Theo van Gogh en Broer Konijn Over artistieke vrijheid en vrijheid van meningsuiting
Samenvatting van een lezing ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘Kunstenaars want / en / maar / dus mensenrechten’ 15 december 2004 in De Vrije Academie, Den Haag
Hoe vrij zijn kunstenaars om te maken en te tonen wat ze willen? Wat moeten we eigenlijk verstaan onder ‘artistieke vrijheid’?
Vanaf het moment dat Theo van Gogh vermoord werd, is er gesproken van een aanslag op de vrijheid van meningsuiting. Nu maakte Theo van Gogh als columnist royaal gebruik van zijn recht op vrije meningsuiting, maar Van Gogh was meer dan een columnist. Van Gogh was in de eerste plaats een filmer, een kunstenaar dus. De films van Van Gogh zijn autonome kunstwerken. En een kunstwerk is geen mening, maar een voldongen feit. Over dat voldongen feit kun je een mening hebben, maar het kunstwerk gaat altijd vooraf aan de mening, en meestal onttrekt het zich ook aan de mening. Een kunstwerk heeft altijd meer dan één laag, en kan op vele niveaus geïnterpreteerd worden. Wie een kunstwerk reduceert tot een mening, verarmt het kunstwerk.
Een paar weken geleden bezocht ik in de Amerikaanse staat Louisiana een voormalige suikerplantage. Op het welkomstbord bij de ingang van deze Laura Plantation was een cartoonachtig konijn afgebeeld. Laura Pantation is namelijk bekend geworden, omdat hier rond 1870 de verhalen zijn opgetekend over Br’r Rabbit, oftewel Broer Konijn. Broer Konijn figureerde voor de Civil War in verhalen die de slaven op de plantages aan elkaar vertelden. Broer Konijn is een fantastische grappenmaker, die er altijd in slaagt om degenen die hem in problemen brengen op hun beurt in de maling te nemen. Voor de slaven fungeerde Br’r Rabbit als een troostfiguur, in wie ze hun eigen pogingen projecteerden om het juk van de slavernij te verlichten.
De verhalen over Br’r Rabbit zijn in in de 20ste eeuw in heel Amerika populair geworden, en ze leven nog steeds voort in de tekenfilms en strips van Walt Disney. Een heel leger komische konijnen, zoals Bugs Bunny en Roger Rabbit, werd geboren uit het succes van Broer Konijn. Broer Konijn, Roger Rabbit en Bugs Bunny hebben allemaal die klassieke, uitgestreken pose. Een pose die mij aan iemand deed denken. Is die gelijkenis toeval?
Br’r Rabbit vertoont veel overeenkomsten met een aantal andere figuren uit de Amerikaanse folklore. Zo komen in de Indiaanse mythologie veel verhalen voor over dieren die voortdurend in de weer zijn om anderen in de maling te nemen. In het westen van NoordAmerika zijn er de talloze verhalen over de ‘Coyote’, en in Canada gaan ze over de ‘Raven’. In Suriname en de Caraïben komt een Afrikaanse variant voor, waarin Broer Konijn een spin is, de ‘Spin Anansi’.
Mythologen noemen deze figuren tricksters. Er is geen goed Nederlands woord voor. Een trickster is een bedrieger, een schelm. Iemand die doorlopend de grenzen van wat mag en wat niet mag opzoekt. Iemand die de wereld op zijn kop zet. Iemand die anderen zowel razend maakt als onbedaarlijk laat lachen. De trickster is destructief en creatief tegelijk. Heel vaak wordt hij in de verhalen het slachtoffer van zijn eigen grappen en grollen. Ook moet hij vaak zwaar boeten voor zijn daden. Hij wordt blootgesteld aan allerlei martelingen, maar gaat daar nooit aan dood. Afgehakte ledematen groeien vanzelf weer aan. Hij herrijst altijd, zoals in tekenfilms figuurtjes onder een rots geplet worden en dan vrolijk weer verder lopen. De trickster is een vat vol tegenstrijdigheden dat razendsnel van gedaante kan verwisselen. In het onderstaande lijstje is een aantal van die trickstergedaanten op een rijtje gezet:
Trickstergedaanten Egoïstisch Onweerstaanbaar sympathiek Ongesublimeerd wellustig Geestig, goed gehumeurd Onverantwoordelijk Onafhankelijk Boosaardig Beminnelijk Dom Inventief Diefachtig Goedgeefs Vernielzuchtig Creatief Krijgt zware straffen Keert toch steeds terug
Carl Gustav Jung herkende in de trickster een archetype. Hij vatte de tricksterverhalen op als uitingen van iets wat in het collectief onbewuste van de mens verankerd ligt. Jung brengt de Amerikaanse trickster in verband met een enorm spectrum aan andere manifestaties in andere culturen, zoals bijvoorbeeld de Griekse Prometheus, en de Vikinggod Loki. Beiden zijn weldoeners voor de mensheid – ze stelen het vuur van de goden en geven het de mensen – en ze worden daar zwaar voor gestraft. Andere voorbeelden van tricksterfiguren zijn de Chinese Apenkoning, Papageno uit Mozarts Zauberflöte, onze Vos Reinaerde, en natuurlijk ook Tyl Uilenspiegel.
