Toelichting over de behandeling van: Raadsvoorstel “Regionale agenda en regiovisie OGGz” Hierbij te betrekken: Brief van het college van B&W d.d. 5 november 2013 inzake “Continuering Regieteams” Van:
Het college van B&W van 5 november 2013 / 12 november 2013
Doel:
Behandeladvies geven voor de besluitronde
Toelichting:
1. Voorliggende besluitvorming Door middel van het voorliggende raadsvoorstel stelt het college van B&W aan de gemeenteraad voor om de regionale agenda en regiovisie OGGz vast te stellen. 2. Achtergrond De Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) is prestatieveld 8 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Op grond hiervan hebben gemeenten tot taak de openbare geestelijke gezondheidszorg te bevorderen. Het college geeft aan dat in dit kader in 2006 in de regio Rijk van Nijmegen de OGGzregiovisie ‘Iedereen doet mee’ is opgesteld. Het college geeft daarbij aan deze regiovisie nu in regionaal verband te hebben geëvalueerd en op basis daarvan de visie aangevuld te hebben en een samenwerkingsagenda te hebben opgesteld voor de komende jaren. Het college geeft aan dat deze regionale agenda en de regiovisie is vastgesteld door het Portefeuillehoudersoverleg Zorg & Welzijn en nu in alle betrokken gemeenten ter besluitvorming wordt voorgelegd. Het college benoemt inhoudelijk in de stukken onder andere het volgende drietal ambities in de regionale agenda en regiovisie; • Versterking van de kwaliteit van de lokale aanpak en daarmee de preventie; • Gezamenlijke regie ter versterking van samenwerking met andere partijen als corporaties en de zorgverzekeraar om multiprobleemsituaties beter aan te pakken of te voorkomen; • Een goede inbedding van de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep in de toekomstige gebiedsgerichte en regionale structuren voor Zorg & Welzijn, die in het kader van de Transities ontwikkeld worden. 3. Brief van het college van 5 november 2013 inzake “Continuering Regieteams” In het raadsvoorstel “Regionale agenda en regiovisie OGGz” geeft het college aan dat gemeenten op het gebied van de OGGz de taak hebben om risicofactoren te signaleren en bestrijden en kwetsbare personen en risicogroepen te bereiken en hulp te bieden. Gemeenten hebben daarvoor lokale zorgnetwerken, waarbij in Nijmegen de Regieteams overlast en multiprobleemhuishoudens de lokale zorgnetwerken zijn voor de OGGz. Over deze Regieteams, en meer specifiek het continueren daarvan, heeft het college van B&W op 5 november 2013 de gemeenteraad per brief geïnformeerd. Vanwege dit raakvlak wordt deze brief bij de kamerbespreking over het raadsvoorstel “Regionale agenda en regiovisie OGGz” betrokken. In deze brief geeft het college inhoudelijk aan dat het besloten heeft de inzet van de Regieteams vanaf 2014 te continueren. De argumentatie van het college op dit punt is opgenomen in de desbetreffende brief.
Naam steller: E-mail steller:
Renée Veldkamp
[email protected]
Tel. steller:
Bijlagen:
1. Raadsvoorstel “Regionale agenda en regiovisie OGGz” 2. Brief van het college van 5 november 2013 inzake “Continuering Regieteams”
06-46 13 40 78
Ter inzage via dropbox, internet, Raadsgriffie en Informatiebalie Bijlagen bij het raadsvoorstel “Regionale agenda en regiovisie OGGz” 1. Regionale Agenda en Regiovisie OGGz 2013 – 2017 2. Brief van de Seniorenraad en de Adviescommissie JMG d.d. 11 juli 2013 getiteld “OGGZ Regionale Agenda en Regiovisie 2013-2017, gevraagd advies” 3. Brief van het college van B&W d.d. 12 november 2013 getiteld “reactie op gevraagd advies Regionale agenda OGGz” Bijlagen bij de brief van het college van B&W d.d. 5 november 2013 inzake “Continuering Regieteams”; 4. MKBA Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens Nijmegen 5. Jaarverslag Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens
Voorstel aan de Raad
Openbare besluitenlijst 18 december 2007
Collegevergadering 47 Datum raadsvergadering / Nummerno raadsvoorstel 18 december 2013
/ 164/2013
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Aanwezig: 31-12-2013
Th. de Graaf P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, Regionale agenda en regiovisie P. OGGz Lucassen, J. van der Meer Gemeentesecretaris Programma / Programmanummer P. Eringa Zorg & Welzijn / 1051 A. Kuil Communicatie M. Sofovic Verslag Portefeuillehouder Voorzitter
Onderwerp Wethouders
B. Frings Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
12 november 2013 Samenvatting
Gemeenten zijn op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de Openbare geestelijke vastgesteld in demet vergadering van: gezondheidszorg (OGGz). DitAldus is de zorg voor mensen meervoudige problemen, op diverse leefgebieden, die onvoldoende zelfredzaam zijn om in hun eigen bestaansvoorwaarden te voorzien en zelf hun problemen op te lossen en die vaak geen adequate hulpvraag hebben. Op het gebied van de OGGz heeft elke gemeente de taak om risicofactoren te signaleren en bestrijden en kwetsbare personen en risicogroepen te bereiken en hulp te bieden. De voorzitter, Detesecretaris, Centrumgemeenten zoals Nijmegen, hebben daarbovenop de opdracht functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en afspraken tot stand te brengen tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Voor een goede regie op en uitvoering van deze taken, is het belangrijk om goede en politiek gedragen afspraken te maken over de lokale aanpak en inzet, de coördinerende rol van de centrumgemeente en het eens te zijn over de visie op en koers voor de OGGz. Daarvoor hebben wij de regiovisie en regionale agenda opgesteld voor onze maatschappelijke opvangregio. Deze plannen leggen wij aan uw raad voor. Ambities in de regionale agenda en regiovisie zijn: - de kwaliteit van de lokale aanpak en daarmee de preventie versterken; - gezamenlijke regie ter versterking van samenwerking met andere partijen als corporaties en de zorgverzekeraar om multiprobleemsituaties beter aan te pakken of te voorkomen; - de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep goed inbedden in de toekomstige gebiedsgerichte en regionale structuren voor zorg & welzijn, die in het kader van de Transities ontwikkeld worden. Deze regionale agenda en regiovisie is vastgesteld door het PFO Zorg & Welzijn en wordt in alle betrokken gemeenten aan colleges en raden en aan de Programmaraad Rivierenland voor besluitvorming voorgelegd. 1
Voorstel om te besluiten
1. De regionale agenda en regiovisie OGGz vast te stellen.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Renée Veldkamp, 06-46134078,
[email protected] RV regionale agenda en regiovisie.doc
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
Gemeenten zijn op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz). Dit is de zorg voor mensen met meervoudige problemen, op verschillende leefgebieden, zoals financiën, wonen, werk, opvoeding en sociale relaties. Vaak is er ook sprake van geestelijke gezondheidsproblemen of ernstige psychosociale problemen. Zij zijn onvoldoende zelfredzaam om in hun eigen bestaansvoorwaarden te voorzien en zelf hun problemen op te lossen en hebben vaak geen adequate hulpvraag. De OGGz wordt daarom ook wel bemoeizorg genoemd en doelgroep multiprobleemhuishoudens. Op het gebied van de OGGz heeft elke gemeente de taak om risicofactoren te signaleren en bestrijden en kwetsbare personen en risicogroepen te bereiken en hulp te bieden. Gemeenten hebben daarvoor lokale zorgnetwerken. In Nijmegen zijn de regieteams overlast en multiprobleemhuishoudens de lokale zorgnetwerken voor de OGGz. Centrumgemeenten, waaronder Nijmegen, hebben daarbovenop de opdracht te functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en afspraken tot stand te brengen tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het Meldpunt Bijzondere Zorg vervult in onze opdracht de meldpuntfunctie en wij hebben subsidieafspraken met organisaties als de NIM, ProPersona en IrisZorg om werkzaamheden te verrichten in het kader van de OGGz, zoals gezinscoaching, consultatie & advies en bemoeizorg. Bij de invoering van de Wmo in 2007 zijn deze taken en taakverdeling wettelijk vastgelegd. Daarom is in 2006 een regiovisie OGGz onder de titel Iedereen doet mee opgesteld, voor de gemeenten in het Rijk van Nijmegen. Iedereen doet mee bevat een gezamenlijke visie op wat de regiogemeenten willen bereiken voor inwoners die maatschappelijk (dreigen) uit (te) vallen, een definitie van de doelgroep, afspraken over de wijze van samenwerking en regievoering en over een aantal (door) te ontwikkelen voorzieningen, zoals lokale zorgnetwerken voor de preventie van en zorg & ondersteuning voor multiprobleemhuishoudens. We hebben Iedereen doet mee geëvalueerd en op basis daarvan de visie aangevuld en een samenwerkingsagenda opgesteld voor de komende jaren. Doelen daarvan zijn de kwaliteit van de lokale aanpak versterken, op regioniveau afspraken maken met andere partijen om multiprobleemsituaties beter aan te pakken of te voorkomen en de zorg en ondersteuning voor deze doelgroep goed inbedden in de toekomstige gebiedsgerichte en regionale structuren voor zorg & welzijn, zoals die in Kracht door Verbinding aan u zijn voorgelegd. Deze regionale agenda en regiovisie wordt in alle betrokken gemeenten voor besluitvorming voorgelegd aan colleges en raden. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader
De OGGz is prestatieveld 8 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Gemeenten hebben de taak de openbare geestelijke gezondheidszorg te bevorderen (artikel 1 onder g Wmo).
RV regionale agenda en regiovisie.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
1.2 Relatie met programma
De OGGz is onderdeel van product Maatschappelijke Opvang van programma Zorg & Welzijn. Het beleidsterrein OGGz heeft raakvlakken met de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld. De openbare geestelijke gezondheidzorg draagt bij aan het voorkomen van dakloosheid en het bevorderen van herstel na een multiprobleemsituatie of dakloosheid. Voor het beleid t.a.v. de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is de centrumgemeente volledig verantwoordelijk. De opvangvoorzieningen zijn dan ook geen onderdeel van de regiovisie en regionale agenda. Daarvoor hebben we het Stedelijk Kompas. Voor de aanpak van huiselijk geweld, waarvan de vrouwenopvang een onderdeel is, hebben centrumgemeenten de opdracht om voor 1 januari 2015 een regionaal beleidsplan opgesteld te hebben. 2
Doelstelling
Doel van dit voorstel is het vaststellen van de regionale agenda en regiovisie OGGz. 3
Argumenten
Heldere afspraken tussen gemeenten onderling Zoals in de inleiding staat, hebben alle gemeenten in de regio Nijmegen & Rivierenland en Nijmegen als centrumgemeente eigen taken, die elkaar aanvullen. Om goed regie te kunnen voeren op de OGGz voor de regio, is het van belang om afspraken te maken over de lokale aanpak en inzet, de coördinerende taken van de centrumgemeente en het eens te zijn over de visie op en koers voor de OGGz. De regiovisie en regionale agenda gaan dus over wat gemeenten met elkaar afspreken, wat ze gaan doen en hoe ze verantwoordelijkheden verdelen om hun taken op het gebied van de OGGz goed uit te voeren. De wet biedt geen andere instrumenten dan afspraken te maken tussen de gemeenten in de maatschappelijke opvangregio. Alleen in samenwerking kunnen we onze meest kwetsbare burgers optimaal ondersteunen. Daarom hechten wij zowel groot belang aan het maken van regionale afspraken, als aan draagvlak daarvoor bij uw raad. Iedereen doet mee is zeven jaar geleden opgesteld en aan actualisatie toe. De toen gemaakte afspraken zijn uitgevoerd en onderdelen van de aanpak zijn toe aan doorontwikkeling, zoals de lokale zorgnetwerken. We vinden dit een goed moment: met het oog op de transities vinden wij het belangrijk om de OGGz te positioneren in het lokale en regionale zorg- & welzijnsbeleid van de toekomst. Consequentie is dat de visie uit Iedereen doet mee, in essentie overeind blijft, maar wel geactualiseerd wordt en dat we nieuwe afspraken willen maken over de doorontwikkeling van de OGGz. De maatschappelijke opvangregio Nijmegen is centrumgemeente op het gebied van de OGGz, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang voor de regio Nijmegen en Rivierenland. Daarom is de regionale agenda opgesteld met deze hele regio. In Rivierenland is de regionale agenda onderdeel van het uitvoeringsprogramma Maatschappelijke zorg.
RV regionale agenda en regiovisie.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
Focus op uitvoering, drie hoofdlijnen Uit de evaluatie concluderen wij dat de meeste winst te behalen is in het versterken en toekomstbestendig maken van de uitvoering van de OGGz. Daarom stellen wij voor daarop te focussen en hebben wij een regionale agenda opgesteld met de doelen die we willen realiseren. De regionale agenda bevat afspraken over de inhoud en meer nog over het proces van samenwerking en doorontwikkeling in maatschappelijke opvangregio voor de komende jaren. De regionale agenda bevat drie hoofdlijnen: 1. de lokale OGGz-aanpak overal op gelijke sterkte brengen. Iedere gemeente is verantwoordelijk voor en heeft lokale vrijheid in de uitvoering van de lokale OGGz-taken. In onze visie is Lokaal van lokaal kan, regionaal wat nodig is, een belangrijk uitgangspunt. We willen die lokale vrijheid behouden, maar wel werken aan een goed en zo veel mogelijk gelijk kwaliteitsniveau van de lokale OGGz-zorgnetwerken in iedere gemeente. Dit is mede van groot belang vanwege de transities. De Lokale Zorgnetwerken vervullen in het transitiebeleid een belangrijke rol als toegangspoort tot zorg en ondersteuning en daarom is het belangrijk dat ze in de hele regio goed geëquipeerd zijn, ook voor complexe hulpvragen. 2. Gezamenlijke regie, ter versterking van de samenwerking met andere sectoren. Hieronder vallen gezamenlijke afspraken met woningbouwcorporaties, zorgverzekeraar(s) en zorginstellingen over het beter voorkomen en oplossen van multiproblematiek. Zij werken vaak regionaal. Als gemeenten hebben we baat bij eenduidige afspraken voor de regio en verwachten we gezamenlijk betere resultaten te kunnen bereiken dan wanneer iedere gemeente zelfstandig opereert. 3. een toekomstbestendige OGGz-aanpak. Gemeenten krijgen er vanaf 2015 veel taken bij op het gebied van zorg en ondersteuning, juist voor kwetsbaardere mensen, va wie een deel een bovengemiddeld risico loopt om in een multiprobleemsituatie terecht te komen. Deze transities bieden kansen om beter te voorkomen dat behoefte aan ondersteuning escaleert tot een multiprobleemsituatie en om herstel vanuit een multiprobleemsituatie naar zo veel mogelijk zelfredzaamheid, te bevorderen. Daarom willen wij de OGGz goed inbedden in de lokale en regionale hervorming van zorg en welzijn. De koers daarvoor is uitgezet in de beleidsnotitie voor de transities: Kracht door Verbinding, die net na de zomer aan uw raad is voorgelegd. 4
Risico’s
Aan dit voorstel zijn geen risico’s verbonden. 5
Financiën
Uitvoering vindt plaats binnen bestaande middelen in programma Zorg & Welzijn. 6
Communicatie
Voor de evaluatie van Iedereen doet mee en het opstellen van de nieuwe regiovisie en regionale agenda, is een werkgroep ingericht met vertegenwoordigers van verschillende gemeenten. Wij hebben bijeenkomsten gehouden met de portefeuillehouders uit de regio, met cliënten en cliëntvertegenwoordigers en met instellingen die werken op het terrein van de OGGz, zowel om input te leveren, als om de concept visie en agenda te bespreken. De adviescommissie JMG heeft een advies uitgebracht. 7
Uitvoering en evaluatie
RV regionale agenda en regiovisie.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
Na vaststelling van de visie en agenda gaan we in regionaal verband aan de slag met de uitvoering van de regionale agenda. Daarvoor maken wij plannen van aanpak en formeren regionale werkgroepen en een leidende coalitie van bestuurders.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlage(n): Notitie regionale agenda en regiovisie OGGz
RV regionale agenda en regiovisie.doc
Regionale Agenda en Regiovisie OGGz 2013 – 2017
Nijmegen & Rivierenland
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 1. Een Regionale agenda OGGz en een actuele Regiovisie .................................................................. 3 1.1 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 3 2. Naar een regionale agenda OGGz...................................................................................................... 4 3. Een actuele regiovisie OGGz 2013-2017 .......................................................................................... 11 3.1 Aandachtspunten bij een regionale agenda en regionale visie op de OGGz .............................. 11 Begrip Lokaal Zorgnetwerk (LZN) .................................................................................................. 11 De maatschappelijke opvangregio ................................................................................................. 11 3.2 Samenwerking als succesfactor: doorontwikkeling lokale en regionale OGGz-aanpak ............. 12 Aanpak knelpunten wonen & financiën .......................................................................................... 13 3.3 Sterke lokale zorgnetwerken als basis ........................................................................................ 14 3.4 OGGz 2015: minder multiproblematiek, betere ondersteuning ................................................... 16 3.5 Zorg aan huis: hervorming van de langdurige zorg ..................................................................... 18 Bijlage 1: Het beleidsterrein OGGz en aanpalende beleidsterreinen ............................................ 20 Bijlage 2: Iedereen doet mee: regiovisie 2006 en uitkomsten evaluatie ........................................ 22 Aanscherping doelgroepdefinitie .................................................................................................... 23 Implementatie OGGz-monitor ........................................................................................................ 24 Bijlage 3: Inzet centrumgemeentemiddelen en regionale solidariteitsbijdrage .............................. 25 Bijlage 4: schets uitwerking OGGz 2015 binnen de kaders van Transformeren & Integreren en Kracht door verbinding ................................................................................................................... 27 Bijlage 5: Afkortingen ..................................................................................................................... 29
2
1. Een Regionale agenda OGGz en een actuele Regiovisie 1
In 2006 is in de regio Rijk van Nijmegen de regiovisie OGGz vastgesteld met de titel: Iedereen doet mee – een regionale visie op preventie en maatschappelijk herstel voor inwoners in multiprobleemsituaties (maatschappelijke zorg en OGGZ). De vraagstelling voor deze visie was: op welke wijze wensen de deelnemende gemeenten een samenhangend beleid te voeren gericht op voorkoming of een snelle aanpak van maatschappelijke uitval van kwetsbare inwoners met (dreigende) meervoudige problematiek? Deze regiovisie bevat een gezamenlijke visie op wat de regiogemeenten willen bereiken voor inwoners die maatschappelijk (dreigen) uit (te) vallen, een definitie van de doelgroep, afspraken over de wijze van samenwerking en regievoering en over een aantal (door) te ontwikkelen voorzieningen, zoals lokale zorgnetwerken (LZN) en de aanpak van huiselijk geweld. De visiepunten uit ‘Iedereen doet mee’ en de realisatie van de visie staan opgesomd in bijlage 2. Iedereen doet mee is opgesteld bij invoering van de Wmo, toen gemeenten meer verantwoordelijkheid kregen voor de OGGz. Ook werd er toen voor het eerst in projectvorm geëxperimenteerd met de aanpak van huiselijk geweld. Na bijna zeven jaar vinden we het tijd om de regiovisie te actualiseren, de uitgangspunten en samenwerkingsafspraken in overeenstemming te brengen met de veranderde werkelijkheid. Ook anticiperen we op ontwikkelingen in het sociale domein. We willen de effecten van de decentralisatie van functies uit de AWBZ en de Jeugdzorg, veranderingen in beleid en maatschappelijke trends, zoals meer nadruk op zelfregie en samenredzaamheid en de Kanteling uit de Wmo, vertalen in een actuele visie op de OGGz en manieren waarop we samenwerken, zodat we onze koers en agenda voor de komende jaren uitzetten. We sluiten daarbij aan bij de visie Transformeren en Integreren van de regio Rijk van Nijmegen en De Samenredzame Samenleving van Rivierenland. Daarbij moeten we aantekenen dat het sociale domein nu zo in beweging is, dat we veel nog werkenderweg concreet zullen moeten invullen. Tenslotte willen we nu graag afspraken maken voor de hele maatschappelijke opvangregio 2 over de doorontwikkeling van de OGGz. De Regionale Agenda en Regiovisie OGGz 2013-2017 is interactief tot stand gekomen. Via een schriftelijke vragenlijst is Iedereen doet mee geëvalueerd. We hebben gesprekken, informatiebijeenkomsten, een werkatelier en een themabijeenkomst georganiseerd om input te krijgen voor dit beleidsstuk en updates gegeven aan de regiogemeenten over de voortgang. Zo hebben portefeuillehouders en ambtenaren uit de betrokken gemeenten, (voorzitters van) lokale zorgnetwerken, maatschappelijke instellingen en vertegenwoordigers van cliënten meegedacht, – gepraat en hun mening gegeven in de voorbereiding van deze nieuwe Regionale Agenda en Regiovisie. De regionale werkgroep, met vertegenwoordigers uit de regio Rivierenland, Beuningen, Heumen en Nijmegen en een externe deskundige, heeft de notitie en de agenda samengesteld.
1.1 Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat de regionale agenda OGGz 2013-2017 en vormt de kern van dit document. Hoofdstuk 3 is een aanscherping van onze regionale visie op de OGGz, op basis van onze ervaringen en vooruitkijkend naar de toekomst. Dit hoofdstuk is te lezen als een toelichting bij en legitimatie voor de acties en te bereiken resultaten uit de regionale agenda OGGz. Informatie die van belang is als context voor de agenda en de visie, staat in de bijlagen. Daar vindt u een samenvatting van Iedereen doet mee, de uitkomsten van de evaluatie op hoofdlijnen, een beeld van de centrumgemeentemiddelen en een afkortingenlijst.
1
Deze visie is toen opgesteld voor de gemeenten: Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Ubbergen, West Maas en Waal, Wijchen. 2 De maatschappelijke opvangregio bestaat uit de hierboven genoemde gemeenten plus Gennep en de gemeenten in Rivierenland: Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Neder-Betuwe, Neerijnen en Tiel
3
2. Naar een regionale agenda OGGz De OGGz is een complex beleids- en werkterrein. De OGGz-doelgroep is de kleine groep mensen met veel problemen op verschillende leefgebieden. Exacte cijfers over de omvang van de doelgroep zijn niet beschikbaar. Landelijk hanteert men meestal een percentage van tussen de 0,5% en 1,5% van de bevolking 3, dat in een ernstige multiprobleemsituatie verkeert. Voor de regio Nijmegen en Rivierenland hebben we het dan over ca. 5.500 (1%) mensen. De risicogroep wordt geschat op 2%5% van de bevolking (zie afbeelding 1). Afbeelding 1: piramide van zelfredzaamheid
Buitengesloten of sluit zichzelf buiten Kwetsbaar, maar met steun redzaam
2 à 5 %: Is langdurig, soms meerdere generaties, op meerdere levensgebieden afhankelijk van integrale arrangementen
Steunberen van de samenleving
10 à 15%: Is af en toe, of semipermanent afhankelijk van integrale arrangementen 80 à 85 %: Lost eigen problemen op. Zoekt zelf hulp in sociale omgeving of markt
Mensen die tot de OGGz-doelgroep behoren, zijn niet in staat zelfstandig te functioneren en in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien door een complex aan problemen op gebieden als werk, inkomen/schulden, opvoeding, verslaving, sociale problemen (eenzaamheid, huiselijk geweld) woonoverlast, etc. Ze hebben dringend hulp nodig om verder afglijden te voorkomen en er kan risico zijn op overlast voor de omgeving. Problematiek speelt zich vaak ‘achter de voordeur’ af en is daardoor niet altijd zichtbaar. De problemen zijn complex en vaak is er geen (gerichte) hulpvraag, of wil men geen hulp (zorgmijdend). In Iedereen doet mee hebben we uitgesproken dat we als gemeenten doen wat in ons vermogen ligt om een zodanig lokaal en bovenlokaal beleid te voeren dat we maatschappelijke uitval van sociaal kwetsbare burgers in multiprobleemsituaties voorkomen en hun maatschappelijk herstel bevorderen. Daarvoor is een samenhangende aanpak nodig waar vaak verschillende deskundigen bij nodig zijn. Samenwerking in de aanpak is dan ook van groot belang. Anders wordt een multiprobleemcasus een hete aardappel die van hulpverlener naar hulpverlener wordt doorgeschoven of werken er 20 hulpverleners in 1 huishouden die van elkaar niet weten wat ze doen. Gemeenten werken lokaal en bovenlokaal al jaren aan een goede signalering, aanpak en regie, om OGGz-problematiek op te lossen. Daarvoor hebben ze lokale zorgnetwerken (LZN) die op signaal van hulpverleners, politie, corporaties e.a. eropaf gaan, de situatie in kaart brengen, toeleiden naar hulp en als het nodig is vanwege de complexiteit van de casus, opschalen naar het Meldpunt Bijzondere Zorg om adequate (specialistische) hulp in te kunnen zetten.
3
O.m. 0.7% (Wolf, 2006) tot 1,5% (Snoek et all, 2008) van de bevolking, met een hoger aandeel in stedelijke gemeenten en lagere in landelijke.
