Het verhaal van havo 4 Wie wil klagen over de cultuur van de jeugd haalt aan de havo zijn hart op. Yvonne Zonderop sprak met vijf leerlingen uit 4 havo om van hen te horen hoe zij hun school ervaren, wat er misgaat en wat beter kan. yvonne zonderop Op de havo zitten de ongemotiveerden, de zittenblijvers, de jongeren die meer belang stellen in hun mobieltje dan in hun examen ¬ althans, zo wil het verhaal. Alles wat er niet zou deugen aan leerlingen in het voortgezet onderwijs kleeft de havo aan. Docenten raken er overwerkt, de schoolprestaties staan onder druk. Havisten zelf geven hun opleiding de laagste beoordeling van alle schooltypen in Nederland. Dat de opleiding groeit, lijkt enkel veroorzaakt doordat het imago van het vmbo bij ouders nog beroerder is. Iedereen mag over ze klagen en confereren; zelf komen de leerlingen in het maatschappelijk debat nauwelijks aan bod. Dat past in een maatschappelijk klimaat waarin, zoals pedagoog Micha de Winter zegt, de jeugd als probleem wordt gezien en waarin, in de woorden van De Winters’ evenknie Jo Hermanns, volwassenen zich lijken af te zetten tegen de jeugd. Maar jongeren hebben wel degelijk goede ideeën over hoe het beter kan. Dat blijkt zodra je de moeite neemt om naar hen te luisteren. Ze zeggen: maak onderscheid in de klas en laat nieuwe vormen van samenwerking toe. Dat kan verlichting brengen voor de overbelaste docent en voor de snel afgeleide leerling. Voor dit speciale nummer over verheffing legde ik mijn oor te luister bij de scholieren zelf. Over de auteur Yvonne Zonderop is journalist s & d 7 / 8 | 20 11
Het Onze Lieve Vrouwe Lyceum ligt aan de groene rand van het centrum van Breda. Het is een ‘normale’ middelbare school, met ruim dertienhonderd leerlingen havo en vwo. Het is er stilletjes, totdat de schoolbel gaat. Dan stuiven massa’s uitgelaten jongeren de gang op; een grotendeels autochtone schoolpopulatie, qua gezinsinkomen misschien net boven het gemiddelde. In een spreekkamer heeft Jos Lanters, afdelingsleider van de bovenbouw havo, vijf leerlingen van 4-havo uitgenodigd voor een interview. Zonder dat iemand van school erbij zit, mogen ze de journalist vertellen hoe zij school ervaren. Introverte Sol, oplettende Erik, manifeste Omar, afwachtende Carmen en easy going Anna vormen samen een redelijke afspiegeling van de havo-populatie. Twee van hen zijn zittenblijvers, allemaal moeten ze op hun manier hun best doen om goed overeind te blijven. Niet omdat de havo te moeilijk is om te volgen, want, zoals Carmen zegt: ‘Als je goed leert, haal je sowieso een voldoende.’ Maar omdat het inspanning kost je hoofd erbij te houden op school. Omar: ‘Sommige lessen lijken wel honderd minuten te duren in plaats van vijftig.’ Sol: ‘Als ik thuis aan de computer zit voor mijn huiswerk, ga ik steeds weer even snel het internet op.’ Erik: ‘Het is vrij moeilijk om je niet te laten afleiden. Iedereen in de klas zit wel iets anders te doen.’ En Anna zegt: ‘Sommigen doen echt havo omdat ze te druk zijn voor vwo.’
