Historische sporen behouden
Historische sporen behouden Een aanbeveling voor acquisitie op het gebied van spoorwegerfgoed
Jan van der Male
1
Historische sporen behouden
Historische sporen behouden Een aanbeveling voor acquisitie op het gebied van spoorwegerfgoed
Instituut voor Media, Informatie en Creatie Eindscriptie
Jan van der Male Studentnummer: 500515391 IV 4
1e docent-begeleider 2e docent-begeleider
Susanne Neugebauer Marjolein van der Linden
7 juni 2011 Voorzijde: VIRM-treinstel tussen station Driehuis en Santpoort-Noord ter hoogte van de voormalige IJmondlijn, 10 april 2010. Foto Jan van der Male. Foto’s scriptie tenzij anders vermeld: Jan van der Male
2
Historische sporen behouden
Historische sporen behouden Een aanbeveling voor acquisitie op het gebied van spoorwegerfgoed
Jan van der Male
3
Historische sporen behouden
Samenvatting Deze afstudeerscriptie bestaat uit een onderzoek naar de relatie tussen spoorwegerfgoed en de bijbehorende archieven. Ook wordt gekeken op welke manieren archiefdiensten van betekenis kunnen zijn voor het bewaren van spoorwegerfgoed door het verwerven en bewaren van deze archieven. In dit verslag wordt allereerst ingegaan op spoorwegerfgoed als onderdeel van industrieel erfgoed en het behoud daarvan. Verder zijn de acquisitiebeleidsplannen van diverse archiefinstellingen in Nederland onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het bewaren van spoorwegerfgoed belangrijk is om de herinnering levend te houden aan dit belangrijke onderdeel van de industriële ontwikkelingen in Nederland vanaf het midden van de 19e eeuw. Documentatiemateriaal over dit spoorwegerfgoed is daarvoor onmisbaar: de relatie tussen spoorwegerfgoed en de bijbehorende archieven bestaat daarin, dat het laatstgenoemde zelf ook als spoorwegerfgoed aangemerkt kan worden. Het blijkt dat weinig Nederlandse archiefinstelling zich expliciet inzetten voor het acquireren van archiefmateriaal over industrieel erfgoed, laat staan archieven die betrekking hebben op spoorwegerfgoed. Hieruit voortvloeiend zijn er, naar aanleiding van de casus diverse aanbevelingen gedaan voor het acquisitiebeleidsplan van het Noord-Hollands Archief. Deze zijn toepasbaar voor andere archiefinstellingen, met name in regio’s waar spoorwegen een belangrijke rol in het maatschappelijke leven hebben of hebben gehad. Ten eerste is het aan te bevelen om een bestandsanalyse te maken van de bestaande collectie van particuliere archieven gerelateerd aan spoorwegerfgoed en daarbuiten. Daarnaast moet acquisitie van archieven en documentatie die zijn gerelateerd aan spoorwegerfgoed worden geformuleerd als aandachtspunt. Verder moet aandacht worden geschonken aan de acquisitie van digitale archieven met betrekking tot spoorwegerfgoed. Tot slot wordt aanbevolen om bepalingen op te nemen over samenwerking voor acquisitie met archiefinstellingen en relevante stichtingen en organisaties die actief zijn op het gebied van spoorwegerfgoed.
5
Historische sporen behouden
Summary This final thesis explores the relationship between railway heritage and its corresponding archives. Furthermore, how archival institutions could be meaningful for the conservation of railway heritage by acquiring and preserving archives. This report firstly discusses railway heritage as part of industrial heritage, and its preservation. Next to that, the acquisition policy of several archival institutions in the Netherlands will be investigated. This research shows that the conservation of railway heritage is important for keeping alive memories on the industrial developments in the Netherlands as of the middle of the 19th century. Therefore, documentation material about railway heritage is indispensable: the relationship between railway heritage and the corresponding archives can be described as follows, namely that the latter also should be considered as railway heritage. It seems that only a few Dutch archive institutions take efforts for acquiring archive material about industrial heritage, even less archives that relate to railway heritage. Based on the case, some recommendations for the acquisition policy of the Noord-Hollands Archief are given at the end. These can be used by other partner institutions as well, in particular in regions in which railways play or have played an important role in society. Firstly, it is recommended to make a file analysis of the consisting collections of private archives related to railway heritage. Next to that, the acquisition of archives and documentation related to railway heritage should be formulated as specific point of interest. Furthermore, there should be paid more attention to the acquisition of digital archives regarding railway heritage. Finally, it is recommended to make determinations for cooperation regarding acquisition with archival institution and relevant foundings and organisations that are in the field of railway heritage.
6
Historische sporen behouden
Voorwoord Met het presenteren van dit onderzoeksrapport is mijn studie Media, Informatie en Creatie aan de Hogeschool van Amsterdam met Archivistiek B voltooid. Het waren zonder meer vier jaren waarin ik erg veel geleerd heb. Het bepalen van het onderwerp van deze scriptie was geen gemakkelijke klus. Geïnteresseerd in alles wat met de spoorwegen te maken heeft, leek het me wel wat om op dit gebied iets te onderzoeken maar om dit te combineren met archivistiek was eerst nog niet zo eenvoudig. Echter, mede met dank aan Hans Waalwijk, docent aan de Hogeschool van Amsterdam, kwam ik uit bij de term ‘spoorwegerfgoed’. Toen hij mij eenmaal op het goede spoor had gebracht, bleek dit een uitermate breed en boeiend onderwerp te zijn, waar archieven heel veel mee te maken hebben! Het werken aan dit onderzoek was een plezierige en afwisselende bezigheid: literatuuronderzoek, het benaderen van archiefdiensten, het uitwerken van de onderzoeksresultaten en het maken van foto’s ‘in het veld’ voor de bijbehorende onderzoeksgids. Dat ik bij laatstgenoemde actie bij een bezoek aan voormalig psychiatrische inrichting Meer en Berg in Santpoort zelfs nog werd verdacht van het stelen van cultureel erfgoed, moest ik daarbij voor lief nemen… Bij enkele hoofdstukken van deze scriptie zijn foto’s geplaatst. Dit zijn met name de hoofdstukken waar de casus wordt behandeld. Zoals in ieder onderzoeksrapport mag ook hier een dankbetuiging niet ontbreken. Allereerst wil ik hier de begeleiding noemen vanuit het Noord-Hollands Archief in de persoon van in het bijzonder Herman Oost: zijn adviezen en hulp stelden me in staat het rapport te schrijven wat nu voor u ligt. Daarnaast wil ik mijn scriptiebegeleidsters Susanne Neugebauer en Marjolein van der Linden hartelijk bedanken voor hun tijd en energie en hun deskundig commentaar. En verder alle anderen die mij op welke manier dan ook, hebben geholpen: hartelijk bedankt! Westzaan, 7 juni 2011
7
Historische sporen behouden
Inhoud SAMENVATTING/SUMMARY ...................................................................................................................5 VOORWOORD .............................................................................................................................................7 INHOUD ........................................................................................................................................................9 1
INLEIDING.........................................................................................................................................11 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
2
INDUSTRIEEL ERFGOED................................................................................................................13 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
3
BEGRIPSAFBAKENING.....................................................................................................................21 DE EERSTE SPOORVERBINDING IN NEDERLAND: HAARLEM PER TREIN BEREIKBAAR ..........................23 UITBREIDING EN ONTWIKKELINGEN VAN HET SPOORWEGNET IN ZUID-KENNEMERLAND ...................23 WAT NOG RESTEERT: ACTIEVE EN STILLE GETUIGEN VAN EEN RIJK SPOORWEGVERLEDEN .................25 BEDRIJVEN EN INSTELLINGEN RONDOM DE KENNEMERSE SPOORLIJNEN ...........................................25 CONCLUSIE ....................................................................................................................................30
ARCHIEFINSTELLINGEN EN SPOORWEGERFGOED IN ZUID-KENNEMERLAND .............31 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
5.
DEFINITIE ......................................................................................................................................13 DE ONTWIKKELING VAN INDUSTRIEEL ERFGOED DOOR DE EEUWEN HEEN .........................................14 HET BELANG VAN HET BEHOUDEN ..................................................................................................19 SOORTEN INDUSTRIEEL ERFGOED ....................................................................................................20 CONCLUSIE ....................................................................................................................................20
SPOORWEGERFGOED IN ZUID-KENNEMERLAND...................................................................21 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
4.
VAN INDUSTRIEEL ERFGOED TOT SPOORWEGERFGOED .....................................................................11 PROBLEEMSTELLING ......................................................................................................................11 DOELSTELLING ..............................................................................................................................11 ONDERZOEKSOPZET .......................................................................................................................12 ONDERZOEKSGIDS .........................................................................................................................12
INVENTARISATIE VAN INDUSTRIEEL ERFGOED .................................................................................31 LANDELIJKE INITIATIEVEN VOOR INVENTARISATIE VAN SPOORWEGERFGOED ...................................31 DOCUMENTATIE VAN INDUSTRIEEL ERFGOED ..................................................................................32 ARCHIEFDIENSTEN MET INFORMATIE OVER SPOORWEGERFGOED IN ZUID-KENNEMERLAND ..............33 CONCLUSIE ....................................................................................................................................34
ERFGOED EN HET ACQUISITIEBELEIDSPLAN .........................................................................35 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7.
ACQUISITIE VAN PARTICULIERE ARCHIEVEN ....................................................................................35 OPBOUW ACQUISITIEBELEIDSPLAN .................................................................................................36 ACQUISITIEBELEIDSPLAN EN ERFGOEDBEHOUD ...............................................................................38 FACTOREN VOOR DE MATE VAN AANDACHT AAN INDUSTRIEEL ERFGOED ..........................................42 SAMENWERKING ............................................................................................................................42 ACQUISITIE EN ERFGOEDBEHOUD IN ENGELAND ..............................................................................44 CONCLUSIE ....................................................................................................................................45
9
Historische sporen behouden
6. HET ACQUISITIEBELEIDSPLAN VAN HET NOORD-HOLLANDS ARCHIEF IN RELATIE TOT SPOORWEGERFGOED....................................................................................................................46 6.1. 6.2. 6.3. 7.
BELANG VAN HET BEHOUD VAN SPOORWEGERFGOED IN ZUID-KENNEMERLAND ...............................46 UITWERKING .................................................................................................................................47 CONCLUSIE ....................................................................................................................................48
CONCLUSIE.......................................................................................................................................49 7.1.
HISTORISCHE RELEVANTIE VAN HET BEWAREN VAN SPOORWEGERFGOED EN DE BIJBEHORENDE ARCHIEVEN ................................................................................................................................................49 7.2. DE RELATIE TUSSEN SPOORWEGERFGOED EN ARCHIEF .....................................................................49 7.3. HET ACQUISITIEBELEIDSPLAN .........................................................................................................49 8.
AANBEVELING .................................................................................................................................51 8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
INHOUD ACQUISITIEBELEIDSPLAN ...................................................................................................51 SAMENWERKING ............................................................................................................................51 HERSTART DIVERSE INITIATIEVEN ..................................................................................................52 CONCRETE AANBEVELING ARCHIEVEN MET BETREKKING TOT SPOORWEGERFGOED ...........................52
BIJLAGEN ..................................................................................................................................................53 BIJLAGE 1: INVENTARIS SPOORWEGERFGOED ZUID-KENNEMERLAND EN BIJBEHORENDE ARCHIEFVORMERS...53 BIJLAGE 2: ARCHIEVEN MET INFORMATIE OVER SPOORWEGERFGOED IN ZUID-KENNEMERLAND ....................65 BIJLAGE 3: ACQUISITIEBELEIDSPLAN NOORD-HOLLANDS ARCHIEF ..............................................................69 BIJLAGE 4: VRAGENLIJST ARCHIEFDIENSTEN NEDERLAND ...........................................................................73 BIJLAGE 5: UITKOMSTEN ONDERZOEK ARCHIEFDIENSTEN NEDERLAND.........................................................74 BIJLAGE 6: VRAGENLIJST EN ANTWOORDEN ARCHIEFDIENSTEN ENGELAND ..................................................78 BIJLAGE 7: TABEL, ONTWIKKELD DOOR HET STADSARCHIEF AMSTERDAM ....................................................82 BIJLAGE 8: BEGRIPPENLIJST ........................................................................................................................86 BIJLAGE 9: BRONNENLIJST ..........................................................................................................................87
10
Historische sporen behouden
1
Inleiding
In onze omgeving zien we dagelijks restanten van het rijke industriële verleden van Nederland. Een overwoekerde spoorlijn, een verlaten fabriekspand, de fundering van een oude brug of een verwaarloosde watertoren. Vroeger was het hier vaak een druk bedrijf, tegenwoordig niet meer… Het behoud van erfgoed is een actueel thema. Wat moet worden behouden en wat niet? En belangrijker nog, hoe kunnen we deze objecten behouden? Gelukkig kunnen we ons vaak nog wel een beeld vormen van de activiteiten die rondom deze gebouwen plaatsvonden. Daarvoor kunnen we gebruik maken van bewaard gebleven archiefmateriaal: bedrijfsarchieven, maar ook andere documentatie die over dit erfgoed is verschenen zoals boeken, tijdschriftartikels, foto’s enzovoort. Archief- en documentatiemateriaal is dus nauw verbonden met het erfgoedobject. Tijdens dit onderzoek hopen we een antwoord te vinden op het nut van het bewaren van industrieel erfgoed en welke rol hierin de archieven spelen. Wat is de relatie tussen het erfgoed en de archieven? Dragen archiefinstellingen door het behoud van hun archiefmateriaal bij aan het in stand houden van bedreigd industrieel erfgoed? Wat kunnen we in de archieven terugvinden over dit erfgoed?
1.1.
Van industrieel erfgoed tot spoorwegerfgoed
Industrieel erfgoed omvat uiteraard veel meer dan een oud fabrieksgebouw. Hierbij valt namelijk ook te denken aan machines, bruggen, viaducten en stationsgebouwen. Om bij dit laatste te blijven: de trein heeft in de 19e eeuw belangrijk bijgedragen aan de ontwikkeling van de Industriële Revolutie. We spreken dan ook over spoorwegerfgoed als speciaal te onderscheiden categorie binnen industrieel erfgoed. Deze casus is het spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland. De uitkomsten van dit onderzoek zijn representatief voor industrieel erfgoed in zijn algemeenheid, omdat de spoorwegen zoals gezegd een belangrijke schakel zijn geweest in de ontwikkeling van de industrie vanaf het midden van de 19e eeuw.
1.2.
Probleemstelling
Uiteindelijk wordt een antwoord gegeven op de volgende probleemstelling. Wat is de historische relevantie van het bewaren van spoorwegerfgoed en de bijbehorende archieven, wat is de relatie tussen het erfgoed en de archieven en hoe kan deze relatie tot uitdrukking komen in het acquisitiebeleidsplan van archiefinstellingen?
1.3.
Doelstelling
Deze onderzoeksscriptie heeft als doel: Het leveren van een bijdrage aan het acquisitiebeleid van het Noord-Hollands Archief om mede op grond van nietarchivistisch erfgoed te bepalen of en in welke mate archieven in aanmerking komen voor bewaring door het Noord-Hollands Archief. Daarnaast het realiseren van een handleiding voor het doen van archiefonderzoek naar spoorwegerfgoed in ZuidKennemerland.
11
Historische sporen behouden
1.4.
Onderzoeksopzet
In hoofdstuk 2 wordt besproken wat industrieel erfgoed is, welke subcategorieën te onderscheiden zijn, waarom het van belang is om industrieel erfgoed te bewaren en hoe dat tot nu toe wordt gedaan. Hoofdstuk 3 is een overzicht met daarop de erfgoedobjecten langs de spoorlijnen in ZuidKennemerland. In dit hoofdstuk wordt aandacht gegeven aan de relatie tussen spoorwegerfgoed en archieven en de wederzijdse relevantie. Het hoofdstuk bevat een overzicht van alle bedrijven en instellingen die relaties hebben (gehad) met spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland. In de archieven van die bedrijven is informatie aanwezig over spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland, in welke vorm dan ook. Vervolgens wordt gekeken naar de aanwezigheid van archiefmateriaal van deze archiefvormers bij het Noord-Hollands Archief of bij andere archiefinstellingen zoals Het Utrechts Archief etc. In hoofdstuk 4 wordt geanalyseerd of de archieven van bedrijven en instellingen uit hoofdstuk 3 daadwerkelijk aanwezig zijn bij archiefinstellingen. Vervolgens wordt in het vijfde hoofdstuk gekeken in hoeverre het behoud van erfgoed naar voren komt in het acquisitiebeleidsplan van een archiefinstelling in zijn algemeen. Daarbij wordt ook gekeken naar erfgoedbehoud door de eeuwen heen, besproken in hoofdstuk 2. De uitkomsten van hoofdstuk 5 zijn toepasbaar voor alle archiefinstellingen in Nederland. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 bepaald wat het acquisitiebeleidsplan van het NHA zou moeten zeggen over spoorweggerelateerde archiefinformatie, waarbij de uitwerking van de casus over spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland wordt behandeld. In de eindconclusie wordt de probleemstelling beantwoord. Daarna volgen diverse concrete aanbevelingen. De bijlagen bevatten onder meer een inventaris van spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland met de bijbehorende archiefvormers, een overzicht van relevante archieven, het acquisitiebeleidsplan van het Noord-Hollands Archief, een vragenlijst aan archiefinstellingen in Nederland en Engeland met de uitwerking, een begrippenlijst met de definities van een aantal veelgebruikte termen en tot slot een lijst met geraadpleegde literatuur.
1.5.
Onderzoeksgids
Bij dit verslag hoort een onderzoeksgids, geschreven als handleiding voor het zoeken naar informatie over spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland bij het Noord-Hollands Archief. De gids is een uitgave van laatstgenoemde archiefinstelling.
12
Historische sporen behouden
2
Industrieel erfgoed
2.1.
Definitie
2.1.1 Erfgoed Het woord ‘erfgoed’ impliceert dat we iets erven. Het is iets dat speciaal, bijzonder en waardevol is voor een bepaald gebied of bepaalde groep mensen. Dat kan een gewoonte, een taal of dialect, voorwerp of gebouw of bijvoorbeeld voedsel zijn. Erfgoed is iets wezenlijks dat behouden moet blijven en is te onderscheiden in ‘natuurlijk erfgoed´ en 'cultureel erfgoed'. ‘Natuurlijk erfgoed’ is een uniek kenmerk in de natuur van een bepaald gebied. Zo is de Veluwe kenmerkend voor Gelderland, de heuvels horen speciaal bij Limburg, de brede duinstrook associëren we met Kennemerland, de grote hoogteverschillen en zandvlakten zijn kenmerkend voor de Brabantse wal en het deltagebied van de rivieren hoort typisch bij Zeeland. ‘Cultureel erfgoed’ daarentegen betreft een erfenis van culturele aard. Erfgoed Nederland definieert het als: ‘de door verschillende generaties overgedragen materiële (objecten) en immateriële (verhalen) cultuuruitingen van een samenleving’. Aan deze definitie zien we dat dit erfgoed heel subjectief is: voor de ene kan iets een cultuuruiting van de samenleving zijn, terwijl dat voor een ander niet is. Het in stand houden van deze culturele erfenis is belangrijk omdat het in grote mate bijdraagt aan bewustwording van een groep mensen van hun afkomst en hun cultuur. Dit zorgt voor meer onderling respect omdat men elkaars achtergronden leert kennen en voor onderlinge verbondenheid door een gemeenschappelijk verleden. Dit noemen we ook wel cultureel burgerschap (Erfgoed Nederland, 2011). De ‘Commissie Waardering en Selectie’ definieert erfgoed in haar visierapport over een nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven, als: ‘het geheel aan materiële (roerende en onroerende) objecten en immateriële (symbolische) praktijken, die afkomstig zijn uit of verwijzen naar het verleden, waarvan de presentatie en representatie in het heden dient om continuïteit te bewerkstelligen tussen verleden, heden en toekomst’. (Bongenaar, A.C.V.M, Jeurgens, K.J.P.F.M., Windhorst, M.C., 2007, pagina 21). Er is een duidelijk verschil tussen erfgoed en geschiedenis. Waar het laatste eigenlijk niet verder gaat dan een objectieve beschrijving van het verleden, geef je bij erfgoed een hedendaagse interpretatie van het verleden. We geven nieuwe betekenissen aan het erfgoed of veranderen bestaande betekenissen. Iedereen creëert dus feitelijk zijn eigen erfgoed, zo stelt Gregory Ashworth (Erfgoedloket, 2009). We verdiepen ons verder in ‘cultureel erfgoed’ en specifiek in een bepaald onderdeel daarvan: ‘industrieel erfgoed’. Voor een compleet overzicht over de geschiedenis van erfgoed wordt verwezen naar het boek ‘De dirigenten van de herinnering, musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland, 1850-1940’ van A. de Jong. 2.1.2 Industriële archeologie ‘Industrieel erfgoed’ is een term die nog maar enkele tientallen jaren in gebruik is en werd voorafgegaan door ‘industriële archeologie’. Het begrip is afkomstig uit Engeland, de bakermat van de industriële revolutie. In de jaren ’50 van de vorige eeuw verdwenen in Engeland veel objecten die waren ontstaan tijdens deze periode zoals fabrieksgebouwen en machines. De Britten zagen echter dat hierdoor alle getuigen van deze periode (die voor de economische ontwikkeling van het land van groot belang waren) in rap tempo verdwenen. Diverse tegenacties zorgden ervoor dat een aantal industriële monumenten niet onder de slopershamer verdwenen. Men had verschillende belangen bij het behoud: buurtbewoners wilden de vertrouwde omgeving in dezelfde staat houden, architecten zagen in deze voornamelijk 19e eeuwse gebouwen een belangrijke inspiratiebron voor hun vak en mensen die werkzaam waren in de
13
Historische sporen behouden
techniek wilden dat door middel van het behoud van deze monumenten de ontwikkeling van de techniek door de eeuwen te reconstrueren was. Aan deze activiteiten werd de term ‘industrial archeology’ verbonden (Looyenga, 1989, pagina 209). In de jaren ’60 en ’70 werd de term ook in landen als Duitsland, Frankrijk, België en Nederland geïntroduceerd. Michael Rix definieert ‘industriële archeologie’ als volgt: 'industriële archeologie is het registreren, in bepaalde gevallen behouden en het interpreteren van terreinen en structuren van voegindustriële activiteiten, in het bijzonder de monumenten van de industriële revolutie' (Federatie Industrieel Erfgoed Nederland). 2.1.3 Industrieel erfgoed Gaandeweg kwam men echter zowel in Engeland als daarbuiten tot het inzicht dat het industriële verleden nooit alleen is te begrijpen en te interpreteren door het behoud van het object op zichzelf. De term ‘industrieel erfgoed’ (in het Engels ‘industrial heritage’) is dan ook breder en behelst eveneens de bronnen over de objecten zoals literatuur, bedrijfsarchieven, afbeeldingen uit vroegere tijden, statistieken enzovoort. Tegenover dit materieel industrieel erfgoed is er ook immaterieel industrieel erfgoed: de herinneringen en ervaringen van mensen met betrekking tot het industriële verleden (Bossaers, K.W.J.M. e.a., pagina 7-8). In het vervolg van dit onderzoek zal de volgende definitie worden gehanteerd, afgeleid van Jeurgens e.a.: ‘Industrieel erfgoed bestaat uit zowel roerende als onroerende bronnen met behulp waarvan we ons een beeld kunnen vormen van het industriële verleden van een bepaald gebied en dit voorzien van een hedendaagse interpretatie. Met roerend erfgoed bedoelen we alle eenvoudig verplaatsbare objecten zoals machines. Onroerend erfgoed daarentegen kan bijvoorbeeld een gebouw zijn. Onder bronnen worden zowel de objecten zelf (loodsen, fabriekshallen, schoorstenen, kranen) als de bronnen verstaan die ons er meer over vertellen zoals de al eerder genoemde literatuur, afbeeldingen, archieven etc.
2.2.
Voormalige fabriek ‘J. Schoen Sz., elektrische graanmalerij en fouragehandel’ in Westzaan, verbouwd tot woonhuis.
De ontwikkeling van industrieel erfgoed door de eeuwen heen
2.2.1. Industriële revolutie in Engeland Een revolutie impliceert een plotselinge verandering in de bestaande toestand (Van Dale, z.j.). Deze verandering is niet alleen plotseling maar ook ingrijpend en vindt meestal in korte tijd plaats. Dat gold zeker voor de industriële revolutie, waarvan zoals al eerder gezegd het centrum Engeland was. De meningen lopen uiteen over het moment waarop de industriële revolutie in gang werd gezet; sommigen stellen dat dit vanaf het midden van de 16e eeuw gebeurde over een periode van diverse eeuwen, anderen beweren dat deze aan het einde van de 18e eeuw in een tiental jaar plaatsvond. Volgens
14
Historische sporen behouden
Phyllis Deane vond de uiteindelijke industriële revolutie in het midden van de 18e eeuw plaats, hoewel veel factoren die deze revolutie veroorzaakten al jaren daarvoor ontstonden (Deane, Ph., 1965, pagina 34). We moeten hierbij denken aan een al sinds de 17e eeuw stabiele politiek waardoor de kooplieden en fabrikanten in alle rust handel konden drijven. De welvaart nam toe en door allerlei positieve ontwikkelingen zoals toenemende aandacht voor gezondheidszorg, beter voedsel etc., groeide de Engelse bevolking. Dit zorgde op zijn beurt weer voor een vergrote afzetmarkt voor de handelaren zodat een positieve kettingreactie ontstond. Door de aanleg van kanalen, de verbetering van bestaande wegen en aanleg van nieuwe wegen en niet in de laatste plaats door de uitvinding van de stoommachine verbeterden vanaf de 18e eeuw de transportmogelijkheden enorm. Verschillende uitvindingen, een bloeiende internationale zeehandel en een betrouwbaar financieel systeem veroorzaakten grote veranderingen in de industrie. Deze vonden allereerst plaats in de textielindustrie, die explosief groeide door de bevolkingsgroei en een goed lopende internationale handel. Handwerk ging plaats maken voor gemechaniseerde activiteiten, men werkte niet langer meer thuis maar in fabrieken zodat de huisnijverheid verdween. Dat gold ook voor de katoenhandel. Daarnaast nam de vraag naar steenkool en ijzer in de 18e eeuw sterk toe zodat de mijnbouw floreerde. De stoommachine zorgde ervoor dat men voor de aandrijving van machines niet langer op water of wind was aangewezen (Ross, S., 1999, pagina 6-31). Nadat de Engelse mijningenieur Richard Revithick in 1804 de eerste werkende stoomlocomotief presenteerde, werd in 1825 de eerste spoorlijn tussen Stockton en Darlington geopend. Het vervoer per trein was een grote verbetering ten opzichte van vervoer over de weg en over het water. De ontwikkeling van stoomlocomotieven en de groei van spoorwegen gingen dan ook in een snel tempo door. Deze eerste spoorlijnen werden hoofdzakelijk gebruikt voor het vervoer van goederen (Veenendaal, G., 2004, pagina 14-17). 2.2.2. Industriële ontwikkeling in Nederland Hoe was de situatie in Nederland? Vanaf 1795 was ons land in Franse handen, waarmee een eind was gekomen aan de bloeiende economie: de Gouden Eeuw was voorgoed voorbij. Door de Bataafse overheid was de handel met Engeland verboden. Daarmee kwam een einde aan de handel met de koloniën die eigendom van de Engelsen waren en de werkgelegenheid verminderde. Nadat een einde was gekomen aan het Franse bewind en in 1815 het Koninkrijk der Nederlanden een feit werd, probeerde koning Willem I de Nederlandse economie een nieuwe impuls te geven. Het duurde echter tot het midden van de 19e eeuw voor de industriële revolutie pas in Nederland echt in gang werd gezet (Brusse, P, Broeke, W. van der, 2005, pagina 19-33). Dat was relatief laat ten opzichte van omringende landen zoals in bijvoorbeeld België, waar de ontwikkelingen veel sneller gingen (Mokyr, J., 1976, pagina 26-75, pagina 124-125). In navolging van buurlanden als Engeland, België en Duitsland, werden ook in Nederland plannen geopperd om spoorlijnen aan te leggen. De eerste spoorlijn werd in 1839 geopend tussen Amsterdam en Haarlem. De verwachtingen waren vooraf hooggespannen en men was kort na de ingebruikname vol lof over het nieuwe fenomeen. Jhr. Mr. P. Opperdoes Alewijn te Hoorn schreef over… Voormalige Chocolade- en suikerwerkfabriek Bonera in de binnenstad van Gouda.
