HET VERBAND TUSSEN DE SUBJECTIEVE EN DE OBJECTIEVE CYCLI door J.C. Bakker
CYCLUS
Van enige zijden is gereageerd op mijn naschrift op een ingezonden brief van Hans Peters in het Lentenummer 1985 van URANIA onder de titel "Spanningen in en om de Subjectieve cyclus". Wouter Dames merkte onder meer op dat mijn antwoord te weinig was onderbouwd en hij zocht naar een koppeling via de symbolen: bijv. Zon versus Vulcanus, Jupiter versus Saturnus, enz. Tevens miste hij in de literatuur een behoorlijke verklaring van polariteit-, octaaf- en spiegelwerking. Mijn naschrift nog eens nalezende bleek mtj althans, dat daarvan niets behoeft te worden teruggenomen. W~l erken ik dat ik ben uitgegaan van het feit dat er voldoende feitenkennis was. In de vroegere jaren van de WvA is veel over deze begrippen gesproken. Voor veel jongeren is alles niet zo vanzelfsprekend als bij de oudere generatie. Dat heb ik te weinig beseft. De onderhavige stof leent zich beter voor enkele cursussen dan voor een artikel. Daar speelt nu eenmaal de noodzaak tot comprimeren sterker. Toch hoop ik voldoende duidelijkheid te kunnen geven. Het is een bekend gegeven dat velen moeite hebben om Subject en Object duidelijk uit elkaar te houden. Om te beginnen zou ik een ieder die zich voor dit vraagstuk interesseert willen aanraden Hoofdstuk 111 of de Wet van Zeven uit het boek van Ram "Psychologische Astrologie" niet alleen maar eens door te lezen, maar zich scherp te realiseren wàt er staat, regel voor regel. Dan zal men kunnen begrijpen, dat het Subject zijn eigen Wet heeft: "De Wet van Zeven". Ook het Object heeft zijn eigen Wet: "De Wet van Twaalf". Twee-verschillende "wetmatig-heden" zijn al een aanwijzing, dat er geen sprake van is dat ze identiek zijn. Er is een principieel verschil, al kunnen volgens de Wet van Analogie (en dat is heel wat anders) verdelingen in drieen viertallen worden gemaakt! Bijvoorbeeld 4 kwaliteits-cycli naast drie kwantiteits- en drie creatieve cycli. Ram zegt op pag. 4: "De astrologie dan ziet in de Twaalf: de twaalf fasen van bestaan, dat een schijnbaar evenwicht is tussen ontstaan en bestaan". en op pag. 6: "In die 12 fasen van bestaan komen zowel uitingen voor van het Ik-op-zich-zelf als van het Ik-gebonden-aan-een-Niet-Ik. En die uitingen dragen het kenmerk van Geestelijkheid en van Stoffelijkheid. Het Ik blijft echter het Ik, of het zich vertoont of niet. Het heeft in zijn structuur zijn eigen wet en is door de samenvatting van de Maan een eenheid. Elke uiting heeft een vorm, een lichaam als middel nodig. Dat is iets objectiefs (de twaalf). Wat zich door dat middel wil uiten is een identiteit, iets subjectiefs (de zeven). Er is dus een wezenlijk verschil tussen Object (de 12) en Subj~çt (de 7). Een voorbeeld: Het Ik heeft als kenmerk zijn verplaatsbaarheid en kan zich tijdelijk met het Object identificeren, beter gezegd: erin verdwijnen. Heeft ons lichaam (de 12) honger of dorst, dan zeggen we "Ik heb trek" of "Ik heb dorst". Maar ••. het is het lichaam dat honger en dorst heeft. Het Ik is oorzaak dat het zich in zijn objectieve verschijning/uiting daarvan "bewust" is. Het is tijdelijk. Is de dorst gelest, enz., dan kan men zich voorstellen dat men bijvoorbeeld een boek gaat lezen of iets boeiends gaat waarnemen. Dat valt objectief onder "n van de 12 fasen. "Ik" raak in dat boek "verzonken", of "Ik" ben "geboeid". Onze taal geeft het zo mooi aan. Men is zich dan niet meer van zijn lichaam en diens verlangens
