NLR-CR-2011-004
Hinder door laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn J. Sijl, M. Kuin, G.D.R. Zon en T.A. van Veen
ONGERUBRICEERD
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium National Aerospace Laboratory NLR
Managementsamenvatting
Hinder door laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn
Rapportnummer NLR-CR-2011-004 Auteur(s) J. Sijl M. Kuin G.D.R. Zon T.A. van Veen Rubricering rapport ONGERUBRICEERD Datum Maart 2011 Kennisgebied(en) Vliegtuiggeluidseffecten op de omgeving
Probleemstelling Een aantal inwoners van de gemeente Zuidhorn klaagt al jaren over het horen van lage bromtonen in hun omgeving. Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) heeft daarom in opdracht van de Rijksinspectiedienst Staatstoezicht op de Mijnen onderzocht wat de karakteristieken van de laagfrequente geluiden zijn waar de bewoners hinder van ondervinden.
ONGERUBRICEERD
Beschrijving van de werkzaamheden Om vast te stellen welke laagfrequente geluiden bij de bewoners van de gemeente Zuidhorn hinder veroorzaken zijn de vier bewoners bij wie in 2010 de geluidsmetingen hebben plaatsgevonden uitgenodigd om naar het NLR in Amsterdam te komen. Deze vier bewoners, die geanonimiseerd zijn aangeduid in dit rapport, waren voor het onderzoek ieder gedurende één werkdag op het NLR in Amsterdam aanwezig. In een zes uur durend onderzoek hebben we deze
Trefwoord(en) LFG Laag frequent geluid
ONGERUBRICEERD
Hinder door laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn
bewoners via een geluidsinstallatie een aantal laagfrequente geluiden laten horen. Een aantal van deze geluiden zijn in de periode van 21 juni tot en met 5 juli 2010 op het terrein van de NAM en de NGU en bij bewoners thuis in de gemeente gemeten. Deze signalen zijn in overleg met de bewoners voorafgaand aan het onderzoek bepaald aan de hand van de door hen ingevulde logboeken uit deze periode. Tevens hebben we zelf verschillende laagfrequente tonen gemaakt bestaande uit slechts één frequentie en deze ook aan bewoners laten horen. De bewoners werd gevraagd deze geluidsfragmenten te beoordelen op hinderlijkheid en de mate waarin ze het geluid herkennen als het laagfrequente geluid waar ze in de gemeente Zuidhorn hinder van ondervinden.
de bewoners aangeven hinder te ondervinden en die overeenkomen met laagfrequente geluiden met frequenties van 60 Hz tot 85 Hz die boven de gemiddelde gehoorsgrens uitkomen. Met deze kennis kan nu gerichter worden gekeken naar de laagfrequente geluiden die voorkomen in de gemeente Zuidhorn. Toepasbaarheid In het vervolg onderzoek kunnen de karakteristieken van het laagfrequente geluid zoals bepaald in het hier beschreven onderzoek worden gebruikt om ter plaatse de bron van het laagfrequente geluid te duiden en te lokaliseren of uit te sluiten. Deze uitsluiting, of vaststelling van een bepaalde bron kan worden gedaan door het bepalen van de richting van de oorsprong van deze geluiden. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden met behulp van een akoestische antenne. In algemene zin kan de kennis die opgedaan is binnen dit onderzoek worden gebruikt om beleidsmakers te adviseren op het gebied van het herkennen, monitoren, normeren en reguleren van laagfrequent geluid en de hinder die hierbij door de omgeving wordt ondervonden.
Resultaten en conclusies Uit het onderzoek blijkt dat de laagfrequente geluiden met een frequentie tussen de 60 Hz en 85 Hz de meeste hinder veroorzaken bij de betrokken bewoners uit de gemeente Zuidhorn. Uit een analyse van de geluidsmetingen uit 2010 zijn een aantal voorbeelden van geluidsfragmenten bepaald waarvan
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, National Aerospace Laboratory NLR Anthony Fokkerweg 2, 1059 CM Amsterdam, P.O. Box 90502, 1006 BM Amsterdam, The Netherlands Telephone +31 20 511 31 13, Fax +31 20 511 32 10, Web site: www.nlr.nl
ONGERUBRICEERD
2
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium National Aerospace Laboratory NLR
NLR-CR-2011-004
Hinder door laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn J. Sijl, M. Kuin, G.D.R. Zon en T.A. van Veen
Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar. Opdrachtgever
Staatstoezicht Op De Mijnen (SODM)
Contractnummer
10054370
Eigenaar
Staatstoezicht Op De Mijnen (SODM)
NLR Divisie
Luchtverkeer
Verspreiding
Beperkt
Rubricering titel
Ongerubriceerd Maart 2011
Goedgekeurd door: Auteur
Reviewer
Beherende afdeling
NLR-CR-2011-004
Samenvatting Een aantal inwoners van de gemeente Zuidhorn klaagt al jaren over het horen van lage bromtonen in hun omgeving. Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium heeft daarom in opdracht van de Rijksinspectiedienst Staatstoezicht op de Mijnen onderzocht wat de karakteristieken van de laagfrequente geluiden zijn waar de bewoners hinder van ondervinden. De vier bewoners betrokken bij dit onderzoek hebben hiertoe fragmenten van laagfrequente geluiden met verschillende karakteristieken te horen gekregen. De bewoners werd gevraagd deze geluidsfragmenten te beoordelen op hinderlijkheid en de mate waarin ze het geluid herkennen als het laagfrequente geluid waar ze in de gemeente Zuidhorn hinder van ondervinden. Uit dit onderzoek blijkt dat de laagfrequente geluiden met een frequentie tussen de 60 Hz en 85 Hz de meeste hinder veroorzaken bij de betrokken bewoners uit de gemeente Zuidhorn. De geluidsfragmenten met deze frequenties werden door de betrokken bewoners herkend als de geluiden met de meeste overeenkomsten met het hinderlijke laagfrequente geluid in de gemeente Zuidhorn. Met deze kennis kan nu gerichter worden gekeken naar de laagfrequente geluiden die voorkomen in de gemeente Zuidhorn. Uit een analyse van de geluidsmetingen uit 2010 zijn een aantal voorbeelden van geluidsfragmenten bepaald waarvan de bewoners aangeven hinder te ondervinden en die overeenkomen met laagfrequente geluiden met frequenties van 60 Hz tot 85 Hz die boven de gemiddelde gehoorsgrens uitkomen. In het vervolg onderzoek kunnen deze karakteristieken van het laagfrequente geluid worden gebruikt om de bron te duiden en te lokaliseren.
3
NLR-CR-2011-004
Deze pagina is opzettelijk blanco.
4
NLR-CR-2011-004
Inhoud
1
Inleiding
7
2
Methodologie
7
2.1
Algemeen
7
2.2
De procedure
8
2.3
Meetopstelling en experimentruimte
9
2.4
De geluidsfragmenten
10
2.4.1
Fase 2
11
2.4.2
Fase 3
12
2.4.3
Fase 4
13
3
4
Resultaten
13
3.1
Fase 2
13
3.2
Fase 3
20
3.3
Fase 4
23
3.4
Relatie met eerdere metingen
27
3.5
Biografische informatie
32
3.6
Slaap informatie
32
3.7
Overlast bij gezinsleden
32
3.8
Gezondheidsaspecten
32
3.9
Door de bewoners ondernomen acties
33
3.10
Toekomstverwachtingen
33
Discussie
34
4.1
Algemene opmerkingen
34
4.2
Opmerkingen bij het aanbieden van de geluidsfragmenten
34
5
Conclusies
35
6
Aanbevelingen
36
Referenties Appendix A
38 Vragenlijsten
39
5
NLR-CR-2011-004
Afkortingen LFG
Laagfrequent Geluid
NLR
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
SodM
Staatstoezicht op de Mijnen
VROM
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, is in huidig kabinet onderdeel van Ministerie van Infrastructuur en Milieu geworden
NSG
Nederlandse Stichting Geluidshinder
SPL
Sound Pressure Level
6
NLR-CR-2011-004
1 Inleiding Een aantal inwoners van de gemeente Zuidhorn klaagt al jaren over het horen van lage bromtonen in hun omgeving. Het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium heeft daarom in opdracht van de Rijksinspectiediensten VROM-Inspectie en Staatstoezicht op de Mijnen gedurende de periode 21 juni tot en met 5 juli 2010 een onderzoek naar laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn uitgevoerd [1, 2]. Het NLR heeft in deze periode verschillende laagfrequente geluidssignalen gemeten met verschillende frequenties, amplitude modulaties en combinaties van signalen. Tevens is aan vier bewoners die hinder ondervinden van laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn gevraagd gedurende de meetperiode aan te geven wanneer ze hinder ondervinden van laagfrequent geluid. Uit dit eerdere onderzoek is naar voren gekomen dat de verschillende bewoners niet altijd op dezelfde momenten hinder ondervinden en ook dat de signalen en de karakteristieken van de signalen die de eventuele hinder veroorzaakten per bewoner konden verschillen. Om in een vervolgonderzoek gericht op zoek te kunnen gaan naar de bron van de laagfrequente signalen die hinder veroorzaken, moet eerst worden bepaald welke geluidssignalen en welke karakteristieken van het geluid nu precies hinder bij de vier bewoners veroorzaken. Het doel van het onderzoek zoals omschreven in dit rapport is om een beter inzicht te krijgen in de karakteristieken van de laagfrequente geluiden waar de bewoners in de gemeente Zuidhorn hinder van ondervinden. Als deze karakteristieken zoals de frequentie, duur van het geluid, amplitude en amplitude verandering van het geluid bekend zijn kan er gerichter en efficiënter worden gezocht naar laag frequente geluidsbronnen die voldoen aan deze karakteristieken. In een vervolgonderzoek kunnen deze karakteristieken, samen met de richting van waaruit de bron komt, gebruikt worden bij het lokaliseren en duiden van de bron van het laagfrequente geluid.
2 Methodologie 2.1 Algemeen Om vast te stellen welke laagfrequente geluiden bij de bewoners van de gemeente Zuidhorn hinder veroorzaken zijn de vier bewoners bij wie de eerdere geluidsmetingen hebben plaatsgevonden uitgenodigd om naar het NLR in Amsterdam te komen. Deze vier bewoners, geanonimiseerd in dit rapport, waren ieder gedurende één werkdag op het NLR aanwezig voor het deelnemen aan het onderzoek.
