Sporen van identiteit BELEIDSNOTA GEMEENTELIJKE MONUMENTEN GEMEENTE DOESBURG
Inhoudopgave
1
Inleiding............................................................................................................ 3
2
Probleemstelling ............................................................................................... 3
3
Doelen ............................................................................................................... 3
4
Werkwijze ......................................................................................................... 6
5
Een klein stukje historie ................................................................................... 6
6
Bestaand beleid, wet- en regelgeving .............................................................. 7
7
Analyses, uitgangspunten en interpretaties..................................................... 8 7.1
MoMo/ Beleid........................................................................................... 8
7.2
Bedreiging bouw- en cultuurhistorische waarden .................................. 9
7.3
Cultuurhistorie in het bestemmingsplan ............................................... 10
7.4
Planologische erfgoedbescherming versus gemeentelijke monumentenlijst ................................................................................... 11
7.5
Draagvlak............................................................................................... 12
7.6
Subsidie ................................................................................................. 13
7.7
Duurzaamheid........................................................................................ 13
7.8
Herbestemming ..................................................................................... 14
7.9
Recreatie en toerisme............................................................................ 14
8.
Financiën......................................................................................................... 14
9.
Samenvatting.................................................................................................. 15
10.
Conclusies ....................................................................................................... 17
11.
Projecten......................................................................................................... 18
Bijlage a
Lijst met afkortingen........................................................................ 19
Bijlage b
Toelichting beschermingsmethodes ................................................. 20
Bijlage c
Toetsingscriteria............................................................................... 23
Bijlage d
Stappen aanwijzingstraject ............................................................. 25
Bijlage e
Schema aanwijzingstraject .............................................................. 26
Bijlage f
Geconsulteerde organen .................................................................. 27
Afbeelding voorblad: Netkaart van Doesburg en omgeving door Jacob van Deventer, circa 1559-1557 en Appartementencomplex IJsselkade (2004)
2 van 28
1
Inleiding
Voor u ligt de beleidsnota gemeentelijke monumenten gemeente Doesburg. De nota komt voort uit een eerder geuite en als beleidsmaatregel vastgelegde wens van de Raad om het gemeentelijke monumentenbeleid te intensiveren en in het bijzonder een gemeentelijke monumentenlijst op te stellen en te dien aanzien een beleid te formuleren. Momenteel telt de stad 160 rijksmonumenten (waaronder de vestingwerken[Linies]), 6 gemeentelijke en een (Rijks)beschermd stadsgezicht. Daarnaast is er een lijst van 260 potentiële gemeentelijke monumenten. De nota is als volgt opgebouwd: • Inleiding • Probleemstelling • Doelen • Werkwijze • Een klein stukje historie • Bestaand beleid, wet- en regelgeving • Analyses, uitgangspunten en interpretaties • Financiën • Samenvatting • Conclusies • Projecten
2
Probleemstelling
Het College van burgemeester en wethouders (collegeakkoord d.d 21 april 2010) en daarmee ook de Gemeenteraad van Doesburg heeft de wens om het gemeentelijk monumentenbeleid te intensiveren. In november 2006 heeft de Gemeenteraad in haar Kadernota Cultuurhistorie (‘De toekomst van ons verleden’) een aantal beleidsmaatregelen vastgelegd. Een daarvan is: ‘Het maken van gemeentelijk monumentenbeleid ter bescherming van de
(potentieel) Gemeentelijke monumenten……’. De voor u liggende nota voorziet uitsluitend in het aanwijzingsbeleid voor gemeentelijke (gebouwde) monumenten en in het beleid dat daaraan grenst en daarvoor van belang is. De nota voorziet niet in ‘erfgoedbreed’ beleid (wat bijvoorbeeld betekent dat hij geen richtlijnen geeft voor de openbare ruimte of het buitengebied). De nota biedt handvatten voor de bescherming van de potentiële monumenten, en het aangrenzende beleid voor de komende 5 jaar. Met potentiële monumenten wordt gedoeld op de in 1990 geïnventariseerde 260 cultuurhistorisch en bouwhistorisch gezien waardevolle panden. Monumenten, potentiële monumenten, beeldbepalende panden en anderszins waardevolle objecten binnen het beschermd stadsgezicht zijn alle aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart die sinds september 2011 gereed is. De waarden worden aangegeven door middel van verschillende kleuren (bepaalde waarde, bepaalde kleur). Met betrekking tot de lijst van potentiële monumenten moet worden opgemerkt dat er sinds het opstellen van deze lijst veel is veranderd. De inventarisatie van 1990 is het vertrekpunt voor het aanwijzen van gemeentelijke monumenten, maar beslist niet zaligmakend; waarden zullen opnieuw moeten worden getoetst. Er kunnen objecten verdwenen zijn, maar ook toevoegingen (en daarmee wordt ook gedoeld op objecten buiten het beschermd stadsgezicht) zijn niet uitgesloten.
3
Doelen
1) De gemeente heeft het doel de hoge cultuurhistorische waarde van haar grondgebied zoveel mogelijk te behouden of verder te ontwikkelen (Kadernota 2006). 2) De gemeente heeft het doel een gemeentelijke monumentenlijst op te stellen ter bescherming van 260 potentiële monumenten (Kadernota 2006), of zoveel minder of meer als geëigend is. 3) De gemeente streeft naar beleid dat op een breed draagvlak kan rekenen (Kadernota 2006) 3 van 28
Afbeelding 2: Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Doesburg waardering bebouwing
4 van 28
Afbeelding 3: Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Doesburg waardering structuren
5 van 28
4 De • • • •
Werkwijze nota is tot stand gekomen binnen de volgende kaders: bestaand beleid vigerende wet- en regelgeving resultaten van consultatie van sleutelfiguren met kennis en kunde op het gebied van monumentenzorg eigen expertise.
Bij deze consultatie is als volgt te werk gegaan: • Aan de hand van een aantal vragen zijn door de aanwezigen schriftelijk bondige statements opgeschreven. De resultaten daarvan vindt u in de ‘bloemlezing gesloten sessie’. • Vervolgens zijn er naar aanleiding van deze statements een aantal discussiepunten geformuleerd en is er een levendige en waardevolle discussie ontstaan. De weergave daarvan vindt u in de ‘bloemlezing open sessie’. • Tenslotte is er een ‘mindmap’ gemaakt, waarin de onderwerpen die als rode draden naar voren kwamen zijn gerubriceerd en de uitspraken dienaangaande zijn geclusterd. De rode draden komen merendeels als paragrafen in hoofdstuk 7 in deze nota terug. • Uiteindelijk is door middel van kleuren verband aangebracht tussen de uitspraken in de verschillende rubrieken. De resultaten van de consultatie zijn niet als bijlage toegevoegd, maar in het werkdossier terug te vinden. Onder ‘analyses en uitgangspunten’ vindt u in iedere paragraaf steeds de analyse van een bepaald onderwerp gevolgd door de interpretatie ervan. In de samenvatting worden de uitgangspunten nog eens op een rijtje gezet en verhelderd. Deze leiden tenslotte tot de conclusies en projecten.