4
Om multiprobleemsituaties op te lossen is ondersteuning op veel leefgebieden nodig. Voor een deel kunnen gemeenten deze ondersteuning via subsidies en inkooprelaties beschikbaar stellen, of hebben ze die zelf in huis. Maar ook andere sectoren zoals de gezondheidszorg en woningcorporaties, zijn onmisbaar. Regievoering over de keten en samenwerking met andere sectoren en financiers is dus wezenlijk voor de OGGz. Het beleidsterrein OGGz kent een wisselwerking van lokale verantwoordelijkheden en centrumgemeentetaken als de meldpuntfunctie en de coördinatie en monitoring op het beleid. Vandaar ook de toegevoegde waarde van een gedeelde visie op het beleidsterrein en een gedeelde agenda voor de doorontwikkeling en verbetering van de OGGz-aanpak. Uit de evaluatie blijkt dat alle geledingen van mening zijn dat sinds de invoering van de Wmo vooruitgang geboekt is in het OGGz-beleid. In veel gemeenten zijn zorgstructuren opgebouwd. Multiprobleemsituaties worden eerder gesignaleerd en sneller en beter opgelost. De indruk is dat de doelgroep grosso modo in beeld is en toegeleid kan worden naar de zorg en ondersteuning die nodig is. Maatschappelijke kosten-batananalyses over de lokale OGGz-aanpak zijn positief: de (maatschappelijke) baten zijn hoger dan de kosten. Dat komt vooral doordat de OGGz-aanpak ervoor zorgt dat minder multiprobleemsituaties escaleren –met als gevolg dure interventies en grote impact op de betrokken personen (incl. kinderen)- en bijdraagt aan het terugdringen van overlast. Met ‘Iedereen doet mee’ hebben we ervaren dat een gedeelde visie het vertrekpunt is voor een geslaagde uitvoering. In de evaluatie komt ook naar voren dat de verbetermogelijkheden minder op visieniveau liggen en veel meer in versterking van de uitvoering, samenwerking in de OGGz en anticiperen op de toekomst. We willen dan ook focussen op doorontwikkelen en de uitvoering versterken. Daarom hebben we voor de periode 2013-2017 een regionale agenda opgesteld met actiepunten en te bereiken resultaten in de uitvoering, passend binnen de visiepunten in deze notitie. Het is een agenda van en voor de gemeenten in de maatschappelijke opvangregio. De agenda bevat de actiepunten die de gemeenten gaan uitvoeren en de resultaten die zij daarmee willen bereiken. Uiteraard krijgen die hun vertaling in lokaal en regionaal beleid, subsidieovereenkomsten met instellingen e.d. Dat is echter niet het doel van deze notitie. Die gaat over agendavorming, actualisatie van onze visie en de doorkijk naar de toekomst. De regionale agenda vormt het hart van deze notitie en is ons kompas voor de komende jaren. De resultaten die we willen bereiken hebben betrekking op: a. Versterking van de regionale samenwerking op het terrein van de OGGz Samenwerking is een van de belangrijkste succesfactoren voor een effectieve OGGz-aanpak. Dat stelt ook het Trimbosinstituut weer vast in de nieuwste monitor van de stedelijke en regionale kompassen. Samenwerking als succesfactor heeft twee dimensies. De eerste is gezamenlijke regie, om de samenwerking met andere sectoren te versterken; denk aan gezamenlijke afspraken met corporaties, de zorgverzekeraar(s) en zorginstellingen over het beter voorkomen en oplossen van multiproblematiek. De tweede dimensie is een gedeelde visie en afspraken over ieders inzet om op lokaal niveau multiprobleemsituaties zo effectief mogelijk aan te pakken en daarop aansluitende coördinatie en regie door de centrumgemeente. Beide dimensies zijn nodig om meer te bereiken in de belangrijkste knelpunten waarop we willen focussen: wonen en financiën. b. Goed geëquipeerde en functionerende lokale zorgnetwerken De lokale zorgnetwerken zijn cruciaal voor het tijdig signaleren en adequaat oplossen van multiprobleemsituaties en van vitaal belang voor preventie en maatschappelijk herstel. Kwalitatief goede lokale zorgnetwerken vormen dus een noodzakelijke basis. We maken als regio afspraken over kwaliteit en functionele eisen aan de netwerken voor de OGGz-aanpak. Dit is tevens belangrijk voor de toekomst: in de ontwikkelingen op het gebied van zorg & welzijn, krijgen Lokale Zorgnetwerken in veel gemeenten een belangrijke positie in de toegang tot ondersteuning en zorg. c. Kansen voor de OGGz in de transities benutten, nu aansluiten zowel op visieniveau als in de uitvoering In onze regionale visies op de transities en het sociale domein staan zelfregie en maatschappelijk functioneren, integraal werken en ondersteuning zo licht en zo dichtbij mogelijk centraal. In de uitvoering bouwen we regionaal aan een nieuwe vormgeving van het hele gemeentelijke zorg- en welzijnsdomein. OGGz integreren we in deze visie en zorgstructuur. Lokale (OGG)z-netwerken en de
5
specialistische zorg die zij inzetten ten behoeve van hun cliënten, zijn er ook voor de OGGz. We willen bereiken dat een eenduidige en stevige zorg- en welzijnsstructuur (op termijn) het effect heeft dat er minder situaties waarin ondersteuning nodig is, escaleren tot multiprobleemsituaties, mensen dan beter kunnen terugkeren in de samenleving en dat beschikbaarheid van een breder arsenaal aan specialistische expertise (al dan niet t.b.v. OGGz) leidt tot betere hulp. De agendapunten maken concreet wat we vanuit Iedereen doet mee en de huidige actualiteit willen versterken en hoe we de positionering van de OGGz in de toekomst gaan oppakken. We hebben de agenda geordend aan de hand van de drie ontwikkelrichtingen hierboven. Daarvoor hebben we resultaten geformuleerd (kolom 2) en activiteiten benoemd (kolom 3) om deze resultaten te bereiken. De agenda heeft dan ook grotendeels een procesmatig karakter. We maken ook de verbinding met de doelen uit de visienotitie Transformeren en Integreren voor de deelregio Rijk van Nijmegen en de visie de Samenredzame samenleving voor de regio Rivierenland, om de koppeling aan de beleidsontwikkeling voor de transities expliciet te maken. Dat is zichtbaar in kolom 4. De relevante doelen zijn de volgende: A: B: C: D: E: F: G: H: I: J:
Stevige regie door de gemeenten: verminderen sturende en regisserende actoren; We gaan voor effectieve inzet, een gedegen monitoring en evaluatie; Financieringsstructuur volgt de inhoud; Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet De mensen in hun eigen woonomgeving staan centraal o.b.v. maximale zelfregie en zelfredzaamheid; Preventie voor curatie; Uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk; Collectief boven individueel We geven ruimte en vertrouwen aan professionals; We werken integraal via het principe: één huishouden, één plan
6
Regionale agenda OGGz Nijmegen & Rivierenland 2013-2017 Versterken regionale samenwerking Welk resultaat? o Voor het sturen en bewaken van de uitvoering van de Regionale Agenda OGGz is een leidende coalitie van gemeenten ingesteld, met een heldere opdracht, een inhoudelijke agenda en enkele concrete hoofddoelen. o Elk jaar worden de voortgang en resultaten van deze Regionale Agenda OGGz geëvalueerd, o.b.v. enkele kernindicatoren (zie verder, punt 3) o Start: direct na besluitvorming
Activiteiten (‘agenda voor de toekomst’) 4 o Vaststellen welke gemeenten samen de leidende coalitie OGGz vormen en welke taken deze leidende coalitie heeft, bijvoorbeeld, welke regionale afspraken te maken met woningcorporaties (beschikbare woningen voor doelgroep per gemeente en begeleide herkansing) en zorgverzekeraars/zorgkantoor (beschikbaarheid basis-GGz).
2
o De uitvoering van de Regionale Agenda OGGz wordt samenhangend en gecoördineerd uitgevoerd. o Start: direct na besluitvorming
o
Uitvoerende coalitie de opdracht geven om de uitvoering van de activiteiten van deze Regionale Agenda OGGz op te pakken en te coördineren. Deze uitvoerende coalitie maakt een goede planning van de activiteiten in deze agenda met realistische mijlpalen.
A, B, C
3
o De inhoudelijke ambitie (meer preventie van sociaal verval en meer herstel na dakloosheid) zijn vertaald in enkele meetbare doelen en duidelijke indicatoren, waarbij ook bepaald is wie de meting uitvoert en hoe. Samen geven ze voldoende houvast voor het bestuurlijk volgen van de uitvoering van de Regionale Agenda. Deze indicatoren meenemen in de OGGZ-monitor. o Start: direct na besluitvorming
o
Voorstel is om de GGD te vragen om elk half jaar te rapporteren over de volgende indicatoren: (A) aantal ontruimde woningen bij corporaties in de regio; (B) gemiddelde verblijfsduur in de MO; (C) aantal zwerfjongeren via lokale zorgstructuur terug naar eigen sociale omgeving; (D) aantal gevallen (casussen) 6 dat vanuit LZN wordt opgeschaald naar het MBZ .
A, B, C
4
o Overeenkomst over welke casussen lokaal opgepakt worden door het LZN en welke regionaal. o Specialisten op alle leefgebieden en problematiek zijn lokaal raadpleegbaar in OGGz-casuïstiek. o Start direct na besluitvorming
o
Regionaal vaststellen wat lokaal kan en wanneer opschalen naar regionale oplossingen of afschalen naar lokale oplossingen geboden is. Dit uitwerken op 7 basis van de ZRM en in overleg met cliënten en instellingen. Ruimte voor lokaal maatwerk behouden. De bovenlokale OGGZ-structuur onderbrengen in de Hulplijn en/of Regionaal Coördinatiepunt uit de transitieopgaven Zie agendapunt 10).
D
1
o
5
Doelen A, B, C
4
Vanwege de overlap en samenhang met de transities jeugdzorg en AWBZ lijkt het voor de hand liggend om hiervoor de kartrekkers van deze transities te nemen, inclusief Rivierenland. De huidige werkgroep Regiovisie OGGz zou dat kunnen oppakken, eventueel aangevuld. 6 Als doelen bijvoorbeeld stellen: (A) reductie huisuitzettingen de komende vier jaar met x%; (B) gemiddelde verblijfsduur in de MO in vier jaar af met y% (wellicht met onderscheid naar soort voorziening, of alleen 24-uurs opvang meenemen); (C) de CJG’s in de regio (Regionaal Coördinatiepunt?) zorgen ervoor dat minimaal 15% van het aantal nieuwe zwerfjongeren per jaar met succes in de eigen sociale omgeving wordt opgevangen (via Eigen Kracht Centrale of anderszins); (D) afname van het aantal gevallen dat vanuit LZN wordt opgeschaald met z% (in de tweede helft van 2013 in elke gemeenten een nulmeting doen om een referentiepunt te bepalen). 7 Voorbeelden: (a) de gemeente Rotterdam bepaalt op basis van de score op een aantal van de 11 leefdomeinen van de ZRM wat voor de LZN is en wat binnen de stedelijke OGGz-aanpak (via de centrale toegang) opgepakt moet worden; (b) de gemeente Amsterdam gaat de ZRM gebruiken om clusters van voorzieningen te typeren (24-uurs opvang, beschermd wonen en begeleid wonen) en dat te gebruiken in de prestatiefinanciering. 5
7
Welk resultaat? o Iedereen die uitstroomt uit de MO kan terecht in haar/zijn gemeente van herkomst/regiogemeente waar hij wil wonen. o Start 01-01-2014
Activiteiten (‘agenda voor de toekomst’) o Regionale afspraken maken over het opnemen van uitstromers uit de MO in hun gemeente van herkomst en/of waar ze zich willen vestigen (eerst principeafspraak in Leidende Coalitie, daarna uitwerken met woningcorporaties). o Eenduidige procedureafspraken maken met de corporaties voor de hele regio over het zo veel mogelijk voorkomen van huisuitzetting en begeleide herkansing voor de hele regio.
6
o In de financiering zijn positieve prikkels ingebouwd om cliënten zo veel mogelijk te laten doorstromen naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan. o Start:01-01-2014; opnemen in contracten 2015
o
Onderzoeken welke financiële prikkels kunnen bijdragen tot het sneller/beter realiseren van de inhoudelijke doelen, bijvoorbeeld trajectfinanciering of flexibele zorgindicaties. Daarbij aansluiten bij de ontwikkeling rond de transities (o.a. hoofdaannemerschap / allianties).
A, B, C
7
o Andere preventiemaatregelen zijn genomen om dakloosheid en sociaal verval te voorkomen, signaleren en snel aan te pakken, uit te voeren nadat maatregelen genomen zijn om het aantal huisuitzettingen te reduceren en de schuldhulpverlening te verbeteren (zie agendapunt 8). o De Regionale Agenda OGGz verder/beter aan laten sluiten op de andere Wmo prestatievelden. o Tijdpad n.t.b.
o
Eerst vaststellen wat (verder) onder preventie en herstel van dakloosheid wordt verstaan – en waar relaties liggen met de andere prestatievelden van de (nieuwe) Wmo. Vervolgens duidelijk benoemen wat de doelen zijn en welke maatregelen daarvoor nodig zijn.
E, F, G, H
5
Doelen E, F, G, H
Versterken lokale OGGz-aanpak 8
9
Welk resultaat? o De noodzakelijke randvoorwaarden voor het functioneren van het LZN en het realiseren van de inhoudelijke doelen – meer preventie van sociaal verval en meer herstel na dakloosheid – zijn geregeld, vooral: (a) huisvesting en (b) schuldhulpverlening. o Start: direct na besluitvorming4 o Iedere gemeente heeft een functionerend lokaal zorgnetwerk (LZN) – toekomstbestendig: passend binnen de regiovisie op de transities. o LZN organiseert en/of levert adequate hulp op de levensgebieden: financiën, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke (incl. verslaving) en lichamelijke gezondheid, ADL, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie en justitie. o Uitvoeringsplannen gereed 31-12-2013 o Elke gemeente een functionerend LZN: 30-6-2014 o Sluit aan bij agendapunt 4
Activiteiten (‘agenda voor de toekomst’) o Aan laten sluiten op agendapunt 5 o Het huidige aanbod voor schuldhulpverlening voor de OGGz-doelgroep wordt kritisch doorgelicht – knelpunten worden benoemd samen met de maatregelen ·. om ze op te lossen
o
o o
8
Functionele eisen en minimale kwaliteitseisen van LZN benoemen en regionaal vaststellen – daarbij zorgen dat deze aansluiten bij de ontwikkelingen in de transities. Gemeenten maken een bondig uitvoeringsplan, stemmen dat regionaal af en implementeren vervolgens het LZN volgens de regionale eisen. Regionale afspraken maken met gespecialiseerde instellingen in de subsidieovereenkomsten (formaliseren casusregie, meer planmatige aanpak, deskundigheidsbevordering over de instellingen heen e.d.).
Doelen A, B, C
D
8 Let op: eisen die ook echt iets zeggen over kwaliteit … niet dat er elke x weken vergaderd wordt, maar bijvoorbeeld wel iets over: (a) bereikbaarheid en de snelheid van handelen (intake na x dagen; maximale doorlooptijd y weken, etc.); (b) gebruik van richtlijnen en instrumenten (ZRM!) voor toegang, probleemverheldering en evaluatie; (c) heldere structuur: wie verantwoordelijk is voor welk deel, inclusief waarborg voor continuïteit (kwaliteitseisen voor de overdracht); (d) de manier waarop geregistreerd wordt.
8
Toekomst OGGz: de transities Welk resultaat? o De ontwikkeling van de LZN is geborgd in de regionale samenwerking rond de transities. Slagvaardigheid blijft behouden, geen extra bureaucratie in de OGGz bij uitbreiding gemeentelijke taken op het gebied van zorg & welzijn. o Meenemen in de planning van de transities.
Activiteiten (‘agenda voor de toekomst’) o Uitzoeken en plannen hoe de OGGz-doelgroep en LZN ingepast (kunnen) worden in de toegangspoort tot de gedecentraliseerde AWBZ-taken, jeugdzorg en participatiewet. o Afstemmen met projectorganisatie transities
11
o De OGGz-doelgroep expliciet meenemen in de transities. In beleid t.a.v. de participatiewet en de decentralisaties AWBZ en Jeugdzorg zijn de verbeterkansen benut (zie paragraaf 3.4) en zijn acties opgenomen om de risico’s te voorkomen. o Meenemen in de planning van de transities.
o
Kansen en risico’s in de transities voor de OGGz-doelgroep onderzoeken met o.m. impactanalyse, vervolggesprek met de instellingen en cliëntvertegenwoordigers, afspraken met projectorganisatie voor de transities.
E, F, G, H
12
o Niemand tussen wal en schip! Voor iedere cliënt is er een partij/team (LZN) die de verantwoordelijkheid op zich neemt. Het team laat pas los als de cliënt goed is overgedragen. o Mobilisatie van eigen kracht en cliëntenparticipatie, voor zover mogelijk bij de OGGz/MO doelgroep. De professional neemt niet de verantwoordelijkheid van de cliënt over, maar zoekt samen met de cliënt naar het benutten van eigen mogelijkheden. Nadruk ligt op mogelijkheden en kwaliteit in plaats van op risicofactoren en sociale uitsluiting en dakloosheid.
o
Uitwerken sluitende en activerende samenwerking OGGz met instellingen, 9 bijvoorbeeld aan de hand van enkele werkzame principes . Daarbij aansluiten bij ideeën rond de transities over hoofdaannemerschap en allianties. De uitdaging is om een echte persoonsgerichte aanpak te maken, niet gebonden aan 10 organisaties . Professionalisering in de regio over sociale netwerkstrategieën.
I, J
13
o Er wordt structureel gebruik gemaakt van ervaringsdeskundigen, door instellingen en door gemeenten.
o
Met cliënten, instellingen en gemeenten uitwerken hoe de inzet van ervaringsdeskundigen in de OGGz bevorderd kan worden.
E, F, G, H
14
o Beleid ter voorkoming van dakloosheid onder jongeren vastgesteld en start concrete maatregelen om dat te realiseren.
o
Plan van aanpak voorkomen van dakloosheid onder jongeren, met aandacht voor: (a) hoe voldoende betaalbare huisvesting voor jongeren in Nijmegen e.o. kan worden gerealiseerd; (b) hoe het schuldenprobleem onder jongeren vroegtijdig kan worden gesignaleerd en aangepakt; (c) hoe voorkomen kan worden dat jongeren vanuit de jeugdzorg (al dan niet met enige vertraging) dakloos worden.
E, F, G, H
15
o De consequenties van ontwikkelingen als (a) scheiden van wonen en zorg; (b) verdergaande ambulantisering van de GGZ (c) overheveling van Beschermd Wonen, zijn voor de OGGz-doelgroep in kaart gebracht. Duidelijk is welke
o
Uitzoeken wat het scheiden van wonen en zorg betekent voor de doelgroep OGGz (zowel mogelijke negatieve consequenties als kansen om de ‘herstelgedachte’ verder uit te werken) Bijeenkomsten organiseren (per gemeente) waarin de samenhang/afstemming
E, F, G, H
10
o
o
Doelen A, B, C
9
Bijvoorbeeld: (1) nadruk op herstel van maatschappelijk functioneren; (2) opbouwen van het zelfvertrouwen en eigen keuzes van de cliënt; (3) vertrouwen, aandacht en continuïteit in de relatie tussen hulpverlener en patiënt; (4) hulpverlening op de locatie waar de patiënt zich bevindt; (5) de sociale omgeving van de patiënt gebruiken als bron van ondersteuning; (6) integrale hulpverlening door één multidisciplinair team. [Bron: Rapp C.A. & Gosha R.J. (2005). What are the common features of Evidence-Based Pratices? In: Drake R.E., Merrens M.R. & Lynde D.W. (2005). Evidence-Based Mental Health Practice. New York: W. W. Norton & Company.] 10 Tegenwoordig werk iedereen cliëntgericht, vraaggericht of persoonsgericht. Maar niet heus. Onder deze noemer zijn aanbieders van hulp vaak bezig om eigen interne ‘ketens’ op te bouwen, of ‘zorgpaden’ te ontwikkelen. Daarbij worden buitenlandse methoden ingebracht als CTI, ACT, enzovoorts. De nadruk blijft meestal liggen het aanbod – en de cliënt blijft volgend, een afgeleide.
9
maatregelen nodig zijn om goede zorg te (blijven) leveren, zoals de aansluiting van LZN op de eerstelijnszorg (bijvoorbeeld de huisartsen i.v.m. medicatie). o Meenemen in de planning van de transities.
tussen LZN, eerstelijns zorg en basis-GGz kan worden besproken om vervolgens verdere afspraken te maken. (Huisartsen ook via hun regionale overleg stimuleren tot samenwerking.)
10
3. Een actuele regiovisie OGGz 2013-2017 In 2006 hebben we met Iedereen doet mee, een visie opgesteld voor ons lokale en regionale OGGzbeleid. Zowel gemeenten en vertegenwoordigers van lokale zorgnetwerken als instellingen en cliëntvertegenwoordigers geven aan dat de visiepunten uit Iedereen doet mee, nog steeds een relevante basis zijn. De formulering van de gemeenschappelijke doelen en de lokale en bovenlokale werkwijze daarvoor, zijn nog steeds van toepassing. Iedereen doet mee blijft dan ook de basis voor onze visie op de OGGz. We scherpen deze visie wel aan. Op een aantal punten uit de visie is nog vooruitgang nodig, dan wel behoeft het visiepunt aanscherping. Daarnaast is en blijft de OGGz een complex beleids- en werkterrein, met weerbarstige knelpunten die om een oplossing vragen. Daarvoor is het nodig om de gelegde basis te verstevigen, zowel in de lokale aanpak als op regionaal niveau. Bovendien is het van groot belang om onze visie op en uitvoering van de OGGz toekomstbestendig te maken. Door de decentralisatie van functies uit de AWBZ en de Jeugdzorg worden gemeenten verantwoordelijk voor een veel groter deel van de zorg en ondersteuning voor een veel grotere groep, vaak zeer kwetsbare personen. Ook andere ontwikkelingen zoals het scheiden van wonen & zorg en de hervorming van de GGZ zijn van invloed op het gemeentelijk beleid. In het licht van al deze veranderingen, ontwikkelen gemeenten en regio’s nieuwe visies op zorg & welzijn en hervormen zorgen welzijnsstructuren voor het hele sociale domein. OGGz is een onderdeel van dit terrein en dient hierin toekomstbestendig geïntegreerd te worden, zodat we kansen kunnen benutten en risico’s voorkomen. Dit alles leidt tot drie thema’s voor de doorontwikkeling van de uitvoering en de visie op de OGGz, waarlangs de regionale agenda is opgebouwd en die in hoofdstuk 2 al genoemd zijn: a. Versterking van de regionale samenwerking op het terrein van de OGGz. b. Goed geëquipeerde en functionerende lokale zorgnetwerken. c. Positionering van de OGGz in de transities, zowel op visieniveau als in de uitvoering. In de volgende paragrafen gaan we in op doorontwikkeling van de visiepunten uit Iedereen doet mee en onze toekomstvisie op de OGGz. Dit alles illustreert onze Regionale Agenda OGGz, met te bereiken resultaten en afspraken over acties en processtappen om deze te bereiken. Vooraf eerst twee aandachtspunten ter verduidelijking.
