F cus Jean Bastiaens over de geestelijke ruimte van het Bijbelhuis in Zevenkerken
Dirk Hanssens osb & Luc Devisscher
De Bijbeldienst van het bisdom Brugge heeft sinds haar oprichting in 1992 talloze inspanningen geleverd om de Schriftkennis onder de gelovigen te vergroten en te verfijnen. Tot die lovenswaardige initiatieven hoort het Bijbelhuis dat in 2007 zijn deuren opende in een vleugel van de oude abdijhoeve van de Sint-Andriesabdij in Zevenkerken. De multimediale en interactieve bijbelexploraties, waartoe oudtestamenticus Frans Lefevre en zijn ploeg alle denkbare kansen schiep, gebeuren voortaan onder het voogdijschap van diaken en exegeet Jean Bastiaens, de nieuwe directeur van het Bijbelhuis. De Kovel ontdekte in Bastiaens een gedreven verkondiger die zich bovendien terdege bewust is van de maatschappelijke en monastieke impact van zijn job.
Jean Bastiaens weet dat zijn duospan interviewers – een uit het monastieke midden en een uit de wereld van de Bijbel en het godsdienstonderricht – het parcours van de permanente bijbeltentoonstelling op de benedenverdieping van de abdijhoeve al eerder hebben doorlopen. Aan de balie van het Bijbelhuis wijdt hij – na een allerhartelijkst ‘welkom’ – daarom geen gebenedijd woord aan de obligate audiofoon en andere technologische hulpmiddelen die de bezoekers ter beschikking staan, maar trekt met zijn gezelschap onmiddellijk naar de bovenverdieping, het zogenaamde multimediale verwerkingscentrum. Er staat een rijtje computers, aangesloten op internet. Een twintigtal stoelen is in auditoriumstijl opgesteld, met een grote witte wand er tegenover – het kan niet anders of hier worden optische hoogstandjes over de Bijbel vertoond. En nog
77 de kovel
“Hier beleef je de Bijbel als een huis van woningen”
de kovel
78
Jean Bastiaens. © foto: Elke van Aken.
pakt de nieuwe directeur niet uit met de snufjes die zo aantrekkelijk zijn voor de moderne mens. Hij schuift een paar tafels bijeen en laat ons plaatsnemen. Ouderwetser kan haast niet. Bastiaens’ glimlach – een minimaal maar fijnzinnig antwoord op onze verbaasde blikken – lijkt het woord van Paulus te onderstrepen: “U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.” (cf. Rom 12,2) Maar alsof hij weet waaraan zijn bezoekers denken, probeert de directeur in een eerste uitlating over ‘zijn’ Bijbelhuis toch weer de band te herstellen tussen de eeuwenoude perkamenten van de Bijbel en het geïnformatiseerde leven van vandaag, tussen het gezag van de Schrift en de hedendaagse beleving van de wereld. “Verbindingen leggen tussen tekst en leven, tussen ‘Wat we beogen is niet de overdracht exegese en actualiteit is in elke tijd nodig opdat van kennis maar de inwijding in de de Bijbel vernieuwing en transformatie zou onmetelijke, open ruimte van de Bijbel.’ kunnen teweegbrengen. Op bijbelse grond gaan staan zonder daarom blind te zijn voor de tekenen van de eenentwintigste eeuw – dat is het wat het Bijbelhuis wil verwezenlijken. Als informatica en technologie daarbij behulpzaam zijn, waarom ze dan niet ten volle benutten? Voor de goede combinatie op het goede moment, zorgt de Geest.” Jean Bastiaens zucht even. In een Bijbelhuis waar zoveel geattendeerd wordt op het gebruik van de ogen en de oren van de bezoekers, heeft de Geest een cruciale maar onnaspeurbare taak. Denkt onze gids nu aan een ander vers van Paulus? Als dat zo is, dan moet het wel dit zijn, uit de eerste brief aan de Korintiërs: “Het is zoals geschreven staat: ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor
niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft.’ God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God.” (1 Kor 2,9-10) Is het Bijbelhuis er in de eerste plaats voor de gelovige die aanvaardt dat er een Geest nodig is om de Bijbel in zijn samenhang te verstaan en te beleven? Of komt de expo eerder tegemoet aan de cultuurhistorische of zelfs artistieke honger van de bezoeker?
