HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER, IN HET ALGEMEEN EN TEN OPZICHTE VAN DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS IN HET BIJZONDER Paul LEMMENS Hoogleraar K.U.Leuven'
/. ERKENNING VAN HET RECHT OP EERBIEDIGING VAN HET PRIVÉ-LEVEN ALS EEN POSITIEF RECHT 1. Bij grondwetswijziging van 3 i januari 1994 werd het recht op eerbiediging van het privé-leven in de Grondwet ingeschreven. Het wordt thans gewaarborgd bij artikel 22 van de op 17 februari 1994 gecoördineerde Grondwet. Dat dit recht een grondwettelijke erkenning gekregen heeft, lag in de lijn der verwachtingen. Voordien immers werden talrijke deelaspecten van het privé-leven reeds door grondwettelijke en wettelijke bepalingen beschermd. 2 Uit die gefragmenteerde wetgeving kon trouwens een algemeen beginsel betreffende de eerbiediging van hel privé-leven worden afgeleid."' Het tot voor kort ontbreken van een geschreven imernrechtelijke regel met algemene strekking bracht in de praktijk met zich dat de juridische bescherming van het privéleven voor een groot deel steunde op de toepassing van beginselen vervat in de internationale verdragen over de rechten van de mens. in het bijzonder artikel 8 van
' Dat deze bijdrage handelt over het recht op eerbiediging van hel privé-leven. is geen toeval. De eerste noot die de auteur destijds voor publicatie bij het Rechtskundig Weekblad indiende, handelde over de verplichting om de veiligheidsgordel te dragen, getoetst aan het genoemde reeht. Prompt hij een zeer aanmoedigend en hartelijk schrijven ontving van redactielid Vandeplas. met tal van suggesties en commentaren op de teksi. De daaruit ontstane briefwisseling heeft de basis gelegd voor de latere vriendschappelijke banden, waarvan deze bijdrage blijk wil geven. :
Een aantal van die bepalingen beslaan reeds lang. Rdpl.. o.m.. RLTSAKRT. J.. "Le système jurisprudentiel du droit au respeel de la vie privée". 7.7'.. 1973. (489). p. 489. nr. 3: Vm.u. J.. "Le droit au respeel de la vie privée et ses l i m i t a t i o n s en droit belge". Rapports helges au IXc Congrès de l'Académie internationale de droit campa ré, Brussel. 1977. (4l 7), 421 -436; MATTHVS. J.. Privacy, Mal. Kun. ,-Uw/.. Kl. Lett.. XL. 1978. nr. 5. pp. 6-31. Rdpl., i.v.m. de erkenning van een algemeen rechtsbeginsel beireffende "het verbod van dwanguiloefeniiig tegen de persoon en van het binnendringen in het gebied van de persoonlijkheid". Cass., 7 maart 1975. met noot K.KINGS. E., Air. Cc/.v.v.. 1975. 764.
313
Hl:T K I X ' I I T Ol' 1)H h H K U I K D I G I N C . VAN Ui; I'I-KSOONUJKF. l.i;VI ; NSSI : ŒK
liet Europees Verdrag over de rechten van de mens (hierna: E V R M ) en artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: I V B P R ) . Die verdragen erkennen in hoofde van de rechtssubjecten eveneens een recht op eerbiediging van het privé-leven. In deze bijdrage wordt gepoogd een summier overzicht te geven van liet door dit grondrecht in het algemeen bestreken domein. Daarna wordt gewezen op de bijzondere beschermingsmechanismen in het Belgisch recht l.o.v. de verwerking van persoonsgegevens.
