Het woonzorgcentrum in de 21ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl. Luisteren naar bewoners, personeel, directie, experten Suggesties en illustraties van vernieuwende initiatieven
Het woonzorgcentrum in de 21ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl. Luisteren naar bewoners, personeel, directie, experten Suggesties en illustraties van vernieuwende initiatieven
Colofon
Het woonzorgcentrum in de 21ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl. Luisteren naar bewoners, personeel, directie, experten. Suggesties en illustraties van vernieuwende initiatieven Cette publication est également disponible en français sous le titre: La maison de repos du 21e siècle: un lieu de vie convivial, soins inclus À l’écoute des résidents, du personnel, de la direction, des experts. Suggestions et exemples de nouvelles initiatives. Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel AUTEURS
VERTALING COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING GRAFISCH CONCEPT VORMGEVING PRINT ON DEMAND
Valentine Charlot Nathalie Cobbaut Jan De Mets Bie Hinnekint Magda Lambert Antoine Pennewaert Eric Tack Françoise Pissart, directeur Brigitte Kessel, projectverantwoordelijke Nathalie Troupée, assistente Ann Vasseur, directieassistente PuPiL Tilt Factory Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze electronische uitgave kan (gratis) besteld worden : on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax +32-70-233 727
Wettelijk depot: ISBN-13: EAN: BESTELNUMMER:
D/2893/2009/09 978-90-5130-642-2 9789051306422 1852
Woord vooraf
De vergrijzing van de samenleving is een algemeen verschijnsel in onze samenleving en de uitdagingen zijn groot. Sinds vele jaren besteedt ook de Koning Boudewijnstichting aandacht aan deze problematiek en heeft vooral aandacht voor de levenskwaliteit van deze ouderen in de samenleving.1 Oud worden en gezond zijn en blijven, is de hoop van velen, en is ook een realiteit voor vele ouderen in ons land. Toch komt voor veel bejaarden een moment van behoefte aan zorg. Vele diensten zoals thuiszorg, dagopvang, nachtopvang, kort verblijf, enz. bieden mogelijkheden om langer in de vertrouwde woonomgeving te leven. Voor velen komt toch het moment dat het verhuizen naar een woonzorgcentrum onvermijdelijk is. Leven in een woonzorgcentrum betekent een nieuwe fase in een nieuwe leefomgeving. Hoe ziet die leefomgeving eruit? Hoe wordt die leefomgeving ervaren door bewoners, familie, personeel? Wat maakt dat je er graag bent? Is er een thuisgevoel? Hoe wordt er gezelligheid gecreëerd? Vooral deze vragen signaleerde het luisternetwerk van het actiedomein Armoede en Sociale Rechtvaardigheid, dat sinds 2002 nieuwe of niet-onderkende vormen van sociale onrechtvaardigheid signaleert. De Stichting besloot in dit project te focussen op het aspect huiselijkheid van de woonzorgcentra. Er werd in 2007 een projectoproep ‘Thuis in het rusthuis’ gelanceerd voor een totaalbedrag van ongeveer € 400.000 voor 25 geselecteerde projecten in de Franse Gemeenschap en voor 34 geselecteerde projecten in de Vlaamse Gemeenschap. Belangrijk voor de jury was de omkadering van het project binnen een langetermijnvisie en de participatie van de bewoners zelf. De gesteunde projecten behandelen brede thema’s zoals de esthetiek en de inrichting van de ruimtes, de aankoop van specifiek meubilair, de buitenaanleg (wandelwegen, tuinen, serres, speelplaatsen); de aankoop van informaticamateriaal, de aanmaak van een krant, allerlei animatieactiviteiten, enz.2 In de woonzorgcentra leven hoofdzakelijk hoogbejaarden, de gemiddelde leeftijd is 85 jaar en meer. Het is een hele uitdaging om in de woon zorgcentra van vandaag en morgen de noodzakelijke zorg te bieden tegen een redelijke prijs - en ook te zorgen dat het een huis is waar het aangenaam is te vertoeven zowel voor de bewoners, familie, bezoekers als voor het personeel.
1 Voor een overzicht van alle initiatieven van de Koning Boudewijnstichting over ouderen , zie www.kbs-frb.be 2 In hoofdstuk 5 van deze publicatie worden een aantal geselecteerde projecten voorgesteld. Een volledig overzicht is te vinden op www.kbs-frb.be
Koning Boudewijnstichting
W e l k e c o n o m i s c h m ig r at i e b e l e i d vo o r B e l g i ë
5
Woord vooraf
Om de krachtlijnen van de ‘ideale’ woonzorgcentra te omschrijven, legde de Stichting haar oor te luisteren bij de belangrijkste participanten in het leven van een woonzorgcentrum. Zo gaven de bewoners, personeelsleden, directeurs, hoofdverpleegkundigen hun ervaring en ideeën mee tijdens individuele gesprekken of in focusgroepen. Naast deze gesprekken is er gekeken naar enkele inspirerende woonzorgcentra binnen en buiten de geselecteerde projecten. Eén vaststelling kwam snel naar voren: de ideale voorziening als eenvormig en monolithisch concept bestaat niet. Wel zijn er opvallende factoren die het welzijn van de meeste mensen in een woonzorgcentrum kunnen bevorderen. Deze publicatie is de neerslag van al deze werkzaamheden. ‘Het woonzorgcentrum van de 21ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.’ staat vol ideeën en suggesties voor het verbeteren van de leefkwaliteit en voor het verhogen van het gevoel van huiselijkheid en gezelligheid bij bewoners, familie, personeel. Kleine ingrepen maken soms al een groot verschil. De aangeboden ideeën en suggesties zijn niet pretentieus. Ze werden geformuleerd op basis van interviews met bewoners, focusgroepen en experts. De lezer kan deze inzichten, suggesties, beelden op zich laten inwerken en zich naargelang zijn positie, mogelijkheden, ambities laten inspireren. Deze publicatie werd voorgelegd aan een leescomitee dat bestond uit: André Henreaux, directeur Service maisons de repos, OCMW van Charleroi en Chantal Van Audenhove, professor, directeur-coördinator van LUCAS - Centrum voor Zorgonderzoek en Consultancy als voorzitters en als leden: Catherine Goor, directeur Résidence Augustin Brussel, Caroline Guffens, directeur Homes Saint-Joseph Temploux, Geert Lemahieu, coördinator maatschappelijke integratie en vrijwilligerswerk Rust- en Verzorgingstehuis Immaculata Edegem, Françoise De Keyser, sociologe bij de Service de Santé Mentale (SSM) Louvain-laNeuve, Bernard Ribourdouille, directeur rusthuis Les heures Claires Spa, Geert Roggeman, directeur Woonzorgcentrum Het Heiveld OCMW Gent, Veerle Van der Linden, verantwoordelijke team Ouderenzorg, Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Vlaamse Gemeenschap, Roel Van de Wygaert, stafmedewerker Zorgnet Vlaanderen en Elke Vastiau, stafmedewerker ouderenbeleid en ouderenvoorzieningen, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Deze publicatie is een samenwerkingsproject van velen. De Stichting wenst de leden van het leescomité, de deelnemers aan de focusgroepen, de medewerkers van bezochte woonzorgcentra, directies van federaties en allen die een bijdrage aan dit project hebben geleverd, uitdrukkelijk en oprecht te danken voor hun bereidwillige en zeer constructieve medewerking.3
Koning Boudewijnstichting april 2009
3 De personen die geparticipeerd hebben aan dit project en de bezochte woonzorgcentra, buiten de geselecteerde projecten, staan vermeld in bijlage 2
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
6
Inhoud
Woord vooraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Summary . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Hoofdstuk 1 - De veroudering van de bevolking . . . . . . . . . . . 15 Deel 1 - Vergrijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Deel 2 - Overgang naar een woonzorgcentrum . . . . . . . . . . . . 19 Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen 23 Deel 1 - Het Vlaamse Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Deel 2 - Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. . . . . . . . . . . . . . 31 Deel 3 - Het Waalse Gewest . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts . . . . . . . 45 Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Deel 2 - Specifieke inbreng van sommige doelgroepen . . . . . . 63 Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen . . . . . . . . . . . . 65 1. Wat de senioren en hun naasten kunnen doen . . . . . . . . . . . 66 2. Wat de mensen die vandaag in de woonzorgcentra werken kunnen (blijven) doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 3. Wat de bijdrage van beleidsmensen kan zijn . . . . . . . . . . . . 71 4. Bouwheren en architecten kunnen belangrijke verlangens van de gebruikers van de toekomst realiseren! . . . . . . . . . . . 73 5. Wat de media kunnen doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 6. Wat beroepsverenigingen, (koepel)organisaties en projecten die de woonzorgcentra in hun ontwikkeling ondersteunen kunnen doen . . . . . . . . . . . . . . . 74 Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . 75 Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Deel 2 - Franstalige initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Bijlage 1 - Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Bijlage 2 - Deelnemers aan focusgroepen en geïnterviewden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 Bijlage 3 - Methodologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
7
SAMENVATTING
Deze publicatie is een vervolg op de projectoproep Thuis in het rusthuis, waarbij 59 initiatieven werden gesteund die meer huiselijkheid en gezelligheid in de woonzorgcentra beoogden. We leven steeds langer en het aantal senioren en hoogbejaarden neemt toe. Zorgbehoevende ouderen kunnen beroep doen op een ruim aanbod van diensten die het thuis wonen langer mogelijk maakt. Voor sommigen komt toch het moment dat het woonzorgcentrum de meest adequate woonomgeving wordt. Een goede voorbereiding is van cruciaal belang om de overstap naar een nieuwe leefomgeving vlot te laten verlopen. 42% van de 85plussers verblijven in een woonzorgcentrum, de gemiddelde leeftijd schuift verder op. De woongelegenheden voor zorgbehoevende ouderen behoren gedeeltelijk tot de bevoegdheden van de gewesten en zijn er verschillen. Het recente woonzorgdecreet in Vlaanderen legt veel nadruk op zorgcontinuïteit voor de gebruiker en de afstemming tussen de aanbieders van zorg. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er meer commerciële privé rusthuizen dan openbare rusthuizen en niet-commerciële privé rusthuizen. In Wallonië zijn er naast de traditionele woonvormen de Cantou huizen: kleine leefgemeenschappen, waar geestelijk verwarde personen leven en deelnemen aan alledaagse activiteiten. De bevraging van vier groepen van actoren – bewoners, personeel, directie, externe experts - leverde een veelheid van commentaren die ondergebracht zijn in 12 rubrieken: 1. integrale benadering van de oudere zorgbehoevende persoon; 2. zelfbepalend zorgbehoevend oud zijn - kunnen kiezen; 3. individuele identiteit is het referentiepunt; 4. respect voor de wijsheid en rijpheid van de persoon; 5. een esthetische omgeving die verwijst naar een gewone woonomgeving; 6. een open woonomgeving midden in de samenleving; 7. een multi-generationele woonomgeving; 8. een menselijk model met aangepaste medische zorg; 9. waardig levenseinde; 10. organisatie van het werk; 11. responsabilisering van de ouderen; 12. een positief beeld van het woonzorgcentrum scheppen.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
9
Samenvatting
Praktische tips en suggesties die de gezelligheid en de huiselijkheid in de woonzorgcentra kunnen bevorderen worden voorgesteld en geformuleerd per doelpubliek: • wat de senioren en hun naasten kunnen doen; • wat de mensen die vandaag in de woonzorgcentra werken kunnen (blijven) doen; • wat de bijdragen van beleidsmensen kan zijn; • wat bouwheren kunnen doen; • wat de media kunnen doen; • wat beroepsverenigingen, (koepel)organisaties en projecten die de woonzorgcentra in hun ontwikkeling ondersteunen, kunnen doen. Als uitsmijter worden 20 inspirerende initiatieven voorgesteld met situering van de context, de beschrijving van het initiatief, en de impact, het resultaat, de verkregen verandering.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
10
Summary
This publication is a continuation of the project appeal, ‘Thuis in het rusthuis’, which supported 59 initiatives intended to provide a more homely and cosy atmosphere in homes for the elderly. Nowadays, we tend to live longer and thus the number of seniors and the very old is on the increase. Old people in need of care can call upon a wide variety of services that make it possible to remain living longer at home. For some people there comes a time when moving to a care home is the best solution for them. Proper preparation is of crucial importance to ensure the move to new surroundings goes as smoothly as possible. 42 % of the over-85s live in care homes, and the average age is now on the increase. Accommodation for old people in need of care falls partly under the competencies of the regions and here there is disparity. The recent care home decree in Flanders lays a lot of emphasis on continuity of care for the user and agreement between those offering care. In the Brussels’ Metropolitan Region there are more commercial privately-run rest homes than public rest homes and non-commercial rest homes. In Wallonia there are, besides the traditional homes, the Cantou homes: small communities where the mentally confused live and participate in everyday activities. A study conducted among the four groups of actors – residents, personnel, management and external experts – resulted in a variety of opinions that have been classified under 12 headings: 1. integrated approach towards older people in need of care; 2. being old and deciding themselves about what is required – freedom of choice 3. individual identity is the reference point; 4. respect for the wisdom and maturity of the person; 5. an aesthetic environment that is reminiscent of normal housing; 6. an open environment among society; 7. a multi-generational environment; 8. a human model with personalized medical care; 9. a dignified end to one’s life; 10. organisation of tasks; 11. make old people take responsibility 12. create a positive image of the care home.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
11
Summary
Practical tips and suggestions that can lead to a more homely and cosy atmosphere in the care homes were proposed and drawn up per target group: • what the seniors and their close relatives can do • what the people working today in the care homes can (continue to) do • what contributions policy-makers can make • what the principals can do • what the media can do • what professional associations, (umbrella) organisations and projects that support the care homes in their development can do. And finally, 20 inspired initiatives were presented situating the context, the description of the initiative and the impact, result and the vested change.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
12
INLEIDING
Deze publicatie ‘Het woonzorgcentrum in de 21ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.’ heeft uitdrukkelijk als invalshoek leefkwaliteit en huiselijkheid in het woonzorgcentrum van de toekomst, en is gebaseerd op interviews met personen die betrokken zijn bij woonzorgcentra: bewoners, familie, personeel, directie, experten. Door te luisteren naar de bevindingen en verwachtingen van deze personen is een zeer gevarieerd geheel van bemerkingen, ideeën, suggesties ontstaan. Deze publicatie bevat die hele verzameling. Om het geheel toch wat overzichtelijk te houden is volgende structuur toegepast: Hoofdstuk 1 geeft een algemene schets van de veroudering van de bevolking en de gevolgen daarvan. Het belang van de voorbereiding op het leven in een woonzorgcentrum wordt toegelicht. In hoofdstuk 2 worden woonvormen en diensten voor zorgbehoevende ouderen beschreven per Gewest: het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waalse Gewest. De reglementering en specifieke situaties komen in het kort aan bod. Na de achtergrond informatie over vergrijzing en woonvormen wordt in hoofdstuk 3 de hoofdbrok van het verzamelde materiaal weer gegeven: de commentaren van de verschillen groepen ondervraagde actoren omtrent hun visie op het woonzorgcentrum van de toekomst.4 In een eerste fase worden de bevindingen die in alle doelgroepen naar voren werden gebracht - bewoners, personeelsleden, directieleden en externe experts - gepresenteerd. De commentaren zijn gegroepeerd in 12 thema’s. Aan het einde van het hoofdstuk worden specifieke opvattingen weer gegeven die geformuleerd werden door sommige groepen met betrekking tot hun eigen situatie, hun levenswijze in of rond het woonzorgcentrum, hun verantwoordelijkheden, enz. Na de vele commentaren wordt in hoofdstuk 4 een overzicht gebracht van suggesties; Op basis van het materiaal verzameld tijdens de bezoeken en interviews stellen de deelnemers aan de focusgroepen in dit hoofdstuk een reeks concrete acties voor, gericht naar verschillende actoren: het grote publiek, de professionele sector, de beleidsmakers. De suggesties zijn vrij uitgebreid en verwijzen naar financiële en organisatorische aspecten, het dagelijks leven en goede praktijken. Sommige kunnen vanzelfsprekend lijken, maar ze blijven belangrijk om te vermelden, om zo hun toepassing op het terrein te bespoedigen. De doelgroep naar wie de suggesties zijn geformuleerd, bepaalt ook de structuur van dit hoofdstuk. 4 Voor alle duidelijkheid wordt in bijlage 3 nauwgezet de gevolgde methodologie beschreven
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
13
Inleiding
In hoofdstuk 5 worden twintig inspirerende projecten voorgesteld. Ze werden geselecteerd uit de projectoproep Thuis in het rusthuis.5 Ze streven allemaal naar het scheppen van een huiselijke sfeer in het woonzorgcentrum, de participatie van de bewoners en hun optimale begeleiding. Ze mogen niet worden beschouwd als de enige en beste huidige initiatieven in de sector, maar veeleer als voorbeelden die tot nadenken aanzetten, boeiende projecten die de thema’s die tijdens de interviews zijn onderzocht illustreren. Deze initiatieven zijn stimulerende voorbeelden voor alle huidige of toekomstige woonzorgcentra. Het is niet de bedoeling ze hier aan kritiek of aan een evaluatie te onderwerpen. Deze publicatie kan als een werkboek beschouwd worden. Delen kunnen apart gelezen worden, er kan geschrapt en bijgevoegd worden. De lezer wordt uitgenodigd om er creatief mee om te gaan.
5 Ze zijn geselecteerd volgens de methode beschreven in bijlage 3 Methodologie
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
14
Hoofdstuk 1 De veroudering van de bevolking
Dit hoofdstuk beschrijft de demografische context waarin we de problematiek van de veroudering van de bevolking en de plaats van de hoogbejaarden in onze samenleving moeten situeren. Een aantal statische gegevens en kenmerken worden weergegeven. Tenslotte geven we een overzicht van woonvormen voor zorgbehoevende ouderen en van de rol van het woonzorgcentrum.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
15
Hoofdstuk 1 - De veroudering van de bevolking
Deel 1 Vergrijzing De ‘vergrijzing van de bevolking’ verwijst naar een geleidelijke wijziging van de leeftijdspiramide. Er is een stijgend aandeel van de hogere leeftijden en een evenredige afname van het relatieve gewicht van de lagere leeftijden. Historisch gezien is de eerste oorzaak hiervan de dalende vruchtbaarheid. Nadien is er een daling van het sterftecijfer opgetreden dat vooral de hoogste leeftijden ten goede komt. Dit proces is een opmerkelijke trend in de demografie van de geïndustrialiseerde landen. Het begon in België aan het einde van de negentiende eeuw en nam toe vanaf 1920. De situatie is nu zo geëvolueerd dat de ‘piramidevorm’ niet langer de juiste voorstellingswijze is. De demografen verkiezen de term ‘hooiberg’, gekenmerkt door een ‘uitgeholde basis en een uitgezette top’.6 De demografische vergrijzing vertaalt zich op twee verschillende manieren. Enerzijds verlengt de levensverwachting, wat betekent dat ouderen steeds langer leven en dus steeds ouder worden. Anderzijds nemen het aantal en het relatieve aandeel van de ouderen in de bevolking toe.
We leven steeds langer In slechts enkele decennia is de gemiddelde levensverwachting aanzienlijk toegenomen. In 2005 bedroeg de levensverwachting bij geboorte in België 82,36 jaar voor vrouwen en 75,64 jaar voor mannen. De levensverwachting bij de geboorte neemt gestadig toe en wordt in 2050 geacht op 88,88 jaar voor de vrouwen en 83,90 jaar voor de mannen.7 De levensverwachtingen verschillen per gewest. Het Vlaamse Gewest heeft de hoogste levensverwachting: 83,32 bij de vrouwen en 78,08 bij de mannen. In het Waalse gewest is dat respectievelijk 81,64 en 75,09 en bij het Brussels Gewest 81,99 en 76,90. En dan beseffend dat in de eerste helft van de jaren ’70 de levensverwachting voor vrouwen 75,08 en bij de mannen 68,60 jaar was. Bij een Europese vergelijking valt op dat momenteel de mannen in Zweden de langste levensverwachting hebben namelijk 78,4 jaar en de Italiaanse vrouwen 83,8 jaar.
6 CESRW, La Wallonie face aux défis démographiques,numéro 82, mars 2005, p. 36 7 Alle gegevens, tenzij anders vermeld, zijn afkomstig van FOD Economie – Algemene Directie; Statistiek en Economische informatie, www.statbel.fgov.be
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
16
Deel 1 - Vergrijzing
Het aantal senioren en hoogbejaarden neemt toe Ons land telt bijna 2,4 miljoen 60-plussers: ieder jaar komen er een kleine 20 000 bij. In het begin van de jaren ’90 waren er voor iedere 65-plusser vier personen van 20 tot 65 jaar, in 2020 zal de verhouding een op drie zijn en in 2040 zelfs een op twee. Binnen dertig jaar zullen er dus slechts twee ‘(mogelijke), actieven’ zijn per 65-plusser. We schrijven - mogelijke - omdat niet iedereen professioneel actief is tussen 20 en 65 jaar. Het aantal hoogbejaarden stijgt ook snel: elk jaar met meer dan 8 000. Op 1 januari 1991 waren er 353 000 80-plussers, 16 jaar later waren er 484 000. Dat is een stijging met ruim een derde (plus 37%). Het Vlaams Gewest zal het meest te maken krijgen met de vergrijzing, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het minst. In het Vlaams Gewest groeide de groep hoogbejaarden met 42%, met 39% in het Waals Gewest en met 9% in het Brussels Gewest. Twee op drie hoogbejaarden is een vrouw, maar het is bij de mannen dat zich de sterkste toename voordoet. In 2007 waren er dubbel zoveel vrouwen 80-plussers dan mannen: 323 479 ten opzichte van 160 160. De verwachte leeftijd van overlijden stijgt - uiteraard - met de leeftijd. Zo schatten we dat een man die in 2006 75 jaar was, gemiddeld 85 zal worden. Een vrouw van 75 zal gemiddeld bijna 88 jaar oud worden. Mannen en vrouwen van 75 jaar winnen ongeveer nog 2 maand per jaar.
Geluksgevoelens Oudere mensen zijn gelukkiger dan jonge mensen.8 De verschillen zijn significant en nog meer uitgesproken bij mannen dan bij vrouwen. Het gelukkigst zijn mensen in de leeftijdscategorie 66 tot 75 jaar. Daarna daalt het gelukgevoel weer een beetje. De onderzoekers verklaren deze cijfers door te wijzen op het feit dat senioren de ‘drukke leeftijd’ achter zich hebben gelaten. Dit heeft een gunstige invloed op de geluksgevoelens. Senioren zijn iets minder tevreden over hun sociale contacten dan de rest van de bevolking. Een op 10 ouderen ziet niet elke week iemand. Het verblijf in een instelling en het wonen in een stad doet het aantal sociale contacten dalen.
Dementie9 Met het toenemend aantal (hoog)bejaarden in onze samenleving komt ook dementie vaker en vaker voor. Het aantal mensen met dementie in België werd in 2005 geschat tussen de 127 174 (Ferri et al.) en de 140 639 (Eurodem). Het hoogste aantal dementerenden is te vinden in de leeftijdsgroep van 80 en 84 jaar, gevolgd door de leeftijdsgroepen van 75 tot 79 jaar. Dementie is overigens geen exclusief probleem 8 Geluksonderzoek 2006 van de onderzoekdsgroep TOR-VUB Mark Elchardus en Windy Smits, overgenomen door statbel.fgov.be 9 Zie eveneens de publicaties van de Koning Boudewijnstichting in de reeks ‘Naar een dementievriendelijke samenleving’; www.kbs-frb.be
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
17
Hoofdstuk 1 - De veroudering van de bevolking
van ouderen. De ziekte komt globaal genomen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. 63% van al de dementen in ons land zijn immers vrouwen en 37% mannen. Maar mannen worden vroeger getroffen door de ziekte. Tot en met de leeftijd van zeventig jaar lijden meer mannen dan vrouwen aan dementie.
Onwelbevinden 23% van de bevolking van 65 jaar en ouder gebruikt slaapmiddelen, 13% gebruikt kalmeermiddelen en 9% gebruikt antidepressiva (telkens in de voorbije twee weken). Een op 10 (11%) 65-plussers lijdt aan een depressieve aandoening. Bij vrouwen komt dit vaker voor dan bij mannen en er is ook een toename in functie van de leeftijd. Hoe lager het inkomen en hoe lager de opleiding, hoe groter de kans op depressieve problemen.
Verblijven in een woonzorgcentrum In België verblijft gemiddeld 8% van de 65-plussers en 42% van de 85-plussers in een voorziening.10 Volgens eigen berekeningen verblijven 21% van de 80-plussers in een voorziening. Een meerderheid van de 80-plussers verblijven dus nog thuis, soms met behulp van diensten voor thuishulp en thuiszorg. Zelfs boven de 85 jaar is het nog een minderheid die in een voorziening verblijft. De bewoners van een woonzorgcentrum zijn dus heel hoogbejaard, en er is een tendens naar een steeds hogere gemiddelde leeftijd. Het is opvallend dat de laatste 10 jaar het totaal aantal bejaarden die in een woonzorgcentrum verblijven, niet zo sterk is gestegen. Volgens cijfers van het RIZIV: 109 392 in 1999 en 122 857 in 2007, wat een stijging van 12% betekent. Daarnaast is de samenstelling gewijzigd: de gemiddelde leeftijd is gestegen, er zijn meer 85-plussers dan vroeger. Het profiel van de bejaarden die in een woonzorgcentrum verblijven is gewijzigd. De huidige bewoners hebben meer nood aan zorg, ze worden meer afhankelijk, ze hebben meerdere gezondheidsproblemen onder andere dementie. Bijgevolg zijn de diensten genoodzaakt zich aan te passen aan deze realiteit. De uitdaging is niet min, wil men een hoogstaande levenskwaliteit aanbieden aan de bewoners van de woonzorgcentra in de 21ste eeuw.
10 studie KCE 2007
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
18
Deel 2 Overgang naar een woonzorg centrum
Veranderen van woonomgeving, in een voorziening leven … Is deze verandering het gevolg van een persoonlijke keuze, van een ‘plaatsing’, van een gedwongen opname of van een bewuste instemming?
Een proces van kiezen. In talrijke situaties is het voor de oudere moeilijk om een echte keuze te maken. Wat in elk geval dient vermeden te worden, is dat de oudere persoon, totaal onvoorbereid, opeens moet ‘geplaatst’ worden. Het niet voorbereid zijn op een verhuis veroorzaakt spanning en stress zeker bij de oudere, maar ook bij zijn directe omgeving en de dienstverlener. De ‘verhuis’ definiëren we hier als de verplaatsing naar een andere woning, een voorziening, van de ene voorziening naar de andere, of binnen eenzelfde voorziening. Sommige externe factoren kunnen de beleving van de verhuis gunstig of ongunstig beïnvloeden. • Wie zich vooraleer te verhuizen goed heeft voorbereid en ingelicht over de realiteit van de nieuwe woning, over de situatie en het dagelijkse leven erbinnen, zal zich beter voelen wanneer hij of zij er daadwerkelijk gaat wonen. • De toestemming van de betrokken persoon is ook een cruciale factor voor een geslaagde verhuis. De gedwongen opname in een voorziening wordt meestal heel slecht ervaren, zowel door de oudere als door de dienstverleners die hem/haar bijstaan en die vaak machteloos staan tegenover zijn of haar agressiviteit of gelatenheid. • Ook de graad van verandering, de voorspelbaarheid van de nieuwe woonomgeving en de nabijheid bij de privéwoning spelen een cruciale rol in een geslaagde aanpassing. Daarnaast zijn er natuurlijk de persoonlijkheidskenmerken van de bejaarde persoon en de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand. De verandering van leefomgeving en de opname in een voorziening kan voor de betrokken oudere een bijzonder pijnlijk moment zijn, soms gekoppeld aan een verlies van controle, aan een rouwproces voor een vertrouwd levenskader, aan een verplicht samenleven met mensen die niet noodzakelijk dezelfde manier van denken of leven hebben, enz.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
19
Hoofdstuk 1 - De veroudering van de bevolking
Hoe meer de nieuwe omgeving verschilt van de oorspronkelijke, hoe moeilijker de aanpassing blijkt te verlopen.11 De spanningen zijn immers veel intenser. Omgekeerd zal de aanpassing makkelijker zijn naarmate de nieuwe omgeving vertrouwd en voorspelbaar is en bij de oorspronkelijke omgeving aansluit. De graad van verandering houdt dus verband met de voorspelbaarheid en de voorbereiding: als de voorbereiding behoorlijk is, zal de bewoner zich het nieuwe milieu makkelijker eigen maken en zal het minder bedreigend lijken. De persoon heeft dan de indruk de omgeving al te kennen. De continuïteit tussen de verschillende woonomgevingen impliceert ook dat de nieuwe woning de persoon in staat stelt de levensstijl van vóór de opname zo goed mogelijk aan te houden. Dit houdt ook in: de activiteiten, het evenwicht tussen privésfeer en collectief leven, de participatie en de keuzemogelijkheden, de integratie in de maatschappij, ... die ze verwachten en die ze wensen. Voor anderen is de keuze of toestemming dan weer opgedrongen door gezondheidsproblemen of door hun isolement. Dan blijft er een soort heimwee naar vroeger bestaan dat sterker of zwakker kan zijn. Zelfs al weet de persoon dat het niet meer mogelijk was, niet meer leefbaar ... maar het was toch zijn of haar ‘thuis’! Verhuizen is het opgeven van een thuis en van de vertrouwde leefomgeving, een nieuwe thuis creëren, maar soms ook het doorbreken van eenzaamheid en opgenomen worden in een meer aangepaste en warme omgeving. Alvorens een oudere met zorgbehoeften een keuze kan maken waar hij/zij naar toe kan/wil moeten verschillende voorwaarden zijn voldaan en dienen een voor een bekeken te worden: • Er moet informatie beschikbaar zijn over alle keuzemogelijkheden. Aan de persoon in kwestie dienen alle keuzes gepresenteerd te worden, ook wanneer sommige alternatieven op een bepaald moment niet beschikbaar zijn. Dat er een brede waaier aan woonvormen voor ouderen bestaat, is weinig bekend. De mogelijkheden voor thuiszorg, dagverblijf, kortverblijf, nachtopvang, seniorflats, verschillende types van woonzorgcentra dienen een voor een bekeken. Zoniet blijft de keuze, op een totaal ‘verouderde’ manier, bijna altijd voorgesteld als een gebrek aan keuze: thuis, zo lang mogelijk, tot het niet meer gaat - de voorziening, het woonzorgcentrum, als laatste toevlucht. • De financiële mogelijkheden dienen bekeken te worden. • Naar welke optie gaat de voorkeur? Hierbij dient men rekening te houden met het aanbod van voorzieningen, de familiale situatie, de gezondheidstoestand, enz. • Biedt de culturele context waarin de zorgbehoevende persoon en zijn /haar familie zich bevindt ruimte voor keuzemogelijkheden? Staat men open voor thuiszorg, voor een verhuis? • Heeft de oudere nog voldoende cognitieve vermogens om de keuzemogelijkheden te bekijken en een keuze te maken, te beslissen? De geestelijke aftakeling kan met de hoge leeftijd zo groot worden dat het nemen van elke autonome beslissing onmogelijk wordt. Toch moet men in de mate van het mogelijke de dementerende persoon daarin betrekken. De voorgaande beschrijving is duidelijk een illustratie van een rationeel proces en van een rationele aanpak. In veel situaties loopt het anders. De meerderheid van de mensen die naar een woonzorgcentrum gaan, hebben dermate problemen waardoor een thuissituatie niet meer mogelijk is. Meestal maakt men de overgang in de richting van een ‘eindstation’ en dit is een pijnlijk afscheid dat vaak onbespreekbaar is omwille van de emoties die ermee gepaard gaan en die veelal door de verschillende betrokkenen nog verschillend beleefd worden. 11 M.A Lieberman., Institutionalization of the aged: Effects on behavior. Journal of Gerontology, 24, 1969
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
20
Deel 2 - Overgang naar een woonzorgcentrum
Naar een woonzorgcentrum De opname in een woonzorgcentrum heeft belangrijke gevolgen. Men moet veel opgeven: gekende handelingen, bepaalde vormen van vrijheid, de (volledige of gedeeltelijke) persoonlijke levenssfeer, allerlei elementen die verband houden met de persoonlijkheid of de levenswijze. Toch wil dit niet zeggen dat elke vorm van welzijn of geluk uitgesloten is. Voor sommige mensen betekent deze overgang het verlaten van de eenzaamheid en het isolement dat erg pijnlijk werd om dragen. Het is niet mogelijk alle wensen, ritmes, vroegere levenswijzen, routines, kleine gewoonten van elke bewoner samen en gelijktijdig een plaats te geven in een gemeenschappelijke levenswijze. Het collectieve samenleven is immers gebaseerd op de diplomatie van de menselijke verhoudingen, de noodzaak een plaats voor zichzelf te vinden en toch de anderen te respecteren, de hebbelijkheden van de enen en de pijn van de anderen te verdragen, enz. Voor sommige ouderen verloopt dit proces zonder schokken, soepel, met diplomatie en geduld. Voor anderen is de aanpassing pijnlijker en vereist ze meer financiële middelen dan beschikbaar zijn. Niet iedereen krijgt de tijd om zich aan te passen en niet iedereen krijgt steun van anderen. In april 2008 vond een studiedag plaats rond het thema: “Hoe gelukkig leven in een woonzorgcentrum?” De bijeenkomst trok meer dan 160 senioren, een dozijn studenten en enkele professionele zorgverleners, bijgestaan door actoren die rechtstreeks betrokken zijn bij de thematiek van het woonzorgcentrum. De studiedag zocht naar de voorwaarden voor een gelukkig leven in het woonzorgcentrum.12 Om de inhoud van deze studiedag af te bakenen, kreeg elke geïnteresseerde een vraag voorgeschoteld: “wat zou ik nodig hebben om gelukkig te leven in het woonzorgcentrum?” Er werden 125 antwoord formulieren geanalyseerd, waarvan we hier de grote lijnen van de conclusies weergeven. Het aantal ouderen dat zich voorbereidt op een vertrek naar het woonzorgcentrum blijft beperkt. Ze blijven schrik hebben voor de overgang. Ze zien deze overgang als het enige alternatief wanneer op een dag blijkt dat ze door gezondheidsproblemen niet langer alleen thuis kunnen blijven. Ze hebben nog steeds veel stereotiepe en negatieve beelden over het woonzorgcentrum, want de meeste ouderen toonden er nooit echt belangstelling voor. Paradoxaal genoeg verwachten ze er toch veel van. Alle aanwezigen vermeldden volgende factoren als primordiaal voor het “goed leven en zich thuis voelen in het woonzorgcentrum” (de lijst is niet exhaustief): • gerespecteerd en als volwaardig individu beschouwd worden met een eigen levensgeschiedenis, • je mening mogen geven in de voorziening, gehoord worden, • een rol in de maatschappij blijven spelen. Uit de conclusies van de studiedag lezen we het volgende: “Wat de definitie van geluk betreft, daarover zijn de senioren het op enkele specifieke punten unaniem eens. Het onderhouden en verstevigen van bestaande banden draagt bij tot hun ontplooiing. Nieuwe banden scheppen is ook primordiaal, in die zin dat elke relatie de persoon voor de buitenwereld openstelt, troost biedt, zin geeft om nieuwe dingen te blijven ontdekken. Het is niet omdat men oud is en problemen heeft, zeggen ze, dat de rationele 12 www.enmarche.be/Mouvements/UCP/heureux_en_maison_de_repos.htm
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
21
Hoofdstuk 1 - De veroudering van de bevolking
verwachtingen verdwijnen. Integendeel, ze blijven even sterk als voorheen. Relaties voeden het leven, kruiden het bestaan, versterken het gevoel nuttig te zijn in de maatschappij. Ook het prikkelen van de vijf zintuigen wordt vermeld als een bijzonder goed middel om de oudere te steunen. De warmte van de zon voelen, de geur van de natte aarde na een regenbui opsnuiven, het bruisende leven in de omgeving horen, vertoeven in een aangename omgeving die uitgeeft op de wijk rond het woonzorgcentrum, het zijn de noodzakelijke natuurlijke stimulansen voor een rustig en sereen dagelijks leven. Externe personen bij het woonzorgcentrum betrekken, is noodzakelijk voor het welzijn van de bewoners. Dit biedt voordelen voor iedereen. Bewoners blijven op de hoogte van wat er rondom het woonzorgcentrum gebeurt en leeft. Een cafetaria, een restaurant, handelszaken, activiteiten vormen evenveel gelegenheden om naar het woonzorgcentrum te komen, om er mee te werken en het te verrijken met ieders inbreng. Het is een manier om het gevoel te doorbreken dat men opgesloten zit - wat de meeste respondenten ook beschrijven. Wanneer in de gemeenschappelijke ruimten van het woonzorgcentrum daarenboven plaats is voor kinderspelen, wanneer men de familie en vrienden kan ontvangen, dan is geluk geen ijdel woord meer.”13 Bie Hinnekint bracht in 2004 een publicatie14 uit als resultaat van een samenwerking tussen de drie Vlaamse federaties van woonzorgcentra. Hierin formuleren binnen- en buitenstaanders enkele kernpunten die het beeld van het woonzorgcentrum positiever kunnen maken en aan het welzijn ervan kunnen bijdragen: • Je blijft jezelf in het woonzorgcentrum, je bent uniek en verschillend van anderen. • Samenleven met anderen biedt je kansen, niet enkel beperkingen. • Geen elke dag is dezelfde, er is voldoende variatie. • Wonen en zorg vormen een éénheid. • Je woont hier en je kunt hier blijven tot het einde, het woonzorgcentrum is een ‘gerust-huis’. • Het woonzorgcentrum is voortdurend in ontwikkeling en evolueert mee met de mensen die er wonen, komen, werken. • Het woonzorgcentrum staat open voor iedereen, de samenleving is er welkom. • Je wordt uitgenodigd je droom te dromen en daar helpen we je bij. • Ga tijdig op zoek naar de zorg die bij je past.
