ANNOTATIE Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s-‐Gravenhage 2013-‐-‐261 ECLI:NL:TGZRSGR:2014:66 Datum uitspraak: 17 juni 2014
Balanceren tussen geheimhouding & informatieverstrekking
Felice van Noort 410057
1
Inleiding
2
De feiten
In Nederland is men in beginsel vrij om te bepalen bij welke huisarts men zich wil laten inschrijven. Dit recht brengt met zich dat eenieder ook van huisarts mag veranderen. Uiteraard blijft deze keuze wel afhankelijk van belemmeringen, zoals de afstand tussen de patiënt en de huisartsenpraktijk of de praktijkgrootte. Niet verplicht maar wel gebruikelijk is dat de huisarts een heel gezin (woonverband) onder zijn hoede heeft. Naast de begrijpelijke voordelen kan dit soms leiden tot problematische situaties, met name wanneer het gezin tevens bestaat uit minderjarige kinderen onder de twaalf jaar waarvoor de wettelijk vertegenwoordiger(s) beslissingen dienen te nemen. Dat de arts enerzijds de vertrouwensrelatie met de ouders moet waarborgen en er tegelijkertijd van een arts verwacht wordt dat hij het welzijn van de kinderen in het oog houdt kan soms lastig zijn.1 Hoe dient een arts te handelen als ouders weigeren dossieroverdracht van hun minderjarig kind te laten plaatsvinden? Aan de hand van een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege in Den Haag tracht ik deze vraag te beantwoorden. Aan de onderhavige zaak liggen – kort samengevat – de volgende feiten ten grondslag.2 Klagers zijn de ouders en wettelijk vertegenwoordigers van twee minderjarige kinderen. In 2011 is de huisarts over wie geklaagd is, gedurende twee maanden de huisarts van het gezin geweest. Hierna hebben klagers zich ingeschreven bij een nieuwe huisarts (r.o. 2.1). Klagers hebben per brief verzocht om uitschrijving en hebben hierbij tevens vermeld dat zij geen toestemming geven om hun medische dossiers over te dragen of welke medische informatie dan ook uit te wisselen met andere personen of bedrijven (r.o. 2.2). Hierop heeft de toenmalige huisarts laten weten het dossier te bewaren totdat bekend geworden is wat er mee moet gebeuren. Een maand later ontvangen klagers bericht met de mededeling dat de arts een brief aan de nieuwe huisarts heeft gestuurd met daarin beknopte medische informatie over een van de minderjarige kinderen (r.o. 2.3). De informatie betrof dat het minderjarige kind een urineweginfectie heeft gehad waarvoor zij antibiotica heeft gekregen, er een echo van de nieren is gemaakt in verband met haar jonge leeftijd en zij een jaar later een oogkasontsteking heeft doorgemaakt waarvoor zij naar een oogarts is verwezen (r.o. 2.3). 3
De klacht
Enkele dagen later hebben klagers de arts laten weten het niet eens te zijn met de informatie-‐uitwisseling. De arts heeft hierop geantwoord dat zij van mening is dat er concreet gevaar bestaat voor de gezondheid van het minderjarige kind in de toekomst als de (nieuwe) huisarts niet op de hoogte is van de verstuurde – in haar ogen relevante -‐ medische gegevens (r.o. 2.4). Klagers verwijten de arts dat zij zonder hun toestemming medische gegevens heeft verstrekt aan de opvolgend huisarts. 1 Jansen & Knapen 2012, p. 61. 2 Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s-‐Gravenhage 2013-‐-‐261 ECLI:NL:TGZRSGR:2014:66.
