College van bestuur Hogeschool Leiden Postbus 382 2300 AJ LEIDEN
Besluit
datum
Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Personeel en Arbeid van de Hogeschool Leiden
1. Inleiding
25 oktober 2005 onderwerp
Definitief besluit accreditatie hbo-bachelor Personeel en Arbeid Hogeschool Leiden ons kenmerk
NVAO/20052842/CT
Bij brief van 17 juni 2005 heeft de heer A. J. Ouwerkerk, voorzitter van het college van bestuur van de Hogeschool Leiden te Leiden bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een aanvraag om accreditatie, als bedoeld in artikel 5a.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, hierna WHW (Stb.2002, 302), voor de opleiding hbo-bachelor Personeel en Arbeid ingediend. Het betreft een opleiding met een voltijd- en deeltijdvariant die blijkens de aanvraag te Leiden wordt verzorgd.
bijlagen 2
Ter ondersteuning van de aanvraag heeft de Hogeschool Leiden een rapport overgelegd van een door haar ingeschakelde Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI): Hobéon. Het rapport van Hobéon, hierna het VBI-rapport, is van februari 2005 en heeft de NVAO ontvangen op 20 juni 2005. De visitatie van de opleiding heeft plaatsgevonden op 23 september 2004. Het VBI-rapport is opgebouwd aan de hand van het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor] van de NVAO, Stcrt. 2003, 120, hierna: het Accreditatiekader.
2. Bevindingen Op grond van het toepasselijke Accreditatiekader wordt een opleiding beoordeeld aan de hand van zes onderwerpen, te weten: doelstellingen van de opleiding, programma, inzet van personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en resultaten. ad.:
Doelstellingen opleiding
Het panel stelt in het rapport dat de opleiding de eindkwalificaties ontleent aan het landelijk beroepsprofiel ‘Format P&A 2000+’ en de opvolger daarvan ‘Format P&A 2004+’ dat is opgesteld in nauw overleg met de andere P&A. Het format P&A 2000+ is door de opleiding P&A van de Hogeschool Leiden uitgewerkt in een (opleidingseigen) opleidingskader, dat in 2000 door de beroepenveldcommissie van de opleiding is vastgesteld. Volgens het panel blijkt uit de notulen van de beroepenveldcommissie dat zij het landelijk opleidingsprofiel
Inlichtingen
Parkstraat 28 | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag
Axel Aerden
P.O. Box 85498 | 2508 CD The Hague | The Netherlands
070 312 23 40
[email protected]
T +31 (0)70 312 2300 | F +31 (0)70 312 2301
[email protected] | www.nvao.net
pagina 2 van 8
‘Format 2004+’ nog te weinig bedrijfsmatig acht. In het curriculum van de opleiding aan de Hogeschool Leiden is er meer aandacht voor de bedrijfsmatige aspecten. Het panel geeft eHRM als voorbeeld hiervan. De opleiding heeft het landelijk format dus vertaald naar eigen opleidingscompetenties en deze ingedeeld in drie verschillende categorieën: professionele expertise (taken en beroepsvraagstukken van de professional), professionele standaard (die het niveau van de afgestudeerde aangeven in termen van de hbo competenties en Dublin descriptoren) en persoonlijke standaard (die de persoonlijke competenties beschrijven waaraan de afgestudeerde moet voldoen). Per competentie zijn er indicatoren uitgewerkt. Het panel heeft daarnaast kunnen vaststellen dat het landelijke beroepsprofiel en de Leidse inkleuring daarvan (nog) geen sterke internationale invalshoek hebben. Het panel stelt dat waar aanpassing van het bestaande onderwijs nodig is als gevolg van nieuwe ontwikkelingen binnen het werkveld, deze aanpassingen worden opgenomen in de management review van de opleiding en uitgewerkt in een plan van aanpak. Daarnaast is er aldus het panel een jaarlijkse evaluatie die onder de opdrachtgevers van afstudeeropdrachten wordt gehouden. Hieruit blijkt dat de externe opdrachtgevers (beroepenveld) positief oordelen over de kwalificaties van studenten en dat deze voldoen aan het niveau dat men mag verwachten van een beginnende professional in het P&A werkveld. Er is aldus het panel sprake van een evoluerend curriculum dat jaarlijks wordt afgestemd op grond van externe signalen. De NVAO stelt vast dat in het VBI-rapport deugdelijk en kenbaar wordt gemotiveerd op welke gronden Hobéon dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt het onderwerp doelstellingen als voldoende.