13 www.enmarche.be/Mouvements/UCP/heureux_en_maison_de_repos.htm 14 Rusthuizen inspireren rusthuizen in Positieve Beeldvorming, Bie Hinnekint
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
22
Hoofdstuk 2 Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Dit rapport spitst zich toe op het klassieke aanbod van voorzieningen voor zorgbehoevende ouderen, onderverdeeld in: het rustoord voor ouderen (ROB), het rust- en verzorgingstehuis (RVT) en de serviceflat (SF). We gaan ook in op enkele zorgconcepten zoals de ‘kleinschalige woonvormen’. We beschrijven ook de transmurale zorg, zoals dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf. De voorzieningen kunnen worden uitgebaat door lokale besturen, vzw’s en private initiatiefnemers. Alle voorzieningen volgen de regelgeving opgelegd door de gewestelijke, gemeenschap en federale overheid. Het is niet onze bedoeling om de kenmerken van elk van deze woonvormen in detail te bespreken of ze op basis van verschillende criteria te vergelijken, en zeker niet om ze te classificeren. We willen de context schetsen van de institutionele woonvormen waarmee we tijdens onze zoektocht hebben kennis gemaakt. Daar werken de personeels- en directieleden die aan dit onderzoek hebben meegewerkt, en daar wonen ook de bewoners naar wie we geluisterd hebben.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
23
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Deel 1 De Woonzorg vormen voor zorgbehoevende ouderen in het Vlaamse Gewest
Bevoegdheidsverdeling en kwaliteitszorg De diverse bestuursniveaus in ons land - federaal, gewesten en gemeenschappen, provincies en gemeenten - hebben elk hun specifieke bevoegdheidsdomeinen in de ouderenzorg. Zo is de federale overheid bevoegd voor de acute en chronische gezondheidszorg, meer bepaald de bepaling van de RVT-erkennings normen en de financiering van de zorg. De Vlaamse Gemeenschap is bevoegd voor het welzijnsbeleid en het preventieve gezondheidsbeleid, waaronder de bijstand aan personen valt. Dit betekent concreet voor de ouderenzorg dat er meerdere beleidsniveau’s bevoegd zijn: • De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is bevoegd voor de bepaling van de erkenningsnormen voor de woonzorgcentra, de programmatie en de erkenning van en het toezicht op de rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen. • De meeste rusthuizen beschikken over een bijkomende erkenning als rust- en verzorgingstehuis. De federale minister van Volksgezondheid is bevoegd voor de bepaling van de erkenningsnormen van die rust- en verzorgingstehuizen. • De federale minister van Sociale Zaken bepaalt de regels met betrekking tot de financiering van de zorg in de rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen. Via protocolakkoorden maken de federale overheid en de gemeenschappen/gewesten afspraken over het te voeren ouderenbeleid, de budgetten, de programmatie... Momenteel geldt het derde protocolakkoord. Daarin is ondermeer afgesproken om één vijfde van de middelen die tussen 2005 en 2010 in dat kader vrijkomen, te besteden aan zorgvernieuwing. Daaronder worden o.a. alternatieve zorgvormen ter ondersteuning van de mantelzorger verstaan evenals een toegankelijk en kwalitatief hoogstaande dienstverlening, gekoppeld aan een doelmatig gebruik van het bestaande zorgaanbod. Integratie en continuïteit van de zorg is de teneur. Naast deze drie ministers, leggen nog andere ministers regels op aan de woonzorgcentra, bijvoorbeeld inzake veiligheid, hygiëne, ruimtelijke ordening, leefmilieu, tewerkstelling, binnenlands bestuur... Voormalig federaal minister van Volksgezondheid telde ooit 12 bevoegde ministers. In Vlaanderen is op 4 maart 2009 het Woonzorgdecreet goedgekeurd door het Vlaams parlement. Het vervangt zowel het
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
24
Deel 1 - De Woonzorg-vormen voor zorgbehoevende ouderen in het Vlaamse Gewest
thuiszorgdecreet van 1998 als het ouderendecreet van 1985. In dit nieuwe decreet met als ondertitel ‘Naar een nieuw Vlaams Ouderenzorgbeleid’, worden bestaande en nieuwe vormen van thuiszorg, thuiszorgondersteunende en -aanvullende zorg en residentiële ouderenzorg gecombineerd. De zorgcontinuïteit voor de gebruiker en de afstemming tussen de aanbieders van zorg zijn twee heel belangrijke principes in dit nieuwe decreet. Woonzorgcentra krijgen als opdracht om niet enkel binnen hun muren zorg aan de bewoners te bieden, maar ook woonzorgnetwerken te ontwikkelen en verbindingen met de buitenwereld aan te gaan. De uitvoeringsbesluiten zijn momenteel in de maak. In Vlaanderen zijn alle woonzorgcentra verplicht een kwaliteitsbeleid te voeren en een kwaliteitshandboek te schrijven. Dit wordt geregeld in het decreet inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen (16.01.1997) en het Ministerieel Besluit (10.10.2001) inzake kwaliteitszorg in rusthuizen, centra voor dagverzorging, centra voor kortverblijf, serviceflats en woningcomplexen met dienstverlening, en het geïntegreerd kwaliteitsdecreet (17.10.2003). In het kwaliteitshandboek staat de volledige werking van het woonzorgcentrum beschreven en in procedures vastgelegd. Via dit handboek moeten de woonzorgcentra sedert 1 januari 2005 aantonen dat ze voldoen aan vijf grote Sectorspecifieke Minimale Kwaliteitseisen (SMK’s): • gebruikersgerichtheid (de mate waarin de organisatie, de gebouwen, de materialen, de hulpverleners, de procedures en de werkvoorschriften afgestemd zijn op de specifieke behoeften van de gebruikers van een welzijnsvoorziening, met het oog op hun welbevinden); • maatschappelijke aanvaardbaarheid (de hulp- en dienstverlening wordt aangeboden vanuit in consensus aanvaarde maatschappelijke waarden en rechten, die minimaal vervat liggen in de grondwet en de Internationale Verklaring van de Rechten van de Mens); • doeltreffendheid (de mate waarin de voorziening haar vooropgestelde doelen realiseert); • doelmatigheid (de hulp- en dienstverlening en de werking van de ouderenvoorziening wordt op een dermate wijze verleend en georganiseerd dat de middelen waarover men beschikt zich verhouden tot de resultaten); • continuïteit (de hulp- en dienstverlening van de ouderenvoorziening wordt ononderbroken en in samenhang aangeboden). Om die kwaliteit te controleren, zijn er regelmatig inspectiebezoeken aan alle Vlaamse woonzorgcentra. Vanaf februari 2009 verloopt die rusthuisinspectie geïntegreerd en bovendien onaangekondigd. Dat betekent concreet dat er één inspectiebezoek en één inspectieverslag komen waarin zowel de ROB-, RVT- als kwaliteitsnormen worden geïnspecteerd. Het nieuwe inspectie-instrument is ingedeeld in thematische modules. Bij iedere inspectie komen minstens volgende basismodules aan bod: profiel en aantal gebruikers, personeel, hulp- en dienstverlening, facilitaire dienstverlening, infrastructuur en bejegening. Ieder jaar wordt er daarboven nog een focus vastgelegd, waarbij extra modules worden geïnspecteerd. Voor 2009 zijn deze extra modules: inspraak/klachten en management.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
25
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Transmuraal en residentieel zorgaanbod voor zorgbehoevende ouderen in Vlaanderen 1. Dagopvang en dagverzorgingscentra In het dagverzorgingscentrum krijgen de ouderen een maaltijd, gezelschap, verpleging, verzorging, psycho-sociale ondersteuning, toezicht of begeleiding bij alledaagse activiteiten, ook animatie en creatieve ontspanning staat op het programma. De ouderen hoeven niet alle dagen te komen, ook halve dagen zijn mogelijk. Op vraag haalt de vervoerdienst van het dagverzorgingscentrum de ouderen ’s ochtends op en brengt hen ’s avonds weer thuis. De ganse dag kunnen ouderen die geen dringende medische behandeling nodig hebben in een dagverzorgingscentrum verblijven. In het dagverzorgingscentrum zijn ouderen welkom die nog volledig zelfstandig thuis wonen of inwonen bij familie of vrienden en eventueel al enige vorm van thuiszorg krijgen. Het zijn mensen die behoefte hebben aan (re)activering, verpleging, verzorging, toezicht en begeleiding bij de activiteiten van het dagelijkse leven. Er is ook bijzondere aandacht voor sociaal geïsoleerde ouderen en ouderen met een sociale en/of psychische problematiek. Ouderen met zeer uiteenlopende problematieken kunnen er terecht: ouderen met dementie, vereenzaming, Chorea van Huntington, syndroom van Korsakov, mentale retardatie, CVA, verminderde algemene mobiliteit… De zorg en benadering verschilt daardoor sterk van persoon tot persoon. Gebruikers van dagverzorgingscentra zijn in principe 65 jaar of ouder. Van deze leeftijdsgrens die met het nieuwe woonzorgdecreet is ingevoerd, kan gemotiveerd worden afgeweken. Om de kwaliteit te bewaken moet elk dagverzorgingscentrum verplicht erkend worden door de overheid. De meeste dagverzorgingscentra zijn verbonden aan een woonzorgcentrum (rusthuis), sommige zijn gehuisvest in een apart gebouw, andere zijn in het woonzorgcentrum geïntegreerd. De personeelsleden die in het dagverzorgingscentrum werken vormen een team van medewerkers met diploma’s uit de verzorgende, verpleegkundige of paramedische sector. Soms werken ook vrijwilligers mee. Op 1 januari 2009 telde Vlaanderen 106 dagverzorgingscentra, gespreid over de vijf provincies, die dagelijks gemiddeld 11 bezoekers ontvangen. Een dagverzorgingscentrum kan de stap naar een opname in een woonzorgcentrum vaak uitstellen of zelfs vermijden en is een belangrijke steun voor mantelzorgers die hun (zorgbehoevende) partner, vader, moeder, tante… thuis willen blijven verzorgen. Wanneer ze hun (zorgbehoevende) familielid dagelijks of enkele dagen per week naar het dagverzorgingscentrum kunnen brengen, krijgen ze die tijd voor zichzelf. Overdag kunnen ze hun eigen (werk)taken opnemen en meer aan zichzelf toekomen. ’s Avonds kunnen ze dan terug zelf de zorg voor de oudere op zich nemen. Bovendien kunnen ze op ondersteuning rekenen van de professionele medewerkers in het dagverzorgingscentrum en andere mantelzorgers.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
26
Deel 1 - De Woonzorg-vormen voor zorgbehoevende ouderen in het Vlaamse Gewest
2. Nachtopvang Bij nachtopvang komen ouderen ’s avonds logeren en vertrekken de dag nadien na het ontbijt. Belangrijk is dat de persoon ’s nachts onder toezicht staat en dat stelt de partner of kinderen gerust. De nachtopvang is er voor oudere personen die overdag thuis kunnen verblijven maar ‘s nachts extra verzorging (beginnende verwardheid, doolgedrag, valrisico’s) of begeleiding nodig hebben en voor personen waarvan de situatie voor de verzorger te zwaar is geworden. ‘s Avonds en ‘s nachts staan die mantelzorgers er immers vaak alleen voor, thuiszorgdiensten werken meestal van 8 tot 18 uur, uitzonderlijk soms tot 22 uur. Acht woonzorgcentra in Vlaanderen organiseren momenteel nachtopvang voor ouderen die thuis wonen maar ‘s nachts niet meer alleen gelaten kunnen worden. De acht goedgekeurde projecten liepen vanaf eind 2007 tot eind 2008 en zijn gevestigd in Zonnebloem Zwijnaarde, Centrum voor Senioren De Vijvers Gentbrugge, De Bezelaar Leuven, Heilig Hart Montenaken, Sint-Vincentius Deinze, Sparke Viers Assebroek, RVT Mariaburcht Dentergem en De Korenaar in Moorslede. Het is de intentie van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin om nachtopvang in Vlaanderen uit te breiden. Het nieuwe woonzorgdecreet geeft in art. 27. aan dat in acute situaties een erkend dagverzorgingscentrum ook nachtopvang kan aanbieden. De Vlaamse Regering zal daarvoor nog de voorwaarden bepalen. Een gebrek aan nachtzorg is vaak de oorzaak van een opname in een rusthuis of in een verzorgingstehuis. Ondersteuning tijdens de nachturen kan het vroegtijdig afbreken van het thuisverblijf voorkomen.
3. Kortverblijf Een centrum voor kortverblijf is verbonden aan een rusthuis en biedt aan zorgbehoevende personen de mogelijkheid om er gedurende een kortere periode dag en nacht door te brengen. Meestal zijn de woningen voor kortverblijf in een woonzorgcentrum gelegen. De oudere mag er gedurende maximum 60 opeenvolgende dagen verblijven, en 90 dagen op jaarbasis. Naast huisvesting omvat het hulp- en dienstverleningspakket van een centrum voor kortverblijf ook revalidatie, activering en verzorging. Kortverblijf kan voor herstel na een ziekenhuisopname maar is ook een oplossing in noodsituaties. De mantelzorger kan eens op vakantie gaan of even op adem komen. Ook deze transmurale zorgvorm kan een opname in een voorziening uitstellen of vermijden.
4. Woonzorgcentrum De woonzorgcentra zijn ruim verspreid over heel het land. Bijna elke gemeente heeft zijn rusthuis. De benaming rusthuis wordt steeds meer en meer vervangen door het woord woonzorgcentrum. ‘Woonzorgcentrum’ is de overkoepelende hedendaagse benaming voor rusthuis, RVT of ROB. Een
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
27
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
woonzorgcentrum is een bij decreet beschermde collectieve woonvorm waar zorgbehoevende ouderen permanent wonen en gebruik kunnen maken van de aangeboden gezins- en huishoudelijke zorg. Een multi-disciplinaire staf van verpleegkundigen, zorgkundigen, animatoren, kinesisten... draagt zorg voor de bewoners. Vanuit het oogpunt van bescherming verblijven dementerende ouderen vaak in extra beveiligde ruimtes. Begin 2008 telde Vlaanderen 741 erkende woonzorgcentra voor 308 steden en gemeenten. De federale overheid kende aan vele, maar niet alle woonzorgcentra, een aantal rust- en verzorgingsbedden toe. Deze RVT-bedden (die geen echte bedden zijn, maar een benaming om de overheidsfinanciën te reguleren) zijn bedoeld voor zwaar zorgbehoevende ouderen, die er van een intensieve verzorging kunnen genieten. Voor een RVT-bed betaalt de overheid een hoger zorgforfait, daardoor kan er meer personeel ingezet worden voor de verzorging en de verpleging. Eind 2006 beschikte 81% van de rustoorden over een erkenning als RVT. In de praktijk wonen zwaar zorgbehoevende en zorgbehoevende ouderen in hetzelfde woonzorgcentrum. Naast deze ‘rusthuis-RVT’s’ bestaan ook nog 5 RVT’s gelegen in ziekenhuizen. De financiële tussenkomsten van de federale overheid zijn in functie van scores. De fysieke en/of psychische afhankelijkheidsgraad wordt sinds 1 april 1991 vastgesteld aan de hand van de categorieën die zijn gebaseerd op de ’Katz’-schaal. Op die manier wordt het bedrag berekend van de financiële tegemoetkoming die de verplichte verzekering aan die instellingen toekent voor de rechthebbenden die er verblijven. Die categorieën – 4 in het totaal – worden aangeduid met de letters O, A, B en C, die laatste stemt overeen met de hoogste afhankelijkheidsgraad. In het nieuwe Vlaamse woonzorgdecreet evolueren de bestaande ‘rusthuizen’ naar woonzorgcentra die een nieuwe dynamiek ontwikkelen en ook buiten hun muren zorg- en dienstverlening bieden. Woonzorgcentra moeten ook toegankelijk zijn voor niet-residenten en kunnen net zo goed een aanbod leveren voor ouderen die niet in het rusthuis verblijven. Aan de andere kant krijgen ook de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg en andere thuiszorgvoorzieningen de kans om een aantal zorgtaken in het woonzorgcentrum op te nemen.
5. Serviceflats en assistentiewoningen Serviceflats zijn bedoeld voor ouderen, alleenstaanden of koppels, die nog in staat zijn zelfstandig te wonen en geen continue verzorging of permanent toezicht nodig hebben. De dienstverlening is dezelfde als deze die thuis kan bekomen worden: maaltijden, gezins- en bejaardenhulp, poetshulp, thuisverpleging en dergelijke. Er is echter geen verzorgend of verplegend personeel permanent aanwezig. De flats zijn gegroepeerd binnen een eerder bescheiden appartementencomplex met een zeker autonoom of zelfstandig statuut, maar verbonden met een woonzorgcentrum. Om zich kandidaat te stellen voor een serviceflat of dienstenflat moet men zich, naargelang de aard van de maatschappelijk georganiseerde welzijnssituatie in zijn of haar woonomgeving, aanmelden bij de sociale dienst van bv. het OCMW, de mutualiteit, het ziekenhuis enz. of bij een woonzorgcentrum dat
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
28
Deel 1 - De Woonzorg-vormen voor zorgbehoevende ouderen in het Vlaamse Gewest
beschikt over een dergelijke sociale infrastructuur. In een serviceflat of dienstenflat woont men in grote mate zelfstandig, ook inzake keuzevrijheid van diensten maar heeft men thuiszorg binnen onmiddellijk handbereik. De bewoners staan via een electronisch alarmsysteem rechtstreeks in contact of verbinding met een permanentiedienst zoals genoemd. Wanneer er zich een probleem voordoet, kan men dit eenvoudig signaleren en wordt men vrij snel geholpen door speciaal daartoe opgeleid personeel. De beheerder van een serviceflatgebouw biedt bepaalde diensten aan of brengt ze in het bereik van zijn bewoners, (warme maaltijden, onderhoud, verwarming, water…). Deze diensten zijn niet inbegrepen in de prijs en enkel te betalen bij effectief gebruik. De keuzevrijheid is aan de bewoner. Begin 2008 telde Vlaanderen 400 serviceflatgebouwen. In het nieuwe woonzorgdecreet zijn assistentiewoningen voorzien, die ‘meer dan de huidige serviceflats de zorg combineren met aandacht voor sociale cohesie’. De bedoeling is dat de bewoners, wanneer ze ernstig zorgbehoevend worden niet uit hun serviceflats moeten verhuizen naar een rusthuis. Onder bepaalde voorwaarden, zal daarom een assistentiewoning tijdelijk erkend kunnen worden als een woongelegenheid in een woonzorgcentrum, zodat de oudere er dezelfde zorg kan krijgen als in een woonzorgcentrum. Mensen die in een assistentiewoning wonen, krijgen bovendien de zekerheid dat hen onmiddellijke hulp en zorg geboden wordt in noodsituaties én dat de sociale netwerkvorming bevorderd wordt. Dit is voorzien in het nieuwe woonzorgdecreet. Wat het wordt in de praktijk is voor de toekomst.
6. Kleinschalige woonvormen voor dementerende ouderen Personen met dementie en hun familieleden verkiezen meestal in hun vertrouwde omgeving te blijven tot het einde. Soms is dit niet (meer) mogelijk omdat de zorglast te intensief wordt of omdat de draagkracht van de mantelzorgers overschreden is. In dat geval verkiezen vele dementerende ouderen en hun familieleden een leefomgeving die zoveel mogelijk op de gewone thuissituatie gelijkt, waar men zo zelfstandig mogelijk kan leven en toch de verzorging en de steun kan krijgen die men wenst en nodig heeft. Het Beschermd Wonen in Essen (Iduna en Hestia) en Huis Perrekes in Geel zijn twee initiatieven in Vlaanderen die kunnen beschouwd worden als pioniers op het vlak van kleinschalig genormaliseerd wonen voor dementerende personen. Het door hen uit- en opgebouwde woon- en zorgconcept is het resultaat van een jarenlange weg van vallen en opstaan, van intens zoeken, overtuigen en vormen. De Wingerd verkreeg in juli 2005 van de Vlaamse Overheid een subsidietoewijzing voor de totale nieuwbouw van alle voorzieningen, opgevat vanuit de nieuwste inzichten en normen inzake ouderenzorg. Het concept ‘kleinschalig genormaliseerd wonen’ wordt geïntroduceerd waarbij het groepswonen voor dementerenden georganiseerd wordt in kleinere entiteiten van acht personen. In Vlaanderen bestaat geen eigen wettelijk kader voor kleinschalige woonvormen voor dementerende ouderen. Ondanks de heel moeilijke regelgevende context bestaan toch een viertal schitterende voorbeelden in Vlaanderen.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
29
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Wel is belangrijk onderzoek naar de voorwaarden om dergelijke woonvormen wettelijk te kaderen en te reguleren de afgelopen jaren gevoerd en zijn een aantal experimenten opgezet. In het kader van het protocolakkoord 2 met de federale overheid ontwikkelde zich het innovatieproject ‘Stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen’. Het onderzoekscentrum Lucas15 onderzocht deze stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen in samenwerking met: • RVT Huis Perrekes vzw; • Goddelijke Voorzienigheid vzw – WZC Floordam vzw; • RVT De Bijster vzw Beschermd Wonen in Essen (Iduna en Hestia) • RVT ’t Gulle Heem (OCMW Wevelgem) . Dit project, dat in maart 2007 werd voltooid, realiseerde vier doelstellingen: • De specifieke zorgkosten van het kleinschalig genormaliseerd wonen voor personen met dementie, in het kader van de geneeskundige verstrekkingen die worden gefinancierd in het raam van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zijn geïnventariseerd. • Er is een voorstel uitgewerkt voor een nieuw kostendekkend RIZIV-forfait voor de zorg voor personen met dementie binnen een genormaliseerd woon- en zorgconcept. • Ten derde is een draaiboek opgemaakt om de specifieke zorgaspecten van het kleinschalig genormaliseerd wonen te integreren in de zorginfrastructuur en werking van een klassiek rusthuis. • Tenslotte omvat het draaiboek voorstellen van specifieke vormingsprogramma’s die de personeelsleden kunnen ondersteunen bij de succesvolle integratie van de zorgaspecten op de concrete werkvloer en is een intervisiemodel inzake het zorgconcept ‘genormaliseerd woon- en zorgconcept voor personen met dementie’ uitgewerkt. Dit eindrapport bevat een aantal interessante aanbevelingen, waar Minister Vanackere rekening heeft mee gehouden bij het verder uitwerken van een nieuw woon-, welzijns- en zorgbeleid voor ouderen in Vlaanderen. Momenteel zijn en worden een aantal rusthuizen gerealiseerd volgens het concept ‘genormaliseerd kleinschalig wonen’. Dergelijke woonvorm biedt onder andere de mogelijkheid dat dementerenden een geëigende zorg verkrijgen.
15 Stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen. Eindrapport, Lucas, maart 2007, www.kuleuven.be/lucas
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
30
Deel 2 Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Bevoegdheidsverdeling en kwaliteitszorg In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn drie gemeenschapscommissies bevoegd voor de huisvestings- en opvangvoorzieningen voor bejaarde personen: 1. de Commission Communautaire française (COCOF) 2. de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) 3. de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) Rusthuizen moeten voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en de reglementering van de gemeenschapscommissie waarvan ze afhangen: de COCOF, de GGC of de VGC. De reglementering verschilt ook naargelang het rusthuis het statuut heeft van een ROB of een RVT (we hebben het hier enkel over de regeling voor de COCOF en de GGC, aangezien slechts erg weinig rusthuizen afhangen van de VGC). De bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bood de rusthuizen uit de privésector de gelegenheid om te kiezen voor een ‘monocommunautair’ statuut (COCOF of VGC). Rusthuizen die daar niet voor kozen, opteerden per definitie voor een ‘bicommunautair’ statuut en vallen onder de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Alle openbare rusthuizen (OCMW) hangen af van de GGC (zij mochten niet kiezen voor een monocommunautair statuut). In de praktijk was de COCOF eind 2007 bevoegd voor 52 rusthuizen met in totaal 3 978 bedden; 124 rusthuizen met 11 398 bedden vielen onder de GGC en 2 rusthuizen met 117 bedden hadden gekozen voor de VGC. Luxueuze seniories en gewone serviceflats (20 voorzieningen met 1 197 bedden) vallen buiten deze regeling. Momenteel zijn de volgende regelingen van toepassing: voor de COCOF gaat het om het decreet van de Franse Gemeenschap van 10 mei 1984 betreffende de rustoorden voor bejaarden (ROB, BS 16.06.1984) uitgevoerd door het COCOF-reglement van 17 december 1993 dat de normen vastlegt waaraan rustoorden voor bejaarde personen moeten voldoen (BS van 29.01.1994) en dat van 17 december 1993 dat de procedure vastlegt betreffende de voorlopige werkingstoelating, de erkenning, de afwijzing en de intrekking van de erkenning, en de sluiting van rustoorden voor bejaarden (BS van 29.01.1994), gewijzigd door het besluit van het College van de COCOF van 20 februari 1997 (BS van 15.04.1997). Voor de GGC gaat het om de ordonnantie van de GGC van 20 februari 1992 betreffende de rustoorden voor bejaarden (BS van 28.05.92),
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
31
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
uitgevoerd door het arrest van 14 maart 1996 van het verenigde College van de GGC dat de erkenningsnormen vastlegt waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen (BS van 04.04.1996) en het arrest van 7 oktober 1993 van het verenigde College van de GGC dat de procedure vastlegt betreffende de voorlopige werkingstoelating, de erkenning, de afwijzing en de intrekking van de erkenning, en de sluiting van rustoorden voor bejaarden (BS van 04.12.1993). De federale erkenningsnormen voor rust- en verzorgingstehuizen (RVT) die opgenomen zijn in het Koninklijk Besluit van 21 september 2004 dat de normen vastlegt voor de bijzondere erkenning als RVT of als centrum voor dagverzorging (BS van 28.10.1994), zijn eveneens van toepassing. De besluiten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (COCOF - GGC) bepalen alle normen die de rusthuizen moeten naleven. De normen hebben onder meer betrekking op: • de vrijheid van de bewoners, de eerbied voor hun overtuiging en hun participatie, • de invoering van een huishoudelijk reglement, een overeenkomst, een individueel dossier, een mededelingenbord, een bewonersraad, • een visietekst over het leven in het rusthuis, • de hygiëne, voeding en gezondheidszorg, • het personeel: aantal, opleiding, kwalificatie, zedelijk gedrag, • het gebouw en de veiligheid: onderhoud, verwarming, waarschuwingssysteem, gemeenschappelijke leefruimte, • de boekhouding, • het onthaal en de huisvesting, • de aanpassing van de verblijfsprijs. Binnenkort wordt de huidige regeling voor rusthuizen die afhangen van de COCOF en de GGC, gewijzigd. Op dit ogenblik werkt men immers aan de uitvoeringsbesluiten voor een COCOF-decreet dat werd goedgekeurd in 2007 en voor een GGC-ordonnantie uit 2008 (bij de COCOF staan de werkzaamheden al iets verder dan bij de GGC, maar beide besluiten zouden ten laatste tegen de verkiezingen van 2009 klaar moeten zijn). 1. Het COCOF-decreet van 22 maart 2007 betreffende het huisvestings- en opvangbeleid voor bejaarde personen werd gepubliceerd in het BS van 23 januari 2008. De uitvoeringsbesluiten zijn afgerond, op het advies van de Raad van State na, en zouden begin maart 2009 van kracht moeten worden. Volgens Pascale Pensis, adjunct-directrice van het kabinet van de minister die bevoegd is voor de COCOF, Emir Kir, wil het nieuwe decreet op de rusthuizen het reglementaire erkenningskader uitbreiden tot andere vormen van collectieve huisvesting (serviceflats, seniories, gemeenschapshuizen, Abbeyfield-huizen, gezinsopvang…). Het decreet voorziet eveneens in speciale erkenningsmogelijkheden voor ’kortverblijfplaatsen’, bedoeld als tijdelijke huisvestingsmogelijkheden, en voor plaatsen voor nachtopvang, bestemd voor personen die nog thuis wonen, maar die toezicht of zorg nodig hebben die hun naasten hen ‘s nachts niet kunnen geven.
Andere bepalingen van het decreet voorzien in de erkenning van niet-residentiële instellingen zoals dagopvangcentra, telebewaking (nu geregeld door een besluit van het College van 1995) en een hulpdienst voor mis(be)handelde bejaarden.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
32
Deel 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Een andere nieuwigheid: een visietekst over het leven in het rusthuis waarin de beheerder van de instelling meer uitleg geeft over de begunstigden tot wie de dienst zich richt, over het soort opvang dat hij biedt en over de concrete waarborgen voor een kwaliteitsvolle opvang en dienstverlening. Een dergelijke visietekst bestond al in de vroegere wetgeving, maar het nieuwe decreet bepaalt dat hij al moet worden uitgewerkt bij het ontwerpen of het uitbreiden van een rusthuis. Bovendien moet dit gecontroleerd worden tijdens de erkenningsprocedure en bij elke verlenging.
Tot slot voorziet het decreet in strengere normen, vooral inzake architectuur, veiligheid, dagprijs… en in normen die de rechten van de bewoners beter beschermen. De normen hebben meer bepaald betrekking op het respecteren van de levensbeschouwelijke of religieuze overtuigingen, het affectieve en seksuele leven, het privéleven en de grondrechten, een vrije artsenkeuze, de participatie van de bewoners aan de organisatie van het rusthuis, het vrij gaan en staan van de bewoners, en de vrije toegang van naasten tot het rusthuis, maar ook op regels rond het bedwingen van agressieve personen in het belang van de veiligheid van andere bewoners… Al deze bepalingen staan in het decreet, en zullen in de uitvoeringsbesluiten precies afgebakend zijn.
2. De GGC-ordonnantie van 23 april 2008 betreffende rusthuizen voor bejaarden werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2008 en momenteel wordt nog gewerkt aan de uitvoeringsbesluiten. Ook hier is het de bedoeling om de huisvestings- en opvangregeling uit te breiden tot serviceflats, seniories, dag- en nachtopvang, kortverblijf, alternatieve ROB- en RVT-formules...
De ordonnantie voorziet in de ontwikkeling van een gediversifieerd aanbod in het hele Brusselse Gewest en bovendien krijgen de instellingen de kans om in een samenwerkingsverband of een fusie te stappen. Volgens de federale wetgeving moest de kwaliteit van de gebouwen (vooral van de Brusselse OCMW-rusthuizen) tegen 2005 worden verbeterd om te voldoen aan de nieuwe veiligheids- en comfortnormen. Die vervaldatum werd verschoven naar 2010. Maar ook die datum is niet haalbaar omdat de Brusselse OCMW’s en de GGC over te weinig financiële manoeuvreerruimte beschikken. Momenteel voldoen slechts acht van de 28 rusthuizen die afhangen van de 19 Brusselse OCMW’s (goed voor 3.900 bedden), aan de nieuwe normen. Het federale niveau zou echter bereid zijn om bijkomend uitstel te verlenen tot 2015 (naar verluidt zou er al een ontwerp-KB klaarliggen) op voorwaarde dat de GGC een concreet, gedetailleerd plan voor financiële subsidiëring uitwerkt. De ordonnantie legt de grondslag voor deze alternatieve financiering waarbij de GGC 110 miljoen euro uittrekt voor een subsidiëring aan 60 % van de investeringen die worden gedaan om de homes in overeenstemming te brengen met de nieuwe normen. De terugbetalingsregeling van de werken wordt gespreid over 20 jaar.
Er is eveneens een budget uitgetrokken om vernieuwende projecten ten behoeve van bejaarden te steunen.
Er is ook rekening gehouden met het respecteren van de rechten van de bewoners, de verbetering van de kwaliteit van het onthaal en de participatie van de bewoners in het rusthuis. De concrete bepalingen zullen worden opgenomen in de nieuwe uitvoeringsbesluiten.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
33
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Zorgaanbod voor zorgbehoevende ouderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1. Woonzorgcentra en serviceflats In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de volgende gespecialiseerde instellingen actief: rustoorden voor bejaarden (ROB), rust- en verzorgingstehuizen (RVT) en serviceflats (SF). In Brussel zijn er ook seniories. Ze bieden opvang aan gezonde bejaarden. Het gaat om luxueuze serviceflats of appartementen voor een of twee personen en de bejaarden zijn eigenaar van hun eigen flat. Eind 2007 waren er 15 493 ’bedden’ in 178 ROB’s en RVT’s en 1 197 ’bedden’ in 20 seniories en serviceflats. Dat geeft 16 690 bedden in 198 instellingen. Uitgedrukt in percentages was eind 2007 15,17% van de rusthuizen in openbaar (exclusief seniories) en 84,83% in privébezit. Op 198 instellingen telden we ongeveer 27 openbare rusthuizen (vooral grote instellingen, met doorgaans minimum 80 bedden) en 151 privérusthuizen. Wat het aantal bedden betreft, bedraagt de verhouding 24,78% voor de openbare sector en 75,22% voor de privésector. In absolute cijfers gaat het om 3 839 openbare bedden en om 11 654 privébedden. De verhouding ROB/RVT bedraagt in de openbare sector 2 031 ROB-bedden en 1 808 RVT-bedden en in de privésector 8 292 ROB-bedden en 3 362 RVT-bedden. Binnen de privésector bestaat er een onderscheid tussen commerciële initiatieven (natuurlijke personen en vennootschappen) en niet-commerciële (vzw’s en stichtingen). Zo’n 85,43% van de rusthuizen is commercieel en 14,57% is niet-commercieel. Zo’n 82,43% van de bedden behoort tot de commerciële sector (hetzij 9 617 bedden) en 17,57% tot de niet-commerciële (hetzij 2 037 bedden). Seniories en serviceflats werden niet meegerekend. Betreffende de grootte van de rusthuizen: 9,09% van de rusthuizen heeft 2 tot 25 bedden (dit percentage daalt gestaag sedert tien jaar, omdat deze initiatieven niet rendabel genoeg zijn; tussen 1997 en 2007 verdwenen 70 rusthuizen van dit type), 21,21% van de rusthuizen heeft 26 tot 50 bedden, 25,25% heeft 51 tot 75 bedden, 14,65% heeft 76 tot 100 bedden, 16,16% heeft 101 tot 150 bedden en 13,64% van de rusthuizen heeft meer dan 150 bedden). We noteren ingrijpende veranderingen in de rusthuizen en andere opvanginitiatieven voor bejaarden, zegt Marie-Pierre Delcour, Directrice van Infor Homes16: “Grote financiële groepen (privéfondsen, SICAF’s en beursgenoteerde investeringsvennootschappen) investeren vandaag in de huisvesting van bejaarden en bepalen de richting die de sector uitgaat. Ze kopen een hele reeks rusthuizen op en rationaliseren de organisatie. Op die manier besparen ze aanzienlijk op de facturatie, de keuken en gemeenschappelijke diensten. Daardoor ontstaat een onpersoonlijke dienstverlening en een totaal andere, gestandaardiseerde visie op de opvang van bejaarden”. De gemiddelde leeftijd van de bewoners in de Brusselse rusthuizen bedraagt 86 jaar en dit gemiddelde lijkt van jaar tot jaar achteruit te schuiven.
