STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
NOM: Wat verkopen we eigenlijk? 8 oktober 2015 De tweede Samenwerkdag van de Supportroute met als doel het samenbrengen van alle experts en alle aanbieders en co-developers rond gedeelde thema’s, zodat zij versneld stappen kunnen maken in het realiseren van NOM-verbouwingsproducten.
Het komende halfjaar zal de Supportroute voor aanbieders binnen de Stroomversnelling Koop vooral bestaan uit werkateliers. Elke samenwerk-dag wordt geopend met prikkelende sprekers die bepaalde expertise inbrengen rond een actueel thema. Deze sprekers laten zien hoe je ook anders kunt kijken naar de bouw, innovatie en samenwerken. Vanuit de Supportroute is er een marketing&salesbattle gestart. Zes teams bestaande uit een business consultant, een marketeer en een creatief lid gaan de uitdaging met elkaar aan om tot een marketingpropositie te komen voor NOM verbouwinsgproducten.
Een overzicht van de dag Ook deze dag werd weer ingeleid door twee inspirerende sprekers. Een vervolg op de inleiding van de vorige Samenwerkdag van Hennes de Ridder en Jos Lichtenberg. Als eerste ging Hennes de Ridder van start. Met levendige voorbeelden liet hij bijna als een stand-up comedian de luisteraars realiseren wanneer je een goed concept neer wilt zetten, dat het van belang is om dit te modelleren met alle aspecten, niet alleen geometrisch. Ook liet hij zien dat het draait om het creëren van een meerwaarde voor de klant. Lees hier meer over zijn betoog. Jos Lichtenberg borduurde voort op zijn presentatie van vorige bijeenkomst, lees hier het verslag daarvan. Hij liet zien dat wanneer je het bouwproces opknipt, dat dan de opgave eenvoudiger wordt. Op onderdelen kun je integraal ontwerpen, de onderdelen moeten vervolgens goed op elkaar afgestemd worden. Bijvoorbeeld door standaarden met elkaar af te spreken. Lees hier meer over het verhaal van Jos. Aansluitend vond over deze twee zienswijzen een discussie plaats in een kleinere groep. Hier werd onder andere meer verteld over hoe verschillende installatiefabrikanten gezamenlijk een energiemodule willen ontwikkelen waarin de verschillende merken in te pluggen zijn. Lees hier wat de deelnemers bezig houdt rondom integratie en innovatie.
Lees hier verder wat hun eerste ervaringen zijn. Omdat er veel mensen aangegeven hebben er te zijn vanwege de monitoring, wordt hiervoor een spontaan werk-atelier ingericht. Het ging vooral om wat willen we monitoren en wat is interessant voor de bewoner en wat is interessant voor de aanbieders om de werking van de installaties te kunnen bijstellen. Tevens komt aan bod hoe de energiebundel goed aan de bewoner te omschrijven en welk ‘gedrag’ daar bij hoort. Lees hier meer over deze onderwerpen en in welke denkrichting men verder gaat. De rest van de dag gingen de deelnemers aan de slag in de verschillende werk-ateliers. In het werk-atelier Prestatiegarantie werd de woonhandleiding onder de loep genomen met als experts Harm Valk van Nieman Raadgevende Ingenieurs omtrent de technische aspecten en Sanne
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
1
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
de Wit van de Energiesprong voor de vertaling naar de bewoner. Het blijkt nog wel spannend voor aanbiedende partijen hoe dit begrijpelijk te omschrijven en tegelijk de technische aspecten te borgen. In het werk-atelier Verhaallijn wordt het verhaal van NOM dat door o.a. de gemeente verteld moet worden geformuleerd. Deze verhaallijn moet ervoor zorgen dat de juiste mensen op het aanbod afkomen, zodat bouwbedrijven geen tijd verdoen met mensen die uiteindelijk hun product niet afnemen.