7
NLR-CR-2011-004
De zes uur durende onderzoeksdagen op het NLR kunnen worden ingedeeld in vijf fases, zie tabel 1. Bij elke fase hoort een vragenlijst. De eerste fase van het onderzoek bestaat uit het invullen van een aantal vragen die betrekking hebben op niet-akoestische aspecten. In de tweede, derde en vierde fase van het onderzoek werden de bewoners via een geluidsinstallatie een aantal laagfrequente geluiden aangeboden en is hen gevraagd om deze geluiden te beoordelen. De fragmenten met laagfrequent geluid zijn verschillend voor fase 2, fase 3 en fase 4. De geluidsfragmenten uit fase 2 zijn pure tonen. De geluidsfragmenten uit fase 3 zijn laagfrequente geluiden die in de periode van 21 juni tot en met 5 juli 2010 bij de deelnemende bewoners thuis in de gemeente zijn gemeten. Deze signalen zijn in overleg met de bewoners voorafgaand aan het onderzoek bepaald aan de hand van de door hen ingevulde logboeken uit deze periode. De geluidsfragmenten die zijn gebruikt in fase 4 zijn laagfrequente geluiden die op de bedrijfsterreinen van de NAM en de NGU zijn gemeten. Zie voor een gedetailleerde planning van het dagprogramma van een onderzoeksdag de appendix. Tabel 1: Overzicht van de verschillende fases van een onderzoeksdag Fase: 1 2a 2b 2c 3 4 5
Omschrijving: Onderzoek niet-akoestische aspecten Geluidstest pure tonen Geluidstest pure tonen Geluidstest pure tonen Gemeten geluiden bepaald m.b.v. logboek bewoners Geluiden gemeten op de bedrijfsterreinen Overige informatie omstandigheden bewoners
2.2 De procedure Alle bewoners is de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van een hotelovernachting in Amsterdam voor de nacht voorafgaand aan het onderzoek, ten einde externe invloeden zoals vermoeidheid zoveel mogelijk buiten het onderzoek te kunnen laten. Het onderzoek ving aan met drie vragenlijsten: biografische informatie, slaap informatie en geluidstechnische informatie (zie appendix voor de volledige vragenlijsten). Gezien het relatief nieuwe en onbekende onderwerp van het onderzoek, zijn de niet-akoestische vragenlijsten, met uitzondering van de slaap vragenlijst, zo breed mogelijk opgesteld. Het doel hiervan was om zo veel mogelijk aansluiting te kunnen vinden bij de literatuur op het gebied van laagfrequent geluid. De vragenlijst over slaap is een standaard vragenlijst die het NLR vaker gebruikt. Na het invullen van deze vragenlijsten werd begonnen met de 1e geluidstest. Bij het horen van extern geluid, werd het experiment kortdurend onderbroken en is een notitie gemaakt van de onderbreking. Pas als de bewoners het externe geluid niet meer konden horen werd het experiment hervat.
8
NLR-CR-2011-004
De tests zijn blind uitgevoerd. Er is niet gezegd welke geluiden waar gemeten waren. De signalen werden afgespeeld in Windows Media Player (versie 11) en werden door de onderzoeker gestart en geselecteerd met een gewoon toetsenbord en muis. Signalen werden, wanneer de deelnemers daar om vroegen, nogmaals afgespeeld. Tijdens het aanbieden van een aantal geluiden trad resonantie op in de omgeving van de testopstelling. De onderzoeksbegeleider heeft in dat geval eenmalig de amplitude van het geluid verlaagd teneinde dit effect zo veel mogelijk te beperken Na het afronden van de geluidsfragmenten werd nog een laatste vragenlijst (zie Appendix A9) aan de bewoners aangeboden. Hierop konden de deelnemers algemene opmerkingen kwijt en werd gevraagd naar de complete beleving van de deelnemer van het onderzoek. 2.3 Meetopstelling en experimentruimte De meetopstelling zoals gebruikt tijdens het onderzoek is schematisch weergegeven in figuur 1. De laagfrequente signalen die aan de bewoners zijn aangeboden werden gegenereerd en afgespeeld als .wav files vanaf een personal computer (PC). De .wav files werden vanaf de PC via een versterker (Stealth, 500 Watt, 4 Ohm) aan een subwoofer/luidspreker (Raveland, 19-150 Hz) aangeboden. De laagfrequente signalen werden uiteindelijk door de luidspreker als geluid afgespeeld. De bewoners zaten op een afstand van 2 meter van de luidspreker aan een tafel. Pc’s
microfoons Versterker Luidspreker
2m Figuur 1: Schematische weergave van de meetopstelling bestaande uit een luidspreker, versterker, twee Pc’s en twee microfoons
Op gelijke afstand van de luidspreker ter hoogte van het oor van de bewoner waren twee microfoons (type 4189, Brüel & Kjaer, Denmark) geplaatst. De microfoons waren ieder met een coaxkabel met een aparte PC verbonden aan een (National Instruments) acquisititiekaart (NI PCI-4472, 8 channel, 24 bit, National Instruments, USA).
9
NLR-CR-2011-004
De microfoons registreerden het aangeboden laagfrequente geluid. Één microfoon werd gebruikt om real-time de aangeboden frequenties en geluidsniveaus te visualiseren op de PC van de onderzoeker. Op deze manier kon de onderzoeker eventueel het volume van het aangeboden signaal direct aanpassen. De tweede microfoon werd gebruikt om het laagfrequente geluid wat tijdens de onderzoeken is aangeboden, op te slaan. De proefopstelling is zo opgezet dat de bewoners zoveel mogelijk waren afgeschermd van externe geluiden. Hiertoe is deze opgebouwd in een gebouw waar ten tijde van de experimenten geen andere personen aanwezig waren dan de onderzoeksbegeleider. Ook is rekening gehouden met verstorende invloeden op de achtergrond zoals draaiende computers en andere machines. Desondanks kon de invloed van extern geluid niet altijd voorkomen worden, denk bijvoorbeeld aan overvliegende vliegtuigen en centraal geregelde airconditioning. De airconditioning in het gebouw was hoorbaar op een laag niveau. Echter omdat deze continu aanstond, met een eenduidige frequentie die hoger was dan de hoogste frequentie gebruikt tijdens de experimenten en omdat het geluidsniveau van de airconditioning vele malen lager was dan de geluidsniveaus gebruikt tijdens de experimenten heeft dit geen invloed gehad op de uitkomsten van het onderzoek. De deelnemers rapporteerden alleen hinder bij het afspelen van de geluiden behorende bij het onderzoek, zonder deze geluiden rapporteerden ze geen hinder. Aan weerszijden van de tafel was geluidabsorberend materiaal geplaatst. De voorkant en de achterkant van de opstelling, evenals de onder en bovenkant waren vrijgelaten. De bewoners hadden aan de voorkant van de opstelling uitzicht op de met een geluiddoorlatend kleed afgedekte luidspreker, zodat bewegende delen van de luidspreker niet zichtbaar waren. De derde dag namen twee personen tegelijker deel aan het onderzoek. Er is toen een gescheiden opstelling gebruikt, waarbij de bewoners weliswaar aan dezelfde tafel zaten, maar elkaar niet konden zien doordat er een kamerscherm tussen hen in stond. Ook is door de onderzoekers gevraagd of de bewoners onderling contact tussentijds zo veel mogelijk beperkt wilden houden, om beïnvloeding van de resultaten te voorkomen. 2.4 De geluidsfragmenten De geluidsfragmenten gebruikt in het onderzoek zijn voorafgaand aan de onderzoeksdagen gegenereerd en opgeslagen als .wav files. Alle geluidsfragmenten die zijn afgespeeld tijdens het onderzoek zijn gecorrigeerd voor de frequentierespons van de opstelling. Deze correctie is noodzakelijk om de geluiden zoals gemeten in de gemeente Zuidhorn met de correcte verhoudingen van de geluidsniveaus per frequentie te kunnen reproduceren. De geluidsfragmenten zijn allemaal afgespeeld op een geluidsniveau dat voor de begeleider van het onderzoek hoorbaar is wat overeenkomt met een A-gewogen niveau van 40 tot 50 dB (A). Een
10
NLR-CR-2011-004
uitzondering zijn de geluidsfragmenten die zijn gebruikt om de gehoorsdrempel van de bewoners te bepalen deze geluidsfragmenten hadden verschillende geluidsniveaus. Ook zijn er een aantal fragmenten afgespeeld waarop geen geluid aanwezig was. Deze fragmenten zijn afgespeeld om vast te stellen of de deelnemers aan het onderzoek last hebben van tinnitus, i.e. dat de deelnemers (brom) tonen horen die niet door anderen kunnen worden waargenomen. Om te zorgen dat de bewoners de opgenomen geluiden zoveel mogelijk konden horen, zijn deze waar nodig harder afgespeeld. Alleen bij optredende resonantie of, als de fysieke beperkingen van de box overschreden waren, zodat niet alleen de bedoelde grondtoon maar ook boventonen werden aangeboden, is de amplitude van de signalen handmatig naar beneden bijgesteld. Om de karakteristieken van het geluid duidelijk te kunnen bepalen is het belangrijk dat de bewoners de geluiden goed kunnen herkennen. Hiervoor was het soms noodzakelijk om de aangeboden geluidsniveaus aan te passen. Aan het geluidsniveau worden in het onderzoek verder geen conclusies verbonden en dit heeft dan ook geen invloed op de resultaten. Wel is het belangrijk dat de geluiden echt hoorbaar zijn afgespeeld om er voor te zorgen dat met zekerheid gezegd kan worden dat de bewoners de geluiden hebben gehoord. 2.4.1 Fase 2 In fase 2 van het onderzoek hebben de bewoners pure tonen/frequenties voor de duur van 20 seconden te horen gekregen. Deze tonen zijn gemaakt en opgeslagen als .wav files met behulp van matlab. De amplitude van de tonen is geschaald aan de hand van de A-weging. Dit is gedaan om alle frequenties op een voor een gemiddeld mens gelijk geluidsniveau af te kunnen spelen. De pure tonen die in deze fase van het onderzoek zijn gebruikt hadden een frequentie tussen de 10 en 127.5 Hz. Alle frequenties tussen de 10 en 127.5 Hz met een verschil van 2.5 Hz tussen iedere frequentie zijn als pure tonen aan de bewoners aangeboden. Hierbij hebben we de tonen in drie categorieën ingedeeld en in twee fases aan de bewoners aangeboden zoals hieronder in de tabel weergegeven. Tabel 2. Categorisatie van de pure tonen die in fase 2 van het onderzoek aan de bewoners zijn aangeboden
Fase 2A Fase 2B
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
10, 15, 20, 25, 35,
50, 55, 60, 65, 70, 75,
90, 95, 100, 105, 110, 115,
40, 45 Hz
80, 85 Hz
120, 125 Hz
12.5, 17.5,............,
52.5, 57.5,..............,
92.5, 97.5, .............................,
47.5 Hz
87.5 Hz
127.5 Hz
Tijdens de testen van fase 2 hebben de bewoners steeds drie tonen achter elkaar te horen gekregen met steeds 1 toon uit elke categorie. Na het horen van de drie tonen werd bewoners
11
NLR-CR-2011-004