16 interview in het kader van dit informatieonderzoek.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
34
Deel 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
2. Dagopvang en dagverzorgingscentra Daarnaast bestaan er twee centra voor dagopvang die zich richten tot relatief gezonde bejaarden en vooral het isolement willen doorbreken. Er zijn ook negen dagverzorgingscentra die meer afhankelijke personen overdag opvangen. De centra bieden therapeutische verzorging door medisch personeel, tussenkomst van het RIZIV en een specialisatie die afgestemd is op de personen die de centra bezoeken, bijvoorbeeld op mentale pathologieën (type Alzheimer, ouderdomsdementie…) of op motorische pathologieën (bv. vanwege een vasculair herseninfarct). Er bestaan geen plaatsen voor nachtopvang of kortverblijf, die kunnen worden gezien als alternatieven voor een rusthuis. De nieuwe regulerende teksten voor de sector (zie hoger) willen het opzetten van dergelijke structuren aanmoedigen.
3. Minder traditionele voorzieningen Naast deze klassieke rusthuizen bestaan er ook openbare en privé-initiatieven die de huisvesting van bejaarden enigszins anders bekijken. We denken bijvoorbeeld aan de Andromeda-bungalows in de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe. Dit OCMW-initiatief bestaat uit zes bungalows die afgestemd zijn op de huisvesting van vijf bejaarden die een oplossing zoeken voor hun eenzaamheid zonder hun zelfstandigheid te verliezen. De formule bestaat sinds 1981: vijf bejaarden wonen samen in een appartement waarin elke persoon beschikt over een privékamer en een gedeelde gemeenschappelijke ruimte. Maatschappelijke werksters van het OCMW zorgen voor begeleiding, en er kan ook een beroep worden gedaan op een sociaal verpleegster en op gezinshulp. Een ander openbaar initiatief is ’Versailles Senior’, een vzw van de sociale huisvestingsmaatschappij Lorebru van het OCMW van Brussel. Het gaat om 32 ingerichte woningen in een gebouw van vijf verdiepingen in Neder-Over-Heembeek. Het principe bestaat erin dat bejaarden de kans krijgen om zelfstandig te blijven wonen, maar toch een beroep kunnen doen op personenhulp en begeleidingsdiensten. Het initiatief richt zich tot mensen van de openbare vastgoedmaatschappij Lorebru en van de stad Brussel, die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor een sociale woning.17 Een andere woonformule is het privé-initiatief het Abbeyfield-huis ’Entre voisins’ in Etterbeek: een concept voor groepswonen dat wordt versterkt door de inbreng van vrijwilligers die de ouderen helpen in hun nieuwe leefomgeving. De gemeente steunt dit initiatief door het ter beschikking stellen van gebouwen die eigendom zijn van de gemeentelijke regie van gebouwen die de renovatie ervan financierde. Door de toekenning van subsidies van het Brussels Gewest hebben ook bejaarden met een bescheiden inkomen toegang tot het huis. Het huis bestaat uit acht appartementen van elk 40 m2, ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik en een tuin.18 De Jardin du Béguinage is een intergenerationeel samenwoningsproject voor drie sociaal kwetsbare bevolkingsgroepen: jonge mama’s en hun kinderen, personen met aids en bejaarden. Het gaat om tweeëndertig aparte, gerenoveerde, belendende huizen: acht ervan zijn toegewezen aan ouderen (meer dan 60 jaar) met een bescheiden inkomen. Het is een solidair levensproject dat christelijk geïnspireerd is. 17
www.lorebru.be, rubriek medewerkers, Versailles Seniors
18
www.abbeyfield.be
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
35
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Als privé-initiatief wordt het gesteund door overheden en privéstichtingen. Een ander concept: de kangoeroewoning waarbij een bejaarde en een gezin onder hetzelfde dak wonen, zodat er een solidaire band ontstaat en er diensten kunnen worden uitgewisseld. Het concept wordt al toegepast in Sint-Jans-Molenbeek in een cultureel erg verscheiden buurt, in twee kangoeroewoningen waarbij een Belgische bejaarde op het gelijkvloers woont en een allochtoon gezin op de bovenverdieping. Het toezicht over de woningen berust bij de vzw De Foyer19. Tot slot citeren we ook de leefomgeving ’Les Trois Pommiers’ in Etterbeek. Dit project koppelt een rusthuis aan een tehuis voor ongehuwde moeders en een huis voor psychisch zwakke mensen. Het doel is het creëren van intergenerationele banden tussen deze verschillende bevolkingsgroepen. Het gebouw is opgedeeld in flats met een keukentje en een badkamer, en met gemeenschappelijke ruimtes. Het rusthuis ’Les Trois Pommiers’ is door de GGC erkend als een ROB voor 18 bewoners20. Er bestaan ongetwijfeld ook zuivere privé-initiatieven in het Brussels Gewest: persoonlijke initiatieven die niet geregistreerd zijn en die ook niet worden gesubsidieerd door de overheid.
19 www.foyer.be 20 www.lestroispommiers.be
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
36
Deel 3 Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Waalse Gewest
Bevoegdheidsverdeling en kwaliteitszorg De wetgeving bepaalt dat rusthuizen, serviceflats en dagopvangcentra niet mogen werken zonder een erkenning. De erkenning wordt verleend door gemeenschapsadministraties voor personenhulp. In het Waals Gewest wordt deze materie geregeld door het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de ‘Conseil wallon du troisième âge’ (BS 26.06.1997, p.17403), gewijzigd door het decreet van 6 februari 2003 (BS 12.03.2003, p.11889), en het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de ‘Conseil wallon du troisième âge’ (BS 27.01.1999, p.2221), gewijzigd door het uitvoeringsbesluit van 15.01.04 (BS 26.03.2004, p.17565). De specifieke erkenningsnormen voor RVT’s zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit van 21 september 2004 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging (BS van 28.10.1994). De besluiten van het Waals Gewest leggen een geheel van normen vast waaraan de instellingen moeten voldoen. Die normen hebben onder meer betrekking op: • de vrijheid van de bewoners, het respecteren van hun overtuiging en hun participatie, • de invoering van een huishoudelijk reglement, een overeenkomst, een individueel dossier, een mededelingenbord en een bewonersraad, • een visie op het leven in het rusthuis (ofwel een institutionele levensvisie die inspeelt op de noden van de bewoners om hun welzijn optimaal te verzekeren en hun zelfstandigheid te bewaren. Artikel 5 §2 punt 11° van het decreet van 06.02.03 van het Waals Gewest tot wijziging van het decreet van 05.06.97), • de hygiëne, voeding en gezondheidszorg, • het personeel: aantal, opleiding, kwalificatie, zedelijk gedrag, • het gebouw en de veiligheid: onderhoud, verwarming, waarschuwingssysteem, gemeenschappelijke leefruimte, • de boekhouding, • de opvang en huisvesting, • de aanpassing van de verblijfsprijs.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
37
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Wat de recente maatregelen betreft, heeft de Waalse regering in november 2008 verschillende maatregelen getroffen met betrekking tot de huisvesting van bejaarden: • Het Gewest zal een kadaster opstellen van het aanbod op het gebied van de huisvesting en opvang van bejaarden. Daarmee kunnen minder goed voorziene zones worden opgespoord en kunnen de behoeften en het aanbod beter op elkaar worden afgestemd. • Er komen 520 nieuwe bedden voor kortverblijf. De totale capaciteit zal stijgen van 680 tot 1200 bedden voor kortverblijf. Deze bedden verzekeren een alternatieve bijstand en opvang van bejaarden door een verblijf in een rusthuis aan te bieden dat beperkt is in de tijd (maximum 3 maanden per jaar), om er te herstellen na een ziekte of om de naasten enig respijt te geven. De programmering van de bedden voor kortverblijf bedraagt 9,4 voor 10 000 inwoners ouder dan 60 jaar. • Het Gewest zal de beheerders van rusthuizen ook de mogelijkheid geven een publiek-private samenwerking aan te gaan om aldus in aanmerking te komen voor subsidies bij de aankoop van gebouwen. De regering kan op die manier projecten steunen voor infrastructuurwerken (brandbeveiliging, vervallen gebouwen, het gebrek aan comfort, de niet-naleving van bepaalde erkenningsnormen of de kwaliteit van vernieuwende projecten, meer bepaald wat betreft de duurzame ontwikkeling) van rusthuizen, RVT’s, serviceflats of dagopvangcentra. In maart jongstleden werden al veertig projecten geselecteerd voor een budget van 110 miljoen euro. In 2009 zal nog eens 74 miljoen euro verdeeld worden. De Waalse regering wil eveneens de toegang tot overgangsformules voor zoveel mogelijk mensen bevorderen. Daartoe heeft ze een ontwerp van besluit goedgekeurd betreffende de subsidies voor investeringen in instellingen voor de huisvesting van bejaarden. Dit besluit van de Waalse regering verruimt de mogelijkheid voor het toekennen van subsidies aan instellingen en diensten bestemd voor bejaarden die geen rusthuizen zijn: serviceflats en dagopvangcentra. De formule kende al een zeker succes, maar bleef tot op heden moeilijk toegankelijk voor mensen met een laag inkomen. Om de gezinnen van bejaarden met een laag pensioen ook toegang tot dit alternatieve aanbod te geven, voorziet het plan voor sociale integratie in een bedrag van 15 miljoen euro bestemd voor de subsidiëring van deze alternatieve structuren. Nog een andere maatregel getroffen door de Waalse regering: de gezinsopvang van bejaarden. Het doel hiervan is bejaarden op te nemen in opvanggezinnen en aldus een alternatief te bieden voor de rust- en verzorgingstehuizen, te meer daar deze structuren niet in staat zullen zijn alle bejaarden op te vangen die er de komende decennia zullen willen komen wonen. Deze gezinsopvang (die volgens Didier Donfut, Waals minster van Sociale Actie, een première is in het Waals Gewest) beoogt de huisvesting bij een privépersoon thuis van maximum drie bewoners die niet tot zijn familie tot en met de vierde graad behoren. De bewoner (ouder dan 60) krijgt er huisvesting, bijstand voor het organiseren van de vereiste verzorging, en hulp bij het uitvoeren van de dagelijkse taken in een gezinskader. Dit project is geïnspireerd op het Franse model en is bestemd voor bejaarden die vanaf een bepaalde leeftijd vrezen in een isolement te belanden, maar hun leven niet in een instelling willen beëindigen (of die daartoe niet over de financiële middelen beschikken). Het voorziet in een overeenkomst tussen de drie partijen: het opvanggezin, de bewoner en het Waals Gewest, via een dienst voor sociale bijstand die de onthaalcapaciteiten van het opvanggezin moet beoordelen, zowel op het gebied van de onthaalinfrastructuur als op dat van de vorming. De regering heeft op 17 juli 2008, in eerste lezing, het ontwerpdecreet goedgekeurd dat de normen vastlegt waaraan de gezinsopvang moet voldoen om een werkingsvergunning te kunnen krijgen. Naast
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
38
Deel 3 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Waalse Gewest
de persoonlijke bijdragen zal het Gewest de investeringen voor het initiatief subsidiëren (bijvoorbeeld de installatie van een lift).
Zorgaanbod voor zorgbehoevende ouderen in het Waalse Gewest 1. Woonzorgcentra en serviceflats. Rustoorden voor bejaarden (ROB) en rust- en verzorgingstehuizen (RVT) behoren tot de klassieke huisvestingsvormen voor bejaarden. Volgens cijfers van Infor Homes Wallonie waren er eind 2006 in het Waals Gewest 681 rusthuizen, met in totaal 45 238 bedden. Het Waals Gewest telde op 2 juli 2008 45 407 erkende rusthuisbedden en 2 139 bedden waarover een principeakkoord bestaat dat ze ten laatste over 3 jaar beschikbaar zullen zijn. Dat geeft een totaal van 47 546 bedden wat overeenstemt met het moratorium dat werd vastgelegd in het protocolakkoord tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. Daarnaast zijn er ook serviceflats (SF). Op 2 juli 2008 boden ze 1 302 plaatsen aan (cijfers Waals Gewest). Op dat moment bestond er ook een principeakkoord over 1 569 woningen, wat betekent dat ze binnen drie jaar na die datum in gebruik moeten zijn genomen. Infor Homes Wallonie telde eind 2006 68 serviceflats (met 1 205 bedden) en 21 seniories (met 1 283 ROB-bedden en 218 RVT-bedden). Opmerking: er werd rekening gehouden met seniories/homes als hun naam ernaar verwijst (bijvoorbeeld ’de seniorie van Val’). Deze voorzieningen zijn, net als het aantal bedden die ze aanbieden, al verrekend onder de ROB- en RVT-types.)
2. Kortverblijf Voor het Waals Gewest biedt de formule van het kortverblijf een passend antwoord op de noden van: • gezinnen die een bejaarde ten laste hebben en die wat ademruimte willen of die tijdelijk niet kunnen zorgen voor de bejaarde bijvoorbeeld omdat de hulpverstrekker opgenomen is in een ziekenhuis; • bejaarden met een verminderde zelfstandigheid, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname, die tijdelijk nog niet kunnen terugkeren naar huis. Het Waals Gewest schat het aantal ‘kortverblijfbedden’ op 530 eenheden. In samenspraak met het federale niveau zal dit aantal begin 2009 worden opgetrokken. Op minder dan een jaar tijd zal het potentiële aantal kortverblijfbedden vrijwel worden verdubbeld tot 1 200 eenheden.
3. Dagopvang en Dagverzorgingscentra Voor de opvang van bejaarden bestaan er dagverzorgingscentra die zich richten tot dezelfde categorie van personen als de ROB’s, met dien verstande dat de bejaarden enkel overdag in dit gespecialiseerd centrum verblijven. Het gaat om dagopvangplaatsen die omgezet zijn in dagverzorgingsplaatsen. Op 02.07.08 telde men 202 dagverzorgingsplaatsen, plus 24 plaatsen in de omschakelingsfase.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
39
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Het centrum voor dagopvang, biedt bejaarden de mogelijkheid om thuis te blijven als ze overdag geen hulp kunnen krijgen van hun omgeving en als ze hun sociaal isolement willen doorbreken via ontmoetingen in het centrum en via de deelname aan activiteiten. Eind 2006 telde Infor Homes Wallonie 38 centra voor dagopvang (met 404 plaatsen). Volgens de laatste cijfers van het Waals Gewest (2.07.08) zijn er 414 plaatsen beschikbaar en zijn er 167 plaatsen principieel goedgekeurd. Synthesetabellen (02.07.08) 21 Per categorie: Soort aanbod
Index per categorie
Aantal in gebruik
Aantal volgens principieel akkoord
Totaal
Rustoordbedden
ROB
31 088
2 139
Rustoordbedden omgezet in rust- en verzorgingstehuisbedden
RVT
14 319
*
Bedden voorbehouden voor kortverblijf
KV
404
114
Plaatsen dagopvangcentra
DC
212
167
DVC
202
*
SF
1 302
1 569
2 871
zuivere RVT
1 196
32
1 228
Plaatsen dagopvangcentra omgezet in plaatsen voor dagverzorgingscentra Serviceflats Zuivere rust- en verzorgingstehuisbedden
47 546
518 581
* bedden in RVT-omschakelingsfase (1 160 bedden) en plaatsen in omschakeling naar dagverzorging (24 plaatsen) zijn niet opgenomen in de tabel omdat het eindresultaat van deze operatie niet verandert. Bijvoorbeeld: als het aantal RVT-bedden toeneemt met x eenheden, daalt het aantal ROB-bedden automatisch met x eenheden.
21 cijfers Waals Gewest – kabinet van minister Donfut
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
40
Deel 3 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Waalse Gewest
Aanbod beschikbaar op 2 juli 2008 per arrondissement: Arrondissement Nivelles
ROB
RVT
KV
DC
DVC
SF
zuivere RVT
2.847
1.440
27
20
10
70
0
685
348
11
0
0
0
0
Charleroi
3.402
1.784
32
28
35
103
120
Mons
2.609
1.035
30
17
5
123
100
Mouscron
1.243
620
10
0
15
87
0
Soignies
1.504
795
27
19
5
108
90
Thuin
1.661
687
15
0
10
106
128
Tournai
2.187
750
22
12
0
126
67
Huy
1.125
528
7
3
13
69
20
Liège
5.420
2.569
96
26
48
217
275
Verviers
1.967
961
29
10
13
49
199
Waremme
561
261
14
6
6
29
25
Arlon
474
80
5
0
0
0
0
Bastogne
316
110
0
0
0
0
30
Marche
405
159
5
0
0
20
0
Neufchateau
578
244
6
0
0
0
0
Virton
387
167
3
30
0
19
54
Dinant
777
330
13
13
12
12
28
Namur
2.356
1.253
48
28
30
127
60
584
198
4
0
0
37
0
31.088
14.319
404
212
202
1.302
1.196
Ath
Philippeville Totaal Geconsolideerd totaal
45.407
414
Op 2 juli 2008 was 31,53% van het aantal bedden, evenals 48,79% van het aantal plaatsen voor dagopvang, concreet beschikbaar voor de meest afhankelijke bejaarden.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
41
Hoofdstuk 2 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen
Aanbod beschikbaar op 2 juli 2008 per sector: Sector
ROB
RVT
KV
DC
DVC
SF
zuivere RVT
Openbaar
6.716
5.268
48
89
97
101
980
Vereniging
5.856
4.020
139
83
62
561
216
Commercieel
18.516
5.031
217
40
43
640
0
Totaal
31.088
14.319
404
212
202
1.302
1.196
Geconsolideerd totaal
45.407
414
Er bestaan echter geen centra voor nachtopvang
4. Minder traditionele voorzieningen Naast de klassieke structuren bestaan er ook alternatieve initiatieven waarbij de huisvesting van bejaarden enigszins anders wordt aangepakt. In de literatuur is er sprake van een alternatieve leefomgeving voor bejaarden: • In Wallonië bestaan er verschillende initiatieven die uitgaan van het principe van het groepswonen (persoonlijke of gemeenschapsprojecten waarover een consensus bestaat, los van de wet - definitie afkomstig van de vzw Habitat et Participation) met of zonder intergenerationele dimensie: in Waals-Brabant is er bv. Le Petit Béguinage (Klein Begijnhof - een groep van zeven huisjes + een gemeenschappelijke ruimte voor mensen met een gedeelde levenshouding) en het Monticelli-huis (Villers-la-Ville - maakt deel uit van de vzw Abbeyfield). In de provincie Luik is er onder meer Le Balloir (Luik- Intergenerationeel project met twee plaatsen (1 ROB en 1 groepswoning) en verschillende bevolkingsgroepen (bejaarden, alleenstaande of door hun moeder begeleide kinderen)), het huis Jean-Remacle de la Tour (Lixhe - in de lijn van Abbeyfield) of ook het Collectif Logement Hannut (intergenerationeel woonproject met een lage huurprijs en met mogelijkheden voor uitwisseling en collectieve activiteiten). In de provincie Namen is er Vert Galant (groepswonen in zelfbeheer en mede-eigendom - Gembloux), een ander voorbeeld van groepswonen. Deze lijst is uiteraard niet volledig. • In Wallonië wordt ook het concept van de gezinsopvang toegepast. Sedert 1993 biedt het Organisme provincial de l’Action sociale van Namen (OPAS) een gezinsopvangdienst voor bejaarden aan. Het principe houdt in dat ouderen worden opgevangen in gezinnen waar ze een eigen kamer ter beschikking hebben. Dit model sluit aan bij experimenten in Frankrijk en in Quebec. Het project botste echter op verschillende obstakels (tekort aan opvanggezinnen, aangeboden comfort dat niet beantwoordt aan de vraag van de ouderen…) en had niet het verwachte resultaat. Ondanks deze moeilijkheden wil de Waalse minister van Sociale Actie deze opvangvorm promoten en heeft hij een ontwerpdecreet opgesteld om dit woningaanbod wettelijk te omschrijven (zie hoger).
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
42
Deel 3 - Woonvormen voor zorgbehoevende ouderen in het Waalse Gewest
5. Woonvormen voor dementerende ouderen Speciale opvangplaatsen voor geestelijk verwarde bejaarden zijn volledig aan hen aangepast: ze bevorderen de collectieve en individuele zelfstandigheid door het scheppen van een leefomgeving die geïnspireerd is op een gewoon gezin. De opvang en huisvesting van geestelijk verwarde bejaarden kan worden georganiseerd binnen een rusthuis, maar ook binnen een speciaal aangepaste woning waarvoor een speciale erkenning bestaat indien het gaat om dementerenden. In dat geval bevordert de woning de collectieve en individuele zelfstandigheid dankzij het scheppen van een leefomgeving zoals in een gewoon gezin. Gespecialiseerde woningen voor geestelijk verwarde personen vonden inspiratie bij het concept van Cantou, dat in de jaren 60 opdook in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië en later, vanaf 1976, in Frankrijk. In het Occitaans verwijst de term ‘cantou’ naar de huiselijke haard, met verschillende connotaties: gezin, warmte, hulp, luisteren enz. Het concept heeft betrekking op een kleine gemeenschappelijke leefruimte die doet denken aan de sfeer rond een haardvuur, een thuis waar mensen deelnemen aan alledaagse activiteiten. In België wordt het Cantou-concept toegepast in Mariemont Village (gemeente Morlanwez) dat bestaat uit acht cantou-eenheden met elk 15 bedden. Voor de geldende reglementering verwijzen we naar het besluit van de Waalse regering van 3 december 1998 over specifieke normen inzake de opvang en huisvesting van geestelijk verwarde bejaarden in een aangepaste woning.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
43
Hoofdstuk 3 Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
In dit hoofdstuk stellen wij de commentaren voor van de verschillende groepen ondervraagde actoren omtrent hun visie op het woonzorgcentrum van de toekomst. Deze commentaren werden verzameld via het werken met focusgroepen. Deze focusgroepen bestonden elk uit een specifieke doelgroep: bewoners, personeelsleden, directieleden en externe experts. Aanvankelijk was het de bedoeling de ideeën van elke doelgroep afzonderlijk voor te stellen. We werden al snel enthousiast over de grote overeenkomst in verlangens en visie, zowel vanuit het gezichtspunt van de huidige gebruikers als bij projectie naar de toekomst. Deze hoge graad van gemeenschappelijkheid is een bijzonder positief punt en versterkt het belang van deze thema’s. Dit proces bracht ons tot de volgende structuur in dit hoofdstuk: In een eerste fase presenteren we de overeenkomsten tussen de verschillende doelgroepen – bewoners, personeelsleden, directieleden en externe experts. Sommige groepen formuleerden specifieke opvattingen met betrekking tot hun eigen situatie, hun levenswijze in of rond het woonzorgcentrum, hun verantwoordelijkheden, enz. Die beschrijven we aan het einde van dit hoofdstuk.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
45
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
We willen vooraf benadrukken dat niet alle groepen zich op dezelfde plaats bevinden op de schaal van tijd, ruimte of verantwoordelijkheden. Zo zijn de bewoners volledig ‘intern’ aan het woonzorgcentrum, ze wonen er elke dag en vertellen dan ook over hun dagelijkse leven, hun ingewilligde wensen of hun ongenoegen over wat ze meemaken, hun streven naar verandering, vandaag en in het slechtste geval morgen. Ze leven in het ’nu’, het heden … en het woonzorgcentrum van de toekomst is hun toekomst niet. Toch geven ze adviezen aan andere toekomstige bewoners vooraleer ze het woonzorgcentrum binnengaan, opdat ze zich zouden voorbereiden en vooruitkijken. Omgekeerd kunnen de personeelsleden en de directies, hoewel ze ook deelnemen aan de interne werking van en het leven in de voorziening, zich wel verder in de toekomst plaatsen, een toekomst die ze misschien zelf ooit zullen meemaken! De personeelsleden willen hun huidige dagelijkse werk verbeteren maar kunnen er zich ook van losmaken om het toekomstige woonzorgcentrum te bedenken en uit te tekenen. De directieleden delen dit standpunt maar zitten meer gevangen in normen, regels en wetten die hun beslissingsvrijheid omkaderen, beperken of belemmeren. Hun blik op de toekomst verloopt dus op twee manieren: hun ideeën worden soms door de regels ingeperkt - “Ja, dat is allemaal heel mooi, maar de normen zijn er nu eenmaal ... En de beperkte financiële middelen ook!” - maar anderzijds ontvluchten deze ideeën de regels om de creativiteit de vrije loop te laten: “Laten we eens alle regels en centen onder tafel vegen … en ons inbeelden wat we zouden kunnen doen.” We willen er nogmaals op wijzen dat deze commentaren geenszins mogen worden veralgemeend. Het gaat om voorbeelden, ideeën en denksporen die niet als dusdanig verplicht of noodzakelijk aanwezig moeten zijn binnen het woonzorgcentrum van de toekomst. We geven hier enkel commentaren weer die aanzetten tot nadenken, tot reacties en tot nieuwe ideeën die we in hoofdstuk 4 in de vorm van suggesties uitschrijven.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
46
Deel 1 Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
Na verschillende ontmoetingen met de vier groepen van actoren – bewoners, personeelsleden, directieleden en externe experts – volgens de methodologie beschreven in bijlage, brachten we alle commentaren samen in elf gemeenschappelijke thema’s: 1. integrale benadering van de oudere zorgbehoevende persoon; 2. zelfbepalend zorgbehoevend oud zijn - kunnen kiezen; 3. individuele identiteit is het referentiepunt; 4. respect voor de wijsheid en rijpheid van de persoon; 5. een esthetische omgeving die verwijst naar een gewone woonomgeving; 6. een open woonomgeving midden in de samenleving; 7. een multi-generationele woonomgeving; 8. een menselijk model met aangepaste medische zorg; 9. waardig levenseinde; 10. organisatie van het werk; 11. responsabilisering van de ouderen; 12. een positief beeld van het woonzorgcentrum scheppen. Wat unaniem in de vier groepen geformuleerd werd en dezelfde richting uitgaan, zijn onder meer: • de menselijke en architecturale aspecten, • de problemen die de personeelsleden ervaren, • de organisatorische elementen verbonden aan de verzorging of aan het leven van alledag. We stellen vast dat sommige aspecten die in een algemene thematiek vervat zitten, evengoed bij een ander thema thuis kunnen horen. Alle elementen zijn onderling nauw met elkaar verbonden. De volgorde waarin de thema’s worden voorgesteld, is niet bepaald door een graad van belangrijkheid. De commentaren die cursief zijn gedrukt, zijn de letterlijke woorden van de bewoners, personeelsleden, directieleden of externe experts.
1. Integrale benadering van de oudere zorgbehoevende persoon Een thema dat in de vier groepen terugkomt, betreft de manier waarop de oudere in het woonzorgcentrum wordt benaderd: ofwel als een som van (zorg-)fragmenten die bij elkaar worden opgeteld en ingepast in de verschillende ‘disciplines’ binnen de voorziening, ofwel als persoon beschouwd in zijn/haar totaliteit.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
47
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
Wat stellen de geïnterviewde deelnemers voor om de integrale benadering van de zorgbehoevende oudere persoon te bevorderen? De eerste ideeën betreffen de ontwikkeling van een eigen uniek paradigma inzake holistisch personeelsbeleid in de zorg: het woonzorgcentrum van de toekomst moedigt de ‘natuurlijke’ samenwerking aan tussen de verschillende functies die - in plaats van elk apart ‘hun job’ te doen - als team samenwerken voor het welzijn van de bewoner. Er is onderling respect tussen de verschillende personeelsleden, ongeacht de sector of opleidingsachtergrond waartoe ze behoren. Elk personeelslid heeft zijn eigen plaats, rol en waarde in de integrale werking van het woonzorgcentrum, in de ruimste betekenis. Het technisch personeel is al even belangrijk en waardevol als het verzorgend personeel, en de troeven en mogelijkheden van iedereen worden ten volle benut. In deze context kiest het woonzorgcentrum voor een begeleidingsfilosofie die door alle actoren wordt gedeeld. Bewoners, personeelsleden, directies, vrijwilligers, enz. maken deel uit van een geheel. Het woonzorgcentrum verlaat de begane paden en ontgint de kwaliteiten van iedereen, ongeacht hun competenties, hun diploma (of gebrek daaraan) of de sector waaruit ze komen. Het woonzorgcentrum ontwikkelt een cultuur van flexibele sectoren. De zorgkundige die muzikaal talent heeft leidt samen met de animator een muziekworkshop of volgt een opleiding muziektherapie. Een verpleegster met een bijzondere aanleg voor lichamelijk contact, massage of relaxatie krijgt de kans de meest gedesoriënteerde bewoners te begeleiden tijdens ‘snoezelbaden’ of massages op het waterbed... Opleidingen gericht op de persoonlijke competenties en kwaliteiten ondersteunen de persoonlijke ontwikkeling van de medewerkers en geven deze troeven een professioneel karakter. Zo worden onbewuste bekwaamheden verstevigd en in goede banen geleid. Het woonzorgcentrum kiest resoluut voor een variatie aan disciplines binnen de voorziening door een beter evenwicht te zoeken tussen de personeelsleden toegewezen aan de lichamelijke zorg en aan de nietzorgende taken. Het woonzorgcentrum staat open voor psychologen die de bewoners en de personeelsleden begeleiden. De psychologische bijstand helpt de oudere tijdens het scheidingsproces van zijn of haar huis, zonder tabula rasa met het verleden, zonder de banden met het vroegere leven door te knippen. Men poogt de geschiedenis van elkeen in de nieuwe woonplaats te integreren, zoals de schakels van één ketting die dag na dag langer wordt, zonder definitieve breuk. Zo wordt de oudere in zijn totaliteit benaderd, rekening houdend met specifieke problemen, uitdagingen, resterende capaciteiten en mogelijkheden, ongeacht of hij of zij al dan niet dementerend is. In een levenskader dat het individu ziet in zijn gebreken en zijn schoonheid, kunnen mensen die aan dementie lijden nog heel goed functioneren, leven en zich goed voelen.
2. Zelfbepalend zorgbehoevend oud zijn - kunnen kiezen Alle groepen zijn het erover eens dat de autonomie van de bewoner – zijn of haar vermogen om eigen keuzes te maken, welke die ook zijn – een van de prioriteiten van het woonzorgcentrum van de toekomst moet zijn. Hoe de zelfbepaling, keuzevrijheid en vrije uiting van mening, ideeën of reacties bevorderen?
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
48
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
Eerst en vooral zou die vrijheid van keuze en zelfbepaling best al aanwezig zijn vóór de opname in het woonzorgcentrum. De oudere van de toekomst zou zich hierop kunnen voorbereiden en zijn verantwoordelijkheid t.a.v. het nieuwe levenskader opnemen. Tijdens de focusgroep van externe experts formuleerde iemand het concept van ‘life coaches’ die de ouderen (de huidige of toekomstige bewoners van de voorzieningen) steunen en omringen, om ze te helpen hun keuzen te maken en hun eigen levensproject uit te werken. Deze thematiek komt gedetailleerd aan bod in punt 12 van deze analyse. In het dagelijkse ‘woonzorgleven’ wordt ‘zelfbepaling’ dus het uitgangspunt van waaruit de ganse organisatie vorm krijgt. Tijdsschema‘s worden versoepeld, de regels van het type “je moet op dit uur eten, je moet op dat uur opstaan …” (commentaar van een extern expert) worden afgeschaft. De nadruk ligt op vrijheid en flexibiliteit in de keuze van de uurregeling, aansluitend op de vroegere leefgewoonten van de betrokken persoon. Ieder is vrij te kiezen wat hij wenst te eten, met wie hij aan tafel wil zitten, hoe laat hij wil eten, of hij zijn dessert naar zijn kamer wil meenemen om het later op te eten, of hij alleen dan wel met anderen samen wil zijn, zonder enige verplichting. Een leefkader dat de autonomie bevordert, geeft ieder de kans zich uit te spreken over de manier waarop met zijn of haar afhankelijkheid wordt omgegaan, en of men al dan niet direct wenst samen te wonen met ouderen die aan dementie of zware psychische stoornissen lijden. Om de zelfbepaling te stimuleren, is in het woonzorgcentrum van de toekomst ook een attitudewijziging zichtbaar. De paternalistische stijl in de trant van “Wij weten wat het beste is voor u”, “Wij zijn beroepsmensen en goede huisvaders, laat ons maar doen” (commentaar van externe experts) heeft plaatsgemaakt voor een mentaliteitswijziging waarbij de medewerkers de oudere persoon benaderen vanuit zijn resterende capaciteiten, troeven en potentieel en daarbij de beperkingen ook respecteren. (elementen die in punt 4 aan bod komen). Het proces van “denken in de plaats van de andere, vooral wanneer hij afhankelijk of dementerend is” (commentaar van personeelslid) … heeft plaatsgemaakt voor een bevragende, contactgerichte houding. Alle groepen van geïnterviewde actoren, of ze nu intern of extern met het woonzorgcentrum zijn verbonden, onderstrepen het belang van meer overleg, meer ontmoetings- en discussiemomenten, kleine comités, vergaderingen over lopende projecten, met bijzondere aandacht voor wat de meest kwetsbare bewoners te zeggen hebben. De directie speelt een cruciale rol in deze autonomie door enerzijds model te staan voor het personeel en anderzijds beschikbaar te zijn, zowel in de tijd als qua ingesteldheid. Ze is bij alle bewoners bekend en kent elk van hen. Tegelijk hebben ook individuele bewoners een bepaalde uitstraling en wekken binnen het woonzorgcentrum energie, ideeën en zin op bij hun medebewoners. Wat betreft de mogelijkheden tot meningsuiting verplicht de wet het woonzorgcentrum nu al een bewonersraad op te richten waarin iedereen zijn wensen kan verwoorden, projecten kan aanmoedigen, zijn frustraties kan uiten. Dergelijke momenten bestaan dus al, maar ze lijken soms onvoldoende resultaat te geven. Het is inderdaad een feit dat sommigen de vergaderingen niet bijwonen, zich niet in het openbaar durven uitdrukken of daartoe de middelen niet hebben. Hun wensen en keuzen kunnen echter wel worden gehoord door de personeelsleden, tijdens intiemere momenten waarin elke vorm van communicatie die verder reikt dan de verbale expressie wordt aangemoedigd.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
49
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
De persoon die rustiger lijkt wanneer hij aan de wastafel wordt verzorgd in plaats van in de douche, de persoon die beter lijkt te eten samen met de andere bewoners dan alleen in zijn kamer, of de bewoner die lacht tijdens een animatieactiviteit, zelfs al kan hij niet zo goed meedoen als de anderen … het zijn allemaal tekenen die de personeelsleden herkennen als de wensen en verlangens van iedereen. Het woonzorgcentrum heeft nog andere mogelijkheden: een krant waaraan de bewoners meewerken volgens hun persoonlijke vaardigheden, een variatie aan activiteiten voor volwassenen waaraan “niemand moet deelnemen… Laten we tegen elke prijs vermijden er een verplichte Club Med voor iedereen van te maken!” In het woonzorgcentrum van de toekomst wordt elke vorm van dwang geëlimineerd en wordt ruimer nagedacht over de oorzaak van de problemen en de risico’s, over het potentiële gevaar voor de bewoner of de ongemakken voor het personeel, … In extreme gevallen waarin dringende situaties een vorm van zachte dwang noodzakelijk maken, moeten alle actoren (directie, personeel, de bewoner, familie) die dwang in de tijd beperken en de gevolgen en alternatieve benaderingen evalueren in een volwaardige reflectie over het welzijn, de autonomie en de vrijheid van de bewoner. Het is volgens de vier bevraagde doelgroepen van het allergrootste belang dat het woonzorgcentrum iedereen in staat stelt keuzes te maken, ongeacht de lichamelijke, intellectuele, emotionele of maatschappelijke vermogens of ongeacht de cultuur waartoe hij of zij behoort. Het gaat zowel om de algemenere keuzes met betrekking tot de grote principes, de krijtlijnen, de manier van leven binnen het woonzorgcentrum, als de specifiekere, intiemere keuzen met betrekking tot de dagelijkse leefwereld. Het woonzorgcentrum moet een levenskader bieden waarin de bewoners volwaardige actoren zijn, waar “ze hun zeg kunnen doen en waar men naar hen luistert!”