//. HET DOMEIN VAN HET P RIVE-LEV EN § 1. De persoonlijke levenssfeer in het algemeen 2. Het begrip "privé-leven" wordt door geen wets- of verdragsbepaling gedefinieerd. 4 In recente arresten heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat het niet mogelijk en niet noodzakelijk is om op u i t p u t t e n d e wijze het begrip te definiëren."Toch heeft het Hof te kennen gegeven dat het privé-leven uit ( m i n s t e n s ? ) twee sferen bestaat: de "intieme" sfeer, waarin eenieder zijn persoonlijk leven op zijn manier kan leiden, en daarnaast een andere sfeer, waarin het i n d i v i d u relaties met z i j n gelijken kan aanknopen en ontwikkelen/' Aldus s l u i t het Hof aan bij de rechtspraak van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Volgens de Commissie waarborgt a r t i k e l 8 EVRM een domein waarbinnen eenieder de o n t w i k k e l i n g en de v e r w e z e n l i j k i n g van zijn persoonlijkheid kan nastreven: met het oog daarop put eenieder uit het recht op eerbiediging van het privé-leven (o.m.) het recht op i n t i m i t e i t , d . i . het recht om een leven te leiden dat onttrokken is aan vreemde b l i k k e n , en ook. in zekere mate. het recht om relaties met andere menselijke wezens te vestigen en te onderhouden. Uit die zeer algemene, niet-uitputtende. omschrijvingen kan afgeleid worden dat het zogenaamde privé-leven niet beperkt kan worden tot een van het publiek afgeschermde
4
Vooreen overzicht van mogelijke definities van hel begrip, /ie V'HIJ. . J.. Le droit cm respect île la vie privée. Namur. 1974. pp. 19-29. nrs. 18-27. •' Europees Hof voorde Rechten van de Mens ( h i e r n a : EH RM), ld december 1992. Niemietz. Piibl. Cour, recks A. vol. 251-B. p. 33. § 29: E H R M . 25 maart 1993. Costello-Roberts. o.e., vol.247-C. p. 60. S 36. " EHRM. 16 december 1992. Niemielz. geciteerd. I.e. 1
Zie, o.m.. Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (hierna: ECRM). besl. ontv.. 18 mei 1976. X/IJsland. 6825/74. l).R., vol.5. (86). 89: ECRM. verslag. 12 j u l i 1977, Brüggemann en Scheuten/Duitse Bondsrepubliek. 6959/75. D.R., vol. K). (100), p. 137. § 55: ECRM. besl. ontv.. l l j u l i 1980. Deklerck/Bclgië. 8307/78. D.R.. vol. 21. (l 16), p. 120. § 2.
314
Hi:r KHCIIÏ (ir nr. ur.KRii-mcMNG VAN m; I'HKSOOM.IJKI-: IJ;VI-;NSSI-I-:I : .R
"private" levenssfeer. Kennelijk houdt het privé-leven méér in. s hrvan uitgaande, zoals de Europese Commissie lijkt aan te nemen, dat het privé-leven essentieel te maken heeft met de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid van het individu, kan men het privé-leven wellicht omschrijven als een aan de persoon eigen levenssteer. 1 ' Vanzelfsprekend is de concrete inhoud van die levenssfeer, en dus ook van het privéleven. voor elk i n d i v i d u verschillend: eenieders privé-leven "is (getekend) door zijn unieke persoonlijkheid, door zijn levensproject, door zijn autonomie en door de wijze waarop hij zich in het intersubjectieve gedraagt".'" Aldus geïnterpreteerd, l i j k t de inhoud van het begrip "privé-leven" beter te worden weergegeven door de term "persoonlijke levenssfeer"." Die term is overigens, als synoniem van het begrip "privé-leven". in het Belgisch recht officieel ingevoerd bij een k o n i n k l i j k besluit van 20 april 1984, waarbij de samenstelling en de werkwijze van de vroegere "Raadgevende Commissie voorde bescherming van de persoonlijke levenssfeer" geregeld werden: thans is die b e n a m i n g o.m. terug te vinden in liet opschrift van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. 3. Om nader te bepalen welke aspecten tot het domein van de persoonlijke levenssfeer gerekend k u n n e n worden, lijkt het nuttig om daarin drie niveaus te onderscheiden: het niveau van het afgeschermd leven, het niveau van de relaties met anderen, en het n i v e a u van de zelfbeschikking. 1 2 Elk van die niveaus verdient een nader onderzoek, waarbij het n u t t i g lijkt een aantal concrete gevallen uit de (Europese) rechtspraak te vermelden. 13
' In een recent arrest overweegt het Hof' van Cassatie, ter o m s c h r i j v i n g van liet begrip "woning", dat het gaat om de plaats waar een persoon recht heelt op de eerbiediging van z i j n i n t i m i t e i t , z i j n rust en meer in het algemeen zijn privé-leven (Cass.. 23 j u n i 1993. F. Rspr.. \ 993. m'. 14. p. 7 ). De sfeer van de i n t i m i t e i t wordt dus - terecht - als m i n d e r r u i m dan die van het p r i v é - l e v e n beschouwd. 11
Vgl. \VII.LEKI:NS. H.. "Hel grondrecht op privacy, de a f b a k e n i n g van de privé-sfeer en pub l i e k e sfeer en de maatschappelijke allocatie van bestaansmiddelen", in X. Hel recht op privac\ en de sluiers van liei recht. Te^enspr. Ctili.. ?. A n t w e r p e n . 1988. ( 4 7 ) . 49.