ad.:
Programma
Het panel stelt in het rapport dat in het programma gebruik wordt gemaakt van actuele vakliteratuur. Actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk zijn volgens het panel aantoonbaar in het programma verwerkt in alle studieonderdelen. Door de gekozen onderwijskundige opzet, het werken met beroepsopdrachten aan studenten en het maken van beroepsproducten door studenten, ontwikkelt de student in de directe beroepscontext zijn professionele vaardigheden. Het panel heeft geconstateerd dat de student de ontwikkelingen van deze vaardigheden bijhoudt in zijn portfolio. Volgens het panel is het programma van de opleiding een directe vertaling van het eigen opleidingsprofiel met de bijbehorende beroepscompetenties en niveaubeschrijvingen. Analyse van het opleidingsprogramma laat volgens het panel zien dat de eindkwalificaties het expliciete referentiepunt vormen voor de opleiding (voltijd en deeltijd). Het panel stelt verder dat er bij de inrichting van het programma op gelet is dat alle kwalificaties/competenties in voldoende mate worden afgedekt. Het programma is ingedeeld in onderwijseenheden, elke onderwijseenheid bestaat uit een aantal samenhangende inhoudelijke modulen, verdeeld over verschillende leerlijnen. De kern wordt, aldus het panel, steeds gevormd door de integrale modulen, de overigen modulen zijn inhoudelijk ondersteunend aan de integrale lijn. De samenhang zowel per leerjaar/fase als tussen de leerjaren/fasen wordt in de dagelijkse praktijk bewaakt door het hoofd opleiding en in het reguliere overleg tussen betrokken docenten en door de stage- en afstudeercoördinator. Uit het rapport blijkt verder dat er tijdens de individuele of groepsgewijze studiebegeleiding eventuele belemmerende factoren van de individuele student aan bod komen. Genomen maatregelen worden geregistreerd in het van alle studenten aanwezige persoonlijk
pagina 3 van 8
studentdossier. Studenten hebben aan het panel aangeven dat het programma goed studeerbaar is. Verder blijken de uitkomsten van een onderzoek van de opleiding erop te wijzen dat de inrichting van de propedeuse goed aansluit op de kenmerken van de instromende student en dit wat betreft inhoud en gehanteerde werkvormen. De aansluiting tussen vooropleiding in het HAVO en VWO en de propedeuse blijken volgens hetzelfde onderzoek ruim voldoende. Het panel stelt dat de werkvormen zijn gekozen op grond van de eigen vertaling van het didactisch concept en specifiek zijn toegesneden op de leerlijnen van het programma. Uit de studentenevaluaties komt volgens het rapport naar voren dat de studenten de verschillen in didactische benadering en de variëteit aan werkvormen globaal positief waarderen. Het toetsingsbeleid en bijbehorende instrumentarium van de opleiding P&A zijn volgens het rapport beschreven in de nota ‘Toetsinstrumentarium P&A’. Deze nota wordt volgens het panel jaarlijks herijkt, zodat actuele onderwijskundige ontwikkelingen met betrekking tot beoordelen en toetsen worden gevolgd en de kwaliteit van het toetsen wordt ondersteund. Per leerlijn en per studieonderdeel is zo vastgelegd welke (soorten) toetsen gebruikt worden. De NVAO stelt vast dat in het VBI-rapport deugdelijk en kenbaar wordt gemotiveerd op welke gronden Hobéon dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt het onderwerp programma als voldoende.
ad.:
Inzet van personeel
Het panel stelt in het rapport dat uit het personeelsplan van de opleiding en de curricula vitae van docenten blijkt dat bijna alle docenten afkomstig zijn uit het relevante beroepenveld. Zo combineert 50% van de docenten het werken in het onderwijs met een functie in het relevante beroepenveld (hoofd HRM, P&O adviseur, trainer/coach, arboadviseur). Door structurele contacten met sleutelfiguren in het beroepenveld en met andere P&A opleidingen en MBO instellingen in de beroepskolom is de opleiding op de hoogte van de inhoudelijke ontwikkelingen in het beroepenveld. Uit het rapport blijkt dat de student-docent ratio onderbouwd is en overeenkomstig de beoogde ratio is. Het gaat om een ratio van 1:26,7. Dit wijkt volgens het panel niet significant af van die van andere hogescholen. Daarvoor verwijst het naar Hogeschool Management Informatie 2003: Kengetallen Domein Personeel, gepubliceerd door de HBO raad in april 2004. Verder stelt het panel dat de docenten allen een relevante vakinhoudelijke en didactische scholing op minimaal HBO niveau hebben gevolgd. Het hoofd van de afdeling formuleert volgens het panel jaarlijks een kwalitatief personeelsplan. Hierin worden de kwalificaties voor de docenten overeenkomstig de ontwikkelingen in het onderwijs en in het beroepenveld afgeleid en vergeleken met de aanwezige kwalificaties. Deze vergelijking vormt volgens het panel een belangrijke input voor het aannamebeleid en het scholingsbeleid. De NVAO stelt vast dat in het VBI-rapport deugdelijk en kenbaar wordt gemotiveerd op welke gronden Hobéon dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt het onderwerp personeel als voldoende.