15
Historische sporen behouden
“eene der gewigtigste uitvindingen, die in de laatste jaren vroeger nimmer te verwachten uitkomsten heeft opgeleverd, en zoo op het onderlinge verkeer der natiën als op de uitbreiding der handels- en nijverheids-betrekkingen den grootsten invloed heeft uitgeoefend. Wij bedoelen hiermede de aanwending der stoomkracht op de beweging van de rijtuigen en den daaruit als bij gevolg ontstanen aanleg der ijzerbanen.” (Opperdoes Alewijn, jhr. Mr. P., 1858, pagina 3-4). Na 1890 brak een nieuwe periode aan. Het land was grotendeels ontsloten door middel van spoorlijnen, de traditionele krachtbronnen moesten wijken voor stoom, de elektriciteit deed haar intrede en de productie was op grote schaal gemechaniseerd. Door de komst van de stoomtrein werden afstanden fors gereduceerd; de diligence en trekschuit behoorden voorgoed tot het verleden (Wolff, W.J., 1992, pagina 19-36). 2.2.3. Het einde van een industrieel tijdperk: hergebruik De afgelopen honderd jaar hebben de industriële ontwikkelingen opnieuw niet stilgestaan. Veel industriële objecten uit voorbije eeuwen hebben tegenwoordig hun functie verloren. Drukkerijen, winkels, brouwerijen, grachten, kades en pakhuizen vertellen ons over het rijke handelsverleden in voorbije eeuwen, molens op het platteland fungeren als getuigen van bijvoorbeeld de houtindustrie enzovoort. Aan deze veranderingen liggen concurrentie met lagelonenlanden, schaalvergroting, veranderende productieprocessen en nog diverse andere factoren ten grondslag. De nadruk op industriële productie verdween in de jaren ’60 van de vorige eeuw. De textielindustrie in ondermeer Enschede en Tilburg verdween, evenals de mijnbouw in Zuid-Limburg en een groot deel van de industrie langs de Zaan. Maar al eerder verloren industriële monumenten hun functie, hoewel niet op een dergelijk grote schaal. Hierbij valt te denken aan verhuizing van een fabriek vanuit de binnenstad naar een bedrijventerrein aan de rand van de stad of door bijvoorbeeld opheffing of buiten gebruikstelling van een onrendabele spoorlijn. Hoe zijn we de afgelopen eeuwen omgegaan met dit erfgoed? Om dit te analyseren moeten we terug naar het einde van de Gouden Eeuw. Hier zijn nog relatief veel getuigen van aanwezig zoals pakhuizen en kaden omdat er een passende herbestemming voor kon worden gevonden. Wanneer er geen nieuwe functie kon worden gegeven, werd het gesloopt en kwam een nieuw, functioneel gebouw in de plaats. A. Looyenga schreef hierover: “Dat behoud van het industrieel erfgoed een hoge prioriteit heeft in Nederland kan niet worden volgehouden. In een hoog tempo verdwijnen vaak zeer karakteristieke gebouwen en objecten, vaak zonder zelfs behoorlijk gedocumenteerd te zijn. (…) Nu hoeft het leegkomen van een oud bedrijfsgebouw niet altijd afbraak te betekenen; in vele gevallen kan een ander bedrijf er nog zijn voordeel mee doen. (Looyenga, A.J., 1989, pagina 222-223). Herbestemming is dus geen nieuw fenomeen. Met kleine ingrepen werd een gebouw regelmatig geschikt gemaakt voor een nieuwe functie. Vanaf ongeveer de 17e eeuw werden bijvoorbeeld de torens in stadsmuren niet meer gebruikt, waarna ze werden bestemd voor de opslag van kruit of verhuurd aan gezinnen. Maar ook valt te denken aan de 15e eeuwse laatgotische kruisbasiliek te Veere, eeuwenlang beeldbepalend voor het vroeger zo welvarende Zeeuwse havenstadje. Na het Engelse bombardement in 1809 raakte deze Hervormde kerk zwaar beschadigd. Enkele jaren later, in 1813, werd het gebouw door het Franse leger in gebruik genomen als militair hospitaal. Er kwam voorgoed een einde aan de kerkelijke functie van het gebouw. De Fransen pasten diverse onderdelen aan: om te beginnen werd alles in de kerk kort en klein geslagen, boven elkaar werden vier etages aangebracht en rondom het bouwwerk werd een ringmuur opgetrokken. Rond 1890 werden de vloeren gedemonteerd en stond de kerk lange tijd leeg.
16
Historische sporen behouden
De Grote Kerk in Veere, tegenwoordig in gebruik als multifunctionele tentoonstellingsruimte. Sloop van het enorme gebouw leek de meest voor de hand liggende oplossing. Doordat echter het Nederlandse Rijk het gebouw aankocht, werd dit gevaar afgewend en werd de Grote Kerk van Veere Nederlands eerste Rijksmonument. (Orgelsinzeeland, 2011). Ondanks deze vroege voorbeelden van hergebruik om erfgoed te behouden, werd hergebruik pas in de tweede helft van de 20ste eeuw gemeengoed. Het bleek namelijk ook een goede optie om een aantal gebouwen om te vormen tot woongelegenheden. Dit viel samen met de al jaren heersende woningnood. Hierbij valt te denken aan pakhuizen, maar ook aan kerkgebouwen en watertorens. Een van de eerste herbestemmingactiviteiten op dit gebied vonden plaats in Amsterdam, waar het vroegere tuchthuis in 1975 werd verbouwd tot 44 kleine appartementen. Ook zijn in de loop van de tijd veel stations buiten gebruik gesteld. Het in 1944 gesloten station Vogelenzang-Bennebroek wordt tegenwoordig door een winkel gebruikt, het station van Santpoort-Zuid, in 1998 gesloten, bevat tegenwoordig een dokterspraktijk en het voormalige Haarlemmermeerlijn-station Haarlem-Rijksstraatweg wordt door particulieren bewoond. Maar niet alleen onroerend erfgoed krijgt steeds vaker een nieuwe functie, ook voor roerend erfgoed geldt dat. Hierbij valt te denken aan onder meer diverse spoorwegmusea in Nederland, waar oud spoorwegmaterieel wordt ingezet als toeristische attractie. 2.2.4. Waardering van Nederlands industrieel erfgoed Maar, om opnieuw Looyenga te citeren: Als dergelijke hergebruik echter niet mogelijk is, wat dan? Lange tijd leek dan sloop onvermijdelijk en dat gebeurt nog regelmatig. Gelukkig wordt in toenemende mate ingezien dat dit niet alleen vanuit historisch oogpunt betreurenswaardig is, maar ook een niet geringe kapitaalvernietiging betekent.” (Looyenga, A.J., 1989, pagina 223). Pas vanaf het begin van de jaren ’80 van de vorige eeuw kwam een einde aan het beleid van vrijwel automatisch slopen van oude objecten die hun functie verloren (Nijhof, P., 1987, pagina 37). Zoals gezegd was de Grote Kerk te Veere het eerste Rijksmonument in ons land. Er was namelijk langzaam maar zeker een kentering gaande in de waardering van erfgoed. Het duurde tot het midden van de 19e eeuw voor de eerste voorzichtige pogingen tot een georganiseerde zorg voor monumenten van de grond kwam. In 1859 werden door onder meer de Letterkundige Afdeeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen de eerste plannen gemaakt ‘om met de zedelijke en stoffelijke ondersteuning der Regeering de nog bestaande overblijfselen der oud-vaderlandsche kunst op te sporen en voor een geheelen ondergang te bewaren’. Bij Koninklijk Besluit van 8 maart 1874 nr. 14 werd het ‘College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst’ ingesteld. In 1918 werd het Rijksbureau voor de Monumentenzorg opgericht, in 1947 gewijzigd in de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Uiteindelijk werd na behandeling in de Tweede en Eerste Kamer in 1961 de Monumentenwet aangenomen, in mei 1988 vervangen door een nieuwe wet (Tillema, J.A.C., 1975, pagina 219-523). De Rijksdienst voor Monumentenzorg heet sinds 11 mei 2009 de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
17
Historische sporen behouden
Naast de rijksoverheidsbemoeienis met erfgoed werd op gemeentelijk niveau in 1923 in Den Haag het eerste gemeentelijke monument aangewezen. Daarnaast hanteren diverse provincies een provinciale monumentenverordening. 2.2.5.
Ontwikkelingen in het buitenland
15e eeuwse Moot Hall in Elstow (Engeland), oorspronkelijk gebouwd als stadhuis, met op de begane grond winkels. In 1950 gerestaureerd. Internationaal samenwerking op het gebied van waardering van erfgoed gebeurt pas sinds het begin van de 20e eeuw. In dit verband noemen we het Handvest van Athene uit 1931, het eerste internationale initiatief om een leidraad te maken voor het behoud van monumenten. Daarnaast werd in 1945 de ‘United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization’ (UNESCO) opgericht, die onder meer een lijst van ‘World Heritage’ (Werelderfgoed) hebben opgesteld (UNESCO World Heritage Centre, 2011, World Heritage Convention). Niet alleen de industriële revolutie heeft haar bakermat in Engeland, ook wat betreft herwaardering van industrieel erfgoed waren de eerste ontwikkelingen op het Britse eiland te vinden. Zoals in paragraaf 2.1. besproken verdwenen ook daar veel objecten uit de 19e eeuw of daarvoor, maar de Engelsen zagen in dat hiermee ook de herinneringen aan deze periode, die voor de economie van hun land van enorme betekenis was, teloorging. Niet alleen afzonderlijke objecten werden en worden in Engeland gekenmerkt als ‘Industrial archeology’, later plaatsmakend voor ‘industrial heritage’ (waarbij ook de bronnen met betrekken tot het materiële erfgoed aandacht krijgen), maar hele gebieden kunnen worden aangemerkt als industrieel erfgoed (Nijhof P., 1987, pagina 26). Daarentegen is de erfgoedwaardering in Frankrijk van een heel andere orde. Lange tijd hadden de Fransen weinig oog voor hun industrieel erfgoed. Pas sinds eind jaren ’90 verandert dit sterk. De al in 1984 opgerichte vereniging PROSCITEC (‘Association pour la Promotion des Sciences et Techniques’) timmert hard aan de weg om de interesse voor industrieel erfgoed te bevorderen. De vereniging maakt zich sterk om erfgoed te behouden en te herwaarderen. Vooral de afgelopen tien jaar is de achterstand in de waardering van industrieel erfgoed door de Fransen grotendeels verdwenen (Maerten, Y., Patou, M., 2004, pagina 13-15.). 2.2.6. Stichtingen voor het behoud van industrieel erfgoed in Nederland De afgelopen decennia vonden in Nederland diverse activiteiten plaats op het gebied van specifiek industrieel erfgoed. Diverse stichtingen werden opgericht met als doel het behoud van industriële monumenten. Een overkoepelend platform met de naam Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (FIEN) ontstond in 1984. Wat betreft de waardering van industrieel erfgoed werd in 1991 de Stichting Projectbureau Industrieel Erfgoed (PIE) opgericht, met als doel om binnen vier jaar criteria te ontwikkelen om de waarde van industrieel erfgoed te bepalen. 1996 was het jaar van het industrieel erfgoed, waarin tal van activiteiten plaats vonden en een jaar later was het project van PIE voltooid (Federatie Industrieel Erfgoed Nederland, z.j.,).
18
Historische sporen behouden
In 1994 gaf Pie de ‘Almanak voor het industrieel erfgoed’ uit met daarin de organisaties die actief zijn op het gebied van industrieel erfgoed, overzichtelijk op een rij. Volledigheidshalve moet hierbij ook de ‘Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed’ (BOEi) worden genoemd, een non-profit organisatie die zich zowel als investeerder, ontwikkelaar en als adviseur inzet voor het herbestemmen van industrieel erfgoed (Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed, 2008). 2.2.7. Waardering van oud en nieuw industrieel erfgoed Bij de term ‘industrieel erfgoed’ ligt de focus hoofdzakelijk op de late 18e eeuw en de 19e eeuw. Logisch, omdat toen de industrialisatie een grote vlucht nam. Uit deze periode is dan ook het meeste overgeleverd. (Looyenga, A.J., 1989, pagina 210). Toch moeten we uitkijken dat we de aandacht voor het bewaren van industrieel erfgoed van de 18e eeuw en eerder niet verliezen. Dit is minstens even waardevol. En wat te denken van recente industriële monumenten. Diverse factoren zijn van invloed op de mate waarin industrieel erfgoed wordt gewaardeerd zoals ondermeer positieve of negatieve herinneringen. Industrieel erfgoed uit de crisisperiode in de jaren ’30 van de vorige eeuw associeert met slechte arbeidsomstandigheden en armoede in tegenstelling tot de pakhuizen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die herinneren aan de welvarende internationale handel in de Gouden Eeuw (Nijhof, E., 1996, pagina 7-32). En dat er van een bepaald soort erfgoed veel meer over is dan van een ander soort, heeft uiteraard ook te maken met het feit dat er veel meer van was.
2.3.
Het belang van het behouden
In de voorgaande paragrafen is het terloops aan de orde geweest, maar wat is het historische nut van het behoud van industrieel erfgoed? Waarom zouden we, zoals de al eerder genoemde Letterkundige Afdeeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen schreef, de ‘nog bestaande overblijfselen der oud-vaderlandsche kunst’ opsporen ‘en voor een geheelen ondergang’ bewaren? Feitelijk werd de reden al aan het einde van de voorgaande paragraaf gegeven: om de herinnering levend te houden aan het industriële verleden van Nederland. Dit heeft een doel wat al in het woord zelf ligt opgesloten. Het Nederlandse ‘herinnering’ is namelijk in het Duits ‘Erinnerung’, een afleiding van het oude Duitse woord ‘inneren’ wat ‘leren’ betekent. En ‘wie iets van het heden wil begrijpen, kan niet zonder het verleden’ stelt W. Denslager. (Laarse, R. van der, 2005, pagina 53, 163). Daarbij is dus industrieel erfgoed schakel tussen toen en nu. Om te besluiten met een citaat van opnieuw A.J. Looyenga: ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, leeft in een vacuüm en verliest het contact met de werkelijkheid. (…) Geschiedenis kan men echter niet alleen schrijven op grond van geschreven of gedrukte bronnen. De materiële bronnen zijn van even grote betekenis. Om die reden verdient ons industrieel erfgoed aandacht en zorg.’ (Looyenga, 1989, A.J., pagina 225). Volgens de Wet tot behoud van cultuurbezit is het van belang om ‘roerende zaken van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis’ te behouden als deze onvervangbaar en onmisbaar zijn voor het Nederlandse cultuurbezit. Met onvervangbaar wordt bedoeld ‘een roerende zaak, waarvan geen of nagenoeg geen andere gelijke of gelijksoortige voorwerpen in goede staat in Nederland aanwezig zijn’.
19
Historische sporen behouden
Er is sprake van onmisbaarheid wanneer een roerende zaak de herinnering levend houdt aan gebeurtenissen of personen (symboolfunctie), een wezenlijke rol heeft gespeeld in een ontwikkeling die voor de wetenschapsbeoefening in Nederland van belang is (schakelfunctie) of wanneer het een wezenlijke bijdrage heeft geleverd in het onderzoek of de kennis van andere belangrijke voorwerpen van kunst of wetenschap (ijkfunctie) (Stichting Adviesgroep Bestuursrecht, 22 januari 2011).
2.4.
Soorten industrieel erfgoed
Industrieel erfgoed bestaat er in alle soorten en maten. Niet alleen is een verdeling te maken in roerend erfgoed en onroerend erfgoed, ook is er een indeling te maken op de functie die het industrieel erfgoed heeft gehad. Het hiernaast staande figuur geeft een indeling weer, opgesteld in 1978 en herzien in 1985. Zoals in deze figuur te zien, is het onderdeel ‘transport’ de meest omvattende vorm van industrieel erfgoed. Een van daarbij behorende vormen van industrieel erfgoed is in het figuur aangeduid als ‘spoor- en tramwegen’, wat verder zal worden aangeduid als spoorwegerfgoed. In deze scriptie zal deze vorm van industrieel erfgoed nader worden onderzocht, waarbij zal worden ingegaan op de relatie tussen het erfgoed en de archieven. Bewust is voor spoorwegerfgoed als casus gekozen, omdat dit Indeling industrieel erfgoed uit 1978, herzien in 1985, afkomstig uit representatief is voor industrieel Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek 4 (1987). erfgoed in het algemeen: enorm veel verschillende objecten zijn namelijk te betitelen als spoorwegerfgoed, de voorbeelden in bovenstaande figuur zijn er maar enkele voorbeelden van. In het volgende hoofdstuk zal spoorwegerfgoed in het kader van deze casus exact worden gedefinieerd.
2.5.
Conclusie
Industrieel erfgoed is te definiëren als: ‘Industrieel erfgoed bestaat uit zowel roerende als onroerende bronnen met behulp waarvan we ons een beeld kunnen vormen van het industriële verleden van een bepaald gebied en dit voorzien van een hedendaagse interpretatie.
20
Historische sporen behouden
3
Spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland
In 1839 werd tussen Amsterdam en Haarlem de eerste spoorlijn aangelegd, enkele jaren later doorgetrokken richting Leiden, Den Haag en Rotterdam. Een twintigtal jaar later werd vanuit Haarlem na droogmaking van een groot deel van het IJ en het Wijckermeer een lijn via Velsen en Beverwijk naar het noorden aangelegd. In dit hoofdstuk wordt besproken wat er nog van deze spoorlijnen en aanverwante objecten in een deel van Noord-Holland, te weten Zuid-Kennemerland, resteert.
3.1.
Begripsafbakening
3.1.1. Wat verstaan we onder spoorwegerfgoed? Een zoekactie op het internet leert dat de term ‘spoorwegerfgoed’ in Nederland vrijwel niet wordt gebruikt. Wel hanteren de NS de term ‘stationserfgoed’, maar daarin gaat het uitsluitend over stationsgebouwen (Nederlandse Spoorwegen, 2011). De term ‘spoorwegerfgoed’ is breder: het impliceert ook tal van andere gebouwen zoals werkplaatsen, seinhuizen, locomotiefloodsen enzovoort. En niet alleen gebouwen, maar ook objecten als seinen, bloktoestellen, spoorwegovergangen, en zelfs complete spoorlijnen behoren tot spoorwegerfgoed gerekend te worden. Niet alleen industrieel erfgoed, maar ook het hier deel van uitmakend spoorwegerfgoed is in te delen in roerend spoorwegerfgoed en onroerend spoorwegerfgoed. Van laatstgenoemde categorie zijn zojuist enkele voorbeelden genoemd, onder roerend spoorwegerfgoed verstaan we het materieel, in spoorwegjargon dan ook ‘rollend materieel’ genoemd. In tegenstelling tot in Nederland, komt de term ‘spoorwegerfgoed’ in België veel vaker voor; het lijkt erop dat het bij de zuiderburen een veel meer gangbare term is. Zo heeft de Vlaams Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege in 2010 een lijst van 107 onderdelen van spoorwegerfgoed in België opgesteld die een beschermende status hebben verkregen door het beleidsveld Onroerend Erfgoed. Dit geeft een indruk van de objecten die onder spoorwegerfgoed worden verstaan. De 107 objecten worden namelijk verdeeld in: -Stations (inclusief woningen spoorwachters, dienstgebouwen, goederenloodsen); -Bruggen/viaducten (exclusief wegbruggen over spoorlijnen); -Seinhuizen: Hier is de sein-instalatie mee beschermd als cultuurgoed; -Watertorens die deel uitmaken van spoorweginfrastructuur; -Centrale werkplaatsen; -Spoorbedding, spoorbermen, spoorlijnen; -Tractiestations; -Rollend materieel: Daarentegen wordt in deze lijst spoorweginfrastructuur bij mijncomplexen, havens en steenbakkerijen niet onder spoorwegerfgoed gerekend dat in aanmerking komt om te bewaren (Schauvliege, J., 2010). Dat deze objecten in het kader van het Belgische beleidsveld Onroerend Erfgoed niet in aanmerking komen voor behoud, wil vanzelfsprekend niet zeggen dat deze onderdelen van spoorweginfrastructuur geen spoorwegerfgoed kan zijn. Kort en bondig gesteld kunnen namelijk alle objecten die een relatie hebben met de spoorwegen, onderdeel zijn van spoorwegerfgoed. Onder spoorwegerfgoed verstaan we zowel hoofdspoorwegen als lokaalspoorwegen. Het verschil tussen hoofd- en lokaalspoorwegen bestaat hierin dat aan de aanleg van een hoofdspoorlijn strengere eisen worden gesteld dan aan de bouw van een lokaalspoorweg. Dit is vastgelegd in de 'Wet omtrent de regeling van de dienst en gebruik der lokaalspoorwegen'. Doordat aan deze lokaalspoorwegen technisch
21
Historische sporen behouden
minder hoge eisen werden gesteld, was de aanleg eenvoudiger en goedkoper (Wijck Jurriaanse, N.J. van., pagina 1978, pagina 7-8). Hoewel de figuur in paragraaf 2.4. ook tramwegen noemt, willen we deze toch onderscheiden van spoorwegerfgoed. Tramwegen hebben namelijk een functie (gehad) van meer regionale betekenis dan spoorwegen. Welke criteria liggen er aan ten grondslag om een object als zodanig te bestempelen? Van onmisbaar belang hierin is dat het object iets zegt over het verleden van de spoorwegmaatschappij waar het dienst bij doet of heeft gedaan, kortom, het moet een representatief beeld geven van de manier waarop vroeger met de trein werd gereisd, wie en wat er allemaal met de trein werd vervoerd en welke invloed de trein op de omgeving had. Daarvoor moet het object authentiek zijn (d.w.z. in behoorlijk oorspronkelijke staat zijn), representatief (als voorbeeld voor een groter geheel) zijn en iets universeels of unieks bezitten, wat het bewaren rechtvaardigt ten opzichte van eenzelfde soort object dat die unieke eigenschap niet bezit. Ter verduidelijking is dus niet iedere biels in de spoorlijn aan te melden als spoorwegerfgoed omdat deze niet allemaal uniek zijn. Zoals in paragraaf 2.1. beschreven, bestaat industrieel erfgoed niet alleen uit de objecten zelf, maar ook uit de bronnen die iets zeggen over deze objecten: foto’s, literatuur, bedrijfsarchieven enzovoort. Archief is dus zelf ook erfgoed (Duparc, F.J., 1975, pagina 397). Concluderend valt spoorwegerfgoed te definiëren als: ‘Onder spoorwegerfgoed verstaan we zowel roerende als onroerende objecten die een rol van betekenis vervullen of hebben vervuld bij de exploitatie van een vervoersmaatschappij per spoor en die dermate representatief, authentiek en uniek zijn, dat we ons samen met de hierbij behorende archiefdocumenten ons hierdoor een beeld kunnen vormen van het spoorwegverleden in hedendaagse kaders’. Wat betreft datering wordt dus geen grens gehanteerd, zowel oude als jonge spoorwegerfgoedobjecten in Zuid-Kennemerland worden in dit onderzoek in kaart gebracht. 3.1.2. Zuid-Kennemerland Zuid-Kennemerland bestaat uit de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemstede, Velsen en Zandvoort. De zuidelijke grensafbakening van ZuidKennemerland is dus ten zuiden van Vogelenzang en Bennebroek, de oostelijke grens loopt op de oostgrens van de gemeente Haarlemmermeer en de oostelijke rand van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Ten noorden wordt Zuid-Kennemerland begrensd door het Noordzeekanaal en aan de westzijde door de Noordzee (Roos, R., 2009, pagina 16-21). Spoorlijnen in dit gebied zijn de lijnen Haarlem-Amsterdam (naar het oosten), Haarlem-Leiden (naar het zuiden), Haarlem-Zandvoort (naar het westen) en Haarlem-Uitgeest (naar het noorden). Deze casus behandelt het spoorwegerfgoed van deze vier spoorlijnen die vanuit Haarlem naar noord, oost, zuid en west lopen. Langs eerstgenoemde spoorlijn is dat vanaf vanaf Haarlem tot Halfweg, bij de zuidelijke spoorlijn naar Leiden is dat vanaf Haarlem tot station VogelenzangBennebroek, de westelijke spoorlijn naar Zandvoort valt hier volledig onder en de spoorlijn naar het noorden tot en met de Velsertunnel. Zie ook de twee kaarten van het gebied in bijlage 1. VIRM treinstel in de bollenvelden bij Vogelenzang, 12 april 2011.
22
Historische sporen behouden
3.2.
De eerste spoorverbinding in Nederland: Haarlem per trein bereikbaar
Vanwege de geringe hellingen in het Nederlandse landschap zou ons land bij uitstek geschikt zijn voor de aanleg van een spoorlijn. Daarnaast waren veel steden in Nederland aan het begin van de 19e eeuw in een economische malaise terechtgekomen. Naar men verwachtte, kon een spoorwegverbinding hier verandering in brengen. (Veenendaal, G., 2004, pagina 41). Kapitein-ingenieur W.C. Brade maakte zich dan ook sterk voor de aanleg van een spoorverbinding tussen Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam, hoofdzakelijk bedoeld voor reizigersvervoer. Op 1 december 1835 diende Brade een definitieve concessie in bij Koning Willem I voor een proefspoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem. Bij Koninklijk Besluit van 1 juni 1836 no. 76 werd deze concessie verleend en bij Staatsblad d.d. 4 september 1837 werd de oprichting van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) goedgekeurd1. Hoewel de toekomst van de eerste spoorlijn van Nederland nog onzeker was, leverde het verkrijgen van het eerste benodigde kapitaal van f1.300.000, - geen problemen op. De lijn lag evenwijdig aan de Haarlemmer Trekvaart. Het eerste station van Haarlem lag buiten de stadsmuren aan de oostkant van de Oostersingelgracht, ongeveer op de plaats waar nu de toegangpoort tot de spoorwerkplaats van Nedtrain zich bevindt. Op 20 september 1839 werd de proefspoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem feestelijk geopend. (Giffen, K. van, 2006, pagina 12-15).
3.3.
Uitbreiding en ontwikkelingen van het spoorwegnet in Zuid-Kennemerland
Het bleef niet bij de lijn Amsterdam-Haarlem. Op 22 juni 1840 kreeg de HSM toestemming de lijn te verlengen tot Leiden en in 1847 werd Rotterdam bereikt. De spoorlijn, die tegenwoordig de bijnaam “De Oude Lijn” draagt, was voltooid. In Zuid-Kennemerland verrezen gelijktijdig of in later jaren stations en haltes te Heemstede, tussen Vogelenzang en Bennebroek. In Haarlem werd in 1842 een nieuw station binnen de bolwerken in gebruik genomen. (Giffen, K. van, 2006, pagina 229-236). Ter verduidelijking bestaat het verschil tussen een halte en een station daarin dat bij eerstgenoemde geen wissels in de spoorlijn aanwezig zijn. In 1867 werd de Noord-Hollandse Lijn geopend, waardoor een verbinding werd gerealiseerd tussen station Haarlem en Uitgeest. Daarvandaan kom men per trein verder richting Den Helder. Voor overbrugging van het Noordzeekanaal, dat in 1876 werd geopend, werd tussen Velsen en IJmuiden een spoorbrug over het kanaal aangelegd. Tussen station Velsen en de Velserspoorbrug werd in 1883 een enkelsporige aftakking van de spoorlijn Haarlem-Uitgeest richting IJmuiden geopend. De lijn liep oorspronkelijk tot aan de sluizen in het Noordzeekanaal waar aansluiting zou kunnen worden gegeven op de passagiersboten van en naar Engeland. Maar omdat deze vrijwel allemaal doorvoeren naar Amsterdam, werd het spoor in 1899 verlegd naar de vissershaven, waar toen het eindstation werd gebouwd. Nadat de kustplaats Zandvoort in trek raakte bij badliefhebbers, werd besloten een spoorlijn aan te leggen vanaf Haarlem door de duinen naar Zandvoort. Het spoor werd aangelegd als lokaalspoorlijn en geëxploiteerd door de Haarlem-Zandvoort-Spoorweg-Maatschappij (HZSM), geopend in 1881. In 1898 werd tussen Overveen en Zandvoort een zijspoor aangelegd naar het Waterleidingbedrijf Haarlem. Een dergelijk zijspoor naar een industrieterrein wordt ook wel een raccordement genoemd. In 1902 was de lokaalspoorlijn door de HSM omgebouwd tot hoofdlijn, in eerste instantie enkelsporig. In 1925 werd de Haarlem-Zandvoort-Spoorweg-Maatschappij opgeheven en werd de HSM officieel eigenaar van de spoorlijn (Giffen, K. van, 2006, pagina 256-271). 1
Zal verder worden aangeduid als HSM, omdat dat de meest gangbare afkorting van deze maatschappij is.
23
Historische sporen behouden
Aan het einde van de 19e eeuw werden diverse haltes en stations gebouwd, zoals aan de Zandvoortschelaan in Heemstede, aan de Mandpadslaan in Heemstede, aan de Zijlweg en Leidsestraat in Haarlem. In Bennebroek verrees een nieuw station, ontworpen door Dirk Margadant, die ondermeer het station van Bloemendaal heeft ontworpen. Margadant was als architect in dienst van de HSM. Hij ontwierp rond 1904 een nieuw station voor Haarlem, waarbij de gehele spoorbaan op een verhoogd tracé door de stad werd aangelegd. Aan de zuidwestzijde van de stad verrees een groot goederenemplacement. (Looyenga, pagina 221). In 1906 werd het nieuwe station van Haarlem in gebruik genomen. Ook in het zuidoostelijk deel van Zuid-Kennemerland werd een spoorlijn aangelegd, zodra het Haarlemermeer dat hier lag, was drooggemalen. Het betrof een lokaalspoorlijn van Haarlem naar Hoofddorp, deel uitmakend van diverse lokaalspoorwegen door de Haarlemmermeer zoals richting Uithoorn, Amsterdam en Leiden. Eind 19e eeuw werd de Hollandsche Elektrische Spoorweg Maatschappij (HESM) opgericht om de Haarlemmermeerlijnen te realiseren, maar omdat de HSM het belang van deze spoorlijnen inzag, wist zij voor een gering bedrag de HESM-aandelen in 1901 over te nemen. In 1906 werd gestart met de aanleg van de Haarlemmermeerspoorlijnen en in 1912 werden de trajecten Haarlem-Hoofddorp-Aalsmeer en Hoofddorp-Leiden in gebruik genomen. In tegenstelling tot de eerdere plannen, werd de lijn volledig met stoomtreinen gereden. De lijn naar Hoofddorp werd vanaf station Haarlem parallel aan de spoorbaan naar Amsterdam gebouwd, kruiste buiten de stad de Haarlemmer Trekvaart en ging door de polder via Vijfhuizen naar Hoofddorp. Al in het jaar van ingebruikname werd de exploitatie overgenomen door de HSM, hoewel de HESM formeel wel eigenaar bleef. De elf kilometer lange Haarlemmermeerlijn heeft nooit winst opgeleverd, mede door concurrentie van bus en vrachtwagen. Tijdens de crisisjaren werd dan ook in 1936 het personenvervoer op de lijn Haarlem-Hoofddorp stopgezet. (Giffen, K. van, 2006, pagina 272-275). In verband met het toenemende drukke scheepvaartverkeer werd in 1957 de Velsertunnel onder het Noordzeekanaal in gebruik genomen en kon de brug worden afgebroken. De eerste spoortunnel in Nederland was een feit. Deze werd iets ten oosten van de Velserspoorbrug gesitueerd. Het tracé van de spoorlijn werd hiervoor ook naar het oosten afgebogen om aan te kunnen sluiten op de nieuwe tunnel. Waar de nieuwe spoorlijn afweek van de oorspronkelijke lijn, werd een tweede station voor Santpoort gebouwd: station Santpoort-Noord. Het oude spoor bleef in gebruik voor de IJmondlijn naar IJmuiden, waarbij station Velsen-Zeeweg werd verbouwd. Het stationsontwerp van dit eenvoudige haltegebouwtje met houten puien en een lessenaardakje, gemaakt door architect W. Kloos, werd voor nog drie andere stations in Nederland gebruikt. Het ontwerp werd aangeduid als het “Standaardtype Velsen-Zeeweg”. Hoewel het visvervoer sinds de opening van station IJmuiden in 1899 fors groeide, bleek het personenvervoer niet rendabel omdat de lijn aan de rand van het dorp lag. Eind jaren ’80 werd een deel opgebroken, maar nog wel voor visvervoer gebruikt. In 1994 werd al het vervoer stopgezet. In augustus 1996 startte het bedrijf Lovers Rail opnieuw een reizigersdienst op de lijn door een trein vanaf Amsterdam Centraal over de IJmondlijn naar IJmuiden te laten rijden. Het eindstation van IJmuiden was in 1985 gesloopt, zodat een tijdelijk perron van steigerplaten werd aangelegd. Het reizigersvervoer liep echter opnieuw niet, zodat in december 1999 de spoorlijn opnieuw buiten gebruik werd gesteld. Het aansluitwissel op de Noord-Hollandse Lijn bij Santpoort-Noord werd opgetrokken en ondanks diverse studies naar mogelijke exploitatie werd in de zomer van 2010 bekend dat de spoorlijn wordt verkocht aan de gemeente Velsen die de lijn zal opbreken en over een deel van de lijn een nieuwe vrije busbaan aan gaat leggen, zodat de verbinding van Velsen en IJmuiden naar Haarlem-Noord verbeterd wordt. De laatste decennia werden veel stations in Zuid-Kennemerland gesloten voor het goederen- en reizigersverkeer, zoals Vogelenzang-Bennebroek, Santpoort-Zuid, Santpoort-Noord, DriehuisWesterveld en de stations en haltes in Velsen en IJmuiden. Een aantal daarvan kreeg een nieuwe functie in de vorm van winkel, kantoor of tandartsenpraktijk, maar ook zijn diverse stations gesloopt.