"' GLTV, I K T I I . S.. \Vaarheidsaanspraken in recht en wetenschap, Brüssel-Antwerpen. 1993. 657. 11
DEBEUCKELAERE. W.. "De juridische mechanismen m.b.t. de persoonlijke levenssfeer", in X. Hei recht op privacv en de sluiers van hel recht, geciteerd in de vorige noot. ( l l ). p. 18. nr. l. Zie anderzijds vooreen k r i t i e k op de "verwarring" tussen het (enge) privé-leven en de ( r u i m e ) persoonlijke levenssfeer. GUI.DI.X, E.. De persoonlijkheidsrechten, de persoonlijke levenssfeer en het privéleven in luin onderling verband, proefschrift. V.U.B.. 1986. gestencilde uitg.. I. pp. 382-386. nrs. 767-774. ' : Deze indeling wijkt af van die welkedestellerclex.es eerder voorgesteld heeft (zie "Het recht op eerbiediging van hel privé-leven". Privacv in de administratiefrechtelijke praktijk, (LIGA VOOR MENSENRECHTEN, ed.). Gent. 1989. (9). pp. 10-1 l, nr. 3). De nieuwe indeling houdl meer rekening mei de recenie rechtspraak van het Europees Hof. Voor recente, meer algemene overzichten van de problematiek, zie GI.LDIX. E., o.e.. 3 t-
315
-
Hin KI;CMT oc ni: i:Hi
$ 2. De onderscheiden niveaus van de persoonlijke levenssfeer A. Het van het publiek afgezonderd leven 4. Hel eerste niveau van de persoonlijke levenssfeer is dat van het "private" leven, in de enge zin. Op dit vlak geldt in beginsel het recht van het i n d i v i d u om zelf te bepalen op welke wijze en in welke mate inlichtingen over hem medegedeeld worden aan anderen, o.m. de overheid. 1 4 Het recht op eerbiediging van het privé-leven betekent hier dus essentieel, naar de bekende omschrijving van de Amerikaanse rechter Cooley. "the right to be let alone". 1 " 1 In de Franse rechtsleer wordt dit aspect treffend omschreven als het recht op de geheimhouding van het privaat leven."' De moeilijkheid bestaat erin de grenzen te omschrijven van wat als "privaat" leven beschouwd mag en moet worden. Ongetwijfeld behoort hiertoe al wat bedoeld is om slechts ter kennis van de betrokkene zelf en zijn "intimi" te komen. Daarnaast is er echter ook een levenssfeer die door de buitenwereld weliswaar in zekere mate waargenomen kan worden, maar die niet bedoeld is om aan het "grote" publiek (of de overheid) geopenbaard te worden. 17 Voor beide domeinen van het "privaat" leven geldt, in mindere of meerdere mate. een recht op beslotenheid. De beschermingsomvang is mede afhankelijk van de plaats die een persoon in de samenleving inneemt. Publieke verklaringen van een politicus vallen niet onder de bescherming van het privé-leven. l s Meer in het algemeen is het privé-leven van een persoon die een openbare verantwoordelijkheid draagt, minder ruim dan dat van een persoon die zulke verantwoordelijkheid niet draagt. 1 " 5. Het geheim van het privaat leven wordt aangetast wanneer iemand van een overdreven nieuwsgierigheid ten aanzien van het doen en laten van een persoon blijk geeft.