Als het waar is wat Jung dacht, dan is de trickster in wezen een manifestatie van een algemene menselijke eigenschap. Die eigenschap bestaat erin dat mensen geneigd zijn om doorlopend de regels die ze zichzelf opleggen, te overtreden. Die neiging tot overtreding heeft soms misadige trekken, maar ook blijken ze vaak waardevol te zijn. Prometheus bracht de mensen het vuur. Br’r Rabbit wees de slaven de weg naar meer vrijheid.
Ik denk dat de uiterlijke gelijkenis tussen Broer Konijn en Theo van Gogh niet toevallig is. Theo van Gogh kun je opvatten als een hedendaagse manifestatie van de geest van de trickster. Maar Van Gogh is ook exponent van een lange traditie in de kunst van de 20ste eeuw. In de 20ste eeuw wemelt het van de artistieke tricksters. Het begon met Marcel Duchamp – die de kunstwereld op z’n kop zette met zijn urinoir. Marcel Duchamp was uiterst bedreven in gewiekste grappen, die zowel plat als ultraverfijnd (infra-mince, zoals hij het zelf noemde) waren. Na Duchamp kwamen Dada, het Surrealisme, de Pop Art en Andy Warhol. In Nederland hebben we Wim T. Schippers. En nog steeds duikt de trickster onophoudelijk op in de kunstwereld, in allerlei gedaanten: de Guerilla Girls bestormen met hun gorilla-maskers op de musea. ‘Meestervervalsers’ als Geert Jan Jansen zetten de kunstconnaisseurs voor schut. In de literatuur hebben we Gerard Reve. In de popmuziek hebben we Herman Brood en Frank Zappa. En zeer recentelijk, up and coming in Nederland, Martijn Engelbrecht, bekend van zijn illegalen-enquête in de Bijlmer.
De trickster heeft in de 20ste eeuw zijn toevlucht gezocht in de kunstwereld, en de kunstwereld heeft de trickster omarmd, door grensoverschrijding op een hoog voetstuk te zetten. Op kunstacademies wordt studenten voorgehouden dat zij grenzen moeten overschrijden, hetzij om vernieuwing en
vooruitgang te bewerkstellingen, hetzij om maatschappijkritiek te leveren, hetzij om met goede grappen de ingedutte boel op te schudden: épater le bourgeois.
Als de trickster personifieert wat wij onder ‘artistieke vrijheid’ verstaan, wat betekent dit dan? Als een kunstenaar van nature een trickster is, dan zal hij hoe dan ook altijd botsen met de gevestigde orde, omdat dat nou eenmaal zijn aard is. Consequentie daarvan is, dat artistieke vrijheid niet als een grondrecht in de wet kan worden verankerd, zoals dat wel kan met vrijheid van godsdienst of vrijheid van meningsuiting, omdat artistieke vrijheid – de fundamentele vrijheid van de trickster - per definitie tegen iedere regel in gaat.
Dit betekent, dat artistieke vrijheid, zelfs in de meest liberale samenleving, altijd problematisch zal blijven, en dat kunstenaars van tijd tot tijd hevig zullen botsen met degenen wiens regels ze overtreden. Je kunt kunstenaars opsluiten of vermoorden. Je kunt hun werk verbieden of vernielen. Maar ieder verbod zal alleen maar tot méér kunst leiden, en voeding geven aan de trickster. Diens afgehakte ledematen groeien immers altijd weer aan. Het is niet de vraag hoe vrij een kunstenaar in zijn creativiteit is. Het is de vraag hoeveel van die onbegrensde scheppende vrijheid een maatschappij kan verdragen.
Onno Schilstra