24
Historische sporen behouden
Tot slot van dit (spoorweg)erfgoedoverzicht in Zuid-Kennemerland ook aandacht aan de Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij, beter bekend als de HIJSM. Deze stichting is in 2000 opgericht met als doel om de IJmuider spoorlijn opnieuw in dienst te stellen als museumspoorlijn. Mede door tegenwerking van de gemeente Velsen kwam dit project niet van de grond, hoewel de vereniging wel veel oud spoorwegmaterieel verzamelde dat door de Nederlandse Spoorwegen in de loop van de tijd is afgedankt. Veel van het door de HIJSM aangeschafte materieel is in een eigen werkplaats op het emplacement van station Haarlem gerestaureerd, zodat dit voor het nageslacht behouden kan blijven. Echter, doordat in 2010 bekend werd dat de voormalige IJmondlijn verkocht is en gesloopt gaat worden, bleek de doelstelling van de HIJSM niet haalbaar. Daarnaast kreeg ze van ProRail, de eigenaar van het emplacement in Haarlem, te horen dat de locatie binnenkort opgeheven moet worden, omdat op de plaats van het opstelterrein van de HIJSM werkzaamheden staan gepland. De HIJSM heeft dan ook in november 2010 besloten om zich in het vervolg uitsluitend te richten op het behoud van materieel dat niet door het Spoorwegmuseum in Utrecht wordt geconserveerd. De HIJSM zal dat materieel op kleine schaal restaureren en weer rijvaardig maken, om het daarna over te dragen aan andere stichtingen zoals de STIBANS (Stichting tot Behoud van Af te voeren Nederlands Spoorwegmaterieel) (Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij, z.j.).
3.4.
Wat nog resteert: actieve en stille getuigen van een rijk spoorwegverleden
De afgelopen (ruim) 170 jaar is er veel gebouwd en verbouwd aan en rondom het railnet in ZuidKennemerland, in paragraaf 3.3. kort weergegeven. Een gedetailleerd overzicht van alle objecten langs de lijn die zijn verdwenen of nog aanwezig zijn, voert in dit verband te ver. Een globale inventaris van het spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland anno 2011 volgt in bijlage 1.
3.5.
Bedrijven en instellingen rondom de Kennemerse spoorlijnen
Bij de aanleg van de diverse spoorwegen in Zuid-Kennemerland zijn veel verschillende overheidsdiensten betrokken geweest. Daarnaast hebben veel bedrijven op een of andere manier te maken gehad met de spoorwegen in deze regio. Deze zullen in onderstaande paragraaf kort de revue passeren. Vaak hebben deze bedrijven een of meerdere naamswijzigingen ondergaan. Er is geprobeerd zoveel mogelijk de meest recente naam in de periode dat het bedrijf met de spoorwegen te maken had, te hanteren. De instellingen en bedrijven worden op alfabetische volgorde besproken. 3.5.1. Afvalverwerking Spaarnelanden N.V. (waaronder Afvalverwerking Zuid-Kennemerland) In 1877 begon de gemeente Haarlem met het ophalen van huisvuil. De dienst Gemeentereiniging, Haven- en Marktwezen te Haarlem liet in de jaren ’70 van de vorige eeuw een vuiloverlaadstation bouwen aan de Jan van Krimpenweg in Haarlem, zodat het huisvuil kon worden overgeslagen van de vrachtauto op de trein. Nadat het ophalen van het huisvuil van de gemeenten Bennebroek, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemstede en Zandvoort door de Afvalverwerking ZuidKennemerland (AZK) werd verzorgd, is dit werk vanaf 1 januari 2008 in handen overgegaan van Afvalverwerking Spaarnelanden N.V. Het afval wordt tegenwoordig per spoor naar het Afval Energie Bedrijf (AEB) in Amsterdam vervoerd (Spaarnelanden N.V., 2011/ Gemeente Haarlemmerliede, 2007).
25
Historische sporen behouden
3.5.2. Begraafplaats & Crematorium Westerveld te Driehuis In 1890 werd op landgoed Westerveld bij Driehuis een begraafplaats in gebruik werd genomen. Voor het vervoer van overledenen vanuit Amsterdam naar Westerveld werd een zijlijn aangelegd van de spoorlijn tussen Haarlem en Uitgeest. Dit zijspoor bij Driehuis liep tot op de begraafplaats, waar een begrafenisstation inclusief aula verrees. Speciale rouwtreinen reden vanuit Amsterdam naar DriehuisWesterveld. Vanaf de jaren ’10 van de vorige eeuw werd de voorkeur gegeven aan de auto voor het lijkvervoer, zodat het spoor in onbruik raakte. De laatste begrafenis per spoor vond plaats in 1914. Tussen 1905 en 1914 zijn er in totaal 42 rouwtreinen naar Westerveld gereden. In 1962 is het station op begraafplaats Westerveld afgebroken omdat restauratie niet meer verantwoord werd geacht. Op dezelfde plaats verrees een nieuwe aula. (Sliggers, B.C., 1988, pagina 9-33). 3.5.3. Conservenfabriek van de N.V. Blad & Van de Vijver In 1916 werd aan de Haarlemmermeerlijn in Hoofddorp een spooraansluiting naar de conservenfabriek van de N.V. Blad & Van de Vijver aangelegd. De fabriek werd in 1916 door C. Blad uit Rotterdam opgericht. Hier werden groenten (zuurkool, snijbonen, augurken, uien, bloemkolen) voor export geconserveerd. Er was op het hoogtepunt van het bedrijf in 1918 plaats voor 25.000 houten vaten, waarbij 10% van het aantal vaten voor binnenlands gebruik gereserveerd moest worden. In verband met de Eerste Wereldoorlog was er namelijk door Engelsen een voedselblokkade opgeworpen om Duitsland uit te schakelen. In het neutrale Nederland zagen echter veel leveranciers hun kans schoon om tegen aanzienlijke betaling de Duitsers van voedsel te voorzien. Met dit doel werd ook de conservenfabriek in Hoofddorp opgericht. Kort na de start ging Blad een compagnonschap aan met Dirk van de Vijver uit Rijnsburg. Wanneer deze naamloze vennootschap werd opgericht is niet bekend, het is niet terug te vinden in de vennootschapsregisters van het Kanton Haarlemmermeer. Het is ook niet bekend tot wanneer deze duurde, maar niet lang: al spoedig stond Van de Vijver er alleen voor. De fabriek bood werk aan diverse honderden vrouwen en tientallen kinderen maar na de capitulatie van Duitsland in 1918 stortte de markt in en hoewel er handelscontacten met Rusland tot stand kwamen, redde de conservenfabriek in Hoofddorp het niet. Bij een boottocht met conserven naar Rusland liep een schip bij Terschelling op een mijn. Hierbij kwam Dirk van de Vijver om. Een tweede schip verging later in een vliegende storm. Het verlies van deze ladingen kon het bedrijf niet bolwerken zodat de conservenfabriek failliet ging. In welk jaar dat exact is geweest, is niet duidelijk maar het zal in 1919 of 1920 zijn geweest. Het fabriekscomplex werd na jaren van leegstand en verval in 1930 afgebroken, evenals de in 1916 aangelegde spoorwegaansluiting op de Haarlemmermeerspoorlijn (Wegman, W., 2007, pagina 68-71). 3.5.4. Dienst Publieke Werken Gemeente Bloemendaal In 1931 werd de Dienst Publieke Werken van de gemeente Bloemendaal ingesteld, waarvoor een gemeentewerf aan de Brouwerskolkweg in Overveen werd gebouwd. Op deze gemeentewerf stond ondermeer een eigen asfaltfabriek zodat de gemeente zelf asfalt kon produceren voor de eigen wegenbouw. Twee jaar na de oprichting, in 1933, werd naast het raccordement naar het Gemeentelijk Waterbedrijf Haarlem (zie paragraaf 3.5.6.) aan de Zandvoortse Lijn een spooraansluiting naar de gemeentewerf aangelegd. In 1958 werd deze weer opgebroken. 3.5.5. Energiebedrijf Haarlem (EBH) In 1836 opende de Imperial Continental Gas Association (ICGA) uit Londen een gasfabriek in Haarlem.
26
Historische sporen behouden
Nadat echter het contract met de ICGA op 31 december 1902 niet werd verlengd wegens te hoge kosten en te slechte gaskwaliteit, werd besloten een eigen gasfabriek voor Haarlem op te richten. In de Veerpolder werd een kolenstokerij, twee gashouders en een haven met loskade voor de kolenschepen aangelegd. Naast de gasfabriek verrees een elektriciteitscentrale met ketelhuis en schoorsteen. Daarnaast werden de nodige kantoren, magazijnen, schaftlokalen, een directiegebouw, smederij en badhuis gebouwd. In oktober 1902 kwam het complex met de naam Gemeente Lichtfabrieken (GLF) gereed. Door het enorme succes werd al in 1906 een watergasfabriek gebouwd en in 1912 werd het bedrijf officieel gescheiden in het Gemeente-Gasbedrijf en het Gemeente-Elektriciteitsbedrijf (GEB). Nadat in de jaren ’60 van de vorige eeuw de omschakeling op aardgas plaatsvond, werd op 12 juli 1968 de eigen stroomopwekking met behulp van turbines gestopt. De schoorsteen werd in 1970 opgeblazen. Daarentegen werd vanaf 1979 de distributie van het kabelsignaal in Haarlem door het GEB verzorgd. Vanaf 1 januari 1990 werd het GEB de NV Energiebedrijf Haarlem (EBH) (Vlijmen, M. van., 1995, pagina 10-76). Nadat de EBH in 1994 een nieuw complex aan de Oudeweg in gebruik nam, is de Lichtfabriek op het oude complex na enkele jaren leegstand door de gemeente Haarlem verbouwd tot creatief bedrijventerrein, waarbij de Lichtfabriek fungeert als podium voor evenementen en feesten van uiteenlopende aard (Fritz, J. 12 december 2009). 3.5.6. Gemeentelijk Waterbedrijf Haarlem In 1898 werd de Haarlemsche Waterleiding opgericht, ook wel Gemeentelijk Waterbedrijf genoemd. Dit bedrijf onttrok water aan de duinen ten westen van Haarlem, in de omgeving van Bloemendaal en Overveen uit een duingebied van 100 meter breed bij 5 kilometer lengte. Bij Overveen verrees aan de Tetterodeweg een machinegebouw en op een vlakbij gelegen duintop van 22 meter hoogte werd een watertoren gebouwd (Hollaar, H., Sluys, P.M. van, pagina 1-12) Gelijktijdig met de oprichting werd een spooraansluiting van de Zandvoortse Lijn naar het pompgebouw aangelegd, zodat de kolen voor de stoomketels van het pompgebouw konden worden aangevoerd. In de jaren ’50 van de vorige eeuw is het spoorvervoer voor het Gemeentelijk Waterbedrijf opgeheven. Op 23 april 1983 kwam het tot een fusie tussen de gemeenten Haarlem, Velsen, Zandvoort en Bloemendaal. De Gemeenschappelijke Regeling Waterleidingbedrijf ZuidKennemerland was een feit (Leeuwen, K. van, 1995, pagina 25). Het Waterleidingbedrijf ZuidKennemerland (WLZK) fuseerde in 1997 met PWN: het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN, z.j.). Het lossen van verharding voor de Zeeweg tussen Haarlem en Zandvoort op het raccordement van het Gemeentelijk Waterbedrijf Haarlem, 1910. Foto: Collectie Noord-Hollands Archief. 3.5.7. Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) Voor de aanleg van de eerste spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem werd in 1837 besloten om de concessie daarvoor over te dragen aan een nieuw op te richten onderneming: de Hollandsche IJzeren
27
Historische sporen behouden
Spoorweg Maatschappij, afgekort tot HIJSM of HSM. Deze onderneming legde niet alleen de Oude Lijn van Amsterdam naar Rotterdam via Haarlem aan, ook de Oosterspoorweg (Amsterdam-AmersfoortZutphen), de Betuwelijn (Elst-Dordrecht), de stoomtramverbinding van station Den Haag Hollandsch Spoor naar Scheveningen, de trein/bootverbinding Amsterdam-Enkhuizen-Stavoren-Leeuwarden en nog diverse andere spoor- en tramlijnen waren het eigendom van de HSM. Om het aantal verschillende particuliere spoorwegmaatschappijen in Nederland te verminderen, werd in 1917 door de HSM samen met de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS) de belangenmaatschap Nederlandse Spoorwegen (NS) opgericht. Vanaf 1930 werd de naam van de HSM veranderd in NV Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. Vanaf 1938 gingen beide maatschappijen verder als N.V. Nederlandsche Spoorwegen (Giffen, K. van, 2006, pagina 17-25). 3.5.8. Haarlem-Zandvoort Spoorweg Maatschappij (HZSM) De Haarlem-Zandvoort Spoorweg Maatschappij was de eerste lokaalspoorweg in Nederland en werd in 1881 opgericht door de gebroeders Eltzbacher uit Amsterdam en de heer Sulzbach uit Frankfurt am Main. Deze maatschappij legde de lokaalspoorlijn Haarlem-Overveen-Zandvoort aan, die in 1881 werd geopend. De HZSMj heeft niet lang bestaan, al in 1889 werd de exploitatie van de lijn HaarlemZandvoort overgenomen door de Hollansche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HSM), die het traject in 1902 openden als hoofdspoorweg. Het materieel werd in bruikleen gegeven aan de HSM, en pas in 1898 officieel aan die maatschappij verkocht (Wijk Jurriaanse, N.J. van., 1978, pagina 16-20). 3.5.9. Hollandsche Elektrische Spoorweg Maatschappij (HESM) De HESM werd in 1898 opgericht voor de aanleg van de Haarlemmermeerlijnen, maar door overname van de aandelen door de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM, afgekort tot HSM) werd de feitelijke exploitatie door laatstgenoemd bedrijf uitgevoerd. Bij het beëindigen van de dienst op een groot aantal van de Haarlemmermeerlijnen in 1936, werd de HESM opgeheven. 3.5.10. Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes J.J. Beijnes opende in 1858 aan het Stationsplein in Haarlem een fabriek om rijtuigen voor de spoorwegen te bouwen. De ‘Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes’ groeide snel: een tweede vestiging verscheen aan de Verspronckweg met een spooraansluiting op het westelijke emplacement van station Haarlem. De fabriek aan het Stationsplein had een spoorverbinding ten oosten van het station. Verdere groei van het bedrijf was echter in Haarlem niet mogelijk, zodat in 1950 het bedrijf naar Beverwijk verhuisde. Acht jaar later, in 1958 werd het fabrieksterrein aan het Stationsplein gesloopt en in de jaren ’70 van de vorige eeuw werd het terrein opnieuw bebouwd. De loods aan de Verspronckweg kwam in gebruik als papieropslag van Uitgeverij De Spaarnestad en sinds de jaren ’80 is hier de Karwei gevestigd. Overigens heeft Beijnes het in Beverwijk niet lang meer volgehouden: in 1963 sloot het bedrijf haar deuren (Giffen, K. van, 2006, pagina 415-436). De fabriek van J.J. Beijnes aan het Stationsplein in Haarlem in 1896 (Foto: collectie Noord-Hollands Archief) en dezelfde locatie in 2011.
28
Historische sporen behouden
3.5.11. Nederlandse Spoorwegen (NS) Nadat de grote Nederlandse spoorwegmaatschappijen HSM en de SS al sinds 1917 een samenwerkingsverband hadden en de belangenmaatschappij Nederlandse Spoorwegen hadden opgericht, werd vanaf 1 januari 1938 de N.V. Nederlandse Spoorwegen een feit. Deze exploiteert sindsdien het grootste deel van het reizigersvervoer in Nederland. 3.5.12. NedTrain Het tijdelijke eerste station van Haarlem bezat eveneens een wagenmakerij, smederij, magazijn en een bureau. Het was echter nodig om een goede werkplaats te creëren om onderhoud uit te voeren aan het snel uitbreidende wagenpark van de HSM. In 1844 werd dan ook in Haarlem op de plaats van het eerste station, waarvoor in de plaats een nieuw station was gekomen richting het westen, een officiële werkplaats begonnen. De Centrale Werkplaats werd in latere jaren aangeduid als Hoofdwerkplaats en Revisiebedrijf Haarlem. Tegenwoordig is het complex de werkplaats van NedTrain, een vanaf 1992 verzelfstandigd onderdeel van de NS dat het onderhoud aan locomotieven en rijtuigen uitvoert. In de loop van de jaren is het complex sterk uitgebreid, ook ten noorden van de spoorlijn AmsterdamHaarlem. Nadat in 1984 een grootscheepse renovatie van start ging, is als meest recente in 2010 en 2011 de grote werkplaatsloods uitgebreid, speciaal bedoeld om het oude dubbeldeksmaterieel van de NS te herstellen en te verbeteren (Ingen, A. van, 1994, pagina 17-120). 3.5.13. Provinciaal Ziekenhuis Meer en Berg Meer en Berg in Santpoort was oorspronkelijk een hofstede te Santpoort dat zich ontwikkelde tot buitenplaats. In 1844 kocht de provincie Noord-Holland het landgoed waarna J.D. Zocher jr. een gesticht met bijbehorende kerk, directeurswoning, portiershuisje etc. ontwierp. (Voorst Vader-Duyckinck Sander, H. van, 1992, pagina 4-6). Vanaf station Santpoort-Zuid werd al in 1870 een spoorlijn aangelegd en gebruikt voor de kolenbezorging aan het ketelhuis, aanvoer van zout en aardappelen en de afvoer van het afval van de gasfabriek. Eerst werd de tractie verzorgt door paarden uit de eigen stallen, in 1924 werd een locomotief aangekocht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het spoor op 4 en 5 februari 1943 door de bezetter gebruikt om 1300 patiënten en 400 personeelsleden met personentreinen over dit spoor te evacueren naar gestichten in Den Dolder, Vught, Woensel, Deventer, Warnsveld en Zutphen. De omgeving van Meer en Berg werd namelijk door de Duitsers omgevormd tot verdedigingslinie in het kader van de Atlantikwall. Met ziekenauto’s werden de patiënten naar de treinen gebracht, lopende patiënten kwamen in groepen aan en per doorlopende trein (zogenaamde D-treinen) die dus onderweg nergens halt hielden, werden de bewoners van Meer en Berg geëvacueerd. Het spoor was hierbij al niet meer al te best; na elk transport moesten de rails weer op de bielzen vastgenageld worden. (Noord-Hollands Archief, Archief Provinciale Ziekenhuizen (1849-1950), inventarisnummer 363). De lijn werd in 1954 buiten gebruik gesteld en twee jaar later grotendeels opgebroken. Ook de overige goederensporen bij station Santpoort-Zuid zijn verdwenen. Tegenwoordig is er een kantoor in het complex Meer en Berg gevestigd maar zijn er plannen om het gebied een nieuwe bestemming te geven (Voorst Vader-Duyckinck Sander, H. van, 1992, pagina 4-6). 3.5.14. Staatsvissershavenbedrijf (SVHB) IJmuiden Nadat in 1876 het Noordzeekanaal was aangelegd en in IJmuiden een vissershaven ontstond, werd in 1896 een nieuwe vissershaven met visafslag door de overheid aangelegd. Eerst werd deze geëxploiteerd door particuliere vishandelaren maar omdat er misbruik werd gemaakt van de vissers, werd in 1899 ingesteld dat de verkoop van vis uitsluitend publiek in de vishal mocht plaatsvinden door
29
Historische sporen behouden
rijksambtenaren. De Rijksvisafslag van IJmuiden ontstond op 1 juli 1899. Nadat het tijdelijk Vissershavenbedrijf werd genoemd, heette het bedrijf vanaf 1931 Staatsvissershavenbedrijf (SVHB) tot het in 1989 in particuliere handen overging en het Zeehaven IJmuiden N.V. werd. Tot de Tweede Wereldoorlog vond het grootste deel van het visvervoer per spoor plaats, tot in de jaren ’50 en ’60 het wegvervoer de concurrentiestrijd won en begin jaren ’70 het visstation werd gesloopt (DHondt, J.J., 2005) 3.5.15. Vuil Afvoer Maatschappij (VAM) In het Drentse Wijster werd in 1929 de Vuil Afvoer Maatschappij (VAM) opgericht met als doel huisvuil vanuit de Randstad te composteren in gebieden waar de grond schraal was. Op diverse punten in het land zijn overslagstations op de treinen, waarvandaan treinen naar Wijster rijden. Een van deze overslagpunten bevond zich lange tijd te Zandvoort. Vanaf 1991 maakt Zandvoort gebruik van het overslagstation in Haarlem (zie paragraaf 3.5.1). De VAM is tegenwoordig een onderdeel van Attero (vroeger Essent Milieu) (Encyclopedie Drenthe Online, z.j.). 3.5.16. Overheid Ook in veel overheidsarchieven is informatie te vinden over de spoorwegen. Met betrekking tot de politieke besluitvorming rondom de aanleg van een spoorlijn is veel te vinden bij diverse afdelingen van ministeries zoals het Ministerie van Binnenlandse Zaken, -van Financiën en -van Waterstaat, Handel en Nijverheid. In paragraaf 4.4.2 wordt hier verder op ingegaan. Ook de gemeenten waar de spoorlijnen in Zuid-Kennemerland doorheen lopen, hebben een rol gespeeld bij de aanleg en ontwikkeling van het railnet en zijn daar nog steeds zijdelings bij betrokken. Dit zijn de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede & Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemstede, Velsen en Zandvoort. Hierbij valt te denken aan bouwdossiers en vergunningsverleningen, stukken over verkoop van grond, verslagen van raadsvergaderingen etc. 3.5.17. Musea, stichtingen, organisaties etc. Tot slot zijn er diverse stichtingen en instellingen die zich bezig houden met cultuur, waaronder specifiek spoorwegerfgoed in de regio van Haarlem. Dit zijn het Spoorwegmuseum in Utrecht en de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed (BOEi). Tot slot wordt hier de Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij (HIJSM) genoemd, in paragraaf 3.3. besproken.
3.6.
Conclusie
Onder spoorwegerfgoed verstaan we zowel roerende als onroerende objecten die een rol van betekenis vervullen of hebben vervuld bij de exploitatie van een spoorwegmaatschappij. Deze objecten zijn dusdanig representatief, authentiek en uniek, dat we ons samen met de hierbij behorende documenten ons een beeld kunnen vormen van het spoorwegverleden in hedendaagse kaders. Spoorwegerfgoed is te verdelen in roerend erfgoed, onroerend erfgoed en de bronnen hierover. Rondom de Oude Lijn zijn veel oorspronkelijke objecten zijn verdwenen, waarvan er twee uit de eerste jaren bewaard zijn gebleven in het Spoorwegmuseum. Toch is de Oude Lijn erg uniek en dus als spoorwegerfgoed aan te merken. Dit geldt ook voor de andere lijnen in Zuid-Kennemerland. Alle objecten die aan te merken zijn als spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland, zijn weergegeven in bijlage 1. De archiefvormers, betrokken bij de spoorwegen in Zuid-Kennemerland, zijn eveneens opgenomen in bijlage 1.
30
Historische sporen behouden
4. Archiefinstellingen en spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland Bij het in hoofdstuk 3 behandelde spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland hebben diverse bedrijven en instanties een rol van betekenis gespeeld. In dit hoofdstuk worden deze in kaart gebracht en wordt geanalyseerd in hoeverre en waar de archieven van deze instanties zijn ondergebracht bij archiefdiensten.
4.1.
Inventarisatie van industrieel erfgoed
Behoud van materieel cultureel erfgoed kan niet zonder aandacht voor de bronnen die ons informatie verschaffen over het erfgoed. Archief is namelijk niet alleen een middel voor de overheid om beleid te bepalen en staat niet alleen burgers ten dienste voor het bewijzen van hun rechten en plichten, maar is ook bedoeld om herinneringen vast te houden (Duparc, F.J., 1975, pagina 397). De erfgoedobjecten zijn, zeker na herbestemming, nog wel fysiek aanwezig, maar zeggen weinig meer over de werkprocessen die hier plaatsvonden. Deze werkprocessen zijn te reconstrueren met behulp van archiefmateriaal. Archief wordt bijgehouden vanwege de bewijswaarde en om aan te kunnen tonen dat een bepaalde handeling is verricht (Horsman, 2006, pagina 17). Vanuit een heel andere invalshoek kan een archief ook erg waardevol zijn: voor spoorwegliefhebbers kan bijvoorbeeld een bepaald bedrijfsarchief interessant zijn wanneer dit bedrijf de aan- en/of afvoer van haar producten per spoor deed plaatsvinden. Deze archieven zijn cultureel en wetenschappelijk gezien erg waardevol omdat dit materiaal uniek en authentiek is: het betreffen bronnen met informatie uit eerste hand. Hoewel deze erfgoedfunctie niet de primaire functie van archieven is, benadrukte de ‘Commissie Waardering en Selectie’ in het rapport ‘Gewaardeerd verleden’ om al bij het vormen van archieven na te denken over de waardering en het erfgoedbelang hierbij een rol te laten spelen (Bongenaar, A.C.V.M, Jeurgens, K.J.P.F.M., Windhorst, M.C., 2007, pagina 11-16). In 1986 is het ‘Monumenten Inventarisatie Project’ (MIP) gestart om een complete inventarisatie van jongere bouwkunst en stedenbouw uit de periode 1850-1945 in Nederland te realiseren. Per gemeente werden waardevolle objecten in woord en beeld beschreven. De MIP-objecten, verzameld tot 1994, zijn te vinden in een dataset op de site van de KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH). Naast deze integrale inventarisaties van industrieel erfgoed zijn er ook diverse initiatieven ontplooid per onderdeel van het industrieel erfgoed of per regio. Hierbij valt te denken aan inventarisatie van gemalen, zuivelfabrieken, de bloembollencultuur of aan het inventariseren van industrieel erfgoed in Rotterdam.
4.2.
Landelijke initiatieven voor inventarisatie van spoorwegerfgoed
Mede naar aanleiding van de snelle ontwikkelingen op spoorweggebied na de Tweede Wereldoorlog (wederopbouw, elektrificatie, automatisering van de beveiliging en modernisering van stations) werd in 1981 als onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB) de Werkgroep Spoorwegmonumenten opgericht met als doel het inventariseren van spoorwegmonumenten van voor 1955. Door middel van het aldus ontstane overzicht was het mogelijk om tot verantwoorde selectie en eventuele bescherming van spoorwegmonumenten over te gaan. De werkgroep was met de behaalde resultaten in staat advies te geven aan verantwoorde instanties als de NS en de Rijksdienst voor Monumentenzorg (Meene, J.G.C. van de, Nijhof, P., 1985, pagina 7-9). Recenter zijn vijftig stations door NS en Prorail aangewezen als representatief voor het gebouwenbezit van deze twee bedrijven. Deze stations zijn aangeduid als ‘De Collectie bijzondere stationsgebouwen in
31
Historische sporen behouden
Nederland’ en worden besproken in een gelijknamig boek (Brinkman, E., Bureau Spoorbouwmeester, ’t Hart, R., Heringa, H., Rotterdam Crimson Architectural Historians, Schiedam Urban Fabric. (2009). Pagina 5-15).
4.3.