Wie zonder vragen aankomt, vindt dus geen ingang? In zekere zin klopt dat. Vooraleer je het gevoel krijgt bij de hand genomen te worden – noem het voor mijn part gerust de jad hasjamajim of de ‘Hand uit de hemel’ – moet je de Gids – schrijf dat ook maar met hoofdletter! – een vraag hebben voorgelegd. Het is de taak van de begeleider om die vraag op te roepen. Subtiel werk waarbij hij geholpen wordt door opschriften, beelden en doe-uitnodigingen die bij het bewandelen van de exporuimte direct in het oog springen. Het eerste compartiment van de tentoonstelling (maar ook de visuele ‘insteken’ van de overige afdelingen) wil trouwens meer oproepen dan kennis aanreiken. Zeg maar dat het Bijbel-
79 de kovel
Jean Bastiaens: Waarom het ene tegen het andere uitgespeeld? Overigens, die Geest is er een van onbevooroordeelde openheid. De interactieve opstelling van de tentoonstelling beoogt zelfs het effect van een open huis waarin geëxploreerd mag worden naar eigen vermogen en behoefte. De bijbelexpo is niet opgevat als een museum met gebruiken of voorwerpen uit de leefwereld van de bijbelse landen. De hoofddoelstelling luidt: hoe de Bijbel benaderen, welk soort boek is de Bijbel en hoe lees, versta en beleef je de Schrift? Daarbij klinken van bij het begin de vragen die velen hieromtrent hebben. Bij elke vraag reikt het Bijbelhuis een leessleutel aan. Maar de alertheid van de gids is evengoed van onschatbare waarde. Die gids zal als een geduldige ‘parakleet’ een leesveld moeten openen waarin de bezoeker voetje voor voetje en beetje bij beetje thuiskomt in de joodschristelijke traditie. Naargelang de aard van de initiële vraag van de bezoeker – welk soort boek is de Bijbel? wie schreef de verschillende onderdelen ervan? is alles waar gebeurd? hoe zit dat met die verschillende vertalingen van de Bijbel? gaat het om geschriften die exclusief aan gelovigen toebehoren? – wijst de gids een ontdekkingsroute aan en spoort hij aan tot een thematische verkenning van de tentoonstelling.
huis veeleer wil inwijden in de onmetelijke ruimte van de Schrift. Zoiets gaat verder dan de overdracht van informatie. Als op het einde van de rit de bezoeker de overtuiging is toegedaan dat de Bijbel geen massief voorwerp is voor de boekenplank maar een universum dat alle tijden omspant en vooral zo fascinerend is dat je het niet bij één verkenning kunt laten, dan is het bezoek geslaagd te noemen. Niet alle vragen zijn dan opgelost. Maar geen nood, de verkenner heeft alvast de impressie opgedaan van een groots huis met vele woningen dat erom vraagt bewoond te worden. Bij een volgend bezoek staan zijn zintuigen meteen open voor een nieuwe verwondering en kan de audiofoon het ‘bewijs’ leveren dat het geloof uit het gehoor komt, ook op momenten waarop men iets anders had verwacht.
80 de kovel
De bezoekers van het Bijbelhuis zijn Ethiopiërs die bij Filippus komen aankloppen?
© foto: Bijbelhuis Zevenkerken.