gevraagd om deze met elkaar te vergelijken en per toon vervolgens de herkenbaarheid (welke tonen herkent u uit de gemeente Zuidhorn?) en de hinderlijkheid te becijferen met een cijfer tussen de 1 en 10 waarbij 1 staat voor niet hinderlijk of herkenbaar en 10 staat voor zeer hinderlijk of herkenbaar. De drie tonen die achter elkaar werden afgespeeld uit de drie verschillende categorieën verschilden steeds 40 Hz van elkaar, zie tabel 2. Omdat de frequenties van de drie tonen zoveel van elkaar verschilden konden de bewoners een goede relatieve inschatting maken van de herkenbaarheid en de hinderlijkheid van de tonen. De volgende drie geluidsfragmenten hadden dan steeds een 5 Hz hogere frequentie. Op deze manier werd de test twee keer herhaald waarbij de tonen van de tweede test (Fase 2B), 2.5 Hz van de eerste test (Fase 2A) verschilde. In de derde test (Fase 2C) worden alle meest herkenbare tonen opnieuw afgespeeld en onderling vergeleken door de bewoners. Uit deze laatste test volgt dan de toon die de bewoners het meest herkennen als de hinderlijke toon waar ze ook in de gemeente Zuidhorn hinder van ondervinden. Om te bepalen wat het geluidsniveau is waarop de bewoners de meest herkenbare tonen nog kunnen waarnemen zijn er twee laatste geluidsfragmenten aan deze fase toegevoegd. Deze twee geluidsfragmenten bestaan beide uit een pure toon met de frequentie die door de bewoner als meest herkenbaar werd ervaren. Bij één van de twee geluidsfragmenten neemt het geluidsniveau toe en bij het andere geluidsfragment neemt het geluidsniveau af gedurende 2 minuten. Deze twee geluidsfragmenten zijn aan de bewoners aangeboden en hen is gevraagd het punt aan te geven waarop zij het geluid begonnen waar te nemen en of niet meer konden waarnemen. Beide geluidsfragmenten zijn tweemaal aan de bewoners aangeboden. Alleen bewoner D heeft iets andere geluidsfragmenten te horen gekregen tijdens deze test waarbij het enige verschil is dat het geluidsniveau in dit geval handmatig is gevarieerd. 2.4.2 Fase 3 De laagfrequente geluidsfragmenten voor fase 3 zijn bepaald in overleg met de vier bewoners van de gemeente Zuidhorn. Aan de bewoners is gevraagd om op basis van hun logboek wat ze hadden bijgehouden tijdens de metingen in 2010 een selectie te maken van de momenten waarop ze de meeste hinder van laagfrequent geluid ondervonden in deze periode. Op basis van deze selectie zijn er per bewoner, 31 momenten van 30 seconden geselecteerd. De laagfrequente geluidssignalen die op deze geselecteerde momenten in en buiten de woning van de bewoners zijn gemeten zijn in fase 3 van dit onderzoek aan de bewoners aangeboden met behulp van de opstelling beschreven in paragraaf 2.3. Om de geluidsfragmenten goed te kunnen afspelen is het niet akoestische achtergrondruis van de opgenomen geluiden met behulp van een ideaal filter (step-functie in het Fourier domein) in matlab weg gefilterd.
12
NLR-CR-2011-004
2.4.3 Fase 4 De laagfrequente geluidssignalen die in fase 4 van het onderzoek aan de bewoners zijn aangeboden zijn allen gemeten op het terrein van de NAM. Het gaat hier in totaal om 31 signalen van ieder 30 seconden. Deze signalen zijn uitgezocht op basis van de frequenties die voorkwamen in het spectrum van de gemeten signalen op het terrein van de NAM en de NGU. In deze fase is gekozen om een zo divers mogelijk aantal signalen gemeten op zoveel mogelijk verschillende momenten te selecteren. Hierbij is ook gekeken naar de geluidssignalen zoals in 2010 gemeten op het terrein van de NGU. Hoewel alle geselecteerde geluidssignalen gemeten zijn op het NAM terrein zijn deze geluidssignalen ook representatief voor de geluidssignalen gemeten op het NGU terrein. Ook de geluidsfragmenten van fase 4 zijn gefilterd met een ideaal filter in matlab om de achtergrondruis bij andere niet relevante frequenties te minimaliseren.
3 Resultaten Dit hoofdstuk behandelt zowel de resultaten van de geluidtests zelf, als een overzicht van de ingevulde vragenlijsten die ingaan op de niet-akoestische aspecten van geluidshinder. In de eerste vier paragrafen worden de resultaten behandeld die volgen uit de analyse van de vragenlijsten behorende bij de geluidsfragmenten van fase 2, 3 en 4 van dit onderzoek. In paragraaf 3.4 wordt met de resultaten uit fase 2, 3 en 4 van dit onderzoek opnieuw gekeken naar de in 2010 opgenomen laag frequente geluiden. In de daarop volgende paragrafen worden de vier afgenomen vragenlijsten behorende bij de niet-akoestische aspecten (biografische informatie, slaap informatie, geluidstechnische informatie en een afsluitende vragenlijst) beschreven. Teneinde de privacy van de bewoners te waarborgen zullen alle vragenlijsten geanonimiseerd worden beschreven. De gebruikte vragenlijsten zijn te vinden in de appendix. 3.1 Fase 2 Uit de analyse van de cijfers voor hinderlijkheid en herkenbaarheid die de bewoners de laagfrequente geluiden uit fase 2 gaven volgt tabel 3. Uit fase 2A en fase 2B bleek dat de bewoners over het algemeen de toon die ze het best herkenden ook als meest hinderlijk hadden ervaren. Uit fase 2C werd vervolgens de selectie van de meest herkenbare frequenties verfijnd tot de frequenties weergegeven in tabel 3. In fase 2C is ook bepaald op welk geluidsniveau de meest herkenbare tonen nog hoorbaar waren voor de bewoners. Ook deze resultaten zijn weergegeven in tabel 3. Om de gehoorsgrens van de bewoners bij een bepaalde toon goed te kunnen bepalen is het noodzakelijk het experiment in een zo stil mogelijke omgeving uit te voeren onder laboratorium omstandigheden. Om te bepalen of de mensen gevoeliger zijn voor
13
NLR-CR-2011-004
deze frequenties dan gemiddeld mensen is het noodzakelijk om hetzelfde experiment met een representatieve groep van de bevolking uit te voren onder dezelfde omstandigheden. In de praktische resultaatgerichte aanpak die gekozen is in het hier gepresenteerde onderzoek was het niet mogelijk om volledig te voldoen aan deze omstandigheden. De resultaten weergegeven in kolom 3 van tabel 3 moeten daarom beschouwd worden als een eerste indicatie van de gehoorsgrens. Tabel 3: Resultaten van de analyse van Fase 2 van de testen waarbij de bewoners pure tonen/frequenties te horen kregen
Meest herkenbare frequenties
Hoorbaar tot
Bewoner A
80 en 75 Hz
35 +/- 7 dB
Bewoner B
63 Hz
28 +/- 7 dB
Bewoner C
78 Hz
35 +/- 7 dB
Bewoner D
60 en 63 Hz
45 +/- 10 dB
Uit de resultaten volgt dat de bewoners voornamelijk de frequenties uit categorie 2 uit tabel 2 als meest herkenbaar hadden ervaren. Opvallend is dat de meest herkenbare frequenties uit tabel 3 allemaal in de 63 Hz of 80 Hz 1/3-octaafbanden zitten. Men gebruikt octaaf- of 1/3octaafbanden (ook wel aangeduid met tertsbanden) om frequenties te verdelen over frequentiebanden i.e. een octaafband bestaat uit verschillende frequenties. De centrumfrequenties en bandbreedte van deze verdeling zijn internationaal vastgesteld, zie Tabel 4. Tabel 4: Internationaal vastgestelde bandbreedtes en center frequenties van 1/3 octaafbanden
1/3-octaafband
Center
Lage cutoff
Hoge cutoff
Band
frequentie [Hz]
frequentie [Hz]
Frequentie [Hz]
16
16
14.1
17.8
20
20
17.8
22.4
25
25
22.4
28.2
31.5
31.5
28.2
35.5
40
40
35.5
44.7
50
50
44.7
56.2
63
63
56.2
70.8
80
80
70.8
89.1
100
100
89.1
112
14
NLR-CR-2011-004
Volgens de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) is de 90% gehoordrempel van een gemiddelde groep oudere personen (50-60 jaar), 33 dB en 27 dB (SPL) bij respectievelijk 63 en 80 Hz [3, 4]. Met deze informatie kunnen we opnieuw kijken naar het laagfrequente geluid dat eerder bij de bewoners is gemeten in de periode van 21 juni tot en met 5 juli 2010. We hebben hiertoe het gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 63 Hz en 80 Hz 1/3-octaafband uitgerekend voor elke 5 minuten in de periode van 21 juni tot en met 5 juli 2010. Deze geluidsniveaus staan in figuur 2 en figuur 3 weergegeven als functie van de tijd voor alle microfoons die buiten bij de vier de bewoners stonden opgesteld. Het geluidsniveau in figuur 2 en 3 is uitgedrukt in Sound Pressure Level (SPL)- dB. De SPL- dB staat voor het geluidsniveau t.o.v. van een internationaal vastgesteld referentiegeluidsniveau waarbij voor alle frequenties hetzelfde referentiegeluidsniveau wordt gehanteerd, i.e. het geluidsniveau is ongewogen. Omdat het geluidsniveau nogal varieert hebben we een filter over de data gehaald met behulp van de functie “fastsmooth.m” in matlab. Deze functie rekent voor elk punt het gemiddelde uit van de 25 omliggende punten uit. Op deze manier worden de extremen en de fluctuaties uit de data gehaald en komt het globale gemiddelde beeld beter naar voren. Echter door deze filtering zijn de pieken in het geluidsniveau niet meer goed zichtbaar. Bij het evalueren van de volgende figuren moet men en er rekening mee houden dat de maximale SPL geluidsniveaus per seconde veel hoger zijn dan de gemiddelde waarden die in de figuren worden weergegeven. Dit zal verderop in deze paragraaf aan de hand van een voorbeeld verder worden verduidelijkt. 65
A B C D
60 55
dB (SPL)
50 45 40 35 30 25 20 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 2: Het verloop van het gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 63 Hz 1/3octaafband als functie van de tijd zoals gemeten in de tuin van de bewoners A, B, C en D in juni en juli 2010
15
NLR-CR-2011-004
65
A B C D
60 55
dB (SPL)
50 45 40 35 30 25 20 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 3: Het verloop van het gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 80 Hz 1/3octaafband als functie van de tijd zoals gemeten in de tuin van de bewoners A, B, C en D in juni en juli 2010
Uit figuur 2 en 3 kunnen we concluderen dat het gemiddelde geluidsniveau in de 63 Hz en de 80 Hz 1/3-octaafband fluctueert in de tijd met een periode van ongeveer 24 uur. Dit patroon is zichtbaar bij alle vier de bewoners. Hoewel de amplitude van de variatie van het geluidsniveau in deze octaafbanden per bewoner verschilt, komen de gemiddelde geluidsniveaus bij alle bewoners boven de gehoordrempel van 33 dB bij 65 Hz en 27 dB bij 80 Hz van het NSG uit. In de volgende figuren is het gemeten gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in 2010 in de 80 Hz 1/3-octaafband per bewoner vergeleken met de momenten waarop de bewoners in hun logboeken hebben aangegeven hinder te ondervinden.