3.1 Aandachtspunten bij een regionale agenda en regionale visie op de OGGz Begrip Lokaal Zorgnetwerk (LZN) Het Lokaal Zorgnetwerk is de kern van de lokale OGGz-aanpak. In deze notitie verstaan we onder een Lokaal Zorgnetwerk een netwerk dat de lokale OGGz-taken uitvoert. Dat wil zeggen de signalering en ondersteuning van multprobleemhuishoudens die in een gemeente wonen, zonodig de opschaling van de casus naar het MBZ als deze te complex is om lokaal op te lossen en de ondersteuning bij maatschappelijk herstel. (Zie ook bijlage 1 en 2 voor meer informatie.) Deze definiëring is nodig omdat het begrip Lokaal Zorgnetwerk in verschillende gemeenten een verschillende betekenis heeft. De netwerken in de regio hebben verschillende kleuring, scope en werkwijzen, variërend van een gespecialiseerd OGGz-netwerk, tot een breed ondersteuningsnetwerk dat de hele Wmo als scope heeft en waarvan de lokale OGGz-aanpak een onderdeel is. In de beleidsontwikkeling voor de decentralisatie van delen van de AWBZ en de jeugdzorg, wordt de term Lokaal Zorgnetwerk ook gebruikt als gemeenteonafhankelijke benaming voor de eerstelijnsteams voor zorg en ondersteuning die gemeenten inzetten of gaan benutten als toegangspoort tot zorg en ondersteuning. In deze context kan het werk van een Lokaal Zorgnetwerk dus ook de OGGz-aanpak omvatten, maar niet per sé. De maatschappelijke opvangregio We stellen onze regionale agenda en regiovisie op voor de maatschappelijke opvangregio Nijmegen & Rivierenland. Dit is een groot en gevarieerd werkgebied, met verschillende uitgangssituaties. Iedereen doet mee is opgesteld met de gemeenten in het Rijk van Nijmegen, omdat er in 2006 andere
11
verhoudingen tussen Nijmegen en Rivierenland bestonden. Nijmegen verstrekte aan Rivierenland een subsidie voor de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo en Rivierenland voerde zijn eigen beleid om met deze subsidie uitvoering te geven aan deze prestatievelden. Deze afspraak bestaat al enkele jaren niet meer. Nijmegen is centrumgemeente voor de hele maatschappelijke opvangregio en bekostigt uit centrumgemeentemiddelen ook voorzieningen voor OGGZ en maatschappelijke opvang in Rivierenland. Om deze reden willen we Rivierenland nu wel betrekken bij het maken van de nieuwe regiovisie en agenda OGGz. Rivierenland realiseert daarnaast ook zelf uit eigen middelen voorzieningen op prestatieveld 7 t/m 9 van de Wmo, zoals ketenregie en een beschermd wonenvoorziening. Rivierenland heeft tot nu toe dus zijn eigen visievorming doorgemaakt en uitvoeringspraktijk neergezet. Die vertoont overeenkomsten en ook verschillen met die in het Rijk van Nijmegen. Ook de besluitvorming en regionale samenwerking verschillen in deze twee delen van de regio. Rivierenland werkt nu aan meerjarige uitvoeringsprogramma’s voor prestatieveld 7 t/m 9 van de Wmo. Deze regionale agenda wordt daar onderdeel van. Nijmegen en Rivierenland vormen samen een veiligheidsregio en een maatschappelijke opvangregio, maar zijn op andere terreinen meestal twee afzonderlijke regio’s. Er werken verschillende welzijnsinstellingen, woningcorporaties e.d. en tot 1 juli 2013 heeft ook elke deelregio zijn eigen GGD en zijn eigen OGGz-meldpunt (MBZ). Na de fusie ontstaat er 1 GGD met voorlopig 2 teams MBZ, een voor elke deelregio, in een afdeling. De meldpunten werken nu verschillend. In Rivierenland organiseert en coördineert het MBZ de lokale OGGz-aanpak en zit de LZN voor. In het Nijmeegse deel van de regio, vervullen gemeenten zelf of een andere maatschappelijke instelling deze rol en is het MBZ juist voor opschaling van casuïstiek die lokaal te complex is om op te lossen. Ook in de beleidsontwikkeling rond de transities opereren Nijmegen en Rivierenland als twee regio’s. Ze hebben ieder hun eigen projectorganisatie voor de voorbereiding van de transities. In het Rijk van Nijmegen is er een visienotitie, Transformeren & Integreren en een concept-uitwerkingsnotitie, Kracht door verbinding op het moment dat we dit document opstellen, Rivierenland start op dit moment met de eerste beleidsontwikkeling voor de transities. De twee delen van de regio kunnen dus verschillend beleid gaan voeren. Dat maakt dat we in deze notitie vooral onze koers bepalen op OGGz in relatie tot de transities. Concretisering daarvan is onderdeel van de Regionale agenda.
3.2 Samenwerking als succesfactor: doorontwikkeling lokale en regionale OGGzaanpak Agendapunt 1 t/m 7 Visiepunt: samenwerking als succesfactor Als regio vormen we een leidende coalitie om onze regie op de OGGz en de ketensamenwerking over sectoren heen te versterken. De leidende coalitie bewaakt de uitvoering van de regionale agenda en werkt aan het oplossen van knelpunten. Onze prioriteit ligt bij het zo goed mogelijk oplossen van de knelpunten wonen en financiën. De leidende coalitie zet zich daarom in om te komen tot regionale afspraken met de corporaties en instellingen over: - Tijdig signaleren van huurschulden en woonoverlast - De mogelijkheid van begeleide herkansing voor mensen die uit huis gezet zijn - Beschikbaarheid van voldoende woningen in de hele regio voor begeleide herkansing en uitstroom uit een situatie van dak- of thuisloosheid d.m.v. contingentafspraken - Oplossingen stimuleren om de financiële risico’s rond huisvesting van bijzondere doelgroepen zo veel mogelijk te beperken De gemeenten in de regio spreken af dat financiële hulp en schuldhulp in iedere gemeente toegankelijk zijn voor de OGGz-doelgroep. Toelichting We willen onze lokale en bovenlokale OGGz-aanpak versterken. In de evaluatie en in de input voor deze agenda en visie komt naar voren dat winst te behalen is door het versterken van de lokale zorgnetwerken en door te focussen op de aanpak van enkele belangrijke knelpunten: financiën en
12
wonen. Hiervoor is het zowel nodig om afspraken te maken over de kwaliteit van de lokale aanpak, als om als regio meer samen te werken en gezamenlijk te opereren. Daarom willen we een leidende coalitie vormen die namens de regio werkt aan oplossingen voor knelpunten op regionale schaal, die de uitvoering van de regionale agenda aanstuurt en bewaakt en toeziet op het nakomen van de afspraken die we met elkaar gemaakt hebben in deze agenda. Ook de uitvoering organiseren we regionaal, in werkgroepen onder de noemer uitvoerende coalitie. Dit is opgenomen in agendapunt 1 t/m 3 van de Regionale Agenda. In de regionale leidende en uitvoerende coalitie werken we aan versterking van de lokale zorgnetwerken, het zo goed mogelijk aanpakken van de hardnekkige knelpunten rond financiën en wonen en de integratie van de OGGz-aanpak in de transities. Op ieder van deze onderwerpen gaan we nader in. Aanpak knelpunten wonen & financiën Agendapunt 5 en 8 Financiën Financiële problemen en het ontbreken van een woning zijn de belangrijkste knelpunten in de OGGz. In de gesprekken voor dit beleidstraject en in alle onderzoeken komen deze naar voren. Schulden zijn in driekwart van de gevallen de reden van uithuiszetting en schulden en/of geen stabiel inkomen bemoeilijken maatschappelijk herstel. De combinatie van problemen op de leefgebieden wonen en financiën is in de OGGz een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel. We willen ons zo veel mogelijk inspannen om deze knelpunten te verminderen. Daarbij zullen we, zeker rond financiën, op grenzen stuiten. Op het gebied van uitkeringen is veel landelijk vastgelegd en gemeenten hebben geen bevoegdheid tot het voeren van inkomensbeleid. Het sociaal minimum houdt geen rekening met iemands persoonlijke omstandigheden. De bijstand is met veel regels omgeven, die gericht zijn op rechtmatigheid en activering. Het oplossen van schulden vraagt veel discipline en gedragsverandering. Schulden kunnen in aard en/of omvang zo ernstig zijn dat ze niet oplosbaar zijn. Juist voor de OGGz-doelgroep maakt dit het oplossen van financiële problemen zo ingewikkeld. Een deel van de doelgroep accepteert geen hulp, kan of wil zich niet voegen naar regels, kampt met gedragsproblemen al dan niet als gevolg van een aandoening of trauma, of de financiële problemen zijn zo uit de hand gelopen dat ze niet of moeilijk oplosbaar zijn. Een adequate aanpak is maatwerk en vraagt creativiteit. Bijstand en schuldhulpverlening zijn lokale taken, waarbij inzet van middelen op de OGGz-doelgroep niet altijd optimaal doelmatig is. Daar staat tegenover dat onvoldoende toegang tot financiële hulp ertoe leidt dat de multiprobleemsituatie blijft bestaan met alle –hoge- maatschappelijke kosten vandien. Vanuit het perspectief van de OGGz is het van vitaal belang om schuldhulpverlening toegankelijk te houden voor deze doelgroep, ook als slaagkans van een saneringstraject laag of niet aanwezig is. Overzicht, stabilisatie, leren leven met schulden, budgetbegeleiding of -beheer en maatregelen die het risico verminderen dat de Wet Overheidsvordering wordt toegepast, zijn basisvoorwaarden voor geslaagde hulp in multiprobleemsituaties. Dat geldt ook voor een uitkering voor levensonderhoud en ondersteuning voor bijzondere kosten. Denk aan bijzondere bijstand voor bewindvoering of budgetbeheer en een collectieve zorgverzekering voor de minima. Verzekerd zijn en blijven voor zorgkosten is een basisvoorwaarde, zeker voor mensen die (GGZ)behandeling nodig hebben. Veel mensen uit de OGGz-doelgroep, verliezen hun motivatie voor behandeling zodra ze er een rekening voor krijgen. Wonen Wonen is een basisvoorwaarde voor het oplossen van een multiprobleemsituatie. Het gaat dan zowel om het voorkomen van uithuiszetting als beschikbaarheid van woningen voor mensen die hun huis (al) zijn kwijtgeraakt. Uithuiszetting is zeer ingrijpend. Wie zijn huis verliest, verliest zijn eigen plek, zijn bezittingen en vaak ook zijn vertrouwde omgeving, zijn er kinderen in het spel dan moet Jeugdzorg worden ingeschakeld enz. Bovendien is een uithuiszetting kostbaar. Dat het zonder huis extra moeilijk is om mensen te bereiken met de zorg en ondersteuning die ze nodig hebben, is evident.
13
Aan het voorkomen van uithuiszetting is de afgelopen jaren al veel gedaan en landelijk loopt het aantal uithuiszettingen dan ook terug, blijkt uit cijfers van Aedes en van een aantal corporaties in de regio. Gemeenten hebben afspraken gemaakt met de woningcorporaties over het signaleren en melden van betalingsachterstanden en (dreigende) uithuiszetting bij het Lokale Zorgnetwerk, tweedekansbeleid en beschikbaarstelling van woningen voor bijzondere doelgroepen. Zijn mensen hun huis echter toch kwijt – en op niet-corporatiewoningen hebben we in ieder geval weinig zicht-, dan is er niet zomaar weer een betaalbare woning beschikbaar. Dat zien we bijvoorbeeld in de crisisopvang en vrouwenopvang. Doorstroom naar (begeleid) zelfstandig wonen, gaat langzamer dan mogelijk en wenselijk doordat mensen wachten op een woning. De malaise op de woningmarkt versterkt dit probleem doordat er weinig verhuisbewegingen zijn. Voor corporaties en zorginstellingen heeft huisvesting van de OGGz-doelgroep ook zijn lastige kanten; corporaties moeten een goede balans houden tussen ‘gewone’ woningzoekenden en bijzondere doelgroepen. Soms zijn er ook risico’s verbonden aan het huisvesten van deze doelgroep, zoals overlast of financiële risico’s i.v.m. huurderving of verwaarlozing/vervuiling/vernieling in de woning. Zowel corporaties als instellingen die woonbegeleiding leveren en dan vaak het huurcontract op hun naam hebben, hebben grenzen in het kunnen en willen dragen van deze risico’s. De afspraken tussen gemeente en corporaties verschillen per gemeente en per deelregio en in het hele gebied zijn veel corporaties actief. Voor versterking van maatschappelijk herstel hebben we ons bovendien ten doel gesteld dat mensen kunnen terugkeren naar hun gemeente van herkomst. We verwachten meerwaarde in het op regionale schaal aanpakken van dit vraagstuk. Als gemeenten willen we daarom gezamenlijk optrekken om met corporaties en zorginstellingen woonproblematiek zo goed mogelijk op te lossen. Verbetermogelijkheden die we zien en verder willen verkennen zijn eenduidige afspraken voor de hele regio over het signaleren van huurschulden en dreigende uithuiszetting, regionale contingentafspraken over het beschikbaar stellen van woningen voor deze doelgroep en het beter voorkomen en slim afdekken van verhuurdersrisico’s.
3.3 Sterke lokale zorgnetwerken als basis Agendapunten 4, 8 en 9 Visiepunt: Lokaal doen wat lokaal kan, regionaal wat regionaal nodig is blijft de basis voor onze visie. Het Lokale Zorgnetwerk is de basis voor de OGGz-aanpak. We versterken de kwaliteit van de lokale zorgnetwerken voor uitvoering van de OGGz-taken, zonder een blauwdruk op te leggen voor inrichting of samenstelling van Lokale Zorgnetwerken. Om de LZN als stevig fundament te verankeren, formuleren we functionele eisen waaraan de LZN voldoen. Deze functionele eisen bieden waarborg voor: o Toeleiding naar zorg en ondersteuning op alle levensgebieden o Invulling en concretisering van het visiepunt: lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal nodig is, in multiprobleemsituaties en ten behoeve van maatschappelijk herstel. o Goede bereikbaarheid, snelheid van handelen, continuïteit en verantwoordelijkheidsverdeling o Integraal werken volgens het principe 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur en zo veel mogelijk ontschot. o Regionale afstemming over richtlijnen, instrumenten en registratie o Een inrichting en werkwijze die past in de zorg- & welzijnsstructuur die in de transities hervormd wordt.
Toelichting Sterke lokale zorgnetwerken vormen de belangrijkste basis voor de OGGz: tijdig signaleren en adequaat oplossen van multiprobleemsituaties, alleen opschalen in de meest complexe gevallen, voorkomen dat mensen dakloos raken en maatschappelijk herstel bevorderen. De meeste gemeenten in de regio Rijk van Nijmegen en Rivierenland hebben een Lokaal Zorgnetwerk (LZN) dat de lokale OGGz-aanpak uitvoert. Het verschilt per gemeente hoe ver de LZN-ontwikkeling
14
is; van de opstartfase tot volledig functionerend. Daarom willen we bindender afspraken maken dan in Iedereen doet mee over de kwaliteit en functionele eisen aan de netwerken voor de OGGz-aanpak. We willen we de LZN versterken, op basis van de volgende constateringen. - Door de verschillen in ontwikkeltempo en kwaliteit kan de ene gemeente lokaal veel meer oplossen dan de andere. Op een terrein met zowel lokale taken als regionale samenwerking en afspraken, willen we daarom komen tot een kwaliteitsstandaard voor en functionele eisen aan de LZN voor de OGGz-aanpak. Ook in het licht van de decentralisatie van delen van de AWBZ en de jeugdzorg is dit van belang, voor een goed functionerende toegangspoort tot zorg en hulp in iedere gemeente (zie paragraaf 3.4 voor meer informatie). - De OGGz is complex, gaat over mensen met problemen op verschillende leefgebieden tegelijk, vaak in combinatie met psychische of psychosociale problemen. Aan netwerken of instrumenten voor signalering van problemen ontbreekt het meestal niet, cruciaal is er ook actie aan te koppelen en de afspraken die rond signaleren en handelen gemaakt zijn, daadwerkelijk uit te voeren. De LZN moeten dus in staat zijn om op alle leefgebieden hulp te bieden of te organiseren. OGGz is daarnaast urgent. Goed en snel bereikbaar zijn en vooral: handelen, helderheid over structuur, verantwoordelijkheden en werkwijze zijn cruciaal. - Tot slot constateren we dat de het OGGz-beleid en de uitvoering daarvan de afgelopen jaren heeft bijgedragen aan preventie 11 en tijdige aanpak. We hebben ons echter tot doel gesteld, ook een integrale herstelaanpak te bieden, met als doel dat de cliënt/het gezin weer zo veel mogelijk zelf de regie over zijn leven voert en zijn maatschappelijke rollen vervult. Goede ondersteuning bij maatschappelijk herstel is de beste manier om terugval in de multiprobleemsituatie te voorkomen. Ieder lokaal zorgnetwerk, moet dus ook kunnen afschalen naar lichtere ondersteuning en daarvoor de lokale infrastructuur kunnen benutten. Daarbij maakt het LZN waar mogelijk optimaal gebruik van aanwezig sociaal netwerk en van ervaringsdeskundigheid om herstel goed vorm te geven. Herstel moet mogelijk zijn in de gemeente van herkomst of een regiogemeente waar iemand zich wil vestigen. We spreken af dat we op basis van dit visiepunt de functionele eisen aan de LZN concretiseren en iedere gemeente een plan maakt om aan deze eisen te (gaan) voldoen. In de regionale agenda bewaken we de voortgang en organiseren we gelegenheid om van elkaar te leren of naar oplossingen voor knelpunten te zoeken. Op basis van de functionele eisen werken we uit wat we vinden dat: lokaal wat lokaal kan, betekent. Dat doen we aan de hand van de zelfredzaamheidsmatrix 12. We streven ernaar dat opschaling alleen nodig is op leefgebieden waar de persoon/het gezin kampt met acute, ernstige problematiek (score 1) en dit leefgebied niet geheel tot de lokale verantwoordelijkheid behoort. Concretiseren wat lokaal kan, levert de LZN ook inzicht op in waar hun competenties en grenzen liggen en wanneer inzet van specialistische hulp nodig is. De valkuil van ‘doormodderen’ bij lokaal doen wat lokaal kan, willen we nadrukkelijk vermijden. Regionaal zorgen we dat er voor specialistische expertise een beschikbaarheidsfunctie is en dat er flexibele, vraaggerichte zorg- en ondersteuningstrajecten beschikbaar zijn. Versterking van de lokale zorgnetwerken zal ertoe leiden dat de gespecialiseerde instellingen meer de consultatie- en adviesrol zullen gaan vervullen. Ook willen we door versterking van de Lokale Zorgnetwerken waar mogelijk een verschuiving naar oplossen van problemen met inzet van lichtere zorg en hulp realiseren. Iedere (meervoudige) ondersteuningsvraag die niet escaleert tot een multiprobleemsituatie is winst. We moeten ons echter niet de illusie maken dat we zulke complexe problemen kunnen oplossen zonder inzet van gespecialiseerde zorg en hulp.
11
Onder preventie verstaan we in deze notitie: het voorkomen van maatschappelijk verval. Uiteraard strekken de gemeentelijke preventietaken zich verder uit, bv. op het gebied van volksgezondheid, schooluitval en welzijn als preventie voor zorg. Goede primaire preventie kan bijdragen aan minder maatschappelijk verval, maar valt buiten de scope van deze notitie. 12 De Zelfredzaamheidsmatrix is een instrument om op de leefgebieden financiën, huisvesting, dagbesteding, huiselijke relaties, geestelijke en lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, maatschappelijke participatie, sociaal netwerk en justitie de mate van zelfredzaamheid te bepalen op een schaal van 5: 1 = acute problematiek, 2 = niet zelfredzaam, 3 = beperkt zelfredzaam, 4 = voldoende zelfredzaam, 5 = volledig zelfredzaam. Zie www.zelfredzaamheidmatrix.nl voor meer informatie. Vanwege copyright is de matrix hier niet in zijn geheel weer te geven.
15
Eisen stellen aan de kwaliteit van de LZN betekent niet dat we een blauwdruk willen opleggen. De praktijk heeft de afgelopen jaren uitgewezen dat er verschillende effectieve manieren zijn voor de inrichting van een LZN. Verschillen hebben vaak te maken met lokale schaalgrootte, bestaande infrastructuur, hoe zorg & welzijn, wonen, schuldhulp etc. lokaal georganiseerd zijn en met lokale beleidskeuzes en zijn dan functioneel. De lokale vrijheid over de samenstelling, scope en deels ook werkwijze laten we intact.
3.4 OGGz 2015: minder multiproblematiek, betere ondersteuning Agendapunt 10 t/m 14 Visiepunt Het OGGz-beleid is onderdeel van het lokale en regionale zorg & welzijnsbeleid dat in de transities wordt vormgegeven. We willen bereiken dat minder gevallen waarin ondersteuning nodig is, escaleren tot een multiprobleemsituatie en dat cliënten vanuit een multiprobleemsituatie sneller met lichtere ondersteuning weer maatschappelijk kunnen functioneren. De transities en de Kanteling versterken de preventie van multiprobleemsituaties, bevorderen maatschappelijk herstel en versterken de lokale OGGz-aanpak, zodat we nog meer lokaal kunnen oplossen. In de beleidsontwikkeling voor de transities en de hervorming van het gemeentelijk zorg & welzijnsdomein benutten we deze kansen voor de OGGz. Uitgangspunten daarbij zijn: - De zorg- en welzijnsstructuur versterkt vroegsignalering - De ondersteuning is integraal op alle leefgebieden, zo veel mogelijk ontkokerd en ontschot. - In de ondersteuning staat bevorderen van het maatschappelijk functioneren centraal (normaliseren), met een echt cliëntgerichte aanpak en waar mogelijk inzet van het sociale netwerk. - Het bredere arsenaal aan expertise en ondersteuning is beschikbaar voor de Lokale Zorgnetwerken voor consultatie, advies, diagnose en korte interventies en voor maatschappelijk herstel. - De bovenlokale aanpak is flexibel, vraaggericht en sluit aan op de lokale OGGz-aanpak. Toelichting Iedere gemeente is op dit moment bezig met De Kanteling uit de Wmo en de voorbereiding op de overheveling van functies uit de AWBZ (Inloop, Begeleiding, Persoonlijke Verzorging) en de Jeugdzorg. Met deze overhevelingen worden gemeenten verantwoordelijk voor een groot deel van de extramurale, niet op genezing gerichte zorg en begeleiding voor kwetsbare burgers. Beide ontwikkelingen leiden ertoe dat gemeenten nieuwe visies ontwikkelen op hun zorg & welzijnstaken en deze anders gaan organiseren, zowel lokaal, als in de regionale samenwerking. We vinden het even logisch als belangrijk dat de OGGz zowel in visie als in organisatie en uitvoering van zorg en hulp, onderdeel is van deze ontwikkelingen. OGGz is immers onderdeel van het gemeentelijk zorg & welzijnsbeleid. De nieuwe taken en de herstructurering van zorg & welzijn bieden kansen voor de versterking van de OGGz. Wat betreft de OGGz willen we door de transities en vernieuwing in zorg & welzijn bereiken dat minder gevallen waarin ondersteuning nodig is, escaleren tot een multiprobleemsituatie en dat cliënten vanuit een multiprobleemsituatie sneller met lichtere ondersteuning weer maatschappelijk kunnen functioneren. De transities en de Kanteling versterken de preventie en de ondersteuning bij maatschappelijk herstel en geven de lokale OGGz-aanpak meer instrumenten in handen. In de beleidsontwikkeling voor de transities en de hervorming van het gemeentelijk zorg & welzijnsdomein benutten we onder meer de volgende kansen voor de OGGz: - Zo licht en zo dichtbij mogelijk Er komt één integrale structuur voor het gemeentelijk zorg- en welzijnsaanbod. De OGGz-aanpak is hier onderdeel van en heeft een goede aansluiting met de lichtere ondersteuning. Signalen uit het ‘voorveld’ worden benut om ondersteuningsbehoefte van zorgmijdende personen of gezinnen zo vroeg mogelijk te signaleren en escalatie beter te voorkomen. De transities bieden de kans om meer ondersteuning zo licht en zo dichtbij mogelijk te organiseren.
16
- Integraal werken verder versterken In de transities streven we naar integrale ondersteuning op alle leefgebieden waar nodig en zo veel mogelijk ontkokerd en ontschot. In die lijn ontwikkelen we ook voor de OGGz een echt cliëntgerichte aanpak. De nadruk ligt op herstel van het maatschappelijk functioneren en op het vergroten van de zelfregie, ook als die zijn beperkingen heeft en de cliënt langdurig of altijd ondersteuning nodig blijft hebben. Uiteraard wordt gewerkt volgens het principe 1 persoon/gezin, 1 plan en ook: 1 regisseur en is er een doelgericht herstelplan. Waar mogelijk wordt de sociale omgeving van de cliënt ingezet als bron van ondersteuning. - Betere signalering mogelijk We krijgen door de transities de verantwoordelijkheid voor een grotere groep kwetsbare mensen, van wie een deel tot de risicogroepen voor de OGGz behoort. We richten de ondersteuning voor deze groepen zo in dat we het risico op ontstaan van een multiprobleemsituatie zo veel mogelijk beperken. De functie inloop benutten we om laagdrempelige hulp voor risicogroepen OGGz beschikbaar te houden. - Meer expertise beschikbaar De transities bieden ons een groter arsenaal aan expertise om mensen te ondersteunen op alle leefgebieden. Dit benutten we om de preventie van multiprobleemsituaties en maatschappelijk herstel te versterken. Functies als (woon)begeleiding, dagbesteding en ambulante jeugdhulp zetten we in met dit doel. De Lokale Zorgnetwerken kunnen gebruik maken van de specialistische expertise die met de transities beschikbaar komt, voor consultatie & advies, diagnose en korte interventies. - Aansluiting lokaal-bovenlokaal ondersteuningsaanbod In de bovenlokale OGGz-aanpak maken we afspraken met de instellingen voor het leveren van flexibele en vraaggerichte zorg- en ondersteuningstrajecten, die aansluiten op de lokale aanpak. De cliëntgerichte aanpak vraagt van instellingen de bereidheid om deel te zijn van de zorg- en ondersteuningsstructuur en minder vanuit de eigen organisatie integraliteit voor de eigen doelgroep te organiseren. Nieuwe verkokering of een wirwar van ondersteuningsstructuren met voor ieder probleem een multidisciplinair team, willen we nadrukkelijk voorkomen. - Integrale preventieve aanpak zwerfjongeren De decentralisatie Jeugdzorg willen we ook benutten om de zwerfjongerenaanpak te versterken. We willen voorkomen dat jongeren gaan zwerven en dat de zwerfjongeren van nu, de daklozen van de toekomst worden. Nu heeft ongeveer driekwart van de zwerfjongeren in zijn jeugd te maken gehad met jeugdzorg. Er zijn jongeren die de jeugdzorg verlaten als ze 18 zijn geworden, op zichzelf gaan wonen, maar daar toch nog niet zelfstandig genoeg voor zijn en in de problemen komen. Een andere de groep is op of al voor zijn 18 hulpverleningsmoe, vertrekt en redt het niet zelfstandig 13. De zwerfjongerenopvang en de ambulante hulp voor (dreigend) dakloze jongeren (jeugdFACT 14) willen we integreren in de keten van zorg en ondersteuning voor jeugd en met die keten bereiken dat er minder zware jeugdzorg nodig is en minder jongeren in de opvang komen, door problemen eerder te signaleren en goed op te lossen. Wonen, inkomen en onderwijs of werk horen daarbij. De 18jaargrens voor de jeugdzorg passen we flexibel toe, zodat jongeren die nog zorg nodig hebben of een ontwikkelingsachterstand hebben –vaak het geval bij zwerfjongeren- niet tussen de wal en het schip vallen. Uiteraard vraagt deze op hoofdlijnen geformuleerde visie nog veel uitwerking. De integratie van de OGGz in het nieuwe beleid en de nieuwe uitvoering van zorg en ondersteuning is onderdeel van de 13
In de aanloop naar de decentralisatie van de jeugdzorg doen we al pilots om uit te vinden hoe we verbeteringen kunnen doorvoeren. Eén van deze pilots betreft een onderzoek in de regio’s Arnhem en Nijmegen hoe te voorkomen is dat jongeren in de jeugdzorg die het risico lopen te gaan zwerven, ook werkelijk dakloos raken.