2
4
De vraag die ter toetsing staat
5
Leerstukken
Hieronder zal worden ingegaan op het oordeel van het Tuchtcollege (hierna: het College) met betrekking tot de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard werd aanvaard (r.o. 5.1). Samengevat dient het College te toetsen of de huisarts in kwestie voldaan heeft aan de norm van ‘goed hulpverlenerschap’ uit artikel 7:453 BW. Alvorens het oordeel van het College nader te bespreken zullen de relevante leerstukken alsmede de van toepassing zijnde wetgeving en richtlijnen behandeld worden. Ingevolge artikel 7:454 BW is de hulpverlener verplicht een medisch dossier aan te leggen en bij te houden. Hierin worden alle gegevens verzameld die in het kader van de gezondheid en de behandeling van de patiënt relevant zijn.3 Het dossier staat in het teken van goede hulpverlening aan de patiënt. Zo zullen arts, waarnemer, opvolger en arts-‐assistent uit het dossier moeten kunnen begrijpen wat de medische achtergrond en situatie van de patiënt is.4 De bewaartermijn van het medisch dossier is volgens lid 3 van bovengenoemd artikel vastgesteld op tenminste vijftien jaar. Hoewel deze periode volgens de letter van de wet begint te lopen op het moment dat de gegevens zijn vervaardigd, wordt binnen de huisartsenzorg algemeen aangenomen dat deze termijn start wanneer de behandeling is afgerond. 5 Normaliter gaat deze bewaarplicht ten gevolge van de dossieroverdracht over naar de nieuwe huisarts. Naast deze dossierplicht hebben artsen van oudsher een geheimhoudingsplicht. Deze plicht is zowel vervat in artikel 88 van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) als in artikel 7:454 BW. Wanneer men inlichtingen over de patiënt dan wel inzage of afschrift van de bescheiden aan anderen dan de patiënt wil verstrekken is daarvoor toestemming nodig. Dit betekent dat ook voor de overdracht van het patiëntendossier aan een opvolgend huisarts (die niet rechtstreeks bij de behandeling van de patiënt is betrokken) toestemming is vereist (r.o. 5.2). De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (hierna: KNMG) heeft in 2008 advies uitgebracht aangaande de overdracht patiëntendossier bij verandering van huisarts. De hoofdregel van dit advies luidt: bij verandering van huisarts, dient de de oude huisarts het dossier van de patiënt met diens toestemming zonder tussenkomst van de patiënt en bij voorkeur persoonlijk of via aangetekende post over te dragen aan de nieuwe huisarts.6 Tussenkomst van de patiënt is niet wenselijk maar de patiënt moet wel toestemming verlenen. Met het oog op de continuïteit van zorg is het van belang dat wanneer de patiënt voor een nieuwe huisarts kiest, deze nieuwe arts de beschikking krijgt over de medische geschiedenis van de patiënt.7 In het advies van de KNMG wordt vermeld dat de huisarts dit zo spoedig mogelijk nadat de patiënt is overgestapt doet; in ieder geval binnen een maand. 8 Voor minderjarige 3 KNMG 2008, p. 5. 4 KNMG 2010, p. 2. 5 KNMG 2010, p. 8. 6 KNMG 2008, p. 3.
7 KNMG 2008, p. 6.
8 KNMG 2008, p. 6.
3
patiënten geldt dat deze toestemming gevraagd moet worden aan de (wettelijk) vertegenwoordiger, de ouders of voogd, wanneer patiënten onder de twaalf jaar of wilsonbekwaam zijn.9 In de praktijk zullen ouders bij minderjarigen tussen twaalf en zestien jaar betrokken zijn bij dossieroverdracht. Vanaf zestien jaar zijn kinderen volgens de WGBO zelfstandig beschikkingsbevoegd en hebben zij ook een zelfstandig recht op geheimhouding.10 Wanneer de patiënt niet wil dat de oude huisarts weet wie de nieuwe huisarts is, bewaart de oude huisarts het dossier totdat duidelijk is wat hiermee moet gebeuren.11 De huisarts informeert de patiënt over de mogelijke gevolgen van het niet overdragen van de gegevens.12 Indien gewenst, wordt het dossier met tussenkomst van een neutrale arts overgedragen. Wanneer de patiënt geen toestemming geeft voor overdracht van het dossier, informeert de arts eveneens over de mogelijke nadelige gevolgen die dit kan hebben voor de continuïteit van de zorg.13 Opmerking verdient dat de patiënt volgens artikel 7:445 lid 1 BW een beroep kan doen op zijn vernietigingsrecht. Wanneer de patiënt dit doet voordat het dossier wordt overgedragen, kan hij voorkomen dat het dossier (geheel of gedeeltelijk) bij de nieuwe huisarts terechtkomt. Wel kan de huisarts dit verzoek negeren indien hij aannemelijk kan maken dat een ander dan de patiënt een ‘aanmerkelijk belang’ heeft bij het bewaren van gegevens.14 Daarnaast mag een arts een verzoek tot vernietiging van bepaalde dossiergegevens weigeren op grond van ‘goed hulpverlenerschap’, ontleend aan artikel 7:453 BW. Indien het gaat om het dossier van het kind kan de arts aldus terugvallen op dit artikel wanneer het overduidelijk is dat vernietiging van het dossier niet in het belang van de patiënt (het kind) kan worden geacht.15 6