16
NLR-CR-2011-004
Metingen buiten 80 Hz Metingen binnen 80 Hz Klachten volgens logboek
60
dB (SPL)
50
40
30
20
10 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 4: Bewoner A: Het gemeten gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 80 Hz 1/3octaafband als functie van de tijd samen met de momenten van hinder zoals door de bewoner aangegeven in het logboek
Metingen buiten 80 Hz Metingen binnen 80 Hz Klachten volgens logboek
60
dB (SPL)
50
40
30
20
10 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 5: Bewoner B: Het gemeten gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 80 Hz 1/3octaafband als functie van de tijd samen met de momenten van hinder zoals door de bewoner aangegeven in het logboek
17
NLR-CR-2011-004
Metingen buiten 80 Hz Metingen binnen 80 Hz Klachten volgens logboek
60
dB (SPL)
50
40
30
20
10 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 6: Bewoner C: Het gemeten gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 80 Hz 1/3octaafband als functie van de tijd samen met de momenten van hinder zoals door de bewoner aangegeven in het logboek
Metingen buiten 80 Hz Metingen binnen 80 Hz Klachten volgens logboek
60
dB (SPL)
50
40
30
20
10 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 7: Bewoner D: Het gemeten gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 80 Hz 1/3octaafband als functie van de tijd samen met de momenten van hinder zoals door de bewoner aangegeven in het logboek
Uit figuur 4 tot en met 7 kunnen we concluderen dat het verschil in het gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden in de 80 Hz 1/3-octaafband tussen binnen en buiten ongeveer 20 dB is. De variatie van het geluidsniveau in de tijd is binnen en buiten vergelijkbaar. De relatie tussen de klachten en het geluidsniveau binnenshuis en buitenshuis is daarom vrijwel identiek. De vergelijking tussen de klachten en het buitenshuis gemeten geluidsniveaus gaat daarom ook op voor de binnenshuis gemeten geluidsniveaus. We zien op een aantal uitzonderingen na een
18
NLR-CR-2011-004
goede correlatie tussen het aantal klachten van de bewoners en het gemiddelde geluidsniveau in de 80 Hz 1/3-octaafband, zie hiervoor in het bijzonder figuur 7. We zien dat er onder een gemiddeld geluidsniveau van 30 dB zoals buiten gemeten weinig hinder wordt ondervonden door de bewoners. Als het gemiddelde geluidsniveau in de 80 Hz 1/3-octaafband boven de 30 dB komt neemt het aantal klachten sterk toe. Hierbij moet worden opgemerkt dat de correlatie tussen de ondervonden hinder en het gemiddelde geluidsniveau in de 80 Hz 1/3-octaafband groter is bij bewoners A, C en D dan bij bewoner B. In dit verband is het belangrijk om nogmaals te melden dat de filtering die is toegepast met “fastsmooth.m” de pieken in de gemeten geluidsniveaus wegneemt. Dit kan eventuele verschillen tussen tijdstippen van ondervonden hinder en een hoger geluidsniveau verklaren. Verder komen de tijden zoals genoteerd in het logboek van de bewoners niet precies overeen met de tijden zoals gemeten met de meetopstelling. Daarnaast is het zo dat we in figuur 4 tot en met 7 alleen naar de 80 Hz 1/3octaafband kijken. In de volgende paragrafen laten we zien dat ook de andere octaafbanden behorende bij de lagere frequenties van belang kunnen zijn. Het gemiddelde geluidsniveau binnenshuis zoals berekend met de 30 seconden middeling en de functie fastsmooth.m ligt voor alle bewoners behalve bewoner C onder de gehoorsgrens van de bewoners (zie tabel 3). Echter om daadwerkelijk iets over de hoorbaarheid van de geluiden te kunnen zeggen moet gekeken worden naar de gemeten geluidsniveaus per seconde en niet naar de gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden. Om het effect van de middeling te demonstreren en om te laten zien dat ook de geluidsniveaus binnenshuis boven de gehoorsgrens uitkomen is de volgende figuur gemaakt. In figuur 8 is voor bewoner D het gemeten geluidsniveau in SPLdB per seconde in de 80 Hz 1/3-octaafband uitgerekend op 3 juli 2010 en weergegeven samen met de hierboven gebruikte middeling van de geluidsniveaus. Uit figuur 8 kunnen we concluderen dat het daadwerkelijke geluidsniveau binnenshuis in de 80 Hz 1/3-octaafband regelmatig varieert van onder tot ver boven de gehoorsgrens van de bewoner. Dit in tegenstelling tot het gemiddelde geluidsniveau die onder de gehoorsgrens blijft. Het voorbeeld in figuur 8 gaat op voor alle vier de bewoners, i.e. de geluidsniveaus per seconde in de 80 Hz 1/3 octaafband komen regelmatig boven de gehoorsgrens van de bewoners uit. Hiermee moet rekening worden gehouden bij de interpretatie van de gemiddelde geluidsniveaus zoals weergegeven in de figuren in dit rapport.
19
NLR-CR-2011-004
SPL per seconde binnenshuis SPL gemiddeld binnenshuis
60
dB (SPL)
50
40
30
20
10 00
02
04
06
08
10 12 14 3 juli (uren)
16
18
20
22
24
Figuur 8: Het gemiddelde geluidsniveau en het geluidsniveau per seconde zoals gemeten in de 80 Hz 1/3-octaafband binnenshuis bij bewoner D op 3 juli 2010. Het geluidsniveau in deze octaafband fluctueert duidelijk met een minimum van ca 10 dB en uitschieters van ca 50 dB.
3.2 Fase 3 In fase 3 van het onderzoek hebben we de bewoners laagfrequente signalen laten horen die bij hen thuis in 2010 zijn opgenomen. De selectie van de 31 signalen die de bewoners bij deze test hebben gehoord is bepaald in overleg met de bewoners aan de hand van de eerder ingevulde logboeken. De geluidsfragmenten zijn door de bewoners beoordeeld op herkenbaarheid en hinderlijkheid. De geluidsfragmenten zijn op een geluidsniveau afgespeeld dat ook voor de experimentator hoorbaar was. Net als in fase 2 bleken de bewoners de meest hinderlijke signalen ook het meest herkenbaar te vinden. Voor elke bewoner hebben we de meest herkenbare en hinderlijke geluidssignalen bepaald en deze gemarkeerd in de tijd met zwarte verticale lijnen in de volgende figuren. In deze figuren hebben we tevens de gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden van alle 1/3octaafbanden van onder de 100 Hz zoals in 2010 gemeten bij de bewoners in de tuin aangegeven. Net als in de figuren bij fase 2 hebben we de 1/3-octaafbanden inzichtelijker gemaakt met behulp van de functie “fastsmooth.m”. Tevens hebben we de geluidsniveaus in deze figuren gewogen met de zogenaamde A-weging. Doordat de verschillende 1/3octaafbanden door deze A-weging van elkaar worden gescheiden maakt deze bewerking de figuren inzichtelijker. De A-weging representeert het gehoor van de gemiddelde mens. Omdat de gemiddelde mens pure tonen met lage frequenties minder goed hoort en hiervoor wordt gecorrigeerd met de A-weging is er een verschil tussen de geluidsniveaus zoals eerder weergegeven in figuur 4 tot en met 8 waarop geen A-weging is toegepast. Grofweg kunnen we stellen dat voor A-gewogen geluiden de 0 dB lijn de gehoorsdrempel voor pure tonen bepaald.
