maand tot maand varieert is het belangrijk dat je inventariseert hoe de omgeving van de school eruit ziet. Daarbij kan je letten op de historie van de omgeving, aardrijkskundige aspecten of natuurlijke elementen. Afhankelijk van de gevonden elementen in de omgeving kun je een werkwijze kiezen die past bij je doelstelling en de omgeving. Wanneer je deze stap niet uitvoert of niet uitvoert voor iedere nieuwe opdracht, kan de veldwerkwerkvorm niet uitvoerbaar blijken te zijn in de omgeving die jij voor ogen hebt. Een dergelijke ervaring leidt bij de leerlingen tot afkeer van de werkvormen of tot een averechts effect op de opgestelde doelstelling. Bij het inventariseren van de omgeving kan natuurlijk de eigen observatie ingezet worden. Dat is helemaal aan te bevelen als u na het opstellen van de lesdoelen al een blik heeft geworpen op mogelijke veldwerkwerkvormen. Dan kunt u heel gericht kijken naar de, volgens de veldwerkwerkvorm, benodigde omgeving, zoals de aanwezigheid van planten, bomen, dieren, water. Kijk wat objectiever en breder naar de omgeving. Zo weet je wat je kunt tegenkomen. Eventuele vragen van leerlingen kun je op deze wijze vooraf al opzoeken. Houdt daar in je voorbereiding rekening mee. Kiezen (Werkvorm kiezen en aanpassen aan de omgeving) Bij het zien van leuke werkvormen zijn we geneigd om meteen aan de slag te gaan. Natuurlijk is het prima om met een leuke werkvorm aan de slag te gaan, maar vanwege de grote druk op het programma in het basisonderwijs is het gericht inzetten van veldwerkwerkvormen aan te bevelen. De meeste veldwerkwerkvormen zijn coöperatieve werkvormen die behalve leerlingen laten kennismaken met de natuur ook sociaal pedagogische aspecten stimuleren. Doordat veldwerkmaterialen sociaal pedagogische aspecten stimuleren kunnen de werkvormen uitsteken ingezet worden als middel om bijvoorbeeld samenwerking in de klas te stimuleren. De kennis die de kinderen door de werkvorm verwerven is dan mooi meegenomen. Omgekeerd kan natuurlijk ook. Kennis verwerven als hoofddoel met als nevenresultaat werken aan één of meerdere sociaal pedagogische aspecten. Vanuit
6
Veldwerk Make Over Didactiek
deze optiek is het daarom belangrijk de veldwerkvormen zo te kiezen dat ze voldoen aan de gestelde doelen en uitvoerbaar zijn in de gekozen omgeving en het juiste seizoen.
Hét Kennis- en Praktijkcentrum voor natuureducatie
Kietelen (Introductie kiezen) Zomaar een veldwerkles beginnen is vragen om moeilijkheden. Het is belangrijk vooraf grenzen en regels vast te stellen. Helemaal als het een nieuw onderdeel in het curriculum is. Door een spannende of uitdagende introductie te kiezen, bijvoorbeeld als onderdeel van een verhalend ontwerp, motiveer je de leerlingen actief mee te werken. De regels die dan gelden worden minder overtreden. Je kunt immers de regels onderdeel laten zijn van het verhaal. Maar door het uitzetten van een circuit bijvoorbeeld beperk je ook de ruimte en de kinderen weten exact waar ze aan toe zijn. Klaarzetten (Materialen verzamelen) Bij veldwerklessen gebruiken we vaak verschillende materialen. Na het uitkiezen van de juiste veldwerkwerkvorm is het belangrijk dat de materialen voor een les bij elkaar worden gezocht. Soms is het aan te bevelen om leerlingen materialen mee te laten nemen. De bakjes van de afhaalchinees zijn bijvoorbeeld erg geschikt als onderzoeksbak voor (water)beestjes. In plaats van monsterpotjes zijn kleine potjes van groentes ook bruikbaar. Soms is het noodzakelijk om onderzoeksmaterialen te maken of te kopen. Bekijk vooraf ook de veldwerkwerkvorm en maak voor zover nodig werkbladen waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. Op deze wijze ben jij goed op de hoogte van de werkvorm en stimuleer je de kinderen zelfstandig onderzoek te doen. Wanneer je met jouw leerlingen een aantal van dit soort opdrachten hebt uitgevoerd zul je merken dat de leerlingen zelfstandig aan de slag gaan en met eigen ontdekkingen komen en/of vragen gaan stellen over hun observaties. Uitvoering Introductie Start de veldwerkles met de door jou bedachte introductie. Spreek de regels helder en duidelijk