50 jaar ZIV Hoe denkt de Belg over gezondheidszorg? Voorstelling van de resultaten van het onderzoek 50 jaar ziekteverzekering Sigrid Vancorenland, Bram Peters, Hervé Avalosse, Olivier Gillis – Departement Onderzoek & Ontwikkeling
Samenvatting Naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de ziekteverzekering voerde CM een nationaal online onderzoek uit. Zo’n 21.900 personen ouder dan 18 jaar gaven hun mening over de Belgische gezondheidszorg. De respondenten vormen een representatief beeld van de Belgische bevolking. De Belg is heel tevreden over zijn huisarts, tandarts en specialist. Toch legt de enquête enkele pijnpunten bloot. Zo weten respondenten onvoldoende hoeveel ze bij een tandarts en sommige specialisten moeten betalen. De kostprijs van een consultatie of huisbezoek bij de huisarts is daarentegen wel gekend. Eens de rekening betaald moet worden, blijkt ze moeilijk betaalbaar te zijn bij de tandarts en de psychiater. Snel een afspraak krijgen lijkt ook niet zo gemakkelijk bij sommige specialisten. Eén Belg op tien moet noodzakelijke zorg uitstellen omwille van financiële problemen. Personen die van een uitkering moeten rondkomen wegens (langdurige) ziekte of werkloosheid en alleenstaande ouders zijn extra kwetsbaar. Ook op vlak van de gezondheidstoestand en het gebruik van gezondheidszorgen blijven er sociale ongelijkheden bestaan. CM concludeert op basis van deze onderzoeksresultaten dat ze nog een tandje moet bijsteken om haar leden beter te informeren over de kostprijs van een consultatie. De sociaal betalende derde bij de huisarts verder promoten bij personen met een verhoogde tegemoetkoming is een belangrijk instrument in de strijd tegen sociale ongelijkheden in de gezondheidszorg. Maar een betere financiële toegankelijkheid mag niet het enige initiatief zijn. In de strijd tegen sociale ongelijkheden in de gezondheidszorg is er nood aan een transversaal plan waar ook initiatieven genomen worden op vlak van arbeid, inkomen, woning, opleiding, … Sleutelwoorden: 50 jaar ziekteverzekering, tevredenheid, huisarts, tandarts, specialist, kennis kostprijs, betaalbaarheid, uitstel zorg, sociale ongelijkheden.
CM-Informatie 253 • september 2013
3
1. Inleiding Naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de ziekteen invaliditeitsverzekering voerde CM een nationaal online onderzoek uit. De onderzoeksdoelstelling was te peilen naar de tevredenheid van de Belgische bevolking over hun zorgverstrekkers. Op 20 juni 2013 werden de resultaten van deze enquête voorgesteld aan de pers op een persconferentie. De onderzoeksresultaten en aanbevelingen konden rekenen op een grote belangstelling in de pers.
2. Methodologie CM voerde een nationaal online onderzoek uit in maart en april 2013. Er werd een steekproef van 200.000 personen getrokken uit een stock van e-mail adressen die zijn opgegeven door personen in het kader van de dienst ‘diensten en voordelen’. Deze steekproef omvatte Nederlandstalige, Franstalige en Duitstalige CM-leden van 18 jaar en ouder. De geselecteerde personen vormden een representatieve vertegenwoordiging van de volwassen Belgische bevolking volgens leeftijd en geslacht (behalve voor de Duitstalige leden gezien het beperkt aantal beschikbare e-mail adressen). Deze 200.000 personen ontvingen een uitnodigingsmail om online de enquête in te vullen. Uiteindelijk vulden 21.957 personen de enquête in (15.107 Nederlandstaligen, 6.695 Franstaligen en 155 Duitstaligen). Er werd herwogen aangezien jongvolwassenen ondervertegenwoordigd waren onder de antwoorders. Na herweging vormen de respondenten een representatief beeld van de Belgische bevolking volgens geslacht, leeftijd en taal (Nederlands – Frans). Dit laat toe om op basis van deze onderzoeksresultaten uitspraken te doen over wat de Belgische bevolking denkt over gezondheidszorg.
3. Is de Belg tevreden over zijn zorgverstrekkers? De tevredenheidsitems over een bepaalde zorgverstrekker werden enkel gevraagd aan de respondenten die in het afgelopen jaar minstens één contact hadden met de desbetreffende zorgverstrekker.