3. Individuele identiteit is het referentiepunt In dit gemeenschappelijke leefkader waarin men zijn buren, zijn levensgezellen niet kiest, is het belangrijk te opteren voor een benadering op maat van elke unieke persoon. Welke mogelijkheden zien de deelnemers? Eerst en vooral moet er een grotere verscheidenheid van woonkaders komen die inspelen op de levenswijzen, tradities, culturen, gebruiken en gewoonten van zoveel mogelijk bewoners. Het woonzorgcentrum van de toekomst is geen monoliet, bepaald door één manier van werken, maar geeft een divers aanbod en kan zich soepel aanpassen aan de verscheidenheid van huidige of toekomstige bewoners. Het zijn de bewoners zelf die hun leefkader zo goed mogelijk moduleren. Daarbij zijn ze vrij de woonzorgvorm te kiezen die bij hen past en die hen op een zo geïndividualiseerd mogelijke manier begeleidt. Bestaande vernieuwende woonvormen, zoals de kangoeroewoningen of meegroeiwoningen, het groepswonen, de kleine leefeenheden, worden aangemoedigd met de bedoeling hun groei te stimuleren. Andere woonvormen, zoals begijnhoven, kunnen een nieuwe bestemming krijgen en worden tot woonzorgcentrum omgebouwd. Ook volledig nieuwe woonvormen moeten worden aangemoedigd, om
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
50
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
“komaf te maken met de kloostersfeer met een klok die tot de orde roept”, “om de verplichte terugkeer naar het internaat te vermijden” (commentaar van externe experts) en in te spelen op de behoeften van de gehele groep. In een dergelijk woonzorgcentrum (dat als een waaier van woonvormen moet worden opgevat) ligt het accent op de wensen van de bewoners, wat niet gelijk staat met op anarchistische wijze ingaan op alle wensen en verlangens, zonder discussie of overleg met de andere actoren. Het komt er veeleer op aan hun wensen en hun welzijn centraal te stellen in alle beslissingen en in elke reflectie, als een te bereiken doel dat de toon zet. Het woonzorgcentrum van de toekomst verschaft geïndividualiseerde bijstand op maat, een beetje ‘geval per geval’: Douches, baden, toiletten zijn autonoom te gebruiken of voorzien van aangepaste hulpmiddelen, ouderen worden motorisch gestimuleerd, er is specifieke begeleiding van personen met dementie, met de mogelijkheid diverse communicatiewijzen te benutten, men organiseert er avondactiviteiten voor bewoners die niet kunnen slapen, de medewerkers kunnen even halt houden bij een bewoner die zijn of haar ideeën wil delen, er is een aanbod aan gediversifieerde voeding, zo zijn er bijvoorbeeld buffetten met verschillende keuzen. Men kan de maaltijden alleen in de kamer nemen of samen met de anderen, afhankelijk van de dagen en op wisselende tijdstippen, men kan gaan slapen en opstaan op het uur dat het beste past, men kan alleen naar buiten wanneer men dat wil, zonder toestemming te vragen of noodzakelijkerwijs iedereen te verwittigen ... De bewoners in de moeilijkste situaties, die het meest afhankelijk zijn en minst autonoom krijgen het meeste aandacht. Voor sommige bewoners zijn routines belangrijk: ze zijn geruststellend en ze bieden richtpunten die de breuk met de oude leefomgeving verzachten en de aanpassing vergemakkelijken. Het woonzorgcentrum kiest daarom voor het maximale behoud van deze routines, van de ‘kleine hebbelijkheden’. “Waarom aan de mensen vragen zich aan onze werking aan te passen en niet omgekeerd?”, vraagt een personeelslid zich af. “Kunnen zij zich nog aan dergelijke veranderingen aanpassen?”, voegt een ander personeelslid toe. De mogelijkheden voor individuele flexibiliteit en aanpassing worden eveneens bepaald door de mate waarin men de bewoners kent. De bewoner van de toekomst vertelt al dan niet met de hulp van naasten, over zijn leefwereld, gewoonten, frustraties, wensen, prioriteiten... Dit vindt plaats tijdens rustige gesprekken, met eerbied voor de vertrouwelijkheid van sommige aspecten, soms word een levensboek gemaakt, een individueel kunstwerk, een gedicht, een film.22 Ook na het overlijden blijft iets van de persoonlijkheid van de bewoner als souvenir achter in het woonzorgcentrum. Voor de personeelsleden betekent dit dat ze zich los maken van de veilige technische knowhow, om de weg in te slaan van het experiment, de ontmoeting met de anderen, de levenskunst en het menselijke. Een adequate en speciale opleiding die ruimte laat voor flexibiliteit, die hen in staat stelt zich aan iedereen aan te passen ondersteunt deze vaardigheden en attitude.
22 Het genogram of sociogram is een grafische schematische voorstelling van een familie en haar leden (vaak over twee of drie generaties), de banden die hen verenigen en de bijbehorende biomedische en psychosociale gegevens.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
51
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
Men vertrekt dus van de verscheidenheid van persoonlijkheden, gewoonten, gebruiken en verlangens van alle bewoners, zonder de institutionele beperkingen uit het oog te verliezen.
4. Respect voor de wijsheid en rijpheid van de persoon Dit thema verwijst naar het typische voorbeeld van de boom der wijsheid in Afrika. Deze boom staat in het centrum van een gemeenschap, waar de wijzen (de oudsten van het dorp) hun kennis en ervaring overdragen op de jongere generaties, die rondom hen zitten, luisterend en leergierig. De bevraagde doelgroepen vinden zich alledrie terug in deze metafoor, waarbij de oudere én het woonzorgcentrum letterlijk en figuurlijk in het midden van de gemeenschap staat. De ouderen nemen er hun plaats in van ‘wijze’ en worden uitgenodigd die wijsheid te tonen, ze worden aangesproken op hun krachten en troeven, als project van de gemeenschap binnen het woonzorgcentrum. De deelnemers beklemtonen het belang van de manier waarop bewoners worden aangesproken. Het woonzorgcentrum beschouwt de bewoner als een gelijkwaardige persoon, ongeacht gebreken, zwakten, lichamelijke of geestelijke toestand. Alle actoren benaderen de bewoners zoals alle andere volwassenen en vermijden elke infantiliserende stijl, het tutoyeren zonder toestemming, het gebruik van koosnaampjes zoals pappie, mammie, metertje, enz., het gebruik van onpersoonlijke toesprekingen: ‘bed 114’ of de ‘demente van de eerste verdieping’, enz. Het personeel spreekt de bewoners aan met hun naam en voornaam, begroet hen hoffelijk in de gangen, klopt aan vooraleer de kamer binnen te gaan en wacht op een antwoord, stelt zich voor vooraleer om het even wat te doen, hoe beperkt ook, plaatst zich op dezelfde hoogte als de persoon om niet vanuit de hoogte te praten wanneer de bewoner neerzit, in bed ligt of in de zetel vastzit. In dezelfde optiek wordt de bewoner de regisseur van zijn of haar eigen bestaan. De bewoner reageert en stelt zijn organisatie van de dag voor, een eigen benadering en eigen oplossingen voor zijn of haar afhankelijkheid. Men spitst zich toe op wat iedereen nog aankan, alleen of met weinig of veel hulp, in overeenstemming met zijn of haar wensen. Ieder krijgt de kans “zelf datgene te doen wat hij nog kan doen”, of het nu om de intieme handelingen van alledag gaat zoals zich wassen, op een bepaalde manier kleden of eten, of om andere activiteiten zoals de familie ontvangen, de kamer inrichten en opruimen, muziek kiezen die men wil beluisteren, zich aan tafel bedienen, geld en medicijnen beheren, enz. Soms doen de personeelsleden voorstellen, wakkeren ze het vertrouwen aan of stimuleren de troeven die de persoon lijkt te zijn vergeten of waarover hij of zij denkt niet meer te beschikken. Er wordt echter geen activisme tegen elke prijs opgedrongen, als een kant-en-klare oplossing om het langer te kunnen volhouden. Het idee is veeleer dat “iedereen iets kan doen en iedereen iets weet, elk op zijn niveau”. De voorgestelde activiteiten zijn volwassen en valoriserend en spelen in op de maatschappij en haar ontwikkelingen (zoals informatica en leren omgaan met het internet), op het leven van alledag (zoals restauratieateliers) of op verbindende projecten met andere generaties. In het woonzorgcentrum is het personeel opgeleid om te observeren en te luisteren en de uitingen van de eigenheid en het potentieel van elkeen te bevorderen. In een klimaat van respect en empathisch luisteren, zoals rond de boom van de wijsheid, kunnen de rijkdommen die ieder in zich draagt aan het licht komen
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
52
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
en door de buitenwereld gehoord worden. De levensverhalen worden bewaard en getoond, samen met de verhalen en tradities van de stad of het dorp. Aan de familieleden wordt gevraagd mee te werken om de ontdekkingen te begeleiden, sporen uit te zetten voor het personeel en het te helpen bij zijn benadering van de persoon.
5. Een esthetische omgeving die verwijst naar een gewone woonomgeving Alle actoren die zich over dit thema hebben gebogen, onderstrepen de noodzaak binnen het woonzorgcentrum een huiselijke sfeer te scheppen, een woonkader dat goed lijkt op een gewoon interieur. Dankzij deze huiselijke omgeving kan men zich gemakkelijker zelfsturend voelen en een nieuw thuisgevoel scheppen. Medewerkers komen er gemakkelijker los van het medisch handelingsmodel. Hoe kan men een ruimte ontwikkelen die dicht bij de gewone omgeving van de persoon staat? De ondervraagden stellen unaniem dat alles wat aan het ziekenhuis doet denken, weg moet: structuren met meer dan 100 bewoners, lange witte gangen met onpersoonlijke kamerdeuren, maaltijden die in een refter op een plateau worden gebruikt, omringd door in het wit geklede personeelsleden. Men kiest voor kleur. Een grote verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de architecten, hun opleiding, hun houding tegenover de vergrijzing en het beeld dat ze van het woonzorgcentrum hebben. Architecten van de toekomst zijn adequaat opgeleid en geïnformeerd over de manier van leven binnen het woonzorgcentrum, over het feit dat het niet om ziekenhuizen gaat maar om gezellige woningen. Dit is wat een deelnemer voorstelt: “Vooraleer een woonzorgcentrum te ontwerpen, zouden de architecten zich er in een rolstoel moeten laten rondrijden om alle aspecten eens vanuit een andere gezichtshoek te bekijken!” Vooral de medewerkers wensen kleine leefeenheden, zelfs al maken die deel uit van een bredere structuur, eenheden op mensenmaat, voor een vijftiental personen. “Het ideale aantal bewoners stemt overeen met het aantal namen en voornamen die de personeelsleden makkelijk kunnen onthouden.” De bewoners worden er omringd door kleine groepjes personeel en het menselijke aspect primeert, zonder echter te raken aan de kwaliteitsvolle zorg. Het personeel draagt gewone, kleurrijke kleren. Daarnaast moet men kiezen voor architectuur die dichter aanleunt bij de leefwereld, de cultuur en de tradities van de bewoners. Dus misschien wat minder strakke structuren? Grote complexen worden afgewezen want vaak ontberen ze elke ziel en menselijke warmte. De keuze gaat naar gezellige plaatsen, zoals kleinere ruimten van het eetkamertype, waar ieder naar eigen believen naartoe kan, er kan eten samen met de personen met wie hij of zij de nauwste band heeft. Alle ruimten moeten worden ‘bezet’, er moeten korte en voldoende brede gangen zijn, liften waarin korte informele gesprekken plaats kunnen vinden, gezamenlijke buffetten, enz. Het noodzakelijke medische meubilair wordt zo ontworpen dat het verschillende functies combineert: praktisch, functioneel, esthetisch en discreet, met zoveel mogelijk gelijkenis aan gewoon huiselijk meubilair. Ook ergonomie en domotica krijgen hier een plaats. De bewoners worden aangemoedigd hun persoonlijke stempel op hun nieuwe woonplek te drukken. Meubels uit hun vroegere woonplaats worden in de kamer of in de gangen geplaatst, versiering en foto’s geven de kamer een persoonlijker tint en vertellen het verhaal van de bewoner. “Het is heel belangrijk dat de bewoner zijn meubels en zijn souvenirs mee kan brengen, want elk voorwerp heeft een eigen
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
53
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
geschiedenis die ons nauw aan het hart ligt”, “Niets is mij hier vreemd”, “Ik heb zelf mijn interieur ingericht, zelfs het bed is van mij.” De bewoners krijgen de keuze voor de inrichting van hun nieuwe leefruimte: sommigen vinden het noodzakelijk tabula rasa met het verleden te maken – zij brengen geen meubels mee, ze keren niet meer naar hun oude woning terug – en een nieuw leven te beginnen. “Het doet te veel pijn dingen te zien die men vroeger had en nu niet meer heeft.” Zo omvat het woonzorgcentrum heel gezellige kamers die gelijken op miniatuurflats, warmte uitstralen en een ziel hebben. Andere kamers zijn eenvoudig versierd met wat spulletjes en foto’s. Het gaat dus om een mozaïek van leefruimten. De kamers zijn voldoende ruim om er verscheidene familieleden gastvrij te ontvangen zonder dat die automatisch op het bed moeten gaan zitten. Weg van de slaaphoek is een klein salonhoekje ingericht. Echtparen kunnen samenwonen, in dezelfde kamer met een andere salonruimte, ongeacht of de partner al dan niet aan de opnamecriteria van het woonzorgcentrum voldoet. Het woonzorgcentrum van de toekomst ligt in een tuin die voor iedereen toegankelijk is, beveiligd voor de meest gedesoriënteerde bewoners en waarin personen met een beperkte mobiliteit zich makkelijk voort kunnen bewegen. Deze groene ruimte wordt afgewisseld met schaduwhoekjes voor verpozing en met moestuintjes waar men kan tuinieren en lokale groenten of exotische kruiden kan telen. Een centrale kiosk biedt beschutting tegen de regen, terwijl her en der in de tuin banken, parasols en kinderspelen staan. Ook de natuur is in het woonzorgcentrum aanwezig. Huisdieren zijn toegelaten als ze de andere bewoners niet storen: een kanarie in de kamer, een aquarium, konijnen, katten en kleine honden, rustig en vertrouwd. Planten die veel licht nodig hebben worden op de vensterbanken geplaatst, andere in de gangen, op het balkon of op de meubels. De bewoners ontvangen hun naasten en “kunnen hen iets aanbieden”. In de mate van het mogelijke zetten ze hun activiteiten en vrijetijdsbesteding van vroeger voort. Tot slot beschikken de bewoners over een eigen bel en een persoonlijke brievenbus om “verrast te worden dat ze post hebben ontvangen wanneer ze in de brievenbus kijken, de brief in het geheim te openen of te beslissen hem aan iedereen te laten zien …”. Ethiek en esthetiek liggen dicht bij elkaar. Het lijkt al even belangrijk om een esthetische omgeving te creëren waarin het aangenaam toeven is en die mooi is om te zien, te ruiken, te ademen … Daarom moeten kunstenaars toegang krijgen tot het woonzorgcentrum en er hun creatieve ideeën kunnen ontplooien. Men praat met hen best op vooraf over hun visie en zorgt ervoor dat de energie van het kunstwerk iets bijdraagt aan die van het woonzorgcentrum. De voorkeur kan uitgaan naar kunstwerken aangepast aan de vroegere culturen, tradities en levenswijzen van de personen die in het woonzorgcentrum wonen. Er kan een echte dialoog ontstaan tussen de kunstenaar, zijn of haar creatieve visie, de wensen van de bewoners en van de personeelsleden. Een mooie plaats om te leven, waarin kunst aanwezig is zonder de hele ruimte in te nemen. Over de geuren, kleuren, vormen en geluiden wordt lang nagedacht. Een bewegwijzering, aangepast aan de vermogens van iedereen wordt op een esthetische manier uitgedacht (niet alleen medisch of onpersoonlijk). Ook de akoestiek speelt een belangrijke rol, om te vermijden dat de leefplaatsen te lawaaierig worden,
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
54
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
door onder meer de karretjes die door lange gangen worden voortgereden of glazen tafels waarop de elementen van de maaltijd tegen elkaar botsen en vervelende geluiden produceren. Het woonzorgcentrum met aantrekkelijke ruimtes is een ware uitnodiging om op een goede manier oud te worden. Het is de plaats waar alles kan worden geprobeerd en uitgetest, waar van sommige regels kan worden afgeweken, maar met eerbied voor elk individu. Zo mogen de bewoners die dat willen de keuken binnen en zelf maaltijden helpen klaarmaken.
6. Een open woonomgeving midden in de samenleving Dit thema omvat zowel het openstellen van het woonzorgcentrum voor de naasten van de bewoners, als het openstellen in de ruimere betekenis, voor de andere leden van de gemeenschap en van de maatschappij. De ‘opname’ betekent vandaag nog al te vaak ‘aan de kant worden gezet’ in de maatschappij, afgezonderd raken, ‘alle oudjes samen’, terwijl de andere generaties elders gewoon verder leven. Het woonzorgcentrum wil openstaan voor de familieleden, de naasten en de vrienden van de bewoners, de belangrijkste actoren in het leven van de mensen, volgens hun wensen. De scheiding van de naasten wordt vaak als bijzonder pijnlijk ervaren, zowel voor de bewoner die van woonomgeving verandert als voor de familie, want die wordt naar de achtergrond verdrongen door de personeelsleden, die de fakkel als professionelen overnemen. De familieleden, die vaak schuldgevoelens koesteren omdat ze hun ouder niet bij zich hebben kunnen houden, moeten een belangrijke factor worden in de relatie die de bewoner met het woonzorgcentrum aangaat. Mantelzorgers zijn immers vaak ten einde raad omdat ze, verder dan hun eigen krachten reiken, proberen een persoon te verzorgen die afhankelijk is geworden of zijn autonomie verliest. Uiteraard zijn er familieleden die zich niet betrokken voelen bij hun naasten en zijn er bewoners die erg alleen zijn. Er worden dus nieuwe driehoeksverhoudingen uitgewerkt tussen de personeelsleden en de familieleden. Hoe de opening naar de familieleden bewerkstelligen? • Door vaste bezoekuren te vermijden - iedere bewoner kan mensen ontvangen wanneer dat hem of haar het best past, op het moment dat zij kunnen langskomen (aan het einde van de dag, na het werk en wanneer de kinderen slapen, om eventjes van een rustig moment te genieten, zelfs na 20 uur). En waarom niet tijdens de verzorging … met eerbied voor het werk van de anderen, en misschien kan men een handje toesteken? • Door de naasten toe te laten een nacht samen met hun ouder door te brengen, in de eigen kamer of in een speciaal daartoe ingerichte kamer (voor bezoekers die van ver komen, volgens het principe van de logeerkamer). De kamer is ruim en er kunnen verscheidene personen samen binnen zonder dat men op het bed moet gaan zitten. Een grotere ruimte met een kleine keuken of een salon is beschikbaar voor ontmoetingen met talrijker gasten. • Door de naasten toe te laten deel te nemen aan het leven in het woonzorgcentrum, door ze uit te nodigen op de bewoners- of familieraden, door projecten op te starten die worden gedragen door de bewoners en hun naasten, samen met dynamische professionelen. De familieleden onderstrepen dat het moeilijk is passief te blijven wanneer men een naaste bezoekt, te moeten blijven zitten, soms zonder verbale communicatie, niet meer dan vroeger trouwens! Vroeger, thuis, in de vorige woonomgeving, kon de persoon in zijn omgeving ingrijpen. Dat maakte een grotere interactie met de naasten mogelijk, want ze konden bijvoorbeeld
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
55
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
meehelpen bij de huishoudelijke taken. Het woonzorgcentrum laat de familieleden deelnemen aan het dagelijkse leven: de tafel dekken, meedoen aan animatie- of huishoudactiviteiten, tuinieren, hulp bij de verzorging, enz. De naasten krijgen opnieuw een eersterangsplaats door hen te vragen iets over hun oudere te vertellen en hem of haar voor te stellen (uiteraard met de instemming van de betrokken bewoner), te zeggen wat er goed ging thuis, wat ze hadden geprobeerd, enz. Hen eraan herinneren dat zij het best geplaatst zijn om hun familielid te helpen, liefde te geven en de professionelen bij te staan in hun menselijke begeleiding. Kortom, het woonzorgcentrum zorgt voor de naasten, vooral zij die een persoon met dementie begeleiden. De medewerkers in het woonzorgcentrum begeleiden hen naar de professionelen in de sector, de verenigingen van zieken of mantelzorgers die hen kunnen helpen en waar ze hun ervaringen met anderen kunnen delen. Toch mag men niet vergeten dat sommige bewoners erg alleen zijn en geen externe familieleden hebben buiten de relaties die binnen het woonzorgcentrum worden opgebouwd. Vrijwilligers zijn ook daarom essentieel voor een woonzorgcentrum, niet alleen brengen ze de buitenwereld binnen, maar ze leggen ook intieme banden met sommige eenzamere bewoners. Andere bewoners hebben dan weer een grote familie, talrijke naasten, ook kinderen of adolescenten die niet altijd zin hebben om naar het woonzorgcentrum te komen: “Het is al moeilijk de banden tussen de generaties thuis in stand te houden, en adolescenten zullen nog minder geneigd zijn hun grootouders te bezoeken.” (extern expert). ... en de verbinding met de buitenwereld? Het woonzorgcentrum wil ook openstaan voor de buitenwereld, voor de maatschappij in de ruimste betekenis, “zodat het leven buiten de muren er kan binnendringen”. De bewoners leven in leefgemeenschap die evengoed deel uitmaakt van het buurtleven, zij het misschien op een andere manier. Tweerichtingsverkeer primeert: het woonzorgcentrum moet de banden met de gemeenschap bevorderen door het burgerschap te behouden (bijvoorbeeld door een sociaal leven in stand te houden). Men kan de bewoners en de externe personen toelaten te komen en te gaan en alle ruimtes te gebruiken. Zo kan het woonzorgcentrum binnen zijn muren een bakkerij hebben, een café, een winkel, een wellnesscenter, een stemkantoor, ... Ook activiteiten of animaties die ‘buiten de muren’ plaatsvinden of die een beroep doen op buitenstaanders worden aangemoedigd: bezoeken, markten, wandelingen, shopping, film, tentoonstellingen, restaurants,… ‘net als vroeger!’ Men droomt van kleine woonzorgconcepten, verspreid over de stad en verbonden met een centrale organisatie: “Ik heb nog een rol te spelen in het leven van de gemeenschap.” Dit kan de integratie in de wijk, de banden met de buren en de winkels in de buurt bevorderen. De ouderen die er wonen bevinden zich in het hart van de stad of het dorp, liefst waar ze vandaan komen, langs de straten of de velden, bereikbaar voor de kinderen die er komen aankloppen voor hun gesponsorde wandeling of tijdens de carnavalsfeesten; een moment van rust en een praatje wanneer de mis gedaan is, ontmoetingen met senioren die niet in het woonzorgcentrum wonen maar toch komen meehelpen in de moestuin, mee
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
56
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
komen eten of aan een of andere activiteit meedoen. Zo worden de ontmoetingen van de ouderen gevarieerder en blijven ze niet uitsluitend beperkt tot de verzorging. De deuren van het woonzorgcentrum staan altijd open, geen gesloten afdelingen en geen toegangscodes, zelfs voor de meest gedesoriënteerde bewoners. Iedereen moet solidair waakzaam zijn! De verzorging kan overal gebeuren, in het woonzorgcentrum maar ook in de vroegere woning, in het appartement, in de kleine leefeenheid die bij het woonzorgcentrum hoort, … De zorg verlaat het woonzorgcentrum en wordt flexibel. Het woonzorgcentrum werkt nauw samen met de lokale verenigingen, het OCMW, de kerkfabriek, om alle beschikbare leefplaatsen te gebruiken en zich in de levensruimte van de gemeenschap te integreren. Het vrijwilligerschap wordt aangemoedigd en omkaderd. Alle geïnterviewde deelnemers onderstrepen dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar de bewoners met mobiliteitsproblemen. Ze hangen immers van anderen af om uit het woonzorgcentrum te komen, en dat geeft hen vaak het gevoel opgesloten te zitten.
7. Een multi-generationele woonomgeving Over dit thema zijn heel wat controverses gerezen, niet zozeer tussen de groepen maar veeleer binnen de groepen zelf. Uit die discussies zijn drie belangrijke punten naar voor gekomen: • Bij de intergenerationele dimensie moeten alle andere generaties worden betrokken. De verlenging van de levensduur en de toename van het aantal ouderen hebben de waaier van generaties die een speciale plaats zou moeten krijgen, breder gemaakt. Er zijn de volwassenen, de adolescenten, de bruggepensioneerden, de jonge kinderen, de baby’s. In het algemeen onderstreept iedereen het belang van de kennisoverdracht en de verbinding (het idee van de boom van de wijsheid dat in punt 4 is uitgewerkt) en het bevorderen van het gevoel nuttig te zijn. • Het is echter essentieel dat ieder kan kiezen om al dan niet in contact te komen met andere generaties, en vooral de jongste. Deze gezamenlijke momenten mogen niet verplicht zijn maar moeten à la carte beschikbaar zijn, zonder dwang en op de lange termijn. Sommige momenten worden als dusdanig georganiseerd, andere zijn eenmalig en vinden toevallig plaats, na ontmoetingen in de gangen, liften of andere gemeenschappelijke ruimten. Er slaan vonken over en er worden nieuwe banden gesmeed, buiten elke controle van het personeel. “Omdat ik nooit getrouwd ben geweest en geen kinderen heb gehad, heb ik veel aan de aanwezigheid van jongeren en ook minder jongeren, ze zijn als een tweede familie voor mij. Ik denk ook dat wij oudjes deze jonge mensen en deze kwetsbare kinderen nog heel wat bij kunnen brengen (richtpunten, een luisterend oor, het delen van kennis…).” “Ik hou niet van feesten als er te veel kleine kinderen aanwezig zijn, ze maken te veel lawaai en dat is te vermoeiend op mijn leeftijd.” • Tot slot moeten de intergenerationele betrekkingen worden opgebouwd in een klimaat van uitwisseling tussen de groepen. Ouderen zijn geen mensen die door anderen moeten worden ‘geholpen of vermaakt’, wat slecht is voor hun gevoel van eigenwaarde. Als deze uitgangspunten worden gerespecteerd, dan kunnen de banden tussen generaties op verschillende
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
57
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
manieren worden bevorderd (zie ook de publicatie en de projectoproepen van de Koning Boudewijnstichting inzake de ‘Veroudering van de bevolking en de verhoudingen tussen de generaties’). De aanleg van een peutertuin, buitenspelen of een hoekje binnen het woonzorgcentrum, met voor iedereen toegankelijke spelen of een berijdbare piste die de tuin doorkruist. Het woonzorgcentrum moedigt projecten met kinderen, adolescenten en volwassenen aan. Zo sprak men van een woonzorgcentrum waar een fietsstraat voor kinderen tussen loopt! Er kan een jeugdherberg worden opgericht nabij het woonzorgcentrum, met de mogelijkheid de maaltijden samen met de bewoners te nemen, of men kan een kinderdagverblijf in het woonzorgcentrum inrichten.
8. Een menselijk model met aangepaste medische zorg In punt 5 hebben we benadrukt dat de bewoner in een gezellige en esthetische omgeving kan vertoeven, ver van het medische model met gemedicaliseerde architectuur. Deze architecturale benadering is de concrete vormgeving van het nieuwe paradigma van de ouderenzorg. Hierna groeperen we de commentaren over de relationele en menselijke aspecten die hiermee verband houden met de kennis van iedereen, personeels- en directielid, veeleer dan uitsluitend op de medische kennis. Een woonzorgcentrum is geen ziekenhuis! Het medicatiebeleid en de medische zorg van de toekomst is daarom, net als de verplichte lijst van ‘verpleegkundige handelingen’ niet meer op het ziekenhuissysteem geschoeid, maar op een eigen ‘woonzorgconcept voor ouderen’ en responsabiliseert de bewoners.“Minder pillen en meer woorden”, zo luidt de slogan van sommige personeelsleden. De omgang met de zorgbehoevende oudere is gericht op het ‘welzijn’ in het algemeen. Er zijn zeker zoveel handen betrokken bij het leef-aspect (vb. opvoeders, vrijwilligers, animatoren, muziektherapeuten, psychologen...) als het lichamelijke zorgaspect. Wonen en zorg worden duidelijk van elkaar gescheiden. Om een zo normaal’ mogelijke woon- en leefomgeving te creëren, is het woonzorgcentrum een 50/50 mix van zwaar zorgbehoevende bewoners en ouderen die minder zorgbehoevend zijn, zij zorgen voor het ‘normale’ in het dagelijks leven van de bewoners van de toekomst. De inhoud van de optie geriatrie totaal vernieuwen vs. klinische medische inhoud De louter verzorgende houding van de professionele ‘expert’ die alles weet ten opzichte van de persoon die zich laat doen verdwijnt uit woonzorgcentrum. De eenzijdig zorgende attitude “Er wordt zoveel gewassen”, zo formuleerde een directielid het. heeft plaats gemaakt voor een gezellige en gevarieerde begeleiding op maat Zonder deze ziekenhuissfeer geurt het woonzorgcentrum weer naar warm, ovenvers brood, zelfgemaakte soep, groenten en fruit die vers geoogst zijn of van de markt meegebracht. Fris bier en goede wijn worden zoals voorheen geschonken, en de naasten en bezoekers krijgen koffie met koekjes en cake. Geen jam uit de obligate fabriekspotjes voor de rest van je leven, maar een keuze van charcuterie en maaltijden die bereid zijn zoals thuis. Het woonzorgcentrum wordt een ruimte voor welbevinden die externe personen zin geeft mee te genieten van een moment van ontspanning, een praatje te maken en te genieten van de positieve energie die het woonzorgcentrum en zijn bewoners uitstralen.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
58
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
9. Waardig levenseinde In het woonzorgcentrum is het thema van de dood en het levenseinde geen taboe. Het wordt ethisch benaderd en met eerbied voor de overtuigingen van iedereen. Daarbij wordt voorrang gegeven aan de autonomie van de bewoner over de manier waarop hij of zij wenst te sterven, en ook de familieleden worden hierbij betrokken. Daartoe moet het verplichte continuüm worden doorbroken, gaande van de oorspronkelijke privéwoning naar het ziekenhuis, dan van het ziekenhuis naar het woonzorgcentrum, en dan terug van de het woonzorgcentrum naar het ziekenhuis, om er te sterven, ver van huis. Zoals een personeelslid het stelt, een waardig levenseinde betekent “leven geven aan de dagen die resten, veeleer dan extra dagen aan het leven geven”. Alle deelnemers benadrukken het belang van te kunnen sterven alsof men thuis is, op zijn eigen manier, omringd door zijn naasten, in de eigen kamer, zelfs wanneer de toestand achteruitgaat, om te vermijden dat “van verdieping wordt veranderd naarmate de gezondheidstoestand verslechtert.” Daartoe is het belangrijk de wensen te kennen van elke bewoner en voor iedereen een ’advanced care planning’ op te stellen. Na het overlijden worden de andere bewoners verwittigd en wordt aan de bezoekers gevraagd een ogenblik stilte in acht te nemen bij de overledene. Daarnaast wordt er een ruimte uitgerust om tijd te geven de overledene te gedenken en afscheid van hem te nemen. Het woonzorgcentrum kiest tot slot ook voor de bijstand door teams voor palliatieve zorg die de naasten en de personeelsleden begeleiden. Foto’s, gedichten, handwerk, tuinaanleg, recept... dat door de overleden persoon in het woonzorgcentrum is gemaakt, blijven als souvenir en geschiedenis van een persoon en generatie aanwezig in het woonzorgcentrum.