delen: BREITE.NMOSER. S.. Der Schut: der Privalsphare gemast .4/7. S EMRK. Basel. 1986. 33251: OVIIRSTEVNS. B.. "Het recht op eerbiediging van het privé-leven". R. W.. 1988-89. 488498: DE BOHR. J.. "Art. 8 EVRM. Algemeen", Artikel 8 vein lie! Europees Verdrag lot bescherming van de rechten van de mens. Hand. NJV. 1990-1. ( l ). 26-40. '• Wr-.sTiN. A.F.. Privacy and freedom. New York. 1967. 7. '" COOI.EY. Th.. Treatise on torts. 2de iiitg.. 1888. 29. geciteerd door WARREN. S.D. en B R A N D EIS. L.D.. "The right 10 privacy". H a mi rel L. Re\:. 1890-91.1193). 195. "' Zie. o.m.. MARTIN. L.. "Le secret de la vie privée". Rev. Trim. Dr. Civ.. 1959. 227-256: KAYSI-;K. P.. La protection Je la vie privée. I, Protection du secret de la vie privée. Paris. I 984. 1
R d p l . VANDENBERCHE, H.. "Bescherming van het privé-leven en recht op i n f o r m a t i e via de massamedia", R.\V.. 1969-70. (1457). kol. 1462-1463. n r. 5. met verwij/in» naar het in de Duitse rechtsleer gemaakte onderscheid lussen "Gelieimsphäre" resp. "Privatsphäre". Zie ook Gu.uix. E., o.e.. 11. p. 423. n r. 832. !s
E H R M . 8 j u l i 1986. Lingens. o.e., vol. 103. p. 25. § 38.
''' KRINC;S. E.. "Allocution de clôture". Ann. Dr. Lv.. I 984. (427;. 429.
316
Hirr KiTCMT or ni: i:i:KBii:ni(.iM; VAN nr, IM-KSOONUJKIÏ U:VI-:NSSR:.I-:K
Zo stelde de Nederlandse Hoge Raad enige jaren geleden vast dal het bespieden van een vrou\v. om na te gaan of' /.ij een alleenstaande moeder dan wel een met een man samenlevende vrouw was, een i n m e n g i n g 'm het rceht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer uitmaakte. Opmerkelijk is overigens dat de Hoge Raad in de betrokken zaak u i t d r u k k e l i j k overwoog dat a r t i k e l 8 EVRM ook w e r k i n g heeft tussen de burgers onderling. 2 " De "verwerking" van persoonsgegevens vormt een apart onderwerp, waarop verder wordt teruggekomen. Voorliet Europees Hof is de vraag gerezen of het afluisteren van telefoongesprekken en het doorgeven van gegevens over inkomende en uitgaande telefoonoproepen de bescherming van het privé-leven genieten. Het Hof heeft hierop een bevestigend antwoord gegeven, op grond dat telefoongesprekkken begrepen zijn in de begrippen "privé-leven" en "briefwisseling" van artikel 8 EVRM. : '
B. De relaries nier anderen 6. Zoals gezegd, erkennen het Europees Hof en de Europese Commissie uitdrukkelijk dat het vestigen en het onderhouden van betrekkingen met anderen in zekere mate k u n n e n bijdragen tot de ontwikkeling en de verwezenlijking van de persoonlijkheid van het individu, en dat het desbetreffende domein d i e n v o l g e n s tot liet "privé-leven". in de zin van artikel 8 EVRM. behoort. Vanzelfsprekend horen tot dit domein de relaties op het affectieve en het sexuele vlak. Buitenechtelijke relaties" en homosexuele verhoudingen 23 zijn hiervan niet ingesloten. Omgekeerd valt onder de bescherming van het privé-leven de optie om niet tot een bepaalde verhouding gedwongen te worden: in die zin heeft de ontkenning van vaderschap met het privé-leven van de beweerde vader te maken. 2 4 De contacten hoeven niet noodzakelijk nauw verbonden te zijn met de sfeer van de i n t i m i t e i t . Zo heeft de Commissie meermaals erkend dat ook contacten tussen een gedetineerde en zijn medegevangenen tot het domein van het privé-leven behoren.2?