5
Een klein stukje historie
Doesburg is een prachtige oude stad die ligt en is ontstaan op een hoge rivierduin op de plaats waar de Oude IJssel en de IJssel samenvloeien. Hoewel bewoning van de rivieroevers al dateert van de prehistorie en de vroege geschiedenis van Doesburg in nevelen gehuld blijft is bekend dat de stad in 1237 stadsrechten kreeg. De ligging bij het samenkomen van twee waterwegen en een oude landweg van Münster naar Arnhem was natuurlijk zeer gunstig voor het ontwikkelen van intensief handelsverkeer. In 1447 trad de stad toe tot het Hanzeverbond, wat een belangrijke stap in de ontwikkeling was. De Gouden Eeuw betekende, hoe tegenstrijdig dit ook lijkt, het einde voor de Hanzestad Doesburg. Door verzanding van de IJssel en te zware concurrentie van steden zoals Amsterdam werd Doesburg als handelsstad steeds onbelangrijker. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en later de Franse bezetting (1672-1674) veranderde Doesburg van een handels- in een vestingstad. De oude stadsmuren en poorten werden afgebroken en er kwamen aarden wallen voor in de plaats. Rond 1672 (Franse bezetting) werden deze weer volledig afgebroken. Afb. 4: Kaart van Jacob van Deventer (1560) Na ruim 20 jaar kreeg Menno van Coehoorn de opdracht nieuwe vestingwerken te ontwerpen en in 1701 werd begonnen met de aanleg daarvan (de huidige ‘Hoge Linie ‘en ‘Lage Linie’). 6 van 28
Tot in de 20e eeuw bleef Doesburg een ‘slaperige’ vestingstad. Pas vanaf 1923, toen de verdedigingswerken voorgoed hun functie verloren, was weer uitbreiding van de stad mogelijk. De bovengenoemde ‘slaperigheid’ en vooral het aanhoudende gebrek aan geld had ook zijn voordelen: de historische binnenstad met zijn vele monumenten bleef goed bewaard. De binnenstad van Doesburg is zo ongerept en het middeleeuwse stratenpatroon zo onveranderd gebleven dat men met een oude kaart van Jacob van Deventer (1560) in de binnenstad de weg nog goed kan vinden. De historische binnenstad werd in 1974 als (Rijks)beschermd stadsgezicht aangewezen.
6
Bestaand beleid, wet- en regelgeving
Er bestaat veel beleid, wet- en regelgeving met betrekking tot cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Hieronder volgt een korte opsomming van beleid, wet- en regelgeving relevant voor Doesburg. Nota Belvedère In 1999 is door het ministerie van OCW de Nota Belvedère (beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting) uitgegeven. De nota had als doel het scheppen van goede voorwaarden voor het toenemende belang van cultuurhistorische identiteit voor de inrichting van de ruimte. (‘Behoud door ontwikkeling’ is de slagzin). Het beleid volgens Belvedère speelt in op de verschuiving van object naar omgeving en stimuleert dit. In 2009 is de subsidie en het projectbureau Belvedère gestopt, maar het gedachtengoed van Belvedère is ingebed en speelt nog steeds een rol. Beleidsbrief modernisering monumentenzorg In 2009 is door het ministerie een beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) opgesteld. De drie pijlers van de MoMo zijn: • cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ontwikkeling • minder en krachtiger regelgeving • bevordering van herbestemming Vanaf januari 2012 is het meewegen van cultuurhistorische belangen vooraf bij het maken van bestemmingsplannen verplicht (Staatsblad 339, 17 juni 2011, betreffende wijziging Bro, Bor en Bam, zie lijst afkortingen, bijlage a). Belvoir 3 De provincie (Gelderland) heeft in de Nota’s Belvoir vastgelegd hoe zij haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. Nota Belvoir 3 is vastgesteld op 23 februari 2009. Kadernota Cultuurhistorie In november 2006 heeft de gemeenteraad van Doesburg de Kadernota Cultuurhistorie (‘De toekomst van ons verleden’) vastgesteld. Daarin is beleid en zijn een aantal beleidsmaatregelen ten aanzien van de cultuurhistorie in de gemeente vastgelegd. Monumentenwet 1988 Monumenten kunnen zowel door de gemeente als door het Rijk aangewezen worden. Rijksmonumenten worden aangewezen op basis van de Monumentenwet 1988. Gemeenten hebben via de Gemeentewet de bevoegdheid monumenten aan te wijzen en zijn verplicht een verordening op te stellen. In Doesburg is dat de Erfgoedverordening geworden. Op dit moment worden er nog slechts bij hoge uitzondering Rijksmonumenten aangewezen: de taak het erfgoed te beschermen ligt nu vrijwel geheel bij gemeenten en provincies. M.e.r. Een ander instrument is de milieueffectenrapportage (m.e.r.). Bij m.e.r.plichtige activiteiten moet de cultuurhistorie zorgvuldig worden meegewogen. Het ministerie van OCW (i.c. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, RCE) is wettelijk adviseur bij m.e.r.plichtige activiteiten.
7 van 28
Wamz Archeologische waarden worden beschermd door de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze is de wettelijke vertaling van het verdrag van Malta (ook wel Valletta genoemd) dat in 1992 door Nederland getekend werd. De wet is thans onderdeel van de Monumentenwet 1988. Bestemmingsplan Het gemeentelijk bestemmingsplan is het enige juridisch bindende gemeentelijke (ruimtelijke) plan. In het bestemmingsplan wordt de cultuurhistorie verankerd en vanaf januari 2012 is dat verplicht (zie Staatsblad 339, 17 juni 2011). Bestemmingsplan Archeologie In Doesburg is in 2008 archeologisch beleid vastgesteld en door middel van het Paraplubestemmingsplan Archeologie verankerd voor het hele grondgebied (oktober 2009). Voor het bestemmingsplan hebben de archeologische beleids-/advieskaart en de archeologische waardenkaart als grondslag gediend. Cultuurhistorische Waardenkaart In juli 2011 is een Cultuurhistorische Waardenkaart tot stand gekomen. Deze kaart bestaat uit twee delen, een met waardering bebouwing en een met waardering structuren. Daarop worden monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden alsmede waardevolle structuren door middel van verschillende kleuren weergegeven. De kaart maakt integraal deel uit van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Nota Ruimtelijke Kwaliteit In Doesburg is op 22 december 2011 de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Deze Nota vormt een van de eerste ‘welstandsnota's nieuwe stijl', en brengt op een vernieuwende manier het gemeentelijk ruimtelijk beleid in beeld. Hij belicht en integreert alle aspecten van het ruimtelijk beleid. De nota bevat ook richtlijnen voor cultuurhistorie en archeologie. Erfgoedverordening Op 24 februari 2011 is de nieuwe Erfgoedverordening 2011 gemeente Doesburg vastgesteld naar het meest recente model van de VNG.
7 7.1
Analyses, uitgangspunten en interpretaties MoMo/ Beleid
Een belangrijke ontwikkeling binnen de monumentenzorg is de MoMo. Dit staat voor Modernisering Monumentenzorg. In september 2009 heeft de rijksoverheid een Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg opgesteld. Hiermee worden allerlei nieuwe eisen gesteld aan gemeenten en provincies met betrekking tot de omgang met cultureel erfgoed, die grofweg in drie categorieën (pijlers) zijn onder te verdelen: • • •
cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ontwikkeling minder en krachtiger regelgeving bevordering van herbestemming
Met het afnemen van de mogelijkheden van Rijksbescherming (wat zich enerzijds uit in het feit dat het Rijk niet of nauwelijks meer tot aanwijzing van monumenten overgaat en anderzijds in deregulering en decentralisatie van regelgeving) is het noodzakelijk aanvullende gemeentelijke beleidsvoorschriften te maken. Binnen de MoMo is nu meer aandacht voor het geheel, maar ook de individuele monumenten verdienen aandacht. Met betrekking tot het in november 2010 vastgestelde Bestemmingsplan Binnenstad kan worden gesteld dat daarin uitvoeringsbeleid vastligt; het bestemmingsplan is een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkeling.
8 van 28
De pas vastgestelde Nota Ruimtelijke Kwaliteit (NRK) is een toetsingskader voor welstand en monumentenzorg. Binnen de beleidsvorming speelt de Cultuurhistorische Waardenkaart (CWK) een grote rol. De CWK geeft verwachte en bestaande bouwhistorische waarden aan, op grond waarvan bouwhistorisch onderzoek verplicht kan worden gesteld. Zoals de Archeologische Waardenkaart als indicatiestelling voor archeologisch onderzoek dient, zo dient de Cultuurhistorische Waardenkaart als indicatiestelling voor bouwhistorisch onderzoek. De kaart heeft een dynamisch karakter en de indicatieve waardering kan worden aangepast.