Fijn dat jullie aan die passage uit de Schrift denken. Dat stukje uit de Handelingen is een knap staaltje van mystagogie. Filippus fungeert er als initiator in de mysteriën. Hij plaatst een en ander in zijn context zodat de vraag om de ritus te ondergaan vanzelf bij de Ethiopiër opkomt: “Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?” (Hnd 8,38) Maar net zoals deze bijbelse duider van het boek Jesaja, zal de gids in het Bijbelhuis toch ook eerst het tafellaken – dat gigantische patchwork van culturen, tradities, achterliggende mythologische voorstellingen en literaire genres – ergens moeten vastgrijpen om het op te tillen. Anders gezegd, hij kiest een bepaalde ingang in het huis ‘Bijbel’ en
Dus toch een sfeer van lectio divina in het Bijbelhuis? Dat zou ik denken, ja! Veel uitgebreide Schriftcitaten zijn hier dan wel niet te vinden – tenzij in de bibliotheekkast met de literaire genres van de Bijbel – maar er is des te meer aandacht besteed aan de condities waarin de lectio en de meditatio – die eerste twee stappen voor de geestelijke lezing – vruchtbaar kunnen worden. Dat dit met een touchscreen gebeurt of met knoppen die bijkomende informatie oproepen en soms zelfs hele evoluties visualiseren, hoeft niet te betekenen dat er ondertussen geen brugjes worden geslagen tussen de Bijbel en het steeds voor uitzuivering vatbare persoonlijke leven. Zelfs die audiofoon op het hoofd zorgt voor een concentratie die raakvlakken heeft met het klimaat van afzondering waarin een monnik doorstoot naar de fasen van oratio en contemplatio, stappen drie en vier in het proces van de lectio divina. Al hoeft dat natuurlijk allemaal niet. Voor sommigen is de kerninformatie die de audiofoon automatisch meegeeft bij het betreden van een bepaalde zone, gewoon de
81 de kovel
zorgt er met een beperkende themaroute voor dat er een samenhangend beeld ontstaat. Er zijn intussen al tien zo’n themaroutes uitgewerkt – stuk voor stuk clusters van achtergrondinformatie en verkenningen die garant staan voor een mooie integratie van kennis en inzicht die zich als een coherent geheel – een leefwereld! – aandient. Eigenlijk wordt de bezoeker zover gebracht dat hij de moed vindt om zelf de wereld van de Bijbel open te breken en er zijn voordeel mee te doen. Dat zou oneerbiedig klinken als er niet evenveel nadruk wordt gelegd op het aspect van openbaring dat geheel aan de kant van God ligt. Al is de term ‘nadruk’ hier natuurlijk slecht gekozen. Het gaat om dat onvatbare aspect van de tentoonstelling dat neigt naar verwondering en contemplatie. In de hoofdlijn van de expo kun je vier delen onderscheiden. Een eerste afdeling maakt sluimerende vragen tot prangende kwesties: welk soort boek is de Bijbel? Is het nog wel een boek voor deze tijd? En aan wie behoort het toe? Deze vragen wekken nieuwsgierigheid naar het godsdiensthistorisch kader van de Bijbel: de kosmische dimensie van het Tweestromenland, het ontstaan van de godsdienst van Israël, enzovoort. Dat is aan de orde in het tweede deel. Hier wordt het inzicht ingescherpt dat mensen en volkeren op verschillende manieren op zoek gingen (en gaan) naar God. Het is het fenomenologische en antropologische luik, zo onmisbaar om het godsvolk Israël (met zijn wetgevers, rechters, koningen en profeten) beter te leren kennen. Het derde deel laat op meerdere wijzen het besef groeien dat God ook zelf op zoek gaat naar de mens. God openbaart zich. De Hebreeuwse Bijbel is van die openbaring de neerslag, en tegelijk ook een ‘Hier eindigt de ontdekkingsreis nooit. antwoord: een Woord om er stil en biddend bij Je ondergaat een soort spel dat ook in te verwijlen. In het vierde deel tenslotte ligt de het getijdengebed van monniken voor focus bij Jezus, zijn optreden in Galilea en ongekende vergezichten zorgt.’ Jeruzalem, en bij de verschillende vensters waardoor je naar Jezus kunt kijken.
stimulans om de intellectuele honger te stillen door een nummer in te toetsen voor bijkomende uitleg, hetzij ter nadere kennismaking met het boek dat zowel joden, christenen als moslims inspireert, hetzij om iets meer te weten over de wordingsgeschiedenis van het Nieuwe Testament.