10. Organisatie van het werk Alle groepen geven voorbeelden en aanwijzingen in de richting van een werkorganisatie en managementcontext die ‘warme gevoelens’ doet stromen. Hoe ziet de rol van de directie, de organisatie van het werk, het personeelsbeleid er in zo een woonzorgcentrum uit? De directeur zorgt voor iedereen: personeel, familie, bewoners, externen en heeft een zeer open ingesteldheid en ontmoetende, uitnodigende houding. ‘Management by walking around’ is dé leidinggevende methodiek van de directie. Hij/zij gaat op de werkvloer meewerken, trekt een schort aan, luistert, ervaart hoe het is en organiseert vanuit die ervaringen het beleid in het woonzorgcentrum: bottom-up vanuit de behoeften van de bewoners, familie en personeel. Hij/zij schept mogelijkheden voor vernieuwende projecten, kleine dingen en leuke uitdagingen waar medewerkers energie van krijgen. Communicatie is zijn sterkte.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
59
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
De directie stimuleert contacten met de bewoners in het kader van zowel technische handelingen als meer informele contactmomenten, zowel overdag als ’s nachts voor hen die niet kunnen slapen. Vanaf het begin worden bij de selectie van het personeel criteria op het vlak van attitude en persoonlijkheid gebruikt: De vereiste competenties zijn niet langer uitsluitend technisch of verbonden aan knowhow, ze betreffen evenzeer levenskunst, contacten, menselijke warmte, empathie, creativiteit, enz. “Men kan misschien wel een goed snelverband leggen, maar wat heeft men daaraan als het contact niet goed is?” Het personeel is geselecteerd op basis van competenties die essentieel zijn: respect in de omgang met bewoners, empatisch vermogen, heel creatief zijn, individuele gesprekken met bewoners kunnen voeren, een ont-moetende attitude zijn onmisbaar. Het personeel in het woonzorgcentrum voelt een echte roeping om met ouderen te werken, “anders is het zelfs de moeite niet!” (personeelslid). Het woonzorgcentrum onderhoudt nauwe banden met de scholen voor verpleegkundigen, zorgkundigen of andere personeelsleden en zet de studenten ertoe aan de woonzorgcentra te bezoeken om er het dagelijkse leven beter te leren kennen. Wat de manier betreft waarop het personeel de bewoners benadert, geeft het woonzorgcentrum de voorkeur aan een warme sfeer, maximale verbale en non-verbale communicatie en een flexibele organisatie van het werk die zuurstof geeft en levensruimte schept. Dat impliceert volgende aspecten: • Het team is multidisciplinair en omvat voldoende verzorgend en niet-verzorgend personeel. • Het werk dat elk personeelslid verricht omvat verschillende taken en past zich aan aan de sterke punten van de persoon (zie punt 1). Ondankbare of routinetaken worden afgewisseld met positievere taken en monden uit in positieve ontmoetingen en momenten van samenzijn met de bewoners. • Ook het onderhoudspersoneel wordt gevraagd aan deze ontmoetingen mee te werken, volgens het concept van de ‘huismoeder’ van vroeger die een belangrijke plaats in het gezin innam. • Het personeel draagt gewone, kleurrijke kleren die het makkelijker maken hen aan te spreken. • Ontmoetingen tussen personeelsleden en bewoners worden aangemoedigd, zonder de wedren van de getimede verzorging. Er is ruimte voor momenten van samenzijn en gesprek: “Een rustige verzorger is een rustgevende verzorger ... en het omgekeerde geldt ook!” • Het personeel werkt in een architectuur die is uitgedacht met het oog op comfort voor het personeel. • De organisatie van het werk is flexibel en niet onderworpen aan strenge, monolithische regels: “De temperatuur wordt niet meer om 4 uur ’s nachts opgenomen”, het slapengaan en opstaan zijn niet langer aan tijdschema’s gebonden, de maaltijden mogen al eens wat langer duren, wie er zin in heeft kan ’s avonds blijven tafelen, sommigen gaan liever buiten eten, in de koelte van een zomeravond, enz. • Schema’s en afspraken worden regelmatig doorbroken in het belang van de bewoner. De bewoner die geen vis eet, krijgt naast vlees ook andere mogelijkheden en wie geen charcuterie eet, krijgt evengoed een variatie aan alternatieven. Centralisatie en ‘eenheidsworst’ maken plaats voor maatwerk. Tot slot vermelden alle geïnterviewde groepen van actoren aspecten die verband houden met bijscholing en permanente vorming. Zo kan de draagkracht van de medewerkers positief blijven, wordt burn-out vermeden en blijft men zijn werk geïnspireerd en met liefde doen.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
60
Deel 1 - Beschrijving van de overeenkomsten tussen de vier doelgroepen
Een voortgezette opleiding aangepast aan de noden van de personeelsleden en de huidige bevolkingsontwikkeling, is noodzakelijk. De praktijk wordt er op een concrete, flexibele, bruikbare en evalueerbare manier benaderd. De personeelsleden leren er zich o.a. aan nieuwe bevolkingsgroepen aan te passen, aan andere culturen, aan moeilijke relaties met familieleden... De personeelsleden nemen deel aan praatgroepen om hun last even van zich af te werpen en hun positieve momenten zowel als hun frustraties met anderen te delen. Daarenboven worden supervisiegroepen opgericht om feedback op de praktijk te geven, advies van externe professionelen in te winnen, genomen beslissingen te evalueren en de eigen praktijk aan te passen.
11. Responsabilisering van de ouderen Hoewel de commentaren enigszins uiteenlopen van groep tot groep, benadrukt men toch het belang van het responsabiliseren van de ouderen, zodat ze in staat zijn te kiezen, hun eigen toekomst uit te bouwen en later datgene te krijgen wat ze nodig hebben … “Dit is een verantwoordelijkheid van de maatschappij.” Responsabiliseren wil ook zeggen dat het volle gewicht van de verantwoordelijkheid niet komt te liggen bij het woonzorgcentrum, dat verantwoordelijk wordt geacht voor alle mislukkingen en misstappen … Iedereen moet kunnen zeggen: “Mijn leven, dat is geen kwestie van afhaken maar van een keuze maken!” Deze responsabilisering begint in elk geval vooraleer men het woonzorgcentrum binnengaat. Het woonzorgcentrum moet dus deel uitmaken van een bredere maatschappelijke context die aanzet tot reflectie over de ouderdom en de toekomst van iedereen. Vóór de opname in een woonzorgcentrum moet de voorbereiding op een eventuele verandering van woonomgeving zo vroeg mogelijk beginnen. In dit stadium van de voorbereiding zijn het vooral de externe experts die hierover het meeste nadenken. Zelfs al dringen de maatschappij en de reclame het beeld op van de jeugd tegen elke prijs en tonen ze geen positief beeld van de ouderdom, toch beklemtonen de experts dat we moeten nadenken over de ouderdom, onszelf in de toekomst zien en die toekomst uitwerken: “De enige manier om oud te leven, is oud te worden. Als men vijftig wordt moet men met ‘ouderdom’ kennis maken.” “Ontkenning plaatst ons voor de ergst mogelijke situatie.” De maatschappij moet dus aanzetten tot nadenken over het ouder worden door een betere verspreiding en toegankelijkheid van informatie via professionele partners die over een waaier van mogelijke antwoorden beschikken (“voor eenzelfde situatie zijn verschillende antwoorden mogelijk”), in samenspraak met alle mogelijke actoren. Zijn toekomst voorbereiden en opbouwen gebeurt nu nog altijd op een ogenblik dat zo dicht mogelijk bij de opname in het woonzorgcentrum ligt. De bewoners benadrukken dat het noodzakelijk is de beslissing tijdig te nemen en tegen elke prijs te vermijden dat de opname in het woonzorgcentrum dringend gebeurt. Ze worden hierin gesteund door de personeelsleden en directieleden, die de ravages onderstrepen die een gedwongen opname kan aanrichten, na hospitalisatie en zonder voorafgaande verkenning van de nieuwe woonomgeving. Men kan verschillende woonomgevingen bezoeken, deelnemen aan overgangsmomenten (samen eten of meedoen aan een activiteit), kiezen voor een kort verblijf of een proefverblijf.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
61
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
Het woonzorgcentrum vervult een echte onthaalmissie door een referentiepersoon aan te duiden die de band is tussen alle betrokken partijen, die de persoon bezoekt vóór zijn of haar aankomst, thuis of in het ziekenhuis, en die helpt bij het aanvaarden van de beslissing het uitwerken van het verdere levensproject. Het woonzorgcentrum is niet de enige optie. De actoren en de referentiepersonen bespreken samen met de betrokken oudere en zijn naasten de alternatieven voor een opname in een voorziening, de opties voor thuishulp die de overgang van het ene systeem naar het andere kan vertragen of vergemakkelijken, alternatieve woonvormen, mogelijkheden voor kortverblijf, enz. Al te vaak wordt het woonzorgcentrum beschouwd als iets onvermijdelijks waarop men nauwelijks vat heeft en dat onherroepelijk tot afhankelijkheid en een verlies van autonomie leidt. Men moet het debat opentrekken naar een nieuw soort woonzorgcentrum, een nieuwe geschiedenis, een nieuw levensproject. Een extern expert waarschuwt voor het machtsmisbruik van artsen die soms beslissen dat een opname in het woonzorgcentrum noodzakelijk is, terwijl dat hun taak niet is. “De dokter heeft gezegd dat ik naar een woonzorgcentrum moest.” Kortom, het woonzorgcentrum is slechts een van de vele mogelijkheden. Het staat ter beschikking van iedereen en speelt in op de verscheidenheid van zijn toekomstige bewoners. Eén negatief punt wordt door alle geïnterviewde groepen aangegeven: ouderen responsabiliseren is niet voor iedereen weggelegd en is enkel mogelijk voor wie ondernemingszin heeft. Toch moet men iedereen, ongeacht zijn intellectuele, financiële, materiële of relationele middelen, in staat stellen zijn plaats ten opzichte van zijn toekomst te bepalen, niet af te haken, plaats te geven aan zijn innerlijke leven, zijn mening te geven en zijn keuzen te maken.
12. Een positief beeld van het woonzorgcentrum scheppen Tot slot onderstrepen alle geïnterviewde deelnemers in de vier groepen het belang van het beeld dat de buitenwereld heeft van het woonzorgcentrum, van de ouderen die er wonen, van de personen met dementie. Het woonzorgcentrum van de toekomst stimuleert de positieve beeldvorming door een grotere nadruk te leggen op de momenten van uitwisseling en op eenieders troeven. Elke dag bevorderen de actoren de positieve beeldvorming van het woonzorgcentrum door de verschillende thema’s van dit hoofdstuk samen te brengen. Ook de taal verandert, en termen zoals ‘plaatsing’, ‘zorgobject’, ‘aantal bedden’, ‘gevangenissen’ of ‘crepeerhokken’ verdwijnen. Woonzorgcentra worden echte leefhuizen. De buitenstaander die het woonzorgcentrum binnenkomt, wordt er getroffen door de rust en het leven. De bewoners tonen er zich op hun best, de gemoedelijkheid voel je in de gangen, in de leefruimtes. Meubels, planten, muziek, spelen en versiering zijn verankerd in de verschillende culturen en tradities en bevorderen aldus het gevoel van thuis te zijn. Het woonzorgcentrum maakt deel uit van de stad en wordt een ruimte van rijkdom en ontmoetingen. Het woonzorgcentrum verandert ook de manier waarop de media het vroeger benaderde. Die moeten nu eens niet wijzen op wat fout loopt, op wat niet goed werkt. Integendeel, het zijn de positieve projecten, de inspirerende en creatieve taferelen, de warme momenten uit het leven van alledag die worden getoond. Ze maken komaf met opvattingen en vooroordelen en geven zin om te komen kijken, te delen, te ontmoeten…
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
62
Deel 2 Specifieke inbreng van sommige doelgroepen
Om de punten van overeenkomst uit het vorige deel aan te vullen, vermelden we hier de commentaren die uitsluitend door een specifieke doelgroep zijn geformuleerd, meestal de groep van de externe experts. Dat betekent niet dat de andere groepen het er niet mee eens zouden zijn, maar eerder dat ze zich niet spontaan over deze kwestie hebben uitgesproken, of dat de discussietijd of de besproken thema’s hen daartoe de gelegenheid niet hebben geboden.
1. De bewoners De verschillende groepen bewoners die we hebben ontmoet, zitten vooral vast in het ‘hier en nu’. Het is voor hen moeilijk om zich het ‘toekomstige’ woonzorgcentrum voor te stellen, omdat dit hun toekomst niet meer is. Wanneer men de bewoners vraagt zich in de plaats van de directie te stellen en de veranderingen of verbeteringen aan te geven die zij graag zouden zien in hun dagelijkse leven, dan laten ze zich weinig horen. Ze zijn in het algemeen tevreden over hun manier van leven, ze hebben zich aangepast of bij de situatie neergelegd, en slechts weinigen nemen de verantwoordelijkheid hun mening te geven. Hun voorstellen zijn zeer concreet: een badkuip installeren, de menu’s aanpassen, meer activiteiten organiseren, enz. Over de organisatie van het personeel zeggen de bewoners al even weinig. Ze hebben problemen met de tijdschema’s en zouden liever meer personeel hebben, om meer vakantie te gunnen aan diegenen die constant aanwezig zijn en van her naar der hollen zonder een moment van verpozing.
2. De personeelsleden De personeelsleden wensen gewaardeerd te worden voor hun kwaliteiten, hun competenties en het werk dat ze leveren, via positieve evaluaties, en dat hun verjaardagen moeten worden gevierd net als die van de bewoners. In het woonzorgcentrum van de toekomst voelen de personeelsleden zich overal goed. “We zijn verwend door de sereniteit van de ruimten, het kader en de openheid van het woonzorgcentrum. Of beter, ik gebruik de gangen, de open haard, het Snoezelen met verscheidene personen tegelijk om herinneringen op te halen, om tot rust te komen en samen te zijn. Ik ga binnenkort met pensioen en dat zal niet makkelijk zijn!” “Daar werken betekent uitwisselingen, empathie, symbiose. Het is het geluk.”
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
63
Hoofdstuk 3 - Leven in een woonzorgcentrum: bevindingen van bewoners, personeel, directie, externe experts
3. De directieleden De directieleden (administratief en financieel directeur, hoofdverpleegkundige, geneesheer-coördinator, andere personeelsleden die de functie van directeur uitoefenen, enz.) leggen vooral nadruk op de normen die hun dagelijkse werk belemmeren. Ze geven aan hoe moeilijk het is zich het woonzorgcentrum van de toekomst voor te stellen in de context van de excessieve normen, de verplichting de structuren uit te breiden, de bewoners te classificeren op basis van hun gebreken, ze in categorieën onder te brengen zoals koopwaar, en om financiële hulp te bedelen. Momenteel gaat de grootste financiële steun naar de meest afhankelijke personen (op basis van de zgn. Katz-schaal). Als gevolg hiervan worden die personen bevoordeeld, ten koste van diegenen wier vermogens zouden kunnen worden gestimuleerd en behouden door een intensievere verzorgende begeleiding of door de aanwezigheid van meer gediversifieerd niet-verzorgend personeel. Ze zijn de gevangenen van administratieve dossiers, van het personeelsbeleid en van budgettaire beperkingen, en daardoor missen ze menselijke contacten met hun personeel of collega’s. Ze willen meer en betere momenten van samenzijn en gesprek.
4. De externe experts Dit zijn de punten die uitsluitend of specifiek vermeld zijn door de groep van externe experts. Iets aan de gemeenschap kunnen bieden, een evenwicht vinden tussen geven en nemen, de onderlinge hulp tussen de bewoners bevorderen, iedereen die zijn steentje tot het bouwwerk bijdraagt, dat geeft een goed gevoel. We moeten nadenken over de doelgroepen van het woonzorgcentrum (de oudsten? de zwaksten?) en over de rol en de missie van een woonzorgcentrum, ’een ruimte voor private en collectieve huisvesting die het privéleven binnen een collectief evenwicht moet verzekeren.’ Er is de suggestie samen het institutionele project te ontwikkelen en op te stellen, het levensproject dat is ontworpen als een ’handvest voor leven en werk dat door iedereen samen wordt opgesteld en ondertekend en dat de rechten en plichten van eenieder vastlegt volgens de mogelijkheden en functies.’ We moeten vermijden personen met te uiteenlopende behoeften onder één dak samen te brengen: “Voor sommigen is dit een echte vorm van geweld opgelegd door de manier van maatschappelijk functioneren. Wie is zomaar bereid dagen, maanden, jaren samen door te brengen met mensen die aan dementie lijden? Voor de zogenoemde cognitieve personen is dit bijzonder zwaar.” Tenslotte moeten we uitkijken naar alternatieven, dorpen, woongemeenschappen van het begijnhoftype, kangoeroewoningen of meegroeiwoningen, om te ontsnappen aan het o zo Belgische concept van het ’huis voor het hele leven’.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
64
Hoofdstuk 4 Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
Op basis van het materiaal verzameld tijdens de bezoeken en interviews stellen de deelnemers aan de focusgroepen in dit hoofdstuk een reeks concrete acties aan verschillende actoren voor: •
het grote publiek, m.a.w. de huidige en toekomstige bewoners en hun familieleden,
•
de professionele sector van de voorzieningen of de personen die er beroepshalve bij betrokken zijn (personeel, directie, bemiddelaars, architecten, enz.),
•
Koning Boudewijnstichting
de beleidsmakers.
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
65
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
Deze suggesties zijn vrij uitgebreid en verwijzen naar financiële en organisatorische aspecten, het dagelijkse leven en goede praktijken. Sommige kunnen vanzelfsprekend lijken, maar ze blijven belangrijk om te vermelden, om zo hun toepassing op het terrein te bespoedigen. De doelgroep van de aanbevelingen bepaalt ook de structuur van de tekst (zo zijn de aanbevelingen voor de beleidsmakers samen geplaatst). Het woonzorgcentrum van de toekomst impliceert enerzijds los komen van het verleden, een nieuw begin, nieuwe bouwconcepten, nieuwe manieren om senioren te begeleiden en samen te leven. Anderzijds wordt rekening gehouden met de geaccumuleerde ervaringen, de sterke en de zwakke punten, de fouten die niet meer mogen worden gemaakt en de bestaande initiatieven die we moeten aanmoedigen. Het gaat dus niet om een volledig nieuwe toekomst in de zin van een futuristisch en modern woonzorgcentrum dat ex nihilo wordt gemaakt, maar om een toekomst gevestigd op stevige grondslagen, die van de ervaringen en van de beleving van een reeks actuele actoren. We willen nog eens beklemtonen dat de suggesties ingebed zijn in het thema van de gezelligheid, de huiselijkheid van het woonzorgcentrum, in de context van het project zoals het werd vastgelegd. Veel aspecten van de woonzorgcentra (bv. financieel beheer, veiligheid, geneesmiddelengebruik, enz.) die ontzettend belangrijk zijn, maar die niet direct een band hebben met gezelligheid of huiselijkheid komen hier niet voor.
1. Wat de senioren en hun naasten kunnen doen •
• • • • • • •
•
•
Een dringende opname in het woonzorgcentrum zoveel mogelijk vermijden, door zich vooraf te informeren over de diversiteit van woonomgevingen, na te denken over de eigen keuzecriteria, over de belangrijke punten waaraan aandacht moet worden besteed. Bij dringende opname, voldoende aandacht en tijd besteden aan het verwerkingsproces. Het woonzorgcentrum verkennen, bezoeken, deelnemen aan projecten, gezamenlijke momenten, meehelpen, indrukken opdoen. Zich voldoende en tijdig voorbereiden, en zeker vóór het pensioen, om verantwoordelijkheid tegenover de eigen veroudering op te nemen. Niet langer en tegen elke prijs toegeven aan de chantage van het ’jeunisme’ (het steeds-jongmoeten-zijn), de veroudering met al haar voor- en nadelen aanvaarden. Deelnemen aan alle vormen van gemeenschappelijke reflectie, lokaal of in de hele maatschappij, met andere senioren of andere generaties. Deelnemen aan het leven in het woonzorgcentrum in het verlengde van het vroegere leven, er zijn plaats innemen. Afscheid nemen van dit vroegere leven, m.a.w. zich losmaken van de drang om het vroegere leven over te doen, er afstand van nemen om geleidelijk te aanvaarden dat het woonzorgcentrum niet precies de ’thuis van vroeger’ is, maar een andere thuis die ook een bron van welzijn kan zijn. Zijn naasten aanmoedigen zich te informeren zodat ze de actoren van hun eigen leven kunnen zijn, hen aanmoedigen te luisteren naar hun wensen en verlangens; zo kan men schuldgevoelens vermijden, alsook de eenzaamheid van een beslissing die in iemand anders plaats is genomen. Zichzelf organiseren als belangenorganisatie binnen het woonzorgcentrum, zelf een aanbod creëren.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
66
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
2. Wat de mensen die vandaag in de woonzorgcentra werken kunnen (blijven) doen De toekomstige bewoner en zijn naasten gastvrij en open verwelkomen •
• • • • •
Het woonzorgcentrum openstellen en activiteiten voor de toekomstige bewoners organiseren, opdat die zich vertrouwd kunnen maken met deze nieuwe omgeving; zo kan de plotse breuk van een onvoorbereide opname worden vermeden. De persoon thuis, nog vooraleer die het woonzorgcentrum binnengaat, voorbereiden op de verandering van woonomgeving. De familieleden een plaats geven in de voorbereiding van de opname in het woonzorgcentrum en bij de opname zelf. De kennismaking met het woonzorgcentrum aanmoedigen, het delen van gemeenschappelijke momenten, de deelname aan activiteiten als vrijwilliger of als partner. De ‘onderdompeling’ in het woonzorgcentrum aanmoedigen, de deelname aan gemeenschappelijke momenten, aan activiteiten als partners. De mogelijkheid aanbieden om een levensverhaal met de persoon en zijn naasten op te stellen: zoveel mogelijk informatie verzamelen over het verleden met het oog op de toekomst door een beroep te doen op alle beschikbare middelen.
De individuele benadering en de gepersonaliseerde begeleiding aanmoedigen • •
• • •
Een verzorging en begeleiding op maat aanbieden: de bewoner in elk geval datgene laten doen waartoe hij of zij nog in staat is en helpen bij alles wat hij of zij niet langer goed kan doen. Rekening houden met de moeilijkheden van sommige bewoners, met de resterende capaciteiten en troeven die men ten volle moet benutten en soms stimuleren, maar steeds in samenspraak met de betrokken persoon zelf. Weg met de eenheidsworst voor elke bewoner, vb. samen in de refter eten. Meer personeel bij bewoners met dementie om de maatzorg te kunnen realiseren. Ervoor zorgen dat het ruimtegevoel en het leven in het centrum het samenleven tussen min of meer autonome mensen stimuleert.
De oudere zorgbehoevende persoon integraal benaderen • •
De persoon in zijn totaliteit benaderen door hem of haar niet als een gewone optelsom van losse elementen te beschouwen maar als een geheel van lichamelijk, sociaal en geestelijk welbevinden. Grote flexibiliteit en afstemming van de verschillende disciplines en vertrouwen hebben in de globale doelstellingen van het multidisciplinair team.
Het personeelsbeleid en de werkorganisatie ‘menselijker’ maken Het woord ‘menselijk’ kwam in twee focusgroepen regelmatig terug. Men verwijst naar de ontevredenheid over de vele regels en systemen die in de werkorganisatie een eigen leven beginnen te leiden en waarin
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
67
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
een personeelslid als het ware een nummer wordt, waar persoonlijk initiatief en bezieling door dit systeem wordt bemoeilijkt. • Gemotiveerd personeel aanwerven dat een volwassen en emancipatorische kijk heeft op de begeleiding van de ouderen, ondanks een arbeidsmarkt die op dit vlak weinig aanbod heeft. • De mogelijkheden van elk personeelslid benutten, los van functie of opleiding, om de competenties en de kernkwaliteiten, de troeven van eenieder ten volle aan te wenden. • De samenwerking tussen de verschillende disciplines aanmoedigen en teamwerk stimuleren om te zorgen dat ze verbindend en versterkend werken, met nu eens gezamenlijke momenten en dan weer andere momenten waarop ieder zijn eigen werk doet; een terugkoppeling tussen disciplines die gewoonlijk niet samenwerken of die weinig kansen krijgen om met elkaar te praten, hoewel ze samen aan het dagelijkse werk deelnemen. • Het personeel emotioneel en naar deskundigheid ondersteunen door supervisiegroepen en focusgroepen op te richten. • Ruimte geven aan het personeel om de dagelijkse planning te versoepelen door de eisen op het gebied van timing te beperken en het dagverloop anders te regelen (waarom zich enkel ’s ochtends met lichaamsverzorging bezighouden?). • Een voortgezette opleiding aanbieden en aanmoedigen, met een verankering in het dagelijkse werk en een regelmatige evaluatie. • Zowel de activiteiten als de verzorging inpassen in een levensproject, een globale en samenhangende levensfilosofie. • Management dat ten dienste staat van het welzijn van personeel en bewoners, een organisatie waardoor bewoners bijvoorbeeld ’s avonds kunnen blijven tafelen zolang ze er zin in hebben, creatief nadenken om situaties te vermijden waarbij op een fiche ingevuld staat dat de bewoner geen vlees eet en voor de rest van zijn dagen dus enkel vis te eten krijgt, geen charcuterie en enkel nog confituur ... Afwijken van ‘gewoontes’ zoals systematisch om 4u. ’s nachts temperatuur opnemen ... • De directie die op de werkvloer meewerkt, ‘management by walking around’, die vanuit de praktijk de systemen vermenselijkt. • Een personeelsbeleid voeren dat gericht is op het welzijn van de bewoners en van het personeel.
Het woonzorgcentrum als open woonomgeving midden in de samenleving openstellen • • • •
•
Bezoek aanmoedigen van gasten, stagiairs, kinderen, buren en familieleden, gebruikmakend van alle denkbare mogelijkheden, middelen en vormen van samenwerking. De opening naar andere generaties aanmoedigen. De zorg vanuit het woonzorgcentrum moet men overal kunnen geven, in de zorgflat, het begeleid wonen, ... De rol en de plaats van de familieleden tijdens het hele verblijf maximaliseren (bijvoorbeeld door familieleden toe te staan mee te helpen met technische handelingen, verzorging, animatie, … zonder de verantwoordelijkheid van het woonzorgcentrum als voorwendsel te gebruiken om sommige taken niet te delegeren). Open staan voor zinvolle activiteiten van familieleden om de verveling tijdens de bezoeken tegen te gaan. Ook voor kinderen: zorgen dat ze ‘iets om handen hebben’ bijvoorbeeld een biljart, computer, ...
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
68
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
• • • •
Meedoen met de activiteiten in de samenleving, zowel lokaal als breder. De bewoner is een burger, dus een stemkantoor in het woonzorgcentrum inrichten en systematische getuigschriften vermijden. Vrijwilligerswerk aanmoedigen voor activiteiten die geen specifieke professionele vaardigheden vooronderstellen, dit kaderen in een vrijwilligersbeleid. De beschikbare gemeenschappelijke leefruimtes in de woonzorgcentra (ook ’s avonds) ten volle benutten door ze beschikbaar te stellen aan externen uit de gemeenschap.
Een multi-generationele woonomgeving scheppen • •
Ervoor zorgen dat bewoners door verschillende generaties kunnen benaderd worden. Projecten organiseren tussen jongeren van alle leeftijden en de bewoners, zoals een fietsstraat door het woonzorgcentrum.
Eerbied hebben voor de zelfbepaling van de bewoners •
• • • • •
Iedereen in staat stellen keuzes te maken, ongeacht de lichamelijke, intellectuele, emotionele of maatschappelijke vermogens, ongeacht de cultuur waarvan hij of zij deel uitmaakt. Bijv. zelf kunnen kiezen wat men eet, wanneer, waar, ... Een breed en gevarieerd aanbod met diverse, gevarieerde keuzemogelijkheden. Vrijheid en flexibiliteit aanmoedigen bij het bepalen van tijdschema’s, in overeenstemming met de vroegere leefgewoonten van de betrokken persoon. Talrijker en frequenter gespreksmogelijkheden aanbieden en zich niet beperken tot de driemaandelijkse vergadering van het bewonerscomité. Alle mogelijke hedendaagse communicatiemiddelen gebruiken (internet, krant, radio, enz.). Een mentaliteitswijziging teweegbrengen door af te stappen van de paternalistische stijl van het type “Wij weten wat het best voor u is, laat ons maar doen”, niet denken in de plaats van de oudere.
Respect hebben voor de wijsheid van de oudere persoon en het stimuleren van de kracht van de persoon • • •
De wijsheid en de rijpheid van de bewoner eerbiedigen door hem of haar in de zorgafhankelijkheid nog steeds als een volwassene te beschouwen. De attitude van het ‘verkleuteren’ van bewoners radicaal verbannen. Ervoor zorgen dat de bewoners nog iets kunnen betekenen voor de samenleving, iets kunnen geven; hun verhaal kunnen vertellen, bijv. in een samenwerking met de heemkundige kring, in een leesproject voor kinderen, ...
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
69
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
Een huiselijke sfeer scheppen die lijkt op een gewone woonomgeving • • • • • • • • •
De persoon en zijn naasten de middelen en mogelijkheden verschaffen om de nieuwe leefomgeving te personaliseren, ‘een nagel in de muur mogen slaan’. In gewone kledij werken, weg met de witte schort. Het refterachtige eten en de plateaus van plastic moeten verdwijnen. Een leefruimte waar de medewerkers met ‘hun mensen’ kunnen genieten van de gezelligheid van een maaltijd. Kleinschaligheid, Kunstenaars die een aangepaste visie op senioren hebben in het woonzorgcentrum laten werken. Ruimten en momenten voor gezelligheid scheppen. Het gevoel van verlies van ’thuis’ begeleiden om een nieuw levensproject binnen het woonzorgcentrum op te bouwen. Niet enkel zorgvragers en zorgverleners zien in de woon- en zorgomgeving.
Het levenseinde bespreekbaar maken • • • • •
Luisteren naar en eerbied betonen voor de wensen van bewoners ter zake, bijvoorbeeld via voorafgaande richtlijnen. Een levenseinde in de voorziening mogelijk maken, zonder systematische doorverwijzing naar het ziekenhuis. De familieleden een plaats geven en hen bijstaan. Samenwerken met teams voor palliatieve zorg. Beschikken over een stille ruimte, waar men op alle momenten naartoe kan.
De eigen professionaliteit van de ouderenzorg opnemen • •
• • •
Ervaring en wijsheid van medewerkers inzetten bij het concipiëren van een nieuw woonzorgcentrum. Toepassen en handelen naar die waarden en praktijken waar de woon- en zorgsector zelf vanuit deskundigheid in gelooft en borgen wat deze sector heeft opgebouwd als eigen cultuur, die een mix is van wonen-leven-zorg. Het beleid informeren en suggesties formuleren. Elke dag zelf werken aan de eigen beeldvorming, door bijvoorbeeld woorden als ‘gesloten afdeling’, ‘vastzetten’... te vermijden. Bewoners zo mooi mogelijk kleden, gevoelig zijn voor een esthetisch beeld van hoogbejaarden, in zonderheid dementerende personen.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
70
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
3. Wat de bijdrage van beleidsmensen kan zijn Het medisch-klinische ziekenhuismodel verlaten voor een nieuw concept •
• • •
Aanpassen van de regelgeving die op de ziekenhuiswetgeving is gebaseerd, van de modellen van organisatie en functioneren zoals die in het ziekenhuis gelden, gericht op de levenssfeer van huisvesting van ouderen, zonder daarom in te boeten op de kwaliteit van de technische zorgacties. De ziekenhuissfeer moet weg, de klinische gebouwen, de medicatieverdeling die op het ziekenhuissysteem is geschoeid... Een evenwichtige verdeling tussen de zwaar zorgbehoevende en andere ouderen die in het woonzorgcentrum wonen. De eenzijdig zorgende attitude moet ruimte maken voor evenveel handen die betrokken zijn bij het woon- en leefaspect (opvoeders, vrijwilligers, muziektherapeuten, ...).
De reglementering versoepelen •
• • • • • • • • • •
De voorschriften herzien op het gebied van hygiëne en veiligheid (onder meer de HACCP-normen), veiligheid en brandpreventie, zodat men een pannenkoek kan bakken met eieren uit het eigen kippenhok, dat een fontein in de binnentuin niet gesloten wordt omdat er gevaar is voor bacteriën, kerstlampjes in de kerstboom mogen hangen, enz.. De mogelijkheid scheppen om over de infrastructuurregels een dialoog met de inspecteurs en de beleidsmakers aan te gaan om een benadering ’op maat’. De Katz-schaal mag niet de enige referentie zijn om de kosten van de globale begeleiding te financieren. De verdelingscriteria inzake categorieën van bewoners herbekijken. Alternatieven stimuleren voor personen die niet beantwoorden aan het profiel van een doorsneebewoner van een woonzorgcentrum (zoals verslaafde ouderen). overwegen om de normen die de samenstelling van de rusthuispopulatie regelen te verbreden zodat de woonzorgcentra op termijn geen palliatieve eenheden worden Mogelijk maken dat ouderen met emotionele problemen en die sociaal geïsoleerd zijn ook in een woonzorgcentrum kunnen wonen. Het verlichten van te zware administratieve procedures. Het rolsysteem en de pauzes; Voldoende financiële middelen, in gelijke mate met wat andere sectoren krijgen, bijv. de gehandicaptenzorg. De kosten van de reële lasten van de bewoner financieren.
De disciplines diversifiëren • •
Het beroep van zorgverlener promoten door de competenties aan te moedigen, en niet alleen de diploma’s, bijv. door een systeem van erkenning voor verworven competenties. Een beter evenwicht mogelijk maken tussen het aantal personeelsleden toegewezen aan de medisch-lichamelijke zorg en aan de begeleiding van het sociaal-emotioneel welbevinden van
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
71
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
• • • •
•
bewoners (kiné, ergo, logopedie, animator, diëtiste, pedicurist, ...). Ruimte laten voor het instromen en opleiden van nieuwe disciplines in de ouderensector zoals opvoeders - life-coaches. De basisopleidingen die zich richten naar werk in de ouderenzorg grondig herformuleren naar inhoud en profiel, eventueel een totaal nieuwe opleiding creëren. De voorzieningen openstellen voor psychologen om de bewoners, hun naasten en de personeelsleden te begeleiden, Aan elk woonzorgcentrum een professionele medewerker (maatschappelijk werker of psycholoog) toewijzen die bijstand kan bieden aan de senioren (voorbereiding van de opname) en aan de familieleden (steun bij het afscheid, schuldgevoelens, oplossen van problemen van de bewoner). Partnerschappen voorstellen met verenigingen die gespecialiseerd zijn in de begeleiding van ouderen met dementie.
De voorbereiding van de senioren aanmoedigen • • •
Meer financiële steun geven aan seniorenverenigingen of aan verenigingen die voor hen en met hen werken. Vanaf de leeftijd van vijftig seminaries organiseren voor de voorbereiding op het pensioen en op de positieve veroudering, in de bedrijven, de gemeenten, enz. ’Life coaches’ financieren die de ouderen (de huidige of toekomstige bewoners van de voorzieningen) steunen en omringen, en hen helpen keuzes te maken en hun eigen levensproject uit te werken.
De opleiding reorganiseren • • • •
• • •
Bezoeken, retraites, stages in woonzorgcentra of ziekenhuizen opnemen in de opleiding in het secundair onderwijs. Tijdens de beginopleiding streven naar een groter evenwicht tussen knowhow en levensvisie om de toekomstige professionelen te helpen de begane paden te verlaten. Het aantal stages in het opleidingsprogramma uitbreiden en de kwalitatieve beroepsinleving bevorderen. De voortgezette opleiding financieren, ze verplicht stellen en haalbaar maken door de opleidingsinstellingen te steunen, door te voorzien in vervangingspools of door de mogelijkheid te bieden mensen die een opleiding volgen te vervangen. Bewustmakingscampagnes organiseren om de houding tegenover de beroepen die betrekking hebben op de ouderenzorg te veranderen. Vrijwilligerswerk aanmoedigen voor die activiteiten waarvoor geen specifieke professionele vaardigheden nodig zijn. De architecten opleiden met het oog op de specifieke kenmerken van ouderen.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
72
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
De woonzorgcentra openstellen • • •
Stemkantoren in het woonzorgcentrum inrichten. Het woonzorgcentrum fysiek integreren in de maatschappij door initiatieven die dit beogen financieel te steunen (bijv. een bakkerij, een postkantoor of een theesalon, café, kruidenierswinkel). Samenwerken met lokale verenigingen, vb. bouwen op de grond van het OCMW, het gebouw is eigendom van een vzw en de serviceflats van de kerkfabriek.
De waaier van mogelijkheden en de diversiteit aan woon- en zorgconcepten voor ouderen vergroten •
• • • • • •
De verscheidenheid aan woonomgevingen stimuleren en de oprichting van vernieuwende woonomgevingen bevorderen, kunnen kiezen in wat voor zorgomgeving men wil wonen; al dan niet samen met ouderen met dementie, ouderen met psychische problemen, in een homogene groep met verstandssterke ouderen, intiemer of liever grootschalig, ... Een globale en lokale gerontologische politiek ontwikkelen. De oprichting van kleine leefeenheden bevorderen om beter in te spelen op de levenswijzen, de tradities, de culturen, de gebruiken en de gewoonten, van de diversiteit aan senioren. Mogelijk maken dat vriendengroepen kiezen om samen te gaan wonen, cfr. Abbeyfield. De overdreven commercialisering van de sector, van de inrichtende machten en van de grote ondernemingen vermijden die winst als belangrijkste oogmerk hebben. Alternatieve woonomgevingen stimuleren voor bijvoorbeeld psychiatrische patiënten of veel jongere personen. De vermenging van leeftijden bevorderen door de normen aan te passen en op het terrein van het woonzorgcentrum kinderdagverblijven, scholen, taakscholen, jeugdherbergen, vrijetijdscentra voor alle leeftijden, ... te integreren.