bewust. Men is verzonken in of geboeid door iets van een andere sfeer, waarin ook een vorm van bestaan is: ons zielelichaam!. Het lichaam is niet uitgeschakeld, het oog, het oor of welk ander zintuig dan ook functioneert. Maar het Ik is zich van die functies niet bewust. Treden er storingen op, dan vraagt het Ik weer via zijn lichaam om aandacht. En tenslotte kan men ook opgaan 1n een idee of een doelstelling. Dit is ook weer een fase in het bewustzijn van/met inschakeling van het Maan-lichaam = de Ziel. Kortom elk bewustzijn eist een vorm van bestaan! Maar in alle drie genoemde bewustzijnsfasen is het lichaam nodig om door zijn functioneren via de zinnen er voor te zorgen dat het Ik zich van zichzelf bewust kan blijven (al is de bewustheid van en door sector 1 (Aries), het lichamelijk verschijnsel, sterker dan van/via de sectoren 5 en 9 (Leo en Sagittarius). Het lichaam is het orgaan (niet het Ik of Subject) om ons van alle vormen in ons aards bestaan bewust te zijn. Hoe dan ook, het Ik het subjects-middelpunt - gaat ~ in, gaat ~der in, wordt geboeid door het objectieve, of welke woorden men er ook aan verbindt. Maar altijd was het tot dusverre het Object dat de vorm van uiting van het Subject bepaalde. Alvorens nu die samenwerking van Subject en Object naar een eindconclusie te voeren, is het nodig om eerst de Wet van Zeven eens onder de loupe te nemen. Hiertoe verwijs ik weer eerst naar het boek van Ram (pag. 12, 2e deel). Hij behandelt nu de planeten als "krachten". Deze zijn in hun eigen teken/sfeer middelpunt, dus = omnipotent = almachtig Wanneer later de samenwerking van Subject en Object aan de orde komt zal blijken welke belangrijke gevolgtrekking hieruit voortkomt. Men kan als middelpunt veel verbinden. De "Wet van Zeven" is de wet-matigheid van het Bewust-zijn. In de Wet van Zeven vinden alle planeten hun plaats in twee groepen van zes. Elke groep heeft een samenvatter. In de eerste groep, Zon tlm Saturnus, is dat de Maan. In de andere groep, Uranus t/mDemeter is dat niet de stoffelijke Zon, Apollo, maar een hoger - blijvend - centrum: de geestelijke Zon: symbool 0 De eerste groep is "ondermaans", dus strikt persoonlijk in uitwerking, de tweede groep is onpersoonlijk, heeft een algemeen karakter. Wordt de aard uiterlijk zintuiglijk of waarneembaar zichtbaar, dan geschiedt precies hetzelfde. Er zijn cosmisch gezien niet meer dan 6 krachten en hun samenvatter, echter op verschillend gebied. Wanneer men erop lostimmert heeft men met Mars een bepaalde persoon op het oog; met Pluto slaat men op alles wat voor de voeten komt (dus onpersoonlijk). Enfin, het onderscheid tussen de antieke planeten en de mysterieplaneten is vaak genoeg aan de orde geweest. MarsPluto was een voorbeeld van spiegel-werking. Voor alle planeten, welke elkaar weerspiegelen, geldt dat zij uitwerken op hetzelfde vlak. De octaafwerking - het woord zegt het al - geeft dezelfde werking maar met niveauverschil. Om bij Pluto als voorbeeld te blijven: Venus zoekt vereniging, het opgaan in een ander - een bepaalde persoon. Pluto heeft in hoger aanzicht (octaaf) ook de wil tot vereniging, tot opgaan in anderen. In laagste zin: de massa. Pluto zoekt eenheid door vormen, die de algehele eenheid in de weg staan, op te heffen en de weg vrij te maken voor een algehele eenheid. Als polariteit zijn dè planeten elkaars tegenbeeld = aanvulling. De bekende wisselwerking tussen de geestpool en de stofpool. Dan is er "poolwerking". Polen zijn naast de tegengesteldheid tegelijk de aanvulling. Als we goed beseffen dat het Subject zijn eigen wet heeft, dan kunnen we ook daarin verdelingen maken evenals we ook de tekens kunnen groeperen. Maar het is niet hetzelfde. Analoog - niet identiek - lijkt die verdeling wat op elkaar. Maar het is niet zo dat het hetzelfde betekent. Wel komen in het Subject veel principes voor die lijken op de verdelingen in het Object. Het Subject heeft zijn eigen structuur.