Digitalisering Sinds 1 januari 2010 zijn overheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro 3.8 jo. Bro 1.2.1 ) verplicht nieuwe ruimtelijke plannen te digitaliseren en te ontsluiten via RO-Online (Ruimtelijkeplannen.nl). De gemeente Doesburg heeft hieraan in ruime mate voldaan en zo is het bestemmingsplan binnenstad al digitaal raadpleegbaar. Voor archeologie is beleid vastgesteld (2008) en door middel van het paraplubestemmingsplan archeologie (29 oktober 2009) in werking getreden. Daar wij kiezen voor het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst (zie onder 7.4) is het niet nodig de CWK digitaal te verankeren in het bestemmingsplan. Wel zal de CWK regelmatig moeten worden geactualiseerd en is het wenselijk archeologiebeleid, monumentenbeleid, Archeologische Waardenkaart, Cultuurhistorische Waardenkaart, bestemmingsplan, Nota Ruimtelijke Kwaliteit voortdurend op elkaar af te stemmen.
7.2
Bedreiging bouw- en cultuurhistorische waarden
Het is belangrijk alert te blijven op de eventuele bedreiging van bouw- en cultuurhistorische waarden. Ook in Doesburg bestaat daarover enige zorg. Wat bijvoorbeeld als er in een container een kloostermop wordt gevonden van onbekende herkomst? De grootste bedreiging van bouwhistorische waarden vormt gebrek aan kennis/onwetendheid. Dit is vooral aan de orde wanneer er verbouwingen plaatsvinden. Hoe kun je weten wat wel en wat niet waardevol is als daarvoor de kennis ontbreekt? Hoe bijzonder zijn die kloostermoppen dan wel? ‘Onwetendheid kan, met name bij panden zonder monumentenstatus, leiden tot verlies aan (onbekende) historische waarden. De gemeente Doesburg wil door inzet van bouwhistorisch onderzoek de kennis over de geschiedenis vergroten en voorkomen dat er onbedoeld belangrijke zaken in de container verdwijnen’ .1 Het is belangrijk te investeren in kennisoverdracht: bijvoorbeeld publicaties, informatie op de website. Bouwhistorisch onderzoek speelt in deze dus een zeer belangrijke rol (daarover hieronder meer). Verder zijn met betrekking tot de onderhoudsstaat van een monument de bezuinigingen vanuit de rijksoverheid bedreigend. Er worden steeds minder financiële middelen (bijv. subsidie) beschikbaar gesteld voor onderhoud en restauratie van monumenten. Daarnaast ontbreekt het aan ambtelijke capaciteit voor toezicht en handhaving. Ook eigenaren van monumenten hebben minder te besteden voor onderhoud van hun monument of stellen andere prioriteiten. Afb. 5: Kloostermoppen
1
Nota Ruimtelijke Kwaliteit, deel D, pag. 125 9 van 28
Op basis van een onderzoek van het Nationaal Restauratiefonds (juli/augustus 2011) blijkt dat het gebrek aan financiële middelen door eigenaren van gemeentelijke monumenten wordt gezien als voornaamste oorzaak voor achteruitgang van de onderhoudsstaat van hun pand. Naast bovengenoemde aspecten vormt het vergunningvrij bouwen dat in januari 2012 nog wordt uitgebreid (zie Staatsblad 339, 17 juni 2011) een bedreiging. Hierdoor wordt er veel overgelaten aan het eigen interpretatievermogen van eigenaren wat het gevaar met zich brengt dat dezen de wetswijziging ‘in hun eigen voordeel’ uitleggen. Bovendien is er geen ‘servicemoment’, wat betekent dat een eigenaar te goeder trouw al kan beginnen, wat achteraf gezien zou kunnen leiden tot verlies van waarden. Er wordt wel eens beweerd dat ook de steeds oppervlakkiger benadering van cultuurhistorie en de ‘vercommercialisering’ van de samenleving een rol zou spelen, wat uiteraard op een aanname berust. Gezien bovenstaande ligt het voor de hand de eigenaar/initiatiefnemer van een restauratie en of een verbouwing een grotere rol toe te bedelen. Zoals dat gebeurt op grond van de archeologische verwachtingenkaart kan ook op grond van de Cultuurhistorische Waardenkaart gesteld worden: toon maar aan dat het er zit, of toon maar aan dat het er niet zit. De initiatiefnemer zou dan ‘bewijsplicht’ hebben. Een stap verder zou zijn te bepalen dat ook bij de gebouwde monumenten geldt: de verstoorder betaalt (net als bij archeologie). Vast staat dat een goede bouwhistorische inventarisatie onmisbaar is voor het beoordelen van een bouwplan en het verdient aanbeveling om wanneer dat relevant is ook bij niet beschermde panden in het vooroverleg om een bouwhistorisch onderzoek te vragen. Ook voor de eigenaar heeft de bouwhistorische inventarisatie een groot voordeel: een dergelijke inventarisatie geeft inzicht in en kennis van de opbouw van zijn pand en is daardoor een goede onderbouwing van zijn bouwinitiatieven. Het stimuleren van de eigenaar/initiatiefnemer voor het verrichten van bouwhistorisch onderzoek verdient aanbeveling.
7.3
Cultuurhistorie in het bestemmingsplan
Werd cultuurhistorie al regulier meegewogen in bestemmingsplannen, met ingang van januari 2012 is er toch iets veranderd. Bij besluit van 17 juni 2011 (Staatsblad 339, 17 juni 2011) is het Bro (Besluit ruimtelijke ordening), het Bor (Besluit omgevingsrecht) (en het Bam, Besluit archeologische monumentenzorg) met ingang van januari 2012 gewijzigd. De wijzigingen bestaan vooral hierin dat er nu niet meer alleen gesproken wordt van monumenten maar van cultuurhistorie in het algemeen en dat de weging vooraf in het proces moet plaatsvinden i.p.v. achteraf. Tot nu toe gebeurde het vaak dat toetsing aan regels van monumentenzorg aan het eind van het proces in de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvond, waardoor deze regels vaak als hindernis werden gezien. Dit is nu dus anders. Werd er voorheen een beschrijving verlangd van de manier waarop met in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening was gehouden, zo is dat nu (een beschrijving) van de wijze waarop ‘met de in het gebied
aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten’ rekening is gehouden (Bro, artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a). Niet alleen wordt er een bredere afweging verlangd, maar ook wil de regering hiermee bereiken dat aandacht voor cultuurhistorische waarden voortaan in het planproces naar voren wordt gehaald. Een bijkomend verschijnsel van deze ontwikkeling is dat door de grondige borging van cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan de noodzaak tot het aanwijzen van monumenten iets minder groot wordt. In Doesburg is met het in november 2010 vastgestelde bestemmingsplan voor de binnenstad aan bovengenoemde eis voldaan. Een bestemmingsplan is hèt instrument om veranderingen vast te leggen en te borgen en om aan te geven wat men van karakteristieken wel of niet wil behouden. Daarover hieronder meer. Zowel door de Rijksoverheid als door de ‘mensen uit het beleidsveld’ wordt het dus steeds belangrijker gevonden cultuurhistorie deel uit te laten maken van de ruimtelijke ontwikkeling en standaard mee te nemen in de ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Voor archeologie heeft de gemeente Doesburg het al goed geregeld: er is een Archeologische Waardenkaart, een Archeologische Beleidsadvieskaart en een Bestemmingsplan Archeologie. De noodzaak hiertoe bestond op grond van de Wamz (Wet op de archeologische monumentenzorg). Voor cultuurhistorie is er in juli 2011 de Cultuurhistorische Waardenkaart gereed gekomen die gebruikt kan worden als onderlegger voor een te maken bestemmingsplan 10 van 28
binnenstad/beschermd stadsgezicht. Maar voor bestemmingsplannen voor het hele grondgebied moeten ook andere waarden in beeld worden gebracht. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor integraliteit en de integrale aanpak van behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit, zowel door de verschillende (beleids)clusters binnen de gemeente als door middel van de onderlinge afstemming van de verschillende instrumenten. Een al vormgegeven en mooi voorbeeld van de realisatie hiervan is de nieuwe Nota Ruimtelijke Kwaliteit (NRK), die in de plaats komt van de oude Welstandsnota en waarin ruimschoots alle aspecten in het ruimtelijk beleid ten aanzien van erfgoed aan bod komen en op elkaar worden afgestemd (i.c. het bestemmingsplan archeologie, de archeologische beleidsadvies- en waardenkaart, de cultuurhistorie, de cultuurhistorische waardenkaart (CWK), de monumenten en het monumentenbeleid).