14
Het jeugdFACT is een multidisciplinair team, gevormd uit het outreachend jongerenwerk van IrisZorg en een deel van R75 van NIM dat aan (dreigend) dakloze jongeren hulp biedt op alle levensgebieden en toeleidt naar zorg, net zoals de FACTteams voor volwassenen. Anders aan het jeugdFACT is dat het accent meer op begeleiding ligt waar dat voor FACTteams voor volwassenen behandeling is en de sterkere link met onderwijs en werk, door inzet van capaciteit uit het Regionaal Jongerenloket.
17
Regionale Agenda en moet daarin concreet gemaakt worden. Dan worden ook de consequenties duidelijk voor de werkwijze van de lokale zorgnetwerken, de opdracht aan en positie van de gesubsidieerde instellingen op het terrein van de OGGz en organisatorische uitwerking. Dit pakken we in samenwerking met de projectorganisatie voor de transities op. De regio Nijmegen heeft een visienotitie en een concept uitvoeringsnotitie gereed. Op basis hiervan geven we in bijlage 4 een schets van mogelijke concretisering.
3.5 Zorg aan huis: hervorming van de langdurige zorg Agendapunt 15 Visiepunt Het scheiden van wonen & zorg en de hervorming van de GGZ, dragen bij aan de zelfregie van kwetsbare mensen. Zij hebben daarbij wel ondersteuning nodig. Onze gebiedsgebonden zorgstructuur en -aanbod richten we zo in dat we zo veel mogelijk voorkomen dat zij in een multiprobleemsituatie terechtkomen of dakloos raken. Daarvoor werkt de leidende coalitie van gemeenten aan goede afstemming met de Zorgverzekeraars, het Zorgkantoor en de eerstelijnszorg over de hervorming van de GGZ en de langdurige zorg. We streven naar een echte cliëntgerichte aanpak van mensen met GGZ-problematiek. Zelfregie en maatschappelijk functioneren staan daarin centraal. Met de instellingen en de zorgverzekeraar willen we uitwerken hoe we zo integraal en ontschot mogelijk kunnen werken om sociaal verval te voorkomen en maatschappelijk herstel te bevorderen. In onze afspraken met de corporaties agenderen we het vraagstuk scheiden van wonen & zorg voor de doelgroep dak- en thuislozen, met als doel dat de uitstroom uit de opvang niet stagneert door deze ontwikkeling. We onderzoeken welke mogelijkheden de overheveling van het beschermd wonen naar gemeenten heeft om doorstroom uit de maatschappelijke opvang te bevorderen. Naast de transities, zijn ook de hervorming van de GGZ en de langdurige zorg (het scheiden van wonen & zorg en de overheveling van (delen van) het beschermd wonen naar gemeenten), van invloed op de OGGz. Aangezien psychische problemen bij een groot deel van de doelgroep (naar schatting 90%) aan de orde zijn, zijn deze veranderingen ook relevant voor onze agenda en visie. In de GGZ wordt het aantal bedden voor klinische opname en verblijf in een instelling fors afgebouwd; een derde ten opzichte van 2008. Het rijk heeft met de sector afgesproken dat een deel van de besparing die zo gerealiseerd wordt, ingezet kan worden voor meer ambulante zorg, in (F)ACT-teams. FACT: functional assertive community treatment is een model voor een ambulante, integrale aanpak voor mensen met GGZ-problematiek (incl. verslaving) die langdurig behandeling nodig hebben. FACTteams werken multidisciplinair (psychiater, psycholoog, spv’er, maatschappelijk werker e.a.) en op de plaats waar de cliënt zich bevindt; thuis, maar zo nodig ook op straat. IrisZorg en ProPersona ontwikkelen FACT-teams, ieder vanuit hun eigen specialismen; er zijn onder meer FACTteams voor ernstig verslaafden, voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening en voor OGGz. De integrale werkwijze is een kans om sociaal verval te voorkomen en maatschappelijk herstel te bevorderen. Punt van aandacht is dat de aanpak weliswaar integraal is, maar de doelgroep sterk afgebakend. Vanuit de optiek van de gespecialiseerde zorg die nodig is voor deze mensen, is dat verklaarbaar. Risico is echter nieuwe verkokering door het organiseren van de zorg op basis van de aandoening terwijl we het functioneren van de persoon op de verschillende leefgebieden en vervullen van maatschappelijke rollen centraal willen stellen. Ook de rest van de GGZ wordt hervormd. Er komt een brede basisGGZ met focus op preventie en (tijdelijke) behandeling. De POH GGZ, eerstelijnsGGZ en ambulante tweedelijnsGGZ voor lichte en
18
matige problematiek en gestabiliseerde ernstige psychiatrische aandoeningen (RIBW-doelgroep) worden allemaal onderdeel van de basisGGZ. Ook deze zorg willen we graag zo licht en zo dichtbij mogelijk kunnen inzetten en naast preventie, ook gericht op stabilisatie en herstel. De ambulantisering in de GGZ wordt aangestuurd door de Zorgverzekeraars. Goede afstemming tussen gemeenten en zorgverzekeraar, c.q. zorgkantoor, eerstelijnszorg en instellingen over de GGZketen is van groot belang. Ons belang daarin is om gespecialiseerde zorg geïntegreerd deel te laten zijn van het ondersteuningsaanbod voor alle leefgebieden, gericht op maatschappelijk functioneren en zelfregie. Ook hier willen we als regio gezamenlijk afstemmen. Voor zorgverzekeraars is het niet werkbaar om met iedere gemeente apart afspraken te maken en dat heeft tot gevolg dat vooral kleinere gemeenten niet tot zaken met de zorgverzekeraar komen. Regionale samenwerking zien we als werkbaar voor beide partijen en bijdragend aan de kwaliteit van zorg en ondersteuning in de hele regio. In het Zorgakkoord staan plannen over het versneld doorvoeren van het scheiden van wonen & zorg en het overhevelen van (een deel van) het beschermd wonen naar gemeenten. Door het scheiden van wonen & zorg blijven steeds meer mensen met een zorgbehoefte langer thuis wonen. Vanuit het uitgangspunt van zelfregie en maatschappelijk functioneren, staan we positief tegenover het scheiden van wonen & zorg. Het is wel van belang om goed te anticiperen op de gevolgen en te zorgen dat mensen de nodige ondersteuning krijgen om zelfstandig te blijven wonen. We willen voorkomen dat mensen als gevolg van het scheiden van wonen & zorg in een multiprobleemsituatie terechtkomen. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een verstandelijke beperking, dementerende ouderen of mensen met een psychiatrische aandoening van wie veel meer zelfredzaamheid verwacht wordt dan wanneer ze in een instelling verblijven. Voor mensen die dakloos geworden zijn, kan het scheiden van wonen & zorg een nieuw knelpunt met zich meebrengen. Vaak stromen deze mensen vanuit de maatschappelijke opvang door naar zorg met verblijf. Tot nu toe was daarmee ook voorzien in een dak boven hun hoofd. Dat is door het scheiden van wonen & zorg straks minder vaak mogelijk en dat kan leiden tot dichtslibben van de opvang, vanwege de al eerder geconstateerde schaarste aan beschikbare en betaalbare woningen. Dit vraagt speciale aandacht in onze regionale gesprekken/afspraken met de corporaties die we willen gaan voeren. De impact van de overheveling van het Beschermd wonen is nog onvoldoende duidelijk. Dit kan wel een kans bieden om de OGGz-doelgroep adequater te ondersteunen en/of de doorstroom vanuit de maatschappelijke opvang te bevorderen.
19
Bijlage 1: Het beleidsterrein OGGz en aanpalende beleidsterreinen OGGz is prestatieveld 8 in de Wmo. Het is in de wet als volgt omschreven: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. OGGz stamt uit de tijd van de Riagg-vorming. Het was – eenvoudig gezegd – de GGz die overbleef voor de overheid, de ‘psychiatrie op straat’. De eerste definitie van de Nationale Raad voor de 15 Volksgezondheid had het over de GGz “niet op geleide van een individuele hulpvraag”. Deze oorspronkelijke ‘smalle definitie’ werd gaandeweg steeds breder – minder GGz en meer gericht op ‘kwetsbaarheid’ en overlast. WMO Beleidsplan prestatievelden 7, 8 en 9
Prestatieveld 8 OGGz
Regiovisie
Prestatieveld 9 Verslavingsbeleid
Stedelijk Kompas Prestatieveld 7 Maatschappelijke opvang
= doelgroep daklozen
In de Wmo is OGGz prestatieveld 8 tussen maatschappelijke opvang (7) en verslavingsbeleid (9). Deze prestatievelden 7, 8 en 9 overlappen, vooral omdat het vaak over dezelfde personen gaat (met meervoudige problemen). Het bovenstaande schema geeft de overlap goed weer. Het visiedocument van 2006 onderscheidt op het terrein van de OGGZ en de maatschappelijke zorg drie beleidsfuncties: 1. Preventie van maatschappelijke uitval; 2. Opvang van maatschappelijke uitval; 3. Maatschappelijk herstel. Preventie behelst het voorkomen, signaleren en snel aanpakken van multiprobleemsituaties. Herstel bestaat uit het ondersteunen van cliënten die via woonbegeleiding in de (regio)gemeente maatschappelijk herstellen. Maatschappelijke opvang is begrensd tot de periode van opvang; OGGz en verslavingsbeleid omvatten ook de periode ervoor (preventie van dakloosheid) en erna (herstel na dakloosheid). De figuur hieronder uit het visiedocument OGGz van 2006 geeft de relatie tussen opvang, preventie en herstel weer.
15
Nationale Raad voor de Volksgezondheid (NRV). Advies Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Zoetermeer: NRV, 1991.
20
Alle gemeenten hebben de taak om maatschappelijke uitval zo veel mogelijk te voorkomen en om herstel na maatschappelijke uitval te bevorderen. Centrumgemeenten als Nijmegen hebben aanvullend daarop de regietaak en de taak het bovenlokale aanbod te verzorgen. In ‘Iedereen doet mee’ zijn deze taken als volgt onderscheiden: Alle gemeenten • Collectieve preventie (het voorkomen van maatschappelijke uitval en verloedering door onder meer bestrijding van eenzaamheid, isolement en depressiviteit) • Signalering en lokale zorgnetwerken • Nazorg Centrumgemeenten, na overleg met regiogemeenten • OGGz-meldpunten (screening van meldingen en toeleiding naar reguliere zorg) • Bemoeizorg en outreachende interventie (met onder andere deskundigheid van de GGZ en de verslavingszorg) • Centrale coördinatie en regie (stimulering van samenwerking tussen OGGz-partners) • Ongevraagde nazorg (volgen van cliënten om terugval te voorkomen) • Stimulering van initiatieven • Monitoring van OGGz-doelgroep en OGGz-trajecten
21
Bijlage 2: Iedereen doet mee: regiovisie 2006 en uitkomsten evaluatie De visie van 2006 gaat vooral over de sociale infrastructuur die regiogemeenten willen vormgeven, om: 1. te voorkomen dat kwetsbare mensen in sociaal verval raken (en wellicht dakloos); 2. te bevorderen dat mensen die tijdelijk gebruik moeten maken van de maatschappelijke opvang kunnen herstellen naar een zelfstandig bestaan. In de regiovisie Iedereen doet mee, hebben we daarop de volgende visiepunten geformuleerd: 1. Als gemeenten hebben we een verantwoordelijkheid voor inwoners die het zelfstandig niet redden en voor wie maatschappelijke uitval dreigt. We willen doen wat in ons vermogen ligt om een zodanig lokaal en bovenlokaal beleid te voeren dat we maatschappelijke uitval van sociaal kwetsbare burgers in multiprobleemsituaties voorkomen en hun maatschappelijk herstel bevorderen. De regie van het bovenlokale beleid ligt in handen van de gemeente Nijmegen. Daarbij vindt periodiek ambtelijke en bestuurlijke afstemming plaats met de negen regiogemeenten. 2. Een inwoner behoort tot de doelgroep als deze tenminste één van de volgende kenmerken heeft: • Sociaal kwetsbaar en onvoldoende zelfredzaam zijn (niet in staat zijn een leven zelfstandig te leiden, onvermogen om zelfstandig te wonen, moeilijk kunnen meekomen in de samenleving, niet of onvoldoende in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien zoals onderdak, voedsel, inkomen, sociale contacten, zorg); • Problemen hebben op meer dan één leefgebied (meervoudige problematiek), zoals wonen, gezondheid, inkomen, sociale contacten, dagbesteding, maatschappelijke integratie, veiligheid, opvoeding en middelengebruik; • Niet die zorg krijgen die nodig is om zich in de samenleving te handhaven, omdat er geen hulpvraag vanuit zichzelf is, of omdat er slecht contact is met reguliere hulpverleners. Iemand uit de OGGz-doelgroep bevindt zich in de gevarenzone. Als samenleving maken we ons zorgen over hem of haar.” 3. We willen een eenvoudige, praktische en efficiënte OGGZ-monitor opzetten zodat we alle OGGzcliënten in beeld krijgen. Aan de monitoring nemen alle relevante partners in de regio deel. Dit betreffen de partners van de lokale zorgnetwerken, het meldpunt Bijzondere Zorg, de crisisopvang, de vrouwenopvang, de maatschappelijke opvang, de GGZ en de verslavingszorg. 4. We versterken onze lokale zorgnetwerken, waarbij we ernaar streven om elke inwoner die in een ernstige probleemsituatie raakt tijdig te signaleren en te ondersteunen. Daarnaast faciliteren we de afstemming van de noodzakelijke ondersteuningsactiviteiten. Voor die versterking is het nodig om de lokale zorgnetwerken in de regio goed in kaart te brengen, zodat het mogelijk is om onderling ervaringen uit te wisselen en om deze netwerken indien nodig ondersteuning te bieden vanuit het regionale Meldpunt Bijzondere Zorg. Dit alles om de kwaliteit en de bereikbaarheid van de lokale netwerken te verbeteren. Daarbij hanteren we het volgende uitgangspunt: Wat we lokaal kunnen regelen, doen we lokaal. Wat we lokaal niet kunnen regelen, leiden we toe naar bovenlokale hulp, opvang of zorg. 5. De regiogemeenten overwegen in het kader van de aanpak tegen huiselijk geweld het project ‘STOP Huiselijk Geweld’ te implementeren. 6. Voor cliënten voor wie interventie door lokale zorgnetwerken geen soelaas meer biedt, willen we bereiken dat er korte lijnen zijn met het gespecialiseerde bovenlokale aanbod zoals maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, GGZ en verslavingszorg. Hierdoor kan bij een overdracht van lokale zorg naar bovenlokale zorg de continuïteit in een hulpverleningstraject gewaarborgd blijven. 7. We vinden het van belang dat aan cliënten (die daar toe in staat zijn), de mogelijkheid wordt geboden om zich na een verblijf in de maatschappelijke opvang of andere residentiële voorzieningen of na detentie weer in de regio te vestigen. Daartoe willen we de afstemming verbeteren tussen het gespecialiseerde bovenlokale aanbod en het aanbod van de lokale zorgnetwerken.
22
8. We vinden het wenselijk dat er voor elke OGGz-cliënt of -huishouden één coördinerende hulp- of dienstverlener is die verantwoordelijk is voor de samenhang van hulpverleningactiviteiten. We spreken dan van een aanspreekpunt of trajectcoördinator. Op lokaal niveau streeft elke gemeente er naar dat de lokale zorgnetwerken deze trajectcoördinatie organiseren. Op bovenlokaal niveau is er het Meldpunt Bijzondere Zorg voor die cliënten waarvoor de lokale netwerkpartners samen onvoldoende mogelijkheden hebben. 9. De tien gemeenten in de regio Nijmegen hebben een gezamenlijke visie op preventie en maatschappelijk herstel van cliënten in multiprobleemsituaties. Op basis van deze visie zijn er de volgende regieverantwoordelijkheden: Voor alle gemeenten: • De regie van een lokaal OGGz-beleid, met het faciliteren en versterken van lokale zorgnetwerken en toezien op de uitvoering van trajectcoördinatie en de medewerking aan de OGGz-monitor; • Het mogelijk maken van de huisvesting en nazorg voor maatschappelijk herstel- cliënten die willen en kunnen wonen in een zelfstandige woning in een regiogemeente. • Zich oriënteren op het invoeren van het project ‘Stop Huiselijk geweld’. • Zorgdragen dat lokale zorgnetwerken ondersteund worden door het Meldpunt BZ. Voor centrumgemeente Nijmegen • Toezien op de afstemming tussen lokale zorgnetwerken en bovenlokale gespecialiseerde maatschappelijke zorg en GGZ (bemoeizorg, screening, trajectcoördinatie en toeleiding) als de lokale zorg niet meer afdoende blijkt ; • Toezien op de afstemming tussen bovenlokale gespecialiseerde zorg en de lokale zorgnetwerken, daar waar maatschappelijk-herstelcliënten weer in een regio of wijk gaan wonen; • Organiseren dat er in overleg met regiogemeenten en de belangrijkste maatschappelijke organisaties een monitor ontwikkeld en opgezet gaat worden ten behoeve van beleidsinformatie. Evaluatie Iedereen doet mee Voor de nieuwe regiovisie is een evaluatie gedaan onder gemeenten, lokale zorgnetwerken, instellingen en cliëntvertegenwoordigers. Uit de evaluatie blijkt dat de hoofdlijn van deze visie nog steeds gedeeld wordt en nog steeds van toepassing is. Ook is op bijna alle punten vooruitgang geboekt sinds 2006. De meeste gemeenten in het Rijk van Nijmegen voeren beleid om maatschappelijke uitval te voorkomen en hebben daarvoor een lokaal zorgnetwerk dat de lokale OGGz-taken uitvoert. De zorgnetwerken werken volgens het principe: 1 gezin, 1 plan en schalen op naar het Meldpunt Bijzondere Zorg (MBZ) als een casus te complex is om lokaal op te lossen. De aanpak van huiselijk geweld is onderdeel van deze lokale en bovenlokale zorgstructuur, waarbij ook de relatie met het Veiligheidshuis voor de justitiële aanpak geborgd is. Visiepunt 5 is daarmee verouderd. Centrumgemeenten voor vrouwenopvang, waaronder Nijmegen, hebben de opdracht om uiterlijk eind 2014 een regionaal beleidsplan voor de aanpak van huiselijk geweld opgesteld te hebben, dat is afgestemd met de regio. In dit beleidsplan gaan wij te zijner tijd nader in op de aanpak van huiselijk geweld. Multiprobleemsituaties en huiselijk geweld worden beter gesignaleerd en opgepakt. De instellingen hebben de indruk dat de 1%-doelgroep in de regio grosso modo in beeld is en in zorg komt wanneer dat nodig is. Op 2 visiepunten uit Iedereen doet mee gaan we specifiek in: de doelgroepdefinitie en monitoring. De doelgroepdefinitie is enkele keren aangescherpt en de monitor is het laatste nog openstaande visiepunt uit Iedereen doet mee. Aanscherping doelgroepdefinitie De OGGz-doelgroep is de kleine groep mensen met veel problemen op verschillende leefgebieden. Exacte cijfers over de omvang van de doelgroep zijn lastig te geven. Landelijk hanteert men meestal een percentage van tussen de 0,5% en 1,5% van de bevolking, dat in een ernstige
23
multiprobleemsituatie verkeert. Voor de regio Nijmegen en Rivierenland hebben we het dan over ca. 5.500 (1%) mensen. De risicogroep wordt geschat op 5% van de bevolking. Mensen die tot de OGGz-doelgroep behoren, zijn niet in staat zelfstandig te functioneren en in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien door een complex aan problemen op gebieden als werk, inkomen/schulden, opvoeding, verslaving, sociale problemen (eenzaamheid, huiselijk geweld) woonoverlast, etc. Ze hebben dringend hulp nodig om verder afglijden te voorkomen en er kan risico zijn op overlast voor de omgeving. Problematiek speelt zich vaak ‘achter de voordeur’ af en is daardoor niet altijd zichtbaar. De problemen zijn complex en vaak is er geen (gerichte) hulpvraag, of wil men geen hulp (zorgmijdend). Om uit de problemen te komen, is een samenhangende aanpak nodig waar vaak verschillende deskundigen bij nodig zijn. De doelgroep is in de visie uit 2006 ruim omschreven. Deze definitie volstaat niet meer omdat ze te ruim is. Ze is al aangescherpt in de mantelovereenkomst met het MBZ, maar ook deze definitie is nog te breed. Mensen die in reguliere zorg zitten, vallen in deze definitie nl. nog onder de doelgroep. Daarom hebben we in het werkatelier met de regiogemeenten een nieuwe definitie geformuleerd.
We hanteren de volgende definitie voor de OGGz-doelgroep: 1. Meervoudige problemen: Aanwezigheid van een psychiatrische stoornis en/of verslaving en/of ernstige psychosociale problemen – in combinatie met andere problemen; 2. Beperkte zelfredzaamheid: Leidend tot het niet voldoende in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien – er is sprake van beperkte zelfredzaamheid op de gebieden: wonen, inkomen, werk/scholing, sociale contacten, veiligheid, opvoeding; 3. Met gebrek aan mogelijkheden om de problemen zelf op te lossen; 4. Vaak in combinatie met de afwezigheid van een adequate hulpvraag.
Implementatie OGGz-monitor Aan dit visiepunt uit 2006 wordt op dit moment invulling gegeven. Het Meldpunt Bijzondere Zorg Nijmegen ontwikkelt een OGGz-monitor en levert begin 2014 de rapportage over 2013 op. De monitor wordt in fasen ingevoerd. In 2013 monitort het MBZ de OGGz-casussen die vanuit de lokale zorgnetwerken opgeschaald zijn naar het MBZ en de bemoeizorgcliënten van ProPersona en IrisZorg, die toegeleid worden naar zorg via de pilot CTI 16. De monitor wordt aangevuld met standgegevens over in-, door- en uitstroom uit de maatschappelijke opvang. In fase 2 van de monitor, gepland vanaf 2014, wordt de monitoring uitgebreid met de gegevens vanuit de lokale zorgnetwerken, bij voorkeur door koppeling van bestanden. We voegen dan ook de meetbare doelen uit de regionale agenda aan de monitor toe. In Rivierenland is nog geen OGGz – monitor ontwikkeld. Rivierenland zal aansluiten op de in de regio Nijmegen ontwikkelde monitor. Het tijdpad daarvoor is nog nader te bepalen. De monitor is zo opgezet dat met zo min mogelijk extra registratie de relevante gegevens verzameld en geanalyseerd kunnen worden. Aansluiting van de lokale zorgnetwerken op de monitor vraagt waarschijnlijk stroomlijning van de wijze van registratie en technische koppeling die nog nader onderzocht moet worden. Als ontwikkelpunt formuleren wij het volgende: De OGGz-monitor meet de resultaten van de lokale en bovenlokale OGGz. Naast de kwantitatieve gegevens over de casussen die behandeld worden, bevat de monitor ook gegevens over de realisatie van de meetbare doelen uit de Regionale Agenda OGGz.
16
CTI staat voor Critical Time Intervention. Het is een organisatiemodel om zorgmijders snel en effectief toe te leiden naar zorg en andere hulpverlening die nodig is op te starten. CTI fungeert tevens als voordeur en onderscheidt cliënten voor wie toeleiding naar intensieve GGZ of verslavingszorg nodig is, deze worden overgedragen aan FACTteams en cliënten die met een korter traject kunnen werken aan herstel.