20
NLR-CR-2011-004
50 40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 9: Bewoner A: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten in de tuin van de bewoner met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoner in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
50 40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 10: Bewoner B: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten in de tuin van de bewoner met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoner in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
21
NLR-CR-2011-004
50 40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 11: Bewoner C: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten in de tuin van de bewoner met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoner in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
50 40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 12: Bewoner D: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten in de tuin van de bewoner met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoner in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
Uit figuur 9 tot en met figuur 12 kunnen we concluderen dat de gemeten gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden in de vier 1/3-octaafbanden met de hoogste frequentie in het hoorbare gebied liggen waar pure tonen kunnen worden gehoord. De twee 1/3-octaafbanden met de hoogste frequentie komen overeen met de signalen die als meest herkenbaar werden
22
NLR-CR-2011-004
geconstateerd in fase 2 van het onderzoek. De gemiddelde geluidsniveaus van de 1/3octaafbanden met lagere frequenties liggen weliswaar niet in het hoorbare gebied maar het is wel mogelijk dat deze frequenties op een andere manier worden ervaren door bewoners, bijvoorbeeld door het voelen van trillingen. We zien verder dat de gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden van alle octaafbanden tegelijkertijd toe en afnemen met een periode van ongeveer 24 uur. De geluidsfragmenten die door bewoner B en D werden ervaren als herkenbaar en hinderlijk komen overeen met een hoger gemiddeld geluidsniveau in alle 1/3-octaafbanden. De geluidsfragmenten die door bewoner A en C als herkenbaar en hinderlijk werden ervaren komen minder goed overeen met een hoger gemiddeld geluidsniveau. 3.3 Fase 4 De laagfrequente geluiden die de bewoners in de vierde fase van het onderzoek te horen kregen waren allemaal geluiden die gemeten waren op de bedrijfsterreinen van de NAM en de NGU. De 31 geluidsfragmenten die voor deze fase van het onderzoek waren geselecteerd zijn door de bewoners beoordeeld op herkenbaarheid en hinderlijkheid. De geluidsfragmenten zijn op een geluidsniveau afgespeeld dat ook voor de experimentator hoorbaar was. Voor elke bewoner hebben we de meest herkenbare en hinderlijke geluidssignalen bepaald per microfoon positie op de bedrijfsterreinen (zie figuur 13). Deze momenten zijn gemarkeerd in de tijd met zwarte verticale lijnen, in de volgende figuren waarin ook het gemeten gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden op die microfoon positie per 1/3-octaafband is weergegeven. Opnieuw bleken de bewoners de meest hinderlijke signalen ook het meest herkenbaar te vinden. De gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden zijn met behulp van “fastsmooth.m” en een A-weging inzichtelijker gemaakt net als in de vorige vier figuren.
NGU
Bewoner C
Bewoner A,B,D
Figuur 13: Overzicht van vier van de zeven meetposities in 2010 op de bedrijfsterreinen
23
NLR-CR-2011-004
50 A
D
40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 14: Meetpositie 1: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoners in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
50 40
B A,B,C A,B,D
A A,B,C,D
B,C
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 15: Meetpositie 2: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoners in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
24
NLR-CR-2011-004
50 C C
40 A
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 16: Meetpositie 3: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per1/3octaafband zoals in 2010 gemeten met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoners in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
50 B
A,B,D
40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 17: Meetpositie 4: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3octaafband zoals in 2010 gemeten met daarin aangegeven de momenten behorende bij de geluidsfragmenten die door de bewoners in 2011 als meest hinderlijk en herkenbaar werden ervaren
Uit figuur 14 tot en met 17 blijkt dat de gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden en de variatie hiervan per 1/3-octaafband per microfoonpositie verschilt. Bij meetpositie 1 zien we dat het gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden van de twee laagfrequente octaafbanden variëren in amplitude met een periode van 24 uur net als bij de
25
NLR-CR-2011-004
bewoners. De hoger frequente octaafbanden hebben een variatie van het gemiddelde geluidsniveau met een kleinere amplitude die op de dagen van 30 juni tot en met 3 juli toeneemt. Het op de bedrijfsterreinen gemeten 30 seconden gemiddelde geluidsniveau in alle octaafbanden is hoger dan het gemiddelde geluidsniveau per octaafband zoals gemeten bij de bewoners in de tuin. Hierdoor zijn de geluidsniveaus zoals gemeten op de bedrijfsterreinen over het algemeen hoger dan zoals gemeten bij de bewoners. Dit geldt echter niet voor alle octaafbanden en een meer gedetailleerder vergelijk per octaafband kan hier een beter antwoord op geven. Het geluidsfragment wat door bewoner D als hinderlijk en herkenbaar is ervaren komt overeen met een hoger gemiddeld geluidsniveau in bijna alle octaafbanden. Bij het geluidsfragment dat door bewoner A is aangegeven als herkenbaar is dit niet het geval. De geluidsfragmenten behorende bij meetpositie 2 worden door alle bewoners herkend als laagfrequente geluiden die lijken op de geluiden waar ze thuis hinder van ondervinden. We zien bij deze meetpositie een hoog gemiddeld geluidsniveau voor bijna alle octaafbanden. De laagfrequente gemiddelde geluidsniveaus en de variaties hiervan zoals gemeten op meetpositie 3 lijken erg op de gemiddelde geluidsniveaus en variaties hiervan gemeten op meetpositie 1. Ook de geluiden gemeten op deze meetpositie worden door de bewoners herkend als de geluiden waar ze thuis hinder van ondervinden. Bij meetpositie 4 valt op dat het gemiddelde geluidsniveau per 30 seconden van het geluid erg hoog is en bijna niet varieert voor de hoger frequente octaafbanden. Het gemiddelde geluidsniveau is hier over het algemeen hoger dan het maximale niveau zoals gemeten bij de bewoners in de tuin. Het is mogelijk dat de snelle af en toenames van het geluidsniveau zoals we deze kunnen identificeren in figuur 17 ontstaan door veranderingen in de bedrijfsprocessen. Tot slot hebben we in figuur 17 de geluidsniveaus van de verschillende octaafbanden zoals gemeten op het terrein van de NGU geplot als functie van de tijd. Het NGU terrein ligt vlak naast het NAM terrein. Uit analyse van de metingen op de drie verschillende posities op het NGU terrein bleek dat met alle drie de microfoons op dit terrein bijna identieke opnames zijn gemaakt. Om deze reden kunnen we hier volstaan met het weergeven van de geluidsniveaus zoals gemeten op positie 1 op het NGU terrein. De bewoners hebben in fase 4 van dit onderzoek geen laagfrequente geluidsfragmenten gehoord die opgenomen waren op het NGU terrein. Echter, de karakteristieken van de geluiden die op het NGU terrein zijn gemeten vertonen grote overeenkomsten met de geselecteerde geluiden die zijn gemeten op het terrein van de NAM.
26
NLR-CR-2011-004
Om deze reden zijn de conclusies van deze fase van het onderzoek toepasbaar op beide bedrijfsterreinen. De variatie van de gemiddelde geluidsniveaus op het NGU terrein heeft een periode van 24 uur. Vooral de laagste frequentieband varieert sterk op deze meetlocaties. 50 40
dB A-gewogen
30 20 10 0 -10 -20 -30 21
22
23
24
25
26
27
28 29 Juni - Juli
30
01
02
03
04
05
Figuur 18: Meetpositie 1 NGU terrein: A-gewogen gemiddelde geluidsniveaus per 30 seconden per 1/3- octaafband zoals in 2010 gemeten
3.4 Relatie met eerdere metingen In de analyse in de bovenstaand paragrafen is gekeken naar de gemiddelde geluidsniveaus per 1/3 octaafband. Om gericht op zoek te kunnen gaan naar de bron van de hinder van de bewoners moet er in detail in de tijd worden gekeken naar de geluiden. De resultaten uit fase 2, fase 3 en fase 4 van dit onderzoek geven informatie over de geluidssignalen die hinder veroorzaken. Met deze informatie kunnen we opnieuw kijken naar de metingen die in 2010 zijn gedaan bij de bewoners. In de gemeten data hebben we gezocht naar situaties waarin tegelijkertijd laag frequent geluid is gemeten en waarin de frequenties en karakteristieken voorkwamen waaruit uit dit onderzoek blijkt dat de bewoners daar hinder van ondervinden. Per bewoner hebben we 1 of 2 voorbeelden van hinderlijke laag frequente geluiden geselecteerd en gepresenteerd in de onderstaande figuren. De geselecteerde geluidsfragmenten kunnen als voorbeeld dienen voor de volgende fase van het onderzoek waarin de bron van dit door bewoners als hinderlijk ervaren geluid moet worden gelokaliseerd.
27
NLR-CR-2011-004
In figuur 19 zien we een typisch voorbeeld van een door bewoner A als hinderlijk ervaren geluid. We zien dat het geluid een frequentie heeft van rond de 60 Hz. De amplitude van het geluid is maximaal 50 dB (SPL) wat betekend dat het boven de gemiddelde gehoorsgrens van 33 dB (SPL) uitkomt.
Figuur 19: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner A in de tuin
In figuur 20 zien we een typisch voorbeeld van een door bewoner B als hinderlijk ervaren geluid. We zien dat het geluid meerdere frequenties heeft allemaal met een geluidsniveau rond de gemiddelde gehoorsgrens. In het door de bewoner bijgehouden logboek gaf de bewoner aan wanneer de hinder begon en stopte. Deze twee momenten kwamen precies overeen met het verschijnen en verdwijnen van het laagfrequente geluid met een frequentie van rond de 85 Hz. Het geluidsniveau van deze frequentiecomponent is rond de gehoorsgrens en is daardoor niet voor iedereen hoorbaar. In figuur 21 zien we een tweede voorbeeld van laagfrequent geluid wat door bewoner B als hinderlijk wordt ervaren. Dit voorbeeld heeft duidelijk verschillende laagfrequente frequentiecomponenten die allemaal boven de gemiddelde gehoorsgrens uitkomen. Als we het geluidsfragment opnieuw afluisteren lijkt het te gaan om een vrachtwagen.