4. Bouwheren en architecten kunnen belangrijke verlangens van de gebruikers van de toekomst realiseren! •
•
• • • •
De bouw van kleine woonsites aanmoedigen, verspreid over de stad en met elkaar verbonden via een centrale organisatie om de integratie in de wijk en de banden met de buren en de buurtwinkels te bevorderen. De architecten bij hun ontwerp laten vertrekken van een goed, met alle betrokken actoren doordacht concept en visie op het woonzorgcentrum, de organisatie van het wonen en zorgen en de gewenste sfeer. De architecten naar het woonzorgcentrum uitnodigen vooraleer ze hun ontwerp tekenen, om ze kennis te laten maken met het dagelijkse leven van de toekomstige bewoners van hun gebouwen. Medewerkers hun ervaring en wijsheid inzetten bij het concept van een nieuw gebouw of bij renovaties. Oog hebben voor de esthetische impact op de omgeving door de nieuwe gebouwen een meerwaarde voor de lokale gemeenschap en sfeer van het dorp/de buurt te laten zijn. Woonzorgcentra vestigen tussen lokale gebouwen en dicht bij de diensten en het leven.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
73
Hoofdstuk 4 - Leven in een woonzorgcentrum. Overzicht van suggesties uit de focusgroepen
•
• •
• •
In de mate van het mogelijke de langwerpige vorm van ziekenhuizen vermijden (lange gangen met anonieme deuren op verschillende niveaus, wat een opsplitsing in sectoren bevordert), voorzien in ruimere kamers, de gemeenschappelijke en de persoonlijke ruimten in evenwicht brengen, voorzien in plaatsen om te wandelen, tuinen, de mogelijkheid om makkelijk binnen te komen en buiten te gaan, enz. Natuurlijke lichtinval behouden. De deuren van het woonzorgcentrum moeten open blijven: geen gesloten afdelingen en geen toegangscodes, zelfs niet voor de meest gedesoriënteerde bewoners. De waakzaamheid van iedereen is geboden! De praktische en ergonomische aspecten enerzijds en de esthetiek en de schoonheid anderzijds met elkaar verzoenen. Systematisch voorzien in kamers voor koppels, kamers voor familieleden, gastenkamers.
5. Wat de media kunnen doen • • •
Een ander beeld van het woonzorgcentrum verspreiden, niet stigmatiseren wat fout loopt maar de positieve initiatieven benadrukken. De positieve beeldvorming van ouderen in het algemeen belichten. En maatschappelijk discours over woonzorgcentra ondersteunen.
6. Wat beroepsverenigingen, (koepel)organisaties en projecten die de woonzorgcentra in hun ontwikkeling ondersteunen kunnen doen • • •
• •
• • • • •
De sector aanzetten tot het organiseren van momenten van uitwisseling en intervisie. De directies aanzetten ’buiten de begane paden te treden’ en bij hun collega’s te informeren naar ondernomen initiatieven, stimulerende denksporen. Op gemeentelijk niveau een grondige reflectie op gang brengen over de rol van het woonzorgcentrum in de eigen en naburige gemeenten, door na te denken over een ’kwalitatief gemeentelijk ouderenplan’ dat een meerwaarde voor de gemeenschap biedt. Informatie verstrekken over alle mogelijke diensten die aangeboden worden om mantelzorgers en familieleden te ondersteunen. Dezelfde methodologie voor informatievergaring toepassen die in deze studie is gebruikt, door de mensen aan te spreken ( in focusgroepen) die rechtstreeks en van op afstand bij de sector van de residentiële ouderenzorg betrokken zijn, maar ook op andere niveaus (gemeentelijk of gewestelijk). Binnen het woonzorgcentrum rekening houden met de genderdimensie en een brede diversiteit aanbieden aan activiteiten, benaderingen en begeleiding voor mannen en vrouwen. De benaming van de woonzorgcentra veranderen om beter de positieve invalshoeken en de missievisie te weerspiegelen. Aan het personeel een houding aanleren die in crisissituaties nodig is. Zich verzekeren van een evenwicht tussen de behoeften van de specifieke oudere en de veiligheidsbehoeften van de naasten. Een aanbod dat de plotse breuken vermijdt die het gevolg zijn van velerlei verhuizingen, en dat zachte overgangen toelaat.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
74
Hoofdstuk 5 Inspirerende initiatieven
In dit hoofdstuk stellen we twintig inspirerende projecten voor. Ze stre-
ven allemaal naar het scheppen van een huiselijke sfeer in het woonzorgcentrum, de participatie van de bewoners en hun optimale begeleiding. Ze zijn geselecteerd volgens de methode beschreven in bijlage 3 Methologie. Ze mogen niet worden beschouwd als de enige en beste huidige initiatieven in de sector, maar veeleer als voorbeelden die tot nadenken aanzetten, boeiende projecten die de thema’s die tijdens de interviews zijn onderzocht illustreren. Sommige opteren voor een individuele begeleiding of een wisselwerking tussen de bewoners en andere generaties, andere mikken op het scheppen van esthetische en gezellige leefruimtes, nog andere voorzien in de aanleg van tuinen, moestuintjes of externe woonruimten. Het gaat dus om blijvende initiatieven die stoelen op een diepgaande reflectie die deze woonzorgcentra hebben gevoerd en via hun projecten gestalte hebben gegeven. De begeleidingsfilosofie wordt door de hele woongemeenschap gedeeld. Deze initiatieven zijn stimulerende voorbeelden voor alle huidige of toekomstige woonzorgcentra. Het is niet de bedoeling ze hier aan kritiek of aan een evaluatie te onderwerpen. We beginnen met tien Nederlandstalige initiatieven, gevolgd door tien Franstalige. We stellen telkens het project in zijn totaliteit voor, gevolgd door de uitgangspunten, de doelstellingen en de middelen die worden ingezet om ze te bereiken, de sterke punten en de punten die speciale aandacht verdienen in het geval van projecten die nog niet volledig voltooid zijn. Ook sommige sleutelwoorden die belangrijk zijn voor het project en de onderliggende filosofie hebben we benadrukt. We hopen dat deze projecten een bron van ideeën, verlangens, welzijn en positieve visies zullen zijn voor elke actor in het woonzorgcentrum!
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
75
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
Deel 1 Nederlandstalige initiatieven 1. Reizende sfeerkoffers vol herinneringen en aangename ontmoetingen woonzorgcentrum Ter Meeren, Neerijse
Context Het woonzorgcentrum (WZC) Ter Meeren werkt samen met twee andere WZC’s, Dijlehof en De Wingerd, beide in Leuven. Het doel is om zo efficiënt en economisch mogelijk te werken voor een duurzame en kwaliteitsvolle omkadering voor de bewoners. Het project van de sfeerkoffers past binnen deze samenwerking. Met het project wil de initiatiefnemer aandacht geven aan huiselijkheid op de afdeling voor bewoners met dementie. Patris Wagemans, stafmedewerker in Ter Meeren: “Deze mensen voelen zich vaak onveilig, angstig ook. Ze hebben herkenningspunten nodig die hen rust brengen. Daarom is een aangename en herkenbare leefomgeving voor hen zo belangrijk.”
Beschrijving van het project De koffers bevatten allerlei voorwerpen, geuren, muziekattributen, foto’s enz. uit de tijd van toen. De materialen werden via rommelmarkten en tweedehandswinkels aangekocht. “Deze zoektocht leverde echt fantastische materialen”, zegt Patris. Elke koffer is samengesteld rond een bepaald thema. Zo is er de Schoolkoffer, met onder meer oude schoolkaarten, een lei, inktpotten, catechismussen, boeken over het schoolleven van vroeger. De Speelgoedkoffer bevat o.a. tollen, oude gezelschapsspelen, puzzels, stripverhalen. De Feestkoffer verzamelt foto’s van allerlei feesten, oude gedrukte menukaarten, een aangeklede pop met trouwjurk, ... Patris: “We plannen nog meer koffers: thema’s zijn o.m. de keuken en kooktoestanden, gezondheid en hygiëne, vervoer en reizen, media, het huishouden. De voorwerpen en thema’s zijn niet lukraak gekozen. Ze komen uit de leefwereld van 80-jarigen. Dat hebben ze tijdens praatgroepen zelf aangegeven.”. Veel aandacht gaat naar een verzorgde en stevige voorstelling van het materiaal. Met de koffers creëert men op een afdeling een sfeerhoekje. Na enkele weken of maanden kan dan een andere koffer worden geopend en een nieuw thema aangeboord. De koffers reizen tussen de drie organisaties. “Het is de bedoeling dat de koffers zo dicht mogelijk aansluiten bij de belevingswereld van de bewoner”, vertelt Patris. “Het ligt in het verlengde van de reminiscentieactiviteiten die we reeds opzetten. Het aangename
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
76
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
van de attributen is dat ze telkens aanleiding vormen voor een praatje tussen de bewoner en om het even wie er langs loopt. We nemen de inhoud ook mee tijdens de praatgroepen. De verhalen van vroeger komen dan snel naar boven en zo breken ze de routine van de dag.”
Impact/Resultaat/Verandering “Gezelligheid en sfeer staan voorop”, zegt Patris Wagemans. “Praten over herinneringen doet immers deugd, zowel voor de bewoners als voor het personeel én de familieleden. Deze krijgen nu mooie aanleidingen om bij moeilijk gaande gesprekken de draad terug op te pikken. Uit onderzoek blijkt immers hoe moeilijk het is om als familielid een bezoek aan een dementerende persoon als zinvol te ervaren. Ons project legt het accent ook op wat de bewoner kán, in plaats van wat er allemaal niet meer gaat.” Soms geven de thema’s aanleiding tot verrassende taferelen. “Zo voelde een dame zich erg aangetrokken door de poppenwagen die tijdens de weken van speelgoed deel uitmaakte van de sfeerhoek. Een andere dame was graag bezig met het goed zetten van het servies op de tafel. Alles moest immers netjes liggen en staan. Tijdens een praatje bleek dat mevrouw in haar jeugdig leven dienstmeisje in een zeer rijke familie was geweest.” Woonzorgcentrum Ter Meeren, Wolfshaegen 186, 3040 Neerijse contactpersoon: Patris Wagemans, 016-47 13 51,
[email protected], www.termeeren.be
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
77
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
2. De sterkte van het dorp, de kracht van de stad Woonzorgcentrum Sint-Rochus, Aarschot Context Het woonzorgcentrum Sint-Rochus ligt in het centrum van Aarschot, Vlaams-Brabant. De meeste van de bijna 160 bewoners zijn zwaar zorgbehoevend. Sedert jaar en dag is het woonzorgcentrum begaan met het verleggen van het medische zorgaccent naar het wonen en leven als kernpunt. De werking berust op drie pijlers: autonomie, privacy en respect. En aangezien de populatie van een woonzorgcentrum evolueert, moet ook de voorziening zichzelf regelmatig kritisch bevragen. Directeur Marc Dierick: “een woonzorgcentrum combineert het beste van beide: het dorp met zijn warm samenhorigheidsgevoel, de stad met het private en geborgene van de eigen plek. We willen dat elke afdeling een eigen karakter krijgt, weg van de uniforme gangen, kamers en deuren. Daar speelt ons project op in. De kamers van de bewoners zijn nu al privé, zij kunnen dit naar believen inrichten.”
Beschrijving van het project Het project wil de huiselijkheid verfijnen. Om het dorpskarakter te versterken, plant men een centraal terras, met banken, reclamezuilen, bloembakken en boompjes. “In een straatbeeld hoort ook een winkeltje, een kapsalon en een café.” Het café bestaat al en is ingericht als een echte herberg. Het draait op vrijwilligers en is gelegen aan de straatkant, zodat iedereen die wil kan binnenstappen. De kamers krijgen een eigen karakter. Marc: “Aan de deur komt een persoonlijk huisnummer, een naamplaatje en brievenbus. Dat moet aan iedereen, familie en personeel, duidelijk maken: dit is privéterrein!” De komende maanden zal er dus duchtig getimmerd en geverfd worden. Elke afdeling komt aan de beurt, want alles ineens is onmogelijk. Zowel de planning als de uitvoering van het project gebeuren in samenspraak met de betrokkenen: personeel, bewoners, vrijwilligers, familie. Marc: “Uiteraard is dit een trager proces dan mocht ik alles op m’n eentje beslissen. De hele werking moet die inspraak en betrokkenheid uitstralen. Zodra een nieuwe bewoner binnenkomt, vragen wij hem of haar wat we kunnen doen, welke de vragen en de verwachtingen zijn. En daar spelen we op in. Vroeger gaf men een reglement af: ‘zo leven wij hier’. Dat is voltooid verleden tijd.” Heb je dus als bewoner zin om langer te slapen, later te eten en het bad over te slaan, dan kan dat. “Dat vraagt van onze medewerkers een andere houding, de vaardigheid om uit de routine te kunnen stappen. Maar op den duur zien ze er ook de voordelen van in om niet iedereen op hetzelfde moment te moeten verzorgen.”
Impact/Resultaat/Verandering Het project kan slechts slagen als het woonzorgcentrum voortdurend blijft vragen wat de bewoner wil en de creativiteit heeft om daar op in te spelen. “De privacy en de zorg op maat kunnen we heel ver doortrekken. Het bed komt waar de bewoner wil. De maaltijden komen heel gepersonaliseerd op de afdeling aan, rekening houdend met ieders dieet en verlangens. Het ontbijt telt 24 verschillende soorten brood.” Een mooi voorbeeld is de ‘kwestie van de frieten’. De ‘centraal aangemaakte’ frieten kwamen slap en lauw
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
78
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
aan in de afdelingen. Nu hebben bewoners en personeel samen beslist om op elke afdeling een friteuse te plaatsen. Marc: “En hoewel dit extra werk meebrengt, klagen ze er niet over. Omdat ze het zélf hebben beslist”. Het is niet evident om zowel bewoners als personeel uit te nodigen in dit overlegmodel te stappen. “Het vooroordeel over het woonzorgcentrum dat er alles voor jou geregeld wordt, is taai”, zegt Marc. “De opleidingen zijn vooralsnog op medische zorgtechnieken gericht. Er is dus bij alle betrokkenen een ‘klik’ in de geesten nodig.” Een dergelijk veranderingsproces begint op het moment dat je inspraak geeft. Woonzorgcentrum Sint-Rochus, Albertlaan 2, 3200 Aarschot contactpersoon: Marc Dierick, 016-55 07 50,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
79
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
3. De kunst van het wonen Voorzieningen voor Ouderen (VVO) vzw, Rust- en Verzorgingstehuis Sint-Anna, Bulskamp - Veurne
Context Bulskamp is een klein dorpje met 700 zielen, deelgemeente van Veurne, op enkele kilometers van de Noordzee. Het rust- en verzorgingstehuis Sint-Anna ligt pal in het dorpscentrum. Het heeft al jaren een stevige traditie in wat men in deze sector het ‘kleinschalig genormaliseerd wonen’ noemt. Vele RVT’s moeten puzzelen om de bestaande gebouwen om te vormen tot woonruimtes die beantwoorden aan de nieuwe visie inzake wonen voor ouderen. Sint-Anna kon dit al sinds 2004 realiseren. “Onze ogen gingen open na een werkbezoek aan een Waals project in Morlanwelz nabij La Louvière”, vertelt zorgcoördinator Ann Portier, “Daar werd kleinschalig wonen reeds toegepast. We hebben terstond onze bouwplannen aangepast.” Het resultaat mag er zijn: mooie en ruime leefruimtes voor elke leefgroep, d.i. twee groepen van ouderen met dementie (15 personen per groep) en drie groepen met zwaar fysisch hulpbehoevende mensen (15 – 15 - 22 bewoners). De woonruimtes en de inrichting moeten ‘zo normaal mogelijk’ zijn, dit wil zeggen, ‘bijna net als thuis’. “Dat wil ook zeggen dat het leven hier zich afspeelt zoals thuis”, zegt algemeen directeur Karolien Louf. “Er zijn niet meer leefregels nodig dan die van een groot gezin. Er is een flexibel tijdschema, dat tot stand komt in overleg met de bewoners. Zij hebben veel keuzevrijheid en inspraak.”
Beschrijving van het project Het project dat Sint-Anna heeft uitgewerkt, ligt dan ook in het verlengde van wat reeds bezig is: nog meer een huiselijk kader, een nog beter wooncomfort aanbieden. De leefkamer moet nog meer een uitstraling van een huis krijgen, weg van de sfeer van een ‘residentiële zorgvoorziening’. Karolien: “Het zit in honderden kleine dingen die voor deze uitstraling kunnen zorgen. De bewoners zelf kwamen op onze vraag met tal van suggesties. Men koos voor kussens voor de zetels, fruitmanden voor op de eettafels, boeken voor in het vaste meubilair, een duidelijk leesbare klok, fleurige tafelkleedjes voor de eettafels, schilderijen, speelgoed voor de (achter)kleinkinderen, schilderijen en fotokaders, materiaal om te bakken, iets voor bloemetjes, parasols, een soepterrine, een mandje fruit, een staande klok, schilderijen, een vogelkooi, een wafelijzer, een paraplubak, bijzettafeltjes, borrelglaasjes, ... Het zijn elementen die prikkelen tot samenzijn.” Bij de rondvraag kwamen heel wat verhalen van vroeger naar boven. Sommige bewoners beschreven alle opschik van hun vroegere keuken of living en herbeleefden zowat hun ‘goede oude tijd’. Het project heeft enkele families aangezet om mee te denken over de opschik van de woonkamers. Karolien: “Men stelde zelfs voor om bepaalde spullen mee te brengen die nog ergens in een verloren hoekje lagen op zolder. Sommigen brengen spontaan bloemen mee van uit hun tuin om ze te schikken met de bewoners.”
Impact/Resultaat/Verandering “Deze manier van werken verfijnen en vervolmaken, dat is de uitdaging voor de komende jaren”, zegt
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
80
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
Karolien. “We willen meegroeien met wat de ‘nieuwe’ bewoners zullen wensen. Misschien wil de volgende generatie vooral verwend worden, en zullen we moeten nadenken over broebelbaden en sauna’s! Ik hoop dat we dan meer middelen kunnen aanwenden voor een nog individueler begeleiding, voor meer materiaal, voor meer uitstappen. Weet je, we zitten hier zo dicht bij de zee, en toch zijn er hier bewoners die de zee nog nooit hebben gezien ...” RVT Sint-Anna VVO vzw, Bulskampstraat 39, 8630 Bulskamp - Veurne contactpersoon: Karolien Louf, 058-28 08 90,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
81
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
4. Ontbijt, aangenaam begin van de dag Rust- en Verzorgingstehuis Immaculata, Edegem Context Het rust- en verzorgingstehuis Immaculata in Edegem bij Antwerpen werkt de laatste jaren een nieuwe visie uit omtrent de dienstverlening aan de bewoners. In die visie staat het doel ervan vermeld: “dat familie en bezoekers tevreden zijn over de wijze waarop wij ons hebben aangepast aan de resident”. Dat wil zeggen dat het hele team, alle verschillende disciplines én vrijwilligers, mee op dit spoor moeten zitten. “De interactie tussen die disciplines moeten we versterken”, zegt directeur Myriam Claus. “Dit is een noodzakelijke voorwaarde om projecten als dit nieuwe ontbijtgebeuren mogelijk te maken.”
Beschrijving van het project Het project wil alvast het ontbijt – later misschien de andere maaltijden – anders organiseren. “Vroeger zetten we de ‘valide’ mensen samen, in een andere ruimte dan die van de zorgbehoevende mensen”, zegt Myriam. “Maar daar kwamen spanningen van. Je voelde je als bewoner bij de ‘goeie’ of de ‘slechte’. En samen eten met erg hulpbehoevende mensen stimuleert de eetlust niet. We hebben dit met hen besproken en we kwamen terug naar éénzelfde ruimte, maar met aparte zones voor de drie verschillende groepen: de zorg-onafhankelijke, zij die hulp nodig hebben en een tussengroep. Die eerste groep zit per zes bewoners samen aan tafel en moet zichzelf kunnen beredderen. Voor hen bleek het aanvankelijk een aanpassing om niet meer bediend worden! Maar zo wilden we de cultuur van het samenleven stimuleren. En: zelfstandig als het kan.” De hele sfeer van het ontbijt evolueerde naar een restaurantgevoel, met buffet en ‘lounge’-ruimte. De meubels werden vernieuwd en de muren geschilderd. De kleinschaliger eetruimtes met kleurrijke paravans zorgen voor een betere appetijt. In het deel van de eetruimte voor de zorgafhankelijke bewoners staat een buffetwagen met bediening. “We werkten meerdere details uit”, vertelt Myriam, “een huiselijker servies, stoffen tafelkleden, weg met de ontbijtplateaus, ... Ook de bediening gebeurt nu in aangepaste kelnerkledij. En de chef-kok komt uit zijn keuken om een praatje te slaan met de gasten.” Tegelijk zorgt men voor een betere presentatie van de maaltijden. De voedingsassistenten kregen een vorming rond garneertechnieken voor een broodmaaltijd. De bewoners die nog kunnen kiezen wat ze willen eten, wijzen dan één van de demonstratieschotels aan. “Zo komt het maaltijdgebeuren meer dan vroeger in de thuissfeer”, zegt Myriam. “Dienbladen serveren per kamer met hulpverleners die al dan niet assisteren, vraagt weinig creativiteit en inspanning.” In het verlengde van deze omschakeling kunnen de bewoners nu ook zelf kiezen hoelang ze slapen en willen tafelen. De marktevolutie inzake nieuwe methoden van voeding bereiden volgt men op de voet. Die bieden immers mogelijkheden om nog meer op maat van de bewoner de maaltijden (voor) te bereiden.
Impact/Resultaat/Verandering De nieuwe setting en organisatie maken de eetmomenten voor iedereen aangenamer. Het personeel neemt meer tijd om de zorgbehoevende bewoners rustig te helpen. Familie komt aanschuiven en blijft langer hangen. De relaties tussen de bewoners gaan erop vooruit. “Nu zie je dat buren elkaar stimuleren”,
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
82
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
vertelt Myriam. “Ze moedigen elkaar aan en helpen elkaar bij het uitschenken van de koffie. Er ontstaan nieuwe vriendschappen. Alles bij elkaar genomen is hier sprake van een omslag in de huiscultuur.” Rust- en Verzorgingstehuis Immaculata, Oude Godstraat 110, 2650 Edegem contactpersoon: Myriam Claus, 03-450 84 00,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
83
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
5. Huiselijkheid door koken Woonzorgcentrum Het Heiveld, Sint-Amandsberg - Gent
Context Het Heiveld is een woonzorgcentrum van het OCMW in de Gentse deelgemeente Sint-Amandsberg. Het complex bestrijkt een grote oppervlakte, telt twee afdelingen met elk een 50-tal bewoners en twee afdelingen met elk 36 bewoners. Tussen de afdelingen liggen grote stukken groen die Het Heiveld nu wil herinrichten. Elke binnentuin krijgt een welbepaalde uitstraling: een mediterrane, een tuin met waterpartijen, met een volière, met planten die vogels en vlinders aantrekken, ... Geert Roggeman is er nu drie jaar directeur en het huiselijke binnenbrengen is één van zijn dada’s. “Er is hier veel glas en metaal en het witte van de muren straalt een klinische sfeer uit”, zegt hij. “Daarom brengen we nu systematisch in alle afdelingen kleuren aan. Kleur heeft een invloed op de mensen, stimulerend of juist rustgevend. Het project rond groenten kweken en koken past in diezelfde doelstelling: de bewoners uitdagen om ‘uit hun kot te komen’, en om sociale contacten te onderhouden.”
Beschrijving van het project Het project bestaat uit drie delen: de aanleg van een groenten- en kruidentuin, het bundelen van Gentse streekgerechten in een kookboek, en het ontwikkelen van een mobiel kookeiland. “De moestuin heeft een sociale functie,” zegt Geert. “Met de oogst willen we onze bewoners aan het werk zetten om zelf gerechten klaar te maken of ze te garneren. Maar omdat dit in een grootkeuken niet altijd mogelijk is, willen we tegelijk met het mobiele kookeiland naar de mensen zelf toestappen.” Iedere bewoner heeft doorheen de jaren ook een schat aan recepten verzameld. Die actief naar boven brengen en bundelen geeft mogelijkheden voor allerlei activiteiten. Trees is hoofdverpleegkundige en bezielster van de groene zorg. Samen met Simonne en enkele andere bewoners verzorgt zij de kruiden- en groentebakken. Die zijn op redelijke hoogte gebouwd om het bukken te vermijden. “Je kunt niet geloven wat enkele vierkante meters moestuin aan sociale contacten teweegbrengen”, vertelt ze. “De bewoners met dementie aan de overkant houden de tuiniers goed in de gaten, de bewoners van de aanpalende wijk komen nieuwsgierig kijken of brengen zelf bloemen en planten mee.” De tuin brengt dus leven in huis, ook met alle kleine wrevels van dien, bijvoorbeeld over waar en wanneer de tomaten moeten geluisd en getopt worden. “Maar ze nemen ook zelf initiatief. Iemand kwam kruiden halen om in azijn te laten trekken. En een vrouw was dolblij dat ze terug verse saliethee kon maken, zoals ze al heel haar leven had gedaan.” Samen met de diëtiste wordt bekeken welke kruiden voor welke gerechten kunnen dienen. “En je mag het effect van de geuren niet onderschatten bij het klaarmaken”, zegt Trees. “Onze droom is om de tuin uit te breiden met een serre en een echt neerhof, met kippen en eventueel een geit”.
Resultaat/Impact/Verandering “De groene zorg brengt niet alleen onze bewoners dichter bij elkaar”, zegt Geert, “maar zorgt er ook
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
84
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
voor dat mensen gaan praten over vroeger en volkswijsheid gaan uitwisselen. Ze bewegen dus meer én ze komen tot meer autonomie. Ze halen ook veel voldoening ook uit iets kunnen klaarmaken voor een ander.” Woonzorgcentrum Het Heiveld, Antwerpsesteenweg 776, 9040 Sint-Amandsberg contactpersoon: Geert Roggeman, 09-266 31 10,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
85
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
6. Oost West, Tuin Best Woonzorgcentrum Heilig Hart, Montenaken - Gingelom
Context In de dorpskern van Montenaken, deelgemeente van het Zuid-Limburgse Gingelom, ligt het woonzorgcentrum Heilig Hart. Het is een landelijk gebied en ook rondom het centrum zelf is er heel wat groen. Toch kwamen de bewoners van het zorgcentrum, vooral fysisch hulpbehoevende mensen, zelden buiten uit schrik om te vallen, of omdat er niks te beleven was. “Het project van de activiteitentuin heeft dit snel gekeerd”, zegt Carla Langie, ergotherapeute en projectcoördinator. “Het stuk grond rond het centrum is omgetoverd tot een wandel- en doetuin, aangepast aan rolstoelgebruikers.”
Beschrijving van het project De tuin heeft tot doel de bewoners (en hun familie) naar buiten te lokken, ze te activeren. Carla: “We wilden iets creëren opdat ze ook zelfstandig en zonder begeleiding naar buiten durven en kunnen, ook al gaat het om mensen die vrij afhankelijk zijn van hulp bij het stappen. De meerwaarde zit ook in het prikkelende aanbod dat we doorheen de tuin hebben uitgewerkt.” De tuin heeft verschillende zones. Zo is er de ‘reminiscentie’-zone met vooral oude boerderijplanten (geraniums, frambozen- en braambesstruiken, ...). Er is de ‘mobiliteits-oefentuin’ met aangepaste trappen en hellende vlakken zodat de bewoners hun gangrevalidatie kunnen oefenen. Een kleine moestuin is aangepast aan rolstoelgebonden bewoners, met kruid-, fruit- en groentebakken op aangepaste hoogte voor het tuinieren. En verder zijn er ook de zones met oude spelletjes, met een waterpartij inclusief fontein en vissen, het voel- en doepad, ... De tuin is in juni 2008 geopend en het doel is eigenlijk al bereikt. “De reacties van de bewoners zijn erg positief”, vertelt Carla. “Ze komen nieuwsgierig naar buiten om te zien hoe het met de visjes in het water is gesteld, of het gras niet te lang staat, of er geen nieuwe bloemen zijn uitgekomen.” Voor dit project is samengewerkt met ondermeer twee scholen. Met de Tuinbouwschool is het hele tuinplan ontworpen en uitgevoerd, een heel praktijkgerichte oefening voor de toekomstige tuiniers. “Het Koninklijk Atheneum Landen afdeling Personenzorg hield een enquête bij de bewoners”, zegt Carla, “om de bewoners uit te vragen wat er vroeger in hun tuin stond en wat ze nu graag in de tuin hadden gewenst. Op basis van deze antwoorden kochten we al een deel van de struiken, bloembollen, fruitsoorten en groenteplantjes aan. Later komen daar nog andere fruitsoorten zoals rode bessen bij. We gaan immers na de oogst samen met de bewoners confituur maken, uit de eigen tuin en van zelfgekweekte fruitsoorten!” Ook de dorpsverenigingen, de lagere scholen, de seniorenorganisaties worden uitgenodigd om de tuin te bezoeken. “We gebruiken alle mogelijke kanalen opdat de mensen zouden weten dat ze hier welkom zijn. Er is al een speeltuin en een zandbak, dus de kinderen kennen de weg al. Maar bijvoorbeeld fietstoeristen kunnen hier ook komen pauzeren.”
Impact/Resultaat/Verandering “De suggesties ter verbetering blijven komen”, lacht Carla. “ ‘Moesten we hier nu eens een petanquebaan
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
86
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
aanleggen, of hier een windscherm plaatsen tegen die frisse wind uit het Noorden, of hier rabarberstruiken plaatsen, of ...’ We zien ook dat bezoekers met kinderen sneller naar buiten trekken, bijvoorbeeld om een spelletje te spelen. Er is het tafelkegelspel, mikado, het klankenorgel... Ik zie ze hier al in de winter samen een sneeuwman maken ...” Woonzorgcentrum Heilig Hart, Hellebronstraat 8, 3890 Montenaken - Gingelom contactpersoon: Carla Langie, 011-69 33 50,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
87
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
7. Island hopping Woonzorgcentrum Dijlehof, Leuven
Context In hartje Leuven bevindt zich het Dijlehof, met serviceflats, een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum en kortverblijf. Het beleid van Dijlehof probeert in te spelen op de groeiende noden van de bewoners op het vlak van zorg en woonondersteuning. Veel bewoners hebben het moeilijk om overdag lang alleen op de kamer te verblijven, hun vrije tijd zelfstandig in te vullen en/of sociale contacten te onderhouden. Karin Vandoorne, ergotherapeute: “In de loop der jaren organiseerden we om die reden wooneenheden waar we de bewoners meer veiligheid, comfort en onderlinge contacten kunnen bieden. Het is niet evident om voor deze mensen met beperkte mogelijkheden stimulerende activiteiten te ontwikkelen. Het project van de ‘wooneilanden’ kan daarbij helpen.”
Beschrijving van het project De wooneilanden brengen een ruime keuze aan zinvolle dagbestedingen tot vlak bij de (minder mobiele) bewoners. Een wooneiland is een verplaatsbaar meubeltje dat rond een thema is opgebouwd. Karin: “De mobiele eilanden zijn in de eerste plaats activiteiten waarbij we de bewoners – en ook de bezoekers – uit het isolement willen halen. Het zijn prikkels tot contact, een praatje, aanleidingen voor samenhorigheid.” De thema’s voor de eilanden komen uit de verhalen van de bewoners zelf. Zo is er al enkele jaren de ijskar in omloop. Elke dinsdag komt dit nostalgische wagentje in elke afdeling langs. Het kookeiland, recent in gebruik, laat toe om kleinschalige kookactiviteiten te organiseren. Het multimedia-eiland heeft een kleine bibliotheek van oude en recentere films, tv-programma’s en reportages van ‘het leven zoals het is in het Dijlehof’. Het verweneiland is een soort ‘minibeauty’-salon met een tafel aangepast aan rolstoelgebruikers en voorzien van spiegel, pedicuremateriaal, nagellak, voetbadje, massageolie, ... Het koffie-eiland is voorzien van een koffiemachine met vele mogelijkheden: cappuccino, espresso, warme melk …. We kunnen dus ter plekke een koffie naar keuze en smaak aanbieden. Of met een oude koffiemolen zelf de bonen malen en koffie opgieten. Het verlanglijstje voor de toekomst is schier oneindig. Karin: “We dromen van een leeseiland met allerlei boeken, luistercassettes en tijdschriften, van een fruitboer-kar om vers fruit en melkproducten te promoten, van een snoep- en koekeiland, van een soepboer, van een LP-eiland met plaatjes van toen...” Er zijn ook thema’s die aanleiding kunnen geven om andere groepen erbij te betrekken. Eén idee in dit verband is het spelcomputereiland met de ‘Wii’ van Nintendo. “Dit spel maakt het mogelijk beweeglijk te zijn zonder dat je zelf vrij mobiel moet zijn. Het zou schitterend zijn mochten we jonge mensen vinden die dit met de bewoners willen uitproberen.” Ook het ‘gewone’ computereiland - met pc, draadloze internetverbinding en fototoestel - kan sociale contacten bevorderen: mailen naar de (klein)kinderen, foto’s verzenden, ... Opvallend is telkens hoe belangrijk aankleding en details zijn bij deze activiteiten: de koksmutsen en het mooi opgehangen bestek bij het kookeiland, de verschillende soorten koffiekopjes (in plaats van de uniforme stapel), de openklappende spiegel in het verweneiland om jezelf te schminken.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
88
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
Impact/Resultaat/Verandering “We merken dat de eilanden echt een meerwaarde betekenen,” vertelt Karin, “dat het een charmante afwisseling in de dag is, tot interactie stimuleert en de eigenwaarde van de bewoners verhoogt. Ook de familieleden stellen bij het bekijken van foto’s aan de inkom verrast vast hoe hun vader of moeder actief betrokken was bij de activiteit.” Woonzorgcentrum Dijlehof, Minderbroederstraat 9b, 3000 Leuven contactpersoon: Karin Vandoorne, 016-29 31 42,
[email protected], www.dijlehof.be
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
89
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
8. De smaak van vroeger voor de keuken van nu Woonzorgcentrum Biezenheem, dienstencentrum De Vlaskapelle en serviceflats Rietveld, Bissegem - Kortrijk
Context Het OCMW van Kortrijk heeft in de deelgemeente Bissegem één ouderencentrum. Het centrum huisvest het woonzorgcentrum Biezenheem, het dienstencentrum De Vlaskapelle en de serviceflats Rietveld, wat de onderlinge samenwerking ten goede komt. De bezoekers van het dienstencentrum en de bewoners van het woonzorgcentrum en flats kennen elkaar, mede omdat ze veelal uit hetzelfde dorp komen, en door spontane onderlinge solidariteit. Uit de bewonersraad is gebleken dat voeding erg belangrijk is, dat koken en eten sleutelmomenten in de dagindeling zijn. Caroline Dewaele, dagelijks verantwoordelijke van Biezenheem: “Zo gaven de bewoners aan dat de grootkeuken bepaalde gerechten minder of niet klaarmaakt, zoals ‘versgeschilde’ frieten of garnaalkroketten, karnemelkstampers. Zo begonnen we kleinschalig te koken en het project vloeide daaruit voort.”