4
De Belgen zijn over het algemeen heel tevreden over hun arts: de tevredenheidspercentages liggen boven de 94 % bij huisarts, tandarts en de specialisten. Alleen bij de psychiater en orthopedist is een significante groep van patiënten ontevreden (resp. 15 en 11 %). Vooral bij de huisarts is de tevredenheid over alle bevraagde deelaspecten hoog: • 96 % van de respondenten is in het algemeen tevreden over zijn huisarts. • 91 % weet op voorhand hoeveel een consultatie of een huisbezoek bij de huisarts ongeveer zal kosten. • 82 % vindt een consultatie of een huisbezoek bij een huisarts betaalbaar. • 88 % vindt dat men snel een afspraak krijgt bij de huisarts. Over de tandarts en de specialisten zijn de respondenten ook tevreden, maar duiken er toch enkele problemen op. Figuur 1 toont aan dat respondenten beduidend minder goed op de hoogte zijn van de kostprijs van een consultatie bij de tandarts en de specialisten in vergelijking met de huisarts. Bij de huisarts is slechts 8 % niet op de hoogte van de kostprijs, bij de andere zorgverstrekkers schommelt dit tussen de 26 % en de 60 %. De problemen zijn het grootst bij de tandarts (60 %) gevolgd door de oogarts (49 %), de orthopedist (49 %) en de cardioloog (47 %). Ook de betaalbaarheid van een consultatie levert een probleem op bij de tandarts en sommige specialisten (zie Figuur 2). 14 % van de ondervraagde personen vindt een consultatie bij een huisarts niet betaalbaar, bij de andere zorgverstrekkers schommelt dit tussen de 20 % en 47 %. De betaalbaarheid wordt het minst gunstig beoordeeld bij de psychiater (47 %) en de tandarts (39 %). Tot slot is het niet altijd evident om snel een afspraak te krijgen bij sommige specialisten (Figuur 3). Bij de huisarts vindt slechts 7 % dat ze niet snel een afspraak krijgen, bij de andere zorgverstrekkers schommelt dit tussen de 18 % en 51 %. Vooral bij de oogarts (51 %), de gynaecoloog (42 %) en de orthopedist (33 %) is dit een probleem.
CM-Informatie 253 • september 2013
Figuur 1: Stelling ‘Ik heb op voorhand een idee hoeveel een consultatie bij mijn … me ongeveer zal kosten’ 100
1%
1%
1%
2%
13 %
90
49 %
% respondenten
1%
15 %
17 % 36 %
35 %
35 %
34 %
38 %
38 % 39 %
40
2%
26 %
50
38 %
45 % 41 %
42 % 32 %
20 10 6% 2% Huisarts
15% 5%
3% Gynaecoloog Kinderarts
Tandarts
Helemaal niet akkoord
39 %
40 %
8%
9%
30 % 18 %
23 %
0
2%
22 %
33 %
60
30
4%
15 %
23 %
80 70
1%
Niet akkoord
8%
6%
Oogarts
Oncoloog
Akkoord
7% Psychiater
Cardioloog Orthopedist
Helemaal akkoord
Geen antwoord
Figuur 2: Stelling ‘Ik vind een consultatie bij mijn ….. betaalbaar’ 100 12 %
90 80
14 %
18 % 24 %
28 %
15 % 21 %
16 %
14 %
% respondenten
70 36 %
48 %
60
40
60 %
57 %
50
58 % 55 %
52 % 55 %
31%
30 31 %
20 10 0
59 %
21 % 12 % 2% Huisarts
8% Tandarts
17 % 3%
3% Gynaecoloog
Helemaal niet akkoord
Kinderarts
Niet akkoord
21 %
16 %
4%
3%
Oogarts
Oncoloog
Akkoord
CM-Informatie 253 • september 2013
19 %
20 %
4%
5%
Cardioloog
Orthopedist
16 % Psychiater
Helemaal akkoord
Geen antwoord
5
Figuur 3: Stelling ‘Ik krijg snel een afspraak bij mijn …’ 100 90
21 %
12 %
16 %
70
45 %
% respondenten
19 %
15 %
36 % 41 %
60
50 % 50 %
50
48 %
54 %
53 %
46 %
40
32 % 30
42 %
20 10 0
31 %
15 % 6% 1% Huisarts
5% Tandarts
25 %
20 %
23 %
Helemaal niet akkoord
11 %
18 %
4%
Gynaecoloog
Kinderarts
Niet akkoord
De kostprijs van een behandeling blijft dus de achilleshiel van onze gezondheidszorg. De patiënt weet op voorhand niet vaak genoeg welke rekening hij mag verwachten, en een aanzienlijk deel van de patiënten vindt ze niet betaalbaar.