Documentatie van industrieel erfgoed
Vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw is er naast het behoud van het industriële erfgoed, ook toenemende aandacht voor de documentatie van dat erfgoed. In 1985 werd de stichting ‘Documentatiecentrum Industrieel Erfgoed Nederland’ (DIEN) opgericht met als doel het verzamelen van gegevens over industrieel erfgoed in een databank. DIEN is nog in de vorige eeuw geliquideerd omdat het met de toenmalige technische middelen niet haalbaar bleek om alles met betrekking tot industrieel erfgoed te documenteren in een systeem. In 1993 is in de reeks Historische Bedrijfsarchieven het deel ‘Spoorwegen en wegvervoer’ verschenen. Deze uitgave is samengesteld door het NEHA en geeft een overzicht van alle relevante archieven van spoorwegmaatschappijen, busmaatschappijen enzovoort. 4.3.1. Bedrijfsarchieven Een belangrijk onderdeel van de documentatie over industrieel erfgoed vormen de bedrijfsarchieven. De aanwezigheid van deze archieven en locatie waar deze zich bevonden, werden vroeger door het ‘Centraal Register van Particuliere Archieven’ (CRPA) geregistreerd in een databank. Dit register is tegenwoordig in te zien bij het Nationaal Archief in Den Haag maar wordt al ruim tien jaar niet meer bijgehouden. Daarnaast waren wat betreft archiefdiensten het Nederlands Economisch-Historisch Archief (NEHA) en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, beide te Amsterdam en het Sociaal-Historisch Centrum voor Limburg in Maastricht actief op het gebied van documentatie over industrieel erfgoed door het verwerven van bedrijfsarchieven. In 1993 werd bij het NEHA het BedrijfsArchieven Register Nederland (BARN) gepubliceerd (Nederlands Economisch-Historisch Archief, BedrijfsArchieven Register Nederland). Ook dit register is niet meer actueel. Daarentegen is in 2005 de stichting Nationaal Business Archief (NBA) opgericht die zich ten doel stelt om bedrijfsarchieven digitaal aan te bieden, waaronder de informatie van het CRPA en het BARN. Dit gebeurt op initiatief van het Netwerk Voor Bedrijfsmatig Archiveren (NVBA), de voormalige Nederlandse Vereniging voor Bedrijfsarchivarissen (Bongenaar, A.C.V.M, Jeurgens, K.J.P.F.M., Windhorst, M.C., 2007, pagina 50). Het verwerven van overheidsarchieven, waarin regelmatig relevante informatie in aanwezig is over industrieel erfgoed, is wettelijk vastgelegd in de Archiefwet 1995. Dat is echter niet het geval voor particuliere archieven, waar bedrijfsarchieven onder vallen. Er zit vaak weinig structuur in- en beleid achter de verwerving (acquisitie) van dit archiefmateriaal. Om dit tegen te gaan, werd in de jaren ’80 de ‘Projectgroep acquisitie van particuliere archieven’ opgericht die zich speciaal richtte op de acquisitie van bedrijfsarchieven. In 1986 verscheen het rapport ‘De rijksarchiefdienst en de acquisitie van bedrijfsarchieven; een verkenning’. Hieruit vloeit als belangrijkste conclusie naar voren dat in verband met de enorme hoeveelheid aan bedrijfsarchieven, per regio selectie op bedrijfstakniveau noodzakelijk is. Dit is echter niet voldoende, ook bleek een acquisitiebeleid per bedrijfstak op provinciaal niveau nodig. Daarnaast werd aanbevolen om geacquireerde archieven grondig op te schonen zodat alleen het materiaal overbleef dat nodig is voor een goede beeldvorming van het industriële verleden van het bedrijf (Nijhof P., 1987, pagina 34-44).
32
Historische sporen behouden
4.3.2. Documentatiemateriaal Naast het acquireren van bedrijfsarchieven is het verwerven van overig documentatiemateriaal zoals foto’s, boeken, tijdschriften, video’s etc. ook een belangrijk aandachtsgebied voor een archief als regionaal historisch centrum. Er zijn namelijk veel maatschappelijke handelingen en activiteiten waarbij geen neerslag van handelen ontstaat en dus geen archiefmateriaal is overgeleverd. In paragraaf 5.3.4. wordt daar nader op ingegaan.
4.4.
Archiefdiensten met informatie over spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland
Om te onderzoeken in hoeverre archiefbronnen met betrekking tot industrieel erfgoed geacquireerd zijn door archiefdiensten, wordt in dit hoofdstuk de aanwezigheid van relevante bronnen over het spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland bij diverse daarvoor in aanmerking komende archiefdiensten onderzocht. Hierbij wordt gekeken of archiefmateriaal van de in paragraaf 3.5. genoemde archiefvormers geacquireerd is. De archieven die zijn gerelateerd aan spoorwegerfgoed, zijn te verdelen in vier soorten: -Archieven van spoorwegmaatschappijen; -Archieven van overheidsinstellingen; -Archieven van bedrijven met een eigen spooraansluiting; -Archieven van musea, stichtingen, verenigingen etc. 4.4.1. Archieven van spoorwegmaatschappijen Naast de archieven van de provincie en stad Utrecht, beheert het Utrechts Archief ook de archieven van vrijwel alle Nederlandse spoorwegmaatschappijen. In totaal is hier circa 1600 meter aan spoorwegarchieven te vinden. Tot in de jaren ’90 van de vorige eeuw waren de archieven van veel spoorwegmaatschappijen bij verschillende archiefdiensten ondergebracht, soms ook per spoorwegmaatschappij bij meerdere archiefdiensten. Dat is de laatste jaren zoveel mogelijk gecentraliseerd in Utrecht (Utrechts Archief, z.j.; Knaap, G.A. van der/NEHA, 1993, pagina 51-69). Het archief van iedere spoorwegmaatschappij heeft een aparte inventaris. Daarnaast is het archief van de Nederlandse Spoorwegen opgesplitst per dienstonderdeel. Relevant archiefmateriaal over spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland bevindt zich in de archieven in bijlage 2.1. 4.4.2. Archieven van overheidsinstellingen Met betrekking tot de politieke besluitvorming rondom de aanleg van spoorlijnen is veel in de archieven van de diverse ministeries terug te vinden. Deze archieven zijn aanwezig bij het Nationaal Archief in Den Haag. Zie bijlage 2.2. Diverse gemeenten waren betrokken bij de aanleg van de spoorlijnen door Zuid-Kennemerland. Binnen de archieven van deze gemeenten kunnen in de raadsverslagen, minuten van in- en uitgaande stukken en in de bouwvergunningen gegevens over spoorwegerfgoed te vinden zijn. Aangezien het Noord-Hollands Archief (NHA) in Haarlem het regionaal historische informatiecentrum voor de provincie Noord-Holland, de provinciehoofdstad Haarlem en de gemeenten Aalsmeer, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort is, bevinden de archieven van de gemeentebesturen in ZuidKennemerland zich hier. Zie bijlage 2.3.
33
Historische sporen behouden
4.4.3. Archieven van bedrijven met een eigen spooraansluiting Diverse bedrijven hebben een eigen spooraansluiting op de spoorlijnen in Zuid-Kennemerland (gehad). Hieruit kan een beeld worden gevormd van de manier waarop de spoorwegaansluiting tot stand kwam en wat er per spoor vervoerd werd. Zie bijlage 2.4. De archieven van de volgende bedrijven en instellingen zijn niet door een archiefinstelling geacquireerd: -Afvalverwerking Zuid-Kennemerland (AZK); -Spaarnelanden N.V. te Haarlem; -Nedtrain te Haarlem (Vanaf 1992 werd dit bedrijf een verzelfstandigde tak, ontstaan uit de NS. Het archiefmateriaal voor 1992 bevindt zich dus in het Utrechts Archief (toegang 952). Zie daarvoor paragraaf 4.3.1.); -Conservenfabriek N.V. Blad & Van de Vijver te Hoofddorp; -Begraafplaats & Crematorium Westerveld te Driehuis. 4.4.4. Musea, stichtingen, verenigingen etc. Naast bovenstaande archieven zijn er nog diverse archieven waaruit een beeld kan worden gevormd van het spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland. Zo bevindt zich bij het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam het archief van HIJSM-architect Christiaan Bernard Posthumus Meyjes jr. die een wachthuis op het station Vogelenzang-Bennebroek heeft ontworpen. De Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en Tramwegwezen (NVBS) heeft niet met specifiek spoorwegen in Zuid-Kennemerland te doen omdat zij niet is betrokken geweest als archiefvormer rondom het spoorwegerfgoed in deze regio. Toch wordt de NVBS in dit verband genoemd omdat zich daar een grote collectie archiefmateriaal over de Nederlandse Spoorwegen bevindt met daarin gegevens over treinmaterieel, dienstregelingen en infrastructuur. Daarbij probeert de NVBS bewust geen schaduwarchief te zijn van de spoorwegarchieven bij het Utrechts Archief maar zich te richten op materiaal dat niet in Utrecht aanwezig is. Het betreft veel materiaal dat door spoorweghobbyisten vanaf circa de jaren ’20 is verzameld over treinsamenstellingen, de levensloop van locomotieven, bedieningsvoorschriften van baanvakken (stukken spoorbaan) etc. Tot slot kan zich ook bij stichtingen en verenigingen die tot doel hebben industrieel (spoorweg)erfgoed te behouden, relevant archiefmateriaal bevinden over de spoorwegen in Zuid-Kennemerland. Allereerst noemen we hier het Spoorwegmuseum in Utrecht, waar bijvoorbeeld documenten zijn over het transport van de spoorbrug bij Halfweg naar het Spoorwegmuseum. Ook BOEI, de ‘Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed’, heeft relevant archiefmateriaal. BOEi is in 2007 eigenaar geworden van de 2e Werkplaats Seinwezen in Haarlem en heeft het gebouw gerestaureerd en een herbestemming gegeven. Het archief van BOEi blijkt niet door een archiefinstelling geacquireerd. Zie ook de tabel in bijlage 2.5.
4.5.
Conclusie
In tabel 3 van bijlage 1 is weergegeven van welke archiefvormers met een relatie tot het spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland archiefmateriaal aanwezig is bij het Noord-Hollands Archief of een andere archiefinstelling. De archieven van de Afvalverwerking Zuid-Kennemerland en van Spaarnelanden N.V. bevinden zich bij laatstgenoemd bedrijf. Of er archiefmateriaal van de Conservenfabriek N.V. Blad & Van de Vijver bewaard is gebleven, is niet te achterhalen. De overige archieven bevinden zich nog bij de bedrijven, stichtingen en musea zelf.
34
Historische sporen behouden
5. Erfgoed en het acquisitiebeleidsplan In dit hoofdstuk wordt bekeken in hoeverre archiefdiensten in binnen- en buitenland in hun acquisitiebeleidsplan aandacht besteden aan het verwerven van archieven met betrekking tot industrieel erfgoed.
5.1.
Acquisitie van particuliere archieven
In de Archiefwet 1995 is vastgelegd welke archieven verplicht na een bepaald aantal jaar moeten worden overgedragen aan een daartoe bevoegde archiefdienst. Overheidsarchieven worden na 20 jaar overgebracht naar rijksarchieven in de provincie. In artikel 12 staat: ‘De zorgdrager brengt de archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar over naar een archiefbewaarplaats’ (Archiefwet 1995). Archiefdiensten hoeven deze archieven dus niet zelf actief te verwerven; de overbrenging hiervan is wettelijk geregeld. Dat ligt anders bij archieven en collecties van particulieren of bedrijven, waarvan verwerving door- en overbrenging naar een archiefinstelling plaats moet vinden op initiatief van de archiefvormer of de archiefdienst: aan te duiden met respectievelijk passieve acquisitie en actieve acquisitie. Voor de definitie van het begrip ‘acquisitie’ sluiten we ons aan bij het Acquisitiebeleidsplan van het Regionaal Archief West-Brabant: “Onder acquisitie verstaan we het verwerven van archieven, verzamelingen, documentatie en overige informatie, die van belang zijn voor (de geschiedenis van) het gebied (…). Onder de omschrijving “archieven, verzamelingen, documentatie en overige informatie” wordt verstaan bescheiden van documentaire aard: archiefstukken, boekwerken, kaarten, foto’s e.d., maar ook informatie, die op andere dragers te benaderen is, zoals films, dia’s, diskettes, cd’s, dvd’s, microfiches e.d.. Voor gebruiksvoorwerpen zijn musea de meest voor de hand liggende beheerders.” (Marcellis, Th., 2007, pagina 1). Wettelijk is over acquisitie niets vastgelegd; archiefdiensten bepalen dus zelf welke archieven ze relevant achten om te acquireren en daarmee te behouden voor het nageslacht en welke niet. Daarbij zal echter niet alleen relevantie een rol spelen, ook de financiële (on)mogelijkheden bepalen voor een groot deel de mate waarin archieven van personen of bedrijven worden geacquireerd. “Archieven stellen zich meer op als ontvangers van hetgeen (door maatschappelijke organisaties, bedrijven, handel of particulieren) aangeboden wordt dan dat ze zelf actief bepalen wat ze willen verwerven”, zo stelde A. van Diepen in 2005 (Diepen, A. van, 2005, pagina 68). De mate waarin archiefdiensten aandacht aan actieve acquisitie geven, heeft niet in de laatste plaats te maken met de plek die deze taak binnen de organisatie heeft: bij de ene archiefdienst valt deze taak onder de afdeling Inspectie, bij de andere onder de afdeling Inventarisatie of in het ergste geval is er helemaal geen sprake van een afdeling waar acquisitie tot het takenpakket behoort… Vaak is het een activiteit die naast andere werkzaamheden moet worden gedaan. Initiatieven vinden nogal eens plaats op basis van persoonlijke relaties, waarbij een gestructureerd plan voor de uitbreiding en completering van de archiefcollectie ontbreekt. Initiatieven zoals de ‘Projectgroep acquisitie van particuliere archieven’, besproken in paragraaf 4.3.1., proberen daar tegenwoordig verandering in te brengen. Steeds meer archiefinstellingen leggen dan ook de laatste jaren in acquisitiebeleidsplannen vast wat hun beleid is ten aanzien van de acquisitie van nietoverheidsarchieven. Vanaf midden jaren ’80 van de vorige eeuw is een toenemende aandacht binnen de
35
Historische sporen behouden
archiefsector waar te nemen op het gebied van acquisitie van particuliere archieven. Volgens de Nota Archiefbeleid (1985) dient het acquisitiebeleid van particuliere archieven zich te richten op: “de verwerving van archieven van personen en instellingen, waarvan verwacht mag worden dat deze een aanvulling vormen op de door de overheid gevormde archieven, dat zij onderdelen in de samenleving belichten, die in overheidsarchieven nauwelijks aan de orde komen of dat daarin uit de samenleving verdwijnende aspecten aan de orde worden gesteld.” (Boomgaard J.E.A., Bos-Rops J.A.M.Y., Ruitenberg, G.M.W., 1992, pagina 125-132). Zo’n beleidsplan is nodig omdat lang niet alle archiefvormers aankloppen bij een archiefdienst waardoor de kans bestaat dat er van een bepaalde sector binnen de maatschappij veel archiefmateriaal bewaard blijft en van een andere vrijwel niet. Daarnaast moeten archiefdiensten zich niet alleen richten op het verwerven van archiefcollecties maar ook op het acquireren van andere soorten documenten als foto’s en bibliotheekmateriaal. Archiefdiensten vervullen namelijk steeds meer de rol van regionaal kenniscentrum en ook deze documentsoorten leveren een schat aan informatie over het verleden op en dragen bij aan het behoud van erfgoed.
5.2.
Opbouw acquisitiebeleidsplan
Een acquisitiebeleidsplan bestaat over het algemeen uit een collectieprofiel, een profiel van het werkgebied en een daaruit voortvloeiend acquisitieplan. Enkele zaken gaan daar echter aan vooraf. 5.2.1. Missie, visie, doelstelling Het acquisitiebeleid moet aansluiten bij de missie, visie en doelstellingen van de archiefdienst. Geregeld zijn deze zaken genoemd in het acquisitiebeleidsplan. 5.2.2. Criteria Een archiefdienst kan pas een acquisitieplan opstellen wanneer er criteria zijn geformuleerd waaraan particuliere archieven en collecties moeten voldoen om in aanmerking te komen voor verwerving. De in het acquisitieprofiel genoemde criteria van het Stadsarchief Amsterdam, het Noord-Hollands Archief en het Gelders Archief staan in onderstaande tabel genoemd. Hierbij is de volgorde van de criteria van het Noord-Hollands Archief en Gelders Archief gewijzigd om een goede vergelijking te kunnen maken. Er is geen prioriteit gekoppeld aan deze criteria. Stadsarchief Amsterdam Werkingssfeer Relatie met gemeentelijke archieven Representativiteit Authenticiteit Toegevoegde waarde Dragers Afstemming met andere erfgoedinstellingen Bezoekersvraag Samenhang
Noord-Hollands Archief Werkingssfeer Relatie met overheidsarchieven Representativiteit Authenticiteit Toegevoegde waarde Dragers Afstemming met andere erfgoedinstellingen Vraag publiek, Provinciaal Bestuur en gemeentebesturen Volledigheid/samenhang
Gelders Archief Bestuurlijke werkingssfeer Representativiteit Authenticiteit Toegevoegde waarde Dragers Afstemming met andere erfgoeddiensten Bezoekersvraag Samenhang
36
Historische sporen behouden
Materiële staat Eigen opdrachtverstrekking
Materiële staat Belangrijk, bijzonder of uniek Materiaal (archieven en/of collecties?) Juridische status Kosten verwerving Regio
Opvallend is dat meer dan de helft van de geformuleerde criteria met elkaar overeenstemmen. Er zijn echter ook diverse archiefdiensten die zich in hun criteria beperken en deze indelen in algemeen (archieven moeten een aanvulling zijn op overheidsarchieven), naar geografie (archieven moeten op een bepaald afgebakend gebied betrekking hebben), in chronologische zin (na bestandsanalyse blijkt dat in het bijzonder voor de acquisitie van archieven uit een bepaalde periode prioriteiten moeten worden gesteld) en naar inhoud (er moet worden nagegaan wat belangrijk is of is geweest voor de bevolking, gemeenten etc.). Begin jaren ’90 van de vorige eeuw heeft een werkgroep laatstgenoemde criterium onderverdeeld in 17 rubrieken (Boomgaard J.E.A., Bos-Rops J.A.M.Y., Ruitenberg, G.M.W., 1992, pagina 125-132). Enkele archiefdiensten stellen voor hun specifieke collectieafdelingen een apart acquisitiebeleidsplan met criteria op, zoals het Stadsarchief Amsterdam. (Diepen, A. van, 2005, pagina 70-78). We komen daar nog op terug in paragraaf 5.3.4. bij ‘documentatie’. Voor kleine archiefdiensten, waar minder deelgebieden zijn, is het opstellen van verschillende criteria voor de aparte collecties binnen de archiefdienst minder relevant. 5.2.3. Specificatie van de criteria Vervolgens kan een acquisitiebeleidsplan eventueel voorzien in specificatie van deze selectiecriteria, voor zover dat nog niet is gedaan bij het noemen van de criteria. 5.2.4. Strategie Daarnaast wordt veelal een strategie geformuleerd die gevolgd moet worden bij het toekomstige verwerven van archieven of collecties. Deze moet aansluiten bij de missie, visie en doelstellingen. Voor het Regionaal Archief West-Brabant is deze strategie: “a) passieve acquisitie: instellingen en verenigingen hebben de mogelijkheid zich tot ons te wenden om de archieven in bewaring te geven of, in geval van opheffing, te schenken; b) actieve acquisitie bij opheffing: in geval van opheffing van instellingen en verenigingen wordt, voor zover ons de berichtgeving daarover tenminste bereikt, door het RAWB contact opgenomen met de betrokken instelling of vereniging om de aandacht te vestigen op de mogelijkheid het archief over te brengen naar het RAWB in het kader van de liquidatie. Dit gebeurt, wanneer het archiefmateriaal betreft, dat past binnen de hierboven genoemde aandachtsvelden; c) actieve acquisitie als onderdeel van de presentatie van het RAWB: bij cursussen, lezingen, open dagen e.d. kan personeel van het RAWB de aandacht vestigen op de mogelijkheid tot bewaargeving of schenking van archiefmateriaal; d) actieve acquisitie, gericht op de aandachtsvelden: voor zover de mogelijkheden het toelaten zal actief worden geacquireerd, gericht op de archieven van instellingen, verenigingen of personen, die passen binnen de aandachtsvelden. Uiteraard kan dat niet allemaal in één keer. Ik stel dan ook voor om per jaar maximaal 4 van deze instellingen actief te benaderen. Dat kan d.m.v. alle mogelijke communicatiekanalen: telefoon, brief, e-mail, toelichting op een vergadering” (Marcellis, Th., 2007, pagina 6).
37
Historische sporen behouden
In het acquisitiebeleidsplan van het Streekarchief Epe, Hattem en Heerde staat: Er zullen op bepaalde terreinen van het maatschappelijk leven archieven worden aangewonnen om een zo representatief mogelijk beeld van de maatschappij te verkrijgen. De prioriteit moeten daarbij liggen op die terreinen die slecht of nog niet vertegenwoordigd zijn in de bewaarplaats van het streekarchief. Zo zijn archieven van bedrijven met een kenmerkende en regionale uitstraling en plaatselijke muziek- en sportverenigingen bijvoorbeeld nog ondervertegenwoordigd. Verder ontbreken nog de hervormde kerkarchieven van Vorchten en Oene en de R.K. kerken van Hattem, Epe en Vaassen. Van grote bedrijven, die een kenmerkende uitstraling hadden en hebben, kan men zich afvragen of die, binnen de mogelijkheden van het streekarchief, niet al te grote archieven zouden afstoten. (…) Bij acquisitie moet met name vooraf goed worden onderzocht hoe de kwaliteit en volledigheid van de inhoud is. Nog belangrijker is feitelijk hoe de fysieke toestand van het aangeboden c.q. te verwerven archief is. Een goed toegankelijk, beschreven, geschoond en gereinigd archief uit een bepaalde sector van het maatschappelijk leven scoort dan veel hoger dan een archief dat er minder aan toe is. Zo’n archief kan dan zonder meer worden opgenomen, terwijl andere archieven dan worden geweigerd in casu is er geen belangstelling meer voor verwerving (Streekarchief voor Epe, Hattem en Heerde, november 2009, pagina 8). 5.2.5. Collectieprofiel Tot slot bevatten de meeste beleidsplannen een profiel waarin een bestandsanalyse is opgenomen met de aanwezige archieven. Door dit collectieprofiel kan worden gesignaleerd welke soorten archieven nog ontbreken en kan een acquisitieprofiel worden opgesteld. Het Regionaal Archief Rivierenland heeft hierbij eveneens een ‘wittevlekkenoverzicht’ opgesteld. In het in 2008 opgestelde acquisitiebeleidsplan van het Noord-Hollands Archief ontbreekt zo’n bestandsanalyse maar werd wel de aanbeveling gemaakt om daar allereerst in te voorzien. Met behulp van het collectiebeheerprogramma Mais Flexis werkt het Noord-Hollands Archief daaraan inmiddels door archieven in te delen in rubrieken zoals ‘Arbeid’, ‘Bevolkingsregistratie’, ‘Defensie’, ‘Industrie, Handel en Dienstensector’ ‘Justitie en rechtspraak’, ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’, ‘Openbare werken’ ‘Verkeer en Waterstaat’, ‘Verzamelingen’ etc. Meerdere archiefdiensten die gebruik maken van Mais Flexis, hebben hun archieftoegangen gerangschikt onder deze rubrieken. Dit is inzichtelijk via www.archieven.nl. 5.2.6. Acquisitieprofiel Een acquisitieprofiel geeft op basis van voornoemde criteria, collectieprofiel etc., welke (soorten) archieven concreet geacquireerd dienen te worden. Rijckheyt, het centrum voor regionale geschiedenis in Heerlen en omgeving, verdeelt het acquisitieprofiel in een archief-acquisitieprofiel en een documentatie-acquisitieprofiel (Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis, 2008, pagina 13-27). Overigens wordt niet in ieder acquisitiebeleidsplan het acquisitieprofiel even gedetailleerd uitgewerkt. Het Regionaal Archief West-Brabant noemt concreet diverse te acquireren archieven, het Utrechts Archief echter formuleert haar acquisitieprofiel in veel algemenere bewoordingen (Marcellis, Th., 2007, pagina 6; Keijser, R, 2010, pagina 23).
5.3.
Acquisitiebeleidsplan en erfgoedbehoud
Om een duidelijk beeld te krijgen hoe erfgoedbehoud zich verhoudt tot het acquisitiebeleid van archiefdiensten, is een onderzoek gedaan onder 62 archiefdiensten in Nederland. Er werd onderzoek gedaan onder verschillende soorten: stadsarchieven, gemeentearchieven, streekarchieven en regionaal historische centra. Om een representatief beeld te krijgen, werd het acquisitiebeleid van zowel grote als
38
Historische sporen behouden
kleine archiefdiensten onderzocht. Van de 62 archiefdiensten reageerden er 36, zodat er een respons van 58% was. Uit deze reacties zijn een aantal interessante conclusies te trekken. 5.3.1. Geen acquisitiebeleidsplan of een verouderd plan Relatief veel archiefdiensten blijken geen acquisitiebeleidsplan te hebben, om precies te zijn 22% van de onderzochte archiefinstellingen. Dit betreft voornamelijk kleine instellingen, die slechts aan passieve acquisitie doen. Veelal is dat te wijten aan de geringen financiële middelen, beperkte depotcapaciteit en/of te weinig personeel om deze archieven toegankelijk te maken2. Dat laatste is een vereiste wanneer een archief is geacquireerd, want deze vallen dan onder de Archiefwet 1995 waarin is bepaald dat deze ‘in goede, geordende en toegankelijke staat’ moeten zijn. Een paar van deze archiefdiensten (6,5%) zijn wel van plan op korte termijn (veelal binnen een jaar) een acquisitiebeleidsplan te realiseren.3 Daarnaast blijken diverse archiefdiensten met een verouderd beleidsplan te werken en dit binnenkort te willen herzien.4 5.3.2. Aandacht voor (industriële) bedrijfsarchieven Van de archiefdiensten in Nederland die een acquisitiebeleidsplan hebben – dit zijn hoofdzakelijk de grotere archiefdiensten – zijn er weinig die daarin expliciet aandacht besteden aan het behoud van archieven die relatie hebben met industrieel erfgoed. Dit betekent echter niet dat deze archiefdiensten niet op dat gebied actief zijn. Veel archiefdiensten acquireren c.q. beheren bedrijfsarchieven en zelfs wanneer er geen acquisitiebeleidsplan is en/of er uitsluitend passief wordt geacquireerd, heeft vrijwel iedere archiefdienst wel een of meerdere bedrijfsarchieven in huis. Diverse archiefdiensten die relatief veel aandacht geven aan de verwerving van bedrijfsarchieven, doen dat elk op hun eigen manier. Dat is weergegeven in onderstaande tabel. Archiefdienst
Aandacht aan bedrijfsarchieven
Erfgoedcentrum
“Nieuw Land verzamelt in thematisch opzicht alles dat betrekking heeft op inpolderingen in
Nieuw Land
het algemeen, inpolderingen in binnen- en buitenland en het Zuiderzeeproject in het bijzonder.” Werkt met enkele centrale thema’s: -Scheepsarcheologie; -Polders in Nederland; -Polders in de wereld; -Swifterbandcultuur.
Gemeentearchief
Hanteert de onderverdeling van het ‘criterium naar inhoud’ waarbij de rubriek ‘ Economisch
Schouwen-Duiveland
leven’ op bedrijfsarchieven van toepassing is. Het Gemeentearchief heeft zelf een onderverdeling van deze rubriek in: -Ambacht en industrie; -Handel; -Bank- en verzekeringswezen; -Verkeer en vervoer; -Landbouw; -Visserij;
2
Ondermeer het Streekarchief Bommelerwaard, Stadsarchief Vlaardingen, Gemeentearchief Borsele, Gemeentearchief Kampen. Bij het RHC Zuid-Oost Utrecht zal de tweede helft van 2011 aan een acquisitiebeleidsplan worden gewerkt, evenals bij het Streekarchief Land van Heusden en Altena en het Haags Gemeentearchief. 4 Onder andere het Streekarchivariaat Regio Achterhoek en het Regionaal Archief Nijmegen. 3
39
Historische sporen behouden
-Vrije beroepen. Archieven m.b.t. de meekrapcultuur en bijbehorende meestoven en garancinefabrieken verdienen aandacht. Regionaal Archief Nijmegen
Heeft de aanwezige archieven ingedeeld naar categorieën, waaronder de rubriek ‘Economisch leven’. In de planning is als prioriteit ‘economie (midden- en kleinbedrijf) opgenomen.
Regionaal Archief
Heeft een collectieprofiel en wittevlekkenlijst, eveneens ingedeeld naar categorieën,
Rivierenland
waaronder als 11e ‘Economisch leven; Bedrijfsarchieven’.
Reijckheyt
Analyseert in de paragraaf ‘ Generieke hiaten’ dat er een algemeen hiaat is op het gebied van bedrijfsarchieven. De aanwezige archieven zijn qua verspreiding in de regio en qua periode nauwelijks representatief te noemen. Specifieke hiaten moeten worden bepaald op basis van een aan te leggen lijst en een zelf ontwikkeld beslissingsdiagram, bestaande uit de volgende methodieken: een generieke weegfactor (de mate van invloed van de betreffende sector op de maatschappij maal de inhoudsfactor) en een specifieke acquisitiefactor. Deze bestaat uit de mate van prioriteit (bepaald in bovengenoemde lijst), een belangenfactor (die aangeeft welke rol het specifieke bedrijf speelt binnen de categorie of branche) en een risicofactor (de mate waarin het archief geheel of gedeeltelijk verloren kan gaan indien er niet tot verwerving wordt overgegaan). Tevens is een concrete ‘ Overzichtslijst van categorieën van bedrijven’ en een ‘ Overzicht te verwerven archieven van bedrijven’ (niet allen expliciet op het gebied van industrie maar ook landbouw, visserij etc.) opgenomen.
Stadsarchief Amsterdam
In het acquisitieplan wordt als aandachtspunt genoemd het acquireren van archieven die kenmerkend zijn “in het kader van de politieke, economische, culturele, sociale, maatschappelijke of topografische ontwikkeling van de stad Amsterdam”. Onder economische ontwikkelingen worden diverse bedrijfstakken gedefinieerd, waaronder “industrie”.
Bij het Gemeente-archief Schouwen-Duiveland verdient de acquisitie van archieven met betrekking tot de meekrapcultuur speciale aandacht. Chicoreifabriek ‘De Kapel’ bij Kapelle (vlak bij Zierikzee). Echter, niet alle bedrijfsarchieven zijn van industriële bedrijven en als het acquireren van bedrijfsarchieven al wordt genoemd in een acquisitiebeleidsplan, is dit vrijwel nooit specifiek van bedrijfsarchieven met betrekking tot de industriële sector.