Afb. 6: Stadsgezicht Doesburg (Veerpoortstraat)
7.4
Planologische erfgoedbescherming versus gemeentelijke monumentenlijst
Ten aanzien van de situatie in 1990 (toen de waardestellingen van de waardevolle panden zijn gemaakt) is er veel veranderd. Zo is er nu de ontwikkeling van de planologische erfgoedbescherming. Dit is de reële bescherming van het cultureel erfgoed via het bestemmingsplan (planologische erfgoedbescherming). Objecten en/of ensembles of locaties worden dan als monument of als beschermd erfgoed binnen het bestemmingsplan aangewezen. Deze constructie wordt geborgd door een vergunningenstelsel (hierop wordt nader ingegaan in bijlage b). Dit is al in verschillende gemeenten (Maastricht, Eindhoven) gerealiseerd. Bij de nu gewenste bescherming van de (260) potentiële monumenten heeft de gemeente een afweging gemaakt m.b.t. de verschillende mogelijkheden. De mogelijkheden zijn: • •
planologische erfgoedbescherming (PEB) gemeentelijke monumentenlijst (GM)
Wij hebben gekozen voor het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst. Daarnaast willen we de mogelijkheid van de planologische bescherming niet uitsluiten en aansluiten bij de nieuwste ontwikkelingen en hiervan gebruik maken indien dat geëigend is. Wat bij uitstek voor planologische bescherming in aanmerking zou kunnen komen zijn bijvoorbeeld de zeer hoge (cultuur)historische waarden in de oude stadsmuren en funderingen. Deze hebben nu geen beschermde status, maar worden wel heel goed meegewogen bij bouwplannen. Zij geven een heel goed beeld van de ontwikkelingsgeschiedenis van Doesburg. Verder zou extra borging in het bestemmingsplan kunnen worden toegepast voor objecten buiten het beschermd stadsgezicht die later nog op de gemeentelijke monumentenlijst worden geplaatst en voor de gebieden daaromheen. Wij willen zeer nauw aansluiten bij de actuele ontwikkelingen en de methode van PEB toepassen als dat later iets extra’s zou kunnen bieden. 11 van 28
De • • • • • •
redenen om te kiezen voor een gemeentelijke monumentenlijst: deze biedt een degelijke en beproefde bescherming. hij geeft duidelijkheid voor monumenteneigenaren en gemeente een gemeentelijke monumentenlijst is een ‘flexibel’ instrument: eventuele toekomstige objecten kunnen via de plaatsingsprocedure worden bijgeplaatst. zo kunnen ook objecten van de lijst worden verwijderd planologische bescherming lijkt meer geschikt voor bescherming van locaties of gebieden bij planologische bescherming zal voor elke wijziging een bestemmingsplanwijziging of een paraplubestemmingsplan2 moeten worden gemaakt, wat nogal arbeidsintensief is
Voor een uitgebreid overzicht van en toelichting op de werkwijzen en de voor- en nadelen van de methodes, alsook de afwegingen daaromtrent, zie bijlage b. Zoals al eerder opgemerkt is het aantal van 260 van de potentiële monumenten niet gefixeerd. Er wordt gekeken welke objecten op de gemeentelijke monumentenlijst worden geplaatst en welke niet. In eerste instantie wordt hierbij de Cultuurhistorische Waardenkaart met de daarop aangegeven waarden (hoog, hoge verwachting, positief en indifferent) als leidraad gebruikt. Daarbij wordt getoetst aan de volgende toetsingscriteria: • architectuurhistorische waarden • stedenbouwkundige waarden • cultuurhistorische waarden Voor de uitwerking daarvan zie Bijlage c. Het aanwijzingstraject verloopt volgens de volgende stappen: • Aanvraag • Waardestelling • Inventarisatie bouw- en cultuurhistorische waarden Toetsen op basis van: architectuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden cultuurhistorische waarden • Redengevende beschrijving • Advies van adviescommissie cultuurhistorie • Voorbereidingsprocedure • Aanwijzing (d.m.v. collegebesluit). (Indien geen aanwijzing dan stopt procedure hier) • Plaatsing op gemeentelijke monumentenlijst + Mededeling o.g.v. Wkpb • Publicatie Voor nadere toelichting zie Bijlage d en e.
7.5
Draagvlak
Voor een goed monumentenbeleid is ‘draagvlak’ onontbeerlijk. Draagvlak in de breedste zin van het woord: niet alleen maatschappelijk, maar ook bij monumenteneigenaren. In het verleden is gebleken dat er een behoorlijk draagvlak bestaat, wat mag blijken uit de vele initiatieven, projecten, informatiematerialen die zijn gerealiseerd door verschillende verenigingen voor cultuurhistorie of door individuen op basis van een puur persoonlijke motivatie! Voor maatschappelijk draagvlak is kennis en communicatie belangrijk: het is essentieel dat het verhaal van de stad onder de bevolking leeft.
2
In dit verband en naar aanleiding van het boven aangehaalde begrip paraplubestemmingsplan moet worden vermeld dat een paraplubestemmingsplan problemen kan opleveren i.v.m. de eis tot digitalisering van ruimtelijke plannen (Wro 3.8 jo. Bro 1.2.1 ). Daar waar bestemmingsplannen nog niet gedigitaliseerd zijn wordt het dus moeilijk een paraplubestemmingsplan over het oude bestemmingsplan te leggen. In onze gemeente speelt dit echter geen rol. De bestemmingsplannen zijn al digitaal beschikbaar op ruimtelijkeplannen.nl 12 van 28
De status van monument wordt vaak beschouwd als een last in plaats van als een lust en het maatschappelijk belang van erfgoed wordt vaak onderschat. Dit te doorbreken heeft onze aandacht. De gemeente heeft dankbaar gebruik gemaakt van bovengenoemde door enthousiaste burgers aangedragen en geleverde expertise. Voorbeelden hiervan zijn: de Monumentengids, en de Cultuurhistorische Waardenkaart. Het verdient aanbeveling dit vooral te blijven doen en activiteiten te blijven stimuleren.