a. polariteiten
ç
6
iK
~
I
"0
I
?
+;
!
~
gevoel/doen werkelij
Z~F
~
I
denken wezen
-
ziin
&
gevoel/doen werkelij
I
V
~
denken wezen zijn
wil
-
wil
aanleg
aanleg
b. octaven
9
0
IK ~
1)
è
I~
~
6
0
~
I
I
:
:
ZELF 0
I
:
I
I
I
I
I
!
I
I
I
I
I
I
I I
I I
I
I
:
I I
~
I
I
I
s
I
~
c. spiegelbeelden
ç
0
9
IK 1>
5
I
~
I
'bI
.0
~
I
ZELF <9
s
~
~
Opgemerkt wordt: 1. alle planeten staan in dezelfde volgorde als in het zonnestelsel; 2. in de polarisaties vinden we de driedeling in wils-, denk- en gevoelsplaneten; 3. de octaven laten duidelijk zien hoe dezelfde krachten op verschillend niveau werken; 4. de spiegelwerking omvat het stelsel in zijn geheel, omdat de werking in één vlak plaats vindt, het horizontale vlak. Dit alles in zijn drievoudige verdeling wel te onderscheiden maar niet te scheiden. Na te hebben uite~ngezet dat Subject en Object ieder hun eigen structuur hebben, een verschillende doelstelling, zou ik daaraan willen toevoegen dat zij in hoger aanzicht natuurlijk één gemeenschappelijke oerbron hebben. Twee oorzaken hebben er naar mijn gevoelen toe geleid dat de Heer Peters tot een afwijkende opzet van de subjectieve cyclus is gekomen: - hij heeft m.i. geen scherp onderscheid g~maakt tussen de subjectieve structuren, - de naamgeving van de cyclus 2-5-8-11, omdat hij de achtergrond niet kent, en velen met hem, waardoor de naamgeving m.i. niet juist geinterpreteerd wordt.
SI
In de subjectieve cyclus werken wij met planeetkrachten en tonen in die cyclus hun samenhang aan. In de objectieve cycli werken wij met heren. Dan doet het er niets toe welke planeten dat zijn! Afhankelijk van de tekens op de sectoren, die door plaats en tijd voor ieder zijn bepaald, verschijnen als gevolg daarvan de heren. De heer is een centraal punt en dan omnipotent. Het geeft een vermogen aan. Is Jupiter ook Hr. 5, dan is het niet de planeetkracht die werkt krachtens zijn aard, maar een middelpunt van de 5e sector. Het Subject met zijn eigen structuur bepaalt hoe het vermogen zal worden gebruikt en zal worden gerealiseerd in de werkelijkheid. Dat gebeuren is geen aanleg. Nu kom ik er aan toe iets te zeggen over de naamgeving en het waarom ervan. Allereerst die van de subjectieve cyclus. Zijns- of wilsplaneten zullen voor weinigen problemen geven. Zij houden verband met het roterend vermogen in de mens. Dat is iets van het centrale, het middelpuntige. Ook de andere namen van denk- of relatieplaneten en gevoelsplaneten zullen voor de lezer duidelijk zijn. Hoogstens zo~ men aan de laatste de naam "doeplaneten" kunnen toevoegen. Mathematisch wordt de indeling wel eens vergeleken met de begrippen middelpunt (zijn), straal (denken) en omtrek (doen). Het is een eerste