5.3.3. Aandacht voor industrieel erfgoed Hoewel dus een aantal archiefdiensten in het acquisitiebeleidsplan concreet aandacht besteed aan het acquireren van bedrijfsarchieven, wordt industrieel erfgoed zelden als speerpunt genoemd. Twee archiefdiensten vormen hierop een uitzondering: het Gelders Archief en het Zeeuws Archief. In het acquisitiebeleidsplan van eerstgenoemde instelling staat: “Aandachtsgebieden conform het collectieprofiel
40
Historische sporen behouden
Actieve verwerving provincie -families, kastelen, landhuizen en landgoederen; -groot- en middenbedrijf, vooral de regiospecifieke bedrijfstakken, zoals papierindustrie, steenfabricage en ijzerverwerking, maar ook belangrijke in Gelderland gevestigde industrieën en dienstverleners komen in aanmerking; -‘groene’ archieven (natuurbeschermingsorganisaties, landgoederen(beheer); -cultuur en kunst (instellingen/organisatie, uitvoerende gezelschappen); -recreatie (en toerisme); -landbouworganisaties; -energiesector; -gezondheidszorgsector/zorginstellingen. Naast de bovengenoemde werkgebieden, geldt voor de gemeenten nog specifiek: -midden- en kleinbedrijf -maatschappelijke protestbewegingen -wijkbelangenverenigingen -sociaal-culturele instellingen -migrantenorganisaties -kenniscentrum Tweede Wereldoorlog” (Gelders Archief, 2007, pagina 6). Hierin is met name op het gebied van provinciale archiefacquisitie aandacht waar te nemen op het gebied van industriële bedrijfsarchieven. Het acquisitieplan van het Zeeuws Archief is vergelijkbaar. 5.3.4. Acquisitie van documentatie over industrieel erfgoed Uit het onderzoek onder de archiefdiensten bleek dat men bij acquisitie van archiefmateriaal met betrekking tot industrieel erfgoed vrijwel alleen denkt aan bedrijfsarchieven. Zoals in paragraaf 4.3.2. al genoemd kan een archiefinstelling echter meer doen om de herinnering aan het industriële verleden van een regio levend te houden. Hierbij valt te denken aan het acquireren van documentatiemateriaal zoals boeken over industrieel erfgoed in een bepaald gebied, krantenknipsels, beeldmateriaal, (bedrijfs)video’s etc. Lang niet alle archiefdiensten hebben dat verwoord in een acquisitiebeleidsplan. Naast het Gelders Archief vormt Rijckheyt in Heerlen hierop een uitzondering. Dat acquisitieprofiel is verdeeld in archief-acquisitieprofiel en documentatie-acquisitieprofiel. Ook in het acquisitieplan is zowel aandacht besteed aan archief- als documentatiemateriaal. Wat betreft criteria worden daar hoofdzakelijk algemene eisen gesteld als dat de documentatie betrekking heeft op de regio. Eisen over het verwerven van documentatiemateriaal met betrekking tot een specifiek onderwerp, zoals industriële geschiedenis, ontbreken (Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis, 2008, pagina 13-27). Het Noord-Hollands Archief hanteert voor het acquireren van publicaties het ‘Aanschafbeleid Bibliotheek Rijksarchief in Noord-Holland’, een document van één van de voormalige archiefdiensten waaruit in 2007 het Noord-Hollands Archief is ontstaan. In dit in 2005 opgestelde document zijn 11 uitgangspunten geformuleerd voor het acquireren van publicaties zoals boeken, periodieken, unica en grijze literatuur. Hierin wordt aandacht besteed aan industrie in de volgende punten: “1. Nederland algemeen: alleen overzichtswerken zowel qua thematiek als qua periodisering (vb AGN, De Republiek) Bedrijfsgeschiedenissen: at random, vooral als bedrijf ook een vestiging had in Noord-Holland dan wel dat de aard van het bedrijf daarmee een samenhang had (vb havens, landbouw) (…) 3. Noord-Holland provinciaal breed: overzichtswerken, met nadruk op institutioneel (w.o. waterstaat), politiek, geografie, bedrijven (gesch van waterleidingbedrijf NH) enz.; de taken van het provinciaal bestuur vormden hierbij een handige leidraad. (…).” (Rijksarchief in Noord-Holland, 2005, pagina 1).
41
Historische sporen behouden
Het is de bedoeling in 2011 dit document en de regels die golden voor acquisitie van bibliotheekmateriaal van de voormalige Archiefdienst voor Kennemerland (AvK) samen te voegen tot één document, geldend voor het Noord-Hollands Archief. Bij acquireren van archiefmateriaal en documentatiemateriaal vindt in die zin overleg plaats dat in archieven aanwezige boeken veelal worden opgenomen in de bibliotheekcollectie of dat de bibliotheekmedewerker wordt geattendeerd op een publicatie over een bedrijf of instelling waarvan het archief is verworven of binnen korte tijd wordt verworven. Op het gebied van acquisitie van beeldmateriaal en video’s wordt er niet specifiek aandacht besteed aan materiaal dat een relatie heeft met het industriële verleden van Noord-Holland.
5.4.
Factoren voor de mate van aandacht aan industrieel erfgoed
Verschil in aandacht voor de acquisitie van archieven met betrekking tot industrieel erfgoed is deels te wijten aan twee factoren: de regio en/of de persoonlijke interesse van een of meerdere medewerkers. Factoren als beperkte depotruimte, te weinig financiële middelen en personele onderbezetting voor het toegankelijk maken, gelden niet specifiek voor het verwerven van archiefmateriaal, gerelateerd aan industrieel erfgoed, maar zijn algemeen toepasbaar op het acquisitiebeleid van een archiefinstelling. 5.4.1. Industriële activiteiten in die regio In de ene regio hebben meer industriële activiteiten plaatsgevonden dan in de andere. Steden als Tilburg en Enschede zijn jarenlang het centrum van de textielindustrie geweest en Limburg was de provincie van de kolenmijnen. Daarentegen is het acquireren van archiefmateriaal met betrekking tot industrie in Drenthe en Friesland bijvoorbeeld wat minder relevant, vanwege de geringe industrie die daar was. 5.4.2. Persoonlijke interesse Ten tweede kan een oorzaak voor meer aandacht aan industrieel erfgoed liggen aan de persoonlijke interesse van een of meerdere medewerkers. Specifiek op het gebied van industrieel erfgoed blijkt uit het onderzoek dat met name het Zeeuws Archief in Middelburg daar veel aandacht aan besteedt. Dit is opmerkelijk omdat Zeeland geen provincie is geweest waar bijzonder veel industriële activiteiten hebben plaatsgevonden. Hieruit blijkt dus wel dat alleen de persoonlijke interesse van één medewerker genoeg kan zijn om als archiefdienst aandacht aan industrieel erfgoed te geven. Bij het Zeeuws Archief is dat dhr. A.F. Franken, die mede vanwege zijn vooropleiding HEO Bedrijfseconomie/Bedrijfsadministratie veel bedrijfsarchieven heeft geacquireerd, geïnventariseerd en als lid van de Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland (WIEZ) diverse publicaties over industrieel erfgoed in Zeeland heeft verzorgd. Het gevolg daarvan was de acquisitie van diverse bedrijfsarchieven uit die regio, waarvoor het Zeeuws Archief een vangnetfunctie vormt vanwege het ontbreken van plaatselijke archiefdiensten. Het acquireren van archiefmateriaal met betrekking tot industrieel erfgoed zit daarom al jaren in het acquisitiebeleidsplan van het Zeeuws Archief (Franken, A.F. [schriftelijk interview], 5 april 2011).
5.5.
Samenwerking
Het blijkt dat er relatief weinig coördinerend overleg plaatsvindt bij het selecteren en acquireren van archiefmateriaal met andere culturele secties, acquisities en beheersvormen in de samenleving. Het ‘total archives’ principe dat in Canada wordt gehanteerd, is in Nederland niet bekend, zo stelt P.M.M. Klep
42
Historische sporen behouden
(Klep, P.M.M., 2005, pagina 102). Dit principe wil zeggen dat niet alleen papieren documenten als archiefmateriaal worden gezien, maar ook een gebouw of gebruiksvoorwerp als archief kan worden aangemerkt. Zie over dit onderwerp het artikel van W.I. Smit: ‘Total Archives, The Canadian Experience’ in ‘Canadian Archival Studies and the Resdiscovery of Provenance’ (Smit, W.I, 1993). Een archiefdienst kan zich sterk maken voor het behoud van eerstgenoemde soort archief, andere culturele instellingen zoals de Stichting FIEN en BOEi, die zijn genoemd in paragraaf 2.2 voor de gebouwen en andere objecten. Om dit principe ook in Nederland van de grond te krijgen op het gebied van industrieel erfgoed, is samenwerking onontbeerlijk. Wellicht is hier een rol weggelegd voor de Raad voor Cultuur en culturele instellingen per provincie zoals Cultureel Erfgoed Noord-Holland. 5.5.1. Overleg met stichtingen op gebied van industrieel erfgoed Bij enkele archiefdiensten is een uitzondering hierop te signaleren. Zo hebben ondermeer het Streekarchief Nijmegen, het Utrechts Archief en het Zeeuws Archief contact met respectievelijk de Stichting Industrieel Erfgoed Nijmegen en Omgeving (STIENO), de Utrechtse Stichting voor het Industrieel Erfgoed (USINE) en de Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland (WIEZ). Daarnaast hebben diverse archiefdiensten overleg met plaatselijke historische- en oudheidkundige verenigingen5; soms regelmatig, soms incidenteel wanneer een bepaald bedrijfsarchief wordt geacquireerd. Deze laatste contacten gelden echter niet specifiek op het gebied van industrieel erfgoed. 5.5.2. Onderling contact Onderling hebben archiefdiensten niet altijd contact over de acquisitie waardoor ‘blinde vlekken’ wel degelijk mogelijk zijn. In diverse gevallen is er wel impliciete afstemming over acquisitie zoals bijvoorbeeld het Noord-Hollands Archief met andere archiefinstellingen in de provincie zoals het Regionaal Archief Alkmaar, het Westfries Archief en het Gemeentearchief Zaanstad. Het Historisch Centrum Leeuwarden heeft met Tresoar (het voormalige Rijksarchief in de provincie Friesland) concrete afspraken gemaakt met betrekking tot de acquisitie van bedrijfsarchieven. Overigens heeft begin jaren ’90 de Kring van Archivarissen in Noord-Brabant een aanzet gegeven tot een samenhangend acquisitiebeleid. In 1986 heeft men daar een convenant gesloten, waarin staat welke archiefdienst in welke regio particuliere archieven acquireert. Voor bedrijfsarchieven is een aparte verdeelsleutel gemaakt (Boomgaard J.E.A., Bos-Rops J.A.M.Y., Ruitenberg, G.M.W., 1992, pagina 128.) Eenzelfde convenant voor de acquisitie van particuliere archieven is in 1993 tussen archiefdiensten in Gelderland gesloten en in 2007 vernieuwd. Maar ook daarvoor geldt dat het niet specifiek over industrieel erfgoed handelt. Het Utrechts Archief heeft in het acquisitiebeleidsplan 2011-2012 het gevaar van de ‘witte vlekken’ gesignaleerd. Hierover is het volgende opgenomen: “ Witte vlekkenlijst Het Utrechts Archief zal zich inzetten om een zogenaamde ‘Witte vlekkenlijst’ op te stellen. Hiermee willen we actief archieven opsporen die naar onze mening een hoge prioriteit kennen. Deze lijst, van maximaal één A4tje, verspreiden we intern (afdeling archieven en leeszaal) en extern (binnen een soort ‘denktank’6, een beperkte groep die met ons mee kan denken). Op basis van deze lijst kunnen onderwerpen worden bedacht voor het jaarlijkse acquisitiethema. Afstemming met collega-archiefinstellingen Er komt een actievere afstemming met collega-archiefinstellingen over te verwerven archieven. Dit ook mede met het oog op onze eigen pr: wat verzamelen wij precies, langs welke grenzen bewegen wij. Zo kunnen we kritisch blijven op onze eigen 5 Onder andere het Streekarchivariaat Regio Achterhoek, het Regionaal Archief Nijmegen, het RHC Nieuwland Efgoedcentrum en het
Streekarchief Rijnlands Midden. 6 Te denken valt aan een soort ‘archiefnetwerk’ van niet-archiefinstellingen, zoals Usine, freelance historici, media, KvK , overkopelende organisaties voor ondernmers, minderheden, culturele centra, monumentenzorg, gemeente etc.
43
Historische sporen behouden
collectie en hebben we meer houvast op het moment dat een archief op het eerste gezicht ook bij een andere instelling ondergebracht kan worden. Afstemming kan plaatsvinden binnen het kader van de Kring van Utrechtse Archivarissen, maar soms zal een actieve houding gewenst zijn naar categoriale instellingen. Mogelijk kan er een studiemiddag plaatsvinden.” (Keijser, R., 2010, pagina 17-18).
5.6.
Acquisitie en erfgoedbehoud in Engeland
Zoals in paragraaf 2.1. en 2.2.1. beschreven, is Engeland de bakermat van het industrieel erfgoed. Archiefdiensten in Engeland lijken niet specifiek op het gebied van industrieel erfgoed actief te zijn. Er zijn echter wel veel Engelse musea om de geschiedenis aan de industrialisatie levend te houden. Deze musea zijn door het hele land te vinden, maar speciaal vertegenwoordig in de Midwests en Northeast England (Lane, pagina 607). In diverse publicaties over het behoud van industrieel erfgoed wordt wel het belang genoemd om documentatie over het erfgoed te behouden, maar deze taak wordt hoofdzakelijk aan musea toegekend. (Regionale) archiefdiensten worden daar niet bij genoemd (Alfred, J., Putman, T., 1992, pagina 165). Om zicht te krijgen op het acquisitiebeleidsplan, zijn enkele Engelse toonaangevende archiefdiensten onderzocht. Zie ook bijlage 6 voor de vragenlijst en verkregen antwoorden. 5.6.1. The National Archive The National Archive in Londen houdt zich voornamelijk bezig met het verwerven van overheidsarchieven. In het acquisitiebeleidsplan is één van de zes geformuleerde acquisitiecriteriums “3.1.4 Regulation and support of economic activity by government, including industry, services, agriculture, transport, energy, trade, and employment and productivity.” Hoewel in mindere mate, is er wel degelijk aandacht aan de acquisitie van particuliere archieven, maar specifieke aandacht aan industrieel erfgoed is dus niet in het acquisitiebeleid van The National Archive verankerd (The National Archives, march 2007, pagina 2-8). 5.6.2. London Metropolitan Archives Hoewel bij het London Metropolitan Archives industrieel erfgoed niet expliciet wordt verwoord in het acquisitiebeleidsplan, wordt wel aandacht besteed aan de acquisitie van bedrijfsarchieven en ander documentatiemateriaal dat is gerelateerd aan industrieel erfgoed, zoals foto’s, tekeningen, plattegronden etc. zodat een beeld kan worden gevormd van de bouw en het gebruik van industriële gebouwen en van de bedrijven die hier gevestigd waren. Ook is er in toenemende mate aandacht voor elektronisch gevormde archieven. Bewust wordt gekeken welke zeldzame bedrijfsarchieven ontbreken, welke bedrijven gesloten worden etc. Het London Metropolitan Archives werkt samen met diverse groepen die zich sterk maken voor het behoud van industrieel erfgoed zoals Greenwich Industrial Historiy Society, diverse musea zoals het Kew Bridge Steam Museum en het Museum of London Archaelogical Service (City of London, 24 november 2010). 5.6.3. Birmingham Archives Ook het acquisitiebeleidsplan van Birmingham Archives bevat geen specifieke richtlijnen voor het actief verwerven van archiefmateriaal met betrekking tot industrieel erfgoed. Birmingham Archives acquireert wel actief archiefmateriaal maar dat moet aansluiten bij de doelstellingen:
44
Historische sporen behouden
-De historische archieven van de stad Birmingham, de mensen, bedrijven en instellingen te verzamelen en bewaren; -Om deze documentatie beschikbaar te maken voor onderzoek door het publiek; -Het gebruik van archieven bevorderen om studie, burgerschap en de gemeenschap te ondersteunen. Tot slot werkt Birmingham Archives samen met Birmingham Museum and Art Gallery, maar dit is ook niet specifiek op het gebied van industrieel erfgoed (Rayner, C. [schriftelijk interview], 20 april 2011).
5.7.
Conclusie
Afsluitend valt te concluderen dat de kans groot is dat veel bedrijfsarchieven niet behouden blijven voor de toekomst. Dit wordt veroorzaakt door diverse factoren: -Afwezigheid van een acquisitiebeleidsplan zodat slechts passief wordt geacquireerd en niet alle belangrijke industriële bedrijfsarchieven uit de regio worden behouden; -Door financiële beperkingen en/of te weinig personele capaciteit wordt slechts passief geacquireerd met bovenstaand gevolg; -Hoewel een acquisitiebeleidsplan aanwezig is, is archiefmateriaal met betrekking tot industrieel erfgoed vrijwel nooit expliciet genoemd zodat acquisitie hiervan structureel gebeurt; -Ditzelfde geldt voor het acquireren van documentatiemateriaal als publicaties, beeld, video’s etc. door archiefdiensten; -In veel gevallen hebben archiefdiensten geen concrete afspraken met andere instellingen die (mede) op het gebied van industrieel erfgoed actief zijn, zodat het bij de archiefdienst niet bekend is wanneer waardevol archiefmateriaal dreigt verloren te gaan door bijvoorbeeld sloop van een erfgoedobject; -Archiefdiensten werken onderling meestal niet structureel samen op het gebied van acquisitie zodat de kans op ‘blinde vlekken’ groot is; -Met het door de ‘Projectgroep acquisitie van particuliere archieven’ in de jaren ’80 geadviseerde acquisitiebeleid per bedrijfstak op provinciaal niveau, wordt weinig gedaan. Ook Engelse archiefdiensten hebben in hun acquisitiebeleidsplannen vrijwel geen specifieke bepalingen opgenomen op het gebied van archief- en documentatiemateriaal met betrekking tot industrieel erfgoed. Het blijkt dat Nederlandse archiefdiensten zich echter wel degelijk bewust zijn van de belangrijke rol die zij spelen in het behoud van industrieel erfgoed. Sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw zijn er diverse initiatieven en acties in de archievensector opgestart om te komen tot een landelijk beleid op het gebied van acquisitie van particuliere archieven. Dit blijkt onder meer uit de hierboven genoemde projectgroep, het in 1993 door het NEHA gepubliceerde BedrijfsArchievenRegister Nederland (BARN). Zie ook paragraaf 4.1. Ook op het gebied van tentoonstellingen, lezingen, publicaties en incidenteel cursussen, besteden met name de iets grotere archiefdiensten min of meer regelmatig aandacht aan industrieel erfgoed, al dan niet in samenwerking met plaatselijke historische verenigingen, stichtingen voor industrieel erfgoed en heemkundekringen. Het Drents Archief heeft in dit kader het plan om in de toekomst een route te ontwikkelen langs industrieel erfgoed in verband met het project Drents Archief 3.0. Op de plaatsen waar samenwerking intensief gebeurt (in het bijzonder het Zeeuws Archief) heeft dat hoofdzakelijk te maken met persoonlijk initiatief van een of meerdere medewerkers. Hieruit blijkt wel dat het besef en de wil voor archiefdiensten om bij te dragen in het behoud van industrieel erfgoed wel degelijk aanwezig zijn. Echter: “Het besef is er. De houding hapert.”, zo stelt in deze context Hans Berende in het voorwoord van het Archievenblad in april 2011 (Berende, H. 2011, pagina 4).
45
Historische sporen behouden
6. Het acquisitiebeleidsplan van het Noord-Hollands Archief in relatie tot spoorwegerfgoed In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij het feit waarom het voor het NoordHollands Archief aanbeveling verdient om in het acquisitiebeleidsplan aandacht te schenken aan spoorwegerfgoed. In de daaropvolgende paragraaf wordt besproken op welke manier dat kan worden gedaan. Deze richtlijnen zijn toepasbaar voor alle archiefdiensten in Nederland.
6.1.
Belang van het behoud van spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland
Het acquisitiebeleidsplan van het Noord-Hollands Archief bevat 11 selectiecriteria voor particuliere archieven (zie ook paragraaf 5.2.2.). Voornamelijk de derde geldt zeker voor de acquisitie van archieven en documentatie die te maken hebben met spoorwegerfgoed: 3. Belangrijk, bijzonder of uniek Archieven die als belangrijk, bijzonder of uniek worden beschouwd, omdat ze belangrijke, bijzondere en unieke maatschappelijke ontwikkelingen, activiteiten, personen en organisaties in een bepaalde periode weerspiegelen. Bijvoorbeeld: -archiefvormers die een voortrekkersrol hadden; -archieven die activiteiten belichten die uit de samenleving zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen; -archieven die gegevens bevatten over datgene waarin de provincie of één van de aangesloten gemeenten zich landelijk onderscheidt; -archieven die gegevens bevatten over een problematiek of situatie die specifiek is of kenmerkend voor de provincie of betreffende gemeente. (Bolten G., Fluit, D. van der, Suurmond, J.V., 8 oktober 2008, pagina 2). Uit het geschiedenisoverzicht van de spoorlijnen in Zuid-Kennemerland, in hoofdstuk 3 aan de orde gekomen, blijkt wel dat de spoorwegaanleg voor een groot deel heeft bij gedragen aan de ontwikkeling van de regio Zuid-Kennemerland. Daarnaast zijn er in deze regio veel unieke feiten op het gebied van spoorwegerfgoed te vinden. Spoorwegerfgoed is dus een belangrijk onderdeel van industrieel erfgoed. Enkele voorbeelden: -De spoorlijn Amsterdam-Halfweg-Haarlem is de eerste spoorlijn van Nederland (1839); -De spoorlijn Amsterdam-Halfweg-Haarlem-Leiden en Haarlem-Velsen is als eerste geëlektrificeerd (1927); -Station Haarlem (1906) is het enige nog resterende station in Art-Nouveau of Jugendstilstijl; -Haltegebouw Velsen-Zeeweg (1958) is het enige nog resterende type haltegebouw ‘Velsen-Zeeweg’; -De Velsertunnel (1957) is de eerste spoortunnel van Nederland. Hoewel in de loop van de tijd veel rondom de spoorwegen in Zuid-Kennemerland veranderd is, zijn er zeker in vergelijking met andere spoorlijnen in Nederland nog relatief Halte Velsen-Zeeweg, uniek in zijn soort. Situatie in 1980 (Foto collectie Stationsweb.nl) en op 4 mei 2011.
46
Historische sporen behouden
veel spoorse sporen uit het verleden te ontdekken. Zo zijn van de twee in deze regio buiten gebruik gestelde spoorlijnen veel dingen behouden gebleven: van de voormalige Haarlemmermeerlijn tussen Haarlem en Hoofddorp, in 1936 buiten gebruik gesteld, zijn nog veel spoorwoningen, stationsgebouwen, brughoofden etc. terug te vinden en van de voormalige IJmondlijn tussen Santpoord-Noord en IJmuiden is zelfs een groot deel van de rails nog aanwezig (zie ookde foto op de voorzijde). Dit laatste zal echter op korte termijn veranderen, nu de gemeente Velsen de lijn heeft gekocht en nog dit jaar (2011) wil laten slopen. En het is vermoedelijk niet het enige op het gebied van spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland dat de komende decennia zal verdwijnen. Hoewel het behoud van spoorwegerfgoed voor alle archiefdiensten in Nederland van belang is, geldt dit speciaal voor archiefdiensten in Zuid-Kennemerland. Het Noord-Hollands Archief, het regionaal historische informatiecentrum voor de provincie Noord-Holland en specifiek Zuid-Kennemerland, heeft dan ook een belangrijke taak om de herinneringen aan dit voor Nederlandse begrippen unieke stukje spoorwegerfgoed levend te houden met behulp van archief- en documentatiemateriaal. Hiervoor is een gestructureerd beleidsplan noodzakelijk.
6.2.
Uitwerking
In tegenstelling tot diverse andere archiefdiensten, bevat het acquisitiebeleidsplan van het NoordHollands Archief geen gespecificeerde aandachtsgebieden voor het actief verwerven van archief- en documentatiemateriaal. Specifieke aandacht aan spoorwegerfgoed is dan ook niet uit het acquisitiebeleidsplan te herleiden. Ook is het derde criterium over belangrijkheid, bijzonderheid en uniciteit, niet verder gespecificeerd. 6.2.1. Bestandsanalyse op het gebied van spoorwegerfgoed In de vijfde paragraaf van het acquisitiebeleidsplan van het Noord-Hollands Archief wordt de aanbeveling gedaan om een actuele, systematische bestandsanalyse van de archieven van de gehele organisatie te maken. Het is aan te raden een specifieke bestandsanalyse te maken van archieven die zijn gerelateerd aan spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland. Wellicht kan tabel 1 van bijlage 1 daarbij worden benut. 6.2.2. Formuleren als speerpunt Daarna moet het aandachtspunt ‘spoorwegerfgoed’, samen met andere relevante aandachtsvelden in het acquisitiebeleidsplan, als speerpunt worden benoemd7. 6.2.3. Digitaal archief Bedrijfsarchieven maken een belangrijk onderdeel uit van acquisitie van aan spoorwegen gerelateerde archieven. Dit geldt voor archieven van bedrijven die een eigen spoorwegaansluiting hebben gehad en/of bijvoorbeeld spoorwegmaterieel hebben gefabriceerd. Echter, steeds meer archiefmateriaal wordt digitaal aangeleverd. Net als voor de acquisitie van andere particuliere archieven en collecties, moet ook op dit gebied rekening worden gehouden met de acquisitie van digitaal archief. In het acquisitiebeleidsplan moet worden verwoord dat ook de acquisitie van digitaal archief op het gebied van spoorwegerfgoed plaats moet hebben. Op deze manier kan ook meer recent archiefmateriaal dat iets zegt over dit spoorwegerfgoed, behouden blijven. 7
Zie voor speerpuntbenoemingen ondermeer de acquisitiebeleidsplannen van het Regionaal Archief West-Brabant, het Gemeentearchief Ede, het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland voor het formuleren van specifieke aandachtspunten.
47
Historische sporen behouden
Praktisch gezien moeten de ontwikkelingen op het gebied van e-depots dan ook goed in de gaten worden gehouden. De resultaten van de werkzaamheden die op dit moment door diverse archiefdiensten (waaronder het Noord-Hollands Archief) op dit gebied worden uitgevoerd, moeten ook in dit verband worden benut. 6.2.4. Bepalen van de representativiteit Een van de criteria die ook voor het acquireren van archief- en documentatiemateriaal op het gebied van spoorwegerfgoed geldt, is ‘representativiteit’: ‘De archieven moeten representatief zijn voor hetgeen in de samenleving is vastgelegd of voor de activiteiten van de leden van een samenleving’. Dit is echter een lastig uitgangspunt want wanneer is iets representatief of kenmerkend? Het Gemeentearchief Rotterdam en het Stadsarchief Amsterdam hebben deze problematiek eveneens onderkend en een voorbeeldtabel opgesteld die richtinggevend kan zijn bij de praktijk van verwerving. De tabel van het Stadsarchief Amsterdam, opgesteld op basis van vier indicatoren, is opgenomen in bijlage 7. Het navolgen van een dergelijke tabel is eveneens aan te bevelen om daarmee representativiteit op het gebied van archief- en documentatiemateriaal van spoorwegerfgoed te bepalen. 6.2.5. Thema Het is mogelijk aandacht te besteden aan spoorwegerfgoed als thema. Een bepaalde periode kan er dan extra geconcentreerd worden op dit onderwerp. Daarbij dient wel aangemerkt te worden, dat wanneer een thema is afgerond de aandacht voor dat thema niet volledig mag verdwijnen. 6.2.6. Convenant Samenwerking met andere archiefinstellingen en erfgoedinstellingen is belangrijk om al de spoorwegerfgoedobjecten en hun archief- en documentatiemateriaal te kunnen acquireren. In navolging van het Gelders Archief kan een convenant met andere archiefdiensten onderdeel van het acquisitiebeleidsplan zijn. Hier zal nader op worden ingegaan in hoofdstuk 8.
6.3.
Conclusie
Gezien het belang dat de spoorwegen hebben gehad voor de ontwikkeling van Zuid-Kennemerland én in verband met de uniciteit van diverse spoorwegobjecten in deze regio, is het van belang dit erfgoed te behouden voor het nageslacht. Dat is onmogelijk zonder het archiefmateriaal en andere documenten, die wat over dit erfgoed zeggen en zelf dus spoorwegerfgoed zijn, te bewaren. Het Noord-Hollands Archief heeft hier als kenniscentrum voor Zuid-Kennemerland een belangrijke taak in. Het acquisitiebeleidsplan van deze archiefdienst zal dan ook enkele specifieke onderdelen moeten bevatten om doeltreffend op dit gebied actief te zijn. Allereerst moet er een bestandsanalyse worden opgesteld van het al aanwezige archief- en documentatiemateriaal op het gebied van spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland. Daarnaast moet dit onderwerp specifiek als aandachtspunt in het acquisitieplan worden genoemd, moet aandacht worden besteed aan digitaal gevormd archief, zijn er hulpmiddelen om de representativiteit van een archief te bepalen (wellicht ook toe te passen op andere soorten archieven) en is het aan te bevelen om een samenwerkingsovereenkomst of convenant met andere archiefdiensten onderdeel van het acquisitiebeleidsplan te laten uitmaken. Tot slot kan bij actieve acquisitie worden gedacht aan het werken met spoorwegerfgoed als thema.
48
Historische sporen behouden
7. Conclusie Centraal in dit onderzoek staat de vraag: Wat is de historische relevantie van het bewaren van spoorwegerfgoed en de bijbehorende archieven, wat is de relatie tussen het erfgoed en de archieven en hoe kan deze relatie tot uitdrukking komen in het acquisitiebeleidsplan van archiefinstellingen?