Ervaringen Battle-teams De Marketing en Sales Battle teams buigen zich over de vraag hoe kun je mensen zo ver krijgen dat zij een NOM product willen, terwijl zij nog niet weten wat het is? Om welke type huishoudens gaat het dan, wat los je voor hen op en hoe kun je dat het beste brengen. Het doel is een marketing en sales advies over het product (dus niet alleen een technisch ding, ook de toeters en bellen en services die daarbij horen). Hiertoe ontwikkelt elk team een sales aanpak in de wijk die zij toebedeeld hebben gekregen.
In het werkatelier Co-development in actie wordt verder gegaan op een bijzondere sessie die eerder plaatsvond met alle installatieleveranciers van de Stroomversnelling bij elkaar. Zij hebben met elkaar bekeken hoe zij de verschillende installatiecomponenten kunnen integreren in een energiemodule. In feite zijn zij dagelijks elkaars concurrent, maar toch willen zij nu met elkaar hapklare brokken maken die bouwkundig geïntegreerd kunnen worden. Zij willen hiervoor op de volgende bijeenkomst een gesprek aangaan met de bouwers om hun verwachting mee te nemen in de verdere ontwikkeling. Het blijkt dat er genoeg niet commerciële onderwerpen zijn die gedeeld kunnen worden en waaraan samen gewerkt kan worden naar een oplossing.
De winnaar wordt bepaald doordat het publiek het concept kan kopen voor 1000,- om toe te passen op een vergelijkbare wijk waar je mee bezig bent. Ook is het mogelijk om met één van de teams je eigen concept verder uit te werken. De energiesprong legt tot maximaal 50.000 ,- de helft bij wanneer je één van de battle teams in wilt zetten voor je eigen concept.
In het werkatelier Opschaling hoe? Wordt verder gesproken over industrialisatie en de denkrichting van het integreren van technische producten. Daarnaast hoe het NOM product geschikt gemaakt kan worden voor grootschalig produceren. Jan Willem van de Groep en Ruud Kos van Produbo leiden deze sessie. Produbo heeft echt een product ontwikkeld en vanaf het begin weer helemaal opgebouwd. Zij hebben als voorbeeld gekeken naar de Scania fabriek. De conclusie is dat men voor industrialisatie niet moet denken in series van 100 of 1000, maar minimaal 10.000. Lees hier meer over dit werk-atelier.
Ze ondervinden dat veel mensen wel duurzaam willen zijn, maar het al snel voldoende vinden wanneer ze iets gedaan hebben zoals dubbel glas of een zonnepaneel plaatsen. Ook horen ze dat energiebesparing op zich geen probleem is, maar wel tocht, vocht (schimmel) en luchtvervuiling. Ze realiseren zich dat een NOM verbouwing vaak nog voor de innovators of early adopters is. Hoe krijg je dan een hele wijk mee? Of is een eerste stap van 5 woningen in de wijk al een goed begin?
De teams zijn de wijk die zij toebedeeld hebben gekregen ingetrokken en hebben de bewoners gesproken. Zij deelden op dit moment vooral de weerstand die zij tegen kwamen. Zo zijn de buren van een net gerealiseerde Nul Op de Meter woning (waarbij de belofte 10 dagen was en het uiteindelijk 4 weken duurde) negatief gestemd over de verbouwing zelf. Het resultaat vinden ze dan wel mooi.