:
" H.R.. 9 j a n u a r i 1987. met concl. advocaat-generaal LÜIJTHN. J., en noot. N.J.. 1987. nr. 928: met genoemde concl. en noot VAN DER BTRC. F.H.. A.B.. 1987. nr. 23 l.
:i
EHRM. 6 september 1978. Klass. o.e., vol. 28, p. 2 l. § 41 : E H R M . 2 a u g u s t u s 1984. Malone. O.C..\Q\. 82. p. 30. § 64: EHRM. 24 april 1990. K r u s l i n . a c . . vol. 176-A. p. 20. S 26. en Huvig. o.e.. vol. 176-B. p. 52. § 25: EHRM. 15 j u n i 1992. Lüdi. o.e.. vol. 238. p. 19. § 39. ::
Cass. 15 j u n i 1982. An: CV/.v.s.. 1981-82. 1272.
23
EHRM. 22 oktober 1981, Dudgeon, o.e.. vol 45. p. 18. H l : EHRM, 26 oktober 1988. Norris. o.e., vol. 142. pp. 17-18. § 38: EHRM, 22 april 1993. Modinos. o.e., vol. 259. p. l l. § 24. :j
EHRM. 28 november 1984, Rasmussen, o.e., vol. 87. p. 13. S 33.
M
ECRM. besl. ontv.. 15 mei 1980, McFeeley e.a./Verenigd K o n i n k r i j k . 8317/78. D.R.. «•
317
Hin
K KUH'
OI' DK KKRniKrmaNG VAN DK I'KRSOONLUKK I.KVKNSSI-'KKK
Het begrip privé-levcn is zelfs /.o r u i m , aldus het Europees Hol. dal professionele of commerciële relaties daarvan niet noodzakelijk uitgesloten zijn: het is immers in hun werk dat de meeste mensen heel wat gelegenheden hebben om hun banden met de buitenwereld aan te trekken. A l d u s werden de betrekkingen tussen een advocaat en zijn cliënt geacht te behoren tot het privé-leven van de advocaat. :< ' Het moet echter in elk geval gaan om relaties met m e n s e l i j k e wezens. Aldus besliste de Commissie, naar aanleiding van een klacht over het pol (dérèglement van de stad Reykjavik, hetwelk het houden van honden verbood, dat de klager zich hiertegen niet kon beroepen op het recht op eerbiediging van zijn privé-leven. :7
C. De zelfbeschikking l. Het recht op eerbiediging van het privé-leven heeft "een evolutie doorgemaakt van een recht om alleen gelaten te worden naar een recht op autodeterminatie".28 Het privé-leven lijkt thans inderdaad ook de sfeer te omvatten van het leven van een individu waarin dit in beginsel vrij van overheidsinmenging fundamentele opties kan nemen. :i) Een uitdrukkelijke erkenning van dit recht is tot heden nog niet terug te vinden in de rechtspraak van het Europees Hof. Wel heeft het Hof. i. v.m. een klacht over dwangmaatregelen tegen een geesteszieke, vastgesteld dat artikel 8 EVRM niet geschonden was. gelet op het feit dat de betrokkene volkomen onbekwaam was om voor zichzelf beslissingen te nemen:'" a contrario kan hieruit wellicht een impliciete erk e n n i n g van een recht op zelfbeschikking afgeleid worden. Bovendien doet de rechtspraak, zowel van het Hof als van de Commissie, blijken van meerdere toepassingsgevallen die wijzen in de richting van een erkenning van dat recht. Een aantal van die gevallen worden hierna genoemd. 8.
Het recht op de o n t w i k k e l i n g en de verwezenlijking van de persoonlijkheid
vol. 20. (44). p. 148. S 82: ECRM. besl. ontv.. 6 maart 1982. X/Verenigd Koninkrijk. 823 ! /78. D.R., vol. 28. (5). pp. 70-71. S 6. :
" EHRM. 16 december 1992. Niemietz, o.e., vol. 251 -B. pp. 33-34. § 29. Moet uit de leer van dit arrest afgeleid worden dal het niet lunger juist is te stellen dat sexuele relaties, voortvloeiend uit v. instbejag en beroepshalve aangegaan (prostitutie), buiten de sfeer van het privé-leven liggen i zie ECRM. besl. omv.. 10 maart 1988, F./Zwitserland. l l .680/85. D.H.. vol. 55. ( 178). 179)? : :
" ECRM. besl. ontv.. 18 mei 1976. X/IJsland. 6825/74. D.R., vol. 5. (86). 89.