107
van wa arde
verheffing
Yvonne Zonderop Het verhaal van havo 4
108
Dat laatste is ook de ervaring van Kees Geerts, conrector voor de havo op het olv. ‘Voor deze leerlingen is de omgeving erg belangrijk. Ze willen wel leren, maar ze halen hun motivatie uit de interactie.’ Dat stelt sommige leerkrachten voor een probleem. Overbelaste docenten hebben vaker moeite met drukke havisten dan met studieuze vwo’ers, die zich nu eenmaal gemakkelijker concentreren op de geboden materie. Deze 4 havo-leerlingen zijn zich daarvan wel degelijk bewust. Maar is dat de schuld van de leerling? Omar vindt van niet: ‘Je kunt zo de leraren eruit pikken die ervoor hebben gekozen leraar te worden. Maar je hebt ook leraren die eigenlijk door wilden in iets anders, maar die daar niet in terecht konden, en die toen maar leraar zijn geworden. Ze weten vaak niet hoe ze de klas in de hand moeten houden, ze geven vaak chaotisch les. Dan wordt het iedere keer een slachtpartij.’ De anderen knikken. Anna vult aan: ‘Als leraren te streng vasthouden aan het schema dat ze in hun hoofd hebben, luistert eigenlijk niemand meer.’ En hoe zoiets eruitziet, negenentwintig leerlingen die allemaal niet luisteren, tart de verbeelding. Wat is de kip en wat is het ei? Carmen vindt: ‘Als de leraar een boeiend verhaal vertelt, luister je ernaar. Maar als de leraar zelf al voor de klas staat met een houding van: zullen we vandaag nog iets gaan doen, ja, dan heb je zelf ook geen zin meer.’ Het komt best vaak voor, zegt Omar, dat de leraar zelf ook niet meer gemotiveerd is. Anna zegt: ‘Soms vind ik het gewoon zielig voor de leraar dat sommige leerlingen zo brutaal zijn en van alles uitproberen. Dan denk ik: sorry, hoor, maar hij staat wel zijn best te doen, geef ’m dan ook een kans.’ Maar Omar ziet dat anders: ‘Soms is een leraar wel een ontzettend sympathieke vent, maar dan brengt hij mij toch niets bij. Maar je moet leraren wel in hun waarde laten.’ Lesgeven aan een klas van dertig vijftien- en zestienjarigen die niet staan te trappelen om te studeren, is kortom niet eenvoudig. Leerlingen hebben sturing en contact nodig, niet enkel kennisoverdracht. Ze zeggen het niet letterlijk, maar s & d 7 / 8 | 20 11
alle scholieren aan dit rondetafelgesprek vinden dat de school en de leerkrachten zich meer in de behoeftes van hun leeftijdsgroep zouden moeten verplaatsen. Kees Geerts is dat met ze eens. Hij constateert een maatschappelijk klimaat waarin leerlingen steeds maar worden geacht ‘het beste uit zichzelf te halen’. Iedereen zet in op de hoogst mogelijk individuele ontwikkeling, iedere leerling moet voor zichzelf gaan. ‘Dat is de tijdgeest’, zegt Geerts, maar het is duidelijk dat hij er niet gelukkig mee is. ‘Ik spreek liever van kinderen laten presteren.’ Dat lukt het beste door je te verdiepen in de ¬ deels sociale ¬ aard van hun motivatieproblemen, meent hij. jungle Dat die motivatieproblemen bestaan, blijkt bijvoorbeeld uit de jaarlijkse enquête van scholierenvakbond laks. Enkele maanden geleden verschenen de jongste rapportcijfers van leerlingen zelf over het voortgezet onderwijs in Nederland. De havo kwam er ¬ opnieuw ¬ matig uit tevoorschijn. Slechts krap een derde van de ondervraagde havisten is tevreden over het lesgeven. Dat is het minste aantal van alle schooltypes inclusief vmbo. Bijna 22% van de havisten is daadwerkelijk ontevreden, en ook in dat opzicht spant de havo de kroon. Het totaalcijfer van 6,7 dat leerlingen geven is wel voldoende, maar als de vijf havisten in Breda representatief zijn, is dat eerder een blijk van waardering voor de sfeer en de inzet op school dan voor het geboden onderwijs. Wie goed naar de scholieren luistert, leert: school kan zomaar een jungle worden, waarin het recht van de sterkste zegeviert. Omar: ‘Wij hebben een klas met negenentwintig leerlingen, dit jaar zelfs tweeëndertig leerlingen. Dan moeten er tafeltjes worden bijgezet in een toch al klein lokaal. Het zou veel beter zijn als een klas zou worden opgedeeld in bijvoorbeeld twintig leerlingen, dan kan de mentor zich focussen.’ Carmen: ‘Ik merk dat de leerlingen meer stof opnemen als de klas kleiner is. Dan hoeft de leraar niet zo veel te letten op de leerlingen