de kovel
82
Het is dan nog maar de vraag of die weetgrage bezoekers echt de toepassing van hun ervaringen kunnen maken zoals de ploeg van Frans Lefevre dat deed in het laatste compartiment van de expo, in die meditatieve ruimte waar het scheppingsgedicht uit het eerste boek van de Bijbel door de kalligrafie van Jan Rossey en het lied van Herman van Veen als een venster gaat fungeren waardoor je alle bijbelse beelden uit Eerste en Tweede Verbond in een stoet van eendracht ziet voorbij wandelen. Mooi samengevat! Die zone achter het gordijn, vlakbij de uitgang van de exporuimte, is exemplarisch voor de goede benadering van een bijbelperikoop, in dit geval de eerste bladzijde uit de Schrift, Genesis 1. Hier ervaar je de intrinsieke samenhang van de Bijbel, een eenheid waardoor ook je eigen leven, anno 2010, een zin en oriëntatie kan krijgen die je er zelf nooit aan had kunnen geven. Hier maakt het ‘leerhuis’ de omslag naar een ‘leefhuis’ en wordt het verlangen aangewakkerd om thuis te komen in de geheimen van het geloof. Elders in het parcours van de tentoonstelling gebeurt dat ook, maar minder expliciet. Neem nu die ladekast van de feestrollen van Israël. Je opent die van het Pesachfeest en vindt er de matze of het ongedesemde brood en vier bekers wijn uitgestald. Kom je dan even later een psalmtekst tegen, dan weet je dat die oeroude gebeden dankliederen zijn voor wat een mens aan eenvoudige gaven ontvangt – “brood om van te leven en wijn die vreugde schept”. En is er eigenlijk iets veranderd? Wat bij zo’n rondgang opvalt, is dat de eenduidigheid van de klassieke catechismus antwoorden ontbreekt, spijts alle coherentie en samenhang der onderdelen. Alleen al het antwoord op de hamvraag rond de identiteit van Jezus van Nazaret, is zo rijkgeschakeerd als er schrijvers zijn in
het Nieuwe Testament. Het volstaat de zeven zuiltjes met de namen van even zovele verkondigers te consulteren en je beseft dat je met die Bijbel niet tien maand of tien jaar, maar een heel leven zoet bent. Samenhang en eenheid die de immensiteit en de rijkdom niet in de weg staan?
Dat bronzen beeld van Mozes, halfweg het parcours van de expo, zuigt overigens alle aandacht naar zich toe. Het beeld maakt deel uit van een trio. Het trio van bijbelse personages die de Tenach of de Hebreeuwse Bijbel vertegenwoordigen: Wet (Tora), Profeten (Nebiïm) en Geschriften (Chetubim). Voor de Wet valt geen ander figuur te bedenken dan Mozes die de stenen tafelen van de Sinaiberg naar beneden droeg. Dat voor het profetengilde de ‘kleine’ Amos mag opdraven, is minder vanzelfsprekend. Maar ik maal er niet om. Amos, een
83 de kovel
Precies. De ontdekkingsreis eindigt nooit. En om daarvan overtuigd te raken, moet je het Woord ook in de liturgie beleven. De liturgie – die ultieme geestelijke leidsvrouw – gaat uit van de eenheid van de Schrift, maar leidt ook tot een beter begrip van de Bijbel doordat ze in het spel van de intertekstualiteit (vraag en antwoord, contrasten, psalmen met nieuwtestamentische verzen als antifoon, …) verbanden blootlegt die nooit aan het licht komen in een sec-exegetische benadering van diezelfde teksten. Bovendien is het lezen van de Bijbel in de context van de liturgie sterk toegespitst op de heilshistorische dynamiek die in de Schrift verborgen ligt, wachtend op de biddende mens die er een concrete gestalte aan verleent. Het Woord Gods kun je dus maar beter ook eens beluisteren in de lectio continua van de woorddiensten of in de getijdengebeden van de monniken. In de abdijkerk van Zevenkerken – amper vijftig meter van het Bijbelhuis vandaan – vallen tijdens de lauden of de vespers alle beperkingen van een puur wetenschappelijke benadering van de Bijbel weg. Dit is pas echte mystagogie wat daar gebeurt. Dit is – en vergeef me het knipoogje naar een recentelijk uitgegeven boek – de azuurblauwe 3D-versie van de meest polyglotte Studiebijbel. (Nvdr: Bastiaens verwijst naar de Studiebijbel in Perspectief, NBG/ Jongbloed, 2009. Die protestantse uitgave werd – omwille van haar weinig studieuze nadruk op de samenhang van de Schrift en haar ietwat aangezette manier waarop het nochtans vrije werk van de Geest in begeleidend commentaar ‘gestuurd’ wordt – door Frans Lefevre ooit de ‘blauwe’ versie van de wetenschappelijk sterkere ‘rode’ NBV Studiebijbel genoemd.) De onderdompeling in een abdijliturgie vermijdt dat we al op voorhand denken te weten wat er in de Bijbel staat. De soms vreemde clash der teksten is zinverrijkend, want ze openbaart telkens weer iets anders van de oneindige rijkdom aan betekenissen die in de Schrift liggen opgeborgen. Dat doet me denken aan de midrasj die vertelt hoe Mozes zich in een visioen als leerling in de bank zag zitten terwijl hij luisterde naar het onderricht van rabbi Akiva over zijn Tora!