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
2
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
Creëer een model Hennes de Ridder vertelt dat hij is opgeleid in vloeistofdynamica en via via in de bouw terecht is gekomen. Hij is bij diverse grote projecten zoals de Stormvloedkering en de Nieuwe Waterweg betrokken geweest. Hennes heeft steeds werk gehad omdat hij dat invult wat anderen niet kunnen. Wat hij veel ziet is dat iedereen echt met zijn eigen ding bezig is. Op dit moment is het verbinden van de disciplines en een manier vinden waarop de partijen meer geïntegreerd met elkaar aan de slag kunnen gaan zijn missie. Hij ziet het maken van een model als middel om een ontwikkeling in gang te zetten en van project tot project door te ontwikkelen. Een ontwikkeling begint nooit zomaar in het niets, het is altijd gebaseerd op een oud model, of je dit nu bewust modelleert of niet. Er komt altijd ‘jatwerk’ aan te pas. En bij het ontwikkelen van je eigen concept, ‘jat’ je van jezelf: je borduurt voort op wat je zelf eerder hebt gedaan. Door dit bewust te doen en vast te leggen in een model, kan dit het DNA van je concept, van je bedrijf worden. Met een model bedoelen we hier niet alleen een geografisch (BIM) model, maar een model dat ook bouwfysische eigenschappen (ventilatie, energie, luchtdichtheid etc.) en bijvoorbeeld sterkte eigenschappen in zich heeft. Een simulatie van hoe het gebouw presteert in verschillende omstandigheden. Het gaat om het maken van een basismodel dat in alle projecten gebruikt kan worden, niet het model dat je elke keer opnieuw voor een project maakt. Hiermee maakt een bedrijf zijn eigen bouwstenen waarmee hij verschillende gebouwen kan opbouwen. Dit zou je het DNA kunnen noemen van het bedrijf. Er is een softwareprogramma waarin je je eigen LEGO huisje kan modelleren. Er worden heel veel suggesties gegeven, er is heel veel mogelijk. Met een druk op de knop wordt het LEGO pakket bij je thuis bezorgd. En alles past.
Het grote geheim hier is dat er standaard afspraken gemaakt zijn zodat alle elementen te koppelen zijn. Zo zou je eigen BIM-model ook moeten werken (incl. de bouwfysische en sterkte berekeningen en toetsing bouwbesluit etc.). In de bouw wordt dit nog helemaal niet gedaan, omdat de kunde en de wil voor investeren hiervoor niet aanwezig is.
Ook een termietenheuvel is een goed voorbeeld: de bouwstenen zijn gelijk, maar geen enkele termietenheuvel is hetzelfde. En er komt geen een boven de 31 graden. Hennes adviseert om toch te investeren in het ontwikkelen van een model, omdat je pas dan echt kan gaan samenwerken en integreren. Aan de hand van een model kun je met elkaar bespreken hoe de verschillende onderdelen op elkaar inwerken. De laboratoria bij de TU’s staan leeg, maak er gebruik van door te testen!
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
3
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
Als vergelijking: Prorail wil voor 2200 gelijkvloerse kruispunten een tunnel. Zij heeft een uitvraag gedaan aan geselecteerde aannemers om met een model te komen voor zo’n tunnel. De eerste reactie is dat het niet kan: er zijn zoveel verschillende situaties waar je op aan moet sluiten. Toch is het hen gelukt om een schaalbaar model te maken. Prorail heeft deze modellen geaccrediteerd. Elke gemeente die zo’n tunnel nodig heeft, kan bij één van deze aannemers een tunnel bestellen.
Het vastleggen van standaardkeuzes in een model, wil niet zeggen dat er steeds dezelfde woning uitkomt. In de auto-industrie is dat ook niet zo. Halverwege het maakproces kunnen zij nog beslissen welk model, type of ontwerp het wordt.
Het bij elkaar zetten van een aantal fabrikanten levert volgens Hennes nog geen geïntegreerd ontwerp op. Zij hebben hiervoor een model nodig om te zien hoe de verschillende onderdelen op elkaar inwerken. Lees hier meer over de discussie die aansluitend aan de twee presentaties vooral ook over het initiatief van leveranciers uit de installatiesector gaat: zij willen met elkaar connector standaarden afspreken en komen tot een modulaire energiemodule.
Begin in ieder geval met het maken van een model, ook al is het veel te simpel en klopt het niet. Vervolgens kun je hier aan sleutelen om het beter te maken.
Een ontwerp bestaat uit heel veel variabelen: Variabele omgevingsfactoren: wensen bewoners, locatie, welstand, bestaande condities van de woning etc.
Objectenbibliotheek, producten, installaties e.d.
Bouwfysische aspecten, regelgeving, energiebalans etc.