Jongvolwassenen ervaren meer problemen met bepaalde aspecten van de gezondheidszorg (Figuur 4). • Hoe jonger de respondent, hoe lager de kennis over de kostprijs van een consultatie. - 47 % van de 65-plussers weet niet hoeveel hij zal moeten betalen bij de tandarts. Dit percentage stijgt naar 64 % bij jongvolwassenen (18 – 29 jaar).
6
25 %
34 %
80
22 %
21 %
15 % 9%
3% Oogarts
Oncoloog
Akkoord
Psychiater
Helemaal akkoord
4%
8%
Cardioloog Orthopedist Geen antwoord
• Hoe jonger de respondent, hoe groter het probleem met betaalbaarheid. - Van de 65 plussers heeft 31 % een probleem met de betaalbaarheid bij de psychiater. Bij de 30–49-jarigen loopt dit op tot 50 % (45 % bij de jongvolwassenen tussen 18 en 29 jaar). • Hoe jonger de respondent, hoe hoger de ontevredenheid over de snelheid van een afspraak - Bij de oogarts is 44 % van de 65-plussers ontevreden over de snelheid van een afspraak. Dit loopt op tot 56 % bij de 18 - 29 jarigen.
CM-Informatie 253 • september 2013
Figuur 4: Samenhang tussen leeftijd en tevredenheidsitems zorgverstrekkers Niet akkoord 70
64 %
65 % 58 %
60
% respondenten
56 % 50 %
47 %
50 40
Helemaal niet akkoord
47 %
47 %
44 % 31 %
44 % 27 %
31 %
31 %
32 % 34 %
34 %
39 %
20 10
52 %
45 %
47 %
30
55 %
32 % 21 %
17 %
18 %
13 %
0 - 30 jaar
30-49 jaar
50-64 jaar
19 %
19 %
8%
65+
- 30 jaar
Ik heb op voorhand een idee hoeveel een consultatie bij mijn TANDARTS me ongeveer zal kosten
30-49 jaar
25 % 13 %
50-64 jaar
23 %
18 %
10 %
65+
Ik vind een consultatie bij mijn PSYCHIATER betaalbaar
- 30 jaar
30-49 jaar
50-64 jaar
12 %
65+
Ik krijg snel een afspraak bij mijn OOGARTS
4. Hoe komt men terecht bij de specialist? Binnen de onderzochte specialisten kunnen we drie groepen onderscheiden (Figuur 5). De patiënten komen bij de specialist terecht: • grotendeels op eigen initiatief: bij de oogarts (92 %), de gynaecoloog (91 %) en de kinderarts (89 %); • in ongeveer de helft van de gevallen na doorverwijzing door de huisarts: bij de orthopedist (48 %) en de psychiater (47 %); • grotendeels na doorverwijzing door de huisarts: bij de cardioloog (64 %) en de oncoloog (66 %).
CM-Informatie 253 • september 2013
7
Figuur 5: Manier van doorverwijzing per type specialist 100
8%
9%
11 %
90 80
47 %
48 %
% respondenten
70
64 %
66 %
36 %
34 %
Cardioloog
Oncoloog
60 50
92 %
91 %
89 %
40 30
53 %
52 %
20 10 0
Oogarts
Gynaecoloog
Kinderarts Op eigen initiatief
Het percentage ‘op eigen initiatief’ bij de oncoloog is waarschijnlijk een overschatting. Vaak worden patiënten door hun huisarts doorverwezen naar de oncoloog die een diagnose stelt, de patiënt behandelt en daarna nog (half)jaarlijks controleconsultaties doet. Patiënten laten zich uiteraard voor deze controlebezoeken niet meer doorverwijzen door hun huisarts. Respondenten die in de fase van controlebezoeken zitten, zullen ‘op eigen initiatief’ geantwoord hebben en halen daardoor het aandeel van dit antwoord naar omhoog.
8
Psychiater
Orthopedist
Op initiatief van de huisarts
Het opleidingsniveau heeft een belangrijke invloed op de wijze waarop men bij de specialist terecht komt. Hoger opgeleiden gaan meer op eigen initiatief naar de specialist (behalve voor de oogarts) (Figuur 6). Slechts 9 % van de hoger opgeleiden komt bij de pediater terecht na doorverwijzing door de huisarts. Bij de lager opgeleiden loopt dit op tot 25 %. Er werden 3 opleidingsniveaus bepaald: lager opgeleiden (lager onderwijs of lager secundair onderwijs), midden opgeleiden (hoger secundair onderwijs) en hoger opgeleiden (hoger onderwijs).