7.1. Historische relevantie van het bewaren van spoorwegerfgoed en de bijbehorende archieven Onder spoorwegerfgoed wordt verstaan alle roerende en onroerende objecten rondom de spoorlijnen die een rol van betekenis vervullen of hebben vervuld bij de exploitatie van een vervoersmaatschappij per spoor en die representatief, authentiek en uniek zijn. Dit spoorwegerfgoed dient behouden te blijven om een beeld te kunnen vormen van de spoorwegontwikkelingen door de eeuwen heen. De spoorwegen waren namelijk een belangrijke factor in de ontwikkelingen van de industrie vanaf het midden van de 19e eeuw. Kennis van cultuur en geschiedenis is van het grootste belang voor respectievelijk cultureel burgerschap en het begrijpen van het heden. Beeldvorming van het verleden is echter niet mogelijk door alleen het in stand houden van de erfgoedobjecten: de activiteiten die daar plaatsvonden zijn te reconstrueren door archief- en documentatiemateriaal. De mate waarin deze documenten aanwezig zijn, bepaalt ook voor een belangrijk deel de waarde van het object.
7.2.
De relatie tussen spoorwegerfgoed en archief
Hoewel een aantal roerende en onroerende objecten op het gebied van spoorwegerfgoed nog wel aanwezig zijn, hebben veel daarvan hun oorspronkelijke functie verloren. Dit spoorwegerfgoed zegt dus weinig over de werkprocessen die er werden uitgevoerd. Hiervoor zijn we aangewezen op het archief- en documentatiemateriaal dat informatie uit eerste hand verschaft. De relatie is dusdanig sterk dat het archief- en bronnenmateriaal zelf ook spoorwegerfgoed is. Archieven die meer informatie geven over het spoorwegerfgoed zijn onder meer: -archieven van spoorwegmaatschappijen; -archieven van overheidsinstellingen; -bedrijfsarchieven op het gebied van spoorwegmaterieel; -archieven van bedrijven met een eigen spoorwegaansluiting; Daarbij hoort ook documentatiemateriaal over de spoorlijnen, bijbehorende bebouwing, spoorwegmaterieel, betrokken personen in de vorm van boeken, brochures, kranten, foto’s, video’s etc.
7.3.
Het acquisitiebeleidsplan
Archiefdiensten hebben als kenniscentrum van een bepaald gebied een belangrijke taak in het vasthouden van de herinnering van het verleden, niet in de laatste plaats de industriële ontwikkelingen. Expliciet in regio´s waar de spoorwegen een belangrijke rol hebben gespeeld, dienen de daar actief zijnde archiefdiensten zich hiervan bewust te zijn.
49
Historische sporen behouden
Archiefdiensten beschikken over optimale bewaaromstandigheden en zijn als kenniscentrum een spin in het web op het gebied van de geschiedenis van een bepaalde regio. Vanwege diverse unieke elementen op het gebied van spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland, geldt dit zeker voor het Noord-Hollands Archief in Haarlem. Na analyse van het in deze regio aanwezige spoorwegerfgoed en het aanwezige archief- en documentatiemateriaal bij het Noord-Hollands Archief, blijkt dat een groot deel van de archieven waar informatie over dit spoorwegerfgoed te vinden is, reeds behouden zijn. Echter niet al het archiefmateriaal dat relevant is om een beeld te vormen van het spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland, is in Haarlem of bij een andere archiefdienst aanwezig. Daarnaast ontbreekt een gestructureerd beleid voor het acquireren van archiefmateriaal op specifiek dit gebied. Bij geen enkele archiefdienst zijn bepalingen op het gebied van spoorwegerfgoed opgenomen in het acquisitiebeleidsplan voor particuliere archieven en collecties, zelfs in de meeste gevallen niet expliciet over industrieel erfgoed. Terughoudendheid in actieve acquisitie is te verklaren door beperkte financiële middelen voor het verwerven, opslaan en toegankelijk maken. Wanneer deze archieven geacquireerd zijn, vallen ze immers ook onder de Archiefwet 1995 en moeten ze ‘in goede, geordende en toegankelijke staat’ zijn. Daarnaast speelt bij diverse archiefinstellingen een beperkte depotruimte hierin een rol. Archiefdiensten in regio’s waar spoorwegen een belangrijke rol in het maatschappelijk en industriële leven geven of hebben gegeven, dienen dan ook in hun acquisitiebeleidsplan een aantal zaken op te nemen: -Een bestandsanalyse in de bestaande collectie van particuliere archieven gerelateerd aan spoorwegerfgoed en daarbuiten; -Acquisitie van archieven en documentatie op het gebied van spoorwegerfgoed formuleren als aandachtspunt; -Aandacht schenken aan de acquisitie van digitale archieven, ook op dit gebied; -Bepalingen opnemen over samenwerking voor acquisitie met archiefinstellingen en relevante stichtingen en organisaties op het gebied van spoorwegerfgoed. Deze zaken zullen in de nu volgende aanbeveling worden uitgewerkt.
50
Historische sporen behouden
8. Aanbeveling Ondanks dat in andere regio’s het spoorwegerfgoed niet in alle gevallen even uniek is als in ZuidKennemerland en niet overal de spoorwegen een relatief grote rol hebben gespeeld in het maatschappelijke leven in de 19e en 20e eeuw, is aandacht van andere archiefdiensten voor het behoud van spoorwegerfgoed zeker op zijn plaats. Specifiek spoorwegerfgoed is namelijk van belang binnen industrieel erfgoed vanwege de grote rol die de spoorweg heeft gespeeld in de industrialisatie. Het Noord-Hollands Archief kan op dit gebied een voortrekkersrol vervullen. Uit voorgaande onderzoek blijkt dat diverse aanbevelingen aan archiefdiensten op hun plaats zijn om te komen tot een planmatige aanpak van de acquisitie van archief- en documentatiemateriaal met betrekking tot spoorwegerfgoed. Deze aanbevelingen gelden voor het Noord-Hollands Archief als regionaal historisch centrum van Zuid-Kennemerland, maar zijn toepasbaar voor alle archiefdiensten die actief zijn in een regio waar de spoorwegen belangrijk zijn (geweest) voor de ontwikkeling van dat gebied. Diverse aanbevelingen gelden ook voor de acquisitie van archieven die zijn gerelateerd aan andere vormen van industrieel erfgoed of industrieel erfgoed in het algemeen.
8.1.
Inhoud acquisitiebeleidsplan
Allereerst is het van groot belang dat de acquisitie van archief- en documentatiemateriaal met betrekking tot dit thema concreet als speerpunt wordt benoemd in het acquisitiebeleidsplan. De manier waarop dat kan worden gedaan, is verwoord in hoofdstuk 6.
8.2.
Samenwerking
Op het gebied van acquisitie van archief- en documentatiemateriaal over de spoorwegen in ZuidKennemerland zal moeten worden samengewerkt met diverse instanties die hier wat in kunnen betekenen. Dit zijn andere archiefdiensten of instellingen of organisaties zoals BOEi of het Spoorwegmuseum. Samenwerking dient om, wanneer acquisitie van een bepaald archief niet mogelijk is door bijvoorbeeld ruimtegebrek, te weinig financiële middelen e.d., een andere archiefdienst in kennis te stellen. Wellicht kan deze archiefdienst wel tot acquisitie overgaan. Andersom is uiteraard eveneens mogelijk. Uiteraard zijn er ook mogelijkheden om depotruimte te huren. In Alphen aan den Rijn is een Wettelijk Archiefdepot (WAD) met bijna 9.000m2 aan opslagruimte voor archiefdiensten en musea. Samenwerking met andere archiefdiensten dient ook om ‘witte vlekken’ in acquisitie te voorkomen. Zie ook het in 2007 herziene convenant van het Gelders Archief. Ook kan kennis over acquisitie van andere archiefdiensten worden verkregen. In dit verband wordt het Utrechts Archief genoemd als koploper op het gebied van acquisitie van particuliere archieven en Rijckheyt, dat zelf een beslissingsdiagram heeft ontwikkeld voor de acquisitie van particuliere archieven. Zie daarvoor ondermeer het artikel ‘Acquisitie met beleid’ door G. Luykx in het Archievenblad van juni 2008 op de website van Rijckheyt: http://www.rijckheyt.nl/upload/100/pdf/inspectieenmodellen/Acquisitie_met_beleid[1].pdf. Samenwerking is eveneens bedoeld om te komen tot een overzicht van archiefmateriaal dat relevant is voor het spoorwegerfgoed maar dat al is geacquireerd door andere archiefdiensten. Een dergelijk overzicht is in 1993 door het NEHA uitgegeven in de reeks ‘Historische Bedrijfsarchieven’ (Spoorwegen
51
Historische sporen behouden
en wegvervoer. Een geschiedenis en bronnenoverzicht), maar moet hoognodig worden geactualiseerd en het overzicht aan archieven van spoorwegmaatschappen moet worden uitgebreid met archieven, zoals genoemd in hoofdstuk 4. Een specifieke uitgave met betrekking tot Zuid-Kennemerland is het overwegen waard. In dit verband wordt ook FIEN, BOEi, de Stichting Holland Route en het Spoorwegmuseum genoemd. Wanneer een van deze stichtingen of instellingen zich bezig houdt met spoorwegerfgoed, kan het NoordHollands Archief in kennis worden gesteld over het aanwezige archiefmateriaal. Maar ook het omgekeerde kan op deze manier worden gerealiseerd: het Noord-Hollands Archief tipt een van deze instellingen om zich in te zetten voor het behoud van dit object, nadat het archief is geacquireerd. Samen kan dan ook worden gewerkt aan een overzicht van spoorwegerfgoed én het hierover beschikbare archief- en documentatiemateriaal. Een dergelijk overzicht op het gebied van mobiel erfgoed in Nederland is bijvoorbeeld beschikbaar via http://www.mobielecollectienederland.nl/. Het verdient aanbeveling om een en ander op het gebied van deze samenwerking vast te leggen in een convenant met andere archiefdiensten en dit soort stichtingen en instellingen. Contacten met bedrijfsarchivarissen kan er daarnaast voor zorgen dat bedrijven hun archieven in de dynamische periode goed beheren, voordat deze uiteindelijk worden overgedragen aan archiefdiensten. In het verleden is wel aangegeven dat wanneer bedrijfsarchivarissen ontbreken, archiefinstellingen deze taak moeten overnemen en de kennis van beheer in de dynamische periode van een archief leveren. Dit kan echter uitsluitend wanneer bedrijven bereid zijn daarvoor te betalen en wanneer de archiefdienst voldoende personeel heeft om hiervoor in te zetten.
8.3.
Herstart diverse initiatieven
In paragraaf 4.2. is het Centraal Register Particuliere Archieven (CRPA) besproken. De laatste jaren wordt daar vrijwel niets mee gedaan maar langzaam is in de archiefwereld het geluid te horen dat dit initiatief nieuw leven moet worden ingeblazen (zie onder meer het Archievenblad van april 2011). Het verdient eveneens aanbeveling om de ‘Projectgroep acquisitie particuliere archieven’ een doorstart te laten maken, om op deze manieren de acquisitie van met name bedrijfsarchieven, waar ook veel informatie over spoorwegerfgoed in te vinden is, beter ter hand te nemen. Het Noord-Hollands Archief kan in de herstart van deze initiatieven wellicht het initiatief nemen, gezien het belang van spoorwegerfgoed voor zijn regio.
8.4.
Concrete aanbeveling archieven met betrekking tot spoorwegerfgoed
Na onderzoek is gebleken dat enkele archieven met informatie over spoorwegerfgoed in ZuidKennemerland niet bij het Noord-Hollands Archief of een vergelijkbare archiefinstelling berusten. Het verdient aanbeveling deze te acquireren of in ieder geval contact te leggen met deze bedrijven om in de toekomst tot acquisitie over te gaan. Dit betreffen de archieven van Afvalverwerking Spaarnelanden N.V. te Haarlem, Afvalverwerking Zuid-Kennemerland (berust bij Spaarnelanden N.V.), Begraafplaats & Crematorium Westerveld te Driehuis, NedTrain te Haarlem (vanaf 1992) en de Stichting Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij. Ook het archief van Vuil Afval Maatschappij (VAM) te Wijster is niet door een archiefdienst geacquireerd. Het ligt echter niet voor de hand dit archief op te nemen bij het Noord-Hollands Archief, vanwege de locatie in Drenthe. Gezien dit een bedrijf is dat landelijk opereert, is het wellicht een optie dit te laten acquireren door het Nationaal Archief in Den Haag.
52
Historische sporen behouden
Bijlagen Bijlage 1: Inventaris spoorwegerfgoed Zuid-Kennemerland en bijbehorende archiefvormers Tabel 1: Inventaris spoorwegerfgoed Zuid-Kennemerland (zie ook de kaarten op de pagina’s 58 en 59) Spoorlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn
Plaats Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Vijfhuizen
Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn
Vijfhuizen Vijfhuizen Hoofddorp
Onderwerp 1. Hefbrug over Amsterdamse Vaart 2. Halte Rijksstraatweg 3. Brug over de Fuikvaart 4. Halte Nieuwe Weg 5. Halte Kerklaan 6. Brug over de Ringvaart met brugwachterwoning 12 7. Station Vijfhuizen 8. Wachterswoningen 11 en 10 9. Halte IJweg met wachterswoning 9 en 8
Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Haarlemmermeerlijn Oude Lijn
Hoofddorp Hoofddorp Hoofddorp Halfweg
10. Emplacement 11. Locomotiefloods 12. Station 13. Oorspronkelijke brug over sluiscomplex
Oude Lijn Oude Lijn
Halfweg Halfweg
14. Wachterswoning 9 15. Stationsbebouwing
Aanwezig ja/nee/gedeeltelijk Nee Gedeeltelijk: stationsgebouw in gebruik als woning, perrons opgebroken Gedeeltelijk: uitsluitend landhoofden aanwezig onder huidige verkeersbrug Nee Nee Gedeeltelijk: alleen brugwachterwoning nog aanwezig (in gebruik als woning) Gedeeltelijk: stationsgebouw in gebruik als woning, perrons opgebroken Ja (in gebruik als woningen) Gedeeltelijk: Abri en wachterswoning 9 gesloopt, wachterswoning 8 (in gewijzigde vorm) aanwezig en in gebruik als woning Nee Nee Gedeeltelijk: stationsgebouw in gebruik als woning, perrons opgebroken Ja: zuidelijke brugdeel aanwezig op locatie, noordelijke brugdeel in Spoorwegmuseum te Utrecht Ja Nee: gebouw, perrons en seinhuis afgebroken.
53
Historische sporen behouden Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn
Halfweg Haarl’liede Haarl’liede Haarl’liede Haarlem Haarlem Haarlem
16. Emplacement 17. Wachterswoning 11 18. Brug over de Liede 19. Wachterswoning 11b 20. Station Haarlem-Spaarnwoude 21. Beveiligingspost 22. Diverse spooraansluitingen/raccordementen
Oude Lijn
Haarlem
23. Centrale Werkplaats
Oude Lijn Oude Lijn
Haarlem Haarlem
24. Station I 25. Brug over het Spaarne
Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn
Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem
Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn
Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem
26. Seinhuis I/Blokpost I 27. Waterreservoir, vrachtgebouw HSM 28. Spoorwegaansluiting Beijnes 29. Fabriekscomplex Bijens 30. Seinhuis Jansweg 31. Station Haarlem II (1842) 32. Station Haarlem III (1867) (grootscheepse verbouwing van voorgaande station) 33. Station Haarlem IV (1906) 34. Seinhuis Kruisweg 35. Magazijn HSM 36. Eerste Werkplaats Seinwezen 37. Tweede Werkplaats Seinwezen
Gedeeltelijk: omloopssporen aanwezig. Ja Nee: oorspronkelijke brug in 1907 vervangen, recent opnieuw vervangen Ja Ja Nee Gedeeltelijk: uitsluitend naar werkplaats van Nedtrain en Spaarnelanden N.V. aanwezig Gedeeltelijk: diverse gebouwen in de loop der jaren vernieuwd. Tegenwoordig is de werkplaats van Nedtrain. Nee Ja: oorspronkelijke brug in 1907 vervangen, oorspronkelijke model in Spoorwegmuseum te Utrecht Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja (kantoor- en studioruimte) Ja (werkplaats met opslag en beneden- en bovenwoning) Ja (kantoor voor particuliere ondernemers)
54
Historische sporen behouden Oude Lijn
Haarlem
Oude Lijn
Haarlem
38. Spooraansluiting naar Tweede Werkplaats Seinwezen 39. Locomotievendepot met bebouwing
Oude Lijn
Haarlem
40. Tweede werkplaats Beijens
Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn
Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem
Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn Oude Lijn
Haarlem Haarlem Haarlem Heemstede
Oude Lijn Oude Lijn
Heemstede Heemstede
Oude Lijn Oude Lijn
Heemstede Bennebroek
41. Onderstation met spooraansluiting 42. Brug over de Delft/Garenkokersvaart 43. Halte Zijlweg 44. Viaduct Zijlweg 45. Brug over de Brouwersvaart 46. Dubbele wegwachterswoning 26 47. Goederenstation Haarlem met bijbehorende seinhuizen en halte Leidschestraat 48. Postsorteer- en distributiecentrum 49. Wachterswoning 26a 50. Wachterswoning 27 51. Station Heemstede-Aerdenhout I (halte Zandvoortschelaan (1872) 52. Station Heemstede-Aerdenhout II (1927) 53. (Viaduct)station Heemstede-Aerdenhout III (1958) 54. Overweg Mannepad 55. Station Vogelenzang-Bennebroek
Ja Gedeeltelijk: uitsluitend een deel van de oude locomotiefloods met smeerput en de woning van de opzichter –machinist van het depot zijn aanwezig (respectievelijk in gebruik als bergplaats voor de schoonmakers van de treinen en als woning voor NS-personeel) Ja (Doe-het-zelf-bouwmarkt Karwei). Sporen onder asfalt van het parkeerterrein aanwezig. Spooraansluiting verdwenen Ja Nee: oorspronkelijke brug in 1871 en opnieuw in 1904 vervangen Nee Ja Nee: oorspronkelijke brug in 1904 vervangen Nee Nee Ja Ja Ja Nee Nee Ja Nee Gedeeltelijk (stationsgebouw in gebruik als winkel, perrons en emplacement
55
Historische sporen behouden
Oude Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn
Bennebroek Bloemendaal Bloemendaal Bloemendaal Bloemendaal Bloemendaal Santpoort Santpoort Santpoort
Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn Noord-Hollandse Lijn IJmondlijn IJmondlijn IJmondlijn IJmondlijn IJmondlijn IJmondlijn IJmondlijn
Santpoort Santpoort Santpoort Santpoort Santpoort Santpoort Driehuis Velsen Santpoort Driehuis Driehuis Velsen Velsen IJmuiden IJmuiden
56. Spoorwachterswoning 57. Halte Kleverlaan 58. Wachterswoning 3 59. Seinhuis 60. Station 61. Tunnelonderdoorgang 62. Diverse particuliere spoorwegovergangen 63. Station Santpoort-Zuid 64. Spooraansluiting Provinciaal Ziekenhuis ‘ Meer en Berg’ 65. Emplacement 66. Halte Sandpoort Meer en Berg 67. Wachterswoning 5b 68. Elektrisch onderstation met spooraansluiting 69. Halte Kruidbergerweg 70. Station Santpoort-Noord 71. Station Driehuis 72. Velsertunnel 73. Wisselaansluiting Noord-Hollandse Lijn 74. Halte Driehuis-Westerveld, wachterswoning 75. Aansluiting naar begraafplaats Westerveld 76. Halte Velsen-Zeeweg 77. Station Velsen-IJmuiden Oost 78. Halte IJmuiden Casembrootstraat 79. Halte IJmuiden Julianakade
verdwenen) Nee Nee Ja (woning) Nee Ja (station in gebruik als conferentie- en vergaderlocatie) Nee: oorspronkelijke tunnel vernieuwd Gedeeltelijk: drie gesloten, twee aanwezig Ja (stationsgebouw in gebruik als tandartsenpraktijk) Nee Nee Nee Ja Ja Nee Ja (stationsgebouw staat te koop) Gedeeltelijk: stationsgebouw in 1997 gesloopt Ja Nee Ja Nee Ja Gedeeltelijk: stationsgebouw afgebroken, perrons aanwezig Ja Nee
56
Historische sporen behouden IJmondlijn Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Stichting HIJSM Zandvoortse Lijn Zandvoortse Lijn Zandvoortse Lijn
IJmuiden Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Haarlem Overveen Overveen Overveen
80. Station IJmuiden met emplacement 81. Treinstel 113 82. Treinstel 115 83. Treinstel 121 84. Treinstel 180 85. Locomotor 288 86. Locomotor 326 87. Locomotor 346 88. Locomotor 363 89. Koppelwagen 90. Magazijnwagen A 91. Magazijnwagen B 92. Verblijfswagen A 93. Verblijfswagen B 94. Station Overveen 95. Spooraansluiting 96. Brug over de Zanderijvaart
Zandvoortse Lijn Zandvoortse Lijn Zandvoortse Lijn
Zandvoort Zandvoort Zandvoort
97. Halte Zandvoort Dorp 98. Station Zandvoort-Bad (I) met spoorlijn 99. Station Zandvoort
Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja (stationsgebouw in gebruik als lunchroom) Nee Nee: oorspronkelijke brug uit 1882 verdwenen. Brug uit 1889 (met identieke tweede brugdeel uit 1913) nog aanwezig Nee Nee, vervangen door VAM-terrein en uiteindelijk door woningbouw Gedeeltelijk: gebouw aanwezig, gietijzeren overkapping gesloopt
57
Historische sporen behouden
Inventaris spoorwegerfgoed Zuid-Kennemerland (zie voor detail Haarlem pagina 57). Rood = Oude Lijn Blauw = Noord-Hollandse Lijn Zwart = Zandvoortse Lijn Groen = IJmondlijn Geel = Haarlemmermeerlijn
58
Historische sporen behouden
Detail inventaris spoorwegerfgoed Zuid-Kennemerland: Haarlem
59
Historische sporen behouden
Tabel 2: Overzicht archiefvormers met betrekking tot spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland Archiefvormers Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) Haarlem-Zandvoort Spoorweg Maatschappij (HZSM) Nederlandse Spoorwegen (NS) Hollandsche Elektrische Spoorweg Maatschappij (HESM) Ministerie van Binnenlandse Zaken Ministerie van Waterstaat Ministerie van Oorlog (later –Defensie) Ministerie van Financiën Ministeriële commissie van advies over Spoorweg-Exploitatie Gemeente Bloemendaal Gemeente Haarlem Gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude Gemeente Haarlemmermeer Gemeente Heemstede Gemeente Velsen Gemeente Zandvoort Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes te Haarlem Afvalverwerking Spaarnelanden N.V. te Haarlem Afvalverwerking Zuid-Kennemerland (AVK) Begraafplaats & Crematorium Westerveld te Driehuis Conservenfabriek van de N.V. Blad & Van de Vijver in Hoofddorp Dienst Publieke Werken van de gemeente Bloemendaal Energiebedrijf Haarlem (EBH) Gemeentelijk Waterbedrijf Haarlem
Vorm van betrekking op spoorwegerfgoed Spoorwegmaatschappij Spoorwegmaatschappij Spoorwegmaatschappij Spoorwegmaatschappij Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Politieke besluitvorming Vervaardiger van spoorwegmaterieel / spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting
60
Historische sporen behouden Provinciaal Ziekenhuis Meer en Berg te Santpoort Staatsvissershavenbedrijf (SVHB) in IJmuiden Vuil Afvoer Maatschappij (VAM) te Wijster (locatie Zandvoort) Werkplaats Nedtrain te Haarlem Spoorwegmuseum te Utrecht Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij (HIJSM) Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed (BOEi)
Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Spoorwegaansluiting Conservator van industrieel erfgoed Conservator van industrieel erfgoed Conservator van industrieel erfgoed
61
Historische sporen behouden
Tabel 3: (Bedrijfs)archieven van archiefvormers met betrekking tot spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland, geacquireerd door archiefdienst Archiefvormer Afvalverwerking Spaarnelanden N.V. te Haarlem Begraafplaats & Crematorium Westerveld te Driehuis Conservenfabriek van de N.V. Blad & Van de Vijver te Hoofddorp Dienst Gemeentereiniging, Haven- en Marktwezen te Haarlem Dienst Publieke Werken te Bloemendaal Energiebedrijf Haarlem (EBH) Gemeente Bloemendaal Gemeente Haarlem Gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude Gemeente Haarlemmermeer Gemeente Heemstede Gemeente Velsen Gemeente Zandvoort Gemeentelijk Waterbedrijf Haarlem Haarlem-Zandvoort Spoorweg Maatschappij (HZSM) Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) Hollandsche Elektrische Spoorweg Maatschappij (HESM) Nederlandse Spoorwegen (NS) Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes te Haarlem Ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Waterstaat Ministerie van Binnenlandse Zaken, elfde afdeling: spoorwegen Ministerie van Financiën: Afdeling Economische en Sociale Zaken (Generale Thesaurie)
Aanwezig bij archiefdienst Nee Nee Nee Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Utrechts Archief Ja, Utrechts Archief. Archieven van enkele HIJSM-architecten bij het Nederlands Architectuur Instituut Ja, Utrechts Archief Ja, Utrechts Archief Ja, Noord-Hollands Archief Ja, Nationaal Archief Ja, Nationaal Archief Ja, Nationaal Archief
62
Historische sporen behouden Ministerie van Oorlog/Defensie Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid, afdeling waterstaat/spoorwegen Ministerie van Waterstaat, afdeling spoorwegen (tot 1926), afdeling vervoer (vanaf 1926) Ministeriële commissie van advies over Spoorweg-Exploitatie NedTrain te Haarlem Provinciaal Ziekenhuis Meer en Berg te Santpoort Spoorweghobbyisten Spoorwegmuseum Utrecht Staatsvissershavenbedrijf (SVHB) te IJmuiden Stichting Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij Vuil Afvoer Maatschappij (VAM) te Wijster
Ja, Nationaal Archief Ja, Nationaal Archief Ja, Nationaal Archief Ja, Nationaal Archief Deels, tot 1992 in archief Nederlands Spoorwegen bij Utrechts Archief, vanaf 1992 (jaar van verzelfstandiging) niet bij archiefdienst Ja, Noord-Hollands Archief Deels bij de NVBS ondergebracht Ja, deels bij Spoorwegmuseum, deels bij Stomtram Hoorn-Medemblik Ja, Noord-Hollands Archief Nee Nee
63
Historische sporen behouden
Bijlage 2: Archieven met informatie over spoorwegerfgoed in Zuid-Kennemerland Bijlage 2.1.
Archieven van spoorwegmaatschappijen
Archiefdienst Naam archief Nederlandse Spoorwegen (NS): afdeling voorlichting en HUA8 staforganen in- en externe betrekkingen en concern communicatie HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): algemene dienst afdeling 2 en dienst personeelszaken Nederlandse Spoorwegen (NS): bedieningsvoorschriften HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): beheertekeningen van de HUA infrastructuur schaal 1:1000 Nederlandse Spoorwegen (NS): bestekken staat der nederlanden HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): bestekken van de Hollandsche HUA IJzeren Spoorweg-Maatschappij HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): bestuursorganen Nederlandse Spoorwegen (NS): bouwmeester c. douma HUA HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): commerciële en economische zaken HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): coöperatieve vereniging 'voor allen' HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): contracten en overeenkomsten Nederlandse Spoorwegen (NS): deelnemingen en HUA vervoerscoördinatie HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): dienst van exploitatie HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): dienstorders en reglementen HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): dienst tractie, materieel en werkplaatsen HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): dienst seinwezen en dienst electriciteit en seinwezen HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): dienst van weg en werken, dienst van infrastructuur, dienst infrabeheer, het ingenieursbureau, de groep bedrijven infra Nederlandse Spoorwegen (NS): Haarlem-Zandvoort SpoorwegHUA Maatschappij Nederlandse Spoorwegen (NS): Hollandsche Electrische HUA Spoorweg-Maatschappij Nederlandse Spoorwegen (NS): Hollandsche IJzeren SpoorwegHUA Maatschappij Nederlandse Spoorwegen (NS): hoofdboekhouding, HUA administratieve afdeling, financieeleconomische zaken HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): juridische zaken Nederlandse Spoorwegen (NS): koopakten en grondplannen HUA HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): marketing reizigers HUA Nederlandse Spoorwegen (NS): ondernemingsraad
8
Datering 1954-1995
Toegangsnr. 962-1
1919-1990
958
1894-1996 1835-1985
917 939
1860-1893 1837-1937
915 914
1917-1995 1968-1996 1939-1977
948 941 950
1903-1942
946
1835-1997 1930-1970
965 942
1977-1994 1915-1998 1934-1994
961 951 955
1964-1975
956
1920-1995
960
1880-1925
928
1898-1945
923
1837-1937
900
1924-1994
957
1917-1975 1862-1929 1977-1994 1970-1994
949 922 966 964
Het Utrechts Archief
65
Historische sporen behouden
HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA HUA
Bijlage 2.2. Archiefdienst NA9 NA NA NA NA NA NA
9
Nederlandse Spoorwegen (NS): onteigening t.b.v. aanleg spoorwegen Nederlandse Spoorwegen (NS): personeels- en pensioenregisters Nederlandse Spoorwegen (NS): personeelszaken en het staforgaan sociale zaken Nederlandse Spoorwegen (NS): planologisch onderzoek, onderzoek en planning Nederlandse Spoorwegen (NS): rapporten Nederlandse Spoorwegen (NS): secretariaat Nederlandse Spoorwegen (NS): scheidsgerechten Nederlandse Spoorwegen (NS): spoorboekjes binnen- en buitenland Nederlandse Spoorwegen (NS): spoorwegrecherche Nederlandse Spoorwegen (NS): tekeningen infrastructuur tekeningen objecten Nederlandse Spoorwegen (NS): tekeningen van rollend materieel Nederlandse Spoorwegen (NS): vervoer en exploitatie Nederlandse Spoorwegen (NS): verzameling brochures en publicaties
1934-1994
954
1843-1960 1955-1995
920 963
1961-1977
944
1946-1993 1941-1973 1903-1966 1843-1996
937 940 919 918
1949-1993 1800-1999
938 959
1837-1970 1919-1996 1834-1992
921 943 967
Archieven van rijksoverheidsinstellingen Naam archief Ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Waterstaat Ministerie van Binnenlandse Zaken, elfde afdeling: spoorwegen Ministerie van Financiën: Afdeling Economische en Sociale Zaken (Generale Thesaurie) Ministerie van Oorlog/Defensie Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid, afdeling waterstaat/spoorwegen Ministerie van Waterstaat, afdeling spoorwegen (tot 1926), afdeling vervoer (vanaf 1926) Ministeriële commissie van advies over Spoorweg-Exploitatie
Datering 1814-1877 1836-1889 1946-1953
Toegangsnr. 2.04.07 2.04.22 2.08.56
1875-1905
2.16.02
1906-1945
2.16.23.01
1899-1906
2.16.13.01
Nationaal Archief
66
Historische sporen behouden
Bijlage 2.3.