pagina 4 van 8
ad.:
Voorzieningen
Het panel stelt in het rapport dat uit gesprekken met studenten en medewerkers van de opleiding P&A blijkt dat men in het algemeen tevreden is over de huidige huisvesting en de materiële voorzieningen. Studenten uiten blijkbaar wel kritiek op de computerfaciliteiten. Het panel heeft verder de mediatheek bezocht en vastgesteld dat deze toegang biedt tot alle relevante wetenschappelijke, nationale en internationale literatuur en (vak)tijdschriften. De onderwijsruimtes zijn, aldus het panel, nieuw en overeenkomstig de daarvoor gestelde criteria ingericht. Uit het rapport blijkt verder dat studiebegeleiding in alle fasen van de opleiding door docenten wordt uitgevoerd en onderdeel uitmaakt van elke leerlijn. De studievoortgang wordt volgens het panel met elke student door de verantwoordelijke docent besproken tijdens de functioneringsgesprekken, aan de hand van het zogenaamde Persoonlijk Competentie Ontwikkel Plan, het portfolio en de cijferregistratie op de vooraf vastgestelde momenten aan het eind van elk semester. De NVAO stelt vast dat in het VBI-rapport deugdelijk en kenbaar wordt gemotiveerd op welke gronden Hobéon dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt het onderwerp voorzieningen als voldoende.
ad.:
Interne kwaliteitszorg
Het panel stelt in het rapport dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd in het Management Review. In de Management Review wordt volgens het panel elk facet beschreven ten opzichte van de beoogde kwaliteit. De Management Reviews van de hogeschool en van de opleiding zijn opgesteld volgens de EFQM systematiek omdat de kwaliteitszorg van de hogeschool aan de hand van dit systeem is opgezet. Bij de beschrijving van de kwaliteitsonderwerpen uit EFQM is volgens het panel een verwijzing opgenomen naar de onderwerpen en facetten uit de systematiek van de NVAO zodat de uitspraken in de Management Review binnen beide benaderingen kunnen worden gebruikt. Uit het rapport blijkt dat op basis van de uitkomsten van de evaluatieonderzoeken verbeterplannen worden opgesteld. Het panel geeft een hele reeks van voorbeelden van uitkomsten van evaluatieonderzoeken die tot één of meerdere verbetermaatregelen hebben geleid. Ten slotte stelt het panel dat medewerkers, studenten, alumni en afnemend veld aantoonbaar actief betrokken zijn bij het verbeteren van de kwaliteit van de opleiding. Studenten en medewerkers zijn daarnaast ook samen betrokken vanuit hun participatie in de Opleidingscommissie. De NVAO stelt vast dat in het VBI-rapport deugdelijk en kenbaar wordt gemotiveerd op welke gronden Hobéon dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt het onderwerp interne kwaliteitszorg als voldoende.
ad.:
Resultaten
Het panel stelt in het rapport dat de opleiding periodiek en op verschillende manieren informatie van alumni en het beroepenveld verzamelt over de vraag of de gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met zowel de nagestreefde vakinhoudelijke als de algemene HBO-kwalificaties.