Tussen deze verschillende variabelen liggen verbanden, die voor elk nieuw project weer helemaal opnieuw uitgezocht worden. Wanneer de onderste twee rijen al in een model vervat kunnen worden, zodat die relaties helder zijn, dan wordt de opgave al een stuk simpeler. Er zijn al standaardkeuzes voorgeprogrammeerd.
Het maken van zo’n model vraagt een hele investering. Tot nog toe heeft Hennes geen bouwbedrijven gevonden die daarin willen investeren. Hij daagt de aanwezigen uit: wie dan wel?
Integratie of desintegratie? Jos Lichtenberg sluit aan door zich af te vragen of het maken van een dergelijk model van een NOM product niet eenvoudiger kan worden door de bouw in fases te knippen. Hij borduurt voort op zijn vorige presentatie (zie verslag vorige bijeenkomst) waarin hij heeft aangegeven hoe de bouw steeds meer versnipperd wordt. Alle partijen willen bijdragen aan de verduurzaming, maar alleen lukt dat niet. Op dit moment worden er alleen producten aan elkaar ‘geplakt’, er vindt weinig integratie plaats. Misschien is de opgave voor integratie wel te groot, en kunnen we door opknippen de opgave eenvoudiger maken. Waarbij de verschillende onderdelen goed op elkaar afgestemd moeten worden. Momenteel zijn er twee grote krachten aanwezig in de bouw, die steeds meer direct contact met elkaar zoeken: aan de ene kant de organiserende productleveranciers en aan de andere kant de vraagkant, de gebruiker, de opdrachtgever. Het veld ligt open voor wie de lead wil nemen in het realiseren van een gebouw of verbouwing. Siemens fungeert bijvoorbeeld al als hoofdaannemer voor een ziekenhuis. De vraagkant wil steeds meer bepalen hoe zijn gebouw eruit komt te zien en wil kunnen variëren. Dit zit vooral in de inbouw. Vandaar dat de scheiding van
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
4
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
drager en inbouw een heel logische kan zijn. De drager is standaard, de inbouw geeft de variaties. Goed kunnen inspelen op de behoeftes en waarde beleving van de gebruikers hoeft niet duurder te zijn, wanneer er gewerkt wordt vanuit een standaard basis.
bouwdelen of fases is het van belang om tot geïntegreerde oplossingen te komen. Deze moeten vervolgens wel aanhaken en aansluiten bij de ontwikkeling in de andere fases. Door de opgave van integratie te verkleinen, is de kans groter dat het ook werkelijk gaat gebeuren.
Zoals dit voorbeeld in Japan: NEXT21 Je kunt je concentreren op het goedkoper maken van je concept door de kosten te drukken. Je kunt er ook voor kiezen om juist de waarde te verhogen, waardoor de mensen er meer voor over hebben. Begin jaren ’60 legde John Habraken het fundament voor het nieuwe gedachtegoed om de drager en inbouw te scheiden. In de jaren ’80 werd er al een demontabel inbouw pakket ontwikkeld met een verhoogde vloer, waar de leidingen in gelegd konden worden. Dit Matura pakket heeft het niet gehaald, het was er de tijd nog niet voor. Binnen Slimbouwen worden dezelfde principes nagestreefd. Vooral het scheiden van de installaties in het bouwproces levert veel voordelen op: de installateur kan in één keer zijn werk op de bouw afronden en latere aanpassingen veroorzaken geen breekwerk. Daarom splitst Slimbouwen de bouw in 4 fases: casco, schil, installaties en afbouw. Binnen elk van deze