beeld van de verhouding Aanleg-Wezen-Werkelijkr.e Ld op analoge wijze.' Ook dekken de namen goed de begrippen welke er in de hedendaagse psychologie aan worden gehecht. Met de aanleg-cycli ligt het wat moeilijker. Om de bestaande benamingen te kunnen verklaren ben ik genoodzaakt terug te vallen op de theosofische leringen. Om misverstanden te voorkomen: ik bedoel niet de organisaties die zich met dezelfde levensleer bezighouden,want theosofie heeft door de eeuwen heen bestaan, al was het onder andere namen of bij andere genootschappen. Bekend is dat het oude Alexandl'ië een theosofische school kende, nauw verwant aan de lJeo-Platonis ten. Hoewel ik mij zoveel mogelijk zal beperken, zal ik iets uit die leer moeten aanhalen om een bestaande naamgeving duidelijk te maken. Vroeger is wel eens uiteengezet dat men in de aanleg-cycli - ik heb het oog op de vier driehoeken - twee assen kan onderkennen met hun betekenis. Eén ervan was de as 1-5-9 en 4-8-12. De andere is de 3-7-11 en de 2-6-10. Zoals werd opgemerkt geeft de 1-5-9 aan hoe het Ik of Subject zich vertoont als handelend Ik in zijn stoffelijk lichaam (sector 1 c.q. Ariës), hoe het zich uit als willend of begerend Ik in zijn gevoelslichaam (sector 5, c.q. Leo) en als het Ik als denker in zijn mentaal lichaam (sector 9, c.q. Sagittarius), waarbij de beide laatste lichamen componenten zijn van het persoonlijkheids- of zielelichaam (Kama-Manas). Hoe meer deze sectoren zijn verbonden, des te beter zullen de uitingen van het Ik een innige samenhang vertonen in handelen, voelen en denken. Men gaat zijn wils- of begeerte-impulsen (sector 5) wel doordacht en weloverlegd (sector 9) omzetten in handelingen en daden (sector 1). Let op de volgorde 5-9-1. Ram zegt in zijn boek: "geen daad komt tot stand of er is eerst gedacht en begeerd". Dan is de volgorde 9-5-1 en deze volgorde speelt een rol in de bespreking van de drie creatieve cycli. In ander verband hangt dit laatste ook sterk samen met de Wetten van Karma, die zonder de objectiviteit - de 12 niet bestaan. De samenhang van de cyclus 1-5-9 is ook een ontwikkeling, dank zij dit Karma of noodzakelijkheid. Daarin heeft altijd de bewustwording (cyclus 4-812) zijn betekenis gehad en heeft deze nog steeds! Door gewaarwordingen en ervaringen vanuit het objectieve (sector 4), het leren onderzoeken daarvan zonder persoonlijke voorkeur of tegenzin (sector 8) komt men tot het wezenlijke waarom het ging (sector 12) en dat wordt de oogst waardoor het bewustzijn op elk gebied wordt versterk~ In ·dit verband wordt sector 12 als rijp lot ook veel voller van betekenis. Zo gezien wordt het begrijpelijk dat de cycli 1-5-9 en 4-8-12 een as-functie vervullen.