24
Bijlage 3: Inzet centrumgemeentemiddelen en regionale solidariteitsbijdrage De OGGz is een beleidsterrein met lokale taken voor iedere gemeente en centrumgemeentetaken. De lokale taken bekostigt iedere gemeente zelf. Nijmegen is centrumgemeente voor de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo: de openbare geestelijke gezondheidszorg, de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, de aanpak van huiselijk geweld en het verslavingsbeleid. De maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, het verslavingsbeleid en de coördinatie van nazorg aan ex-gedetineerden zijn taken die exclusief aan de centrumgemeenten zijn toebedeeld en waarvoor alleen de centrumgemeenten middelen ontvangen. De openbare geestelijke gezondheidszorg en de aanpak van huiselijk geweld zijn deels een taak van iedere gemeente en deels een taak van de centrumgemeente. De centrumgemeente heeft in dat geval over het algemeen overstijgende of coördinerende taken, zoals de meldpuntfuntie OGGz, de steunpuntfunctie huiselijk geweld, bovenlokale bemoeizorg en coördinatie van de inzet van consultatie & advies. Nijmegen ontvangt van het rijk middelen voor de centrumgemeentetaken. Inzet van de centrumgemeentemiddelen is altijd ten behoeve van personen uit de hele regio. De gemeenten in het Rijk van Nijmegen betalen een jaarlijkse solidariteitsbijdrage voor de prestatievelden 7, 8 en 9. Dit is afgesproken in de Regiovisie Iedereen doet mee en continueren we ook na vaststelling van deze regionale agenda en visie. De gemeenten in Rivierenland zetten gezamenlijk een bedrag van circa € 576.000,-- inclusief beleid- en ketenregie per jaar in ten behoeve van voorzieningen en trajecten OGGz en maatschappelijke opvang in het Rivierenlandse deel van de regio. Het is niet mogelijk om de inzet van centrumgemeentemiddelen uit te splitsen voor alle gemeenten uit de regio, omdat dit altijd een momentopname is. In de tabel hieronder geven we inzicht in de rijks- en provinciale middelen die Nijmegen ontvangt en de besteding daarvan. Nijmegen krijgt geen specifieke middelen voor de OGGz, de centrumgemeentemiddelen voor deze taken zijn onderdeel van de Doeluitkering (DU) Maatschappelijke Opvang, OGGz en Verslavingsbeleid. Het overzicht is gemaakt op basis van de begroting 2013. We gaan in de berekening uit van de beïnvloedbare lasten (subsidies). Doorbelastingen, personele lasten e.d. zijn er niet in verwerkt. Rijks-, provincie- en regiogemeentemiddelen t.b.v. centrumgemeentetaken ( * 1000) DU maatschappelijke opvang/OGGZ/VB € 7.678 DU vrouwenopvang € 2.014 Regionale coördinatie Nazorg ex-gedetineerden € 39 Rijkssubsidie medische heroïnebehandeling € 515 Provinciale subsidie medische heroïnebehandeling € 31 Faciliteitenbesluit opvangcentra asielzoekers € 37 Bijdragen regiogemeenten MO/OGGZ/VB € 103 Totaal ontvangsten € 10.417 Verwachte uitgaven 2013 voor Bemoeizorg & regie (lokale en centrumgemeenterol OGGz, nazorg veelplegers) Vrouwenopvang & aanpak huiselijk geweld 17 Opvang dak- en thuislozen (opvang dakloze volwassenen en jongeren, opvang uitgeprocedeerde asielzoekers) Verslavingszorg & -preventie en opvang verslaafden Totaal begrote subsidies 2013 Uitgaven t.b.v. lokale taken (* 1000) lokale OGGz, noodopvang uitgeprocedeerde asielzoekers, casemanagement veelplegers
€ 3.327 € 1.426 € 5.230 € 3.005 € 12.988
714
17
De middelen voor de inzet van de meldpunten bijzondere zorg in Nijmegen en Rivierenland in de aanpak van huiselijk geweld, is onderdeel van de uitgaven voor bemoeizorg & regie.
25
Totaal Begrote subsidies -/- centrumgemeentemiddelen Af: inzet voor lokale taken Inzet lokale middelen t.b.v. centrumgemeentetaken
€ 714 € 2.571 € 714 € 1.857
Van de € 12,9 miljoen aan subsidiemiddelen in product maatschappelijke opvang, bestaat dus € 10,4 miljoen uit centrumgemeentemiddelen. Het verschil van ruim € 1,8 miljoen bestaat uit lokale middelen die ingezet worden ten behoeve van de hele maatschappelijke opvangregio. Het gaat alleen om middelen voor zorg & welzijn. Flankerende uitgaven (bijstand, schuldhulpverlening, Wmovoorzieningen voor mensen die in opvangvoorzieningen verblijven, uitgaven t.b.v. Veiligheid e.a.) zijn hierin niet meegenomen. Het rijk verwacht ook dat centrumgemeenten bovenop de centrumgemeentemiddelen lokale middelen inzetten voor hun centrumgemeentetaken.
26
Bijlage 4: schets uitwerking OGGz 2015 binnen de kaders van Transformeren & Integreren en Kracht door verbinding In de visienotitie Transformeren en Integreren van de regio Rijk van Nijmegen, vinden we veel aanknopingspunten om de OGGz te integreren in het sociaal beleid dat in de transities wordt ontwikkeld. De relevante visiepunten zijn: 1. Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal moet 2. De mensen in hun eigen woonomgeving staan centraal o.b.v. maximale zelfregie en zelfredzaamheid 3. We geven ruimte en vertrouwen aan professionals 4. We werken integraal via het principe: één huishouden, één plan 5. Preventie voor curatie 6. We gaan voor effectieve inzet, een gedegen monitoring en evaluatie 7. Stevige regie door de gemeenten: verminderen sturende en regisserende actoren 8. Financieringsstructuur volgt de inhoud 9. Uitvoering zo lokaal, zo licht en zo dichtbij mogelijk 10. Collectief boven individueel Een aantal van deze visiepunten is niet nieuw. Punt 1, 4, 5, 6 en 9 zijn al verankerd en ingevuld in ‘Iedereen doet mee’. In de vorige paragraaf, over doorontwikkeling op basis van deze visie, hebben we nieuwe visiepunten geformuleerd en agendapunten bepaald om deze nog verder toe te snijden op de toekomst voor de OGGz. De Transities bieden belangrijke kansen om preventie van en herstel uit multiprobleemsituaties te versterken, evenals de OGGz-aanpak zelf. Van de andere kant is vanuit de OGGz de basis gelegd voor de Lokale Zorgnetwerken. In de beleidsontwikkeling voor de Transities bestaan hoge ambities voor de LZN als toegangspoort tot zorg en ondersteuning. De doorontwikkeling van de OGGz kan zo bijdragen aan een goede start voor de nieuwe gemeentelijke taken op het gebied van zorg en welzijn. Onze stip aan de horizon is dat iedere gemeente een lokale zorgstructuur heeft waarin de lokale OGGz-taken uitgevoerd kunnen worden op het afgesproken niveau/kwaliteit (zie paragraaf 3.1) (Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat regionaal nodig is). Ook de lichtere zorg en ondersteuning is onderdeel van deze structuur. Daardoor slagen we er beter in om huishoudens die zorg of ondersteuning nodig hebben, eerder te signaleren en toe te leiden naar de hulp die ze nodig hebben (de mensen staan centraal op basis van maximale zelfregie en zelfredzaamheid; uitvoering zo lokaal en zo dichtbij mogelijk), zodat het aantal huishoudens in een multiprobleemsituatie afneemt 18 (preventie voor curatie). En die het mogelijk maakt om goed af te schalen van Intensieve zorg naar lichtere ondersteuning voor maatschappelijk herstel. Iedere gemeente is vrij om te bepalen hoe dit in te richten, op het niveau van de lokale OGGz-taken. Of er bv. 1 netwerk is voor alle zorg & ondersteuning, of een gelaagde structuur met op- en afschaling naar verschillende netwerken of zorgstructuren, wat de gemeente zelf uitvoert of laat uitvoeren door maatschappelijke instellingen, is een lokale aangelegenheid. De functionele eisen aan de OGGznetwerken en de integraliteit zijn echter hard (stevige regie door de gemeente; we werken integraal). De lokale zorgnetwerken, ook die voor de OGGz, vormen de toegangspoort tot zorg & hulp (we geven ruimte en vertrouwen aan professionals), zoals omschreven in de Uitwerkingsnota Kracht door verbinding. De gebiedsgebonden zorg- en ondersteuningsteams uit Kracht door verbinding vervullen een belangrijke rol op het gebied van preventie en maatschappelijk herstel. Functies als woonbegeleiding en ambulante jeugdzorg kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan behoud, dan wel herstel van zelfregie en maatschappelijk functioneren. Door deze dichtbij, integraal en effectief te organiseren, worden ook de mogelijkheden voor herstel vanuit dakloosheid versterkt. Vaak zal goede samenwerking en afstemming met de zorg (FACT psychiatrie of verslavingszorg, basisGGZ) nodig zijn voor integraal werken aan het voorkomen van matschappelijke uitval en maatschappelijk herstel.
18
Bij versterking van de preventieve aanpak zien we vaak eerst een stijging van het aantal casussen door betere signalering en sneller handelen. Na verloop van tijd slaat dit om in een afname.
27
De Lokale Zorgnetwerken kunnen gebruik maken van de specialistische expertise die in de Hulplijn en het regionaal coördinatiepunt beschikbaar is, zoals deskundigen op het gebied van GGZ, verslavingszorg, bemoeizorg, huiselijk geweld, jeugdzorg en –bescherming. De Lokale Zorgnetwerken worden daardoor beter gefaciliteerd om casuïstiek lokaal op te lossen en er is een goede borging dat als er specialistische hulp nodig is, dit ook onderkend wordt, zodat er effectief gewerkt kan worden. We onderzoeken welke taken van het MBZ passen in de Hulplijn en welke in het Regionaal Coördinatiepunt 19, dat vanuit de transities vormgegeven wordt.
19
Zie Kracht door Verbinding, paragraaf 2.4
28
Bijlage 5: Afkortingen AWBZ
:
CJG CTI DU
: : :
FACT
:
GGD GGZ LZN MBZ MO OGGz POH Riagg RIBW Wmo ZRM
: : : : : : : : : : :
Algemene wet bijzondere ziektekosten, regelt de langdurige, niet op genezing gerichte zorg centrum voor jeugd & gezin critical time intervention, een methodiek voor bemoeizorg decentralisatieuitkering: rijksmiddelen in het gemeentefonds met een bepaald bestedingsdoel Functional Assertive Community Treatment, een model voor ambulante GGZ en verslavingszorg voor mensen met ernstige en acute problematiek gemeentelijke gezondheidsdienst geestelijke gezondheidszorg lokaal zorgnetwerk meldpunt bijzondere zorg maatschappelijke opvang openbare geestelijke gezondheidszorg praktijkondersteuner huisarts regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg regionale instelling voor begeleid wonen wet op de maatschappelijke ondersteuning zelfredzaamheidsmatrix
29
Directie Inwoners
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 91 11 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Adviescommissie Jeugd, Maatschappelijke Opvang en Gehandicaptenbeleid en Seniorenraad Nijmegen Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Datum
Onderwerp
Postadres Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Ons kenmerk
Contactpersoon
MO10/13.0014370
Renée Veldkamp
Datum uw brief
Direct telefoonnummer
reactie op gevraagd advies Regionale agenda 11-07-2013 OGGz
06-46134078
Geachte mevrouw Heyde en mevrouw Bongers, Dank voor uw gevraagde advies over onze regionale agenda en geactualiseerde regiovisie op de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz). In uw advies geeft u ons zowel een aantal aandachtspunten mee bij de uitwerking van de agenda als een aantal concrete knelpunten die u kent vanuit de praktijk en die om een oplossing vragen. De nota is inderdaad richtinggevend en heeft een procesmatig karakter. We hebben wel in de agenda een aantal verbeterdoelen en resultaten geformuleerd die we willen bereiken. Commitment aan deze doelen in alle gemeenten en goede samenwerking, zijn de sleutels tot het realiseren van onze ambities. In deze tijd zijn financiële middelen beslist een onzekere factor. Daar staat tegenover dat de Transities in het sociale domein de urgentie van de ontwikkelrichtingen uit de regionale agenda: versterken van de regionale samenwerking, lokale zorgnetwerken op sterkte en OGGz ingebed in de zorg & welzijnsstructuuur voor de transitie, verhogen. Daardoor is er bovendien bij alle gemeenten veel betrokkenheid en energie om hieraan te werken. Door een agenda op te stellen, houden we de zorg en ondersteuning voor de meest complexe groep op de kaart, werken we als gemeenten in de regio actief aan de doelen, leren we van elkaar en verwachten we beter afspraken te kunnen maken met belangrijke partners als corporaties, de zorgverzekeraar en zorginstellingen. Deze partijen hebben we nodig als samenwerkingspartners om knelpunten die u benoemt zoals signalering van (licht) verstandelijke beperkingen, snelle inzet van de verslavingszorg en de capaciteit van de FACT-teams op te pakken. De noodzaak van Buitenzorg onderschrijven wij volledig, evenals de aandacht voor de lichamelijke gezondheid in de zorg en ondersteuning voor zorgmijders. Op dit punt krijgen we ook signalen dat aanpak van problemen op andere leefgebieden kan helpen om mensen (weer) aandacht te laten krijgen voor hun gezondheid. Uit de evaluatie van de medische heroïnebehandeling blijkt bijvoorbeeld dat de deelnemers eerst enige tijd nodig hebben om aan
www.nijmegen.nl
reactie advies JMG en SR.doc
Gemeente Nijmegen Directie Inwoners
Vervolgvel
1
de behandeling te wennen, rust in hun leven te krijgen en dan toekomen aan hun lichamelijke gezondheidsklachten. We willen de transitie Jeugdzorg benutten om de zwerfjongerenproblematiek beter aan te pakken. Nu heeft circa 75% van de zwerfjongeren in het verleden met jeugdzorg te maken gehad. Er loopt dit jaar een onderzoek in Arnhem en Nijmegen naar risicofactoren om te gaan zwerven bij jongeren vanaf 16 jaar in de jeugdzorg. Op basis van de resultaten van dit onderzoek willen we de hulpverlening verbeteren en beter voorkomen dat jongeren gaan zwerven nadat ze de jeugdzorg verlaten hebben. Ook willen we de zwerfjongerenopvang en residentiële jeugdzorg meer aan elkaar koppelen, bv. om jongeren die dat nodig hebben beter te helpen om op eigen benen te leren staan. Zwerfjongerenopvang is inderdaad kostbaar. We streven dan ook niet naar uitbreiding van het aantal opvangplaatsen, wel naar daling van het aantal jongeren dat gaat zwerven. Tot slot stellen wij uw belangstelling om de uitvoering van onze regionale agenda te volgen, zeer op prijs.
Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl
reactie advies JMG en SR.doc
SENIORENRAAD NIJMEGEN Gemeente Nijmegen Afd. M O 20
Aan het College van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Nijmegen, Kenmerk Betreft
11 juli 2013 07JMG/09SR/PO-FG-AH OGGZ Regionale Agenda en Regiovisie 2013-2017, gevraagd advies
Geacht college, Hiermee reageren Seniorenraad en Adviescommissie Jeugd, Maatschappelijke Opvang en Gehandicaptenbeleld (JMG) op de nota Regionale Agenda en Regiovisie OGGz 2013-2017. Een aantai opmerkingen komen voor een belangrijk deel voort uit de praktijk. 1 Allereerst wdllen we onze waardering uitspreken voor het feit dat de nota nauw aansluit bij de vorige notitie 'Iedereen doet mee' uit 2006. De uitgangspunten van deze visienota zijn grotendeels gehandhaafd, dat bevordert ons inziens de continuiteit in het beleid die gewenst is. We constateren dat de nota richtinggevend wil zijn voor de toekomst, maar daarmee niet erg concreet wordt. Nadere uitwerking zal nog moeten volgen. Ook de haalbaarheid van verschillende onderdelen in de plannen zal nog moeten blijken, zeker gezien de beperkte financien in diezelfde toekomst. Keuzes zullen misschien moeten worden gemaakt en in de nota wordt nog niet duidelijk welke keuzen dit zijn. De nota is bestemd voor het beleid van de regio. Meermalen wordt geconstateerd dat de uitwerking in Nijmegen en Rivierenland soms kan verschillen. De invulling van bijvoorbeeld de Lokale Zorgnetwerken LZN's, die in de nota een belangrijke plaats innemen, is in beide delen van de regio verschillend en dat wekt enige verwarring voor de niet geheel ingevoerde lezer. Duidelijkheid zal moeten worden gegeven in welke vorm die lokale zorgnetwerken zullen gaan functioneren en hoe de 'best
Mewouw Fifi Groenendijk- Bemelmans (Seniorenraad) is huisarts en medeopricliter van Buitenzorg, een praktijk voor dale- en thuislozen en ongedocumenteerden. Paul Oosterhoff (Adviescommissie JMG) is predikant Diakonie, en houdt wekelijks spreekuur voor verslaafden, dak- en thuislozen, ultgeprocedeerde vluchtelingen en andere mensen met financiele problemen
Ingekomen stuk D1 (PA 20 november 2013)
Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Collegevergadering no 47 Aan de gemeenteraad van Nijmegen Aanwezig: Voorzitter Wethouders Gemeentesecretaris Communicatie Datum Verslag 5 november 2013
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Postbus 9105
Th. de Graaf 6500 HG Nijmegen P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, P. Lucassen, J. van der Meer P. Eringa A. Kuil Ons kenmerk Contactpersoon M. Sofovic MO10/13.0013624 Marjolein Paalman
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Continuering Regieteams
n.v.t.
(024) 3299809
Geachte leden van de raad,
Aldus vastgesteld in de vergadering van: De Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens zijn in 2008 gestart met een pilot in de Wolfskuil en in 2009 uitgerold over zeven aandachtswijken in Nijmegen. Eind 2011 is op basis van een positieve evaluatie besloten tot een stadsbrede uitrol voor de jaren 2012 en 2013. Tot eind 2013 omdat afgewacht diende te worden wat de nieuw te starten pilots sociale wijkteams inhoudelijk zouden gaan betekenen voor de functie en inpassing vanDe desecretaris, Regieteams en de De voorzitter, effectiviteit bewezen moest worden middels een maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA). Op grond van de recent uitgevoerde MKBA en de belangrijke aanvulling die de Regieteams bieden ten opzichte van de sociale wijkteams, heeft ons college besloten de Regieteams en de daarbij behorende ambtelijke formatie vanaf 2014 te continueren en te implementeren als uitvoeringsonderdeel van de Nijmeegse zorg en ondersteuningsstructuur, passend binnen het beleidskader “Kracht door Verbinding”. Met deze brief informeren wij uw raad over de bevindingen uit de MKBA en de gevolgen die ons college eraan verbindt. Werkwijze van de Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens In de Regieteams werken gemeente, corporaties, politie, NIM maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg nauw samen aan een plan van aanpak per multiprobleemhuishouden. Het hoofddoel van het Regieteam is het verminderen van overlast in de wijk en de zelfregie en het probleemoplossend vermogen van een multiprobleemhuishouden duurzaam te vergroten. Waar noodzakelijk organiseren we bemoeizorg met drang en dwang op basis van een dreigende uitzetting, dreigende uithuisplaatsing van de kinderen of dreigende korting op de uitkering. Daarnaast worden bij de concrete uitwerking van casussen diverse andere hulp- en zorginstanties ingezet. De Regieteams verwijzen, indien nodig, door naar het Veiligheidshuis of het Meldpunt Bijzondere Zorg en dragen casuïstiek over aan de Sociale Wijkteams wanneer dat mogelijk is. 1
MKBA Op basis van de beschikbare casusinformatie, een steekproef van 70 casussen en de inzichten uit de evaluatie uit 2011 is dit voorjaar een ex post MKBA uitgevoerd. Met een ex post MKBA
www.nijmegen.nl
Brief aan de raad.docx
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
1
ontstaat inzicht in de maatschappelijke kosten en baten van de aanpak in de afgelopen jaren en de verdeling daarvan over de verschillende partijen. De MKBA heeft daarmee een evaluatief karakter. Een gespecialiseerd economisch bureau genaamd LPBL, heeft de MKBA uitgevoerd. Zij voerden in 2011 ook de indicatieve MKBA uit voor de Regieteams, hebben vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken al voor meer dan 40 gemeenten MKBA’s op het gebied van “achter-devoordeur-problematiek” uitgevoerd en zullen dit najaar ook betrokken zijn bij de MKBA van de Nijmeegse sociale wijkteams. De MKBA is een harde berekening van de kosten en een voorzichtige inschatting van de baten op basis van de steekproef van 70 casussen. LPBL baseert zich bij de berekening van de baten daarnaast op wetenschappelijk onderzoek en doorrekeningen over wat het bijvoorbeeld oplevert als je een kind wél met een startkwalificatie op de arbeidsmarkt zet, een huisuitzetting of uithuisplaatsing voorkomt en welk aandeel je daarvan mag toerekenen aan de aanpak. Als minpunt bij de inschatting van de baten moet genoemd worden dat LPBL voor de baten die te maken hebben met justitie/politie gegevens helaas over onvoldoende cijfers beschikt en derhalve niet heeft meegerekend in de baten van de aanpak. Logischerwijs zouden we dus kunnen verwachten dat de baten nog iets hoger uitvallen, maar dit is om de inschatting zo zuiver mogelijk en voldoende onderbouwd te houden niet meegenomen. Resultaten maatschappelijke kosten baten analyse Uit de MKBA blijkt dat de Regieteams een positief maatschappelijk rendement hebben. Het maatschappelijke saldo van één jaar inzet is ongeveer 1 miljoen euro. De kostenbatenverhouding is 1,4. Dat wil zeggen dat iedere geïnvesteerde euro 1,40 euro oplevert. De baten zijn vooral gelegen in het voorkomen van escalaties zoals huisuitzettingen (in 10% van de gevallen worden door interventie van de Regieteams huisuitzettingen voorkomen) en uithuisplaatsingen van kinderen. Ook het bieden van een beter toekomstperspectief voor de betrokken kinderen leidt, op de langere termijn, tot aanzienlijke maatschappelijke baten. Tot slot is de aanpak zeer succesvol in het terugdringen van overlast; ongeveer 80% van de adressen waar dit speelt veroorzaakt geen overlast meer na afsluiting door het Regieteam. Het positieve totaalbeeld over de aanpak is vergelijkbaar met de bevindingen in andere steden die met een vergelijkbare aanpak werken. Tilburg en Amsterdam, vanuit het landelijk experiment “Achter de Voordeur” redelijk vergelijkbaar met de Nijmeegse Regieteams, laten een vergelijkbaar MKBA-resultaat zien. Bevestiging onderscheid tussen Sociale Wijkteams en Regieteams De MKBA levert de volgende aangrijpingspunten voor het optimaliseren van de aanpak: - Differentiëren in werkwijze. Enerzijds de ‘plus’-aanpak in regieteams voor de complexe multiprobleemhuishoudens, gericht op het voorkomen van verdere escalatie, het bieden van toekomstperspectief voor kinderen en het terugdringen van overlast. Anderzijds een frontlijnaanpak in generalistische sociale wijkteams voor de groep daaronder (kwetsbare huishoudens met meerdere problemen) waarbij professionals naast het huishouden gaan staan en hen actief helpen om meer zelf te doen en minder gebruik te maken van professionele trajecten. De belangrijkste baten zijn voorkomen van escalatie naar de meest complexe casuïstiek (en daarmee voorkomen inzet van dure interventies) en het terugdringen van de zorgconsumptie door substitutie van zorg- en hulpverleningstrajecten. Door gebruik te maken van het eigen (informele) netwerk. Het totale rendement van de aanpak kan hiermee worden verhoogd.
www.nijmegen.nl
Brief aan de raad.docx
Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling
Vervolgvel
2
- Terugdringen van recidive. Een belangrijke randvoorwaarde voor de verschillende batenposten is het percentage huishoudens dat opnieuw in de (multi)problemen terecht komt. Door het vergroten van mogelijkheden om ‘te differentiëren in werkwijze’ kan dit percentage worden teruggedrongen. Tien procent minder terugval komt overeen met een extra baat van circa 0,5 miljoen euro. De MKBA blijkt hiermee een onderbouwing voor de Nijmeegse keuze zoals gepresenteerd bij de aanbieding van de quickscan van de sociale wijkteams aan de raad (MO10/13.0012208); “regie op multiprobleemhuishoudens organiseren we separaat om de omvang en organisatie van de sociale wijkteams behapbaar te houden en daarmee risico’s te beperken”. Een duidelijk onderscheid tussen deze twee aanpakken zal de baten bij zowel de sociale wijkteams als de regieteams doen stijgen volgens de MKBA. Het laat zien dat een specifieke aanpak op het gebied van multiproblem, met een focus op drang en dwang en daarmee juist onderscheidend van principes als samenredzaamheid en zelfregie, grote meerwaarde heeft. Het vergroten van de mogelijkheden om ‘te differentiëren in werkwijze’, waar de sociale wijkteams wanneer ze zich straks in alle wijken bevinden voor een groot deel in voorzien, maakt de inrichting van de Nijmeegse zorg- en ondersteuningsstructuur effectiever. Continuering Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens Op basis van bovenstaande en het jaarverslag van de Regieteams waarin wordt aangetoond dat de aanbevelingen uit het evaluatierapport uit 2011 geïmplementeerd zijn, heeft ons college besloten de inzet van de Regieteams vanaf 2014 te continueren. Zowel het jaarverslag als de MKBA vindt u in de bijlage. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijlage(n): MKBA Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens Nijmegen Jaarverslag Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens
www.nijmegen.nl
Brief aan de raad.docx
MKBA Regieteams Overlast- en Multiprobleemhuishoudens Nijmegen
Opgesteld door: LPBL: Merei Lubbe en Stefan Koytek Op verzoek van: Gemeente Nijmegen April 2013
Inhoud 1. Inleiding ........................................................................................................... 2 1.1. Aanleiding en vraagstelling .................................................................. 2 1.2. Aanpak en leeswijzer........................................................................... 3 2. Interventie en effecten in beeld ........................................................................ 4 2.1. Beschrijving interventie........................................................................ 4 2.2. Beleidstheorie...................................................................................... 6 3. Effecten in euro’s............................................................................................. 8 3.1. Resultaten steekproef.......................................................................... 8 3.2. Maatschappelijke kosten en baten regieteams ...................................10 3.3. Sleutels voor optimalisatie ..................................................................15 3.4. Verdeling kosten en baten per actor ...................................................17 4. Conclusie .......................................................................................................18 Bijlage 1. Resultaten steekproef .........................................................................19 Bijlage 2. Cockpit MKBA.....................................................................................23
1
1. Inleiding 1.1. Aanleiding en vraagstelling 1
Sinds 2008 zijn in Nijmegen regieteams ter verbetering van de positie van multiprobleemhuishoudens actief. In 2010 heeft LPBL al een indicatieve MKBA gemaakt van deze teams, op basis van literatuuronderzoek en inschattingen van experts en betrokkenen. Inmiddels heeft de gemeente met een werksysteem voor het bijhouden van casussen scherper in beeld wat de in- en output is van de aanpak en wat de kosten zijn. Daarnaast is de aanpak in 2011 geëvalueerd door de afdeling Onderzoek en Statistiek van de gemeente. De gemeente wil nu op basis van de beschikbare casusinformatie en op 2
basis van de inzichten uit de evaluatie een ex post MKBA laten uitvoeren . Op die manier ontstaat inzicht in de maatschappelijke kosten en baten van de aanpak in de afgelopen jaren en de verdeling daarvan over de verschillende partijen. De MKBA zal daarmee een evaluatief karakter hebben. Bovendien is er behoefte aan inzicht in verdeling van de geldstromen naar de deelnemende partners. Achterliggende vraag daarbij is: welke constructies zijn denkbaar om te zorgen dat wie baat heeft ook meebetaalt? Met andere woorden: is het mogelijk om de waarde die de regieteams tot stand brengen te verzilveren, en zo ja, hoe? Box: wat is een MKBA? Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) brengt op een systematische en samenhangende manier alle door een project veroorzaakte effecten in kaart en vergelijkt deze met de situatie waarin het project niet wordt uitgevoerd (het nulalternatief). De baten van het project worden net als de kosten uitgedrukt in euro’s. Dit geldt ook voor de zaken die geen direct prijskaartje hebben, zoals geluidsoverlast, een mooi uitzicht of je veilig voelen. Als de baten vervolgens groter zijn dan de kosten, dan zorgt het project voor een toename van de maatschappelijke welvaart. Een MKBA geeft de volgende inzichten: Welke positieve en negatieve effecten zijn er? Hoe verhouden de kosten zich tot de baten? Welke risico’s en onzekerheden zijn er? Wie profiteert en wie betaalt? Voor het opstellen van een MKBA wordt een standaard stappenplan gevolgd. Deze volgt de in Nederland gangbare OEI-methodiek, die vanaf 1998 is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en 3 het ministerie van Economische Zaken.