CM-Informatie 253 • september 2013
Figuur 6: Aandeel respondenten dat wordt doorverwezen door de huisarts, volgens opleidingsniveau 80 73 % 70
67 % 59 %
% respondenten
60
49 %
45 %
41 %
40 30
10
54 %
50 %
50
20
56 %
25 % 15 %
13 %
11 %
9%
7%
0 Gynaecoloog (vrouwen)
Kinderarts
Lager opgeleid
5. Sociale ongelijkheden binnen de gezondheidszorg
Psychiater
Cardioloog
Midden opgeleid
Orthopedist
Hoger opgeleid
5.1. Gezondheidstoestand
Het opleidingsniveau van de respondent werd gebruikt als indicator van de sociaaleconomische status. Op deze manier bracht de enquête een aantal sociale ongelijkheden binnen gezondheidszorg onder de aandacht. Lager opgeleiden: • bevinden zich in een slechtere gezondheidstoestand (5.1.) • gebruiken gezondheidszorg op een andere manier (5.2.) • moeten meer gezondheidszorg uitstellen (5.3.)
De meeste Belgen bevinden zich in een goede gezondheidstoestand. 74 % beoordeelt zijn eigen gezondheid als goed tot zeer goed. De gezondheidstoestand hangt zowel samen met leeftijd als met opleiding. Het percentage ligt lager voor 60-plussers (61 %) in vergelijking met jongvolwassenen tussen 18 en 29 jaar (87 %). Hoger opgeleiden geven vaker aan in (zeer) goede gezondheid te verkeren (81 %) dan lager opgeleiden (55 %) (Figuur 7).
CM-Informatie 253 • september 2013
9
Figuur 7: Beoordeling van de eigen gezondheidstoestand, volgens opleidingsniveau 100 90 80
% respondenten
70
55 % 71 %
60
81 % (zeer) goed
50
gaat wel (redelijk) (zeer) slecht
40 30
34 %
20
23 % 16 %
10 10 % 0
Lager opgeleid
6% Midden opgeleid
Een Belg op drie (33 %) lijdt aan een langdurige ziekte of heeft een handicap. Dit percentage stijgt van 20 % bij jongvolwassenen (18 - 29 jaar) naar 45 % bij ouderen (65-plussers). Ook hier is er een grote samenhang met het opleidingsniveau. 47 % van de lager opgeleiden heeft een langdurige ziekte of handicap tegenover 27 % van de hoger opgeleiden. Het opleidingsniveau speelt niet enkel een rol in het voorkomen van ziekte of handicap, maar ook in de mate van belemmeringen in het dagelijkse leven die deze met zich meebrengen. Van de lager opgeleiden met een langdurige ziekte of handicap voelt 46 % zich voortdurend belemmerd terwijl dit bij hoger opgeleiden slechts 24 % is.
3% Hoger opgeleid
Samenhang met leeftijd Het hoeft niet te verwonderen dat er een samenhang is tussen leeftijd en de frequentie van contact met een zorgverstrekker. • Hoe ouder de respondent, hoe vaker minstens één jaarlijks contact met een huisarts, een oogarts, een oncoloog, een cardioloog en een orthopedist. • Voor de gynaecoloog en de pediater ligt dit omgekeerd: jongere respondenten hebben vaker minstens één jaarlijks contact. • De tandarts en psychiater worden het vaakst bezocht door 30 – 64 jarigen.
Samenhang met opleidingsniveau 5.2. Gebruik gezondheidszorg De huisarts blijft een spilfiguur in de Belgische gezondheidszorg. Ook de tandarts wordt frequent bezocht. De frequentie van contact met een specialist varieert in functie van het type van specialisme. De gynaecoloog (voor vrouwen) en de oogarts zijn de meest bezochte specialisten.
10
Opleiding speelt een rol bij de frequentie van contact bij een huisarts, tandarts en enkele specialisten (de cardioloog, de gynaecoloog en de pediater).