pagina 5 van 8
Uit de cijfers van HBO-Monitor en uit eigen enquêtes blijkt dat de recent afgestudeerden, de stagebegeleiders en opdrachtgevers van de afstudeeropdrachten de opleiding in het algemeen positief waarderen. De opleiding scoort in de HBO-monitor wat hoger dan andere P&A opleidingen op de facetten breedte, aansluiting op de functie en praktijkgerichtheid. De opleiding scoort iets minder op diepgang en eventuele keuze voor dezelfde opleiding. De stagebegeleiders en opdrachtgevers van de afstudeeropdrachten suggereren volgens het panel om in de opleiding meer aandacht te besteden aan beheersinstrumenten en aan arbeidsrechtelijke en bedrijfseconomische kennis. Het panel stelt inzage te hebben gehad in een aantal afstudeerwerkstukken. Deze zijn volgens het panel wat betreft probleemstelling van voldoende diepgang en complexiteit. Het panel concludeert hieruit dat de afstudeerders beschikken over een kennisniveau en analytisch vermogen dat normaliter van HBO studenten mag en moet worden geëist. Verder blijkt uit het rapport dat de opleiding zowel ten aanzien van de instroom als ten aanzien van de doorstroom en het rendement op beperkte schaal streefcijfers heeft geformuleerd. Bij een deel van die cijfers wordt volgens het rapport een vergelijking gemaakt met andere relevante HBO opleidingen. Het panel heeft vastgesteld dat de rendementscijfers wat betreft studieduur schommelen rond het streefcijfer, dat het rendement wat betreft tussentijdse uitval schommelt rond het landelijk gemiddelde en dat het rendement uitgedrukt in percentage gediplomeerden zowel voor de voltijd als voor de deeltijd boven het landelijk gemiddelde ligt. De NVAO stelt vast dat in het VBI-rapport deugdelijk en kenbaar wordt gemotiveerd op welke gronden Hobéon dit onderwerp positief heeft bevonden. De NVAO beoordeelt het onderwerp resultaten als voldoende.
pagina 6 van 8
3. Besluit Ingevolge het bepaalde in artikel 5a.10, tweede lid, van de WHW heeft de NVAO het college van bestuur van de Hogeschool Leiden te Leiden in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het voornemen tot besluit van 20 september 2005 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De NVAO besluit dat accreditatie wordt verleend aan de hbo-bachelor Personeel en Arbeid (voltijd en deeltijd) van de Hogeschool Leiden te Leiden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 5a.9, vierde lid, van de WHW, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag waarop het vorige accreditatiebesluit vervalt (accreditatie van rechtswege tot en met 31 december 2005), derhalve op 1 januari 2006, en ingevolge het bepaalde in het zesde lid van genoemd artikel vervalt dit besluit zes jaren na de dag van inwerkingtreding. Den Haag, 25 oktober 2005 Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
Guy Aelterman (bestuurslid)
Tegen dit besluit kan op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt bij de NVAO. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken.
Bijlage 1: overzicht van beoordelingen van het panel Bijlage 2: samenstelling van het panel
pagina 7 van 8
Bijlage 1: Overzicht van beoordelingen in het VBI-rapport (Hobéon)
Onderwerp 1. Doelstellingen
Beoordeling onderwerp 2. Programma
Beoordeling onderwerp 3. Inzet personeel
Beoordeling onderwerp 4. Voorzieningen Beoordeling onderwerp 5. Interne kwaliteitszorg
Beoordeling onderwerp 6. Resultaten Beoordeling onderwerp EINDBEOORDELING
Facet 1. domeinspecifieke eisen 2. niveau bachelor/master 3. oriëntatie hbo/wo 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
eisen hbo/wo doelstellingen–progr. samenhang programma studielast instroom duur vorm-inhoud beoordeling en toetsing
1. 2. 3.
eisen hbo/wo kwantiteit personeel kwaliteit personeel
1. 2.
materiele voorziening. studiebegeleiding
1. 2. 3.
evaluatie resultaten maatregelen verbeter. betrokkenheid
1. 2.
onderwijsrendement gerealiseerd niveau
Voltijd G V V Positief V V V V V V V V Positief V V V Positief V V Positief V V V Positief V V Positief POSITIEF
Deeltijd G V V Positief V V V V V V V V Positief V V V Positief V V Positief V V V Positief V V Positief POSITIEF
pagina 8 van 8
Bijlage 2: Samenstelling van het panel
•
Ir. Peter Lemaire, Voorzitter, jarenlang actief op het terrein van kwaliteitsmanagement als auditor (INK en ISO), consultant en docent in het (post) hoger onderwijs;
•
Mr. Hans de Ruiter, directeur Personeel & Organisatie voor Heineken Nederland;
•
Drs. Hans Stoltenborg, ervaring met post-hbo en vormen van maatschappelijke dienstverlening en werkzaam in het (strategisch) marktonderzoek;
•
Lars Munne, student Nederlandse taal en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam.