08/166 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM
Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 juni 2008 binnengekomen klacht van:
A, wonende te B, k l a g e r,
tegen
C, bedrijfsarts, wonende te D, werkzaam te E, v e r w e e r d e r.
1. Het verloop van de procedure. Het college heeft kennisgenomen van: -
het klaagschrift;
-
het antwoord, met de bijlagen;
-
de repliek;
-
de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
-
de pleitnotities van mr. drs. D.W.M. Weesie, door hem, namens klager, overgelegd ter terechtzitting.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare terechtzitting van 14 april 2009 behandeld. Partijen waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door mr. dr. E.W.J. Ebben, juridisch adviseur te Castricum, en verweerder door mr. drs. D.W.M. Weesie, bedrijfsarts en medisch-juridisch adviseur.
1
08/166 2. De feiten. Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan: Klager is werkzaam geweest bij F als ‘res. sales agent’ gedurende 32 uur per week. Vanaf 5 oktober 2005 tot 30 oktober 2007 heeft klager zijn werk gestaakt wegens spanningsklachten, sinusitis, hypertensie, colitis ulcerosa, ‘depressie’ en slaapstoornissen. Een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering is toen afgewezen.
Klager heeft vervolgens op advies van het Uwv zijn werkzaamheden teruggebracht naar 24 uur per week in een vast rooster van vier dagen per week van zes uur. Op 13 mei 2008 heeft klager zijn werk weer gestaakt wegens psychische klachten. Op verzoek van de werkgever is op die dag telefonisch contact opgenomen met klager door een triagiste van G. Tijdens dat gesprek heeft klager medegedeeld dat hij last had van hoge bloeddruk en slecht sliep en niet meer kon genieten. Naar aanleiding van dit gesprek is de triagiste tot de volgende conclusie gekomen: ‘Betrokkene is uitgevallen met psychische klachten na aanleiding van zijn werk. Op 2905-2008 heeft betrokkene een afspraak met een psychiater. Volgens betrokkene wordt hij ontslagen. De bejegening van manager is betrokkene niet over te spreken. Wil niet terug naar zijn werk, ziet het niet meer zitten. Heeft geen contact meer gehad met zijn leidinggevende. Is zeer emotioneel tijdens het gesprek. Ik heb geen werkhervattingsdatum met betrokkene kunnen bespreken, zo spoedig mogelijk laten beoordelen door de bedrijfsarts.’ Aan de werkgever heeft zij die dag gemeld: ‘Betrokkene is momenteel verminderd belastbaar en daardoor beperkt in concentratie en geheugen. De ziekmelding zal worden voorgelegd aan de bedrijfsarts. Uiteraard houden we u op de hoogte van de voortgang.’
De werkgever heeft vervolgens een brief gezonden aan verweerder, die werkzaam is als bedrijfsarts bij G, waarin onder meer is medegedeeld dat in maart 2008 een gesprek met klager is gevoerd waar aan klager is gevraagd erover na te denken of hij wel bij dit bedrijf wil blijven of dat hij hulp wil om iets anders te gaan doen, gezien de vele fouten in zijn werk. Klager heeft daarop volgens de werkgever geantwoord dat hij zijn werk goed doet en zijn targets haalt. De brief van de werkgever eindigt als volgt:
2
08/166 ‘Hij heeft ook van ons weer een brief gekregen waarin we zijn uitspraken weerleggen en dat we van hem verwachten dat zijn prestaties verbeteren. Van deze brief heeft hij waarschijnlijk nog meer stress gekregen…. Wij zijn erg bang dat dit weer een eindeloos verhaal wordt en willen er graag vanaf het begin bovenop zitten. Bovenstaande geeft in een notedop het hele verhaal weer. Graag horen wij van jou of hij echt ziek en arbeidsongeschikt is of dat jij vindt dat hij wel weer aan het werk kan.’
Op 30 mei 2008 heeft verweerder klager gesproken op het spreekuur. In de verslaglegging heeft verweerder, naast de mededeling van klager dat hij depressief is en de voorgeschiedenis, het volgende vermeld: ‘Vraag aan wn waarom ook erop gestaan door te kunnen gaan bij wg geeft hij aan niet in goede conditie te zijn geweest om elders werk te zoeken en ook de beperking van zijn Nederlands als minpunt te zien. Toen een kans om via WW te vertrekken maar koos voor terugkeer in spanninggevende situatie die het werk blijkbaar eigen is. Voelt zich op werk niet welkom en onder druk staan. Verder problemen met eega en dochtertje. Is afgelopen week van vacantie weggeweest en heeft tijdens verblijf in Frankrijk een huisarts H in I bezocht. Gisteren bij J K (..) R/ Prozac en Melatonine. Wn uitleg gegeven dat het primair voor mij spanning zijn in werkconflict wat hij geheel bij wg lijkt te leggen. Wn geeft aan dat hij zich op psychische redenen ao acht en wil dan een deskundigen oordeel bij Uwv laten uitvoeren. Indien hij dan al door Uwv ao zou worden bevonden is er sprake van voortzetting van klachten als eind 2007 en moet toekenning WIA volgen. Wn vraagt ba welk advies hij hem wil geven: wn gemeld dat zijn arbeidsrelatie weinig toekomst kent en hij voor zichzelf er goed aan doet deze arbeidsrelatie in overleg met zijn advocaat te beëindigen anderzijds kan hij indien de wg aan geen ziekte vasthoud het Uwv om een desk. oordeel verzoeken.’