CM-Informatie 253 • september 2013
Figuur 8: Hoe vaak naar de huisarts en tandarts in het afgelopen jaar, volgens opleidingsniveau 100 90 80 %
80
% respondenten
70
50
69 %
64 %
60
56 %
83 %
52 %
45 %
Lager opgeleid Midden opgeleid Hoger opgeleid
41 %
40
30 %
30 20 10 0
Huisarts 1-5 keer
Huisarts ≥ 6 keer
Figuur 8 illustreert dat lager opgeleiden frequenter contact met de huisarts hebben. Het aandeel personen met minstens 6 huisartscontacten op een jaar stijgt van 30 % bij de hoger opgeleiden naar 52 % bij de lager opgeleiden. Bij de tandarts
Huisarts ≥ 1 keer
ligt de verhouding omgekeerd: het aandeel personen dat jaarlijks naar de tandarts gaat, ligt hoger bij hoger opgeleiden (83 %) dan bij lager opgeleiden (69 %).
Figuur 9: Hoe vaak naar de specialist in het afgelopen jaar, volgens opleidingsniveau 70
67 %
60 55 %
% respondenten
50 40
40 % 31 %
30
31 % 22 %
22 % 20
Lager opgeleid Midden opgeleid Hoger opgeleid
17 %
16 %
10 0
Gynaecoloog ≥ 1 keer (vrouwen)
Pediater ≥ 1 keer (30 - 49J)
Cardioloog ≥ 1 keer
CM-Informatie 253 • september 2013
11
Figuur 9 toont de samenhang tussen het opleidingsniveau en de frequentie van contact met sommige specialisten. Lager opgeleiden gaan vaker naar de cardioloog, maar minder vaak naar de gynaecoloog en de pediater in vergelijking met de hoger opgeleiden. In vergelijking met de gezondheidsenquête 2008 (huisarts: 78 %, tandarts: 58 %) zijn de percentages van het contact met een huisarts en een tandarts in deze enquête overschat (huisarts: 95 %, tandarts: 80 %). Uit de CM- facturatiegegevens (2012) blijkt dat 81 % van de leden (ouder dan 18 jaar) een jaarlijks contact met de huisarts heeft. De overschatting in deze enquête is het gevolg van het onderzoeksonderwerp: de tevredenheid met de zorgvertrekkers. In de uitnodigingsmail werd nochtans beklemtoond dat de mening van iedereen ons interesseert: ziek of gezond, veel of weinig contact met zorgverstrekkers. Het feit dat de bevraging grotendeels vragen bevatte over het contact met zorgvertrekkers heeft er toch voor gezorgd dat personen zonder een contact met een zorgverstrekker hebben afgehaakt. De doelstelling van de enquête was niet om een frequentie van contact te bepalen, maar om de tevredenheid met zorgverstrekkers te onderzoeken. In dat opzicht heeft de enquête zeker zijn doelstelling bereikt omdat hiervoor enkel de personen met minstens één contact in het afgelopen jaar werden bevraagd. Ook de vaststelling dat er een samenhang is tussen enerzijds leeftijd en opleiding en anderzijds de frequentie van contact, blijft overeind.
5.3. Uitstel zorg 11 % van de bevolking stelt noodzakelijke gezondheidszorg uit omwille van financiële redenen. Bij een aantal kwetsbare groepen ligt de kans op uitstel beduidend hoger: • 3 x meer kans: arbeidsongeschikten/invaliden (31 %), • 2,5 x meer kans: werklozen (28 %), • 2 x meer kans: alleenstaanden met kinderen (23 %).
12
De gezondheidskloof is driedubbel. Lager opgeleiden zijn minder gezond, stellen meer gezondheidszorg uit, en gebruiken de gezondheidszorg anders. Het is duidelijk dat we nog meer moeten doen om betaalbare zorg te organiseren voor mensen in een moeilijke financiële situatie.
6. Conclusies en aanbevelingen Naar aanleiding van de 50ste verjaardag van de ziekteverzekering voerde CM een nationaal online onderzoek uit. Zo’n 21.900 personen ouder dan 18 jaar gaven hun mening over de Belgische gezondheidszorg. Daaruit bleek dat Belgen heel tevreden zijn met hun huisarts, tandarts en specialist. Toch zijn er ook enkele aandachtspunten. In verband met de kostprijs van een consultatie zijn er twee knelpunten. Ten eerste weten mensen onvoldoende hoeveel ze zullen moeten betalen bij de tandarts en sommige specialisten. Dit gebrek aan transparantie over de kostprijs stelt zich vooral bij de tandarts en de oogarts. Ten tweede vinden mensen de rekening moeilijk betaalbaar bij sommige specialisten (vooral de psychiater) en de tandarts. Onze gezondheidszorg wordt nog steeds gekenmerkt door sociale ongelijkheden. Lager opgeleiden bevinden zich in een slechtere gezondheidstoestand, gebruiken gezondheidszorg anders en moeten vaker zorg uitstellen in vergelijking met hoger opgeleiden.