De cycli 2-6-10 en 3-7-11 Z1Jn de ~-8-l2 en de 1-5-9 van de ander (sector 7 als 1 van de anderl Tegenover sector 1 is sector 7 ook een aanduiding VOOI' andere objecten. In het Duits spreekt men als men het over een object of voorwerp heeft van "Gegenstand" , tegenstand! Dan wordt de cyclus 7-11-3 voor dat geval 1-5-9 en de cyclus 10-2-6 voor de ander ~-8-l2. Zo zijn de confrontaties met en de projecties naar of van een ander of het andere ook een as, die in de eigen horoscoop van sector 1 uit gezien 2-6-10 en 3-7-11 is. Zo ontwikkelt zich alles door en aan elkaar. De cyclus 1-5-9 is in het WvA-systeem de bron voor die van de kwantiteit (1-2-3-4; 5-6-7-8 en 9-10-11-12) en de creativiteit (1-4-7-l0; 2-5-8-11 en 3-6-9-12). In de kwantiteit is de verdeling in drie cycli, elk van ~ sectoren, gebaseerd op de opeenvolging van tekens. In het hoofdstuk "Beroepskeuze" in het boek van Esser-Cosman-Bakker heb ik het accent gelegd op: cyclus 1-2-3-4 = ongericht en ongelimiteerd " 5-6-7-8 = ongericht en gelimiteerd " 9-10-11-12 = gericht en gelimiteerd Ik moge daarnaar verwijzen. Maar in deze drievoudige verdeling is ook een ander uitgangspunt denkbaar. Dit sluit dichter aan bij de drie componenten van de cyclus 1-5-9 naar de ene kant en naar de drie verschillende cycli van de creativiteit naar de andere kant. Om de doelstelling van dit artikel niet uit het oog te verliezen: het gaat nu om heren-verbanden. Dat zijn dus geen planeetkrachten in het Subject! Je zou in plaats van de planeetsymbolen in de objectieve cycleringen ook kunnen werken met de cijfers van de sector, welke zij individueel en incidenteel (plaats en tijd) beheersen. Het andere uitgangspunt van de kwantiteits-cycli houdt verband met gebieden van bewustzijn, te weten: bewustzijn door bestaan op fysiek gebied (cyclus 1-2-3-4)j " """ egoisch" (" 5-6-7-8 )j " """ persoonlijk" ( " 9-10-11-12), waarna tenslotte de cyclus 1-2-3-4 op "bestaan op cosmisch gebied" duidt (deze cyclus is dus zowel de eerste als de laatste in de opeenvolging). Maar je kunt het proces ook omgekeerd beschouwen, namelijk als de inwikkeling in een aards bestaan. Blavatsky zegt in de Geheime Leer: "Atma (= het goddelijke, het onvoorstelbare pure Zijn) en het stoffelijk lichaam behoren niet tot de menselijke beginselen~ In dat opzicht zijn wij gelijk, identiek, aan alles wat geschapen is. Dit omvat niet alleen het einde van het hieraan voorafgaande gebied (cyclus 1-2-3-4) maar is ook de Bron waaruit alles voortkomt, zowel geestelijk als stoffelijk. In de menselijke evolutie heeft zich hieruit een individualiteit ontwikkeld. Deze heeft zijn centrum in het geestelijke. In één aardse incarnatie wordt dit subjectief vertegenwoordigd door de Zon, objectief door de sectoren 5-67-8. De ~e sector is dan het geestelijk-cosmisch reservoir, waaruit de individualiteit is ontwikkeld. Dat is het bijzondere verband tussen de sectoren 4 en 5 (c.q. Cancer en Leo). Daarom eindigt de beheersing van de tekens Aquarius tlm Cancer met Demeter en verschijnt in Leo de eerste ondermaanse kracht: Zon. Uit het individuele, het menselijk blijvende, verschijnt de persoonlijkheid: objectief de sectoren 9-10-11-12. Dit is het bijzondere verband tussen de sectoren 8 en 9 (c.q. Scorpio en Sagittarius). De ontstane persoonlijkheid, die in sector 9 het uitgangspunt heeft, bereikt zijn volmaking in de 10e sector en komt in grotere verbanden terecht, te beginnen met de lle sector (waar de eerste mysterie-planeet verschijnt: Uranus). Naarmate die verweving toeneemt en de persoonlijkheid zijn afgesloten-zijn verliest (een proces dat in de 12e sector plaats vindt) komt hij in aanraking met, wordt deel van, de gehele schepping, nu in stoffelijk aanzicht (cyclus 1-2-3-4). Het is nu de overgang van persoonlijk naar algemeen. Schematisch kan men dus de gang naar beide kanten niet alleen beschouwen maar ook bewust doorléven. In beide ligt geheel verborgen de volledige involutie en evolutie.
Teken: Analoog:
v: 1
~
1(
2
3
'5 cIl. 11 I
cosmisch
5
l1j
:lb.