de kovel
84
veehoeder uit het zuiden, was onverbiddelijk in zijn aanklacht tegen hofcollega’s die zich bezondigden aan machtsmisbruik. Slippendragerij en lippendienst aan de hiërarchie was hem een gruwel. Die opstandigheid zou hedendaagse ‘kleine’ profeten wat meer mogen sieren. Als representant van de Geschriften modelleerde de kunstenaar tenslotte de figuur van David, de dansende koning met de harp. Meer dan Salomo, de vermeende schrijver van Prediker, Hooglied en Spreuken, past die reus van de Hebreeuwse Bijbel bij een monastieke traditie. Kiezen de monniken niet de Davidsliederen, die menselijke stem uit het psalter, als merg voor hun getijden? En is hun liturgie ook geen gestileerde vorm van zang en dans? David staat bovendien voor de messiaanse verwachting. Dat roept dan weer een aardige associatie op met de gemeenzame typering van monniken als eeuwige adventsmensen. En lees dan eens de teksten op de panelen achter de bronzen beelden. Zowaar een heel leerplan voor het godsdienstonderricht. Over het leerplan gesproken – daar is vandaag nogal wat heibel over. Onlangs kwam het godsdienstonderricht in het Vlaamse schoolnetwerk in de media naar aanleiding van een uitspraak van aartsbisschop Léonard. Mgr. Léonard vraagt meer aandacht voor kennisoverdracht, terwijl Mieke van Hecke, de directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, er enigszins geprikkeld op wijst dat de door de bisschoppenconferentie mee goedgekeurde leerplannen (die vertrekken van de maatschappelijke interesses van de jongeren) evengoed kansen bieden om – op een natuurlijker wijze – de antwoorden uit de Bijbel naar voren te brengen. De vingerwijzing van de aartsbisschop raakt aan bedenkingen die al langer leven, ook bij leerkrachten. Alleen bracht hij zijn kritiek wat onbehouwen naar voren. Geen enkele leerkracht godsdienst wil horen dat hij of zij maar een ‘allegaartje’ opdist. Lesgevers willen er wel degelijk hun steentje toe bijdragen dat leerlingen een levensbeschouwelijke identiteit opbouwen. Hoewel… die hoofddoelstelling blijft een vaag gegeven, hé. De leerplannen gaan niet uit van een catechetisch concept. Met hun typisch antropologische invalshoeken zorgen ze echter voor een aantal valkuilen, waarvan het gemis aan samenhang in de christelijke visie er een van is. De huidige leerplannen zijn complex en gedifferentieerd. Het zijn ‘werkplaatsen’ die veel inventiviteit en flexibiliteit van de leerkracht vergen. En daar ligt nu juist de tere plek: de heuristische kwaliteiten van hen die ze toepassen zijn zwaar overschat. Talloos zijn de kansen om bijbelpassages op een zinnige manier bij
Het Bijbelhuis is genoemd naar de abdij waarvan het de lokalen in bruikleen heeft. Maar die naam ‘Zevenkerken’ is een verwijzing naar de zeven kerken van Asia, de geadresseerden van het bemoedigende bijbelboek dat we kennen onder de benaming ‘Apokalyps’ of ‘Openbaring’ van Johannes. Welke zijn de zeven kerken waarnaar het Bijbelhuis zijn hoopvolle boodschap richt? Welke kerken willen we een hart onder de riem steken? Tja, dat is een vraag als een bronzen klok. Ik waag een poging en spreek ten persoonlijke titel. Bovenal wil het Bijbelhuis er zijn voor de kerk van de bijbelliefhebbers, de ‘Davids’ die zich niet te beroerd voelen om te zingen en te dansen bij zoveel schittering van goud dat van het Woord afstraalt. Het Bijbelhuis wil steun verlenen aan de kerk van de onbevooroordeelde openheid. Voorts draagt het de kerk van de vrijmoedigheid – die van de apostel Paulus – een warm hart toe. Het Bijbelhuis sympathiseert zelfs met de kerk van de opstandige maar constructief ingestelde profeten – die van Amos dus. Volgens mij heb ik nu al vier Aziatische kerken opgesomd. Hier de laatste drie: de kerk van de Vader, de God van joden, christenen en moslims; de kerk van de Zoon, de profeet die geen getto’s duldde; en de kerk van de Geest, de onnaspeurbare kracht die niettemin vreugde verschaft aan al wie zijn hulp aanvaardt om het Woord open te breken en te bewonen als een huis van vele woningen. Kan dat ermee door als antwoord op een vraag die eigenlijk veel te groot is voor mensen?