Archieven van gemeentebesturen
Archiefdienst Naam archief NHA10 Archiefdeel van de 7e Afdeling Openbare Werken van het Gemeentebestuur van Haarlem NHA Archiefdeel van de Kabinetsstukken van het Gemeentebestuur van Velsen NHA Archiefdeel van raadsbesluiten van het Gemeentebestuur van Velsen NHA Ambachts- en Gemeentebestuur van Heemstede NHA Ambachts- en Gemeentebestuur van Zandvoort NHA Dienst Publieke Werken te Bloemendaal NHA Gemeentebestuur en de afdeling Gemeentewerken van Haarlemmerliede en Spaarnwoude NHA Gemeentebestuur van Bloemendaal NHA Gemeentebestuur van Bloemendaal NHA Gemeentebestuur van Bloemendaal NHA Gemeentebestuur van Bloemendaal NHA Gemeentebestuur van Haarlem NHA Gemeentebestuur van Haarlem
Datering 1899-1957
Toegangsnr. 2398
1893-1922
3393
1893-1939 1560-1919 1455-1928 1931-1998 1960-1989
3601 3868 3061 2371 1802
1812-1915 1916-1929 1930-1939 1940-1988 1813-1957 1958-1990
NHA NHA NHA NHA NHA NHA NHA NHA NHA NHA NHA
1857-1933 1933-1960 1855-1909 1910-1945 1920-1929 1930-1990 1814-1924 1925-1975 1929-1979 1814-1962 1812-1857
2047 2048 2046 2372 2295 Nog niet toegankelijk 1593 1597 7000 7001 3872 95 3331 1844 2232 3563 1583
Datering 1916-1996
Toegangsnr. 816
1952-1990 1931-1998 1838-1963
2162 2371 102
1850-1958
3256
1950-1988 1897-1948 1849-1950 1849-1991 1899-1976
1497 1527 181 366 427
Bijlage 2.4.
Gemeentebestuur van Haarlemmerliede en Spaarnwoude Gemeentebestuur van Haarlemmerliede en Spaarnwoude Gemeentebestuur van Haarlemmermeer Gemeentebestuur van Haarlemmermeer Gemeentebestuur van Heemstede Gemeentebestuur van Heemstede Gemeentebestuur van Velsen Gemeentebestuur van Velsen Gemeentebestuur van Zandvoort Pakkettenarchief van het Gemeentebestuur van Velsen Rechtsvoorgangers van het Gemeentebestuur van Haarlemmerliede en Spaarnwoude
Archieven van bedrijven met een eigen spooraansluiting
Archiefdienst Naam archief NHA Collectie van Beynes-Heijmeijer van Heemstede, D.J.K., betreffende de familie Beijnes en de Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes NV te Haarlem NHA Dienst Gemeentereiniging, Haven- en Marktwezen te Haarlem NHA Dienst Publieke Werken te Bloemendaal NHA Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes NV te Haarlem (hoofdarchief) NHA Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.J. Beijnes NV te Haarlem NHA Gemeentelijk Energiebedrijf (GEB) te Haarlem NHA Gemeentelijk Waterbedrijf te Haarlem NHA Provinciale Ziekenhuizen NHA Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort te Bloemendaal NHA Staatsvisserhavenbedrijf
10
Noord-Hollands Archief
67
Historische sporen behouden
Bijlage 2.5.
Archieven van musea, stichtingen, verenigingen etc.
Archiefdienst NVBS11 NAI12
HUA Stoomtram Documentatie Centrum bij Museumstoom-tram Hoorn-Medemblik.
Naam archief Archief over Spoorwegen in Nederland en de vroegere Koloniën Archief van Christiaan Bernard Posthumus Meyjes jr. (1893-1974), waarin opgenomen de door hem verzamelde tekeningen van zijn vader Christiaan Bernard Posthumus Meyjes sr. (1858-1922). Archiefmateriaal van het Spoorwegmuseum Archiefmateriaal van het Spoorwegmuseum
Datering 1839-heden
Toegangsnr. Nv.t.
1907-1978
POSX
Onbekend Onbekend
Onbekend Onbekend
11 Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en Tramwegwezen 12 Nederlands Architectuurinstituut
68
Historische sporen behouden
Bijlage 3: Acquisitiebeleidsplan Noord-Hollands Archief Auteurs: Godelieve Bolten, Dick van der Fluit, Jan Victor Suurmond Datum: 8 oktober 2008 Versie: 1.1 Status: vastgesteld door het MT 1. Inleiding Het Noord-Hollands Archief (NHA) functioneert als rijksarchief in de provincie Noord-Holland (voor de archieven van de rijksinstellingen in de provincie en die van de Provincie Noord-Holland), als regionaal archief voor de gemeenten Aalsmeer, Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort, alsmede als bewaarplaats voor de inliggende waterschapsarchieven van het Hoogheemraadschap van Rijnland, district Noord en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Naast overheidsarchieven beheert het NHA ook particuliere archieven en collecties van personen en instellingen (hierna aangeduid als particuliere archieven), een bibliotheek, twee verzamelingen beeldmateriaal, de Kennemer Atlas en de Provinciale Atlas, alsmede bewegend beeld en geluid. Daarnaast functioneert het NHA, als rechtsopvolger van het voormalige Rijksarchief in Noord-Holland, als concentratiepunt van wetenschapsarchieven. Het acquisitiebeleid voor deze laatste categorie wordt in overleg met externe partners vormgegeven en blijft in dit plan verder buiten beschouwing. Het NHA streeft ernaar hét historisch informatiecentrum te zijn voor Noord-Holland, Kennemerland en Haarlem. Deze missie wordt uitgedragen onder het motto: het Noord-Hollands Archief, voor wie wil weten hoe het was. Om zijn missie te realiseren wil het NHA door middel van acquisitie – het selecteren, waarderen en systematisch verwerven van archieven – een evenwichtige en representatieve collectie opbouwen. Het Rijksarchief in Noord-Holland heeft eind jaren negentig van de vorige eeuw zijn acquisitiebeleid ten aanzien van particuliere archieven geformuleerd. Bij de Archiefdienst voor Kennemerland bestond geen vastgesteld acquisitieplan, wat natuurlijk niet betekende dat de verwerving van particuliere archieven zonder beleid plaatsvond. De Nota Archiefbeleid uit 1985 was het richtsnoer en het formele kader voor het Rijksarchief. Verwerving van particuliere archieven en collecties was nodig ‘om een zo compleet en breed mogelijk beeld te geven van de maatschappelijke ontwikkelingen in het verleden’. Als doelstelling van deze activiteit zag het Rijksarchief: het documenteren van de provincie Noord-Holland in historisch perspectief met behulp van gegevensbestanden in de vorm van archieven, literatuur en beeldmateriaal. Het Beleidsplan van het NHA voor de jaren 2007-2010 meldt dat het zijn collectie- en acquisitieprofiel in 2007 zal herijken. Dit profiel bevat uitgangspunten waaraan nieuwe archieven moeten voldoen om in aanmerking te komen voor opname, aldus het genoemde Beleidsplan. Met het opstellen van dit acquisitieplan wil het NHA bereiken, dat bewuste keuzes gemaakt worden en dat deze keuzes tegelijkertijd voor iedereen – archiefvormer, archiefgebruiker én eigen medewerkers - duidelijk zijn. Het plan geeft aan welke criteria er worden gehanteerd en welke afwegingen er in een concreet geval aan een beslissing ten grondslag liggen. Overheidsarchieven blijven in dit acquisitieplan buiten beschouwing. De overbrenging van deze archieven wordt geregeld in de Archiefwet 1995. 69
Historische sporen behouden
Acquisitie van particuliere archieven kan zowel passief als actief gebeuren. In het geval van actieve acquisitie neemt het NHA het initiatief. Instellingen en personen worden benaderd met het verzoek om hun archieven over te dragen. Bij passieve acquisitie zijn het de instellingen en personen zelf die hun archieven aanbieden. Het acquisitieplan zal zowel bij actieve als passieve acquisitie als toetssteen gebruikt worden. 2. Selectiecriteria voor particuliere archieven Hieronder staan de criteria waaraan particuliere archieven moeten voldoen, om te kunnen worden opgenomen in het NHA. 1. Werkingssfeer De werkingssfeer van de archiefvormers valt binnen het grondgebied van de provincie Noord-Holland (als entiteit) of van de aangesloten gemeenten. 2. Representativiteit De archieven moeten representatief zijn voor hetgeen in de samenleving is vastgelegd of voor de activiteiten van de leden van een samenleving. Te denken valt aan: archiefvormers met een groot netwerk, waarbij grote groepen mensen betrokken waren 3. Belangrijk, bijzonder of uniek Archieven die als belangrijk, bijzonder of uniek worden beschouwd, omdat ze belangrijke, bijzondere en unieke maatschappelijke ontwikkelingen, activiteiten, personen en organisaties in een bepaalde periode weerspiegelen. Bijvoorbeeld: archiefvormers die een voortrekkersrol hadden archieven die activiteiten belichten die uit de samenleving zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen archieven die gegevens bevatten over datgene waarin de provincie of één van de aangesloten gemeenten zich landelijk onderscheidt archieven die gegevens bevatten over een problematiek of situatie die specifiek is of kenmerkend voor de provincie of betreffende gemeente. 4. Relatie met overheidsarchieven De archieven moeten een aanvulling vormen op de door het NHA beheerde overheidsarchieven. Bijvoorbeeld door aspecten van de samenleving te belichten die in de overheidsarchieven niet aan de orde komen. 5. Toegevoegde waarde Ieder te acquireren archief of collectie moet inhoudelijke kwaliteit en/of kwalitatieve waarde hebben ten opzichte van de al aanwezige archieven en collecties. 6. Authenticiteit In principe komen alleen originele archiefbescheiden in aanmerking voor acquisitie, tenzij alleen maar kopieën aanwezig zijn en/of de acquisitie van authentieke archiefstukken niet mogelijk is. 7. Dragers Bij de acquisitie is de informatiewaarde belangrijker dan de drager. Dit betekent dat allerlei dragers geacquireerd kunnen worden, zoals papier, perkament, foto’s, negatieven, films en digitale dragers. Driedimensionale objecten, schilderijen en andere museale voorwerpen worden zoveel mogelijk doorverwezen of teruggeleid.
70
Historische sporen behouden
8. Afstemming met andere erfgoedinstellingen Bij het aannemen van materiaal worden afspraken met andere erfgoedbeherende instellingen in acht genomen. 9. Vraag publiek, Provinciaal Bestuur en gemeentebesturen Bij de acquisitie van particuliere archieven wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met vragen en wensen van archiefgebruikers, het Provinciaal Bestuur van Noord-Holland en de besturen van de aangesloten gemeenten. 10. Volledigheid/samenhang Onvolledigheid en gebrek aan samenhang binnen een archief kunnen redenen zijn om niet tot acquisitie over te gaan. Overcompleetheid (dubbelen etc.) kan leiden tot teruggave van delen van het archief. 11. Materiële staat De slechte staat waarin een archief verkeert kan reden zijn om niet tot acquisitie over te gaan, tenzij de bewaargever/schenker de schoonmaakkosten en/of conservering wil betalen. 3. Uitgangspunten bij opname van particuliere archieven Indien een archief of collectie geselecteerd is voor plaatsing in het NHA gelden de volgende uitgangspunten, die in overeenkomsten geregeld zullen worden. 1 Eigenaar draagt bij in werkzaamheden Het NHA streeft naar een zo groot mogelijke zelfwerkzaamheid van de eigenaar en/of een zo groot mogelijke bijdrage in de kosten van het toegankelijk maken en/of materieel verzorgen. Tot nu toe werden deze kosten doorgaans gedragen door het NHA. Het is echter redelijk om - waar mogelijk - van eigenaren van particuliere archieven een bijdrage te vragen in het toegankelijk maken en het materieel verzorgen van de te acquireren archieven. Er bestaan dan drie mogelijkheden: de werkzaamheden worden door de eigenaar zelf verricht onder begeleiding van het NHA de werkzaamheden worden in opdracht van de eigenaar uitgevoerd door een bedrijf, onder begeleiding van het NHA de eigenaar levert een financiële bijdrage aan de door het NHA uit te voeren werkzaamheden, op basis van een offerte Indien een bijdrage niet mogelijk is en het NHA het archief toch graag wil opnemen, dan zal het de werkzaamheden zelf verrichten zodra daarvoor menskracht en tijd beschikbaar zijn. 2 Schenking of inbewaringgeving Particuliere archieven kunnen aan het NHA in bewaring worden gegeven of worden geschonken. Een geschonken archief wordt eigendom van het NHA. Wanneer een archief in bewaring wordt gegeven, blijft de eigendom bij de oorspronkelijke eigenaar/archiefvormer. Wanneer de eigenaar na een periode van inbewaringgeving zijn archief terug wil hebben, zullen de door het NHA gemaakte beheerskosten met terugwerkende kracht aan de eigenaar worden doorberekend. 3 Openbaarheid Het NHA streeft naar volledige openbaarheid, één van de uitgangspunten van de Archiefwet 1995. In uitzonderingsgevallen echter kan de openbaarheid van bepaalde archiefbescheiden worden beperkt (niet voor archiefbescheiden die ouder zijn dan vijfenzeventig jaar). Ontheffing van een openbaarheidsbeperking gebeurt bij voorkeur door of namens de directeur van het NHA.
71
Historische sporen behouden
4. Collectieprofiel Om tot een gerichte en actieve verwerving van particuliere archieven te komen, is een bestandsanalyse van de archieven van de gehele organisatie onontbeerlijk. Een bestandsonderzoek van het Rijksarchief in Noord-Holland uit 1997/98 is beschikbaar (‘Rijksarchief in Noord-Holland. Acquisitieprofiel particuliere archieven’). Aan de hand van het archievenoverzicht (1995), dat in 17 rubrieken is ingedeeld, werd een analyse van de eigen collectie gemaakt. Een bestandsanalyse ontbreekt tot dusver voor de collectie van de vroegere Archiefdienst voor Kennemerland. Vooruitlopend op de genoemde bestandsanalyse kan nu reeds worden vastgesteld dat van vier aangesloten gemeenten, Heemskerk, Uitgeest, Uithoorn en Zandvoort, nagenoeg geen particuliere archieven verworven zijn. 5. Voorstellen
Maak een actuele, systematische bestandsanalyse van de archieven van de gehele organisatie Richt de actieve acquisitie van particuliere archieven allereerst op de aangesloten gemeenten Heemskerk, Uitgeest, Uithoorn en Zandvoort Neem de Selectiecriteria voor particuliere archieven als richtsnoer bij de afweging inzake het wel of niet opnemen van een particulier archief Indien een particulier archief niet voldoet aan de genoemde selectiecriteria kan de directie van het NHA besluiten het archief, bij wijze van uitzondering, toch te verwerven Na een positieve beslissing over het opnemen van een particulier archief houdt het NHA zich zoveel mogelijk aan de Uitgangspunten bij opname van particuliere archieven
Literatuur Jelle Bosma, Op zoek naar Noord-Hollands verleden. Aanzet tot een acquisitieplan. In: Selectie: waardering, selectie en acquisitie van archieven, Jaarboek Stichting Archiefpublicaties 2004, p. 142-164. Alice van Diepen, Het ultieme instrument voor een toetsbaar acquisitiebeleid? Naar een integraal acquisitiebeleid voor het Gemeentearchief Amsterdam. In: Selectie: waardering, selectie en acquisitie van archieven, Jaarboek Stichting Archiefpublicaties 2004, p. 68-83. H. van Felius (red.), Rijksarchief in Noord-Holland. Overzicht van de archieven en collecties. Haarlem 1995. K.J.P.F.M. Jeurgens (red.), Gewaardeerd verleden. Bouwstenen voor een nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven. Den Haag 2007. Dirk Post, Rijksarchief in Noord-Holland. Acquisitieprofiel particuliere archieven, 1997/98 (Intern stuk). Anite op de Woerd, Acquisitieplan particuliere archieven en collecties 2007-2010. Nijmegen, Regionaal Archief Nijmegen, februari 2007.
72
Historische sporen behouden
Bijlage 4: Vragenlijst archiefdiensten Nederland Geachte heer/mevrouw, Op dit moment ben ik mijn hbo-opleiding Media, Informatie en Creatie aan de Hogeschool van Amsterdam met diploma Archivistiek B aan het afronden met een scriptie. Ik doe een onderzoek naar de mate waarin en de manier waarop archiefinstellingen kunnen bijdragen aan het behoud van industrieel erfgoed door het acquireren van documentatie dat hier betrekking op heeft. Mijn externe sparringpartner hierbij is het Noord-Hollands Archief: als casus neem ik namelijk spoorwegerfgoed in ZuidKennemerland, de regio Haarlem. Daarvoor enkele vragen aan u als RHC: -In hoeverre geeft uw archiefinstelling in haar acquisitiebeleidsplan expliciet aandacht aan het acquireren van archieven m.b.t. industrieel erfgoed? -Is het mogelijk dat ik inzage krijg in uw acquisitiebeleidsplan om deze onderling met andere archiefdiensten te vergelijken m.b.t. daarin genoemde selectiecriteria? -Werkt uw archiefinstelling op dit gebied ook samen met andere instanties die zich sterk maken voor het behoud van industrieel erfgoed? -Tot slot: geeft uw RHC in cursussen o.i.d. ook aandacht aan het zoeken naar gegevens over industrieel erfgoed bij bijvoorbeeld bedrijfsarchieven of word het industriële verleden in uw regio op een andere manier onder de aandacht van het publiek gebracht? Bij voorbaat hartelijk dank voor de informatie. Met een vriendelijke groet, Jan van der Male Hogeschool van Amsterdam Media, Informatie en Creatie (MIC)
73
Historische sporen behouden
Bijlage 5: Uitkomsten onderzoek archiefdiensten Nederland Archiefinstelling
Acquisitie Aandacht voor beleidsplan13 industr.erfgoed
Samenwerking met andere instellingen op gebied van industrieel erfgoed Nee.
Cursussen of andere activiteiten
Overig
Nationaal Archief
Ja
Niet specifiek
Nee.
Aandacht aan industrieel erfgoed in De Schaorpaol, uitgave van het Staring Instituut.
n.v.t.
Contact met oudheidkundige verenigingen. Daarnaast wordt in 2011 gefuseerd met het Staring Instituut: een instituut dat het streekeigene in de Achterhoek en Liemers bestudeert en uitdraagt. Nee
Het Nationaal Archief werkt op dit moment met een verouderd acquisitieprofiel waarin geen aandacht besteed wordt aan afzonderlijke categorieën van archieven. Onder leiding van prof. Ch. Jeurgens wordt er nu gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe selectiemethodiek, waarin aandacht besteed wordt aan zowel overheids- als particuliere archieven. De nieuwe selectiemethodiek gaat uit van trends en hotspots en in het kader daarvan zal ongetwijfeld aandacht worden besteed aan de industriële ontwikkeling van Nederland. Er zullen mogelijk ook industriële bedrijven als actor worden benoemd, waarvan de archieven voor blijvende bewaring – bij het NA of bij een nadere archiefinstelling - in aanmerking komen. Het acquisitiebeleidsplan is verouderd. Na de verhuizing in september a.s. naar een nieuw onderkomen wordt ons acquisitieplan herzien. In het nieuwe pand beschikt het streekarchivariaat namelijk over meer ruimte. Dan wordt bekeken of er extra aandacht wordt besteed aan het acquireren van archieven van industrieel erfgoed.
Streekarchivariaat Regio Achterhoek
Ja
Niet speciefiek
Streekarchief Bommelerwaard
Nee
Drents Archief
Ja
Niet specifiek
Nee.
Mogelijk in de toekomst een route langs industrieel erfgoed ontwikkelen in het kader van het project Drents Archief 3.0.
Streekarchief Epe, Hattem en Heerde
Ja
Niet specifiek
Nee
Nee
Nee
M.u.v. kerkelijke archieven wordt uitsluitend passsief geacquireerd i.v.m. beperkte beschikbare middelen. Zelden wordt iets geweigerd. Het acquireren van industrieel erfgoed is in deze regio minder relevant, behoudens verveningsindustrie. In het acquisitiebeleidsplan gaat de aandacht momenteel uit naar cultuur en sport. Het acquisitiebeleidsplan behoeft een update. n.v.t.
13 In sommige gevallen is een beleidsnotitie opgesteld die als uitgangspunt voor acquisitie geldt.
74
Historische sporen behouden Gelders Archief
Ja
Ja
Met streekarchieven in de regio is een covenant gesloten waarin afspraken zijn gemaakt wie wat acquireerd. Met diverse instellingen zoals Gelders Erfgoed wordt samengewerkt, maar niet specifiek op het gebied van industrieel erfgoed. Nee
Tentoonstellingen, waaronder regelmatig m.b.t. (industriële) bedrijven. Geen tentoonstellingen i.v.m. ruimtegebrek.
I.v.m. personele onderbezetting wordt slechts passief geacquireerd, maar wel worden faillissementen van bedrijven in de gaten gehouden. Aandacht voor industrieel erfgoed is een van de speerpunten in het acquisitieprofiel en acquisitiebeleidsplan
Streekarchief Gooi en Vechtstreek RHC Groninger Archieven
Nee
n.v.t.
Nee
Voor passieve acquisitie zijn wel criteria opgesteld.
Nee
n.v.t.
Groninger Museum, Groninger Molenhuis
n.v.t.
Nee
n.v.t.
Nee
Project om geschiedenis van Groningen en Oost-Friesland in kaart te brengen met o.a. bedrijfsarchieven, in 2011 gestart i.s.m. het archiv in Aurich (Duitsland) en het Wirtschaftsarchiv Nord-West Niedersachsen (Duitsland). Nee
Streekarchief Land van Heusden en Altena RHC Zuidoost Utrecht Historisch Centrum Leeuwarden
Nee Ja
n.v.t. Niet specifiek
Nee Ja, afdeling Monumentenzorg & Archeologie, Leeuwarder Historische Vereniging.
Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg RHC Nieuw Land Erfgoedcentrum
Nee
n.v.t.
Nee
Ja
Niet expliciet (deelgebied)
Geen cursussen, wel aandacht in Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland
Regionaal Archief Nijmegen
Ja
Niet expliciet
Steunpunt Archeologie, (jonge) monumenten Flevoland en met Heemschut Flevoland. Stichting Industrieel Erfgoed Nijmegen en Omgeving (STIENO), historische vereniging Numaga, Radbout Universiteit Nijmegen.
Geen cursussen, wel aandacht d.m.v. exposities, lezingen e.d., bijvoorbeeld van historische vereniging Numaga.
n.v.t.
Noord-Hollands Archief Centrum voor Regionale Geschiedenis Rijckheyt
Ja Ja
Niet expliciet Niet expliciet
Nee o.a. Mijnmuseum
Nee Nee
n.v.t. n.v.t.
Nee Vanuit het HCL is een werkgroep industrieel erfgoed (onder de paraplu van de Hist.Ver.) opgericht. Voor inventariseren van (bedreigd) erfgoed , publicaties en publieksactiviteiten zoals lezingen. Nee
In augustus 2011 zal een medewerker in het kader van haar afstudeeropdracht Archivistiek B een acquisitiebeleidsplan gaan schrijven. n.v.t. Met Tresoar (voormalig rijksarchief) zijn afspraken gemaakt mbt acquisitie van bedrijfsarchieven.
Enige relevante informatie is op de website te vinden via de ABC-formule n.v.t.
75
Historische sporen behouden Streekarchief Rijnlands Midden
Nee
n.v.t.
Op het moment dat de mogelijkheid/noodzaak zich voordoet zoals bemiddeling door de historische ver. Alphen a/d Rijn voor het archief van betonfabriek Van Dijk en overleg met het Maritiem Museum in Rotterdam voor het archief van de scheepswerven firma Boot. Ja, maar niet expliciet op het gebied van industrieel erfgoed. Werkt samen met o.m. Streekmuseum en Flikpje Museum Tiel, Genootschap Voet van Oudheusden te Culemburg en het Datema Instituut te Kesteren Nee
In lezingen, die door medewerkers van het streekarchief worden gehouden, wordt regelmatig aandacht besteed aan het belang van behoud van industrieel erfgoed (bedrijfsarchieven). Bovendien wordt dat belang in publicaties (onder meer over de Alphense pannenbakkerijen) onder de aandacht gebracht.
n.v.t.
Regionaal Archief Rivierenland
Ja
Niet expliciet
Nee
Voornamelijk passieve acquisitie vanwege beperkte beschikbare uren. Pas na de centralisatie van het Regionaal Archief Rivierenland (RAR), als in 2012 de nieuwbouw klaar is, kan meer structureel actief worden geacquireerd.
Regionaal Archief Tilburg
In Niet expliciet voorbereiding
In de blog van het RATilburg (http://regionaalarchieftilburg.blogspot.com/) wordt aandacht besteed aan specifieke archieven, soms bedrijfsarchieven. In het verleden werd de cursus ‘Zoeken in bedrijfsarchieven’ aangeboden
Veel archieven m.b.t. de textielindustrie zijn de afgelopen jaren al verworven, zodat de komende jaren het accent zal liggen op de cultuur in de jaren ’50-’80 in meer algemene zin.
Het Utrechts Archief
Ja
Niet expliciet
RHC Vecht en Venen Regionaal Archief WestBrabant
Nee Ja
n.v.t. Niet expliciet
West-Fries Archief Zeeuws Archief
Nee Ja
n.v.t. Ja
Regionaal Archief Zutphen Stadsarchief Amsterdam Gemeentearchief Barneveld Gemeentearchief Borsele
Ja
Niet specifiek
Utrechtse Stichting voor het Industrieel Erfgoed (USINE) Nee Ja, heemkundekringen, bibliotheken in de regio, de Mastboom Brosens Stichting en bedrijven zelf Nee Ja, werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland (WIEZ) en meldpunterfgoed Zeeland Nee
Nee Ja cursussen huizenonderzoek waarin aandacht aan ind.erfgoed wordt besteed en themamiddagen
n.v.t. n.v.t.
Nee Ja, cursussen in samenwerking met de Volksuniversiteit Zeeland
n.v.t.
Nee
n.v.t.
Ja
Niet specifiek
Nee
Nee
n.v.t.
Nee
n.v.t.
Nee
Nee
Er wordt slechts passief geacquirreerd in verband met beperkte ruimte en onderbezetting van personeel.
n.v.t.
76
Historische sporen behouden Stadsarchief Breda
Ja
Niet specifiek
Nee
Erfgoed Delft e.o. Archief, musea en archeologie Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer (SAB)
Nee
n.v.t.
Nee
Ja
Niet specifiek
Gemeentearchief Ede en Scherpenzeel
Ja
Ja
Ja, Stichting Industrieel Erfgoed Deventer (SIED), Historisch Museum Deventer. Ja, met de Gemeente Ede, waar het Gemeentearchief onderdeel van is.
Haags Gemeentearchief
Nee
Niet expliciet
Nee, is wel als doelstelling in het beleidsplan 20102013 verwoord.
Gemeentearchief Kampen
Nee
n.v.t.
Samenwerking met andere culturele instellingen in Kampen vindt plaats op basis van thema, niet zozeer expliciet industrieel erfgoed.
Gemeentearchief Schouwen-Duiveland
Ja
Ja
Over het algemeen niet, wel incidenteel in voorkomende gevallen.
Stadsarchief Vlaardingen
Nee
Nee
Ja, met o.m. Historische Vereniging Vlaardingen, Monumentenzorg etc.
Nee. Wel wordt aan het verwerven van bedrijfsarchieven specifiek in blogs etc. aandacht gegeven. Tentoonstellingen over Delft, waarbij af en toe het industriële verleden een onderdeel is en publicaties van oud-medewerkers. Nee
n.v.t.l De aanwezige bedrijfsarchieven zijn hoofdzakelijk passief geacquireerd.
Diverse medewerkers van SIED inventariseren als vrijwilliger bij het SAB bedrijfsarchieven. Het SAB is actief als participant in portalwebsite www.deventergeschiedenis.nl. Tijdens rondleidingen wordt aandacht besteed Er is slechts een passief acquisitiebeleid. aan particuliere archieven, waaronder bedrijfsarchieven. Verder aandacht in publicaties van het Gemeentearchief, zoals over de voormalige ENKA-fabriek. Nee In het beleidsplan 2010-2013 is het realiseren van een acquisitiebeleidsplan als doelstelling opgenomen. Ook is de bedoeling thematisch te gaan werken bij het acquireren, zoals het thema “Economisch leven (jaarmarkten en evenementen, bedrijven en horeca)”. Bestaande archieven en collecties worden thematisch getagged. VWO-5 klassen kunnen archiefonderzoek Slechts passieve acquisitie i.v.m. beperkte depotruimte. doen met als onderwerp ‘De Industriële Revolutie’. De drie hoofdthemna’s van het Gemeentearchief zijn Religie, Hanze en Nijverheid. Bij laatstgenoemde komt industrieel erfgoed aan bod. Nee In het acquisitiebeleidsplan is aandacht voor industrieel erfgoed begrepen onder de archieven van economische aard. Omdat reeds veel is geacquireerd op dat terrein is het niet benoemd als speerpunt. Daarbij dient te worden aangetekend dat Schouwen-Duiveland in de 19de en 20ste eeuw geen grootschalige ontwikkelingen heeft doorgemaakt op industrieel terrein. Nee Het Stadsarchief Vlaardingen acquireert slechts passief, waarbij in principe geen criteria worden gehanteerd. Actieve acquisitie vind vrijwel niet plaats door beperkte depotcapaciteit en te weinig personeel om archieven te inventariseren.