' GKKI.O. J.. "Het begrip privacy voor de jurist", VI. T. Ge-. R.. 1985-86, (179), p. 180. nr. 4.
-' SHATTLCK. J.H.F.. Rictus of privacy, Skokie, 1977. 122-142. "Entièrement incapable d'autodétermination", "entirely incapable of taking decisions for himself ( E H R M , 24 september 1992, Herczegfalvy, o.e.. vol. 244. p. 26. S 86).
318
HKT KK'HT OP m; i-:i-:Knir:i>ir.iNO NAN DI: PUKSOONUJKI-:
omvat, w e l l i c h t in de eerste plaats, het recht op een (eigen) identiteit. Voor de Commissie raakt de kwestie van de toekenning van een familienaam dan ook aan het recht op eerbiediging van het privé-leven/ 1 De identiteit van een persoon bestrijkt een ruimer domein clan diens naam. Zo is reeds meermaals erkend dat de vraag van een transsexueel tot juridische e r k e n n i n g van ?,ijn feitelijk geslacht, of m.a.w. van z i j n sexuele identiteit, met het privé-leven te maken heeft." 0 Omgekeerd heeft het individu zelf in beginsel recht op de kennis van al wat zijneigen identiteit bepaalt. In die zin is bijvoorbeeld de weigering om aan een persoon gegevens betreffende diens kinderjaren ter beschikking te stellen, een inmenging in z i j n privé-leven. : ' 9. Zoals het Europees Hof voorde Rechten van de Mens u i t d r u k k e l i j k heeft overwogen, behoort de fysieke en morele integriteit van een persoon tot diens privéleven.' 4 Het Hof lijkt echter van oordeel te z i j n dat niet elke aantasting van die integriteit als een i n m e n g i n g in het recht op eerbiediging van het privé-leven beschouwd kan worden: opdat dit het geval zou zijn. zou de aantasting een zekere ernst moeten vertonen. Aldus besliste het Hof dat een als onbelangrijk beschouwde lijfstraf op school, mede gelet op de onvermijdelijke beperkingen die het schoolbezoek met zich brengt, niet viel onder het verbod van artikel 8 EVRM. 35 Vóór dit arrest besliste de Europese Commissie dat een medische ingreep tegen de wil van de betrokkene, hoe onbeduidend ook. beschouwd moest worden als een i n m e n g i n g in het recht op eerbiediging van het privé-leven. Dit gold bijvoorbeeld vooreen verplichte bloedproef'en vooreen verplichte tubercul i neproef.-' 7 Hetzelfde werd overigens reeds gezegd van de verplichting een medisch onderzoek te onder-
:
' ECRM. verslag. 21 oktober 1992. Burghartz en Schnydcr Biirghartz/Zwitserland, I 6 . 2 I 3 / 90. SS 4 1 - 5 1 . onuitg. Deze zaak is thans aanhangig bij het Europees Hof'. ;:
EHRM. 17 oktober 1986. Rees. o.e.. vol. 106. p. 14. S 35: E H R M . 27 september 1990. Cossey. o.e.. vol. 184. p. 15. § 36: EHRM. 27 februari 1992. B . / F r a n k r i j k . o.e., vol. 232-C. p. 47, S 44. '' Aldus. i.v.m. de weigering van de overheid om gegevens o v e r de opeenvolgende pleeggez i n n e n aan de betrokkene mede te delen, EHRM, 7 j u l i 1989. Gaskin. o.e.. vol. 160. p. 15. SS 36-37. :j
EHRM. 26 maart 1985. X en Y/Nederland. o.e.. vol. 91. p. l 1. S 22.
:<
E H R M . 25 maan 1993, Costello-Roberts. o.e., vol. 247-C. pp. 60-61. S 36.