1
Vanaf oktober 2011 hebben de wijkteams een nieuwe naam namelijk “regieteam overlast- en muliprobleemhuishoudens”. Zie brief aan de Gemeenteraad kenmerk L120/11.0021231. We spreken in dit rapport gemakshalve van regieteams. 2 Een ex-post MKBA is een evaluatieve Maatschappelijke Kosten Baten Analyse gebaseerd op daadwerkelijke gerealiseerde resultaten. Dit is de tegenhanger van een ex-ante MKBA waarin vooraf een inschatting wordt gemaakt van de potentie van een aanpak. 3 De kern van de methodiek is aanvankelijk vastgelegd in de zogeheten OEI-leidraad: Eijgenraam, Koopmans, et. al., 2000: Evaluatie van infrastructuurprojecten; leidraad voor kosten-batenanalyse, Deel I: Hoofdrapport & Deel II: Capita Selecta. Gelijktijdig werd een aantal onderliggende deelstudies gepubliceerd. In latere jaren volgden meerdere aanvullingen op de leidraad. 2
1.2. Aanpak en leeswijzer 4
De MKBA is uitgevoerd in drie stappen . 1. Interventie en effecten in beeld. Dit betreft het voorbereidende werk voor het opstellen van het model. Bij de vorige (indicatieve) MKBA hebben we reeds op basis van een EffectenArena met betrokken stakeholders de werkwijze van de regieteams beschreven en afgezet tegen de oude manier van werken. Daarnaast zijn de verwachte effecten van de aanpak voor de betrokken huishoudens, de betrokken instanties, het netwerk, buurtbewoners en andere leden van de maatschappij beschreven (beleidstheorie). In deze stap hebben we ook de inzichten uit de evaluatie verwerkt en daarmee de interventie en de effecten waar nodig aangepast; 2. Steekproef. Er is een werksysteem voor het bijhouden van casussen op basis waarvan we de input, de doorloop en de output van de doelgroep inzichtelijk kunnen maken. Om tot een “harde” MKBA te komen hebben we een steekproefanalyse uitgevoerd. We hebben het verloop van 70 casussen systematisch gecategoriseerd (startsituatie, interventies, eindsituatie). Op basis van een analyse van deze casussen hebben we een inschatting gemaakt van de effectiviteit van de aanpak. Onderdeel van de analyse was een analyse van de doelgroepen op basis van de zwaarte van de problematiek. 3. Opstellen MKBA. De beleidstheorie en de steekproef vormen samen de basis voor de MKBA. Om het model te vullen zijn zoveel mogelijk gegevens verzameld over de aanpak (kosten, output in termen van gezinnen, hulptrajecten et cetera). De steekproef geeft inzicht in de effectiviteit en de efficiency van de aanpak: hoeveel invloed heeft de aanpak op zaken als voorkomen uithuisplaatsing van kinderen, voorkomen huisuitzetting, reductie schooluitval en (financiële) stabilisatie van de betrokken huishoudens? Ook hier is een splitsing naar doelgroepen onderdeel geweest van de analyse. Naast de maatschappelijke kosten en baten zijn ook de verdelingseffecten - wie profiteert en wie betaalt - inzichtelijk gemaakt. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van eerder door LPBL ontwikkelde modellen. Voorliggend rapport start met een korte beschrijving van de aanpak en de verwachte effecten daarvan in hoofdstuk 2. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de resultaten van de MKBA gepresenteerd en toegelicht. Hoofdstuk 4 vat de bevindingen en aanbevelingen samen.
4
Zie ‘Werken aan maatschappelijk rendement – een handreiking voor opdrachtgevers van MKBA’s in het sociale domein’, opgesteld door LPBL in opdracht van het ministerie van BZK, Den Haag, februari 2011. 3
2. Interventie en effecten in beeld Om de kosten en baten van de nieuwe aanpak te kunnen modelleren is het nodig om de nieuwe werkwijze af te zetten tegen de ‘oude’ werkwijze. Door de verschillen in aanpak scherp te stellen, komen immers de effecten daarvan in beeld. En die effecten - ofwel de beleidstheorie - zijn de basis voor het berekenen van de verwachte opbrengsten. Voor het beschrijven van de interventie (paragraaf 2.1) en het in beeld brengen van de effecten (paragraaf 2.2) hebben we gebruik gemaakt van de informatie in de indicatieve MKBA uit 2010. Daarnaast hebben aanvullende inzichten gehaald uit de 5 evaluatie van de regieteams in Nijmegen uit 2011 .
2.1. Beschrijving interventie Aanleiding In 2008 is in de wijk Wolfskuil een pilot uitgevoerd voor de aanpak van (multi)probleemhuishoudens door een multidisciplinair wijkteam. Aanleiding was een hardnekkige overlast veroorzaakt door deze huishoudens. Na een positieve evaluatie is de aanpak vanaf najaar 2009 verbreed over 7 gebieden in de stad met respectievelijk 7 regieteams: Wolfskuil, Waterkwartier, Midden (Willemskwartier, Landbouw- en Muntenbuurt en Kolping), Hatert, Dukenburg, Lindenholt en Neerbosch-Oost. Doel Doel van de regieteams is: “Het verminderen van overlast in de wijk én de zelfredzaamheid en het probleemoplossend vermogen van een multiprobleemhuishouden duurzaam te vergroten, door onder regie van de gemeente gecoördineerde sturing op dienstverlening en zorg te organiseren, voor zover 6 een strafrechtelijke aanpak niet leidend is” . Aanpak De aanpak van het regieteam bestaat uit het signaleren en inventariseren van problematieken en het kiezen en inzetten van instrumenten. Voor de multiprobleem- en overlastgevende huishoudens wordt een plan van aanpak opgesteld. De overige casussen worden toebedeeld aan instanties in het netwerk of opgeschaald naar het veiligheidshuis. Doelgroep Bij de inrichting van de regieteams is gekozen voor een gebiedsgerichte regievoering op de aanpak van complexe multiprobleemhuishoudens. Onderstaande figuur laat dat zien. Bovenin de piramide bevinden zich de geëscaleerde (vaak overlastgevende) multiprobleemhuishoudens. Dit is de doelgroep van de regieteams. Het middengedeelte van de piramide betreft de kwetsbare huishoudens, die vaak niet in staat zijn om hun (multi)problematiek zelf op te lossen. In de praktijk komen ook deze huishoudens vaak ter tafel bij de regieteams (zie ook hoofdstuk 3). Onderin zijn de huishoudens zonder problemen of met enkelvoudige problemen.
5 6
De wijkteams in Nijmegen. Evaluatie van de aanpak van multiproblematiek, afdeling O&S (juni 2011). Idem voetnoot 5. 4
Figuur 2.1 Positionering regieteams op piramide
De belangrijkste kenmerken van de aanpak in regieteams zijn: - Eén gemeentelijke procesregisseur:
-
o
is procesmatig spin in het web bij de MPH-aanpak;
o
heeft doorzettingsmacht door rechtstreekse communicatielijnen met sleutelpersonen binnen
deelnemende organisaties; o fungeert als opschalingsmogelijkheid als reguliere werkwijze niet voldoet. ‘Klein overleg’: het wijkteam bestaat uit vertegenwoordigers van vijf deelnemende partijen: de corporatie, politie (wijkagent), Bureau Jeugdzorg, het NIM Maatschappelijk Werk, en ten slotte de gemeente (procesregisseur). Daarmee is het team klein, multidisciplinair en functioneel. Daarnaast zijn er tal van instellingen die vanuit het regieteam of door een vanuit het regieteam inge-
-
stelde casusregisseur worden ingeschakeld om hulp te verlenen; Aanwezigheid in de wijk en meer outreachende manier van werken: de regieteamleden kennen de wijk en de mensen in de wijk goed. Daarmee worden (oude en nieuwe) signalen gemakkelijker en
-
sneller opgepakt. 1-gezin-1-plan-1-regisseur via een brede ‘gereedschapskist’ met de mogelijkheid van gezinscoaches: per gezin wordt de hulpverlening gebundeld in een gemeenschappelijke probleemanalyse en één gemeenschappelijk - door de procesregisseur gecoördineerd - plan van aanpak. Het plan van aanpak bevat doelstellingen in de vorm van concrete resultaten. Instrumenten die kunnen worden ingezet zijn de intensieve trajectregie door het MBZ, casusregisseurs bij de instellingen en minder integrale instrumenten als de extra inzet van klantmanagers Werk & Inkomen en specifieke inzet van de woningbouwcorporatie en van politie (wijkagent). Daarnaast beschikt de aanpak over een pool van gezinscoaches die kunnen worden ingezet voor zeer intensieve begeleiding
-
(caseload van 8 gezinnen per jaar); Systeembenadering: In het regieteamoverleg wordt een diagnose gemaakt van het systeem (ge-
-
zin) in plaats van individuen; Werksysteem van de doorloop: Het verloop van de casussen wordt systematisch bijgehouden in een werksysteem dat toegankelijk is voor de procesregisseurs en gebruikt wordt voor voortgangsbewaking. Het traject is afgelopen en het gezin wordt losgelaten door het regieteam zodra alle acties zijn belegd, en/of zodra de gestelde doelen uit het plan van aanpak zijn behaald door de gezinscoach en/of de casusregisseur van de betreffende uitvoerende instelling.
In de MKBA zetten wij deze nieuwe werkwijze af tegen de ‘oude’ manier van werken, in een verkokerde hulpverlening: 5
-
veel verschillende loketten, waar burgers zelf hun weg naar toe moeten vinden;
-
weinig tot geen samenwerking tussen de verschillende instanties, waardoor soms tegenstrijdige hulptrajecten werden ingezet;
-
de klant, die de weg heeft gevonden, krijgt een specifiek productaanbod, indien hij of zij aan de juiste voorwaarden voldoet;
-
er wordt per instelling een plan opgesteld, een traject uitgevoerd en na verloop van tijd afgerond.
In onderstaande figuur zijn de oude en de nieuwe werkwijze modelmatig tegen elkaar afgezet. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het verschil hier scherper is neergezet dan het in werkelijkheid is. Er wordt immers in toenemende mate door hulpverleners gewerkt met casusregie en integrale probleemanalyses. Figuur 2.2: modelmatige weergave van oude (nul-) en nieuwe werkwijze (projectalternatief)
2.2. Beleidstheorie De beleidstheorie beschrijft de veronderstellingen over de effecten van de aanpak ten opzichte van de situatie waarin de aanpak er niet zou zijn. In onderstaande figuur zijn de belangrijkste relaties uit de beleidstheorie schematisch weergegeven.
6
Figuur 3.3: De effecten in beeld
Van de aanpak worden op hoofdlijnen vier directe effecten verwacht: A. Meer trajecten. Veel van de huishoudens zijn zorgmijdend in de zin dat hulp niet of bijna niet binnen komt. Dit betekent dat door de werkwijze van de regieteams in eerste instantie ook meer trajecten ingezet (kunnen) worden. Gezinnen die bijvoorbeeld niet (meer) in aanmerking komen, kunnen door de aanpak toch een schuldhulpverleningstraject krijgen. Door de nauwe samenwerking met werk & inkomen is hierin meer maatwerk mogelijk. Escalaties worden op deze manier mogelijk voorkomen. Meer gezinnen worden of zijn dus (financieel) stabiel, maar hiertegenover staat wel een stijging van de interventiekosten. Naast de zware gevallen worden ook lichtere gevallen aangemeld. Een gevolg hiervan is dat ook deze gevallen nadat een plan is opgesteld, zorg in de vorm van een traject krijgen en dus tot een stijging van de kosten leiden. B. Efficiëntere dienst- en hulpverlening. In potentie is er sprake van een efficiëntere dienst- en hulpverlening: minder afstemming en coördinatie, omdat dit in de regieteams gebeurt en minder dubbelingen in één huishouden. C. Voorkomen escalatie en toename effectiviteit. Door kortere lijnen en betere samenwerking zijn de interventies in één huishouden beter op elkaar afgestemd. De hulp wordt gecoördineerd ingezet. Dat leidt tot effectievere hulpverlening en voorkomen escalaties zoals huisuitzettingen en uithuisplaatsingen van kinderen. De toegenomen effectiviteit van de hulpverlening leidt tot meer tijd, rust en structuur in het gezin. Dit zorgt voor (financiële) stabilisatie en een beter opvoedklimaat waardoor kinderen meer en vaker naar school gaan (minder schoolverzuim en uitval). Daarnaast neemt overlast gevend en crimineel gedrag van kinderen af waardoor ook de leefbaarheid in de wijk verbetert. Daar staat tegenover dat doordat sneller een compleet beeld ontstaat van de gezinssituatie kinderen ook eerder uit huis kunnen worden geplaatst als dat noodzakelijk is voor hun veiligheid, of huisuitzettingen eerder kunnen worden doorgezet als dat noodzakelijk is voor de leefbaarheid in de buurt. D. Minder terugval. Tot slot is de verwachting bij de betrokkenen dat er op termijn ook minder terugval is.
7
3. Effecten in euro’s In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten van de MKBA. We vergelijken de (extra) kosten voor de regieteams met de totale maatschappelijke baten. Deze worden net als de kosten uitgedrukt in euro’s. Dit geldt ook voor de zaken die niet direct een prijskaartje hebben, zoals kwaliteit van leven of je veilig voelen. In het algemeen geldt dat de (maatschappelijke) baten te bepalen zijn door “hoeveelheid x prijs”, bijvoorbeeld “2 mensen uitgestroomd uit de uitkering” x “prijs van een uitkering”. Het MKBAmodel is dan ook gebaseerd op twee soorten input: - gegevens over de effectiviteit van de inzet (hoeveelheid); -
informatie over de waarde (prijs).
Omdat de regieteams al sinds 2009 operationeel zijn, hebben we de resultaten ervan in beeld gebracht middels een steekproef van 71 huishoudens (zie bijlage 1 voor een verantwoording van de steekproef) en hebben we deze steekproef gebruikt om de effectiviteit te bepalen. Ook voor de kosten is uit het project informatie beschikbaar. Daarnaast hebben we gebruik gemaakt van literatuuronderzoek, (kosten)kengetallen en ervaringen elders. Dit hoofdstuk start met een korte samenvatting van de uitkomsten van de steekproef (3.1). Daarna volgt een presentatie van de kosten en de baten (3.2) en een toelichting daarop. Daarna volgen de sleutels voor optimalisatie (3.3) en de verdeling van de kosten en baten naar de verschillende partijen (3.4).
3.1. Resultaten steekproef Sinds de volledige uitrol is de capaciteit van de regieteams ongeveer 250 casussen per jaar. Voor de steekproef zijn 71 afgesloten dossiers getrokken uit 2011 en 2012. De steekproef is uitgevoerd door de gemeente Nijmegen en geanalyseerd door LPBL. Uit de steekproef wordt duidelijk wat de kenmerken zijn van de huishoudens in de caseload van de regieteams, met welke problemen zij te maken hebben en welke interventies de regieteams inzetten. Ook is bekend hoe de situatie van het huishouden was bij afsluiting. Op basis hiervan zijn ook uitspraken te doen over de effectiviteit van de aanpak. 7
Onderstaand volgt een korte samenvatting van de belangrijkste conclusies uit de steekproefanalyse . Typering huishoudens Ongeveer 2/3 van de huishoudens in de steekproef zijn gezinnen met kinderen, waarvan grotendeels (60%) eenouder-gezinnen. De rest betreft voornamelijk alleenstaanden. Uit de steekproef blijkt een tweedeling in de doelgroep van de aanpak: een zware groep en een lichte(re) groep. -
De zware groep (de top van de piramide) heeft op 3 of meer leefgebieden problemen. Dit betreft ongeveer 55% van de huishoudens in de steekproef. Daarvan is 15% nieuw gevonden, huishoudens die meestal al wel bekend zijn maar waar nu geen hulpverlening actief is (meestal zorgmijders).
-
De rest van de huishoudens (45%) zijn huishoudens met problemen op 2 of minder leefgebieden (de lichtere doelgroep). Hiervan heeft bijna 40% op het moment van aanmelding geen actieve
7
Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting op de resultaten. 8
hulpverlening. De huishoudens in deze groep worden veelal aangemeld door de corporatie of door de wijkagent omdat er signalen zijn over mogelijke problemen. De meest voorkomende problemen zijn zorgen om de veiligheid van de kinderen (46%), schulden (45%), overlast (42%) en huiselijk geweld (42%). Interventies regieteams De volgende tabel geeft inzicht in het type en aantal interventies dat de regieteams plegen, uitgesplitst naar de totale steekproef, de zware doelgroep en de lichte(re) doelgroep. Tabel 3.1a Zorg- en hulptrajecten ingezet door regieteam, gemiddeld per huishouden in de steekproef Gemiddeld per HH
Gemiddeld per HH Licht
Gemiddeld per HH Zwaar
Schuldhulp
0,15
0,16
0,15
Re-integratie/participatie
0,06
0,03
0,08
AWBZ-begeleiding
0,19
0,11
0,26
WMO
0,03
0,00
0,05
AMW (NIM)
0,17
0,25
0,10
Gezinscoach (NIM)
0,10
0,00
0,18
Jeugd- en opvoedhulp
0,15
0,06
0,23
GGZ
0,13
0,00
0,23
Wonen
0,24
0,22
0,26
Anders
0,37
0,38
0,36
Totaal
1,59
1,20
1,90
Gemiddeld worden in de totale doelgroep 1,6 hulptrajecten per huishouden ingezet. Het meest voorkomend zijn schuldhulpverlening, vormen van (woon-)begeleiding, jeugd- en opvoedhulp, inzet van de corporatie en GGZ-trajecten (zowel ambulant als intramuraal). In de zware doelgroep wordt meer hulp ingezet, maar ook in de lichtere doelgroep is de gemiddelde inzet bijna 1,2 traject per huishouden. Tabel 3.1b Escalaties en voorkomen escalaties
8
Gemiddeld
Lichte(re) groep
Zware groep
10%
4%
14%
Voorkomen uithuisplaatsing (t.o.v. alle kk)
6%
0%
10%
Huisuitzetting i.v.m. overlast (t.o.v. alle HH)
5%
0%
9%
Uithuisplaatsing i.v.m. veiligheid (t.o.v. alle kinderen)
4%
0%
8%
9
Voorkomen huisuitzetting (t.o.v. alle HH)
Een belangrijke interventie is het voorkomen van dreigende escalaties (huisuitzettingen of uithuisplaatsingen) of omgekeerd: het actief escaleren in verband met zware overlast voor de buurt of onvei8
Het betreft de netto-interventies, dus alleen die escalaties en voorkomen escalaties die zonder interventie van de regieteams niet of veel later hadden plaatsgevonden. 9 Het totaal aantal voorkomen huisuitzettingen in steekproef bedroeg 24% van alle huishoudens. Dit effect is niet volledig toe te rekenen aan de inzet van de regieteams, maar ook aan de inzet van bijvoorbeeld corporaties. Op basis van onderzoek in andere steden (Sociaal Casemanagement in Den Haag, Sociale Wijkteams in Dordrecht, MPG in Amsterdam en gezinsmanagers in Tilburg) is gerekend met 40% attributie aan de regieteams (20% in de lichtere groep en 55% in de zware groep). 9
lige situatie voor kinderen. Het voorkomen van huisuitzettingen en uithuisplaatsingen komt vaker voor in de zware doelgroep, het actief escaleren komt alleen voor in deze groep. Effectiviteit Uit de steekproef blijkt dat in ruim 60% van de casussen de situatie (in meer of mindere mate) is gestabiliseerd bij afsluiting. Iets minder dan 40% wordt afgesloten zonder resultaat, keert na verloop van tijd terug of escaleert in een later stadium alsnog. Zeer succesvol is de aanpak bij het terugdringen van overlast: ongeveer 80% van de adressen waar dit speelt veroorzaakt geen overlast meer na afsluiting door het regieteam.
3.2. Maatschappelijke kosten en baten regieteams In een MKBA worden alle kosten en baten weergegeven als netto contante waarde. Toekomstige geldstromen worden, via de discontovoet, vertaald in euro’s van vandaag. Gedachte erachter is dat mensen een voorkeur hebben voor een euro vandaag boven een euro volgend jaar. Een euro kan immers vandaag op de bank worden gezet en is dan volgend jaar uitgegroeid tot een euro plus rente. In voorliggende MKBA zijn aldus alle kosten en baten van 1 jaar regieteamaanpak uitgezet in de tijd (voor zover het langetermijneffecten en respectievelijk bijbehorende kosten en baten betreft) en ver10 volgens vertaald naar euro’s van vandaag en opgeteld .
3.1.1. Maatschappelijke kosten en baten Uit de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse blijkt dat de regieteams een positief maatschappelijk rendement hebben. Het maatschappelijke saldo van één jaar inzet is ongeveer 1 miljoen euro. De kosten-batenverhouding is 1,4. Dat wil zeggen dat iedere geïnvesteerde euro 1,40 euro oplevert. Wanneer de immateriële effecten (lichtgroen) - vermindering overlast en onveiligheid en een toename van de kwaliteit van leven van de huishoudens niet in het saldo worden meegenomen, is het (financiële) saldo ongeveer break-even. Hieronder volgt een toelichting per post.
10
Conform de landelijke richtlijnen hanteren we hierbij een reële discontovoet van 2,5% plus een risico-opslag van 3%. 10
Tabel 3.2. MKBA Regieteams (NCW x €1.000)
11
Resultaten MKBA Regieteams
(NCW X 1.000) Totale kosten
€
2.550
1
Kosten nieuwe aanpak
€
850
2
Kosten agv meer gevonden HH
€
1.700
€
3.600
Meer zorg- en hulptrajecten bestaande HH Meer zorg- en hulptrajecten nieuwe HH Escalatiekosten
€ € €
900 300 500
Totale baten 1
Besparing organisatiekosten & trajecten
€
400
2
Toename effectiviteit trajecten
€
1.000
€
1.100
€
1.100
€
1.050
Voorkomen schooluitval, werkloosheid, ziekteverzuim: Korte termijn Lange termijn
3
€ €
Voorkomen (escalatie)kosten Kosten huisuitzettingen Kosten MO Kosten uithuisplaatsingen van kinderen Incassokosten
4
100 900
€ € € €
75 400 600 25
Immateriële baten Toename kwaliteit van leven Reductie overlast en onveiligheid*
€ €
100 1.000
MKBA saldo Financieel K-B-verhouding Maatschappelijk K-B-verhouding
1,0 1,4
*Voorkomen kosten politie/justitie PM.