Beschrijving van het project Het project omhelst een mobiele keuken, als middel om het kleinschalig koken te stimuleren voor verschillende groepen bewoners. Het doel is een grotere betrokkenheid bij het kiezen en klaarmaken van de maaltijden. Dat zal het welbevinden van de bewoners doen groeien. “Samen eten klaarmaken, samen eten is gezelliger”, zegt Caroline. “De kookmomenten zullen plaatsvinden in groepen van 16 bewoners.” Het is de bedoeling dat de mobiele keuken maximaal wordt ingezet en gebruikt. Caroline: “Zo willen we ook kookmomenten organiseren voor bewoners van de serviceflats als alternatief voor de maaltijden in het dienstencentrum of de thuisleveringen. We zullen de mobiele keuken inschakelen om kooklessen te organiseren in het dienstencentrum.” De vraag naar kooklessen blijft groot. “Dat kan nu met de mobiele keuken meer en beter worden georganiseerd. We hopen ook om vrijwilligers hierin te betrekken, zodat die later zin krijgen om mee te koken samen met en voor onze bewoners. Ook de familieleden willen we hiervoor stimuleren.” De verplaatsbare keuken kan een handig middel zijn bij speciale gelegenheden: verjaardagen, feestdagen, speciale evenementen zoals de jaarlijkse barbecue. “Zo kan er op deze momenten eens speciaal gekookt worden met en door de feestgangers. Verdere projecten zijn mogelijk met andere organisaties of met de nabijgelegen lagere school.” Dit project veronderstelt een andere manier van werken dat ook een grote inzet vraagt aan de begeleiding. De werkdruk zal toenemen, maar daartegenover staat dat het aangenamer werken is met mensen die zich beter en gelukkiger voelen. “Ideaal zou zijn: geen grootkeuken meer, alles op de afdeling zelf, in en voor kleinere groepen. Maar zoals op meerdere plaatsen laat de infrastructuur dit niet toe.” Voor de bewoners van het woonzorgcentrum biedt dit project de mogelijkheid om hun kookkunsten te onderhouden en ook mee te delen aan anderen, wat hun zelfbeeld en sociale contacten ten goede komt. Bovendien worden ze betrokken bij de keuze van de menu’s en de manier van bereiden.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
90
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
Impact/Resultaat/Verandering “De mobiele keuken heeft heel wat neveneffecten”, vertelt Caroline, “het aangename bereiden van een eigen maaltijd, zelf keuzes hierin maken, taken verdelen, actief participeren. Dit is een meerwaarde in hun leven. Als je bij mensen de zelfredzaamheid verhoogt, zie je de tevredenheid toenemen. En je hoeft daarom niet zo actief te zijn: je kunt ook ‘passief’ genieten van de geuren, andere mensen aan het werk zien, ...” Woonzorgcentrum Biezenheem, Hendrik Dewildestraat 10, 8501 Bissegem - Kortrijk contactpersoon: Caroline Dewaele, 056-24 45 02,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
91
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
9. Meer thuis in huis en tuin Rust- en Verzorgingsinstelling Zorgvlied, Molenbeersel - Kinrooi
Context
Het woonzorgcentrum Zorgvlied bevindt zich vlak bij het centrum van Molenbeersel in het uiterste noordoosten van de provincie Limburg. Alle bewonerskamers liggen op de gelijkvloerse verdieping zodat iedereen uitkijkt op een mooi stukje tuin. Toch wilden de medewerkers méér uit de tuinen halen. En ook in het woonzorgcentrum zelf wou men de huiselijke sfeer nog versterken. “De twee projecten zijn erg concreet”, zegt directeur Michiel Doumen, “een hobbytuin die uitnodigt tot wat tuinieren en passief genieten, en een huiselijkere inkleding van onze cafetaria en de livings. Dit laatste onder meer met herinneringsmuren die zorgen voor een persoonlijker inrichting. Dit geeft prikkelende gespreksstof.”
Beschrijving van het project “De serre en de paadjes in de hobbytuin zijn toegankelijk voor zoveel mogelijk bewoners”, zegt animator Els Janssen, “met zitbanken en bloem- en plantenbakken op de gepaste hoogte. De tuin zelf ligt tussen de gebouwen in en is via drie deuren bereikbaar. Zestien bewonerskamers en twee livings geven erop uit. Naast de uitgebreide cafetaria hebben we er nu een nieuwe ontmoetingsruimte bij”. “We schakelen ook onze vrijwilligers in”, zegt Michiel. “We hebben een ‘tuinvrijwilligster’ en die staat samen met enkele bewoners in voor tuinactiviteiten.” Maar ook voor bewoners die niet zo snel aan activiteiten deelnemen, kan de tuin prikkelen om naar buiten te komen. “Ze hoeven daarom niet mee te tuinieren”, zegt Els. “Ze kunnen ook gewoon nieuwsgierig komen kijken of op de zitbank genieten van de bezigheden van de tuiniers.” Bewoner Nelis is zo enthousiast over de serre dat hij er liefst voortdurend vertoeft. Hij komt er zitten om er vredig zijn krant te lezen. Bewoner Jos geniet met volle teugen. “Ik heb hier met enkele ‘collega’s’ al plantjes uitgezet, ook bloemetjes. Het water wordt opgevangen in de regenwaterton. En ik heb een luxeserre: het dakvenstertje opent en sluit automatisch naargelang de temperatuur!” De hobbytuin werd ‘officieel’ voorgesteld tijdens een kennismakingsweek. “De verhalen over vroeger kwamen snel naar boven”, lacht Els, “over hoe men vroeger tomaten kweekte en over de ‘inmaak’ bijvoorbeeld. Even staan deze mensen dan zelf in het middelpunt, en dat krikt hun zelfbeeld enorm op.” Ook de herinneringsmuren willen een aanleiding zijn tot ontmoeting en een praatje. Het idee is vrij eenvoudig: aan de bewoners en/of familie wordt gevraagd één of twee zaken aan die muren op te hangen, een trouwfoto, foto’s van de kleinkinderen, een spreuk, een barometer, ... “Alleen al het verzamelen van de voorwerpen geeft aanleiding tot gesprekken”, zegt Els. “Zo vertelde iemand met veel trots dat hij verantwoordelijk was voor de jeugdvoetbal, van een andere bewoner kregen we zijn duivenmelkerdiploma. Verder hebben we in de cafetaria een knusse zithoek ingericht en plaatsten we er een gezellige lange leestafel. We stellen er spellen en literatuur ter beschikking.”
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
92
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
Impact/Resultaat/Verandering Hobbytuin, inrichting en herinneringsmuren zijn onderdelen van een gehele visie omtrent huiselijkheid. “We trekken de lijn door in alle facetten van de werking”, zegt Michiel. “Er is de doordachte architectuur voor een gezellige accommodatie. We hebben geen refters maar wel eethoeken, we dragen geen ziekenhuiskledij, we richten ons op een warmmenselijke houding, ... Dat is voor iedereen aangenaam, zowel voor bewoners en personeel als voor familie en vrijwilligers.” Woonzorgcentrum Zorgvlied - RVT, Zandbosstraat 4, 3640 Molenbeersel – Kinrooi contactpersoon: Els Janssen, 089-70 36 40,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
93
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
10. Ménage à douze Hof ten IJzer, Lo-Reninge
Context Hof ten IJzer is een woonzorgcentrum voor 107 ouderen met fysische zorgbehoevendheid, ouderen met dementie en ouderen met ernstige psychische zorgnoden. Het ligt in het landelijke Reninge in de Westhoek, een dunbevolkte streek tegen de kust en Frankrijk aan.
Beschrijving van het project Het project ’Ménage à douze’ (‘menage’ is in het West-Vlaamse dialect een ‘huishouden’) wil voor een kleine groep verstandsterke ouderen een huiselijker wooneenheid opzetten. Volgens directeur Katrien Servayge past dit in de visie om het woonzorgcentrum zo huiselijk mogelijk te maken. “In het project wordt een grote woonruimte ingericht ‘zoals het was’. De 12 bewoners, die volledig bewust kiezen om eraan deel te nemen, zullen maximaal betrokken worden bij en inspraak hebben in de dagelijkse ‘ménage’.” De begeleiding van de leefgroep gebeurt door een vast team, de ‘huismoeders’. Het aangeboden woonprogramma omvat activiteiten waarin de autonomie en maximale participatie van de bewoner gestimuleerd worden. Om deze vernieuwing uit te testen, kwam er een dag-op-proef. “De resultaten waren zeer verhelderend”, zegt Katrien. “Zo bleek dat het bepalen van de juiste doelgroep van essentieel belang is. De deelnemende bewoners moeten het goed met elkaar kunnen vinden. Bewoners die reeds jaren gewoon zijn om op vrij individuele basis hun dag vorm te geven, zijn vaak moeilijker te motiveren om nog aan een groepsgebeuren deel te nemen. De huidige en toekomstige bewoners voor deze formule motiveren, wordt een van de uitdagingen.” Een andere uitdaging betreft de infrastructuur. Katrien: “Zoals andere woonzorgcentra is Hof ten IJzer niet meer volledig aangepast aan kleinschaliger en huiselijker wonen. Er zijn verbouwingen gepland, maar ondertussen hebben we een vrije ruimte kunnen creëren die we ombouwden tot een living.” Die ruimte kreeg een nieuwe glazen buitendeur om de bewoners met rolwagen toe te laten zich naar de binnentuin te begeven. In die tuin komt later ook een terras met zitmeubelen, conform de sfeer van de living zelf. Ook de keuken is volledig aangepast en maakt het mogelijk zelfstandig te koken (onderrijdbare afwasbak en uitschuifbaar werkblad, uittrekbare douchekraan, ...). De volledige ruimte, van keuken tot behangpapier, werd in samenspraak met de bewoners ingericht. Met de installatie van een eigen keukentje in deze ruimte is het project klaar. “De 12 bewoners die in dit kleinschalige huishouden stappen, namen vroeger niet veel deel aan de animatieactiviteiten”, vertelt Katrien. “Na een voorstelling van het project maakten zij allemaal de keuze om deel te nemen.”
Impact/Resultaat/Verandering De bewoners tonen nu een grotere betrokkenheid en stellen spontaan voor om bepaalde taken op te nemen. En dat heeft op zijn beurt een effect op hun welbevinden: ze klagen minder over fysische of psychische probleempjes. De activiteiten in en met deze groep zorgen er ook voor dat ze langzaam
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
94
Deel 1 - Nederlandstalige initiatieven
evolueren naar een hechte groep, en ze worden ook meer op maat van de mensen opgesteld. Ze kunnen ook zelf kiezen wat ze willen doen: samen soep of een dessert bereiden, koffie zetten, een herstelwerkje uitvoeren, de was plooien, een gezelschapsspel spelen, ... Ook de tijdsschema’s worden soepeler: opstaan en ontbijten wanneer je wil, apart of samen, ... Katrien: “Uiteindelijk zou de meerwaarde moeten liggen in het feit dat je als bewoner zelf meer kunt beslissen hoe je je dag invult.” Centrum voor Ouderenzorg en Dienstverlening - campus Hof ten IJzer, Dorpplaats 14, 8647 Lo-Reninge contactpersoon: Katrien Servayge, 057-40 90 90,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
95
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
Deel 2 Franstalige initiatieven 1. Muziektherapie - Zang- en ritmegroepen Centre Hospitalier Peltzer - La Tourelle - RVT Philippe Wathelet, Stoumont Context Het Rust- en Verzorgingstehuis Philippe Wathelet ontvangt hoofdzakelijk zwaar zorgbehoevende ouderen. Het wil de bewoners de handelingen teruggeven waarover ze de controle zijn verloren, hun zelfredzaamheid bevorderen en hun herintegratie in de maatschappij aanmoedigen door hun potentieel te ontwikkelen. In 2002 ontstond een project onder impuls van een gepensioneerde verpleegster, nu een vrijwilligster. Het wil elke bewoner, ongeacht zijn medisch profiel en zijn lichamelijke of geestelijke vermogens, in staat stellen momenten van samenzijn en emotie te delen via de muziek.
Beschrijving van het project Het atelier voor muziektherapie, een zang- en ritmegroep die ‘Les troubadours’ is gedoopt, vindt plaats in een grote verlichte, verluchte en versierde zaal waarin iedereen in een grote cirkel plaatsneemt. Er zijn vier animatrices aanwezig: de bedenker van het project (een vrijwilligster) die zingt, de teksten voorbereidt en de melodieën op haar synthesizer speelt, de ergotherapeute die de bewoners stimuleert en bij hen blijft, de zorgkundige die zingt en danst, en de dochter van een bewoonster die zingt en de microfoon aan de deelnemers doorgeeft. Men was begonnen met een gitaar, een klein groepje, een bescheiden ruimte, enkele melodieën van vroeger … maar geleidelijk nam het succes van het initiatief toe. De groep werd groter en groter en al snel kampte men met plaatsgebrek! Dankzij de financiële steun van de Koning Boudewijnstichting kon de groep zich beter geluidsmateriaal en nieuwe instrumenten aanschaffen en een meer aangepaste ruimte inrichten. Elke maandagnamiddag worden de bewoners nu op het atelier uitgenodigd, ze zijn gemiddeld met 25 deelnemers. Nadat ze in een cirkel plaats hebben genomen, begint de magie. Eerst komt het introductielied – het lied van de troubadours – dat iedereen van buiten kent en meezingt. Dit wordt gevolgd door oudere liedjes die tot het collectieve geheugen behoren, en een nieuw lied dat wordt aangeleerd en waarvan men het refrein moet onthouden na verscheidene repetities in groep. Alle voorstellen zijn trouwens welkom! Na de zangsessie voeren de deelnemers om beurten een ritme uit op het instrument dat ze krijgen, volgens hun aanvoelen en hun wensen,
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
96
Deel 2 - Franstalige initiatieven
aangemoedigd door de toehoorders. Tot slot brengen de deelnemers, op basis van verschillende melodieën die de animatrice voorstelt, geluiden voort met hun instrument door de ritmes en toonhoogtes van de melodie te volgen. Het gezamenlijke effect is overweldigend! Tijdens elke sessie wordt een bewoner voor het voetlicht geplaatst en begint hij of zij een ritme uit te voeren op het instrument, al snel gevolgd door de anderen.
Impact/Resultaat/Verandering De dynamische sfeer die door de muziek wordt geschapen, is een verrijking voor de levensruimte van de deelnemers en de vriendschapsbanden die ze onderling smeden. Voor heel oude en zieke personen is dit mooie moment een essentieel nonverbaal communicatiemiddel – hun glunderende blik drukt het geluk uit van deze personen met dementie. Binnen de groep wordt de toeschouwer al snel overweldigd door de overgedragen gevoelens, de expressiviteit, de positieve sfeer en de vreugde die alle deelnemers uitstralen. De regels voor de valorisatie van, het luisteren naar en de eerbied voor de anderen wekken innerlijke krachten op en stellen iedereen in staat hun gebreken te overstijgen. De muziek, de motor van het leven, schept richtpunten die uiteindelijk een gunstige weerslag hebben op de leefsfeer in het hele woonzorgcentrum. MRS Philippe Wathelet, Borgoumont 103, 4987 La Gleize - Stoumont contactpersoon: de heer Absil en mevrouw Polis, 080-89 27 64
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
97
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
2. Een koel buffet Home La Concille, Florenville
Context Home La Concille, het woonzorgcentrum van het OCMW van Florenville, heeft een project uitgewerkt dat de valide en semivalide bewoners wat meer vrijheid en huiselijkheid verschaft door de maaltijden anders te organiseren. Volgens het oude schema moesten alle bewoners aanwezig zijn op een vast moment dat voor iedereen gelijk was. Bijvoorbeeld, ’s ochtends moesten ze allemaal tegen 8u30 klaar zijn (gewassen en gekleed). Er werd dus geen rekening gehouden met de wensen van de individuele bewoners, hun vroegere ritmes en gewoonten.
Beschrijving van het project Om hieraan iets te doen, besliste de voorziening een gekoelde wagen aan te schaffen en de maaltijden in de vorm van een buffet aan te bieden. Zo kan iedereen wanneer hij of zij dat wil naar het restaurant komen binnen een ruimer tijdskader (tussen 8u30 en 10u voor het ontbijt), en er wordt ook een grotere keuze aan gerechten aangeboden. Elkeen stelt zijn eigen bord samen door de ingrediënten te kiezen die hij of zij wil en in de gewenste hoeveelheid. Deze organisatie zorgt voor een grotere soepelheid, de medewerking van de bewoners en hun uitdrukking van keuzen en smaken. Het buffet staat opgesteld in het midden van een grote eetzaal. Het staat op wielen zodat het ook naar buiten kan worden gereden voor een maaltijd op het terras bij mooi weer. Het buffet is nog maar onlangs aangekocht en men heeft het nog niet vaak ingezet. Daarenboven denken de personeelsleden en de bewoners samen na over hoe ze het precies in de toekomst kunnen gebruiken. Tot slot zou er geleidelijk meer onderling hulp moeten komen tussen de valide en andersvalide bewoners, waarbij de validen de anderen naar het buffet begeleiden en hen helpen hun keuze te maken. Zo wordt vermeden dat uitsluitend op het personeel een beroep wordt gedaan. Op langere termijn wil men met de hulp van de ergotherapeute activiteiten rond het buffet organiseren of het ook gebruiken ter gelegenheid van feesten. Tot slot wordt elke maand een bijeenkomst met de bewoners georganiseerd: het ‘comité van de fijnproevers’. Het personeel luistert er naar de culinaire wensen van de bewoners, en op sommige dagen van de week bereiden ze een specialiteit die de bewoners graag zouden proeven (gerechten ‘zoals thuis’, of meer geraffineerde gerechten zoals sint-jakobsschelpen of oesters), uiteraard binnen de grenzen van het redelijke in termen van prijs en haalbaarheid. Dit is een heel concrete manier om de bewoners, die het vaak niet eens zijn met of ontevreden over de inhoud van de maaltijden, te responsabiliseren.
Impact/Resultaat/Verandering Om de kansen op succes zo groot mogelijk te maken, heeft de directie een inhuldigingsdag voor het buffet gepland waarop de zelfbedieningslunch in de tuin wordt opgediend. Tijdens deze inhuldiging is er een
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
98
Deel 2 - Franstalige initiatieven
petanquetornooi, “en er zal koele pastis worden geschonken”! Wij wensen hen nu al smakelijk eten, allemaal gezellig samen rond hun buffet! Home la Concille, Rue des Eperires 71, 6820 Florenville contactpersoon: Florence Duvivier, directrice, 061-31 24 65,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
99
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
3. Luisteropleiding voor vrijwilligers Rust- en Verzorgingstehuis Saint Joseph, Blegny
Context Het Rust- en Verzorgingstehuis Saint Joseph van Blegny staat open voor ouderen met een verminderde zelfredzaamheid. Het bevindt zich in het centrum van Blegny, nabij een lagere school. Al enkele jaren geleden deed de directie, die op de hulp van vrijwilligers een beroep wou doen, een oproep naar mensen van goede wil door een aankondiging te plaatsen in de lokale pers. Sindsdien neemt een tiental vrijwilligers dagelijks deel aan het leven van het woonzorgcentrum door mee te helpen met de verschillende diensten. Deze vrijwilligers waren aanvankelijk nauwelijks opgeleid maar compenseerden hun gebrek aan kennis door veel goede wil. Ze stonden onder toezicht van de maatschappelijk werkster. Geleidelijk werd de directie zich bewust van het belang van de opvang van de vrijwilligers binnen het woonzorgcentrum, van de noodzaak ze zo goed mogelijk te superviseren en oog te hebben voor hun motivering en hun wensen ten opzichte van het team, de bewoners en zichzelf. Als echte koppeltekens tussen de bewoners en het personeel, kunnen ze meer tijd aan de ouderen besteden en hen op een persoonlijker manier begeleiden. Om ze in hun taak bij te staan en hen in staat te stellen beter op de noden van de bewoners in te spelen, is hen een luisteropleiding gegeven, deels met de financiële steun van de Koning Boudewijnstichting en deels door de verkoop van kalenders, sleutelhangers, enz. De vrijwilligers en sommige personeelsleden hebben deze volledige opleiding gedurende vier maanden gevolgd, waarbij theorie, case studies en een groot aantal praktische oefeningen elkaar afwisselden.
Beschrijving van het project Na deze opleiding, door de deelnemers als heel interessant bestempeld, bemerkte iedereen de positieve veranderingen in de praktijk: “De opleiding helpt me beter te communiceren met de familieleden, de juiste woorden te vinden, de gebaren die helpen en geruststellen.” “Met bedroefde en gedeprimeerde bewoners bemerk ik een verschil wanneer ik met hen communiceer, ik vind makkelijker de woorden en de houdingen die hen helpen en hen af en toe doen glimlachen.” “Sinds ik deze opleiding heb gevolgd, ben ik me ervan bewust geworden dat ik vroeger niet echt naar de bewoners luisterde; ik nam hen te vaak mee naar waar ik wou dat ze gingen, zonder echt met hun wensen en behoeften rekening te houden. Ik was te opdringerig in de relatie en gunde hen te weinig ruimte.” Regelmatig worden een bijeenkomst en gespreksmomenten tussen de vrijwilligers en de maatschappelijk werkster georganiseerd om ervaringen uit te wisselen en indien nodig de praktijken te verbeteren. Tot slot wonen de vrijwilligers samen met de rest van het personeel de lezingen bij die door de geneesheercoördinator worden gegeven en waarin verschillende thema’s aan bod komen met betrekking tot de begeleiding van de ouderen in het woonzorgcentrum.
Impact/Resultaat/Verandering De vrijwilligers voelen zich beter gesteund in wat ze doen, terwijl de bewoners een meer geïndividualiseerde
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
100
Deel 2 - Franstalige initiatieven
begeleiding krijgen, met iemand die meer tijd met hen besteedt en inspeelt op behoeften waarbij geen verzorging komt kijken. Daarenboven spitsen de personeelsleden die de opleiding ook hebben gevolgd, hun begeleiding meer op het relationele toe. Ze dragen alles wat ze hebben geleerd aan de anderen over en voelen zich minder gefrustreerd tegenover het tijdsvoordeel dat de vrijwilligers genieten. Woonzorgcentrum Saint Joseph, Rue de l’institut 30, 4670 Blegny contactpersoon: Céline Hoeters, ergotherapeute, 04-387 96 30,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
101
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
4. De tuin van Jozef Rust- en Verzorgingstehuis Saint Joseph, OCMW van Gembloers
Context Het Rust- en Verzorgingstehuis Saint Joseph van het OCMW van Gembloers telt 62 bewoners en wil hun levenskader verbeteren, met name door te tuinieren. Vooraleer dit specifieke project uit te werken, hadden de personeelsleden bemerkt dat de bewoners de tuin, die naast het woonzorgcentrum ligt, heel weinig gebruikten. Men moest ze dus de tuin in krijgen, in veilige omstandigheden, en ervoor zorgen dat ze ook graag in de tuin werkten. Dankzij de financiële steun van de Koning Boudewijnstichting heeft het project geleidelijk vaste vorm gekregen: een hellend vlak om makkelijker van de veranda naar de tuin te kunnen, hoge bakken waar ook mensen in een rolstoel makkelijk aan kunnen, paadjes in stervorm die naar de drie moestuinbakken leiden, en voor de veiligheid van iedereen werd de tuin (die langs een weg ligt) afgesloten.
Beschrijving van het project Nu omvat de kleine tuin een eerste verhoogde bak, die grond en planten bevat (peterselie, kool, tomaten, sla, snijbonen, …). In de komende maanden zullen er nog andere bakken bijkomen. Regelmatig (een à twee keer per week) trekt een groep van zes bewoners samen met de ergotherapeute de tuin in om er verschillende groenten te zaaien, enten, planten en oogsten. Iedereen krijgt de kans de handen in de aarde te steken met de hulp van het tuingereedschap dat hen ter beschikking wordt gesteld: hark, kleine emmer, gieter, enz. De ergotherapeute omkadert en adviseert de groep maar laat iedereen tuinieren zoals hij of zij gewoon was en moedigt het delen van ervaringen met de anderen aan. Daarnaast hebben sommige bewoners de verantwoordelijkheid op zich genomen de groenten regelmatig te besproeien, ook buiten de tuinieractiviteiten. Voor anderen is het kijken naar ‘hoe het met de groenten gesteld is’ een voorwendsel om eens naar buiten te gaan, het doel van een wandeling. Met de geteelde groenten bereiden de bewoners samen met de ergotherapeute gerechten: soep en een voorgerecht die ’s middags of ’s avonds worden geserveerd. De fijne geur trekt nieuwsgierigen aan die verbaasd staan over de resultaten van deze kleine moestuin.
Impact/Resultaat/Verandering Algemeen gesproken stelt dit project de bewoners, zowel mannen als vrouwen, in staat deel te nemen aan een buitenactiviteit in de onmiddellijke omgeving waarvoor niet voortdurend de aanwezigheid van een personeelslid vereist is. Daarenboven maakt het tuinieren voor velen deel uit van hun vroegere leven en kunnen ze nu dus aangename momenten en herinneringen herbeleven. Later zullen ook intergenerationele activiteiten rond de moestuin worden georganiseerd. Maison de repos et de soins Saint Joseph, Rue de la Marache 22, 5031 Grand-Leez. Contactpersoon: contactpersoon: Karin De Clercq, ergothérapeute, 081-62 72 34,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
102
Deel 2 - Franstalige initiatieven
5. De woonzorgcentrum-krant Woonzorgcentrum Sacré-Cœur en La Chatellenie, OCMW van Komen-Waasten
Context In de gemeente Komen-Waasten beschikt het OCMW over een woonzorgcentrum met twee vestigingen die 6 kilometer van elkaar verwijderd liggen, Sacré-Cœur en La Chatellenie, elk met 40 bewoners. Om een relationeel web tussen de twee vestigingen te weven, werd een plan voor een woonzorgcentrumkrant opgevat, als middel om de levenskwaliteit van de bewoners, het personeel en de omgeving te verbeteren. Al enkele jaren werd een driemaandelijks krantje uitgegeven. Maar helaas bleek het weinig lezers aan te trekken. Het oogde niet echt mooi (geen kleurendruk, bijvoorbeeld) en de inhoud was vrij mager. Om de bewoners actiever te betrekken bij de verwezenlijking van hun krant, stelde de directie voor een beroep te doen op een uitgeverij om de kwaliteit van het drukwerk te verbeteren (meer pagina’s, kleurenfoto’s) en op twee professionele animatoren van het centrum voor leesbevordering van Komen.
Beschrijving van het project Eén keer per maand wordt een praatgroep georganiseerd met de bewoners en vier animatoren. Samen overlopen ze de gebeurtenissen die zich in de twee vestigingen hebben afgespeeld of gepland zijn: verjaardagen, nieuwe bewoners, overlijdens, verslagen van lopende projecten (snoezelen), werkzaamheden, uitleg bij de belastingsaangifte, animatie en feesten, de aankomst of het vertrek van een personeelslid, enz. Andere onderwerpen, zoals een driemaandelijkse horoscoop, de feestdagen, de seizoenen, het tuinieren, gedichten, spelen, commentaren op een gelezen verhaal of een nieuwsbericht, vullen het geheel aan. De krant wordt dan verspreid onder het hele personeel, alle bewoners en ook de toekomstige bewoners, om hun een eerste indruk te geven van de werking van hun toekomstige levensruimte. Elke bewoner mag ook twee naasten voorstellen die het woonzorgcentrum niet regelmatig kunnen bezoeken. De dienst voor socio-professionele inschakeling van het OCMW verspreidt de krant onder de personen van de entiteit, en een internetpublicatie vult deze grote oplage nog aan. Dankzij deze activiteit kunnen de bewoners zich uitdrukken en hun mening te kennen geven over verschillende onderwerpen.
Impact/Resultaat/Verandering Er werd door alle bewoners naar deze krant uitgekeken, en ze werd een overdonderend succes! De bewoners voelen zich beter geïntegreerd in het woonzorgcentrum en worden herkend door de buren. Ze zijn beter geïnformeerd over wat zich op de twee vestigingen afspeelt en ze vinden het leuk om in hun eigen naam iets naar hun naasten te kunnen opsturen. Het personeel werkt mee aan de verwezenlijking van de krant door ideeën of thema’s voor te stellen. En ook de directie draagt haar steentje bij! Ze verzamelt en ordent alle artikels om de krant samen te stellen vooraleer ze naar de drukker wordt gestuurd.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
103
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
Deze krant heeft de contacten tussen de bewoners en het personeel van de twee vestigingen bevorderd en het aantal gezamenlijke activiteiten doen toenemen. OCMW van Komen-Waasten, Rue de Ten Brielen 160, 7780 Komen-Waasten contactpersoon: Frédérique Mahieu, maatschappelijk werker van de twee vestigingen, 056-58 81 47,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
104
Deel 2 - Franstalige initiatieven
6. De tastzin als middel voor zelfrespect Woonzorgcentrum La Villette, Gembloers
Context Het woonzorgcentrum La Villette in Gembloers telt momenteel een veertigtal bewoners. Het heeft een project opgezet voor baden, massages en persoonlijke schoonheidszorg en het overbrengen van gevoelens. In het verleden konden de bewoners al deelnemen aan activiteiten om hun fysieke of mentale vermogens te stimuleren, maar weinige daarvan bevorderden het comfort of versterkten het zelfbeeld. De animatrice organiseerde af een toe een manicuresessie voor de vrouwen die dat wensten. Maar de directie, in samenspraak met de bewoners en de animatrice, wilde verder gaan en de bewoners meer comfort en welbevinden verschaffen.
Beschrijving van het project Het woonzorgcentrum besliste toen een snoezelruimte in te richten waar de zintuigen op verschillende manieren worden geprikkeld, via lichteffecten, de verspreiding van geuren, massage, warmte, rustige muziek, enz. Deze ruimte is uitgerust met een bad bestemd voor alle bewoners, ongeacht hun problemen op motorisch of intellectueel gebied. Dit moet worden aangevuld met voldoende materieel voor esthetische verzorging en een bubbelbad voor de voeten. De badruimte is nog niet af, maar de animatrice en de kinesitherapeute organiseren wel al tweemaal per week een namiddag van ontspanning en welzijn die ze ‘zelfrespect’ hebben gedoopt. Er zijn een tiental deelnemers, overwegend vrouwen maar toch ook enkele mannen. Het lokaal wordt afgesloten om storende geluiden uit de gangen te vermijden, en er klinkt rustige muziek. De bewoners nemen plaats in gemakkelijke, verstelbare zetels. De twee of drie begeleiders gaan van de ene persoon naar de andere en stellen verschillende verzorgingen voor. Sommige deelnemers laten zich schminken of het gezicht, de armen of de handen masseren. Anderen laten hun nagels lakken of genieten van een weldadig bubbelbad voor de voeten! De sessie duurt ongeveer twee uur en brengt ontspanning, sereniteit en rust. Ook de meest verwarde personen zijn welkom, en dankzij het welbevinden dat ze hier ervaren, verstoren ze de groepsactiviteiten minder. Dit jaar hebben de kinderen uit de kleuterschool al enkele keren aan deze sessies deelgenomen, en het resultaat was een ontmoeting vol tederheid en lachende gezichten.
Impact/Resultaat/Verandering Dankzij dergelijke diensten kunnen de bewoners zich ontspannen in een andere sfeer dan in hun slaapkamer, en dit versterkt hun positief zelfbeeld. Voor de meest verwarde personen bieden deze aanrakingen de mogelijkheid om hun lichaam erkend te weten en gevoelens over te dragen op een andere manier dan de louter verbale. Deze activiteit geeft de vrouwen de kans onder elkaar te praten over hun vrouwelijkheid, die ze misschien al te lang vergeten waren! MR/MRS La Villette, Chaussée de Charleroi 191, 5030 Gembloers contactpersoon: Yves Lardinois, 081-62 58 00,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
105
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
7. Een moestuin voor iedereen Woonzorgcentrum Chateau de Ramioul, Loncin
Context Een moestuin aanleggen en onderhouden op het terrein van het woonzorgcentrum, met de hulp van de kinderen uit het dorp, leerlingen uit het zesde lagere, dat is het project dat het woonzorgcentrum van Loncin heeft gelanceerd. Het beschikte al over een moestuin op grondniveau, maar het team wou architecturale veranderingen aanbrengen om het ook toegankelijk te maken voor mensen met een beperkte mobiliteit en om ontmoetingen tussen generaties te bevorderen.
Beschrijving van het project Om dit doel te bereiken, werden in een apart deel van de tuin verscheidene moestuintjes aangelegd: een traditionele moestuin op grondniveau toegankelijk voor iedereen die kan hurken, zich rechtstellen en tuingereedschap met een steel kan gebruiken; een hoger gelegen moestuin voor personen die probleemloos kunnen staan maar het moeilijker hebben om te hurken; en een tweede hoger gelegen moestuin voor personen met een beperkte mobiliteit. Tussen deze drie moestuinen bevindt zich een verpottingstafel die toegankelijk is voor rolstoelgebruikers enerzijds en voor staande personen anderzijds. Om intergenerationele ontmoetingen aan te moedigen, is aan de kinderen gevraagd mee te werken aan de inrichting van de moestuinen, die vooraf door het technisch personeel van het woonzorgcentrum waren aangelegd. Het project duurde het hele schooljaar lang en er vonden tal van ontmoetingen plaats. Nu neemt een vijftiental bewoners deel aan de tuinieractiviteiten, samen met een twintigtal kinderen. Ze worden omkaderd door het animatiepersoneel en de lerares van de klas, en ze worden over de verschillende moestuinen verspreid. De uitwisselingen verlopen spontaan, zonder enige verplichting of vooraf vastgelegd stramien. De ouderen observeren de kinderen terwijl ze in de moestuin aan het werk zijn en tonen hen hoe het moet. Aan het einde van het schooljaar organiseren deze intergenerationele tuiniers een ‘natuuraperitief’ met spiesjes van groenten uit de moestuin. De lerares maakt ook goed gebruik van wat de kinderen doen en leren tijdens deze uitwisselingen en legt een verband met haar lessen over de voeding, de natuur, enz.
Impact/Resultaat/Verandering De ouderen krijgen de kans hun kennis te delen met de kinderen en ze bewust te maken van het belang van verse producten en van het plezier ze zelf te kweken. De naasten van de bewoners komen vaak meedoen met de tuinieractiviteiten, waardoor een nog bredere waaier van generaties aanwezig kan zijn. Ze wandelen ook graag in de moestuin samen met hun familielid. En tot slot gebruikt het keukenpersoneel regelmatig groenten uit de tuin om de maaltijden te bereiden! Woonzorgcentrum Chateau de Ramioul, rue des Héros 50, 4431 Loncin contactpersoon: Delphine Oger, zorgkundige en psychologe, 0473-67 40 48
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
106
Deel 2 - Franstalige initiatieven
8. Inrichting van een snoezelruimte Résidence ‘No P’tit Nid’, Gilly
Context Omdat het heel moeilijk is ontspanningsmomenten te organiseren voor ouderen die zich in een vergevorderd stadium van dementie bevinden, voelden de ergotherapeuten van residentie No P’tit Nid zich wat gefrustreerd in hun begeleiding van deze personen binnen de beveiligde afdeling van de voorziening. Op zoek naar nieuwe projecten probeerden ze eerst om samen met de bewoners de gangen in te richten. Ze waren echter niet tevreden over het bekomen resultaat en klopten toen aan bij de Koning Boudewijnstichting voor financiële hulp om het project professioneler aan te pakken. Er werd een beroep gedaan op de Club Théo Van Gogh, een kunstencentrum voor gehandicapten of sociaal achtergestelde personen.