De OVERWEGINGEN van het College
In zeer uitzonderlijke situaties kan de arts het besluit nemen om bepaalde gegevens – ondanks het ontbreken van de vereiste toestemming – toch aan de nieuwe huisarts te verstrekken. Dit kan wanneer er sprake is van een ‘conflict van plichten’ en het gaat om een situatie waarin concreet gevaar of schade voor de gezondheid van de patiënt of het gezin bestaat. 16 Men zou hierbij kunnen denken aan vermoedens van kindermishandeling of seksueel misbruik. Deze situaties vragen om actie door de nieuwe huisarts. 17 Het College vermeldt in haar beoordeling dat een arts zijn beroepsgeheim dus mag doorbreken, indien dat noodzakelijk is om een belang te dienen dat zwaarder weegt dan het belang dat met de geheimhouding is gediend (r.o 5.3). Het is aan de arts deze belangen zorgvuldig af te wegen. Volgens het College moet het gaan om hoogst uitzonderlijke situaties waardoor een conflict van plichten niet snel mag worden aangenomen (r.o. 5.3). Om schending van het beroepsgeheim te kunnen rechtvaardigen noemt het College achtereenvolgens de volgende voorwaarden: alles is in het werk gesteld om toestemming tot doorbreking van het geheim te verkrijgen, het niet-‐ 9 KNMG 2008, p. 7.
10 Art. 7:447 BW. 11 KNMG 2008, p. 8.
12 KNMG 2008, p. 8. 13 KNMG 2008, p. 8. 14 KNMG 2008, p. 7. 15 KNMG 2010, p. 14. 16 KNMG 2008, p. 9.
17 KNMG 2008, p. 9.
4
doorbreken van het geheim levert voor een ander ernstig nadeel op, de zwijgplichtige verkeert in gewetensnood door het handhaven van de zwijgplicht, er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen, het is zeker dat door de geheimdoorbreking de schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt en het geheim dient zo min mogelijk te worden geschonden (r.o. 5.3). In casu kan voorop worden gesteld dat de ouders (als wettelijk vertegenwoordigers) de behandelingsovereenkomst met de arts namens hun kinderen hebben gesloten. Uit artikel 7:465 BW vloeien zowel verplichtingen voor de arts als voor de ouders voort. Enerzijds moet de arts de verplichtingen uit de behandelingsovereenkomst nakomen wanneer deze stroken met de zorg van een goed hulpverlener. Anderzijds moeten de ouders de zorg van een goed vertegenwoordiger betrachten (r.o. 5.2). Dat de ouders de zorg van een goed vertegenwoordiger – en daarmee het belang van hun minderjarige kind – niet voor ogen hadden vindt geen steun in de feiten. Desondanks vond de arts dat er redenen waren om af te wijken van haar medisch beroepsgeheim. Het belang van het minderjarige kind dat de nieuwe huisarts op de hoogte was van een deel van de medische voorgeschiedenis van dit kind vormden voor de arts de voornaamste reden (r.o. 5.4). Zonder deze informatie zal de nieuwe arts wellicht minder snel doorverwijzen wanneer er nogmaals een urineweg-‐ of oogkasinfectie wordt vastgesteld. Het College kan de arts volgen in het feit dat dit de continuïteit van de zorg niet ten goede komt en deze informatie om die reden van belang is voor de nieuwe huisarts (r.o. 5.4). Zonder die kennis zou het kind immers schade kunnen ondervinden in de zin van onvoldoende of onjuiste behandeling. Nu er sprake is geweest van een conflict van plichten en de arts het belang van het minderjarige kind voldoende aannemelijk heeft kunnen maken, komt het College tot de conclusie dat er gehandeld is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening (r.o. 5.4). Bovendien heeft de arts advies gevraagd aan de KNMG en de beginselen van proportionaliteit in acht genomen. De arts heeft de minimale, neutraal geformuleerde, gegevens verstrekt om haar doel te kunnen bereiken (r.o. 5.4). Het College acht de klacht ongegrond (r.o. 5.4). Terecht wordt in een artikel in het vakblad Medisch Contact opgemerkt dat een gevoel van nieuwsgierigheid direct naar boven komt bij het lezen van deze zaak.18 Automatisch gaat men speculeren wat de beweegredenen van de ouders kunnen zijn om de dossieroverdracht te weigeren. De arts stond voor een lastige keuze nu duidelijk werd dat het vervullen van de geheimhoudingsplicht niet samen kon gaan met de verplichting om zo goed mogelijk zorg te verlenen.19 Het College heeft begrip voor het uiteindelijke handelen van de arts, welke de zorgplicht voor het kind zwaarder heeft laten wegen, maar vindt het jammer dat de arts niet meer haar best heeft gedaan om toestemming te verkrijgen.20 7.