7.6
Subsidie/stimulerende voorzieningen
Eigenaren van rijksmonumenten zijnde geen woning kunnen gebruik maken van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim), voor rijksmonumenten zijnde een woning geldt belastingvoordeel vanwege aftrek onderhoudskosten. Voor gemeentelijk monumenteigenaren geldt een dergelijk voordeel niet. Zij kunnen aanspraak maken op tegemoetkomingen van het Restauratiefonds (laagrentende lening). Verder bestaat er voor gemeentelijke monumenten op dit ogenblik bij de gemeente Doesburg geen subsidieregeling of –verordening en zal deze er vooralsnog ook niet komen. Wij stellen daarvoor geen middelen beschikbaar. Onder meer op grond van het onderzoek van het Restauratiefonds (juli/augustus 2011) wordt aangetoond dat monumenteneigenaren het ontbreken van financiële ondersteuning als een belemmering zien voor het goed onderhouden van hun pand. Afb. 7: Munt uit 1850 Overigens wil het Rijk het belastingvoordeel dat voor rijksmonumenten geldt ook gemeentelijke monumenten ten deel laten vallen. Over het algemeen werkt het stimulerend voor eigenaren van monumenten als de gemeente tegemoet komt in kosten. Het verdient aanbeveling de mogelijkheden dienaangaande te onderzoeken; daar wij geen middelen beschikbaar stellen voor onderhouds- en/of restauratiesubsidie voor gemeentelijke monumenten is het zinvol te onderzoeken wat dan wèl mogelijk is (bijv. laagrentende lening, fiscaal voordeel, abonnement Monumentenwacht, tegemoetkoming kosten bouwhistorisch onderzoek, begeleiding bij het ontwerp- en vergunningentraject). Dit is een belangrijk element in het proces van aanwijzing en moet zijn afgerond voor de daadwerkelijke aanwijzingen plaatsvinden, zodat dan goed kan worden uitgelegd wat wel en wat niet mogelijk is. Vermeld moet worden in dit verband dat indien de gemeente een bepaald bedrag aan subsidie of instandhoudingbijdrage toekent, de provincie bijna altijd volgt met hetzelfde bedrag (koppelsubsidie), wat een monumenteneigenaar dus een dubbel bedrag oplevert.
7.7
Duurzaamheid
Duurzaamheid heeft in ons omgevingsbeleid grote aandacht. ‘De gemeente Doesburg wil haar bewoners graag stimuleren om ook vanuit deze gezichtspunten een bijdrage te leveren aan het duurzame karakter van de stad. Duurzaamheid is de balans tussen ecologische, economische en sociale belangen voor het heden en de toekomst. Duurzaamheid bij gebouwen wordt veelal verbonden met technische en/of goed meetbare aspecten. Zo kan de nadruk liggen op het gebruik van duurzame materialen, of op een hoge energiebewustheid (energieneutraal gebouw). Los van deze technische aspecten kan duurzaamheid ook vanuit een kwalitatief architectonisch en cultuurhistorisch gezichtspunt worden bekeken’. 3 Zo kan ten aanzien van monumenten duurzaamheid tweeledig worden uitgelegd. Enerzijds is er de ‘ecologische’ duurzaamheid (milieu- en energieaspecten [isolatie, duurzame/’alternatieve’ energie]), anderzijds is er de duurzaamheid van het monument. Voorkomen dat er leegstand ontstaat doordat een monument zijn aantrekkelijkheid verliest (juist door bovengenoemde factoren), waardoor een monument onherroepelijk in verval zal raken, is investeren in duurzaamheid van het pand. De gemeente heeft geen Duurzaam bouwen (Dubo) beleid ten aanzien van monumenten en cultuurhistorie, maar stuurt wel actief.
3
Nota Ruimtelijke Kwaliteit, deel C, pag. 118 13 van 28
In de praktijk blijkt dat monumenteneigenaren zelf vaak graag willen investeren in duurzaamheid. De gemeente stimuleert dit en adviseert. Over het algemeen wordt de stelregel gehanteerd: duurzaam bouwen mag en is gewenst zelfs, mits het geen afbreuk doet aan bouw- en cultuurhistorische waarden; aanpassen aan de eisen van de tijd maar met behoud van historische waarden. Onderzoeken of het beleid hierop kan worden aangepast verdient de aandacht. Afb. 8: Monumentenglas Koepoortstraat 44
7.8
Herbestemming
Een van de pijlers van MoMo is bevorderen van herbestemming. De zorg om passende herbestemming (niet in de laatste plaats om leegstand te voorkomen) heeft ook in Doesburg de aandacht. Het inmiddels grotendeels gerestaureerde Arsenaal is een herbestemmingsobject met allure dat veel mogelijkheden biedt. Voor de GTW loods (Turfhaven) ligt al een plan. Middelen beschikbaar stellen voor haalbaarheidsonderzoek kan bevorderlijk werken voor passende herbestemming. Ook kan de gemeente zich actief opstellen en zich aanbevolen houden voor ideeën van initiatiefnemers. Het verdient aanbeveling de mogelijkheden en middelen met betrekking tot herbestemming nader te onderzoeken.
Industrieel en kerkelijk erfgoed Het industrieel en kerkelijk erfgoed, evenals de periode van de wederopbouw, staat momenteel erg in de belangstelling binnen de monumentenzorg en biedt niet zelden objecten voor herbestemming. Het oude industriegebied aan de Koppelweg heeft in dat opzicht wellicht beschermenswaardige objecten. Een bouwhistorische verkenning van de GTW loods, de ijzergieterij en het gebied aan de Koppelweg (oude industriegebied) en de Verhuellweg zou interessant kunnen zijn. De haalbaarheid hiervan zou onderzocht kunnen worden. De voor Doesburg zo karakteristieke Martinikerk wordt al voor bepaalde andere dan kerkelijke activiteiten gebruikt en voor de Gasthuiskerk ligt een bouwplan. Het is de bedoeling deze kerk als bijeenkomstgebouw te gaan gebruiken.
7.9
Recreatie en toerisme
Het inzetten van het cultureel erfgoed, dat in belangrijke mate de aantrekkelijkheid van de gemeente Doesburg en van de binnenstad in het bijzonder bepaalt, en de rijke (cultuur)historie van de stad voor de bevordering van recreatie en toerisme is een grote potentie. Meer (cultuur)toerisme zal de stad ten goede komen en is bevorderlijk voor de economie (extra inkomsten voor bijv. de horeca en de middenstand). Niet alleen de binnenstad maar ook de linies (Hoge en Lage Linie) zijn drager van aantrekkelijkheid en bepalen voor een belangrijk deel de historie en identiteit van Doesburg. Ook de ligging (daar waar de Oude IJssel in de Gelderse IJssel stroomt), het totale decor, maakt Doesburg uniek. Het verdient aanbeveling de mogelijkheden ter bevordering van recreatie en toerisme met het cultureel erfgoed als inzet nader te onderzoeken en ons cultureel erfgoed zou een plaats kunnen krijgen binnen de toekomstige economische beleidsnota.
8.
Financiën
De Raad van deze gemeente heeft budget beschikbaar gesteld voor het intensiveren van het monumentenbeleid en voor het opstellen van een lijst van gemeentelijke monumenten. De intentie is om de hiervoor beschikbare formatie tijdelijk beperkt uit te breiden. Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om op dit gebied de samenwerking met de gemeente Zutphen te intensiveren en ook voor monumentenzorg gebruik te maken van hun diensten. De bouwhistoricus van de gemeente Zutphen zal gedurende 3 jaar werkzaamheden 14 van 28
verrichten voor de gemeente Doesburg met als hoofdtaak het opstellen van de lijst van gemeentelijke monumenten. Daarnaast zal op bepaalde onderwerpen externe deskundigheid ingehuurd worden omdat hiervoor geen ambtelijke capaciteit beschikbaar is. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden en prioriteiten gesteld moeten worden voor het besteden van de beschikbare gelden. De raad heeft de volgende middelen beschikbaar gesteld gedurende een periode van 3 jaar: 3 x € 60.000,00 (€ 180.000,00) gespreid over de jaren 2011 t/m 2013. Tijdens de behandeling van de najaarsnota 2011 is verzocht om dit uit te breiden met 2014 zonder het bedrag te verhogen, waarmee de raad heeft ingestemd. Onderstaande tabel geeft de verdeling van het budget weer. Onderwerp Nota ruimtelijke kwaliteit: Samenwerking Zutphen wijzigingsverzoeken: Redengevende beschrijvingen opstellen: Opstellen monumentenbeleid: Opleiding en onvoorzien Totaal
2011 24.000,00 0,00
2012
2013
2014
10.000,00
10.000,00
10.000,00
Generaal 24.000,00 30.000,00
0,00
23.000,00
23.000,00
23.000,00
69.000,00
10.000,00 1.500,00 35.500,00
22.000,00 2.500,00 57.500,00
12.000,00 2.500,00 47.500,00
4.000,00 2.500,00 39.500,00
48.000,00 9.000,00 180.000,00
Tabel 1: budgetverantwoording
9.