Zoals gebruikelijk gaan de kosten voor de baat uit. Onderstaande figuur geeft het verloop van het saldo van kosten en baten in de tijd weer, van één jaar inzet van de regieteams. Deze kosten en baten worden teruggerekend naar waarden van nu (netto contant maken). Figuur 3.3. Verloop van het saldo van kosten en baten in de tijd Duizenden
€ 4.000
Netto contante waarde
€ 3.000 € 2.000 € 1.000
kosten baten
€NCW
2012
2013
2014
€ 1.000€ 2.000€ 3.000-
11
Afgeronde bedragen, dus afrondingsverschillen zijn mogelijk. 11
2015
2016
2017 e.v.
Kosten De kosten vallen uiteen in projectkosten en interventiekosten. 1. De projectkosten zijn opgebouwd uit personeelskosten van de gemeentelijke projectleider en de 4 procesregisseurs. Daarnaast worden er kosten gemaakt voor de inzet van maatschappelijk werk (gezinscoaches en casemanagers). Deze kosten zijn grotendeels ‘nieuw voor oud’. Dat wil zeggen dat er financiering voor regulier maatschappelijk werk door het NIM is komen te vervallen en vervangen door financiering voor het werk van de gezinscoaches, zie ook onder punt 3. De capaciteit van de regieteams is ongeveer 250 casussen per jaar. De kosten worden gedragen door de gemeente en de deelnemende woningcorporaties. Tabel 3.3. Projectkosten regieteams Totale kosten
Projectkosten Inzet NIM
€ €
320.000 510.000
€
830.000
2. De interventie- ofwel projectkosten nemen toe als gevolg van meer aangeboden hulp- en zorgtrajecten. Ten eerste is er een groep bestaande huishoudens waar de hulp tot nu toe onvoldoende of niet effectief was. Deze huishoudens hebben onder regie van een regieteam een plan van aanpak gekregen en bijbehorende begeleiding. Uit de steekproef blijkt dat dit heeft geleid tot gemiddeld 1,6 extra hulptrajecten per huishouden (dit zijn gemiddeld bijna 300 trajecten per jaar). Daarnaast worden er extra kosten gemaakt voor nieuw gevonden huishoudens: door de outreachende inzet van de regieteams worden interventies ingezet in huishoudens waar nu geen actieve interventies zijn. Uit de steekproef blijkt dat circa 25% van de huishoudens nieuw gevonden is (op een totaal van 250 huishoudens zijn dit er ca. 65) en dat in deze huishoudens gemiddeld 1,7 hulptrajecten worden ingezet (jaarlijks circa 100 trajecten). In totaal leidt de extra hulp tot een kostenpost van € 1,2 miljoen per jaar. Daarnaast leidt het ingrijpen van de regieteams in onveilige situaties voor kinderen (ongeveer 5% van alle kinderen in de aanpak, circa 22 kinderen) of in zware overlastsituaties (4% van alle huis12
houdens in de aanpak) ook tot extra escalatiekosten voor uithuisplaatsingen of huisuitzettingen . Deze escalatiekosten bedragen ongeveer € 0,5 miljoen.
Baten De baten zijn te verdelen naar financiële en immateriële effecten. Maatschappelijke (financiële) effecten 3. Een groot deel van de inzet van het NIM vanuit de regieteams is volgens het principe ‘nieuw voor oud’. Dat wil zeggen dat er is bezuinigd op regulier maatschappelijk werk ten faveure van de inzet van gezinscoaches. De bezuiniging komt overeen met naar schatting 75% van de kosten van
12
De genoemde percentages betreft het bruto aantal ingrepen in de steekproef, in de MKBA is gerekend met een attributie van 50% aan het regieteam. 12
13
NIM-inzet, ofwel € 400.000 NCW . De overige voorkomen organisatie- en trajectkosten zijn marginaal in de huidige vorm van de regieteams. De aanpak leidt namelijk niet tot minder inzet van hulp en ondersteuning. Daarnaast is er ook geen sprake van substitutie in de zin dat bestaande trajecten worden vervangen door goedkopere (netwerk)inzet. Er is een kleine batenpost (ca. € 6000) omdat er bespaard wordt op de coördinatiekosten bij de hulpverlenende instanties. 4. Door een stabielere thuissituatie hebben kinderen in de betrokken gezinnen een beter toekomstperspectief. Verbeterde schoolprestaties, te weten het wel in plaats van niet behalen van een 14
startkwalificatie, zijn te zien als een indicator voor dit verbeterde perspectief . Uit het dossieronderzoek blijkt dat de situatie in gezinnen, waar bij aanvang zorgen waren om de kinderen, in ruim 80% van de gevallen stabieler wordt als gevolg van de aanpak - in sommige gevallen door uithuisplaatsing van het kind. In de MKBA vertaalt dit zich in 14 kinderen die uiteindelijk mét in plaats 15 van zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt betreden . Een kind, dat een startkwalificatie haalt, levert in euro’s een baat van ± € 75.000. Het grootste deel (bijna € 60.000) zijn baten op lange termijn wanneer dit kind de arbeidsmarkt betreedt. De overige baten zijn voorkomen maatschappelijke kosten van bijvoorbeeld alternatieve scholingstrajecten of uitkeringen. De totale baat als gevolg van betere schoolprestaties komt hiermee op ongeveer € 1 miljoen. 5. De aangeboden re-integratietrajecten en de extra aandacht voor het gezin hebben in theorie ook effect op de (arbeids)participatie. We hebben echter onvoldoende bewijs om aan te nemen dat door de aanpak ook daadwerkelijk extra mensen aan het werk zijn gegaan. We hebben dit effect 16
dan ook op nul gesteld . Wel zien we een effect in de toename van de productiviteit van personen mét een baan. Meer stabilisatie in een huishouden zorgt voor minder stress en dus minder ziekteverzuim. De baten hiervan zijn niet groot en bedragen ongeveer 20.000 euro. 6. De grootste batenpost van de aanpak zit in voorkomen escalaties (totaal ca. € 1,1 miljoen): · In ongeveer 10 procent van de huishoudens is door de aanpak van de regieteams een dreigende uitzetting voorkomen (totale baat: € 75.000). Dit komt neer op ongeveer 25 voorkomen huisuitzettingen. We rekenen met een recidive van 40% dus uiteindelijk levert dit netto 14 voorkomen huisuitzettingen op. De kosten die gepaard gaan met een uitzetting vallen uiteen in directe kosten (politie, vonnis, deurwaarder, verhuizers, opslag, schoonmaak, en woonklaar maken), kosten herhuisvesting en kosten afsluiten gas, water en elektra. Bij elkaar opgeteld is ·
dit ongeveer € 5.000 per huisuitzetting. Daarnaast wordt voor een deel van de huishoudens de kosten voor noodopvang voorkomen. Het percentage mensen dat na een huisuitzetting een beroep doet op de Maatschappelijke 17 Opvang is ongeveer 25% . Van de 14 huishoudens was dit dus gemiddeld genomen 4 keer het geval. De gemiddelde verblijfsduur is 2,5 jaar en de gemiddelde kosten zijn € 45.000 per
13
Ook zonder regieteams zou NIM inzet hebben gepleegd in (veel) van deze gezinnen, maar dan minder effectief. Met hetzelfde budget wordt dus nu anders gewerkt. Omdat de nieuw-voor-oud financiering mogelijk toch ook ten koste gaat van ‘gewoon’ maatschappelijk werk t.b.v. andere huishoudens (niet in de aanpak) rekenen we niet met 100% nieuw voor oud maar met 75%. 14 Zie onder meer R. Vogels en R. Bronnema-Helmer; Autochtone achterstandsleerlingen, een vergeten groep; SCP Den Haag; 2003; pagina 35 e.v. over het verband tussen gezinskenmerken en schoolprestaties. 15 De 14 kinderen in de MKBA zijn opgebouwd uit a. 6 kinderen die i.v.m. hun veiligheid uit huisgeplaatst zijn door interventie van het regieteam b. 8 kinderen uit huishoudens waar in eerste instantie zorgen waren om de veiligheid van kinderen en waar de situatie na interventie van het regieteam stabiel is (aanname: 5% van de betrokken thuiswonende kinderen onder de 16). 16 Een klein effect is meegenomen voor de ingezette re-integratietrajecten. Uit onderzoek blijkt dat deze in ongeveer 2% van de gevallen leiden tot een uitstroom die anders niet had plaatsgevonden. De netto-contante waarde van dit effect bedraagt ongeveer € 25.000. 17 Bron: Trimbos Instituut, monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang – rapportage 2009, Utrecht 2010. 13
jaar. Daarmee komen de baten van de voorkomen MO-kosten op ca. € 400.000 netto contan·
te waarde. Jaarlijks wordt bij ongeveer 25 kinderen door de aanpak van de regieteams een uithuisplaat18
sing voorkomen . De gemiddelde kosten per residentiële opvangplaats en per pleeggezin19 plaats zijn € 63.000 en respectievelijk € 7.000 en de gemiddelde verblijfsduur is 13 en res20
pectievelijk 25 maanden . Uit cijfers van Jeugdzorg Nederland blijkt dat de uithuisplaatsingen ongeveer gelijkelijk zijn verdeeld over residentiële zorg en pleegzorg. Daarmee komen we op een voorkomen kostenpost van ca. € 600.000 netto contante waarde. ·
Als gevolg van vroegsignalering door de aanpak wordt tot slot nog een baat gehaald van ca. €15.000 aan voorkomen incassokosten.
Maatschappelijke (immateriële) effecten: 7. Een expliciet doel van de aanpak is een vermindering van de overlast voor de omgeving. Uit de steekproef blijkt dat ruim 40% van de huishoudens in de aanpak overlast veroorzaakt. Na de interventie van de regieteams is dit met ongeveer 80% gereduceerd. In de berekening van de MKBA gaat het jaarlijks om ongeveer 50 gezinnen die geen overlast meer veroorzaken. Deze ‘baat’ levert niemand direct geld op. Toch is het mogelijk om deze waarde in euro’s uit te drukken. 21 Huizenprijzen zijn hiervoor als indicator een veel gebruikte manier . Mensen zijn immers bereid meer te betalen voor wonen in een veilige buurt zonder veel overlast dan in een onveilige. Met deze vertaalslag komen we op een maatschappelijke baat van circa € 1 miljoen. 8. De kwaliteit van leven neemt toe, door een stijging van het aantal huishoudens dat financieel stabiel is en door minder relationele en dagbestedingsproblemen (ongeveer 4 volwassenen en 3 kinderen per jaar). Om deze baat in euro’s uit te drukken wordt gerekend met zogenaamde gewon22
nen levensjaren . De afname van financiële stress staat gelijk aan ongeveer 5 gezonde levensja23 ren. De minimumprijs voor een gezond levensjaar is € 20.000 . Dit levert de maatschappij ongeveer € 100.000 aan baten op.
18
7% van alle kinderen in de aanpak. Voor het berekenen van de baat wordt dit nog verminderd met een recidive van 40%. Zie ook onder 3.3. 19 Bron: normbedrag Deloitte 20 Bron: brancherapport jeugdzorg 2009 21 Zie voor een toelichting op de methode www.Atlasvoorgemeenten.nl: Op weg naar Early Warning, 2007 22 Zie ook www.RIVM.nl: ziektelastmodellen 23 In veel MKBA’s wordt ook gerekend met € 100.000. De baten van kwaliteit van leven zijn in dat geval 5 keer zo groot. 14
3.3. Sleutels voor optimalisatie De MKBA - gebaseerd op één jaar - laat een maatschappelijk positief resultaat zien. Om in de toekomst te kunnen sturen op optimalisatie van de aanpak geven we hieronder de belangrijkste sleutels of randvoorwaarden voor succes. Voorkomen escalaties De regieteams komen vaak in beeld als er sprake is van crisis. De aanpak wordt ingezet op moment dat de reguliere werkwijze tekort schiet. De voornaamste maatschappelijke baat zit dan ook in de voorkomen huisuitzettingen en de voorkomen uithuisplaatsingen van kinderen. Wanneer de aanpak 25 procent méér kan voorkomen dan nu zijn de financiële baten bijna gelijk aan de kosten. Het saldo verbetert met € 0,3 miljoen euro. Het gaat in dat geval om jaarlijks 31 kinderen (6 meer), waarvoor een uithuisplaatsing wordt voorkomen en 30 voorkomen huisuitzettingen (6 meer). Overigens is het sneller uithuisplaatsen van kinderen als de veiligheid van het kind in
Meer voorkomen escalaties
gevaar is ook een belangrijke baat van de aanpak. Daling nieuw gevonden huishoudens De aanpak is sinds 2012 stadsdekkend. Dit betekent dat er nog relatief veel nieuw gevonden huishoudens in behandeling zijn genomen. Naar verwachting zal dit aantal dalen na deze initiële fase omdat doelgroep in behandeling (of bekend) steeds completer wordt. Dat zou betekenen dat ook het aantal extra ingezette trajecten in de bekende doelgroep kan dalen (er is immers al sprake van belegde hulp). Het aantal nieuw gevonden cases is nu 63 (25%). Als dit met 15 procentpunten afneemt (naar 25 cases van de 250) én tegelijkertijd het aantal extra ingezette trajecten in de bekende groep afneemt met 20%, betekent dit een verbetering van het maatschappelijk saldo met €180.000 bij een gelijkblijvende caseload van 250. Focus op doelgroepen Uit de steekproefanalyse blijkt dat de huishoudens in de aanpak uiteen vallen in twee typen doelgroepen: de top van de piramide (de rode groep) en ‘kwetsbare’ huishoudens (de oranje groep). Deze twee doelgroepen worden in de regieteams op dezelfde manier benaderd. Op steeds meer plaatsen in het land zien we juist dat deze verschillende doelgroepen vragen om een verschillende aanpak: - Voor de top van de piramide een ‘plusaanpak’ met escalatiemodel onder gemeentelijke regie en intensieve gezinscoaching voor de betrokken huishoudens (bijvoorbeeld de MPG-aanpak in Amsterdam en de procesregie en gezinsmanagers in Tilburg). Dit is vergelijkbaar met de opzet van de regieteams van Nijmegen, met uitzondering van de organisatie op wijkniveau. Uit tot nu toe uitgevoerde MKBA’s blijkt dat dit soort aanpakken maatschappelijk gezien positief zijn, maar financieel op zijn best break-even. Hoewel de zorgkosten in de top van de piramide hoog zijn - tot € 100.000 per jaar voor complexe gezinnen - is het lastig om deze kosten blijvend te verlagen. De belangrijkste baten zijn het voorkomen van verdere escalatie (huisuitzetting, uithuisplaatsing), vermindering van overlast en onveiligheid voor de buurt, stabilisatie voor de ouders en een betere -
startpositie voor de betrokken kinderen. Voor de groep kwetsbare huishoudens daaronder een frontlijnaanpak in generalistische wijkteams, waarbij professionals naast het huishouden gaan staan en hen actief helpen om meer zelf 15
te doen en minder gebruik te maken van professionele trajecten (zoals bijvoorbeeld in Leeuwarden). De belangrijkste baten zijn voorkomen escalatie naar de top van de piramide (en daarmee voorkomen inzet van dure interventies) en het terugdringen van de zorgconsumptie door substitutie van zorg- en hulpverleningstrajecten. In Nijmegen is men bezig met de oprichting van sociale wijkteams die zich onder meer op deze doelgroep zullen richten. Onderstaande figuur laat schematisch zien dat de interventiekosten op twee manieren verlaagd kunnen worden: 1. Het terugdringen van de gemiddelde kosten per type huishouden als gevolg van integraal werken, substitutie en stroomlijnen van het aanbod; 2. Het voorkomen van escalatie en dus de inzet van dure interventies. Figuur 3.4. Twee manieren om kosten te verlagen
Toegepast voor de gemeente Nijmegen zou dit betekenen dat de regieaanpak zich focust op de zware doelgroep (de top van de piramide). Deze aanpak zou, op basis van de uitkomsten van de steekproef, dan een maatschappelijke winst hebben van ongeveer 40%. Voor de lichte(re) doelgroep zou een aanpak in generalistische wijkteams (zoals de sociale wijkteams) kunnen leiden tot minder inzet van nieuwe zorgtrajecten, het deels invullen van de zorg door substitutie (eigen kracht en Zware groep
inzet van het sociale netwerk) en het voorkomen van escalatie. LPBL heeft in meerdere gemeenten MKBA’s opgesteld voor soortgelijke aanpakken. Uit deze analyses blijkt dat de 24
maatschappelijke winst in potentie tussen de 25 en 50% bedraagt . Het bovenstaande vraagt om een selectie van de huishoudens die in aanmerking komen voor de aanpak in het regieteam. De opgave is om de topgroep zo klein mogelijk te houden, snel af te schalen en de huishoudens vervolgens niet los te laten, maar door presentie een vinger aan de pols te houden.
24
Zie o.a. MKBA Frontlijnteam Heechterp Schieringen, MKBA Samen DOEN Amsterdam, MKBA Sociale wijkteams Dordrecht, MKBA WIJeindhoven, MKBA Wijkteams Roosendaal 16
Terugdringen recidive Een belangrijke randvoorwaarde voor de verschillende batenposten is het percentage huishoudens dat opnieuw in de (multi)problemen terecht komt. Uit de steekproef blijkt dat dit nu ongeveer 40% is. Op basis van ervaringen elders is het vermoeden dat meer mogelijkheden tot ‘afschalen’ van casussen, bijvoorbeeld naar integrale wijkteams, dit percentage zouden kunnen terugdringen. De huishoudens kunnen dan na afloop van de crisisinterventie ‘warm’ overgedragen worden aan deze teams. Wanneer hierdoor 10 procent minder terug valt, d.w.z. opnieuw terecht komt in de MPH-aanpak, betekent dit een extra baat van circa 0,5 miljoen euro.
Terugdringen recidive
3.4. Verdeling kosten en baten per actor Niet alleen het totale saldo is belangrijk, maar ook de verdeling van de kosten en baten over de verschillende betrokken partijen. Onderstaand figuur geeft deze verdeling. Figuur 3.4: Verdelingseffecten
In de figuur is zichtbaar dat er - naast de projectkosten voor de regieteams - vooral kosten worden gemaakt in de inzet van jeugdzorg, AWBZ-begeleiding, GGZ (zorgverzekeringwet, ZVW) en schuldhulpverlening (Werk en inkomen, W&I). De baten van de aanpak vallen in de eerste plaats bij de huishoudens zelf en de buurt. Beide betreft grotendeels immateriële baten. De jeugdzorg heeft niet alleen hoge kosten maar ook veel baten, door de voorkomen uithuisplaatsingen. De woningcorporatie profiteert van de toegenomen leefbaarheid, dit vertaalt zich immers in een betere verhuurbaarheid en een waardestijging van het bezit. Ook de gemeentelijke inzet op het gebied van zorg en heeft een positief (financieel) saldo. Dit komt door de lagere kosten voor Maatschappelijke Opvang, maar ook door de Nieuw voor Oud financiering van de inzet van NIM. Het Rijk profiteert tot slot eveneens van het lagere beroep op Maatschappelijke opvang en - op de lange termijn - van de betere kansen van kinderen op de arbeidsmarkt.
17
4. Conclusie Uit de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse blijkt dat de regieteams een positief maatschappelijk rendement hebben. Het maatschappelijke saldo van één jaar inzet is ongeveer 1 miljoen euro. De kostenbatenverhouding is 1,4. Dat wil zeggen dat iedere geïnvesteerde euro 1,40 euro oplevert. Wanneer de immateriële effecten (lichtgroen) - vermindering overlast en onveiligheid en een toename van de kwaliteit van leven van de huishoudens - niet in het saldo worden meegenomen, is het (financiële) saldo ongeveer break-even. De baten zijn vooral gelegen in het voorkomen van escalaties zoals huisuitzettingen en uithuisplaatsingen van kinderen. Ook het bieden van een beter toekomstperspectief voor de betrokken kinderen leidt, op de langere termijn, tot aanzienlijke maatschappelijke baten. Tot slot is de aanpak zeer succesvol in het terugdringen van overlast. De MKBA levert de volgende aangrijpingspunten voor het optimaliseren van de aanpak: - Differentiëren in doelgroepen. Enerzijds de ‘plus’-aanpak in regieteams voor de complexe multiprobleem-huishoudens, gericht op het voorkomen van verdere escalatie, het bieden van toekomstperspectief voor kinderen en het terugdringen van overlast. Anderzijds een frontlijnaanpak in generalistische wijkteams voor de groep daaronder (kwetsbare huishoudens met meerdere problemen) waarbij professionals naast het huishouden gaan staan en hen actief helpen om meer zelf te doen en minder gebruik te maken van professionele trajecten. De belangrijkste baten zijn voorkomen escalatie naar de top van de piramide (en daarmee voorkomen inzet van dure interventies) en het terugdringen van de zorgconsumptie door substitutie van zorg- en hulpverle-
ningstrajecten. Het totale rendement van de aanpak kan hiermee worden verhoogd. Terugdringen van recidive. Een belangrijke randvoorwaarde voor de verschillende batenposten is het percentage huishoudens dat opnieuw in de (multi)problemen terecht komt. Door het vergroten van mogelijkheden om ‘af te schalen’ kan dit percentage worden teruggedrongen. Tien procent minder terugval komt overeen met een extra baat van circa 0,5 miljoen euro.
Het bovenstaande vraagt om een selectie van de huishoudens die in aanmerking komen voor de aanpak in het regieteam. De opgave is om de topgroep zo klein mogelijk te houden, snel af te schalen en de huishoudens vervolgens niet los te laten, maar door presentie een vinger aan de pols te houden.
-0-0-0-
18
Bijlage 1. Resultaten steekproef Deze bijlage beschrijft de opzet en de resultaten van de steekproef. De resultaten zijn beschreven voor de totale steekproef en voor respectievelijk de twee deelgroepen: zwaar en licht. Opzet steekproef De steekproef is uitgevoerd door de gemeente Nijmegen, op basis van een instructie van LPBL. Er zijn random 71 afgeronde dossiers getrokken waarvan 24 casussen uit 2011 en 47 uit 2012. Voor ieder dossier zijn de volgende gegevens genoteerd: - Kenmerken van het huishouden (gezinssamenstelling en aantal kinderen); -
Situatie bij aanvang (probleemgebieden, lopende trajecten, zorgen over veiligheid kinderen, overlast);
-
Interventies door regieteam; Situatie bij afsluiting en wijze van afsluiting (met resultaat, zonder resultaat, monitoring).
B1.1. Resultaten totale steekproef We gaan hieronder in op de resultaten van de totale steekproef en de resultaten gesplitst naar de zware groep (3 of meer probleemgebieden) en de lichtere groep (minder dan 3 probleemgebieden). Kenmerken huishoudens Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gezinssamenstelling en het totaal aantal kinderen (per huishouden). Tabel B.1.1. Kenmerken huishoudens Totaal Gezinssamenstelling 1-ouder samenwonend, met kinderen samenwonend, zonder kinderen alleenstaand Totaal aantal kinderen Gemiddeld aantal kinderen
Zwaar
aantal
percentage
30 18 3 20
42% 25% 4% 28%
121 2,5
aantal 17 11 1 10 68 2,4
19
Lichter percentage
aantal
percentage
44% 28% 3% 26%
13 7 2 10
41% 22% 6% 31%
53 2,7
Problemen en lopende trajecten bij aanvang Onderstaande 2 tabellen geven respectievelijk het totaal aantal huishoudens per probleemgebied en het totaal aantal lopende trajecten bij aanvang. Tabel B.1.2. Problemen bij aanvang Totaal Probleemgebieden schulden overlast verslaving GGZ criminaliteit veiligheid kinderen opvoedproblemen huiselijk geweld overig
Zwaar
aantal 32 30 14 24 17 33 26 30 31
percentage 45% 42% 20% 34% 24% 46% 37% 42% 44%
aantal 25 22 11 18 12 20 22 18 22
Lichter percentage
aantal
percentage
64% 56% 28% 46% 31% 51% 56% 46% 56%
7 8 3 6 5 13 4 12 9
22% 25% 9% 19% 16% 41% 13% 38% 28%
Tabel B.1.3. Lopende trajecten bij aanvang Totaal Probleemgebieden justitie schuldhulpverlening reintegratie participatie awbz-begeleiding wmo jeugd- en opvoedhulp ggz anders geen totaal
Zwaar
aantal
Per HH
aantal
13 15 3 1 11 3 25 9 20 18
0.25 0,28 0,06 0,02 0,21 0,06 0,47 0,17 0,38 0,25
7 8 1 1 6 2 16 5 13 6
1,89
20
Lichter Per HH 0,21 0,24 0,03 0,03 0,18 0,06 0,48 0,15 0,39 0,15 1,79
aantal
Per HH
6 7 2 0 5 1 9 4 7 12
0,30 0.35 0,20 0,00 0,25 0,05 0,45 0,20 0,35 0,38 2,05
Interventies regieteam Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal ingezette trajecten per huishouden dat al bekend was en per nieuw gevonden huishouden voor respectievelijk de totale doelgroep, de zware en de lichte gevallen. Tabel B.1.4. Ingezette trajecten per huishouden Totaal Probleemgebieden
hh bekend
Zwaar hh nieuw
Lichter
hh bekend
hh nieuw
hh bekend
hh nieuw
schuldhulpverlening reintegratie participatie awbz-begeleiding wmo AMW (NIM) Gezinscoach jeugd- en opvoedhulp ggz wonen anders
0,15 0,06 0,00 0,22 0,02 0,11 0,11 0,13 0,15 0,25 0,36
0,17 0,00 0,06 0,11 0,06 0,33 0,06 0,22 0,06 0,22 0,39
0,15 0,06 -0,06 0,27 0,06 0,03 0,15 0,24 0,24 0,30 0,42
0,17 0,00 0,50 0,17 0,00 0,50 0,33 0,17 0,17 0,00 0,00
0,20 0,05 0,00 0,13 0,00 0,20 0,00 0,00 0,00 0,20 0,45
0,08 0,00 0,00 0,08 0,00 0,33 0,00 0,17 0,00 0,25 0,25
totaal
1,56
1,67
1,88
2,00
1,23
2,17
Tabel B.1.5. Overige interventies Totaal
Zwaar
Licht
10% 6%
14% 10%
4% 0%
Huisuitzettingen ivm overlast voor omgeving (% hh in de aanpak) Waarvan 50% zonder interventie niet of later had plaatsgevonden
4%
8%
0%
Uithuisplaatsingen ivm veiligheid kinderen (% kinderen in de aanpak) Waarvan 50% zonder interventie niet of later had plaatsgevonden
5%
9%
0%
Door interventie voorkomen huisuitzetting (% hh in de aanpak) Door interventie voorkomen uithuisplaatsing (% kinderen in de aanpak)
21
Na afsluiting Na afsluiting is er een reductie van het aantal overlast gevende adressen. Een gedeelte van de huishoudens krijgt opnieuw problemen. Onderstaande tabel geeft een overzicht. Tabel B.1.6. Na afsluiting
Percentage succesvol afgesloten (gestabiliseerd) Percentage recidive (keer terug, geëscaleerd of zonder succes afgesloten) Reductie overlast gevende adressen
22
Totaal
Zwaar
Licht
62% 38% 78%
61% 39% 82%
62% 38% 69%
Bijlage 2. Cockpit MKBA
23
24
Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens jaarverslag (2012-2013)
15 oktober 2013
Inleiding Voor u ligt het verslag over 2012 en de eerste 9 maanden van 2013 van de Regieteams overlast- en multiprobleemhuishoudens. Hierin worden de meest opvallende ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar in beeld gebracht.