85 de kovel
het leerprogramma te betrekken, maar je moet verduveld goed met de materie vertrouwd zijn om dit op een manier te doen die recht verschaft zowel aan de leefconditie van de jongere als aan de rijkdom of het polyvalente karakter van het citaat uit de Schrift. Kortom, omdat het huidige leerplan voor het godsdienstonderricht zo idealistisch is, werkt het vaak niet. De roep om meer inhoud is dus terecht. Maar daarom hoef je het godsdienstonderricht nog niet te versmallen tot een vak van pure kennisoverdracht. Anders dreig je een aantal dingen die gewoon tot de bestaansconditie van de mens behoren, van hun humus te onttrekken. Neem nu het begrip ‘zonde’. Nooit slaag je erin zo’n term uit de oubollige sfeer van duistere biechthokjes weg te halen, als je niet de moed opbrengt om in dagelijkse situaties de verwevenheid van goed en kwaad te erkennen. Die houding is niet alleen bijbels – ik denk onder meer aan de brieven van Paulus –, ze is ook monastiek: dicht bij de grond waarop we leven en werken.
Jean Bastiaens (°1957, Maastricht) is bijbelexegeet en onderlegd in pastorale vaardigheden. Hij werkte onder meer tien jaar lang mee aan het interconfessioneel project van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004). Daarna was hij in Vlaams-Brabant bij mgr. De Bie vicariaal verantwoordelijke voor de vorming. Hij werd diaken gewijd in Berchem, waar hij tot voor vijf maanden nog woonde. Maar het bisdom Antwerpen stond hem af aan het bisdom Brugge dat hem in februari 2010 aanzocht om directeur te worden van de diocesane Bijbeldienst. Bastiaens publiceerde o.m. Een onmetelijke schatkamer (KBS 2009), een handzaam boek voor wie thuis wil komen in de methode van de lectio divina en de contemplatieve dialoog.
de kovel
86
INFO | Individuele bezoekers zijn welkom in het Bijbelhuis Zevenkerken op elke woensdag, zaterdag en zondag van 14u tot 17u. Tickets kosten € 3,- (kinderen tot tien: gratis). Groepen uit het onderwijs, de parochie of de cultuurvereniging kunnen ook op andere dagen zowel op de benedenverdieping van de interactieve tentoonstelling als op de bovenverdieping in de multimediale ruimte terecht, al dan niet voor een dagprogramma op maat. Wel dient daarvoor een tijdige afspraak te worden gemaakt via tel. 0032-(0)50.300.479 of e-mail
[email protected]. Meer informatie en beeldmateriaal is te vinden op www.bijbelhuiszevenkerken.be.
De ideale voorbereiding bij het bezoek aan het Bijbelhuis: Een onmetelijke schatkamer Tien korte hoofdstukken maken de lezer vertrouwd met de bijbelse geloofstaal. Elk hoofdstuk sluit met een bijbeltekst waarvoor de drie stappen van de lectio divina worden voorbereid: lectio (lezing bijbeltekst), meditatio (overdenking) en oratio (gebed). Tien impulsen om de rijkdom van de Schrift te ervaren en de geestelijke lezing ervan in te oefenen, individueel of in groepsverband. Lezers van De Kovel kunnen dit boek bestellen aan de prijs van € 12,- i.p.v. € 14,50. Mail naar
[email protected]. Op eenvoudige vraag wordt het boek u toegestuurd, samen met de factuur. Katholieke Bijbelstichting
www.bijbel.net
Een onmetelijke schatkamer
Leven en bidden met de Bijbel Jean Bastiaens
130 blz Prijs €14,50 ISBN 978 906173 1511