Enkele aanbevelingen om te werken rond deze aandachtspunten
Er is zowel een samenhang met leeftijd als met opleiding: • Hoe jonger de respondent is, hoe meer uitstel van zorg. Zorg wordt meer uitgesteld bij iemand die jonger dan 30 jaar is (15 %) in vergelijking met een 65-plusser (5 %). • Hoe lager het opleidingsniveau, hoe meer uitstel van zorg. Lager opgeleiden stellen frequenter zorg uit (13 %) in vergelijking met hoger opgeleiden (9 %).
Eén van de taken van het ziekenfonds is het informeren van zijn leden over onder andere de kostprijs van gezondheidszorg. CM neemt deze taak al ter harte met onder andere een module op de website waar men kan opzoeken welke zorgverstrekkers geconventioneerd zijn, de bekendmaking van de afgesproken tarieven bij huisarts, tandarts en de specialisten (honorarium en terugbetaling van het ziekenfonds), … Maar de enquêteresultaten maken duidelijk dat we ook als ziekenfonds nog een tandje moeten bijsteken om onze leden nog beter te informeren.
Top vijf van vormen van uitstel van zorg: • Tandzorg (26 %) • Consultaties specialist (19 %) • Bril (15 %) • Geneesmiddelen (11 %) • Kinesist (11 %)
Er bestaat op dit moment een ‘ontwerp van transparantiewet’ die minister Onkelinx wil laten goedkeuren door het parlement. De wet wilt een duidelijke ‘factuur’ voor de patiënt, waarop de vermelding van de geleverde prestaties en de betaalde kostprijs wettelijk verplicht zal worden. De ziekteverzekering (het RIZIV) moet een website maken waarop van iedere arts terug te
CM-Informatie 253 • september 2013
vinden is of hij verklaard heeft de gewone tarieven te volgen, dan wel of hij dat weigert en dus supplementen aanrekent. Tot nu stond alleen in de wet dat de arts dit zelf moest afficheren in zijn wachtzaal. Dit zijn eveneens belangrijke stappen naar meer transparantie over de kostprijs. Er moeten ook inspanningen geleverd worden om de kostprijs voor tandverzorging en psychologische hulpverlening (waaronder de psychiater) betaalbaarder te maken voor de patiënt. Ook de strijd tegen sociale ongelijkheden in de gezondheidszorg moet op de agenda blijven. Een belangrijke piste hiervoor is de sociaal betalende derde. Een geconventioneerde huisarts is verplicht om voor consultaties bij personen met een statuut verhoogde tegemoetkoming (VT) af te rekenen via de sociaal betalende derde indien de persoon hierom vraagt1, 2. Het aantal consultaties bij VT’ers die in sociaal betalende derde afgerekend worden, zit in een stijgende lijn (van 17 % in 2010 naar 34 % in 2012), maar is nog ver verwijderd van 100 %. Hiervoor is het belangrijk dat de sociaal betalende derde verder gepromoot wordt bij patiënten, huisartsen en verenigingen die in contact komen met de doelgroep (onder andere verenigingen waar armen het woord nemen). Het zou ook spontaan aangeboden moeten worden aan de patiënt en niet enkel toegepast als men hierom vraagt. De toekomstige ontwikkelingen via My CareNet zullen een verbinding mogelijk maken tussen de zorgverlener en het ziekenfonds (via de elektronische identiteitskaart) waardoor de huisarts automatisch het VT statuut (en dus recht op sociaal betalende derde) kan aflezen. In de strijd tegen sociale ongelijkheden bestaat de nood aan een transversaal plan. Sociale ongelijkheden in de gezondheidszorg zullen namelijk niet enkel opgelost worden door een betere financiële toegankelijkheid van gezondheidszorg, maar vragen ook om initiatieven op gebied van woning, opleiding, werk, inkomen, … Pas als inspanningen geleverd worden op al deze essentiële domeinen kan er wezenlijk iets veranderd worden.
1 2
http://www.riziv.be/care/nl/doctors/specific-information/social_paiement/faq.htm#1. http://www.cm.be/diensten-en-voordelen/ziekte-en-behandeling/specifieke-regelingen/regeling-betalende-derde.jsp
CM-Informatie 253 • september 2013
13