Na het gesprek heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met psychiater K, die heeft medegedeeld dat sprake is van een verergering van de situatie in verband met het probleem met de werkgever. Verweerder heeft op 30 mei 2008 het volgende schriftelijk aan de werkgever gemeld: ‘Betrokkene wordt niet arbeidsongeschikt geacht door ziekte of gebrek. Wel is duidelijk dat er in de arbeidsrelatie spanningen zijn welke goed functioneren bemoeilijken. Ik adviseer u deze problemen met hem op te lossen.’
3
08/166 Op 13 juni 2008 heeft klager een gesprek gevoerd met zijn werkgever. De volgende dag is klager in het kader van crisisopvang opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis L te B. Op 20 juni 2008 heeft verweerder nog het volgende aan de werkgever geschreven: ‘Uit informatie blijkt dat A thans is opgenomen voor behandeling. Ik wil u erop wijzen dat betrokkene recent ruim twee jaar arbeidsongeschikt is geweest met o.a. dezelfde soort klachten. Ik adviseer u contact op te nemen met het Uwv teneinde van hen te vernemen op welke wijze de arbeidsongeschiktheidsuitkering kan worden verkregen. Het is namelijk de werknemer die normaal hiertoe het initiatief moet nemen. Betrokkene wordt door zijn opname thans volledig arbeidsongeschikt geacht.’
3. Het standpunt van klager en de klacht. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder: Onzorgvuldig en onjuist heeft gehandeld door klager op 30 mei 2008 weer volledig geschikt te achten om zijn werk te hervatten. Daarbij heeft klager erop gewezen dat verweerder de aard en de ernst van de klachten niet heeft onderzocht. Voorts stelt klager dat verweerder de beslissing over de arbeidsgeschiktheid niet heeft gemotiveerd en niet schriftelijk heeft bevestigd. Ten slotte heeft klager opgemerkt dat verweerder zowel zijn onpartijdigheid als arts als de belangen van klager uit het oog heeft verloren door aan klager te adviseren de arbeidsrelatie in overleg te beëindigen.
4. Het standpunt van verweerder. Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college. Het college stelt voorop dat de beoordeling van de geschiktheid voor het eigen werk door een bedrijfsarts, in gevallen als het onderhavige waarin tevens sprake is van een (dreigend) arbeidsconflict, een ingewikkelde taak is waarbij in de diagnostiek rekening moet worden gehouden met enerzijds de medische beperkingen en anderzijds het (dreigende) arbeidsconflict. Dit vereist in het algemeen een zorgvuldige beoordeling door de bedrijfsarts, waarbij hij zijn onafhankelijkheid ten opzichte van beide partijen in het dreigende arbeidsconflict dient te bewaken.
4
08/166 Het college is van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van klager op 30 mei 2008 de benodigde zorgvuldigheid niet dan wel onvoldoende in acht heeft genomen. Uit het verslag van het onderzoek blijkt immers niet van enig gericht medisch onderzoek naar eventuele beperkingen van klager en ter zitting heeft verweerder desgevraagd ook verklaard dat hij geen verder onderzoek heeft verricht. Verweerder is aldus niet toegekomen aan een diagnose en aan een inschatting van de daaruit voortvloeiende beperkingen van klager. Het college acht dit te meer onzorgvuldig nu het verweerder bekend was dat klager betrekkelijk kort voor zijn ziekmelding in mei 2008 gedurende ruim twee jaar arbeidsongeschikt was geweest wegens met name psychische klachten. Verder waren er aanwijzingen dat de psychische draagkracht van klager sindsdien kennelijk beperkt was, gelet op het feit dat hij – mogelijk op advies van het Uwv – al minder uren per week was gaan werken. Onder deze omstandigheden was een gericht onderzoek naar psychische draagkracht van klager aangewezen.
Het college is voorts van oordeel dat verweerder zich onvoldoende bewust is geweest van de cruciale rol die zijn advies met betrekking tot de arbeidsgeschiktheid van klager zou kunnen spelen in een situatie, als de onderhavige, waarin sprake is van een (beginnend c.q. dreigend) arbeidsconflict en daardoor in ieder geval onvoldoende aandacht heeft gehad voor de belangen van klager. Ingevolge de binnen de beroepsgroep gehanteerde STECR-werkwijzer, wordt immers geadviseerd om juist in gevallen waarin wellicht sprake is van een beginnend arbeidsconflict en geen medische beperkingen zijn vastgesteld te komen tot interventie en begeleiding om te voorkomen dat een arbeidsconflict escaleert. Verweerder heeft zich niet actief opgesteld om de bedoelde interventie en begeleiding te realiseren, terwijl hij blijkens zijn brief aan de werkgever de situatie van klager kennelijk wel zodanig inschatte dat het goed functioneren van klager op dat moment in ieder geval niet mogelijk was, voordat de problemen in de arbeidsrelatie opgelost zouden zijn. Aldus heeft verweerder de belangen van de werkgever zwaarder laten wegen dan die van klager.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.
De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. 5
08/166
6. De beslissing. Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Aldus gewezen op 14 april 2009 door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, P.G.J. Koch en P.A.M. Beker, leden-arts, mr. M. Bleeker-Hemmes, secretaris, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 juni 2009 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
T.L. de Vries, voorzitter
M. Bleeker-Hemmes, secretaris
Voor mededelingen omtrent hoger beroep zie aangehecht blad.
6