6
7
Q)
8
9
Cfo)o'
t
~
~
10
11
12 I
I
individueel I
Analoog:
,
mJ'
9
y
~
~
4!8
,1
2
3
4
,
,
I
fysiek
persoonlijk
I
l)
S
Ook zal de bestudeerder nu begrijpen waarom die as: 1-5-9 en 4-8-12 zo belangrijk is. Om tenslotte tot behandeling van de drie creatieve cycli te komen, is nog een andere indeling nodig, namelijk met betrekking tot gebieden van bestaan. Het blijvende beginsel in de mens, het Ego of Hoger Zelf, is verbonden met ~e gebieden van het Hoger Mentale (o.a. het abstracte denken) en die welke daarboven liggen. De persoonlijkheid beslaat respectievelijk de gebieden van het concrete, lagere denken, het astraal gebied als het gebied van aantrekking en afstoting, en een deel van het stoffelijk gebied: het etherische of in termen van de psychologie: het bio-plasmische. Om meer van deze gebieden en hun betekenis te leren zal men, als men daarvoor voelt, een theosofisch studiewerk moeten raadplegen. Door het bovenstaande kunnen we nu de drie creatieve cycli wat meer onderbouwing geven. !Jaast de oude benamingen, die met de genoemde gebieden zijn verbonden, stel ik voor om ook eens te denken aan andere benamingen: Zijns-cyclus Gevoels-cyclus Denk-cyclus (betere benamingen
stichtende/bouwende cyclus vormgevende/producerende cyclus ontwerpende cyclus zijn welkom!)
1-4-7-10 2-5-8-11 3-6-9-12
Het zal u in deze drie cycli niet ontgaan z~Jn, dat de componenten nu een fase verschuiven. De arbeid in ons aards bestaan speelt zich, zoals meermalen naar voren kwam, op 3 gebieden af. In de drie cycli komt de cyclus 1-4-7-10 overeen met het fysieke, maar net als bij de vorige ook met het hoogste, blijvende in de mens. De cyclus 2-5-8-11 is het meest verbonden met het astrale en de 3-6-9-12 met het lager mentale. Op het lager mentale vlak ontstaan de denkbeelden. Deze worden onder invloed van de wil omgezet in vormen. Ook begeerte kan de taak van de wil overnemen. De uiteindelijke realisatie geschiedt in de stof. Wij herkennen hierin de volgende fasen/gebieden: Onder invloed van de drang iets te openbaren "(Hoger Mentaal) Dit mondt uit in een ontwerp of idee (Lager Mentaal) Het tot stand brengen van de vorm of het voorwerp (Abstract' (denk aan kunst en productie) De concretisatie en realisatie (Fysiek)
1-4-7-10 3-6-9-12 2-5-8-11 1-4-7-10
!Ju is er naast de reeds eerder vermelde fase-verschuiving ook een omgekeerde gang: 1-9-5-1. Naar mijn gevoel is creativiteit een beweging van het hogere naar het lagere. Maar, zult u zich afvragen, waar komt nu - wanneer de cyclus 2-5-8-11 met het proces van vormgeving te maken heeft - de naam "gevoels"-cyclus vandaan? Op dit gebied (het astrale) werken ook nog twee krachten op elkaar in, namelijk die van aantrekking en afstoting, genot en smart, paren van tegenstellingen. In het Subject komen dan gemakkelijk Venus en Mars, Perséphoné en Pluto naar voren. Dat zijn gevoelsplaneten. En het abstracte gebied wordt daardoor terecht als een gevoelsgebied gekenmerkt. Maar de eigenschap van het Zelf om tot verwerkelijking tekomen heeft daarvoor begeerte en wil nodig en moet daar de paren van tegenstellingen opzetten als een soort as, die een spanningsveld opzet. De naam "gevoelsgebied" is dus niet fout, maar het doel is "verwerkelijking". Toen in het derde wortelras nieuwe vormen geschapen moesten worden, deden de entiteiten, die dat moesten verzorgen, door