'"' ECRM. besl. ontv.. 4 december 1978. X/Nederland. 8239/78. D.H.. vol. 16. ( 1 8 4 ) . 186: ECRM. besl. omv.. 13 december 1979. X/Oostenrijk, 8278/78. D.R., vol. 1 8 . ( 1 5 4 ) . p . 159. S3. '(> ECRM. besl. ontv.. K) december 1984, A c m a n n e e.a./Belgié. 10.435/83. O.K.. vol. 40. ( 2 5 1 ) . p. 253. S 1.
319
Hin' ui-rirr or m; I-:I-:KHII;DIC;INC; VAN DI. I'F.KSOONI.IJKI; I.I-;VI-N.S.SI : I : .I:R
gaan.-"* Wellicht moet die rechtspraak thans genuanceerd worden, in die zin dat met de ernst van de ingreep ot' van het onderzoek rekening gehouden moet worden. De morele integriteit behoort evenzeer tot het privé-leven, doch wordt bovendien specifiek beschermd door de bepalingen in verband mei de vrijheid van mening, gedachte, geweten en godsdienst. In het kader van deze bijdrage behoeft hierop niet nader ingegaan te worden. 10. Tot het domein van het privé-leven behoort verder het u i t i n g geven aan z i j n persoonlijkheid. Op dit vlak k u n n e n vanzelfsprekend tal van betwistingen rijzen. Zo moest de Europese Commissie kennis nemen van de klacht van een \\ederopgeroepen d i e n s t p l i c h t i g e , gericht o.m. tegen de verplichting om het haar zó te k n i p p e n dat het de kraag niet raakte. De Commissie leek te erkennen dat hier sprake was van een i n m e n g i n g in het recht op eerbiediging van het privé-leven.-'" In dezelfde sfeer liggen een aantal beslissingen i.v.m. de verplichting om een u n i form te dragen. Waar het ging om gevangenisuniformen, had de Commissie er geen moeite mee om een - verantwoorde - inmenging in het recht op eerbiediging van het p r i v é - l e v e n vast te stellen. 4 0 Anders was het gesteld met de verplichting voor schoolgaande k i n d e r e n om een schooluniform te dragen: volgens de Commissie had zulk uniform n i e t s denigrerends en was de verplichting niet voldoende ernstig opdat zij als een zodanige inmenging beschouwd kon worden. 41 Verrassend is een beslissing van de Commissie in een zaak over het verbod vooreen hoteluitbater, o n d e r d e vroegere Belgische wet-Yandervelde. om in z i j n privé-vertrekken alcoholische dranken te houden. Na eraan herinnerd te hebben dat het privéleven een domein bestrijkt waarin het i n d i v i d u zijn persoonlijkheid vrij kan ontwikkelen en v e r w e z e n l i j k e n , besliste de Commissie dat het bedoelde verbod een inmenging in het privé-leven van de verzoeker uitmaakte.~- Wellicht heeft de Commissie hier. zij het i m p l i c i e t , in feite belang gehecht aan de omstandigheid dat de maatregel het eedrae b i n n e n de beslotenheid van de eisen w o n i n s reguleerde.43
•'" ECRM. besl. ontv., 7 mei 198 l. X/Duilse B o n d s r e p u b l i e k . 8334/78. O.K.. vol. 24. ( 1 0 3 ) . p. 109. S 2. a. '"' ECRM. besl. ontv.. l maart 1979. Sutter/Zwitserland. 8209/78. D.R.. vol. 16. l 166). p. 168. S I. J " ECRM. bc si. ontv.. 15 mei 1980. McFceley e.a./Yereni-d K o n i n k r i j k . 8317/78. D.K.. vol. 20. (44). p. 148. S 83: ECRM. bcsl. ontv.. 6 maan 1982. X/Verenigd K o n i n k r i j k . 8231/78. D.R., vol. 28. (5;. 64. 41
ECRM. besl. ontv.. 3 maart 1986. Stevens/Verenigd K o n i n k r i j k . I 1.674/85. D.R., vol. 46. (245). p. 249. S 1.