De splitsing tussen de fases is in feite een splitsing (desintegratie), de integratie kan dan effectiever plaatsvinden op de onderdelen. Als antwoord op de titel volgt dat het beide noodzakelijk is om een stap in de bouw te kunnen maken. Het klantspecifieke zit in de afbouw en de installaties, het vaste basisgedeelte in de casco en de schil. Het integreren van de vier fases is eenvoudiger om deze op elkaar aan te laten sluiten dan de x00 elementen daarvoor. Er kan ook gebruik gemaakt worden wanneer dit beter past. Dit is de integrator die vier ‘subcontractors’ aanstuurt met hun ‘preferred suppliers’. Het kan ook zo zijn dat één en dezelfde partij meerdere fases uitvoert. Er spelen een aantal aspecten die van belang zijn voor een dergelijke aanpak: -
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
Gestandaardiseerde aansluitingen Transparante werkwijze > open begroting Meedenken in het gehele proces 5
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
Dit zijn geen makkelijke veranderingen in de manier van werken. De meesten moeten gaandeweg het proces leren dat zij met ‘oud gedrag’ geen geïntegreerd ontwerp kunnen maken. Tips: -
Verdeel het proces in subprocessen (kan ook andere indeling zijn, maar geen 10 stappen) Creëren bouwtechniek waarbij installaties in één keer geplaatst wordt (the floor is yours) Realiseer een afbouw waarbij de leidingen bereikbaar blijven > flexibiliteit Maak de keuze voor integratie op subniveau Reduceer uren op de bouwplaats > minder overlast, betere beheersing kwaliteit Lean stappen (functie, materiaal uren) Kies voor een concept en varieer met optionele standaardisatie (wees niet de firma Jansen voor al uw bouwproblemen > probeer ergens sterk in te zijn. Voor een klein bedrijf kan het handig zijn om een niche te pakken, de uitdaging is dan hoe bereik je die mensen)
De verdienmodellen van de samenwerkende partijen werken apart. Wat als ze samen komen? Dan blijkt er geen passend verdienmodel te zijn. En als er met samenwerken extra efficiëntie van 30% te behalen valt? Wat ga je dan met dat geld doen? Onder elkaar verdelen? Teruggeven aan de opdrachtgever? Of meerwaarde aan het gebouw toevoegen?
Als voorbeeld van het Slimbouwen principe haalt Jos de Venco Campus aan. Hier heeft men 30% in kosten
kunnen besparen. De opdrachtgever heeft dit in extra verduurzamingsmaatregelen voor het gebouw gestoken. Samenwerken gaat erom elkaar wat te gunnen en de marge transparant te verdelen. Dat kan zodra de marge er aantoonbaar is. Waarom wordt het dan niet vaker gedaan? Jos denk dat het kuddegedrag is waarom men dit niet vaker doet. Men denkt: ‘ben ik dan de enige die dat ziet en klopt dat dan?’ dus dan wordt het toch maar niet gedaan. Of men ziet veel hindernissen of voorinvesteringen. Het Slimbouwen principe kan ingezet worden om het komen tot een model te versimpelen. Helaas worden simpele dingen vaak weggewimpeld met het idee: dat kan toch niet simpel zijn?
Werkateliers Werkatelier Integratie Aan de hand van de presentaties van Jos Lichtenberg en Hennes de Ridder wordt er in kleiner verband verder ingegaan op hoe die integratie tot stand kan komen. Er werden verschillende gedachte richtingen verkend. Zo was men het met elkaar eens dat voordat je gaat monitoren, dat je moet kunnen inschatten/ voorspellen/ berekenen wat de prestaties zijn. Hiervoor heb je dus een model nodig om dit te kunnen doen. Er is nog niet een goed model in de omloop, wel zijn er verschillende rekenmethodes in gebruik. Ook is het dan van belang dat de resultaten van monitoring worden opgenomen in het model, zodat de voorspellende waarde van het model verbeterd wordt. Integratie in de schil is voor aanwezige bouwbedrijven een interessante gedachtegang: doordat de installaties van buitenaf bereikbaar zijn, hoeft men voor onderhoud niet meer in de woning. Ook de verbouwing kan geheel van buitenaf plaatsvinden.