Wil (Pluto) en Yoga (Perséphoné) die vormen ontstaan. Dat is een andere kant van deze "gevoels-krachten", die vormen moesten doen ontstaan. Nadat de splitsing in geslachten tot stand was gekomen, werd hun taak overgenomen door Venus en Mars. Daarom ging in het gebruik de naam "gevoels-gebied" overheersen. De gevoelsplaneten werden als zodanig zichtbaar. Maar het waren ook krachten die moesten scheppen en voortbrengen. Ook dàt geschiedt als start op hetzelfde gebied, zoals eerder werd aangetoond. Maar in de "aanleg" (de herenverbanden) zijn het vermogens, geen krachten. Wèl hebben die vermogens nauwe banden met die kracht~n. Dat is echter geen reden om dan het Subject anders in te delen. De H~er Dames heeft een poging gedaan om de kloof te overbruggen door de symbol en met de daaraan verbonden planeetkrachten te koppelen, bijvoo~beeld: 9 - 6 en ~ - 5 j .f? - '3 hebben hun band al. Maar de symbolen berusten op een ander uitgangspunt, namelijk Geest = 0 ,Stof = + en de re La t i e tussen beide = ~ of ~ • De symbolen geven in abstracto weer hoe zij een functie vervullen tussen of in de relatie Geest-Stof. Cosman heeft destijds daaraan een artikel gewijd in URANIA. Ram geeft in zijn boek ook enige onderbouwingen (zie pag. 92 e.v.). In "Astrologie" van Esser, Cosman en Bakker geeft Cosman nogmaals een schets van zijn oude artikel (pag. 67 e.v.). Ik moge daarnaar verwijzen. De Heer Dames zal het er dan wel mee eens zijn, dat zijn koppelingen geen oplossing kunnen brengen. Tenslotte merkt de Heer Dames nog op, dat hij in de figuur wel de octaaf-werking heeft kunnen vinden in de verhouding tussen tekens en planeten. De spiegelwerking komt niet duidelijk naar voren. In de kwantiteit is de aanzet daarvoor gegeven in de relatie Demeter-Zon en Uranus-Saturnus, dus bij de overgangen. Dat was de spiegelwerking. De octaafwerking draait duidelijk om de as 2-8, de spiegelwerking om de as 5-11 (zie tekening), de polariteiten om de as 1-7. N.B. Om de assen van het vaste kruis beter te doen uitkomen, zijn de glaneetplaatsen op 15 = het midden van het teken, geplaatst. Het heeft dus niet in totaal het bekellde frame van 00.
ISO
ry.
.............. -
= octaaf
-------
= spiegel = polair
De werking van polariteiten liggen ter weerszijden van de as 00 Taurus 0° Scorpio. Die van de octaven gaat via hetomiddelpunt, die van de spiegelingen ter weerszijden van de as 00 Leo - 0 Aquarius. Zo komt weer op een andere wijze het vaste kruis om een hoek kijken. Het blijkt dus in het samenspel van polariteiten, octaven en spiegelingen een bijzondere plaats in te nemen.
In de symboliek blijkt het ook van belang te zlJn. Denk aan Christus beschreven door 4 evengelisten, die veelal worden gesymboliseerd door de vier vaste tekens. In de antieke wereld, zowel in Egypte als in 8abylonië en Griekenland, de sfinx. Ook in wapens komen Leeuwen Adelaar voor. Meer zou ik er nu niet van weten te zeggen, maar dat die drie wijzen van weerkaatsing of verplaatsing véel te betekenen moeten hebben, is zeker. De vragen hebben veel gelegenheid geboden voor overdenking. Teneinde de lezers aan te zetten tot verdere studie ben ik veel uitvoeriger op het geheel ingegaan. En ik ben me ook bewust, dat nog niet ieder voldaan zal zijn. Dat het gehele systeem wel ~egelijk één geheel is, staat voor mij wel vast en deze studie heeft mij alleen maar verder verrast door die eenheid. Het blijft nu eenmaal wel een gegeven, dat ervaring en toepassing tot aanvaarding of verwerping leidt. Het "hoe" kan ieder leren, het "waarom" eist studie in de diepte. Op andere wijze kan men zich dit niet tot eigendom maken.
*
*
*