28
NLR-CR-2011-004
Figuur 20: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner B in de tuin
Figuur 21: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner B in de tuin
In figuur 22 zien we een typisch voorbeeld van een door bewoner C als hinderlijk ervaren geluid. Alle frequenties met een frequentie boven de 45 Hz komen boven de gehoorsgrens uit. In figuur 23 zien we een ander voorbeeld van laagfrequent geluid wat gebaseerd op het door bewoner C bijgehouden logboek als hinderlijk wordt ervaren. We zien verschillende laagfrequente componenten in dit geluidsfragment. Alleen de tonen met een frequentie boven de
29
NLR-CR-2011-004
40 Hz komen boven de gemiddelde gehoorsgrens uit. Op basis van het tijdssignaal van het opgenomen geluid kunnen we stellen dat het hier waarschijnlijk gaat om een helikopter.
Figuur 22: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner C in de tuin
Figuur 23: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner C in de tuin
In figuur 24 zien we een geluidsfragment wat is opgenomen in de tuin van bewoner D op het moment dat de bewoner in het logboek had aangegeven hinder te ondervinden. We zien dat de frequentiecomponent van rond de 85 Hz meer dan 15 dB boven de gehoorsgrens uitkomt. Het voorbeeld in figuur 25 komt ook overeen met een moment waarop bewoner D aangaf hinder te
30
NLR-CR-2011-004
ondervinden van laag frequent geluid. De geluidsniveaus bij de lagere frequenties zijn in dit geval niet erg hoog en komen niet altijd boven de gemiddelde gehoorsgrens uit. Het is mogelijk dat de bewoner hinder ondervind in dit geluidsfragment van de laagfrequente geluiden met en frequentie van 55 Hz en of 80 Hz.
Figuur 24: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner D in de tuin.
Figuur 25: Een typisch voorbeeld van hinderlijk laag frequent geluid zoals gemeten bij bewoner D in de tuin
31
NLR-CR-2011-004
3.5 Biografische informatie Van de vier personen die meededen aan het onderzoek waren er drie vrouw en een man met een gemiddelde leeftijd van 50 jaar. Drie personen woonden in een koophuis. Twee van de koopwoningen zijn rond 1940 gebouwd en één woning stamt uit de 19e eeuw. Geen van de bewoners heeft extra geluidsisolerende maatregelen laten aanbrengen in het huis. 3.6 Slaap informatie Geen van de bewoners gaf aan de dag voor het onderzoek goed geslapen te hebben. Het regelen van een hotel voor twee van de bewoners had nauwelijks invloed op de kwaliteit van de nachtrust. Één omwonende had in het hotel ook last van laagfrequent geluid. De gemiddelde duur van de nachtrust lag iets boven de acht uur met één uitschieter naar boven van bijna elf en een half uur. Verder kan worden vermeld dat de hinderlijkheid van de signalen werd bepaald door het vergelijken van de hinderlijkheid van signalen t.o.v. elkaar. Het gaat hier dus om een relatief vergelijk. Hierdoor is een eventueel slaaptekort niet van invloed op de resultaten. 3.7 Overlast bij gezinsleden De meeste bewoners gaven aan dat alleen zij het geluid hoorden in de directe thuisomgeving. Alleen in gevallen van extreem hoge geluidsniveaus zoals waargenomen door de bewoners, gaven de bewoners aan dat gezinsleden ook last van klachten hadden zoals hoofdpijn en hartkloppingen. In deze gevallen konden de gezinsleden het geluid soms wel horen. 3.8 Gezondheidsaspecten Een aantal van de geluidsfragmenten die aan de bewoners zijn aangeboden bevatte geen geluid. Op de momenten dat deze “stille” geluidsfragmenten werden aangeboden gaven de bewoners aan niks waar te nemen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat gedurende het onderzoek geen van de bewoners last had van tinnitus. Op de vraag welke gezondheidseffecten de bewoners hadden ten gevolge van het geluid waren de antwoorden als volgt: Oververmoeidheid, slapeloosheid, slaapstoornissen en hoofdpijn werden door drie personen genoemd. Een algemene spanning i.v.m. boosheid, en stress werden twee keer genoemd. Lichamelijke uitputting, hartritmestoornissen, concentratieproblemen, depressiviteit, druk in het hoofd en op het oor, en het op den duur niet meer weten wat normaal is, werden alle één keer genoemd. Twee personen gaven aan soms last te hebben van trillingen vanuit zichzelf, zonder dat ze blootgesteld werden aan externe trillingen. Drie van de personen namen medicatie ten behoeve van het in slaap komen. Alle bewoners gaven aan dat het geluid niet of nauwelijks gemaskeerd kan worden en dat de buurt uit gaan de enige echte invloed is die de bewoners op het geluid hebben. Alle bewoners hadden alleen last
32
NLR-CR-2011-004
van stress tijdens het laagfrequent geluid. Slechts één bewoner had geen last van hoofdpijn tijdens het horen van laagfrequent geluid. Alle bewoners hadden last van concentratieproblemen tijdens het geluid, sommigen ook nog daarna. Drie bewoners hadden last, of hebben nog steeds last, van angsten tijdens het geluid. Een bewoner geeft aan last te hebben van een hoge bloeddruk door het geluid. Alle bewoners zeggen depressief te worden van het geluid. 3.9 Door de bewoners ondernomen acties De bewoners hebben de volgende acties ondernomen om de invloeden van het laagfrequente geluid op hun leven terug te dringen. Meerdere personen gaven aan zelf voor verdraagzamer achtergrondgeluid te zorgen in de vorm van het aan laten staan van ventilatoren, afzuigkappen, radio’s en dergelijke. Het gebruik van een ruis-cd voor achtergrondgeluid werd een keer genoemd. Hierbij werd wel de opmerking gemaakt dat deze cd soms ook deel van het probleem is. Één bewoner is in therapie gegaan. Helaas had dit geen merkbaar effect. Één geeft aan dat hard werken en daarop concentreren verlichting geeft. Één bewoner heeft het huis inmiddels te koop gezet. Één persoon heeft actie ondernomen om gehoor te krijgen en een oplossing te vinden. Over het algemeen had alleen het op vakantie gaan een positief effect op de ondervonden hinder. Twee bewoners zijn meerdere overheidsinstanties en bedrijven langs geweest. Alle bewoners gaven een zware onvoldoende voor de informatievoorziening voorafgaand aan het last krijgen van de geluidshinder. De informatievoorziening scoort met het cijfer 3 a 4 echter nog steeds een zware onvoldoende 3.10
Toekomstverwachtingen
De bewoners geven allemaal aan niet herinnerd te worden aan het geluid zodra ze het niet meer horen. Drie van de bewoners zijn zeer pessimistisch over de toekomst en verwachten niet dat hun situatie op afzienbare termijn zal verbeteren. Één bewoner geeft aan nog steeds te hopen op een goede oplossing. Alle bewoners gaven aan het onderzoek positief ervaren te hebben en dat ze beschikbaar waren voor vervolgonderzoeken.
33
NLR-CR-2011-004
4 Discussie Dit hoofdstuk beschrijft aspecten, die nog niet in eerdere hoofdstukken aan bod zijn gekomen, maar desondanks door de auteurs belangrijk worden geacht om te vermelden. 4.1 Algemene opmerkingen Bij aanvang van het onderzoek meldde een bewoner zich die dag met een milde griep en/of verkoudheid. Alle bewoners gaven aan in de vragenlijsten dat ze niet goed geslapen hadden de dag voorafgaand aan het onderzoek. Beide punten zouden mogelijk effect kunnen hebben op hoe de geluiden zijn waargenomen door de bewoners. Een verstopping van de neus en oren zal tot gevolg hebben dat het met de oren hoorbare geluid anders wordt waargenomen. Mogelijk zullen ook trillingen in het hoofd anders worden ervaren. Daarbij komt dat bewoners waarschijnlijk sterker zullen reageren op onaangename prikkels bij een verminderde gemoedsrust door bijvoorbeeld te weinig slaap en hoofdpijn. 4.2 Opmerkingen bij het aanbieden van de geluidsfragmenten De mate waarin de bewoners de geluidssignalen uit de verschillende fases van het in dit rapport beschreven onderzoek herkende, verschilde per fase en per bewoner. Toch gaf elke bewoner aan de geluidssignalen uit tenminste één van de fases te herkennen, zijnde de pure tonen, de geluiden gemeten in en rond het huis of de geluiden gemeten op de bedrijventerreinen. Enkele bewoners gaven aan moeite te hebben om de herkenbaarheid te duiden van of, de in Zuidhorn gemeten signalen, of de pure signalen van de geluidstests. Twee personen gaven aan de geluiden, die bij deze personen thuis gemeten waren en op het NLR gereproduceerd, niet of nauwelijks te herkennen. Dit werd, volgens de bewoners zelf, vermoedelijk veroorzaakt doordat in de winter andere geluiden te horen waren dan in de zomer en dat het NLR alleen zomergeluiden heeft aangeboden tijdens het onderzoek. Hierbij moet worden opgemerkt dat het “onthouden” van willekeurige geluiden bijzonder lastig is, zeker als deze een negatieve uitwerking hebben op iemand. Één van deze personen kon echter wel goed de herkenbaarheid van de signalen aangeven in de tests waarin de pure tonen werden aangeboden. Het bleek ook moeilijk om de geluiden van thuis voor de geest te halen, niet alleen vanwege de ongewenstheid daarvan, maar ook omdat er vaak meerdere zintuigen betrokken zijn bij de waarneming van deze geluiden. Het geluid wordt namelijk vaak niet alleen gehoord, maar ook op of in verschillende delen van het lichaam gevoeld, waarbij het moeilijk is te duiden waar en hoe deze trillingen optreden. Hierbij spelen mogelijke trillingen uit de grond, iets wat door de bewoners A en B genoemd is, ook een rol. Dit aspect was echter niet na te bootsen op het NLR. In de evaluatie van de resultaten is rekening gehouden met de mate van herkenbaarheid van de verschillende bewoners bij de verschillende signalen behorende bij de verschillende fases. De
34
NLR-CR-2011-004
conclusies zoals gepresenteerd in dit rapport zijn gebaseerd op de geluidsfragmenten waarvan de bewoner(s) aangaven deze geluiden duidelijk te herkennen. De geluidsfragmenten waar onduidelijkheid was over de herkenbaarheid zijn niet meegenomen in de conclusies van de hier gepresenteerde studie.