Zoeken naar de balans
Het is de vraag hoe ver de arts dient te gaan om toestemming te verkrijgen. Ouders zijn gewoonlijk minder goed in staat te bepalen welke informatie relevant is voor een nieuwe huisarts. Gaat het om het eigen dossier van de patiënt, dan kan men stellen dat het overdragen hiervan voornamelijk in zijn/haar eigen belang is en dat deze verantwoordelijkheid bij de patiënt rust. Wanneer ouders moeten beslissen over het 18 Broersen & van der Meer 2014, p. 2224. 19 Broersen & van der Meer 2014, p. 2224.
20 Broersen & van der Meer 2014, p. 2224.
5
dossier van hun minderjarige kind wordt het echter een andere kwestie. Volgens artikel 1:247 BW hebben ouders een zorgplicht jegens het kind. Uit lid 2 volgt dat onder verzorging ook wordt verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn (mijn cursivering). Dat neemt niet weg dat ouders in sommige gevallen deze verantwoordelijkheid wel voelen, maar desondanks een beslissing nemen waar de huisarts het niet mee eens is. De nieuwe arts is niet op de hoogte van de medische voorgeschiedenis en zal om het dossier verzoeken. Dat deze nieuwe arts wellicht minder urgentie voelt, is te verklaren doordat enkel de oude arts op de hoogte is van de eventuele consequenties van het ontbreken van informatie bij de nieuwe arts. In mijn opinie is elk dossier van elk kind relevant, ook wanneer dit dossier blanco is. Bepleit kan worden ouders geen beslissingsbevoegdheid te geven inzake de overdracht van het dossier van hun minderjarige kind aan een nieuwe arts. Juist bij een weigering lijkt het mij belangrijk dat de arts alert is. Een belangenafweging bij een conflict van plichten wordt vermeden als de zorg voor het dossier van een minderjarige onder de twaalf en de overdracht daarvan de taak en verantwoordelijkheid van de arts zou zijn. Het is wenselijk dat het medisch dossier zich daar bevindt waar de zorg wordt verleend. Vraag is of het al dan niet mogelijk moet zijn dat ouders zichzelf én hun kinderen bij een nieuwe huisarts inschrijven zonder dossier(overdracht). Het hebben van meerdere dossiers bij verschillende huisartsen kan immers nadelige gevolgen hebben voor de continuïteit van de zorg. Coördinatie en continuïteit zijn kernwaarden binnen de huisartsenzorg.21 De praktijk leert dat het desondanks wel eens voorkomt dat patiënten zich inschrijven bij een nieuwe arts zonder dossier. Een patiënt kan hiervoor verschillende redenen hebben. De patiënt kan het bijvoorbeeld simpelweg vergeten zijn of bewust met een schone lei willen beginnen. Het is dan de vraag hoe patiëntenrechten zich verhouden tot rechten van de arts. Een arts heeft namelijk medewerking van de patiënt nodig om tot een goede uitoefening van de werkzaamheden te komen. Hoewel geheimhouding van groot belang is in hulpverleningssituaties om de patiënt de mogelijkheid te geven zich vrijelijk tot een hulpverlener te wenden, is informatieverstrekking van even groot belang. Zonder adequate informatieverstrekking is goede hulpverlening niet mogelijk.22 Artsen moeten in staat worden gesteld hun werk op een goede manier te kunnen doen en in veel gevallen is informatie daarvoor essentieel. Een arts kan echter niet zonder meer besluiten geen behandelingsovereenkomst met een patiënt aan te gaan.23 Dat kan slechts in bepaalde gevallen en onder strikte voorwaarden. Deze voorwaarden worden in drie groepen ondergebracht: • De professionele verantwoordelijkheid weerhoudt de arts ervan een geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt aan te gaan (bijvoorbeeld onenigheid over inhoud van de te verlenen zorg of gewetensbezwaren); • Eerdere ervaringen (mijn cursivering) van de arts met de patiënt zijn aanleiding voor de arts geen behandelingsovereenkomst aan te gaan vanwege het ontbreken van (voldoende) vertrouwensbasis; • De arts heeft een aanmerkelijk belang bij het niet aangaan van de behandelingsovereenkomst, en wel een groter belang dan het belang van de 21 NHG 2012, p. 15.