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
6
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
Wanneer een aantal grote aanbieders als system integrator optreden en een integraal NOM product ontwikkelen, dan zullen de productleveranciers aan allen van hen willen leveren. Op dit moment is er een strijd gaande, waarbij elke leverancier probeert zijn connectoren en communicatieprotocollen de standaard te laten worden. Wat als de leveranciers hier een gezamenlijke keuze/ontwikkeling in zouden kunnen maken: dan zijn alle producten uitwisselbaar en met elkaar te verbinden. Dat zorgt al voor een verbeterde integratie. De installatiefabrikanten hebben al apart met elkaar om tafel gezeten om afspraken te maken over de uitwisselbaarheid van apparaten binnen een gezamenlijk ontwikkelde energiemodule. Een bouwer maakte hierbij wel de opmerking dat het nog blijft bij ‘doosjes in doosjes’ maar de eerste stappen worden al ondernomen. De leveranciers geven aan dat zij willen werken naar universele koppelingen. Vanuit de aanwezige bouwers wordt aangegeven dat er vooral behoefte is aan kleinere installaties die goed weggewerkt kunnen worden in de gevel, of in een knieschot. Een energiemodule neemt ruimte in, of dat nu in de tuin is of op de zolder. En die ruimte is vaak kostbaar. Voor de productleveranciers blijft het eerste aandachtspunt de universele koppeling. De eerste mobiele telefoon was ook groot en moet je nu eens kijken, dus die ontwikkeling naar kleinere installaties, die komt er ook wel, op het moment dat de vraag hoger wordt. Om de kosten te drukken moet de weg naar industrialisatie gezocht worden, naar opschalen van de aantallen. Aan de andere kant kan er ook gekeken worden naar het bieden van meerwaarde. De mobiele telefoon werd pas echt interessant toen er ook berichten mee verstuurd konden worden. Dus wat kan de woning extra bieden waardoor NOM interessant wordt? NOM is alleen een technisch verhaal, wat onder de motorkap zit, de waardecreatie zit in de aansluiting op de vraag van de bewoner. De Battle teams zijn hier mee aan de slag.
Werkatelier Monitoring Een aantal zaken zijn van belang voor de NOM aanbieding die monitoring noodzakelijk maken: -
Hoe ga je borgen dat de geboden garantie nagekomen wordt? Hoe zorg je dat je de bewoner comfortabel en tevreden houdt? Hoe ga je na of wat je bouwt overeenstemt met wat er is ontworpen?
Met betrekking tot het energiegebruik in een woning kan er onderscheid gemaakt worden tussen het gebouwgebonden energiegebruik en het bewonersgebonden energiegebruik. Verschillende termen worden hiervoor gehanteerd om de communicatie met de eindgebruiker, de klant, te vereenvoudigen. Sommige aanbieders gebruiken termen als comfortbundel voor gebouwgebonden energiegebruik en huishoudelijke bundel voor het bewonersgebonden energiegebruik. De term ‘gedrag’ of ‘bewonersgedrag’ wordt ook wel gehoord, maar heeft al snel een negatieve bijklank: bewoners die buiten hun energiebundel komen zouden dit door hun gedrag veroorzaken. Met andere woorden, ze vertonen verkeerd gedrag. Zulke bewoordingen vallen niet prettig bij bewoners.
Het is belangrijk dat niet voorgeschreven gaat worden wat mensen wel of niet mogen doen binnen hun eigen woning. Wel is aan te raden om bewoners
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
7
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
inzichtelijk te maken welke consequenties bepaalde keuzes kunnen hebben op het energiegebruik. Als iemand bijvoorbeeld een zonnehemel aanschaft zal het zeer waarschijnlijk zijn dat de ‘huishoudelijke bundel’ overschreden zal worden. Hetzelfde geldt voor het permanent open laten staan van een raam in de woonkamer; de comfortbundel zal op dat moment niet toereikend blijken. Nu betekent dat niet dat een bewoner die zonnehemel niet mag aanschaffen, of het raam dicht moet laten. Het betekent wel dat de bewoner voorgelicht moet worden welke consequenties bepaalde keuzes hebben, en dat als er toch voor gekozen wordt dit betekent dat er bijbetaald zal moeten worden omdat het energieverbruik buiten de geboden propositie valt. Dit is dan een bewuste keuze van de bewoner die als comfort moet worden aangemerkt. Extra comfort betekent in dat geval extra betalen.