5 Conclusies In dit onderzoek hebben we kunnen vast stellen dat de laagfrequente geluiden met een frequentie die in de 63 Hz (56.2-70.8 Hz) en of 80 Hz (70.8 – 89.1 Hz) 1/3-octaafband vallen de meeste hinder veroorzaken bij de betrokken bewoners uit de gemeente Zuidhorn. De geluidsfragmenten met frequenties die in deze octaafbanden vallen werden door de betrokken bewoners herkend als de geluiden die de meeste overeenkomsten hadden met het hinderlijke laagfrequente geluid in de gemeente Zuidhorn. Dit betreft zowel geluiden aangeboden als pure tonen als de op de locatie gemeten geluidssignalen. Uit het eerdere onderzoek kwam naar voren dat vooral de laag frequente geluiden met een frequentie van 10 tot 50 Hz veel voorkwamen in de gemeente Zuidhorn. Echter uit het onderzoek van dit rapport blijkt dat de geluiden met frequenties tussen de 60 en 85 Hz door de bewoners als meest hinderlijk worden ervaren. Het opsporen van de bron van de lagere frequenties heeft daarom prioriteit 2. Hoewel de geluidsniveaus in SPL dB bij de lager frequent geluidsbanden soms hoger is, compenseert het menselijk oor hiervoor waardoor de hogere frequenties beter hoorbaar zijn. Uit een analyse van de geluidsmetingen uit 2010 zijn een aantal voorbeelden van geluidsfragmenten bepaald waarvan de bewoners aangeven hinder te ondervinden en die overeenkomen met laagfrequente geluiden met frequenties van 60 Hz tot 85 Hz die boven de gemiddelde gehoorsgrens uitkomen. In het vervolg onderzoek kunnen de karakteristieken van het laagfrequente geluid zoals bepaald in het hier beschreven onderzoek worden gebruikt om ter plaatse de bron van het laagfrequente geluid te duiden en te lokaliseren of uit te sluiten. Deze uitsluiting, of vaststelling van een bepaalde bron kan worden gedaan door het bepalen van de richting van de oorsprong van deze geluiden. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden met behulp van een akoestische antenne Het geluid is met eenvoudige middelen niet te maskeren, aan de kant van de ontvanger. De deelnemers aan het onderzoek waren op één uitzondering na erg pessimistisch over een goede afloop. De onderzoekers konden zowel uit de vragenlijsten als uit de reacties van de deelnemers aan het onderzoek opmaken dat het laagfrequent geluid een zeer ernstige impact heeft op het leven van de bewoners.
35
NLR-CR-2011-004
6 Aanbevelingen In het eerste onderzoek is vastgesteld dat er een veelvoud aan geluidssignalen wordt gemeten bij de vier bewoners. Deze geluidssignalen zijn gebruikt voor een hinder onderzoek waarbij de signalen die bij de bewoners hinder veroorzaken zijn vastgesteld. De in dit onderzoek gevonden karakteristieken van de geluidssignalen zijn in volgorde van prioriteit: 1. Geluidssignalen met een frequentie van circa 60 Hz tot 85 Hz 2. Geluidssignalen met een frequentie 10 Hz tot ca 60 Hz De kans op hinder door geluidssignalen boven de 85 Hz is op basis van dit onderzoek verwaarloosbaar. In de fase na dit onderzoek kan nu gericht worden gezocht naar de meest hinderlijke geluidssignalen. Waarbij de aandacht gaat naar de geluidssignalen op volgorde van prioriteit. De bronnen kunnen zich op de volgende locaties bevinden: 1. Bronnen op het terrein van de NAM/NGU 2. Bronnen buiten het terrein van de NAM/NGU boven de grond 3. Bronnen buiten het terrein van de NAM/NGU onder de grond Voor de bronnen die zich boven de grond bevinden kan het zijn dat deze zich op een afstand van meer dan acht kilometer van de bewoners bevinden omdat laagfrequent geluid ver kan dragen. Voor de bronnen die zich onder de grond bevinden moet nabij de bewoners op maximaal 500 meter afstand (mogelijk kan dit getal worden verlaagd) worden gezocht omdat de demping van het geluid door de grond veel groter is dan de demping door lucht. Door het toepassen van een akoestische antenne kan voor bronnen die zich boven de grond bevinden, de richting van waaruit de signalen komen worden gevonden. Met behulp van 10 tot 20 peilingen kunnen met deze akoestische antenne de bronnen op en nabij de bedrijfsterreinen worden vastgesteld of uitgesloten. Indien de bronnen worden vastgesteld, dan kunnen deze op het terrein met de akoestische antenne worden aangewezen. Voor geluidsbronnen die zich nabij de bewoners onder de grond bevinden zullen enkele metingen nabij potentiële bronnen in de grond moeten worden uitgevoerd, bijvoorbeeld bij gasleidingen/splitsingen van gasleidingen. Van deze bronnen kan dan worden vastgesteld of deze geluidsbronnen te herleiden zijn naar de hinderlijke frequenties of niet.
36
NLR-CR-2011-004
Nadat de bronnen zijn gevonden die de hinder veroorzaken, kan per bron worden bekeken of er maatregelen kunnen worden voorgesteld aan de gevonden bronnen, in het overdrachtspad van het geluid of nabij de ontvanger. De maatregelen richten zich niet op de totale reductie van al het geluid, maar slechts op die frequenties die op volgorde van de aangegeven prioriteiten een vergrote kans op hinder geven. Verwacht wordt dat de door de bewoners ondervonden hinder van de geluidsbronnen grotendeels is weggenomen als de maximale geluidsniveaus, bepaald met een integratietijd van 1 seconde, zonder A-weging, onder de gehoorsdrempel volgens de ISO 226 [5] valt. De voorgestelde maatregelen moeten worden geëvalueerd op basis van Best Practical Means en een kosten-baten analyse.
37
NLR-CR-2011-004
Referenties 1.
T.A. van Veen, Analyse onderzoek laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn, NLR-CR2010-266, September 2010.
2.
R.R. Seljée, T.A. van Veen, Meetplan onderzoek laagfrequent geluid in de gemeente Zuidhorn, NLR-CR-2010-251, September 2010.
3.
GGD-richtlijn Laagfrequent Geluid, Januari 2002
4.
Nederlands Stichting Geluid, NSG-richtlijn laagfrequent geluid, april 1999
5.
ISO 226:2003: Acoustics — Normal equal-loudness-level contours. International Organization for Standardization, 2003.
38
NLR-CR-2011-004
Appendix A Vragenlijsten A.1
Appendix A1: Dagprogramma geluidsonderzoek NLR
Appendix A1: Dagprogramma geluidsonderzoek NLR Het dagprogramma van het onderzoek zal er als volgt uit zien: 10:00 Ontvangst op het NLR terrein in Amsterdam 10:30 Start onderzoek o Deelnemersverklaring o Vragenlijst Biografische informatie o Vragenlijst Slaap o Vragenlijst Geluidtechnische aspecten o Geluiden Fase 2A o Geluiden Fase 2B 12:30 Lunch 13:30 Onderzoek o Geluiden Fase 2C o Geluiden Fase 3 o Geluiden Fase 4 o Geluiden Afronding o Afrondende vragenlijst 15:30 Afronden onderzoek 16:00 Einde onderzoeksdag
39
NLR-CR-2011-004
A.2
Appendix A2: Deelnemersverklaring
Appendix A2: Deelnemersverklaring Metingen De deelnemers worden verzocht een aantal taken te volbrengen op het NLR. Deze taken zijn opgezet om te onderzoeken welke componenten van de aangeboden geluiden de hinder veroorzaken. De deelnemer krijgt een aantal vragenlijsten voorgelegd. Voorbereiding (Belangrijk!) Stel alstublieft altijd de onderzoeker op de hoogte als iets is voorgevallen waarvan u verwacht dat het experiment beïnvloedt. Als voorbeeld kunt u denken aan een stevige verkoudheid, griep, verkeersongeval, medicijn gebruik, traumatische familie omstandigheden etc. Vult u alstublieft dit formulier in en breng het ondertekend naar het NLR.
De deelnemer is op de hoogte van en is akkoord met onderstaande: Deelname aan het onderzoek is geheel op vrijwillige basis. De deelnemer is bevoegd om op elk moment zijn of haar participatie stop te zetten. De verantwoordelijke onderzoeker (Rolf Zon) is altijd bereid tot het beantwoorden van enige vragen die u mocht hebben met betrekking tot het onderzoek. (
[email protected]. tel. +31 20 511 3190). De resultaten van dit onderzoek zullen vertrouwelijk behandeld worden. Naam:
Stad:
Datum:
Handtekening:
40
NLR-CR-2011-004
A.3
Appendix A3: Biografische informatie inclusief vragenlijst
Appendix A3: Biografische informatie inclusief vragenlijst Instructies: Voorafgaande en tijdens het experiment zult u een aantal vragenlijsten aangereikt krijgen.
Al uw antwoorden, horende bij dit onderzoek, zullen vertrouwelijk worden behandeld en apart worden opgeslagen van uw biografische informatie. De verzamelde informatie zal alleen gebruikt worden met betrekking tot dit onderzoek en niet buiten dit onderzoek gedistribueerd worden.
Verder willen we u vragen om de inhoud van het onderzoek niet met andere betrokkenen te bespreken, aangezien dat een beïnvloeding van de resultaten van het onderzoek tot gevolg kan hebben, als zij later mogelijk voor aanvullend onderzoek worden uitgenodigd.
We willen u graag verzoeken alle vragen nauwgezet te beantwoorden. Neemt u er gerust de tijd voor.
Dank u wel,
Rolf Zon
41
NLR-CR-2011-004
Biografische informatie 1.
Naam
2.
Adres
3.
Telefoonnummer
Werk: ….. - ……………….. Mobiel: (Fax:
4.
Geboorte datum
5.
Geslacht
6.
Lengte
7.
Gewicht
8.
Bedrijf
9.
Functie
10.
….. - ……………….. ….. - ………………..)
… / … / ……
Man
Vrouw
Werkt u regelmatig ’s avonds of ’s nachts zodat u overdag moet slapen?
11.