Doelstelling en werkwijze Het hoofddoel van de Regieteams is het verminderen van overlast in de wijk en de zelfregie en het probleemoplossend vermogen van een multiprobleemhuishouden duurzaam te herstellen en te vergroten. In de Regieteams werken gemeente, corporaties, politie, NIM maatschappelijke werk en Bureau Jeugdzorg nauw samen aan één plan van aanpak per huishouden. Daarnaast worden bij de concrete uitwerking van casussen diverse andere hulpen zorginstantie ingezet, wordt indien nodig opgeschaald naar het Veiligheidshuis of het Meldpunt Bijzondere Zorg en afgeschaald naar de Sociale Wijkteams. De werkwijze van de Regieteams is te onderscheiden in vier fasen. In de intakefase worden de signalen over een casus geïnventariseerd en bekeken welke partij of netwerk dit het best op kan pakken. In de uitvoeringsfase formuleert de procesregisseur in samenwerking met de andere regieteamleden de opdracht voor de casusregisseur. In de monitoringsfase wordt gedurende een aantal maanden (soms langer, afhankelijk van de casus) de casus gemonitord. Periodiek komt deze terug op de teamvergadering en wordt geïnventariseerd of het behaalde effect nog steeds gehandhaafd is. Indien noodzakelijk besluit het regieteam bij te sturen. Deze fase eindigt in de afsluiting van de casus, de laatste fase van het werkproces.
Stadsbrede uitrol Op basis van het collegebesluit van eind 2011 is begin januari gestart met de stadsbrede uitrol van de Regieteams, zonder dat dit een uitbreiding van het aantal teams zou betekenen. Bij de indeling van de gebieden van de teams is zoveel mogelijk rekening
gehouden met de indeling van de werkgebieden van de wijkagenten en woonconsulenten in Nijmegen en is nu als volgt verdeeld: Dukenburg, Lindenholt, Zuid, Midden, Noord-Oost-Centrum, Nieuw-West en Oud-West. Eén procesregisseur stuurt het team Dukenburg aan, één procesregisseur team Zuid en team Midden, één procesregisseur team Lindenholt en team Nieuw-West en de laatste procesregisseur stuurt het team Oud-West en Noord-OostCentrum aan.
Update Regieteamwerksysteem (RWS) Op aanbeveling van het evaluatierapport uit 2011 is het RWS geüpdatet. We gebruiken nagenoeg dezelfde gegevens als bij de vorige versie maar nu opgedeeld in en passend bij de fasen die het Regieteam in haar werkproces onderscheid. Sinds juni 2013 is deze versie voltooid en zijn de procesregisseurs bezig om de gegevens van de oude versie goed over te zetten naar de nieuwe versie. Vanwege de update van het systeem zijn de hier gepresenteerde gegevens niet optimaal, maar geven wel een representatief beeld van de casuïstiek.
Omvang en kenmerken casuïstiek In totaal zitten er nu 1138 casussen in het bestand (sinds start 2008), een groot deel hiervan, zo’n 700, is inmiddels ook weer afgesloten. Kijkend naar het aantal aanmeldingen zien we een interessant beeld in relatie tot de stadsbrede uitrol. 2011 was het eerste en enige jaar dat zeven Regieteams in zeven aandachtswijken een volledig jaar operationeel waren. Er zijn in dat jaar 220 nieuwe aanmeldingen gedaan. In 2012, het eerste jaar dat de Regieteams stadsbreed werkten, verwachtten we een behoorlijke toename in het aantal aanmeldingen. Dit bleek mee te vallen, zo’n 270. In de eerste negen maanden van 2013 zijn 157 casussen aangemeld. Hieruit blijkt nu al een terugloop in het aantal casussen, zelfs als het geëxtrapoleerd wordt naar een volledig jaar (12 maanden = 210).
Tabel 1 Aanmeldingen per jaar Tabel 3 Casuïstiek verdeeld per fase
300 200 aantal
100 0 2013
Tabel 4 Casuïstiek per fase, per Regieteam 60 50 40 30 20 10 0
Tabel 2 Aanmeldingen per jaar, per Regieteam
Bij de hierna weergegeven verzameling van gegevens is de analyse gebaseerd op de aanmeldingen van 2012 en 2013 en de casuïstiek die zich met een aanmelding in 2011 nu nog in de intake-, uitvoerings- of monitoringsfase bevindt. Dat 555 casussen. Kijkend naar de fasen waarin de casuïstiek zich bevindt, zien we het volgende beeld. Een groot deel van de casussen die in 2012 of zelfs 2013 is aangemeld, is inmiddels ook weer afgesloten. Daaronder een verdeling van de casuïstiek in fasen, per Regieteam.
afgesloten
Tabel 5 Kenmerken huishoudens 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Percentage n-west/allcht.
2013
nl./westers
2012
monitoring
De samenstelling van de casussen bestaat voor ongeveer 60% uit gezinnen met kinderen. Daarnaast is er een onderscheid gemaakt in Nederlands/Westers en niet-Westers / Allochtone huishoudens, alleenstaanden, eenouder gezinnen en getrouwd / samenwonend.
met kinderen
2011
uitvoering
1-ouder/gesch.
80 60 40 20 0
intake
getr./samenw.
De verdeling van de aanmeldingen in de jaren 2011 – 2013 is ook per regieteam inzichtelijk gemaakt. Daarin is enerzijds het verschil te zien met de stadsdelen waar voor 2012 nog geen Regieteam actief was, daarnaast zien we bij alle gebieden een terugloop in het aantal meldingen. Dit betekent dat we de huishoudens in de stadsdelen steeds beter in beeld hebben en niet meer zo vaak verrast worden door heftige multriprobleem casussen.
Dukenburg Lindenholt Midden Nieuw-West Nrd-Cntr-… Oud-West Zuid
2012
aantal
alleenstnd
2011
250 200 150 100 50 0
Vervolgens is het van belang voor de aanpak in het Regieteam om na te gaan op welke en hoeveel leefgebieden de casus problemen heeft. In de tabel hieronder is te zien hoe vaak de casussen problemen hebben op meerdere leefgebieden. Problemen op het gebied van financiën, opvoeding en woonoverlast komen relatief gezien het vaakst voor met respectievelijk 57%, 50% en 45%. Daarnaast komen huiselijk geweld (32%), verstandelijke beperking (22%) en vormen van verslaving (20%) ook relatief vaak voor. Ongeveer 20% van de casussen wordt aangemerkt als zorgmijdend.
Tabel 6 Problemen op aantal leefgebieden 80 60 40 20
percentage
0 een twee drie
vier of meer
Tabel 7 Melders in het Regieteam 50 40 30 20 10 0
percentage
Een casus die wordt aangemeld bij het Regieteam wordt niet ook altijd opgepakt door het Regieteam. In de intakefase wordt namelijk gekeken welke signalen er precies zijn en of de casus het best opgepakt kan worden door het Regieteam, kan worden overgedragen naar een instelling of het sociale wijkteam (afschalen in het RWS), of doorverwezen naar het Veiligheidshuis of het Meldpunt Bijzondere Zorg (opschalen in het RWS).
Tabel 8 Afschalen, oppakken, opschalen 80
Melders, doorpakkers en doorverwijzen Ook de hieronder genoemde gegevens hebben betrekking op de casuïstiek die in 2012 of 2013 is aangemeld, of zich met een aanmelding uit 2011 nog in de fase intake, uitvoering of monitoring bevindt. Interessant is ook om te kijken naar welke partijen veelal melding doen van een zorgelijke casus in het Regieteam. Dat ziet er als volgt uit. Met “z&w-inst.” worden zorg en welzijnsinstellingen als NIM, Tandem, ZZG, InterLokaal, IrisZorg, Pro Persona, RIBW, Dichterbij, Pluryn en Driestroom bedoeld. Deze zijn voor de overzichtelijkheid samengevoegd. “Vhh” staat voor Veiligheidshuis.
60 40 20
percentage
0
Als besloten wordt dat de casus een “Regieteam-waardige” casus is, volgt in de uitvoeringsfase vaak een opdracht aan een casusregisseur. In een groot aantal gevallen wordt de opdracht verstrekt aan de NIM (zowel casemanagement als gezinscoaching) en Bureau Jeugdzorg. Daarnaast relatief vaak aan instellingen met expertise op het gebied van een (licht) verstandelijke beperking (lvginstellingen), instellingen op het gebied van psychiatrie of verslaving (ggz/verslaving) of de corporaties. Onder overig zijn alle andere
instellingen waar weinig opdrachten naar weg worden gezet en daardoor niet in een categorie zijn op te delen. In de periode 2012 tot september 2013 leidde een aanmelding in het Regieteam 13 keer tot de inzet van een gezinscoach.
Tabel 9 Opdrachten in uitvoeringsfase 35 30 25 20 15 10 5 0 overig
lvg-instelling
ggz/verslaving
jeugdzorg
corporaties
NIM
percentage
Grote verbetering Lichte verbetering Stabiel Lichte verslechtering Grote verslechtering Geen verandering
56,9% 30% 1,6% 1,6% 3,3% 6,6%
In een groot deel van casussen wordt dus ofwel de uitvoeringsfase ofwel de monitoringsfase afgesloten met als resultaat een grote of lichte verbetering. Daarnaast worden casussen soms ook afgesloten met een minimaal of negatief resultaat.
Samenwerking in de wijk
Na de uitvoeringsfase wordt de casus overgedragen naar een instelling waarbij het Regieteam gedurende een periode monitort of het resultaat dat behaald is behouden blijft of bijsturing nodig is. De verdeling over instellingen die na de uitvoeringsfase de casus krijgen overgedragen ziet er als volgt uit.
Tabel 10 Overdracht na uitvoeringsfase 30 25 20 15 10 5 0
monitoringsfase en na afsluiting door het Regieteam, zijn deze resultaten, waar ingevuld, samengevoegd.
percentage
Resultaten na uitvoering/afsluiting Omdat met de nieuwe update van het systeem nog onvoldoende te zeggen is over de resultaten na de uitvoeringsen
De samenwerking tussen de Regieteams en de sociale wijkteams (samenwerking van diversie zorg- en welzijnsinstellingen ter bevordering van de samenredzaamheid) is belangrijk om casuïstiek met de juiste, best passende werkwijze te kunnen oppakken. Sinds april 2012 in Lindenholt, juni 2012 in Hatert, oktober 2012 in Dukenburg en begin dit voorjaar in Noord nemen procesregisseur en teamleider van het sociale wijkteam periodiek casuïstiek met elkaar door om na te gaan of deze nog steeds op de juiste plek opgepakt wordt. Een vergelijkbare verbinding is er ook met de brede school ondersteuningsteams in Dukenburg en de Zorg-Adviesteams op de basisscholen in de rest van Nijmegen. Procesregisseurs schuiven ofwel periodiek, ofwel op basis van casuïstiek aan indien noodzakelijk. Op het moment dat ook de sociale wijkteams in heel Nijmegen operationeel zijn, moet hier een logische samenwerking voor gevonden worden en zaken op één plek, eenduidig worden afgestemd. Daarnaast is er in ieder stadsdeel een gebiedsgebonden jongerenoverleg onder leiding van de gemeente, waaraan politie, Bureau Toezicht, jongerenwerk en soms ook straatcoaches deelnemen. Daarin wordt de
aanpak op hinderlijke, overlast gevende en criminele jongerengroepen en risico-locaties besproken en heldere samenwerkingsafspraken gemaakt over de aanpak (draaiboek “Mooi Weer”). Er wordt gekeken welke jongeren uit deze groepen ook bekend zijn of zouden moeten zijn bij het Regieteam. De wijkagent is in individuele casuïstiek hierin de linking pin tussen het Regieteam en jongerenoverleg, wat wil zeggen dat hij ervoor zorgt dat de juiste informatie op de juiste plek komt. Dit is nog in ontwikkeling.
Samenwerking Veiligheid(shuis) Tussen de Regieteams en het Veiligheidshuis wordt intensief samengewerkt. Vanuit de huiselijk geweld-keten krijgen de Regieteams casussen aangedragen die in het Veiligheidshuis niet op hun plek zijn, maar waarover in de Regieteams veel informatie ligt, een plan van aanpak moet worden gemaakt, of de huiselijk geweld-melding van belang is voor het plan van aanpak dat al via de Regieteams is afgesproken. Dit geldt ook voor de keten Jeugd. Daarnaast verwijzen de Regieteams multiproblem-casussen waarbij de justitiële component leidend is in de complexiteit van de casus door naar het Veiligheidshuis. Per 1 oktober verandert deze manier van werken gedeeltelijk, gezien de doorontwikkeling van het Veiligheidshuis van een ketenaanpak naar de top-150 aanpak. Naast de samenwerking met het Veiligheidshuis is samenwerking tussen de Regieteams en de afdeling Veiligheid van de gemeente Nijmegen van belang als het gaat om extreem overlast gevende casussen waarbij sprake is van (een dreiging van) maatschappelijke onrust. Dit raakt de openbare orde en veiligheid, portefeuille van de burgemeester en de afdeling Veiligheid voert in zo’n casus de regie. Het Regieteam vertegenwoordigt hierin vaak de gebiedsgebonden aanpak en ondersteunt bij de hulpverlening in het gezin of de gezinnen. Afhankelijk van de casuïstiek gebeurt dit in samenwerking met het Meldpunt Bijzondere Zorg.
Samenwerking Meldpunt Bijzonder Zorg Naast de hierboven genoemde samenwerking is het Meldpunt Bijzondere Zorg meer op afstand van de Regieteams komen te staan. Tot eind 2011 waren zij vaste partner in het Regieteam maar dit concept is met de stadsbrede uitrol van de Regieteams losgelaten. Door de stadsbrede uitrol kon het concept van “lokaal doen, wat lokaal kan” in de hele stad worden toegepast en is het Meldpunt Bijzondere Zorg zich meer gaan richten op de meest complexe doelgroep van de OGGz. Komt in de Regieteams casuïstiek aan de orde die voldoet aan de criteria van het Meldpunt Bijzondere Zorg en is het voor het Regieteam te complex om op te pakken, wordt doorverwezen naar het Meldpunt. Andersom verwijst het Meldpunt een aantal keer per jaar casussen vanuit hun aanpak door naar de Regieteams omdat een (vervolg)aanpak op niveau van het Regieteam gewenst is. De geschilpunten die uit de evaluatie van 2011 naar voren komen zijn opgelost en er is nu sprake van professionele afstemming en samenwerking waar nodig.
Managersoverleg Regieteams Conform de aanbevelingen uit het evaluatierapport uit 2011 is een overleg ingesteld waarbij de managers van de organisaties die aan de Regieteams verbonden zijn 4 keer per jaar afstemmen over relevante zaken. Soms is een complexe casus een voorbeeld om betere werkafspraken te maken, vaak wordt geïnformeerd over recente organisatieontwikkelingen en de invloed daarvan op de aanpak in de Regieteams en ook de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse is besproken. Het wordt als prettig ervaren om elkaar te informeren en af te stemmen.
Professionalisering procesregisseurs Zoals aangekondigd in het collegevoorstel over de stadsbrede uitrol van de Regieteams is de afgelopen periode ook geïnvesteerd in de professionalisering van de procesregisseurs.
Zij hebben in de eerste helft van 2012 een op maat gemaakte opleiding gevolgd die hun kennis en competenties op het gebied van regievoering en opdrachtgeversrol verder uitbreidde. Daarnaast hebben zij tweewekelijks intervisie met elkaar, welke vier keer per jaar begeleid en ondersteund wordt door degene die de HAN-opleiding verzorgd heeft om het behaalde resultaat vast te houden. In het najaar van 2012 zijn, middels een symposium, de regieteamleden geïnformeerd over de ontwikkelingen die de procesregisseurs hebben doorgemaakt en de gevolgen die dit heeft voor een betere werkwijze binnen de Regieteams. Sindsdien wordt gewerkt met een nog concretere inventarisatie van de signalen en een duidelijke omschrijving van de doelen voor het plan van aanpak. Bovendien worden duidelijke afspraken vastgelegd over de momenten waarop door de casusregisseur teruggekoppeld wordt aan het Regieteam, waar de casusregisseur op moet sturen en wanneer de procesregisseur ingezet moet worden om de casus vlot te trekken. Daarnaast proberen we steeds meer de verbinding te maken vanuit de praktijk naar beleid. Signalen over het verbeteren van de samenwerking pakken we serieus op en werken we uit. Een onderdeel hiervan is, is dat iedere procesregisseur een accountrol vervult richting de kernpartners van de regieteams; de woningbouwcorporaties, Bureau Jeugdzorg, Politie en NIM maatschappelijk werk.
Landelijk netwerk Achter de Voordeur De manager van de regieteams heeft in diverse bijeenkomsten van het landelijk netwerk “Achter de Voordeur”, de Nijmeegse aanpak van de Regieteams vertegenwoordigd, bijgedragen aan de kennisontwikkeling binnen het netwerk en de rol van intervisor op haar genomen in één van de deelleernetwerken die uit het landelijk netwerk is ontstaan. Dit had tot gevolg dat het ministerie van Binnenlandse Zaken een dag faciliteerde die door Nijmegen mocht worden ingevuld en we benut hebben om met relevante beleidsadviseurs en werkers uit de Nijmeegse en Apeldoornse aanpak
kennis uit te wisselen over de gevolgen die de aankomende transities hebben op de multiprobleem-aanpak. Bovendien zijn afgelopen periode twee Directeuren-Generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Nijmegen op bezoek geweest om zich te laten informeren over de Nijmeegse aanpak van sociale wijkteams en Regieteams.
Aanleveren begrotingswijziging Steller
Frank Graveth
BW Soort wijziging Soort besluit Besluitperiode Omschrijving
BW-01297 Struct.inz.R Let Begrotingswijziging BESL-RAAD 201310 Struct.inz.Regieteam
op, lees eerst de WERKINSTRUCTIE die op het intranet staat.
0,00 0,00
Verrekeningen debet Verrekeningen credit Saldo Totaal debet Totaal credit Saldo kpl /
product
kosten-
wijk
goed 0,00 0,00 goed functie
soort
41001 43039 86001 46002 44015
320.000,00 320.000,00 goed 320.000,00 320.000,00 goed
320.000,00 320.000,00 goed 320.000,00 320.000,00 goed
320.000,00 320.000,00 goed 320.000,00 320.000,00 goed
Deb /
2013
product specificatie Soort mutatie Document soort 50177 D 50177 D 50177 D 61217 S1752 61217 S1752
320.000,00 320.000,00 goed 320.000,00 320.000,00 goed
2014
2015
2016
2017
Omschrijving
Cred
D D D D D
D D C D D
MS Meerjr.strc. MS Meerjr.strc. MS Meerjr.strc. MS Meerjr.strc. WYZ-MS WYZ-MS WYZ-MS WYZ-MS 309.571,00 309.571,00 309.571,00 309.571,00 10.429,00 10.429,00 10.429,00 10.429,00 320.000,00 320.000,00 320.000,00 320.000,00 320.000,00 320.000,00 320.000,00 320.000,00 -320.000,00 -320.000,00 -320.000,00 -320.000,00
Pagina 1 van 2
Str.inzet Regieteams Werkb.str.inzet Regieteams Str.inzet Regieteams Str.inzet Regieteams Str.inzet Regieteams
Financiele bijsluiter begrotingswijziging: BW-01297 Totaal effect wijziging
2013 Lasten
Baten 0
Saldo 0
2014 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
2015 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
2016 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
0
Programma: 1051 Zorg & Welzijn Product: 1P11-1051-06 Maatschappelijke opvang Baten was
2013 Lasten
Saldo
Baten
2014 Lasten
Saldo
Baten
2015 Lasten
Saldo
Baten
2016 Lasten
Saldo
1.094
14.282
13.188
803
15.161
14.358
753
14.954
14.201
572
14.228
13.656
1.094
14.282
13.188
803
15.161
14.358
753
14.954
14.201
572
14.228
13.656
Str.inzet Regieteams Totaal 1P11-1051-06 Maatschappelijke opvang
28-okt-2013
1
13:49:48
Financiele bijsluiter begrotingswijziging: BW-01297 Totaal effect wijziging
2013 Lasten
Baten 0
Saldo 0
2014 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
2015 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
2016 Lasten
Baten 0
0
Saldo 0
0
1051 Zorg & Welzijn Baten was
2013 Lasten
Saldo
Baten
2014 Lasten
Saldo
Baten
2015 Lasten
Saldo
Baten
2016 Lasten
Saldo
5.996
68.055
62.059
5.519
67.882
62.363
3.633
58.331
54.698
2.859
53.947
51.089
5.996
68.055
62.059
5.519
67.882
62.363
3.633
58.331
54.698
2.859
53.947
51.089
Str.inzet Regieteams Totaal 1051 Zorg & Welzijn
28-okt-2013
1
13:50:29
2
practices' van de verschillende aanpakken in Rivierenland en Nijmegen optimaal kunnen worden benut. In noot 10 op biz 9 wordt geconstateerd dat het gevaar bestaat dat verschillende organisaties interne ketens en 'zorgpaden' ontwikkelen, waarin de client niet centraal staat, maar het behoud van de eigen organisatie. Dit gevaar is heel reeel en om het te pareren is een centrale sturende rol van de gemeenten zeer gewenst. De aandacht voor de LVG groep (licht verstandelijk gehandicapten), die in de OGGZ doelgroep veel voorkomt, maar weinig als zodanig wordt herkend, zou o.i. moeten worden vergroot. Deze doelgroep is extra kwetsbaar om in de problemen te geraken. Ook opvang na detentie zou meer prioriteit moeten krijgen. Clienten komen onverzekerd uit de gevangenis. Zonder geld. Zij zijn vaak huis en inboedel kwijt, hun relatie kan bekoeld zijn en zij gaan terug naar hun oude vrienden. De kans terug te vallen in oude patronen is groot. De gebruikers (verslaafden in detentie) zijn meestal clean als ze weer vrij komen, maar als ze dat \Ndllen blijven hebben ze daar hulp bij nodig van de verslavingszorg. Daar is vaak een wachtlijst van maanden voor, om in begeleiding te komen. Een ander probleem is de somatische gezondheidszorg. Omdat clienten geen prioriteit leggen bij hun gezondheid (zorgmijders) zullen zij niet gemakkelijk naar hun eigen huisarts gaan als zij die al hebben. De huisartsenzorg is niet goed genoeg ingericht voor deze complexe problematiek. Het vraagt outreachende aanbod en aanpak. Het "Buitenzorg"initiatief blijft hierdoor zeer nodig. Positief is de aandacht voor zwerfjongeren. Nu wordt voor de jongeren die onder jeugdzorg vallen, bij 18 jaar de begeleiding gestopt. Een deel glijdt af en wordt dakloos. Door de grens van 18 jaar los te laten en clienten te blijven volgen, kan dit deels voorkomen worden. Punt van zorg is daarbij wel weer de kosten die de opvang van zwerfjongeren met zich meebrengt. De nadruk op de FACT teams (Functional Assertive Community Treatment), multidiciplinaire teams wordt door ons positief ontvangen. Wel is daarbij de zorg dat de FACT teams makkelijk kunnen dicht slibben omdat de begeleiding langer duurt dan gepland is en de mankracht te mager. U ziet dat we al met al deze nota positief hebben ontvangen, maar wel een aantai zorgpunten hebben geformuleerd. Wij zien uit naar de komende uit\'oering, waarop we als adviescommissles opnieuw zullen reageren. Met vriendelijke groet.
An Heyde-Bouwen, Voorzitter Seniorenraad
Christianne Bongers Voorzitter Ad\descommissie J M G
secretaris