Om inzichtelijk te krijgen hoe de energieconsumptie in een woning verloopt is monitoring nodig. In beginsel zal monitoring voor de bewoners pas relevant worden op het moment dat de beschikbare energiebundels overschreden (dreigen te) worden. Voor de bouwpartij en leverancier van de garantie is het echter al veel eerder interessant om op de hoogte te zijn van het functioneren van de installaties, de temperaturen van ruimte en water, en wanneer er hoeveel energie wordt geconsumeerd. Op die manier kan worden beoordeeld of het systeem functioneert naar behoren, of het goed is afgestemd op de behoeften van de bewoners en op welk moment onderhoud nodig is. Ook kan inzichtelijk worden gemaakt door wie een mogelijke garantievraag opgelost moet worden: is het een installatietechnische vraag, bouwkundig, of ligt het aan de bewoner?
Belangrijke vraag die dan naar boven komt is: hoe wordt die informatie beschikbaar gemaakt, welke informatie wordt er gedeeld en wie heeft toegang tot die privacygevoelige informatie? Het is af te raden gebruik te maken van het wifinetwerk van de bewoners bij het ophalen van de informatie. Data moet onafhankelijk van de bewoners opgehaald kunnen worden. Personen die toegang hebben tot de informatie moeten bekend zijn bij de garantieverstrekker en een verklaring ondertekenen zorgvuldig met de informatie om te gaan. Als bewoners bezwaar hebben tegen het vrijgeven van de informatie die voortkomt uit de monitoring van hun woning moet dat mogelijk zijn. Consequentie kan wel zijn dat het garantiecertificaat niet kan worden afgegeven. In ieder geval zal de meerwaarde van de monitoring duidelijk moeten worden gemaakt aan de bewoners. Zo kunnen fluctuaties in energieconsumptie tussen verschillende jaren door verschillende klimatologische omstandigheden beter worden toegelicht, verschil in consumptie met andere soortgelijke woningen, inzicht worden verschaft in het consumptiepatroon en coaching worden gegeven over hoe bewuster met energie kan worden omgegaan. In eerst instantie zal een pilot woning gebouwd worden waarin het NOM concept getoetst wordt. Deze woning zal veel intensiever gemonitord worden dan de woningen in de grootschaligere uitrol van het concept. Zaken die nuttig zijn om te monitoren zijn onder meer: -
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
Output zonnepanelen Energieconsumptie warmtepomp Energieconsumptie overige installaties Setpoint temperatuur thermostaat Ruimtetemperatuur Warmwater temperatuur bij opwekpunt en afgiftepunt
8
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
Als vuistregel kan worden gesteld dat zaken die niet worden gemonitord niet worden opgenomen in de garantiebepaling. Het is nog wel een uitdaging om een protocol te kiezen waarmee binnen hetzelfde platform alle sensoren kunnen worden uitgelezen op afstand. Verschillende apparaten moeten zo in dezelfde taal met elkaar kunnen communiceren. Praktische vraag die daarbij een rol speelt is waar de gegenereerde data wordt opgeslagen. Gebeurt dit in het apparaat zelf, of in de cloud? Hoe wordt dit vormgegeven? Nog niet alle antwoorden zijn duidelijk in de discussie rond monitoring. Een goede eerste stap is gezet, maar het is verstandig om met verschillende aanbieders rond de tafel te gaan zitten om gezamenlijk protocollen op te stellen wat en op welke manier gemonitord wordt.