22 Duijst 2009, p. 97. 23 KNMG 2005, p. 5.
6
patiënt bij het aangaan van de overeenkomst (hierbij gaat het voornamelijk om organisatorische redenen).24 De weigering van dossieroverdracht lijkt echter niet direct onder één van de bovengenoemde groepen te vallen. Bovendien zorgt de weigering van een behandelingsovereenkomst niet vanzelfsprekend voor een oplossing van het probleem, aangezien ouders er ook voor kunnen kiezen zich helemaal niet bij een huisarts in te schrijven. Wel acht ik aannemelijk dat ouders eerder geneigd zijn toestemming te verlenen voor dossieroverdracht indien de voorwaarde van overdracht aan de inschrijving bij een huisarts verbonden zou worden. In de praktijk moet gezocht worden naar een evenwicht tussen geheimhouding en informatieverstrekking. Leidend bij het nemen van beslissingen omtrent informatieverstrekking is de toestemming van de patiënt of zijn vertegenwoordiger.25 Bij alle beslissingen over informatieverstrekking en geheimhouding moet het belang van de patiënt voorop staan.26 Bruning stelt in haar artikel dat het valt te waarderen dat artsen soms hun nek willen uitsteken in het belang van het kind als ouders weigeren tot medewerking. 27 Bij deze uitspraak sluit ik mij geheel aan. Momenteel lijkt onduidelijk wie bij het wisselen van huisarts de verantwoordelijkheid draagt voor het kind. Het zou fijn zijn als artsen in dergelijke situaties meer houvast hebben dan het ‘conflict van plichten’ waar zij in eerste instantie zelf aan dienen te toetsen. Het ontbreken van duidelijke handvatten leidt tot onzekerheid en mogelijke terughoudendheid. Volgens Bruning is ouderlijke autonomie van oudsher de kern van het familie-‐ en jeugdrecht maar vormt ‘het belang van het kind’ steeds vaker de toverformule die het beginsel van ouderlijke autonomie aan ‘gezag’ heeft ingeboet.28 Bij vermoedens van kindermishandeling of seksueel misbruik bestaat inmiddels een wettelijk meldrecht. Voor deze situaties bestaan duidelijke richtlijnen waar artsen op kunnen terugvallen waardoor zij beschermd worden tegen eventuele tuchtvonnissen. Het familie-‐ en jeugdrecht stelt het belang van het kind voorop. Ook in het gezondheidsrecht zien we een duidelijke tendens in deze richting. Zo werd hier door de KNMG in 2013 op geanticipeerd met behulp van haar ‘visie versterking van medische zorg aan jeugdigen’. 29 Een van de door de KNMG genoemde knelpunten is ‘onvoldoende communicatie en overdracht’. 30 Een huisarts moet ook kunnen opkomen voor minderjarige kinderen zonder dat bovengenoemd vermoeden speelt. Het is daarom nastrevenswaardig dat de regelgeving omtrent dossieroverdracht het belang van het kind voorop stelt.