af. Check of alle leerlingen weten binnen welk gebied ze onderzoek mogen doen. Bedenk vooraf wel dat je leerlingen enthousiast zijn voor het uitvoeren van een veldwerkles. Ze zullen daarom in eerste instantie van enthousiasme drukker zijn dan je gewend bent. Ben je eenmaal buiten dan neemt het geluid af, al zullen ze wel enthousiast blijven. Kennismaken met materialen Wanneer de werkvorm materialen vereist die door de leerlingen niet vaak gebruikt worden, zoals loupes, is het belangrijk dat de leerlingen in de gelegenheid worden gesteld om het materiaal te verkennen (lees spelen). Sla je deze stap over, dan zullen de kinderen de hele les (als jij niet kijkt) met het materiaal gaan spelen. Daardoor wordt een veldwerkles voor jou hard werken. Je moet ze dan de hele les aan het werk houden. Onderzoek uitvoeren Met de werkbladen of de onderzoeksopdracht die jij de leerlingen meegeeft kunnen ze zelfstandig aan de slag. Dat houdt natuurlijk niet in dat je achterover kunt leunen of rustig op een bankje kunt zitten. Jouw actieve houding is het voorbeeld voor de leerlingen. Wanneer jij achterover leunt doen je leerlingen dat ook. Neem jij de leerlingen serieus dan nemen zij het veldwerk serieus.
7
Veldwerk Make Over Didactiek
Natuurlijk moet je de leerlingen ook stimuleren bij het uitvoeren van het veldwerk. Help ze bij hun zoektocht naar antwoorden. Door het stellen van stimulerende vragen die de leerlingen kunnen waarnemen aan hun onderzoeksobject richt jij hun blik en stimuleert je de voortgang van het onderzoek. Voorkom bij het stellen van vragen zogenaamde ‘waarom-vragen’. Een antwoord op deze vraag vereist kennis van de leerlingen. Het zijn vragen die niet kunnen worden beantwoord door observeren of eenvoudige experimenten. Waarom-vragen kun je samen met de leerling wel beantwoorden als je bijvoorbeeld op internet op onderzoek uitgaat naar het waarom.
Veldwerk Make over didactiek
Opschrijven (Verslag leggen) Om het veldwerk niet té vrijblijvend te maken, is het belangrijk dat de gegevens of waarnemingen worden vastgelegd. Dat maakt voor de leerlingen de verworven kennis inzichtelijk. Door het zien van de gegevens en het koppelen van resultaten aan de vragen die gesteld zijn komen de leerlingen in een fase waarin ze openstaan voor het opnemen van kennis. De opgedane kennis kunnen de leerlingen aan elkaar presenteren. Zo vergroot je het effect van het onderzoek. De unieke ervaringen die je leerlingen hebben opgedaan willen ze graag delen met mede leerlingen. Omgekeerd willen de leerlingen graag van elkaar weten wat ze gedaan hebben en wat ze te weten zijn gekomen. Bij het verslagleggen kun je vakken met elkaar integreren. Rekenen bijvoorbeeld introduceer je door leerlingen de resultaten te laten weergeven in grafieken, diagrammen en tabellen. Je kunt de opdracht geven bepaalde gegevens om te zetten naar procenten. De kleinsten kun je laten tellen. Bijvoorbeeld hoeveel blaadjes ze hebben verzameld. Taal is vanzelfsprekend onderdeel van het verslagleggen. Om meer uitdaging aan de opdracht mee te geven kun je ervoor kiezen dat het verslag bepaalde woorden moet bevatten of namen van organismen. Je kunt natuurlijk de onderzoeksverslagen taalkundig laten nakijken door een andere onderzoeksgroep die van hun bevindingen een kort rapportje moeten maken. De onderzoeksgroep krijgt het rapport terug en de leerlingen passen hun verslag op basis van het rapport aan. Jij kijkt zowel het rapport als het verslag na en kan beoordelen waar de leerlingen moeite mee hebben. Er zijn zeer veel verschillende manieren van verslagleggen. Je kunt onder andere denken aan: een verslag, poster, tentoonstelling, powerpoint presentatie, website, weblog, muurkrant of veldwerkkrant. Kennisuitbreiden Door het vastleggen van hun waarnemingen zijn de leerlingen als het ware op een hoger niveau van kennisopname gekomen. Door de ervaringen en de gevonden resultaten is het onderzochte kennisgebied inzichtelijk gemaakt. Als leerkracht kun je nu extra kennis aanbieden aansluitend bij de verworven resultaten. De ervaringen opgedaan met veldwerk zijn het decor waarin kennis gestapeld kan worden.