Werkatelier Opschaling hoe? Binnen de stroomversnelling is het streven om een NOM renovatie voor elkaar te krijgen voor de kosten voor de komende 30 jaar die anders aan de energierekening uitgegeven zou worden. Voor een gemiddeld rijtjeshuis met een gemiddelde bewoning komt dat neer op € 45.000,-. Het probleem is dat dit schier onmogelijk is met de huidige productietechnieken. De eerste pilotprojecten kostten soms meer dan een ton, door integraal samenwerken tussen toeleveranciers en uitvoerders, integraal ontwerpen en verregaande optimalisering in combinatie met opschaling kan die prijs omlaag worden gebracht tot € 65.000. Nog steeds te veel. Het antwoord ligt in industrialisatie. Wanneer bouwbedrijven praten over opschaling, wordt nog steeds gesproken over individuele projecten met 100 (of misschien 1000) woningen. Prefabricage in constructiehallen is in feite nog steeds het traditionele bouwen, maar nu met een dak boven het hoofd. Bij industrialisatie wordt in series gewerkt van 10.000 stuks of meer. Projecten zijn niet meer relevant, het
gaat om het ontwikkelen van producten die projectonafhankelijk kunnen worden toegepast. Deze producten kunnen bij de groothandel of bouwwinkel gekocht worden, door professionals, maar misschien ook door de handige doe-het-zelver. Het productieproces zal verschuiven naar robotisering, de bouwvakkers van nu zullen vervangen worden door mensen met affiniteit met computers, programmeren en robotica. Hoe kan hier als partij binnen de stroomversnelling op worden ingestoken? Het ontwikkelen van een NOM concept dat werkelijk op industriële schaal kan worden opgezet, en het neerzetten van een productiestraat die op een dergelijke schaal kan produceren is een complex proces. De huidige werknemers binnen de meeste bouwbedrijven hebben niet de juiste kennis in huis om deze omschakeling te faciliteren. Daarnaast kost het ontwikkelen van een industrieel te vervaardigen concept veel tijd en geld. Om die reden is het verstandig de ontwikkeling onder te brengen in een aparte BV die kan acteren als een startup, waar zeer gericht de juiste mensen voor kunnen worden aangetrokken. Het is heel goed mogelijk dat deze mensen uit heel andere sectoren afkomstig zullen zijn dan de bouw. De ontwikkeling van een dergelijk concept is niet door een enkel bouwbedrijf zelf op te pakken. Er zullen samenwerkingsverbanden moeten worden aangegaan met, met name, de toeleverende industrie. Grote kans dat er dan een sprong moet worden gemaakt voorbij het eerste niveau toeleverende industrie – deze houden vaak te veel vast aan hun bestaande producten – naar de achterliggende producenten van basisproducten. Grote industriële partijen hebben hun productieproces zo geoptimaliseerd dat iedere afwijking van hun standaard een afwijking van het optimum betekent en daardoor duur is. Ze hebben echter wel input vanuit de markt nodig om er zeker van te zijn dat hun producten het juiste antwoord op de vragen uit de markt zijn. Om die reden worden er vaak prijsvragen, wedstrijden of andere uitdagingen
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
9
STROOMVERSNELLING KOOP VERSLAG SUPPORT ROUTE BOUWBEDRIJVEN
uitgeschreven om de markt te stimuleren met initiatieven te komen waarbij op zoek gegaan wordt naar innovatie. Industrialisatie zal er mogelijk toe leiden dat een bedrijf zich ontwikkelt tot OEM (original equiment manufacturer), waarbij producten of elementen worden ontwikkeld die door andere uitvoerende partijen worden ingekocht om te worden toegepast in een NOM renovatie. Hoe kan hier concreet mee aan de slag gegaan worden? Het huidige proces van optimalisatie van concepten binnen de stroomversnelling zal niet leiden tot een prijs van € 45.000 of minder. Daarvoor
moeten anderen stappen gezet worden. Het betrekken van een specialist die meedenkt over industrialisatie is daar een van. Het langdurige proces zal bekostigd moeten worden door samenwerking met vaste partners, betrekken van toeleveranciers, en terwijl ondertussen renovatieprojecten worden uitgevoerd voor bijvoorbeeld corporaties. Door met vaste partners deze projecten uit te voeren kan optimaal gebruik gemaakt worden van de ervaringen die gezamenlijk worden opgedaan, waardoor steeds sneller en goedkoper gewerkt kan worden. Verslaglegging: Bas Hasselaar en Cindy Vissering, SBRCURnet
Innovatie zo inrichten dat deze meerwaarde creëert voor de gebruiker
10