24 KNMG 2005, p. 5. 25 Duijst 2009, p. 97. 26 Duijst 2009, p. 97.
27 Bruning 2013, p. 121. 28 Bruning 2013, p. 107. 29 KNMG 2013, p. 29. 30 KNMG 2013, p. 29.
7
7
Tot besluit
In bovenstaande zaak heeft de huisarts het conflict van plichten naar mijn mening op een elegante wijze opgelost. Verondersteld kan worden dat zij heeft gehandeld met de beste bedoelingen, zonder er zelf voordeel uit te kunnen halen. Sterker nog, het heeft de huisarts waarschijnlijk juist extra tijd, moeite en stress opgeleverd. De huisarts heeft in dit geval, na een zorgvuldige afweging, slechts summiere informatie doorgespeeld. Evenals het College ben ik van mening dat deze arts proportioneel heeft gehandeld en eventuele waardeoordelen achterwege heeft gelaten. Resumerend dient een arts, in het geval van conflict van plichten, een belangenafweging te maken. Het hangt af van de individuele omstandigheden van het geval of de arts zijn zorgplicht zwaarder moet laten wegen dan de geheimhoudingsplicht. De huisarts in kwestie zal een volgende keer, in vergelijkbare situaties, wellicht (nog) terughoudender zijn omdat er geen duidelijke regelgeving bestaat. Belangenafweging kan echter worden vermeden door niet de ouders, maar de arts te laten beslissen over dossieroverdracht van een minderjarige. Daarnaast zou het besproken probleem wellicht getackeld kunnen worden door inschrijving bij een huisarts niet mogelijk te laten zijn zonder dossier. Met de zeer recente invoering van de nieuwe Jeugdwet in januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen. De achterliggende gedachte van de decentralisatie van overheidstaken betreft onder andere het bevorderen van de zelfredzaamheid van de burger.31 Er wordt meer beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid voor de gezondheid van de patiënt.32 In het kader van beslissingen omtrent het dossier van kinderen lijkt de continuïteit van zorg en de hierbij noodzakelijke beschikking over een volledig medisch dossier nog onderbelicht te zijn gebleven. Dit terwijl de verantwoordelijkheid van huisartsen wat betreft de dossierplicht sinds jaar en dag veel aandacht krijgt. Deze bestaande aandacht in de huisartsenzorg voor de volledigheid en juistheid van het dossier staat nog in contrast met de huidige regelgeving. De samenleving verandert. Als we met z’n allen meer belang hechten aan openheid, veiligheid en meer controle, dan zullen de grenzen van het beroepsgeheim onder druk komen te staan. 33 De hulpverlener moet het evenwicht bewaken. 34 Deze huisarts heeft de zorgplicht voor het kind boven de geheimhoudingsplicht gesteld. Dit verdient in mijn ogen, naast een afwijzing van de klacht, meer waardering. 31 Buijsen 2014, p. 443. 32 Buijsen 2014, p. 443.
33 Jansen & Knapen 2012, p. 5. 34 Jansen & Knapen 2012, p. 5.
8
LITERATUURLIJST
Literatuur
Duijst 2009 W.L.J.M. Duijst, Praktijkboek beroepsgeheim en informatieverstrekking in de zorg, Maklu Apeldoorn-‐Antwerpen 2009. Jansen & Knapen 2012 H. Jansen en M. Knapen, Over de grenzen van het medisch beroepsgeheim, Dilemma’s rond privacy en vertrouwen in de zorg, Uitgeverij Pepijn Eindhoven en Celsus juridische uitgeverij Tilburg 2012. Artikelen Buijsen 2014 Prof.dr.mr. M.A.J.M. Buijsen, De Jeugdwet, Jeugdzorg voortaan in handen van gemeenten, Ars Aequi juni 2014, p. 443-‐451. Broersen & Van der Meer 2014 S. Broersen & H. Van der Meer, ‘Ouders willen geen dossieroverdracht’, Medisch Contact, 6 november 2014, p. 2224-‐2227. Bruning 2013 Prof.mr.drs. M.R. Bruning, Zorg om het kind. Bescherming van minderjarigen en gezondheidsrecht, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2013 (37)2, p. 102-‐122. Richtlijnen & Rapporten KNMG 2005 KNMG, Niet-‐aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, Utrecht 2005. KNMG 2008 KNMG, Advies voor overdracht patiëntendossier bij verandering van huisarts, een actualisering, Utrecht 2008. KNMG 2010 KNMG, Omgaan met medische gegevens, Utrecht 2010. KNMG 2013 KNMG-‐visie, Versterking medisch zorg aan jeugdigen, Utrecht juni 2013. LHV & NHG 2012 De Landelijke Huisartsen Vereniging & het Nederlands Huisartsen Genootschap, Toekomstvisie huisartsenzorg, Modernisering naar menselijke maat, huisartsenzorg 2022, Utrecht 2012.
9