Yvonne Zonderop Het verhaal van havo 4 die zitten te klooien.’ ‘Ja’, zegt Erik, ‘dat verschil is heel duidelijk te merken. In een grote klas zit iedereen wel iets anders te doen. Daardoor krijgen mensen die het moeilijk hebben te weinig aandacht.’ Sol knikt en zegt: ‘In een kleinere klas heb je minder kans op drukke kinderen. Dan is het rustiger.’ Anna: ‘Je moet niet vergeten dat veel leerlingen zo druk zijn, alsof ze adhd hebben. Ik ben zelf niet zo druk, maar ik heb wel moeite om me te concentreren. En dan scheelt
‘Dan zegt de docent dat het stil moet zijn, maar dan denk ik: tegen wie praat hij?’ het als je maar vijf drukke leerlingen in de klas hebt in plaats van negentien.’ Carmen: ‘Sommige vakken zijn gewoon niet te doen. Ik deel zo’n vak met Erik. De klas zit voortdurend te kletsen, het is één groot geluid. Dan zegt de docent dat het stil moet zijn, maar dan denk ik: tegen wie praat hij? Niemand luistert.’ Omar vertelt eerlijk dat hij zelf geen heilig boontje is. ‘Ik ben druk. En ik laat me gemakkelijk meeslepen door sommigen in de klas.’ Zijn lerares wiskunde in het vorige jaar wist daar wel raad mee. Zij zette Omar met een werkboek op de gang. ‘Omdat je geen afleiding hebt en ook niet naar buiten mag, ga je vanzelf je best doen op de stof. Toen haalde ik tienen, nu moet ik vechten om een voldoende te staan.’ Een leerkracht die dit niet weet, kan zomaar denken dat Omar dit jaar nauwelijks te motiveren valt. Maar daar willen deze vijf havisten hun visie wel eens op geven. Nee, het is niet waar dat ze de aangeboden stof maar niets vinden. Te midden van knikkende hoofden zegt Erik: ‘De inhoud van de les moet nu eenmaal vaststaan, het is vast ergens bepaald waarom je dat moet weten.’ Sol voegt toe: ‘Soms denk je wel eens: waarom moet ik dit leren? Maar dat hou je altijd. Dat hoort erbij.’ Erik: ‘Maar de manier waarop het wordt aangeboden kan wel anders, denk ik. Als leers & d 7 / 8 | 20 11
lingen daar inspraak in hebben, denk ik dat het voor de leraar en voor de leerling leuker wordt.’ ‘Bijvoorbeeld door meer in groepen te werken, door meer samen te werken’, vult Omar aan. ‘De meeste scholen bieden aan: je zit in je bankje, je schrijft de aantekeningen over, je luistert naar de leraar en vervolgens maak je oefeningen. Alles in je eentje. Je leert helemaal niet om samen te werken en taken te verdelen. Terwijl, als je in groepsverband werkt, hou je rekening met de ander.’ Anna knikt van harte: ‘Voor Nederlands moeten wij bijvoorbeeld met een groepje een bepaald hoofdstuk uit een boek samenvatten. Dan verdeel je het werk echt in de klas. Dat moet ook wel, anders doet de een al het werk en schrijft de ander het gewoon over.’ Omar wordt enthousiast: ‘Voor een groepsopdracht krijg je vaak een groepscijfer. Maar ik vind dat je een individuele beoordeling moet krijgen, bijvoorbeeld met behulp van een logboek van het project. Dan kan de leraar zien wie er hard heeft gewerkt en wie minder. En dan kun je er ook rekening mee houden dat de ene leerling meer moeite heeft met de stof dan de ander.’ sociale opvoedingsidealen Samenwerken, elkaar helpen, het druist in tegen het idee dat iedereen voor zichzelf de hoogste cijfers moet zien te halen. Maar het past precies in het straatje van pedagoog Micha de Winter, die in zijn onlangs verschenen boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding, pleit voor herwaardering van de sociale opvoedingsidealen die uit de mode zijn geraakt. Kinderen moeten niet enkel kennis opdoen, ze moeten ook worden opgevoed tot democratische burgers die kunnen omgaan met conflicten en verschillen, zei hij in de Volkskrant. In plaats van te klagen over die drukke kinderen, zouden ouders en leerkrachten volgens hem wat kritischer naar zichzelf mogen kijken. Waarschijnlijk bestaat er een verband tussen de enorme toename van het aantal kinderen met adhd en scholen die te weinig structuur bieden en ouders en leerkrachten die niet kunnen omgaan met drukke kinderen, denkt De Winter.