Hoeveel dagen in de week bent u doorgaans overdag (van 9:00 tot 18:00) van huis voor meer dan 6 uur? (Van huis betekent hier, niet in uw huis, noch ergens anders in uw wijk of buurt.)
12.
Hoeveel avonden in de week (van 18:00 tot 23:00) bent u doorgans van huis voor meer dan 3 uur?. (Zie vraag 10)
13.
Wat is u hoogst genoten afgemaakte opleiding?
14.
Politieke voorkeur
15.
Bruto jaarinkomen
<20k 20k-30k 30k-40k 40-50k >50k
42
NLR-CR-2011-004
16.
Aantal personen in uw huishouden
17.
Hebt u een koop of
Koop
Huur
huurwoning?
18.
Wat is het bouwjaar van uw woning?
19.
Hebt u (extra) geluidsisolatie laten aanbrengen aan uw woning?
20.
Zo ja, had dit effect?
Beantwoordt u alstublieft alle vragen
43
NLR-CR-2011-004
A.4
Appendix A4: Geluidstechnische vragenlijst
Appendix A4: Geluidstechnische vragenlijst Deze vragenlijst behandeld een aantal aspecten die van invloed kunnen zijn op uw geluidsbeleving.
Geluidstechnische informatie 1.
Welke andere mensen horen het geluid of hebben er last van?
2.
Hebt u naar uw mening een goed gehoor?
3.
Heeft u wel eens een officiële gehoortest laten doen?
4.
Kunt u aangeven welke gezondheidseffecten u heeft ten gevolge van het geluid?
5.
Gebruikt u medicijnen ten gevolge van de hinder die u ervaart van het geluid?
6.
Hebt u een idee waar het geluid vandaan komt?
7.
Wat hebt u gedaan om de invloed van het geluid op uw leven terug te dringen?
8.
Had dit (gedeeltelijk) succes?
9.
Hebt u contact gezocht met iemand over de geluidsoverlast en zo ja met wie? (Zo niet, ga naar vraag 11.)
44
NLR-CR-2011-004
10.
Hoe tevreden bent u op een schaal van 1 tot 10 over de informatievoorziening over uw geluidshinder voordat u contact had opgenomen met enige instantie?
11.
Hoe tevreden bent u op een schaal van 1 tot 10 over de informatievoorziening over uw geluidshinder nadat u contact had opgenomen met enige instantie?
12.
Als dit van een bedrijf komt, kunt u uw relatie met dit bedrijf omschrijven?
13.
Wordt u door factoren, anders dan de geluidshinder zelf, vaak aan de hinder herinnerd?
14.
Wat zijn uw verwachtingen met betrekking tot de geluidshinder?
15.
In hoeverre hebt u zelf invloed op het geluid? (Kunt u bijv. wel televisie kijken als een boek lezen niet lukt?)
16.
Welke invloed heeft het geluid op u?
17.
Voelt u zich meer gestrest tijdens of direct na het geluid?
18.
Hebt u last van hoofdpijn tijdens of direct na het geluid?
45
NLR-CR-2011-004
19.
Hebt u last van concentratie problemen tijdens of direct na het geluid?
20.
Hebt u extra last van angsten tijdens of direct na het geluid?
21.
Hebt u last van een hogere bloeddruk tijdens of direct na het geluid?
22.
Bent u wel eens neerslachtig of depressief tijdens of direct na het geluid?
23.
Bent u bezorgd over een mogelijk negatieve impact van de geluidsbron? (Voorbeeld voor laagvliegende vliegtuigen: dat deze neer zouden storten.)
24.
Kookt u op gas?
25.
Vindt u dat u in het
Minder dan gemiddeld
algemeen gevoelig bent
Meer dan gemiddeld
voor geluid?
Beantwoordt u alstublieft alle vragen
46
Ongeveer gemiddeld
NLR-CR-2011-004
A.5
Appendix A5: Slaap vragenlijst
Appendix A5: Slaap vragenlijst Slaapduur Hoe laat bent u naar bed gegaan gisteren avond?
………………..
Hoe laat bent u opgestaan vanochtend?
………………..
Slaap kwaliteit De volgende 14 vragen hebben betrekking op uw laatst genoten nachtrust. Deze vragen bouwen een betrouwbaar beeld op van de kwaliteit van uw nachtrust. Vinkt u alstublieft steeds het hokje aan dat uw situatie het best beschrijft de afgelopen nacht.
Slaapkwaliteit
ja
nee
1.
Ik heb geheel niet geslapen afgelopen nacht
2.
Ik werd afgelopen nacht wakker en had daarna moeite om weer in slaap te vallen
3.
Ik ben afgelopen nacht een keer mijn bed uit gegaan
4.
Ik vind dat ik slecht geslapen heb afgelopen nacht
5.
Ik viel makkelijk in slaap afgelopen nacht
6.
Ik heb minder dan vijf uur geslapen afgelopen nacht
7.
Het duurde een half uur of langer voordat ik in slaap viel
8.
Ik ben verschillende keren wakker geworden afgelopen nacht
9.
Ik heb me vannacht vaak omgedraaid in mijn slaap
10.
Ik vind dat ik goed geslapen heb afgelopen nacht
11.
Ik voel me alsof ik maar een paar uur geslapen heb
12.
Ook nadat ik ben opgestaan vanmorgen, was ik nog steeds moe
13.
Ik voel me alsof ik niet genoeg geslapen heb afgelopen nacht
14.
Nadat ik was opgestaan vanochtend voelde ik me goed uitgerust
Beantwoordt u alstublieft alle vragen!
47
NLR-CR-2011-004
Als u nog aanvullende opmerkingen heeft over uw slaapgedrag dan kunt u deze hier kwijt: …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ………………………………
48
NLR-CR-2011-004
A.6
Appendix A6: Geluidsfragmenten vragenlijst Fase 2
Appendix A6: Geluidsfragmenten vragenlijst Fase 2 Duur: 30 minuten U hoort straks acht keer drie geluidsfragmenten. Per geluidsfragment moet u twee vragen beantwoorden. 1) Geef per geluidsfragment aan met een cijfer van 1 tot 10 hoeveel hinder u ondervindt van dit geluidsfragment, waarbij 10 staat voor maximale hinder. Vergelijk de drie geluidsfragmenten onderling met elkaar om de hinder te bepalen. 2) Geef per geluidsfragment aan met een cijfer van 1 tot 10 hoe herkenbaar het signaal is t.o.v. de laagfrequent geluidssignalen die u thuis hoort waarbij 10 staat voor maximale overeenkomst. Vergelijk de drie geluidsfragmenten onderling met elkaar om de overeenkomsten met de geluiden in Zuidhorn te bepalen. Bent u gereed om aan het onderzoek te beginnen? Zo niet, waarschuwt u dan nu de onderzoeksbegeleider. Aangeboden
Hinder
Herken-
geluid
1-10
baarheid
Extra opmerkingen
1-10 1a. 1b. 1c. 2a. 2b. 2c. 3a. 3b. 3c. 4a. 4b. 4c. 5a.
49
NLR-CR-2011-004
5b. 5c. 6a. 6b. 6c. 7a. 7b. 7c. 8a. 8b. 8c.
50
NLR-CR-2011-004
A.7
Appendix A7: Geluidsfragmenten vragenlijst Fase 3
Appendix A7: Geluidsfragmenten vragenlijst Fase 3 Duur: 30 minuten. Wij bieden u straks 34 geluidsfragmenten aan. Per geluidsfragment moet u drie vragen beantwoorden. 1) Geef per geluidsfragment aan of u het hoort. 2) Als u bij 1 ja heeft geantwoord, geef dan aan met een cijfer van 1 tot 10 hoeveel hinder u ondervindt van dit geluidsfragment, waarbij 10 staat voor maximale hinder. 3) Als u bij 1 ja heeft geantwoord, geef dan aan met een cijfer van 1 tot 10 hoe herkenbaar het signaal is t.o.v. de laagfrequent geluidssignalen die u thuis hoort, waarbij 10 staat voor maximale overeenkomst. Bent u gereed om aan het onderzoek te beginnen? Zo niet, waarschuwt u dan nu de onderzoeksbegeleider. Aangeboden
Hoort u
geluid
dit
Hinder?
Herkenbaarheid?
signaal? 1. 2 3 4 5 6. 7 8 9 10 11 12 13 14 15
51
Extra opmerkingen
NLR-CR-2011-004
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
52
NLR-CR-2011-004
A.8
Appendix A8: Geluidsfragmenten vragenlijst Fase 4
Appendix A8: Geluidsfragmenten vragenlijst Fase 4 Duur: 30 minuten. Wij bieden u straks 31 geluidsfragmenten aan. Per geluidsfragment moet u drie vragen beantwoorden. 1) Geef per geluidsfragment aan of u het hoort. 2) Als u bij 1 ja heeft geantwoord, geef dan aan met een cijfer van 1 tot 10 hoeveel hinder u ondervindt van dit geluidsfragment, waarbij 10 staat voor maximale hinder. 3) Als u bij 1 ja heeft geantwoord, geef dan aan met een cijfer van 1 tot 10 hoe herkenbaar het signaal is t.o.v. de laagfrequent geluidssignalen die u thuis hoort, waarbij 10 staat voor maximale overeenkomst. Bent u gereed om aan het onderzoek te beginnen? Zo niet, waarschuwt u dan nu de onderzoeksbegeleider. Aangeboden
Hoort u
geluid
dit
Hinder?
Herkenbaarheid?
signaal? 1. 2 3 4 5 6. 7 8 9 10 11 12 13 14 15
53
Extra opmerkingen
NLR-CR-2011-004
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
54
NLR-CR-2011-004
A.9
Afsluitende vragenlijst
Appendix A9: Afsluitende vragenlijst
Geluidstechnische informatie 1.
Kunt u kort een algemene indruk geven van wat u opviel aan het onderzoek?
2.
Hebt u het gevoel dat er dingen ontbraken bij dit onderzoek?
3.
Hebt u nog aanvullende informatie die u kwijt wilt?
4.
Hebt u nog specifieke vragen naar aanleiding van de tests?
55
NLR-CR-2011-004
5.
Zouden we u nogmaals mogen benaderen als er in de toekomst een vervolgonderzoek wordt gehouden?
Beantwoordt u alstublieft alle vragen
56