Samenvatting
Binnen de MoMo is er de ontwikkeling dat cultuurhistorie zoveel mogelijk moet worden meegenomen in de ruimtelijke plannen en ontwikkeling. Gebleken is dat Doesburg, hoe klein ook, behoorlijk voorop loopt in deze ontwikkelingen. Er is archeologiebeleid, er is een Cultuurhistorische Waardenkaart, een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad met daarin de cultuurhistorie breed opgenomen, er is een nieuwe Erfgoedverordening en de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (vervanging van de oude Welstandsnota), waarin alle aspecten van het ruimtelijk beleid worden geïntegreerd, is recent vastgesteld. Desalniettemin is het van belang de ‘vinger aan de pols te houden’ en de actuele ontwikkelingen nauwlettend te blijven volgen. Voor het behoud van bouw- en cultuurhistorische waarden is kennis, een goede communicatie met de eigenaar en voldoende toezicht en handhaving belangrijk. Bovendien is het verstandig panden structureel (voor en tijdens elke aanvraag om een omgevingsverguning), aan de hand van de cultuurhistorische waardenkaart, bouwhistorisch te (laten) onderzoeken. Een dergelijk onderzoek wordt in bepaalde gevallen verplicht gesteld vanuit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Ten aanzien van de cultuurhistorie in het bestemmingsplan dient te worden opgemerkt dat dit nu per januari 2012 verplicht is. De gemeente heeft hieraan al voldaan. Integrale samenwerking is belangrijk. Verschillende onderdelen (NRK, BP, CWK en ABK) moeten goed op elkaar worden afgestemd. Het is wenselijk de CWK regelmatig te actualiseren. Met betrekking tot de bescherming van de (260) potentiële monumenten zijn er twee mogelijkheden: de planologische erfgoedbescherming (PEB) en het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst (GM). Wij kiezen voor een gemeentelijke monumentenlijst waarop die panden van de lijst worden geplaatst die in aanmerking komen en daarenboven eventueel nog andere die nu niet op de lijst staan. Daarnaast willen wij aansluiten bij nieuwe ontwikkelingen en de mogelijkheid van PEB toepassen wanneer dit geëigend is. Voorafgaand aan het opstellen van de Redengevende Beschrijvingen moeten er bouwhistorische inventarisaties worden gedaan (dit zal worden uitgevoerd door de bouwhistoricus van de gemeente Zutphen). Om te bepalen in hoeverre de al gemaakte inventarisatie en beschrijvingen uit 1990 nog voldoen is een quick scan aan te bevelen. De aanwijzingsprocedure verloopt volgens de toetsingscriteria en het stappenplan zoals geschetst in 7.4 en de bijlagen c, d en e. De redenen voor de keuze voor gemeentelijke monumentenlijst zijn: degelijke bescherming, duidelijkheid en flexibiliteit.
15 van 28
Met betrekking tot communicatie en kennisoverdracht is gebleken dat daar verbeterpunten zijn. Het verhaal van de stad moet naar de burger. Publicaties in de krant, een monumentenpagina, een toegankelijke website met actuele informatie, verspreiden van informatiemateriaal, voorlichting en educatie zijn hiervoor middelen. Ook samenwerking leidt tot draagvlak- en efficiëntievergroting. Niet alleen samenwerking binnen de gemeentelijke disciplines en beleidsafdelingen, maar ook van de gemeente met de provincie, het Rijk en externe adviesorganen, van de gemeente met burgers die iets willen en kunnen betekenen en van al deze partijen onderling. Met de gemeente Zutphen werkt de gemeente Doesburg al samen op het gebied van archeologie. Vanaf 2012 zal dit worden uitgebreid voor de gebouwde monumenten door de bouwhistoricus van Zutphen in te schakelen bij het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Dit betreft het inhuren van bouwhistorische kennis. Contact met de provincie (Gelderland) zou expertise (Belvoir 3) en provinciale financiële bijdragen kunnen opleveren. Het is van belang alert te zijn op het benutten van Europese, Rijks- en provinciale gelden.
Afb. 9: IJsselkadeproject (2004), appartementencomplex in de vorm van een scheepsboeg. Ook dit bepaalt de identiteit van Doesburg
Om monumenteneigenaren enthousiast te maken en te motiveren en ook om de bouwhistorische waarden te beschermen zou een (financiële) tegemoetkoming een goed middel kunnen zijn. Het verdient aanbeveling de mogelijkheden met betrekking tot stimulerende voorzieningen te onderzoeken. Gedacht kan worden aan belastingvoordeel, 16 van 28
abonnement monumentenwacht, gratis advies en voorlichting, begeleiding bij het ontwerp- en vergunningentraject. Duurzaamheid heeft binnen de gemeente de aandacht en is gewenst, mits het de bouwhistorische waarden niet aantast. Het Arsenaal en de Turfhaven zijn objecten voor herbestemming. Met herbestemming krijgt het verleden een plaats in het heden en de toekomst en wordt leegstand voorkomen. Binnen het kader van industrieel en kerkelijk erfgoed zijn met betrekking tot bouw- en cultuurhistorische waarden de GTWloods, de ijzergieterij en het oude industriegebied aan de Koppelweg en de Verhuellweg interessant. In de Martinikerk vinden al activiteiten plaats die blijk geven van herbestemming, voor de Gasthuiskerk ligt een bouwplan. Met betrekking tot recreatie en toerisme: Het cultureel erfgoed in de gemeente Doesburg is drager voor de aantrekkelijkheid van de binnenstad en het is verstandig daar gebruik van te maken. Het is belangrijk het (cultuur)toerisme te stimuleren. De secundaire inkomsten die hieruit zullen vloeien zullen de stad ten goede komen. De Linies (De Hoge Linie en de Lage Linie) zijn verbonden met de historie en de identiteit van de stad en hebben niet alleen een natuur- maar ook een grote cultuurhistorische waarde. De linies zouden een (cultuur)toeristische trekpleister kunnen worden. Uitdragen wat Doesburg aan moois bezit alsook de historie van de stad, zonder er een openluchtmuseum van te maken, is aantrekkelijk. Ons Cultureel Erfgoed zou een plaats kunnen krijgen binnen de economische beleidsnota. Financiën De raad van deze gemeente heeft budget beschikbaar gesteld voor het intensiveren van het monumentenbeleid en voor het opstellen van een lijst van gemeentelijke monumenten. In de nota wordt het budget gespecificeerd en worden projecten weergegeven die wel en projecten die niet financieel zijn gedekt.
10.
Conclusies
Op basis van alles wat wij hiervoor hebben overwogen willen wij: • een monumentenlijst opstellen ter bescherming een nader te bepalen aantal gemeentelijke monumenten • een samenwerkingsovereenkomst opstellen (met bijv. gemeente Zutphen) m.b.t. bouwhistorisch onderzoek • onderzoek doen naar stimulerende voorzieningen • in het integraal handhavingsbeleid meer aandacht voor toezicht en handhaving genereren • de Cultuurhistorische Waardenkaart steeds geactualiseerd houden • bouwhistorisch onderzoek verplicht stellen overeenkomstig NRK • investeren in communicatie/promotie • cultureel erfgoed inzetten voor recreatie en toerisme • aandacht geven aan herbestemming/ de herbestemming voor Arsenaal en Turfhaven onderzoeken • de Cultuurhistorische waarden Linies toepassen/ Linies tot cultuurhistorische trekpleister maken • aangezien Cultureel erfgoed belangrijk is voor identiteit en economie van de stad dit meenemen in economisch beleidsplan • kennis en inzet burgers optimaal benutten • duurzaamheid bij monumenten stimuleren • aandacht geven aan bouw-/cultuurhistorische waarden industrieel en kerkelijk erfgoed
17 van 28
11.