109
van wa arde
verheffing
Yvonne Zonderop Het verhaal van havo 4
110
Hij pleit voor meer nadruk op sociale verbondenheid in de opvoeding en in het onderwijs. Grappig genoeg stellen de havisten op het olv hetzelfde voor, maar dan als oplossing voor de ordeproblemen in de klas. Scholieren laten samenwerken, elkaar leren steunen, maakt ruimte vrij voor leerlingen die het echt niet zonder hulp van de leerkracht kunnen stellen, zeggen ze. Maar wat het doel ook is, een socialere opvoeding, een beter functionerende klas of allebei, in alle gevallen vergt het aanpassing van de werkwijze van de docent: minder top-down, meer gelijkvloers. Dit geluid weerklinkt ook in een studie van het onderzoeksbureau iva naar motivatievraagstukken op de havo. De onderzoekers schrijven over een spiraal van gedemotiveerde leerlingen en ontmoedigde docenten, met slechte cijfers, doublures en uitval tot gevolg. ‘Haal de buitenwereld naar binnen’, adviseert iva de schoolleiding van de havo. Laat andere leerstijlen toe dan enkel luisteren, lezen en blokken. Maak gebruik van activerende didactiek, zoals projecten, werken in groepsverband en splitsing van de klas, zodat leerlingen die daarom vragen meer individuele aandacht krijgen. Dat vergt van sommige docenten een andere werkwijze dan ze gewend waren. Velen van hen klagen dat het lesgeven enkel zwaarder is geworden. De havisten van het olv hebben daar best begrip voor. De klassen zijn te groot, de leerlingen te druk. Omar: ‘De leraar focust zich op de hele klas. Maar je moet beter onderscheid maken. Geef mij bij Engels maar een boek, dan komt het goed. En besteed als leraar je tijd aan leerlingen die echt moeten oefenen op de grammatica.’ Anna en Sol lijkt het een goed idee als groepjes leerlingen die zelfstandiger kunnen werken gewoon samen in de mediatheek of in de aula gaan zitten. Dan kan de leraar zich richten op de achterblijvende, kleinere groep. Erik aarzelt, want, zo zegt hij: ‘Je moet dan wel zorgen dat iedereen in de aula ook echt de opdracht zelf doet. En niet dat een of twee hem maken en de rest gewoon overschrijft.’ Ach, roept Omar, ‘dat gebeurt bij huiswerk ook, daarom zijn proefwerken nodig, om te testen of jij de stof beheerst.’ s & d 7 / 8 | 20 11
huiswerk controleren Zijn daarmee alle concentratieproblemen opgelost? Anna is eerlijk, ze denkt van niet. ‘Ik wil wel degelijk oefenen, daar heb ik iets aan. Het ging bij mij altijd van een leien dakje, ik hoefde er weinig moeite voor te doen. Maar nu zit mijn zusje, die er harder voor moest werken, op het vwo en ik zit op de havo.’ Anna denkt dat ze gebaat zou zijn bij meer toezicht en controle. ‘Misschien moeten ze het huiswerk elke dag controleren. Want als je je huiswerk maakt, scheelt het echt bij de proefwerken.’ Dus taken verdelen in de klas en leerlingen meer laten samenwerken, ontslaat de docent niet van de plicht controle uit te oefenen, anders wordt de verleiding wel erg groot het huiswerk een dagje op te schuiven. Anna’s schoolgenoten ontkennen het niet. Maar ook controle en toezicht zijn pas effectief als ze op een uitdagende manier worden gebracht. Erik:’ Preken en klagen dat het niet goed gaat, helpt niet. Het gaat erom dat je een beetje weet wat speelt in de klas.’ Ofwel, docenten die geen interactie met de leerlingen hebben, bouwen ook geen gezag op. Leerlingen in 4 havo zijn doorgaans vijftien of zestien jaar, nog geen volwassenen die volledige verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun doen en laten. Kees Geerts is blij dat zijn olv nogal terughoudend is omgegaan met de uitgangspunten van het nieuwe leren, dat wel erg veel nadruk legde op zelfredzaamheid. Hij zegt: ‘Je kunt de verantwoordelijkheid niet te veel bij de leerling leggen.’ En inderdaad, de leerlingen geven het zelf toe. Ze kunnen maar al te goed hulp, betrokkenheid en sociale structuur gebruiken van de volwassenen om hen heen. Ze stellen zich liefst sociaal op en werken graag samen, als democratische burgers in de dop. Het is aan de volwassenen ¬ ouders, docenten, schoolbestuurders ¬ om ze daarin op een verstandige manier te begeleiden. Dat zet meer zoden aan de dijk dan al die gemakkelijke verwijten over gebrek aan motivatie of de zesjesmentaliteit.
f o t o p i m r as | h o l l a n d s e h o o g t e
111
s & d 7 / 8 | 20 11