8
Veldwerk Make Over Didactiek
Bij het uitbreiden van kennis wordt het voor de leerlingen pas interessant als je gebruik maakt van zoveel mogelijk voorbeelden, liefst voorzien van echte materialen, filmpjes en modellen. En verder% Het opzetten en uitvoeren van veldwerk kost tijd. Wanneer je het goed regelt is het veldwerk jaarlijks te herhalen. Het mooiste is natuurlijk als de school veldwerk integreert in het onderwijs zodat het vanaf de kleuters tot groep 8 een vast programma onderdeel wordt.
Hét Kennis- en Praktijkcentrum voor natuureducatie
De leerkracht pionier die start met het opzetten van geïntegreerd veldwerk in het curriculum heeft binnen de school veel werk te verzetten. Maar de leerlingen helpen je daarbij. Het is namelijk belangrijk om tijdens de veldwerkactiviteiten tijd te nemen om je leerlingen te observeren. Let op gedragsveranderingen, leiderschap, zelfstandigheid, concentratie en bijvoorbeeld samenwerken. Kijk ook naar de blije enthousiaste gezichten van je leerlingen en ontdek de bijzondere rol die jij als leerkracht in hun leerproces krijgt. Die ervaringen en observaties zijn de bron, je verantwoording, naar je collega leerkrachten. Met enthousiaste verslagjes in de schoolkrant, foto’s op de website en muurposters als verslag prikkel jij je collega’s mee te doen met veldwerk activiteiten. Het succes van jouw veldwerk wil je graag delen met collega’s. Het is ook belangrijk dat jouw succes niet alleen beperkt blijft tot jouw klas. Het veldwerk kan afstralen op de hele school. En collega’s mede-eigenaar maken van jouw veldwerkinspanningen zorgt voor continuïteit in school, ook na je vertrek. Literatuur: 1. Clark, J.C. (2003) ‘Practical activiteits: What science traching can learn form primary classrooms, NZARE/AARE, Auckland 2003 2. Gardner, H. (1997). ‘Multiple Intelligences as a Partner in School Improvement’. Educational Leadership, v55 n1 p20-21. 3. Hackling, M., Peers, S. Prain, V. (2007), ‘Primary Connections: Reforming science teaching in Australian primary schools’, teachingscience, v53, n3, p 12-16 4. Jansen, P., Smit, W., Koppen van, C.S.A., Bulten, M., Damen, M.L., Custers, C., Hoe duurzaam is NME? Een explorerend kwantitatief onderzoek naar langetermijneffecten van Natuur- en Milieueducatie op scholen, Veldwerk Nederland en Universiteit Utrecht, 2006 5. Kornhaber, M.; Gardner, H. (1993). ‘Varieties of Excellence: Identifying and Assessing Children’s Talents. A Series on Authentic Assessment and Accountability 6. Louv, R. ( 2006) Last Child in the Woods,Alonquin Books of Chapel Hill 7. Manzo, K.K. (2008) ‘Schools Adapting Curriculum to the Outdoors’, Education Week, v28 n4 p1, 12-13 8. Verheij, C. (2003) ‘De boerderij als klaslokaal’, Educare, v20 n1 p14,15.
9
Veldwerk Make Over Didactiek