Projecten
De hierboven geformuleerde uitgangspunten hebben wij vormgegeven in een aantal projecten die concreet zullen worden uitgevoerd. Deze projecten worden hieronder schematisch weergegeven, waarbij een verdeling is gemaakt tussen projecten waarvoor voor zover van toepassing wel (deze hebben ook de hoogste prioriteit) en projecten waarvoor niet is voorzien in de financiële middelen zoals genoemd in hoofdstuk 8 van deze nota. Project Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Resultaat Monumentenlijst
Planning 2012 - 2014
Samenwerkingsovereenkomst
Samenwerkingsovereenkomst Zutphen m.b.t. monumentenzorg Stimuleringsbeleid
2012
Actualiseren CWK en laten evolueren tot Cultuurhistorische beleidsadvieskaart
Toetsinstrument voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen
2013 – 2014
Bouwhistorisch onderzoek verplichten
Borging bouwhistorische waarden
Integraal handhavingsprotocol waarin ook monumentenzorg verankerd is.
Adequaat toezicht en handhaving
2012 Al geschied bij vaststelling NRK 2012
Onderzoek stimulerende voorzieningen
2012
Tabel 2: Projecten met de hoogste prioriteit en financieel gedekt.
Naast bovengenoemde projecten zijn er ook projecten waaraan op dit moment beperkt of geen uitvoering gegeven kan worden vanwege het ontbreken van ambtelijke capaciteit of financiële middelen. In de komende jaren zal afhankelijk van beschikbare middelen en ambtelijke capaciteit hieraan prioriteit gegeven kunnen worden.
Project Communicatie verbeteren (website, educatie etc.)
Resultaat Grotere betrokkenheid/draagvlak burgers
Planning 2012 - 2014
Beleid opstellen herbestemming
Beleidsnota herbestemming
2014 e.v.
Beleefbaar maken van de cultuurhistorische waarde van de Linies
Uitvoeringsplan ten behoeve van hoogwaardige beleefbaarheid vestingcultuur in relatie tot recreatie en toerisme (opgenomen in Stadscontract Doesburg [KSB 3])
2012 - 2016
Tabel 3: Projecten waaraan thans geen uitvoering wordt gegeven.
18 van 28
Bijlage a
Lijst met afkortingen
ABK: Awb: Bam: Bor: BP: Bro: CH : CWK: GM: MoMo: Mw: NRK: PEB: PBP: RCE: Wamz: Wkpb: Wro:
Archeologische beleidsadvieskaart Algemene wet bestuursrecht Besluit archeologische monumentenzorg Besluit omgevingsrecht Bestemmingsplan Besluit ruimtelijke ordening Cultuurhistorie Cultuurhistorische Waardenkaart Gemeentelijk monument Modernisering monumentenzorg Monumentenwet 1988 Nota Ruimtelijke Kwaliteit Planologische erfgoedbescherming Paraplubestemmingsplan Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Wet op de archeologische monumentenzorg Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen Wet ruimtelijke ordening
19 van 28
Bijlage b
Toelichting beschermingsmethodes
Hieronder volgt een beschrijving van twee beschermingsmethodes met voor- en nadelen, nog eens verduidelijkt door een tabel.
1. Planologische erfgoedbescherming
Methode: De te beschermen objecten/geheel van objecten/gebieden worden opgenomen in het bestemmingsplan door middel van dubbelbestemming, waarbij er een vergunningenstelsel aan wordt verbonden (door een koppeling tussen Erfgoedverordening, bestemmingsplanvoorschriften, Woningwet [welstandsvoorschriften, omgevingsvergunning]). Alle te beschermen objecten worden in één keer opgenomen, toegespitst op Doesburg: van de betreffende panden worden wel redengevende beschrijvingen aangepast of gemaakt.
Voordelen: • Makkelijker en breder regelen (meer maatwerk leveren, ook kleine objecten kunnen worden meegenomen). • Alle te beschermen objecten worden in één keer opgenomen. (Daar het bestemmingsplan binnenstad net is vastgesteld zal dat moeten gebeuren d.m.v. een paraplubestemmingsplan dat het gehele grondgebied bestrijkt). • Niet statisch (voortschrijdend inzicht kan worden meegenomen, totdat het BP is vastgesteld).
Nadelen: • Methode is nog erg nieuw. • Heeft zijn diensten nog niet echt bewezen • Er is nog geen jurisprudentie: hoe solide is de bescherming, wat gebeurt er bijvoorbeeld in het geval van een sloopaanvraag • Niet beschermde panden zijn vogelvrij. • Minder uitgebreide interactie met eigenaren (geen zienswijzen enzovoort). Er zijn wel mogelijkheden tot het indienen van zienswijzen en bezwaren, maar deze moeten dan het (paraplu)bestemmingsplan betreffen i.p.v. de aanwijzing op zich. • Minder ‘gebruiksvriendelijk’ voor eigenaren, terwijl het nu juist zo belangrijk is de eigenaren ‘mee te krijgen’. • Een later toe te voegen pand/object moet via BPwijziging worden toegevoegd. • Er lijkt sprake te zijn van tegenstrijdigheid: in plaats van de gewenste regelvermindering in het bestemmingsplan leidt dit tot regelvermeerdering. • De methode lijkt vooral geschikt voor meerdere objecten ineens (bijvoorbeeld een ‘gezicht’ of gebied) en minder voor losse objecten; meer gebiedsgericht dus. • Er is nog heel veel beweging binnen de ruimtelijke ontwikkeling, ook van rijkswege; er kan niet vooruitgelopen worden op zich in de toekomst wijzigende regelgeving. • Bestaande of in de toekomst geformuleerde regelingen komen ten goede aan ‘gemeentelijke monumenten’. De status van gemeentelijk monument geeft een zekere waarborg. Of deze status d.m.v. het BP voldoende kan worden gewaarborgd is onzeker. Minder zekerheid en waarborg voor de eigenaar dus.
2. Gemeentelijke monumentenlijst
Methode: Voorbereidingsprocedure (voorlichting, communicatie, zienswijzen, aanwijzingen). Bouwhistorische verkenning en aanpassen en/of maken redengevende beschrijvingen. Aanwijzingen op basis van vastgestelde criteria (zie ‘opmerkingen’). Plaatsing op gemeentelijke monumentenlijst (volgens gebruikelijke procedure).
Voordelen: • Beproefde bescherming • Rechtszekerheid 20 van 28
• Waarborg en gebruiksvriendelijk voor eigenaren (de status van gemeentelijk monument is duidelijk en een waarborg voor de eigenaar. Bestaande of in de toekomst geformuleerde (subsidie)regelingen komen ten goede aan ‘gemeentelijke monumenten’). • Objecten kunnen worden toegevoegd of verwijderd (aanwijzen/intrekken aanwijzing).
Nadelen: • Proces neemt aantal jaren • Objectgericht i.p.v. gebiedsgericht
Opmerking: • Bij het kiezen voor deze mogelijkheid zullen naast dat er een gemeentelijke monumentenlijst wordt opgesteld relevante ontwikkelingen en veranderingen, eventuele noodzakelijke of uitgebreide bescherming en nadere voorschriften of regelgeving indien gewenst worden opgenomen in de toekomstige bestemmingsplannen/bestemmingsplanwijzigingen.