Beschrijving van het project Dankzij deze samenwerking konden drie vleugels van de beveiligde afdeling worden ingericht en gedecoreerd volgens de Snoezelfilosofie. Elke vleugel heeft een eigen thema: licht, water en natuur. De drie vleugels vormen een harmonisch geheel, zonder in het kinderlijke te vervallen, en zijn gemaakt van edele materialen (mozaïek, houtschors, glasramen, enz.). De bewoners kunnen nu makkelijker hun kamer terugvinden en ze bewegen zich tussen visuele en auditieve prikkels (bijvoorbeeld, het geluid van water in een zeilschip dat aan de muur hangt). Dat stimuleert de zintuigen! De geplande snoezelzaal zal worden uitgerust met aangepast materieel: watermatras, bubbelzuil, spiegelbol, geurverspreider, projector. De jongeren van het kunstencentrum komen op vrijwillige basis langs en het woonzorgcentrum financiert het benodigde materiaal. De bewoners zijn aanwezig tijdens de bezoeken van de jongeren en zien hen graag aan het werk. Ze geven advies en discussiëren met hen. Slechts weinig bewoners willen weliswaar de handen zelf in de verf steken, maar toch waarderen ze de ontmoetingen. In afwachting dat de snoezelzaal klaar is, hebben de ergotherapeuten een passende opleiding gevolgd en hebben ze aan de overige leden van het team informatiesessies hieromtrent gegeven.
Impact/Resultaat/Verandering Zo wil het team de personen met dementie op de beveiligde verdieping meer aangename momenten laten beleven door in de woonomgeving hun zintuigen te prikkelen. Het team past dus een relationele methode toe die haar deugdelijkheid al heeft bewezen en die zich toespitst op de expressie en de nonverbale communicatie via het prikkelen van de secundaire zintuigen (vibratorisch, vestibulair en somatisch). Dit project, dat een positieve en creatieve energie bij de bewoners vrijmaakt, stelt de personeelsleden in staat om zich op een andere manier gewaardeerd te voelen dan via technische handelingen en om in een esthetisch kader te werken. Voor de jongeren van het kunstencentrum vormen deze ontmoetingen boeiende uitwisselingen waarin ze
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
107
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
de kans krijgen om te ontdekken wat het betekent te leven in een woonzorgcentrum en om nauwere banden met sommige bewoners aan te knopen. Résidence ‘No P’tit Nid’, Rue Impasse Major 1, 6060 Gilly contactpersoon: Gérard Drugmand, directeur, 0473-96 42 21,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
108
Deel 2 - Franstalige initiatieven
9. Een therapeutische keuken Woonzorgcentrum Au Bon Air, Sprimont
Context In het woonzorgcentrum Au Bon Air, dat 93 bewoners telt, heeft de dienst ergotherapie op verzoek van de bewoners een grote keuken ingericht waarin regelmatig kookateliers worden georganiseerd. Vroeger organiseerde de dienst culinaire workshops in het kader van hun activiteitenprogramma, vooral aan de vooravond van verjaardagsfeesten (een grote taart of verscheidene kleinere taarten die een honderdtal personen de dag nadien opsmulden). Helaas konden de recepten niet in de oven worden klaargemaakt omdat de toegang tot de keuken verboden was … door de hygiënevoorschriften! Nochtans vertelden de bewoners waarin ze zin hadden en welke ideeën voor gerechten ze hadden, en ze wilden veel actiever meewerken. Het team van ergotherapeuten vatte toen het idee op van een functionele therapeutische keuken die voor iedereen toegankelijk was. Ze moest alle bewoners, ongeacht hun lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand, in staat stellen om op hun manier aan culinaire activiteiten mee te werken.
Beschrijving van het project De keuken is heel functioneel opgevat: een grote verlichte ruimte, volledig ingericht en aangepast, met een tafel die plaats biedt aan een tiental personen met beperkte mobiliteit (met rolstoel of looprek). De toegankelijkheid voor iedereen wordt verzekerd door de aanwezigheid van verscheidene lege ruimten onder de wastafel en de werkbladen, naast een hogere tafel met discrete poten en een draairuimte tussen de keuken, de tafel en de muren die voldoende groot is om verplaatsingen vlot te laten verlopen. Vermits de keuken altijd voor alle bewoners openstaat, is voorzien in een systeem voor het sluiten van de kasten waarin potentieel gevaarlijk keukengerei (messen) wordt opgeborgen, om te vermijden dat gedesoriënteerde personen zich zouden kwetsen. De keuken is nog maar onlangs geopend… maar er werd al meteen gebruik van gemaakt voor een activiteit met zoutdeeg. Dankzij deze oven en de beschikbare ruimte hebben alle geïnteresseerden in deze activiteit er een aangenaam en gezellig moment kunnen doorbrengen. De bewoners hebben, samen met de ergotherapeuten, de taak de nieuwe keuken zodanig aan te kleden dat ze gelijkt op wat ze vroeger kenden (behangselpapier of schilderijen aan de muren, wandbekleding, schorten, schotels, pannenlappen).
Impact/Resultaat/Verandering Dankzij deze infrastructuur krijgen de bewoners de kans opnieuw de activiteiten uit hun vroegere dagelijkse leven te beoefenen: koken, bereiden, bedenken, poetsen, opbergen, proeven en delen! De herinneringen die tijdens deze activiteiten opborrelen geven hen de kans hun eigen verhaal te vertellen en de anderen beter te leren kennen. Iedereen wordt gewaardeerd, ongeacht zijn rol, de dames evengoed als de heren! Maison de repos Au Bon Air, Rue de Lillé 2, 4140 Sprimont contactpersoon: Luca Martinovic, 043-84 08 00,
[email protected]
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
109
Hoofdstuk 5 - Inspirerende initiatieven
10. “Iets te vertellen…?” Home Sainte Gertrude - vzw ’Reg’Art nouveau sur l’écriture’ - École Charles Buls, Sint-Gillis
Context Om ontmoetingen tussen de ouderen en de kinderen uit de Marollenwijk in Sint-Gillis te bevorderen, heeft de vzw ’Reg’Art nouveau sur l’écriture’ een project gelanceerd waarin de twee generaties een ganzenbordspel spelen met het leven in hun wijk als thema. Vooraleer dit project aan te vatten, had de vzw hoofdzakelijk in scholen gewerkt, om kinderen op een creatievere manier te leren schrijven zonder zich te beperken tot spraakkunst- of spellingsoefeningen. Hun wens om het actieterrein tot andere generaties uit te breiden, vond gehoor in de projectoproep van de Koning Boudewijnstichting, en zo ontstond het project “Des choses à nous dire…”!
Beschrijving van het project Het project ontwikkelde zich geleidelijk dankzij de hoofdrolspelers zelf. Zo stelde de vzw in een eerste fase aan de kinderen voor een tijdschrift voor de ouderen te maken. Aan de ouderen werd dan weer gevraagd een tijdschrift te maken dat zich tot de kinderen richtte. Na rijp beraad en een gedachtewisseling stelden de ouderen een nieuwe koers voor: ze wilden een spel bedenken dat volgens hen de kinderen meer zou kunnen boeien. Zo groeide het idee van een ganzenbord over het thema van het leven in de Marollenwijk. De kinderen bedachten een verhaal waarin het hoofdpersonage (Diego, een kind van hun leeftijd) de verschillende ouderen op de rommelmarkt tegenkomt. Ze ontwierpen ook het bord. De ouderen maakten de boekjes met de spelregels en verzonnen de opdrachten bij elk vakje van het spel. Ze hebben ook een verhaaltje verzonnen met een ander personage, Pitchescramouille. De voorbereiding van het project, de keuzen voor het spel, de vakjes, de personages, de concrete verwezenlijking van het spel kwamen tot stand tijdens diverse ontmoetingen tussen de bewoners en de kinderen in het woonzorgcentrum. Gesteund door hun lerares namen de kinderen het project al heel snel ter harte. Elke twee weken kwamen ze in kleine groepen samen om een kort verhaal te bedenken over Diego, over de ouderen die ze hadden ontmoet en over wat zij hen hadden verteld over het leven in de wijk. Ondanks de schrijfproblemen die sommigen hebben, werden de ouderen sterk gesteund door de animatrice van de vzw, en ze apprecieerden hun ontmoetingen en uitwisselingen met de kinderen.
Impact/Resultaat/Verandering Door dit spel voor kinderen te bedenken, hebben de bewoners het gevoel gekregen dat ze gewaardeerd worden, en ze willen hen er zo snel mogelijk kennis mee laten maken. Sindsdien hebben een kind en zijn ouders de gewoonte aangenomen een bewoner te bezoeken met wie ze een speciale band hebben aangeknoopt. Sommige relaties overleven het specifieke project, en er groeien hechte banden. Het ontwerpen van het spel begon in januari en zal aan het begin van het nieuwe schooljaar worden hervat. Logischerwijze zou het spel tegen december klaar moeten zijn … Er bestaat geen twijfel over dat er nog spannende partijtjes zullen worden gespeeld! Maar wie zal winnen?
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
110
Deel 2 - Franstalige initiatieven
vzw Reg’Art nouveau sur l’écriture, Wafelaertsstraat 66, 1060 Brussel contactpersoon: Laurence Van Berchem, 02-33 39 74 en Nancy Lefranc, voorzitter, 0475-64 33 65
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
111
Bijlage 1 Bibliografie ••
••
•• ••
•• •• ••
•• •• ••
••
•• •• •• ••
••
••
Koning Boudewijnstichting
Amyot, J.-J. et Mollier, A., Mettre en œuvre le projet de vie dans les établissements pour personnes âgées, Dunod, Paris, 2002, 242 p. Carlson, A., Du ‘vivre chez soi’ à l’institution : des solutions alternatives en réponse aux besoins diversifiés d’une population vieillissante en Europe, 1998. Charlot, V. et Guffens, C., Où vivre vieux ?, L’habitat groupé pour personnes âgées, Fondation Roi Baudouin, 2005. Charlot, V. et Guffens, C., Où vivre entouré ? L’accueil des personnes âgées atteintes de démence en lieux de vie collectifs résidentiels, Fondation Roi Baudouin, 2007. CM-studie uitgevoerd bij de leden, Geneesmiddelengebruik in rusthuizen: grote verschillen, mei 2007 Conseil Economique et Social de la Région Wallonne, La Wallonie face aux défis démographiques, numéro 82, mars 2005. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. Geneesmidellelengebruik in de Belgische rusthuizen en rust-en verzogingstehuizen, KCE reports 47 A, 2006. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, 2007 Hinnekint, B., Rusthuizen inspireren rusthuizen in Positieve Beeldvorming, 2004, 95 p. Koning Boudewijnstichting, Garant, Tussen autonomie en geborgenheid: dementerende ouderen en hun omgeving, 1998, 96 p. Lemyre, L., Stress psychologique et appréhension cognitive. Thèse de doctorat non publiée, Université Laval, Sainte-Foy, Québec, Canada, 1986. Lieberman, M.A., Institutionalization of the aged : Effects on behavior. Journal of Gerontology, 24, 1969. Lucas, Stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen. Eindrapport, Lucas, maart 2007 Pacolet, Deliège & al., Vieillissement aide et soins de santé, rapport pour le SPF Sécurité sociale, UCL-KUL, 2004. Van Andenhove e.a., 2002, Petites communautés de vie normalisées pour personnes atteintes de démences séniles, recherche sur ordre du ministre fédéral en flamand et Cera fondation, Leuven. Van Audenhove Chantal e.a., Kleinschalig genormaliseerd wonen voor personen met dementie, publicatie als resultaat van een onderzoek uitgevoerd door het onderzoekscentrum LUCAS, K.U.Leuven, Garant, 2006, 116 p. Vanderhaegen J.-C., Handicaps et vieillissement démographique, des défis pour la ville, Confédération Construction Bruxelles-Capitale, 2003, p.15.
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
113
Bijlage 1 - Bibliografie
Geconsulteerde internetsites: •• •• •• •• •• •• •• •• •• ••
www.abbeyfield.be www.cantous.be www.dimension-consultance.be www.enmarche.be/Mouvements/UCP/heureux_en_maison_de_repos.htm www.foyer.be www.kcwz.nl/kenniscentrum.html www.kuleuven/Lucas www.lestroispommiers.be www.lorebru.be, onglet Partenaires, Versailles Seniors www.statbel.fgov.be/
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
114
Bijlage 2 Deelnemers aan focusgroepen en geïnterviewden
Uit de Vlaamse Gemeenschap De bewoners • • • • • • •
Woonzorgcentrum Booghuys, OCMW Leuven H. Hart rustoord, Putte Woon- en zorgcentrum Betlehem, Herent Woonzorgcentrum, Kapucijnenhof, campus Booghuys, Leuven Warmhof, Maldegem Woonzorgcentrum Leiehome, Drongen Woonzorgcentrum Het Heiveld, OCMW, Gent - Sint-Amandsberg
Personeelsleden • • • • • • • • • • • •
Koning Boudewijnstichting
Chantal Bleyaert, animatrice, Woon- en Zorgcentrum het Warmhof, Maldegem Jo De Klerck, kinesist comfortzorg, Woon- en Zorgcentrum De Wingerd, Leuven Nele De Mulder, dienst EKA, Woon- en Zorgcentrum Kapucynenhof, Campus Booghuys, OCMW Leuven Ingrid Maximus, bejaardenhelpster dienst dementerende ouderen, Rust- en Verzorgingstehuis Immaculata, Edegem Gina Neyrinck, teamcoach, Woon- en zorgcentrum het Warmhof, Maldegem Lut Reniers, verpleegkundige, Rusthuis Sint-Elisabeth, SintKatelijne-Waver Lut Uytgeerts, verpleegkundige, Rusthuis Sint-Elisabeth, SintKatelijne-Waver Kathleen Van den Bos, zorgcoördinator, Rustoord Heilig Hart, vzw Consolata, Putte Vander Cruyssen, ergotherapeut, Woon- en Zorgcentrum SintVincentius, Lochristi - Zaffelare Chris Van Eck, logistiek medewerker, Rust- en Verzorgingstehuis Immaculata, Edegem Hein Vanhuyse, animator, Rusthuis ter Lembeek, Wielsbeke Jan Van Velthoven, beleidsmedewerker De Kleine Kasteeltjes vzw, Brecht
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
115
Bijlage 2 - Deelnemers aan focusgroepen en geïnterviewden
Directieleden • • • • • • • • • • • • •
Piet Allewaert, directeur Woon- en zorgcentrum het Warmhof, Maldegem Kris Breugelmans, algemeen directeur Woon- en Zorgcentrum Lindelo, Lille Marian Claeys, directeur Psychogeriatrisch Centrum Ter Berken, Roeselare Marc Dierick, waarnemend directeur Rusthuis Sint-Rochus, Aarschot Danny Geutjens, directeur Woon- en Zorgcentrum Edouard Remy, Leuven Willem Hentzen, algemeen directeur, Woon- en Zorgcentrum Betlehem, Herent Pascale Hulpiau, directeur Ouderen- en Thuiszorgbeleid, OCMW Gent Karolien Louf, algemeen directeur Voorzieningen voor Ouderzorg, Veurne - Bulskamp Carla Molenbergs, directeur Huis Perrekens, Geel - Oosterlo Marc Peeters, coördinator Akapella Woon- en Zorgcentrum voor Ouderen, Kapelle-op-den-Bos Maddy Van den Bergh, directeur Rusthuis Sint-Elisabeth, Sint-Katelijne-Waver Jules Van der Flaas, dagelijks verantwoordelijke Woon- en Zorgcentrum De Bijster, Essen Wim Vleeshouwers, Dienst Welzijn Provinciebestuur Antwerpen
Externe experts • • • • • • • •
Jeanine Ferket, Ouderenteam - CGGZ Brussel - Deelwerking Brussel-Oost Ria Grommen, opleidingsverantwoordelijke seniorenconsulent - Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, Schaarbeek Leen Gyssels, gezondheidspromotor - Wijkgezondheidscentrum Brugse Poort, Gent Frie Hermans, stafmedewerker Algemeen Beleid - Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen Freya Janssen, Wit-Gele Kruis van Antwerpen Luk Vanloon, reportagecoördinator - Milo Eric Verstraete, Ir-architect - AIKO cvba, Maldegem Michiel Verstraete, Architect - AIKO cvba, Maldegem
De federaties van de Vlaamse woonzorgcentra • • •
FOS, Federatie van Onafhankelijke Seniorenzorg – Luc Griep, directeur VVSG, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten - Elke Vastiau, stafmedewerkster ouderenzorgbeleid en ouderenvoorzieningen (lid van het leescomité) Zorgnet Vlaanderen - Roel Van de Wygaert, stafmedewerker (lid van het leescomité)
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
116
Bijlage 2 - Deelnemers aan focusgroepen en geïnterviewden
Uit de Franse Gemeenschap: De bewoners(in groep of individueel) • • • • • •
Résidence St Jean, Mettet Résidence des Trois Vallées, Viroinval Résidence Les Sorbiers, Bolinne CH Peltzer - La Tourelle - MRS, Stoumont Résidence Les trois Pommiers, Etterbeek Maison de repos Sainte Famille, Timister
Personeelsleden • • • • • • • • •
Maria Alvarez Fernandez, zorgverlener Résidence le Palatin, Franières Marguerite Bihoyubusa, zorgverlener Résidence Senior Watermaal-Bosvoorde Benoît Caussin, keukenchef Résidence Bergamote, Schaarbeek Marie Dubois, animatrice Résidence Senior, Watermaal-Bosvoorde Charlotte Dufour, animatrice Résidence Bergamote, Schaarbeek Sandra Gysemberghe, ergotherapeute Val des Roses, Vorst Marian Hamidile, animatrice Résidence Val des Roses, Vorst Carole Laurent, animatrice Résidence La Villette, Gembloers Brigitte Vroman, hoofdverpleegster Résidence Senior Watermaal-Bosvoorde
Directieleden • • • • • • • •
Joël Baguet, coördinerend arts Résidence La Cerisaie, Brussel Chantal Buchet, hoofdverpleegster Résidence Rinsdelle, Etterbeek Caroline Guffens, directrice Résidence Saint Joseph, Temploux Daisy Hambursin, hoofdverpleegster Résidence Saint Joseph, Temploux Christian Leclercq, directeur Résidence Auteuil, Brussel Françoise Mottart, hoofdverpleegster Résidence Les sources, Fernelmont Michèle Pierssens, sociaal assistent Résidence Van Hellemont, Anderlecht Denis Wathier, directeur Résidence De Thibault, Etterbeek
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
117
Bijlage 2 - Deelnemers aan focusgroepen en geïnterviewden
Externe experts • • • • • • • • • •
Marie-Thérèse Casman, Panel Démographie Familiale, Université de Liège Marie-Pierre Delcour, Infor Homes, Brussel Robert Devillers, Cantous vzw, Anderlecht Jacqueline Dreze, Bureau d’Architecture Quadra, Bassenge André Henreaux, OCMW Charleroi Florence Lippens, Interface St-Luc, Brussel Anne Jaumotte, UCP, Brussel Karin Rondia, freelance journalist, Moha Jean-Marc Rombeaux, Union des Villes et Communes de Wallonie, Brussel Christian Van Rompaey, En marche, Brussel.
De federaties van de rusthuizen • • • •
ADMR - Association des Directeurs de Maisons de Repos, Jean-Paul Potvin - voorzitter CBI - Coordination Bruxelloise des Institutions Sociales et de Santé, Chrisitan Dejaer - directeur FEMARBEL - Fédérations des Maisons de Repos Privées en Belgique, Michel Damoiseaux - voorzitter FIH-W - Fédéréation des Institutions Hospitalières de Wallonie, Chantal Casterman - directrice
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
118
Bijlage 3 Methodologie De bevraging die we voor deze publicatie organiseerden, vond gelijktijdig in de Vlaamse en Franse Gemeenschap plaats en liep van mei tot juli 2008. Het gaat hier niet om een representatief onderzoek naar of analyse van de verschillende leefomgevingen die aan ouderen worden aangeboden We willen ideeën, suggesties en elementen voor het dagelijkse leven in de centra aanreiken. De projectoproep ’Thuis in het rusthuis’ lag aan de oorsprong, waarin het verhogen van de gezelligheid en het thuis gevoelen centraal stond. We kozen voor een steekproef van voorzieningen en betrokken actoren. We brengen hun belangrijke denkwijzen, visies en voorstellingen onder de aandacht, niet noodzakelijkerwijs door alle Nederlandstalige of Franstalige voorzieningen of bewoners gedeeld.
1. De basisvragen van het onderzoek Het uitgangspunt was een constructieve visie op het woonzorgcentrum van de toekomst ontwikkelen (met als onderliggende bedoeling een brede waaier van mogelijkheden voor te stellen). We willen ons dus focussen op de belangrijkste aandachtspunten die van het woonzorgcentrum een echte woonomgeving maken. Uit deze doelstellingen distilleerden we de volgende vragen: • Waaraan moet men speciale aandacht schenken? • Welke bestaande aspecten moeten veranderen of weggewerkt worden? • Welke denksporen en initiatieven moeten we aanmoedigen? Samengevat komt het hierop neer: Welke belangrijke kenmerken moet een leef-woonomgeving voor ouderen in haar dagelijkse praktijk vertonen om een bepaalde levens- of arbeidskwaliteit te waarborgen voor alle betrokkenen (bewoners, personeelsleden, directie, familie, vrijwilligers, buren, enz.)?
2. Methode: diepte-interview en focusgroepen Het materiaal dat we in het analysehoofdstuk (hoofdstuk 3) gebruiken, komt tot stand door een kwalitatieve methodologie: niet-cijfermatige informatie wordt vergaard op basis van open gesprekken, individueel of in groep. Voor elke ontmoeting stelden we een gespreksschema op. Dit omvat de volgende thema’s:
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
119
Bijlage 3 - Methodologie
voorbereiding en onthaal, zich thuis voelen in het woonzorgcentrum, het evenwicht tussen privé en collectief,verplichtingenenvrijheden,architectuur,eerbiedvoordeautonomie,iedersverantwoordelijkheden, beschikbare emotionele steun, toekomst van de voorziening in haar huidige of veranderde vorm, contacten met de buitenwereld, intergenerationele projecten, heterogeniteit van de inwoners en de personeelsleden, participatie van de inwoners, banden met de naasten, opleiding van het personeel, al dan niet voldoende personeel, levenseinde. Deze thema’s werden gekozen op basis van een voorafgaande bijeenkomst met de initiatiefnemers van de geselecteerde projecten naar aanleiding van de oproep van de Stichting. Tijdens deze ontmoeting werden zij ondervraagd over wat ze storend vinden aan de woonzorgcentra voor zorgbehoevende ouderen, wat ze willen behouden of aanpassen, en wat hen ertoe bracht hun specifieke project op te zetten. Na deze ontmoeting zijn we ons bewust geworden van de talrijke ideeën die in de sector leven en van het belang aan deze mensen het woord te verlenen. Op basis van deze ideeën hebben we de Nederlandstalige en Franstalige rapporten samengevoegd om de terugkerende thema’s, die we hieronder beschrijven, vast te leggen.
3. De ondervraagde doelgroepen De lijst van doelgroepen voor dit onderzoek hebben we beperkt omwille van beschikbaarheid en praktische uitvoerbaarheid. De keuze kwam tot stand op basis van de verantwoordelijkheden en de rol in het woonzorgcentrum maar ook vanuit de optiek van de ‘man in de straat’. We hebben hen gevraagd zich het woonzorgcentrum van de toekomst voor te stellen, niet alleen vanuit hun professionele ervaring maar ook als man of vrouw die nadenkt over een mogelijke toekomst, voor zichzelf of voor anderen. Deze laatste invalshoek was sterk aanwezig in de discussiegroep met de externe experts. We merkten dat het niet evident is voor professionelen die dagelijks in een woonzorgcentrum werken om zich uit hun rol los te maken en als buitenstaander te denken.
De voorzieningen De voorzieningen waar de interviews zijn afgenomen en waar we het personeel en de directie hebben ondervraagd, werden gekozen op basis van criteria die een maximale verscheidenheid konden garanderen: omvang (groot en klein), ligging (stad of platteland), statuut (privaat of publiek) en doelgroep (ROB, RVT of beide).
De bewoners We interviewden een 90-tal bewoners (Franstalige en Nederlandstalige) van verschillende woonzorgcentra. De bewoners werden door de personeelsleden voorgesteld. In sommige gevallen stelden de directie, de animator of de ergotherapeut aan iedereen voor deel te nemen en sommigen meldden zich vrijwillig aan. Elders maakte het personeel een selectie op basis van verschillende criteria: verbaal kunnen communiceren en zijn mening duidelijk kunnen formuleren (hoewel een persoon met afasie - een taalstoornis ontstaan door hersenletsel - aanwezig was die zich door de anderen liet bijstaan), niet te verward zijn (hoewel
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
120
Bijlage 3 - Methodologie
verscheidene Alzheimerpatiënten betrokken waren), en ermee akkoord gaan deel te nemen, individueel of in groep. Een tiental bewoners nam individueel deel aan een diepgaand gesprek (90 min.) over het onderwerp ‘zich thuis voelen in het woonzorgcentrum’, soms met hun partner die ook in het woonzorgcentrum woont. We hebben dus geen rechtstreekse invloed gehad op de keuze van de bewoners, en we vermoeden dat er een zekere positieve selectie is geweest. Het is dus van belang de ideeën die hier worden voorgesteld niet te veralgemenen tot het geheel van de bewoners, zij het ROB of RVT.
De personeelsleden De personeelsleden zijn gekozen door de directies waarmee contact is opgenomen. We wilden alle sectoren binnen een voorziening vertegenwoordigd zien (verpleging, verzorging, animatie, maatschappelijk werk, onderhoudspersoneel, keukenploeg, technisch personeel, vrijwilliger, paramedicus, enz.) om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de thematiek van het woonzorgcentrum van de toekomst. Aan deze wens is niet volledig tegemoetgekomen. • De medewerking van de personeelsleden voor gesprekken buiten de voorzieningen bleek moeilijk. Tijdsgebrek, een te beperkt team om een of twee personen vrij te maken, de afstand naar Brussel en andere onuitgesproken redenen hebben onze waaier van deelnemers (vooral in de Franstalige groep) beperkt. • In Vlaanderen was er een vlotte bereidheid bij de gecontacteerde woonzorgcentra om hun medewerkers aan een focusgroep te laten deelnemen. Men beschouwt dit zelfs als een prikkel naar hun medewerkers toe en een kans om invloed te hebben op het woonzorgcentrum van de toekomst.
De directies De directieleden waarmee contact is opgenomen in de Franse Gemeenschap, werden vertegenwoordigd hetzij door de administratief of medisch directeur, hetzij door de hoofdverpleegkundige of door een ander personeelslid dat de functie van directeur of adjunct-directeur uitoefent. In Vlaanderen hebben directies persoonlijk aan de focusgroep deelgenomen. Deze bijeenkomst was bijzonder motiverend en ondersteunend (‘mag zelfs vaker gebeuren’, was de reactie). Men verplaatste zich graag naar de Koning Boudewijnstichting om open en breed ideeën en verlangens over ‘het woonzorgcentrum van de toekomst’ te formuleren, zo bleek uit de evaluatie.
De externe experts Op aanbeveling van een extern consulent23, tevens leider van de focusgroepen, streefden we naar een grote verscheidenheid van personen, op basis van de volgende criteria: een groep van 8 à 10 personen, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, gekozen volgens hun band met de thematiek: socioloog, 23 www.dimension-consultance.be - Joseph Fleron
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
121
Bijlage 3 - Methodologie
journalist, directeur van een informatiecentrum over de sector, architect, enz., of met het creatieve proces: personen die vernieuwend werk leveren op het gebied van diensten voor andere mensen dan bewoners van een woonzorgcentrum, personen werkzaam in een sector voor maatschappelijk onderzoek, personen die vernieuwend werk leveren in een woonzorgcentrum. We vroegen experts vanuit de media, de thuiszorg, domotica, palliatieve zorg, geestelijke gezondheidszorg voor ouderen en architecten.
4. Proceskenmerken van de interviews, focusgroepen en case-beschrijvingen Onze werkzaamheden zijn progressief verlopen, via een reeks uitwisselingen met de actoren uit de sector: groeps- of individuele interviews met de bewoners binnen hun voorziening, focusgroepen met de personeels- of directieleden van de verschillende woonzorgcentra, en een focusgroep met de experts. We vermelden graag dat dit proces van informatievergaring waarschijnlijk ook een impact op de verschillende groepen heeft gehad. Het proces was ook vrij intensief: tijd vrijmaken om te luisteren, gedachtewisselingen tussen deelnemers die niet gewend zijn elkaar te ontmoeten, laten aanvoelen dat hun inbreng, hun dagelijkse beleving en hun gevoelens van belang zijn... Dit alles was niet altijd eenvoudig maar het versterkte het proces. Ook de uitwisseling van ideeën en vaststellingen en de erkenning die men elkaar gaf was bijzonder stimulerend voor de informatieverzameling.
Interviews met de bewoners In mei 2008 werden zes groepen bewoners (ROB-RVT) in hun leefomgeving geïnterviewd. Deze interviews werden met individuele gesprekken aangevuld. In Vlaanderen hebben we om praktische redenen de voorkeur gegeven aan individuele interviews of dubbelinterviews. Deze twee benaderingen vullen elkaar goed aan en hebben voor- en nadelen. In de individuele aanpak konden we discussiepunten uitdiepen in een intieme en empathische sfeer, maar dit nam veel tijd in beslag voor een klein aantal deelnemers. De groepsaanpak heeft deze beperking niet en zet de groepsleden ertoe aan op elkaars uitspraken te reageren. Toch belet de groep soms dat schuchtere of gereserveerde deelnemers hun mening geven. Er werd een interviewgids opgesteld om een open gesprek aan te moedigen, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen van iedereen. Het systeem van vraag en antwoord werd bewust achterwege gelaten zodat iedereen vrijuit kon praten. Alle vragen die in bijlage 1 zijn opgenomen, werden niet direct aan alle groepen of deelnemers gesteld, wel zijn alle thema’s overal aan bod gekomen. Afhankelijk van de groepen werd over sommige onderwerpen van gedachten gewisseld, over andere niet. In sommige groepen was een ergotherapeut of animator aanwezig, wat de deelnemers niet lijkt te hebben afgeremd. Bij het begin van het gesprek leken de mensen wat geïntrigeerd, ongerust over wat we hen zouden vragen: “Zal ik op de vragen kunnen antwoorden?” Maar al snel groeide het vertrouwen, en de bewoners leken bijzonder trots dat ze hun zeg konden doen, ervaringen uitwisselen, sommige gangbare opvattingen rechtzetten. De enen praatten veel, de anderen luisterden, sommigen corrigeerden en anderen nuanceerden. Alle groepen of individuele gesprekken leverden heel veel informatie op, elk op zijn manier.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
122
Bijlage 3 - Methodologie
De drie focusgroepen Elke groep bestond uit een tiental deelnemers. Het verloop van de eerste twee focusgroepen (personeels- en directieleden) omvatte twee stadia: • Een ronde waarin iedereen zichzelf voorstelde, de precieze functie in de voorziening, ieders manier om bij te dragen tot het welzijn in het woonzorgcentrum (voor zover die mogelijkheid bestond); • Een open gesprek over de elementen die volgens hen in het woonzorgcentrum van de toekomst, waarin iedereen zich goed voelt, aanwezig moeten zijn, welke men wenst te verbeteren of te verwijderen. Na elke focusgroep was het opvallend dat de deelnemers volledig ‘opgeladen’ waren. Men formuleerde dit trouwens tijdens de evaluatie als deugddoend om over dit thema vrij te denken met anderen die ook in de ouderenzorg werken. “Dergelijke bijeenkomsten zouden meer mogen plaatsvinden”, was de teneur. Externe experts formuleerden hun ideeën in de derde focusgroep. Om een zo groot mogelijke creativiteit bij de deelnemers aan te moedigen, werden volgende technieken toegepast: •• De ’mind map’ rond het thema ’het ideale woonzorgcentrum’. De gespreksleider schrijft het centrale thema op en elke deelnemer geeft, na vrije associatie rond dit woord, de eerste term op die hem of haar voor de geest komt; iedereen blijft vrij associëren en geeft aan aan welke vorige term het voorgestelde woord gekoppeld is. •• De persoonlijke analogie bestaat uit een identificatie met de bewoner en/of een familielid en heeft tot doel reacties voor en tegen de aangereikte voorstelling los te weken. •• De ‘SCAMPER’: een activiteit die erin bestaat de deelnemers in kleine groepen te laten reageren op de volgende vraag: “Als je het woonzorgcentrum op korte of lange termijn wil verbeteren, wat moet je dan vervangen - Subsitute, samenvoegen – Combine, aanpassen - Adapt, wijzigen Modify, een ander gebruik geven - Put to other uses, weglaten – Eliminate, omkeren – Reverse ?” Aan het einde van de oefening werden de ideeën gerangschikt volgens verschillende criteria: aanraders, concrete ideeën, te verkennen, denkpistes, enz.
Voorbeelden van goede praktijken De twintig initiatieven (10 Nederlandstalige en 10 Franstalige) die in hoofdstuk 5 worden voorgesteld, zijn voorbeelden van goede praktijken, originele experimenten die getuigen van ideeën, unieke antwoorden, discussiepunten, enz. Ze zijn gekozen onder de projecten geselecteerd door een onafhankelijke jury van experts in het kader van de in 2007 door de Stichting gelanceerde projectoproep rond het thema ’Thuis in het woonzorgcentrum’. In onze ontmoetingen hebben we vooral gelet op het uiteenlopende karakter van de projecten en op de algemene filosofie die achter de specifieke initiatieven schuilgaat. Sommige projecten stonden nog in het ontwerpstadium, daar was een bezoek nog niet relevant. Het spreekt voor zich dat er naast de hier voorgestelde initiatieven ongetwijfeld ook tal van andere initiatieven en uitstekende experimenten bestaan die niet voor de projectoproep werden geselecteerd en die we niet allemaal konden bezoeken, om evidente redenen van tijd en inzetbaarheid.
Koning Boudewijnstichting
Het woonzorgcentrum in de 21 ste eeuw: een gezellige woonomgeving, zorg incl.
123
www.kbs-frb.be
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting in dienst van de samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Stichting steunt jaarlijks zo’n 2.000 organisaties en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. Onze actiedomeinen voor de komende jaren zijn: armoede & sociale rechtvaardigheid, democratie in België, democratie in de Balkan, erfgoed, filantropie, gezondheid, leiderschap, lokaal engagement, migratie, ontwikkeling, partnerschappen of uitzonderlijke ondersteuningen. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Meer info over onze projecten,
We werken met een jaarbudget van 48 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal
evenementen en publicaties vindt u op
en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij, zijn er de Fondsen van
www.kbs-frb.be.
individuen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten.
Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kunt u terecht op
De Raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen
[email protected] of 070-233 728
uit en zorgt voor een transparant beleid. Voor de realisatie doet ze een beroep op een 50-tal medewerkers. De Stichting werkt vanuit Brussel en is actief op
Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel
Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen.
02-511 18 40, fax 02-511 52 21
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden of lanceren eigen acties, bieden een forum voor
Giften vanaf 30 euro
debat en reflectie, en stimuleren filantropie. De resultaten van onze projecten en
zijn fiscaal aftrekbaar.
acties worden verspreid via diverse mediakanalen. De Koning Boudewijnstichting
000-0000004-04
werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven
IBAN BE10 0000 0000 0404
en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met
BIC BPOTBEB1
het European Policy Centre, een denktank in Brussel.