77
Historische sporen behouden
Bijlage 6: Vragenlijst en antwoorden archiefdiensten Engeland E-mail, verstuurd aan het London Metropolitan Archives en Birmingham Archives. Dear Mr/Mrs, For my study ‘Media, Information and Creation’ with a specialisation in Record Management at the ‘ High school of Amsterdam’, I am doing my bachelor thesis. I am investigating the role of archives in the conservation of industrial heritage. I have a few questions about that and I hope you could help me by answering the questions below. Do you actively collect archive or documentation material with regard to industrial heritage in your city and or region? Do you have policy on the collection of archive material and, if so, what does it say on industrial heritage? Does your archival institution cooperate with other archives or instutions, such as musea with regard to about industrial heritage? Thank you very much for your cooperation in advance! Sincery, Jan van der Male Hogeschool van Amsterdam Media, Informatie en Creatie (MIC) The Netherlands London Metropolitan Archives Dear Jan van der Male Thank you for your email. Yes, we actively take in business archives (I am employed with a key responsibility in this area) as well as prints, maps etc. We have recently purchased a tobacco manufacturing company archive as it is rarer business collection which we were lacking. We also look out for instances where records are at risk (company closures etc). Industrial heritage is not specifically stated in our policy but is inferred by this fact. In terms of our region we receive by gift, deposit or purchase collections of original records (in all formats including electronic records), relating to the Greater London area (excluding the City of Westminster) or to the City of London. Please see our online collections policy (details in the policy are under section 3) on the following webpage: http://www.cityoflondon.gov.uk/Corporation/LGNL_Services/Leisure_and_culture/Records_and_arch ives/About_LMA/ Industrial heritage is a very wide topic and can be found in the extensive business archives we hold through plans of factories and works as well as in those submitted to local authorities, as well as many other sources maps, prints, drawings. The records show how industrial buildings were built, developed/used and also give the background to the companies which controlled them. There are also records of organisations such as London Docklands Development Corporation which developed areas once full of industry which show how the regional land-use has changed over time. For more information please visit our online catalogue or enquire specifically on holdings to our enquiries team who you first sent your email to. 78
Historische sporen behouden
Some co-operation with local industrial interest groups such as Greenwich Industrial History Society over the discovery of archives of Merryweather & Company, fire engine and fire fighting equipment makers, some museums would use our sources to assist with displays and loans - an example is Kew Bridge Steam Museum where there are connected plans of works relating to Thames Water's predecessor companies which supplied water to Londoners. Also we have been working with Museum of London Archaelogical Service to recover archives of a sweet-manufacturing company archive found in a warehouse on the Olympic site. These records will bring alive what used to be on that site before it was developed for the 2012 games. I hope they are of some assistance to your study. Yours Richard Wiltshire Senior Archivist - Business and Community Archives City of London: London Metropolitan Archives 40 Northampton Road London EC1R 0HB Tel: 020 7332 3988 website: www.cityoflondon.gov.uk/lma If you would like to join our electronic mailing list to receive information about news and events at London Metropolitan Archives, visit http://www.cityoflondon.gov.uk/Corporation/LGNL_Services/Leisure_and_culture/Records_and_arch ives/Events/ Birmingham Archives Dear Jan, Thank you for your enquiry about industrial heritage archives. We have close links with Birmingham Museum and Art Gallery, and we actively keep each other informed of material that comes to light through public contact or though the news press. Our collecting policy does not specify particular emphasis on collecting a type of archive as we assess everything that is offered to us, and everything that we become aware of being available and/or at risk. However we do pro-actively seek to improve our collections relating to our multicultural, multilingual, multifaith communities (see below). Our policy is broadly as follows: Aims The aims of Birmingham Archives & Heritage are: · To collect and preserve the historic records of the City of Birmingham, its people, businesses and institutions · To make these records available for research to the public · To promote the use of archives to support learning, citizenship and community identities Geographical Area Birmingham Archives & Heritage will acquire records relating to the City of Birmingham. However under certain circumstances Birmingham Archives & Heritage will acquire records which relate to a wider geographical area with the agreement of the appropriate archive services: · Where the records relate to the West Midlands as a whole and Birmingham is deemed to be the most appropriate place of deposit (e.g. West Midlands County Council, West Midlands Arts) · Where Birmingham Archives & Heritage is recognised by the National Archives as the place of deposit for some classes of public records for the West Midlands (e.g. West Midlands Rail Users Consultative Committee). 79
Historische sporen behouden
· Where the records relate both to Birmingham and elsewhere but the collection is maintained as a whole to preserve its archival integrity. · Where the records are additional to a collection already held by Birmingham Archives & Heritage. · Photographic archives will be acquired in conjunction with Birmingham Central Library’s Head of Photography and according to the terms of the Library’s photographic acquisitions policy. In summary Birmingham Central Library acquires material that represents the past, present and future of photography, that records the physical and social history of the city and its environs, that reflects and records the history of photography in Birmingham and the West Midlands and that documents photography's role as an applied art and printing craft. Definition and media of records held For the purposes of this policy archives are records of any date, which have been created or accumulated by an individual or organisation during the course of their life and work. The format of the records may be in a variety of different media including paper, parchment, audio-visual, photographic, microform or electronically generated media. Method of Acquisition Records may be acquired in the following ways: · Donation whereby they become the outright property of Birmingham City Council · Deposit: an indefinite loan, the ownership remaining with the depositor · Purchase · Statutory or official transfer Conditions associated with accessions Birmingham Archives & Heritage will only accept material · Which is considered to be worthy of permanent preservation · Where the service accepts in good faith that the depositor is the owner of the records or has the right to transfer them Collecting priorities Birmingham is a multicultural, multilingual, multifaith community of communities. In the recent past the service has been successful in acquiring a more diverse range of material on deposit including: · Indian Workers Association · Birmingham Sikh Council · Vanley Burke Archive · Sukhvinder Singh Ubhi Archive · AFFOR The aim is to build on these collections and ensure that the history of the city during the past 50 years is preserved for the future. This will be achieved by: · Targeted outreach with specific groups and types of records · Raising the profile of existing collections illustrating the diversity of the city · Continuing to commission photography and oral and video histories · Develop effective partnerships with individuals, groups and organisations including Birmingham Museum & Art Gallery, Black Pasts Birmingham Futures, Black History Foundation and community groups I hope this is helpful. Corinna Rayner Senior Archivist (Collections Development) Birmingham Archives & Heritage Central Library Chamberlain Square 80
Historische sporen behouden
Birmingham B3 3HQ Tel: 0121 303 4217 Fax: 0121 464 1176
81
Historische sporen behouden
Bijlage 7: Tabel, ontwikkeld door het Stadsarchief Amsterdam Uitwerking van artikel 3, Representativiteit “De te acquireren archieven en collectieonderdelen dienen kenmerkend te zijn in het kader van de politieke, economische, culturele, sociale, maatschappelijke of topografische ontwikkeling van de stad Amsterdam.” Het uitgangspunt -representativiteit- blijkt het meest lastige uitgangspunt te zijn. Wanneer is iets representatief of kenmerkend voor de Amsterdamse ontwikkelingen? De huidige praktijk van verwerving is dat bij oudere bronnen (19de eeuws en ouder) minder snel getwijfeld wordt aan de representativiteit en de neiging bestaat sneller tot acquisitie over te gaan. (Onder het mom van: mooi dat het bewaard gebleven is). Des te recenter de bron, des te kritischer de verwerver. De meeste archieven en collecties die aangeboden worden dateren uit de 20e eeuw en met name de tweede helft van die eeuw. De toename van historische bronnen (denk aan amateurfotografie, drukwerk) maakt een strengere selectie noodzakelijk. Zonder de illusie te hebben een sluitende methode te vinden is gezicht naar een instrument om meer houvast te bieden bij het hanteren van dit uitgangspunt. In navolging van het Gemeentearchief Rotterdam is een voorbeeldtabel opgesteld op basis van een viertal indicatoren die richtinggevend kan zijn bij de praktijk van verwerving. Onderzocht zou moeten worden of deze rubrieken ook representatief zijn voor de economische sectoren in de vier kwartalen van de 20e eeuw en in hoeverre die representativiteit weerspiegeld is in de aanwezige archieven en collecties. Een ondervertegenwoordiging kan aanleiding geven tot actieve acquisitie op een of meer terreinen. Het minder voorkomen van bepaalde bedrijfstakken leidt niet direct tot de conclusie dat acquisitie achterwege kan blijven, maar heeft geen actieve acquisitie tot gevolg. 1. Economisch. Vestigingen naar bedrijfstak (procentueel) in het jaar 2000 Bedrijfstak Amsterdam
Nederland
Landbouw, jacht en bosbouw
0,2
15
Visserij Delfstofwinning Industrie
0,02 4,8
0,1 0,03 6,5
Productie en distributie energie Bouwnijverheid Handel en reparatie consumentenartikelen Horeca Vervoer, opslag, communicatie Financiële instellingen Onroerend goed, zakelijke diensten Overheid, sociale verzekeringen Onderwijs
0,02 4,7 23,0
0,05 9,1 23,7
6,9 6,5 8,3 27,8
5,7 4,0 2,3 18,6
0,3 2,2
0,2 2,4
82
Historische sporen behouden
Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur, recreatie en overige dienstverlening
4,3 11,0
6,0 6,4 (jan. 2001, O+S, nov. 2001,CBS)
Voorlopige conclusie: Vier economische sectoren zijn wat Amsterdam betreft meer dan gemiddeld vertegenwoordigd, te weten 1. Vervoer, opslag en communicatie 2. Financiële instellingen 3. Onroerend goed, zakelijke diensten en 4. Cultuur, recreatie en overige dienstverlening. Banen van werknemers naar bedrijfstak (x1000) Bedrijfstak Amsterdam Landbouw en visserij Delfstofwinning Industrie Energie- en waterleidingbedrijven Bouwnijverheid Handel Horeca Vervoer en communicatie Financiële instellingen Zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur Onderwijs Gezondheids- en welzijnszorg Cultuur en overige dienstverlening
0,4 0 26,2 0 11,8 61,2 23,2 32,2 44,3 96,9 32,6 28,3 53,8 23,0
Nederland 97,1 10,0 927,2 37,0 386,8 1130,4 216,5 422,7 243,3 1031,3 451,7 406,7 863,0 242,3
(CBS, 31 dec. 1999) Voorlopige conclusie: De bedrijfstakken met de meeste werknemers zijn Handel, Zakelijke dienstverlening en Gezondheids- en welzijnszorg. 2. Sociaal maatschappelijk Etnische groep
Amsterdam
Nederland
Surinamers Antillianen Turken Marokkanen Niet-westerse landen Westerse landen Nederlanders (O+S, jan. 2001)
9,8 % 1,6 % 4,8 % 7,8 % 10,4 % 12 % 53,7 %
1,9 % 1,1 % 2% 1,6 % 9,2 % 8,6 % 75,6 %
Voorlopige conclusie: In vergelijking met het landelijk percentage etnische groeperingen is de groep Surinamers en Marokkanen en in minder mater de Turken in Amsterdam veel groter.
83
Historische sporen behouden
3. Politiek Politieke groepe-ringen in Amsterdam
PVDA VVD D’66 Groen-links CD CDA Amster-dam/ Anders/de groenen SP Mokum mobiel ’99 Overig
1982 16 10 2
1986 21 7 3
7
6 1
10 (O+S 2001)
7
1990 12 7 9 7 2 5 2
1994 14 8 8 6 4 3 1
1998 15 9 4 7
1
3 1
3 3
1
Voorlopige conclusie: De ontwikkeling van de omvang van politieke groeperingen in Amsterdam vertonen in ieder geval sinds 1982 een overwegend sociaal democratische signatuur. Ook de consequent redelijke hoge vertegenwoordiging van de VVD is opvallend. De afgelopen verkiezingen moeten nog verwerkt worden in het overzicht. Cultureel Bezoekersaantal per culturele instelling (x1000) Instelling
Bezoekersaantal
Theaters: Concertgebouw Koninklijk theater Carré Paradiso Melkweg Muziektheater Stadsschouwburg De Kleine Komedie Nieuwe de la Mar Theater Bellevue theater IJsbreker
826 427 360 300 261 137 (overheidsinstelling) 116 96 56 9
Bioscopen:
2.860
Musea/instellingen/evenementen: Rondvaarten Vincent van Goghmuseum
3.000 1.312
84
Historische sporen behouden
Artis en aquarium Rijkmuseum Anne Frankhuis Madame Tussaud scenerama Stedelijk museum Nemo Amsterdams Historisch museum Ned. Scheepvaartmuseum Het Rembrandthuis Zoölogisch museum Tropenmuseum Joods Historisch museum Koninklijk paleis
1.243 1.150 885 524 382 Geen aantal van 2000, in ’99 350 204 188 157 150 127 103 87
Rai-hallen:
795
(O+S 2000) Voorlopige conclusie: Hoewel niet alle culturele instellingen in dit overzicht opgenomen zijn, is aan de hand van bezoekersaantallen het relatieve belang van een instelling voor de stad Amsterdam aan te wijzen.
85
Historische sporen behouden
Bijlage 8: Begrippenlijst Acquisitie Het verwerven van archief- en/of documentatiemateriaal. Authentiek In behoorlijk oorspronkelijke staat. Bron Materiaal dat informatie oplevert over een bepaalde zaak of onderwerp. Kan bestaan uit literatuur, archieven, afbeeldingen, video’s, statistieken etc. In de archiefwereld wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen archieven en documentatie. Echter ook een voorwerp zelf is een informatiebron. Erfgoed Het geheel aan materiële (roerende en onroerende) objecten en immateriële (symbolische) praktijken, die afkomstig zijn uit of verwijzen naar het verleden, waarvan de presentatie en representatie in het heden dient om continuïteit te bewerkstelligen tussen verleden, heden en toekomst. Industriële archeologie Het registreren, in bepaalde gevallen behouden en het interpreteren van terreinen en structuren van voegindustriële activiteiten, in het bijzonder de monumenten van de industriële revolutie. Industrieel erfgoed Zowel roerende als onroerende bronnen met behulp waarvan we ons een beeld kunnen vormen van het industriële verleden van een bepaald gebied en dit voorzien van een hedendaagse interpretatie. Object Voorwerpen, zijn te onderscheiden in roerende objecten en onroerende objecten. Onroerend Niet te verplaatsen. Bijvoorbeeld een gebouw of een stuk land. Representatief Als voorbeeld voor een groter geheel. Roerend Verplaatsbaar. Bijvoorbeeld een machine of meubels. Spoorwegerfgoed Zowel roerende als onroerende objecten die een rol van betekenis vervullen of hebben vervuld bij de exploitatie van een vervoersmaatschappij per spoor en die dermate representatief, authentiek en uniek zijn, dat we ons samen met de hierbij behorende archiefdocumenten ons hierdoor een beeld kunnen vormen van het spoorwegverleden in hedendaagse kaders. Universeel Iets eigens, waarin het onderscheiden is van de rest. Ook wel ‘uniek’ genoemd. 86
Historische sporen behouden
Bijlage 9: Bronnenlijst Alfrey, J., Putman, T. (1992). The industrial heritages. Managing rescources and uses. London: Routlegde. Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (z.j.). Waar zijn we actief? Geraadpleegd op 28 februari 2011 van http://www.awnarcheologie.nl/Afdelingen/RegioNoordNederland/Afd4AWNKennemerland.aspx Beekhof-Koole, P.S.J. (1983). Niet minder verdienstelijk dan ze te verwerven is het dingen te behouden. Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken, 1983 nr. 11. Berende, H. (2011). Van de redactie. Houding. Archievenblad, 2011 nr. 3. Bolten, G., Fluit, D. van der, Suurmond, J.V. (8 oktober 2008). Acquisitiebeleidsplan Noord-Hollands Archief. Haarlem: Noord-Hollands Archief. Bongenaar, A.C.V.M, Jeurgens, K.J.P.F.M., Windhorst, M.C. (september 2007). Selectie en waardering. Bouwstenen voor een nieuwe waarderingsmethodiek voor archieven. Den Haag: Nationaal Archief. Boomgaard, J.E.A., Bos-Rops, J.A.M.Y, Ruitenberg, G.M.W. (1992). Alle theorie is grauw… De praktijk heeft een ander kleurtje. Praktische wenken voor een planmatige aanpak van de acquisitie van particuliere archieven. Archievenblad, 1992 nr. 2. Bossaers, K.W.J.M, Brugman, J.A., Vogelzang, F. (1995). Sporen van nijverheid, op zoek naar industrieel erfgoed. Een handleiding. Haarlem: Stichting Regionale Geschiedbeoefening Noord-Holland. Brinkman, E., Bureau Spoorbouwmeester, ’t Hart, R., Heringa, H., Rotterdam Crimson Architectural Historians, Schiedam Urban Fabric. (2009). De Collectie. Bijzondere stationsgebouwen in Nederland. Rotterdam: NAI uitgevers. Broeke, W. van den, Douma, C., Hanenberg, HW., Heusinkveld, A.J.A., Huurman, C., Jongerius, R.T., Meene, J.G.C. van de, Pater, A.D. de, Steinkamp, B.H., Veenendaal jr., A.J. (2000). Bronnen op het spoor. Gids voor onderzoek naar de geschiedenis van de spoorwegen in Nederland. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. Brusse, P. en Broeke, W. van der (2005). Provincie in de periferie, de economische geschiedenis van Zeeland, 18002000. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. City of London (24 november 2010). About London Metropolitan Archives. Geraadpleegd op 3 april 2011 van http://www.cityoflondon.gov.uk/Corporation/LGNL_Services/Leisure_and_culture/Records_and_arch ives/About_LMA/ Dale, Van (z.j.). Revolutie. Geraadpleegd op 27 mei 2011 van http://www.vandale.nl/vandale/zoekService.do?selectedDictionary=nn&selectedDictionaryName=Nede rlands&searchQuery=revolutie Deane, Ph. (1965). The first industrial revolution. Cambridge: Cambridge University Press.
87
Historische sporen behouden
Diepen, A. van (2005). Het ultieme instrument voor een toetsbaar acquisitiebeleid? Naar een integraal acquisitiebeleid voor het Gemeentearchief Amsterdam. Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archieven. Stichting Archief Publicaties, jaarboek 2005. DHondt, J.J. (2005). Spoorlijnen in Velsen: de niet gerealiseerde spoorlijn Amsterdam CS naar IJmuiden-haven van de Combinatie IJmuiden en de spoorlijn Velsen-IJmuiden van de HIJSM. Velisena, Velsen in historisch perspectief, 2005 nummer 14. Duparc, F.J. (1975). Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed. Den Haag: Ministierie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk / Den Haag: Staatsuitgeverij ’s-Gravenhage Encyclopedie Drenthe Online (z.j.). VAM. Geraadpleegd op 9 maart 2011 van http://www.encyclopediedrenthe.nl/VAM Erfgoed Nederland (2011). Erfgoed en betekenis. Geraadpleegd op 15 februari 2011 van http://www.erfgoednederland.nl/over-erfgoed-nederland/erfgoed-en-betekenis Erfgoedloket (2009). Blog Archive, Erfgoed. Geraadpleegd op 15 februari 2011 van http://erfgoedloket.nl/?p=1 Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (z.j.). Wat is Fien? Geraadpleegd op 15 februari 2011 van http://www.industrieel-erfgoed.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=88&Itemid=3 Franken, A.F. [schriftelijk interview], 5 april 2011. Fritz, J. (12 december 2009). Lichtfabriek mooiste monument van Haarlem. Geraadpleegd op 9 maart 2011 van http://www.jeroenfritz.com/?p=2528 Gelders Archief (2007). Gelders Archief. Collectieprofiel 2007-2012. Arnhem: Gelders Archief. Gemeente Haarlemmerliede (30 oktober 2007). Opheffing gemeenschappelijke regeling Afvalverwerking ZuidKennemerland. Geraadpleegd op 1 maart 2011 van http://www.haarlemmerliede.nl/fileadmin/HLSW/raad/2007/november/azk.pdf Gemeentearchief Schouwen-Duiveland (2002). Meer maar ook beter. Het acquisitiebeleid van nietoverheidsarchieven door het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland. Beleidsnotitie 2002. Zierikzee: Gemeentearchief Schouwen-Duiveland. Giffen, K. van (2006). Station Haarlem, Hollandsche sporen door Haarlem en omstreken. Haarlem: Uitgeverij Spaar en Hout. Haarlem IJmuidense Spoorwegmaatschappij (november 2010). Home. Geraadpleegd op 4 maart 2011 van http://www.hijsm.nl/ Hollaar, H., Sluys, P.M. van (1948). Bij het Gouden Jubileum van het Gemeentelijk Waterbedrijf Haarlem, 1898 – 1948. ’s Gravenhage: Uitgeverij Moorman’s Periodieke Pers.
88
Historische sporen behouden
Jong, A. de (2006). De dirigenten van de herinnering. Musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland, 1815-1940. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Ingen, A. van (1994). Het Oude Station. Revisiebedrijf Haarlem 150 jaar zelfstandig. HIJSM 1844 – NS 1994. ’s Hertogenbosch: Stichting Rail Publicaties. Keijser, R. (2010). De acquisitie van particuliere archieven in 2011-2012 en aanbevelingen voor de beleidsperiode 20132016. Utrecht: Het Utrechts Archief Klep. P.M.M. (2005). Verschuivende visies en praktijken. Archieven bewaren voor onderzoek en cultuur” Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van Archieven. Selectie. Stichting Archief Publicaties, jaarboek 2005. Knaap, G.A. van der / NEHA (1993). Spoorwegen en wegvervoer. Een geschiedenis en bronnenoverzicht. Historische bedrijfsarchieven, deel 11. Amsterdam: Nederlands Economisch Historisch Archief. Laarse, R. van der (red.) (2005). Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering. Amsterdam: uitgeverij Het Spinhuis. Lane, R.B. (september 1993). Oral History and Industrial Heritage Museums. The Journal of American History, September 1993. Leeuwen, K. van (red.) (1995). Speciale uitgave ter gelegenheid van de ingebruikneming van de gezamelijke nieuwbouw van Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland, Energiebedrijf Noord-Holland en NV Gasbedrijf Velsen in Velserbroek. Den Haag: Revue Arts Uitgevers B.V. Looyenga, A.J. (1989). Industrieel erfgoed in Noord- en Zuid-Holland” Holland, regionaal historisch tijdschrift, 1989, 21e jaargang nummer 3. Maerten, Y., Paou, M. (maart 2004). Industrieel erfgoed in Frankrijk: de achterstand ingehaald. Erfgoed van Industrie en Techniek, 13e jaargang, nummer 1, maart 2004. Marcellis, Th. (12 april 2007). Verwerfgoed, acquisitiebeleidsplan voor het regionaal archief West-Brabant te Oudenbosch over 2007-2011. Oudenbosch: Regionaal archief West-Brabant. Meene, J.G.C., Nijhof, P. (1985). Spoorwegmonumenten in Nederland. Eindrapport van de Werkgroep Spoorwegmonumenten ingesteld door de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond. Amsterdam, KNOB, 1985. Mokyr, J. (1976). Industrialisation in the low countries 1795-1850. Ney Haven, New Haven and Londen Yale University Press, 1976. Morren, J. (2002). Kastelen en buitenplaatsen in Velsen. Deel 1: Santpoort. Huizen: Uitgeverij Lorelax Productions. Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed (2008). Homepage. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van http://www.boei.nl/ Nederlands Economisch-Historisch Archief (22 september 2010). BedrijfsArchieven Register Nederland. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van http://www.neha.nl/barn/index.html 89
Historische sporen behouden
Nederlandse Museum Materieel Database (2011). Zoeken - Beijnes. Geraadpleegd op 16 februari 2011 van http://nmld.locaalspoor.nl/index.php?page=results&st1=&st2=&st3=&st4=&st14=&st5=&st6a=gelijk &st6b=&st7=Beijnes&st8=&st13=&st9a=gelijk&st9b=&st10=&st11=&st12=&lan=nl Nederlandse Spoorwegen (14 april 2009). NS en ProRail presenteren stationserfgoed. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van http://www.ns.nl/cs/Satellite/ns2007/nl/persbericht/exclude/1237903325710/ns+en+prorail+presente ren+stationserfgoed?p=1252507139550&packedargs=packedargs%3Dsar_31-fm_9-em_9-fy_2008ey_2009 Nieuw Land Erfgoedcentrum (november 2007). Collectieplan Nieuw Land Erfgoedcentrum. Lelystad: Nieuw Land Erfgoedcentrum. Nijhof, E. (1996). Industrieel erfgoed. Nederlandse monumenten van industrie en techniek. Utrecht: Teleac/Wormer, Immerc, 1996. Nijhof, P. (1987). Industriële archeologie. Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek, 1987. Utrecht: Uitgeverij Fischer. Op de Woerd, A. (februari 2007). Acquisitieplan particuliere archieven en collecties 2007-2010. Nijmegen: Regionaal Archief Nijmegen. Opperdoes-Alewijn, jhr. Mr. P. (1858). Kort betoog over de noodzakelijkheid van den aanleg van meerdere spoorwegen in Nederland. Hoorn, Gebr. Vermande. Orgelsinzeeland (2011). Veere, Grote Kerk. Geraadpleegd op 1 maart 2011 van http://www.orgelsinzeeland.nl/navigatie_plaats_veere_grotekerk.htm PWN Waterleidingbedrijf (z.j.). Organisatie. Geraadpleegd op 27 februari van https://www.pwn.nl/PuurPWN/OverPWN/Organisatie/Pages/Geschiedenis.aspx Rayner, C. [schriftelijk interview], 20 april 2011. Rijksarchief in Noord-Holland (29 januari 2005). Aanschafbeleid Bibliotheek Rijksarchief in Noord-Holland. Haarlem: Rijksarchief in Noord-Holland. Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis (2008). Oud papierprijs of cultureel erfgoed? Naar een gecontroleerde verwerving en afvloeiing van archieven en documenten. Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (2011). Geschiedenis. Geraadpleegd op 22 februari 2011 van http://www.cultureelerfgoed.nl/organisatie/over-rijksdienst/geschiedenis Roos, R. (red.) (2009). Duinen en mensen. Kennemerland. Amsterdam: Stichting NatuurMedia. Ross, S. (1999). De Industriële Revolutie. Harmelen: Nederlands Taalgebied Ars Scribendi B.V.
90
Historische sporen behouden
Schauvliege, J. (11 mei 2011). Gecoördineerd antwoord op vraag nr. 326 van 28 april 2010 van Dirk van Mechelen. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van docs.vlaamsparlement.be/docs/schv/20092010/.../326/antw.326.doc Sliggers, B.C. (1988). Westerveld, van buitenplaats tot begraafplaats, 1888-1988. Haarlem: Uitgeverij De Vrieseborch. Smit, W.I. (1993). Total Archives, The Canadian Experience. Canadian Archival Studies and the Rediscovery of Provenance. Metuchen: Scarecrow Press. Spaarnelanden N.V. (z.j.). Home. Geraadpleegd op 1 maart 2011 van http://www.spaarnelanden.nl/indexspaarnelanden.html Stadsarchief Deventer (7 mei 2009). Collectievormingsbeleid voor archieven. Deventer: Stadsarchief Deventer. Station Bloemendaal (2011). Home. Geraadpleegd op 7 maart 2011 van http://www.stationbloemendaal.nl/ Stationsweb (2010). Station Santpoort-Zuid. Geraadpleegd op 7 maart 2011 van http://www.stationsweb.com/station.asp?station=santpoortzuid Stichting Adviesgroep Bestuursrecht (22 januari 2011). Wet tot behoud van cultuurbezit. Geraadpleegd op 29 maart 2011 van http://www.st-ab.nl/wetten/0840_Wet_tot_behoud_van_cultuurbezit.htm Stichting Platform Werelderfgoed Nederland (z.j.). Werelderfgoed – criteria. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van http://www.werelderfgoed.nl/pages/nl/werelderfgoed-wereldwijd/criteria-enrapportage/criteria.php Streekarchief Epe, Hattem en Heerde (januari 2009). Acquisitiebeleid Epe, Hattem en Heerde. Epe: Streekarchief Epe, Hattem en Heerde. The National Archive (march 2007). Acquisition and disposition strategy. London: The National Archive. Tillema, J.A.C. (1975). Geschiedenis Monumentenzorg, schetsen uit de geschiedenis van de Monumentenzorg in Nederland. Den Haag: Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk/Den Haag: Staatsuitgeverij ’s-Gravenhage. UNESCO World Heritage Centre (2011). World Heritage Convention. Geraadpleegd op 22 februari 2011 van http://whc.unesco.org/en/convention Utrechts Archief (z.j.). Spoorwegen. Geraadpleegd op 28 maart 2011 van http://www.hetutrechtsarchief.nl/spoorwegen Veenendaal, G. (2005). Spoorwegen in Nederland van 1834 tot nu. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Vlijmen, M. van (jli 1995). Een stad vol klanten. Energievoorziening in Haarlem van 1902-1995. Haarlem: NV Energiebedrijf Haarlem. 91
Historische sporen behouden
Voorst Vader-Duyckinck Sander, H. van (1992). Meer en Berg: een heel bijzondere buitenplaats. Ons Bloemendaal, 1992 nr. 2. Wegman, W. (2007). Sporen, een zoektocht langs de resten van de Haarlemmermeerlijnen. Alkmaar: Uitgeverij HDC Media. Wegman, W. (2010). Sporen 2, een zoektocht langs de resten van de Haarlemmermeerlijnen. Alkmaar: Uitgeverij HDC Media. Wijck Jurriaanse, N.J. van (1978). Lokaalspoor- en tramwegen van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. Rotterdam: Uitgeverij Wyt. Wolff, J.W. (1992). Techniek en modernisering. Geschiedenis van de techniek in Nederland, deel 1. Zutphen: Stichting Historie der techniek, Walburg Pers.
92