21 van 28
PEB
GM
Methode
• alle te beschermen panden/waarden in één keer opnemen in BP, d.m.v. dubbelbestemming • redengevende beschrijvingen aanpassen of maken • vergunningenstelsel
• voorbereidingsprocedure • redengevende beschrijvingen aanpassen of maken • plaatsing op gemeentelijke monumentenlijst
Voordelen
• makkelijker en breder regelen • meer maatwerk • kortere procedure • niet statisch
• • • • •
Nadelen
• methode nog erg nieuw. • nog geen jurisprudentie: • niet beschermde panden vogelvrij. • minder interactie eigenaren • BP binnenstad net vastgesteld • later toe te voegen pand/object via BPwijziging. • tegenstrijdigheid • niet veel rechtszekerheid
• iets langer proces • objectgericht
beproefde bescherming rechtszekerheid waarborg/ gebruiksvriendelijk makkelijk toevoegen/weghalen indien gemeente subsidie geeft volgt provincie (koppelsubsidie)
Tabel 4: Schema voor- en nadelen beschermingsmethodes
PEB: Planologische erfgoedbescherming GM : Gemeentelijke Monumentenlijst BP : Bestemmingsplan
Opmerkingen: • Ten aanzien van de (arbeids)intensiviteit van de verschillende methodes kan worden opgemerkt dat ten eerste in beide gevallen redengevende beschrijvingen zullen moeten worden gemaakt of aangepast. • Ten tweede valt niet uit te sluiten dat door de betrekkelijke nieuwheid van het instrument van de planologische bescherming en niet te voorziene wijzigingen in regelgeving of overheidsbeleid er problemen zullen ontstaan omtrent rechtsbescherming, subsidiemogelijkheden, omgevingsvergunningen (voor de onderdelen bouw en sloop) etc. Dit zal ongetwijfeld dan veel tijd (en dus geld ) gaan kosten. • Bovendien kost ook een bestemmingsplanprocedure veel tijd en menskracht.
22 van 28
Bijlage c
Toetsingscriteria
Toetsingscriteria bij adviezen inzake plaatsing op de monumentenlijst zoals gehanteerd door de Gemeente Doesburg bij het voordragen van objecten voor plaatsing als beschermd monument.
Onder monumenten wordt verstaan: a. alle zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; b. terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als benoemd onder a. Om te bepalen of een object aangemerkt kan worden als monument wordt getoetst aan twee basisnormen en een reeks toetsingscriteria. Let wel: voor object kan in voorkomende gevallen ook worden gelezen gebied. Basisnormen: - het object heeft een zekere architectuurhistorische waarde; - casco (muurwerk en fundering) verkeert in redelijke goede staat: het object is te restaureren zonder volledige afbraak. De -
toetsingscriteria zijn te verdelen in de volgende hoofdgroepen: architectuurhistorische criteria; stedenbouwkundige criteria; cultuurhistorische criteria.
Het object dient in ieder geval te voldoen aan de basisnormen en één of meer van de toetsingscriteria. De relevante criteria dienen op redelijk gave tot gave wijze op het object van toepassing te zijn: de oorspronkelijke vorm of aanleg dient in de hoofdopzet nog aanwezig te zijn of er moet sprake zijn van een historische gegroeide situatie die juist waardevol is vanwege het zichtbaar houden van een historische ontwikkeling.
1. Architectuurhistorische criteria a. het object is een goed voorbeeld van een bepaalde stijl of bouwtrant en valt op door specifieke stijlkenmerken, al dan niet met plaatselijke variaties b. het object is, in opstand en plattegrond, van belang als voorbeeld van een gebouw met een bepaalde (oorspronkelijke) functie c. het object valt op door (bijzonder) gave verhoudingen en/of bijzondere of zeldzame detaillering van het exterieur, bijvoorbeeld door vormgeving, kleur en/of materiaalgebruik d. het object heeft een bijzonder of zeldzaam gedetailleerd interieur of bevat zeldzame onderdelen e. het object is een goed voorbeeld van het werk van een belangrijke architect of kunstenaar en neemt een belangrijke plaats in binnen de plaatselijke, regionale of landelijke architectuurgeschiedenis f. het object is van belang vanwege een historische of vernieuwende – pioniersfunctie – constructiewijze
2. Stedenbouwkundige criteria a. het object is een onderdeel van een belangrijk stedenbouwkundige/landschappelijk concept b. het object is een onderdeel van een historisch gegroeid stedenbouwkundig/landschappelijk gebied en is bepalend voor het zichtbaar houden van deze situatie: er is een duidelijk verband tussen gebouw en historische verkaveling
23 van 28
c.
het object is van belang vanwege het zichtbaar houden van het werk van een belangrijk stedenbouwkundige d. het object heeft een zeldzaamheidswaarde qua aanleg, structuur en relatie met de omgeving
3. Cultuurhistorische criteria a. de bebouwing is van belang vanwege een plaatselijk geschiedkundig feit, een zichtbaar stuk geschiedenis van bijvoorbeeld bekende bewoners, beroepen, bijzondere activiteiten e.d. b. het object vertegenwoordigt een aspect van religieuze, militaire of waterstaatkundige geschiedenis c. het object is van belang vanwege zijn bestemming als uitdrukking van een cultuur-, sociaal-of economisch-historische ontwikkeling d. het object is van belang vanwege zijn verschijningsvorm, welke verbonden is met een algemeen-historische, economische, politieke of geestelijke ontwikkeling.
Bij beoordeling voor plaatsing op een gemeentelijke lijst zal de waardering moeten geschieden vanuit het perspectief van de plaatselijke context (kern, buurtschap, dorp, stad, wijk): wat op de ene plaats representatief of juist zeldzaam is, kan dat op een andere plaats minder zijn.
24 van 28
Bijlage d
Stappen aanwijzingstraject
Bij het aanwijzen van gemeentelijke monumenten volgt de gemeente het volgende traject (overeenkomstig art. 2 t/m art. 7 Erfgoedverordening 2011 gemeente Doesburg) • Voordracht al of niet op aanvraag van belanghebbende • Bouwhistorische verkenning/waardestelling • Indien waardestelling onvoldoende, procedure stopt • Indien waardestelling voldoende, redengevende beschrijving • Binnen de redengevende beschrijving wordt getoetst aan de hand van de volgende criteria: Architectuurhistorische waarden Stedenbouwkundige waarden Cultuurhistorische waarden • Advies adviescommissie cultuurhistorie • Voorbereidingsprocedure (Awb. art. 4.7 e.v.) • Aanwijzing (d.m.v. collegebesluit), of niet aanwijzing (d.m.v. collegebesluit), dan stopt de procedure • Plaatsing op gemeentelijke monumentenlijst + kennisgeving o.g.v. Wkpb • Publicatie
25 van 28
Bijlage e
Schema aanwijzingstraject
Aanvraag (al dan niet door belanghebbende)
Waardestelling Voldoet object?
Nee
Stopt
Ja
Bouwhistorische verkenning
Redengevende beschrijving, toetsing aan: architectuurhistorische waarden stedenbouwkundige waarden cultuurhistorische waarden
Advies van Adviescommissie Cultuurhistorie
Voorbereidingsprocedure (Awb 4.7 e.v.)
Procedure stopt Aanwijzing ja?
Aanwijzing nee?
Registratie monumentenlijst Kennisgeving o.g.v. Wkpb Publicatie
26 van 28
Bijlage f
Geconsulteerde organen:
Gelders Genootschap Stichting Stadsherstel Monumentenvereniging ‘45 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Medewerkers gemeente Doesburg/ gemeente Zutphen Burgerparticipanten
27 van 28
Gemeente Doesburg Februari 2012
28 van 28