4:
->
ECRM. besl. ontv., l l j u l i 1980. Deklerck/België. 8307/78. D.R., vol. 21. M 1 6 ) . p. 120. S
41
Zie Dosv.ALD-BiLCK. L.. "The meaning of the 'right to respect for private life" under the European Convention on H u m a n Rights". H.R.L.J.. 1983. (283). 298.
320
HI;T KT.CIIT OP PI- nuRnmmoiNc; VAN DI-: PERSOONLIJKE LEVENSSFEER
11. Hot domein van de autonome bepaling van de eigen levenswijze heeft uiteraard /.ijn grenzen. Zoals de Europese Commissie onderstreept, kan niet elke maatregel die gevolgen heeft op de mogelijkheid voor het i n d i v i d u om zijn persoonlijkheid te ontwikkelen, beschouwd worden als een inmenging in het privé-leven. 4 " 1 Een eerste begrenzing werd reeds vermeld. Niet elke beperking aan de vrijheid om zelf beslissingen te nemen, kan in verband met het privé-leven gebracht worden. De beperking dient een zekere mate van zwaarwichtigheid te vertonen. De begrenzing van het domein van het privé-leven heeft verder te maken met de mate waarin het individu t.a.v. een bepaalde gedraging in redelijkheid een autonome beslissingsmacht kan opeisen. Wanneer het individu activiteiten uitoefent, die hem noodzakelijk in contact brengen met het openbaar leven of met beschermde belangen van anderen, kan het zijn dat hij de autonome beslissingsmacht over zijn daden verliest, waardoor dat aspect van zijn leven ook niet meer tot zijn privé-leven behoort. " ? Een toepassing van dit beginsel werd gemaakt in een zaak waarin twee vrouwen klaagden over de wettelijke beperkingen aan hun recht om een zwangerschap te onderbreken. Volgens de Commissie waren de zwangerschap en de onderbreking ervan geen zaak van de moeder alléén, maar was het privé-leven van de moeder nauw verbonden met de zich ontwikkelende foetus. Om die reden werd een wettelijke regeling van de zwangerschapsonderbreking, die abortus wél toestond in gevallen waar de zwangerschap ernstige gevolgen voor de moeder kon meebrengen, doch niet in andere gevallen, niet als een i n m e n g i n g in het privé-leven van de moeder beschouwd." h Abortus lijkt volgens die redenering een privé-aangelegenheid te zijn. in de mate dat de belangen van de moeder daarbij centraal staan, maar anderzijds op te houden tot het privé-leven van de moeder te behoren, in de mate dat de moeder geen d w i n g e n d e persoonlijke redenen kan inroepen. Die redenering g e t u i g t niet van grote helderheid. Veeleer lijkt aangenomen te moeten worden dat de zwangerschap en de zwangerschapsonderbreking in alle gevallen tot het privé-leven van de moeder behoren, en dat de beperking van de mogelijkheid tot abortus een i n m e n g i n g is. waarvan de toelaatbaarheid beoordeeld moet worden in het licht van de bij artikel 8. lid 2. EVRM toegelaten beperkingen, i.h.b. ter bescherming van "de rechten van anderen"." Een andere toepassing van het hiervóór geformuleerde beginsel maakte de Commissie met betrekking tot de verplichting om een veiligheidsgordel te dragen. Volgens
JJ
Zie. o.in.. ECRM. verslag. ] 2 j u l i 1977. Brüggemann en Scheuten/Duitse Bondsrepubliek. 6959/75. O.K.. vol. 10. (100). p. 137. § 56. 45
ECRM. geciteerd verslag, p. 138. S 56.
•"' ECRM. geciteerd verslag, pp. 138-139. SS 59-63. J7
In die zin FAWCFIT. J.E.S., afwijkende mening bij het geciteerd verslag. ( 140). pp. 1 4 0 - 1 4 1 . S l. De/.e benadering lijkt eveneens te /.ijn gevolgd door Cass. 5 februari 1985. An: Ciixs.. 1984-85. 749.
321
HI;T
de Commissie kunnen maatregelen, die gericht zijn op de individuele en collectieve bescherming tenen gevaren, niet beschouwd worden als een inmenging in het privéleven van de weggebruikers. De Commissie had daarbij u i t d r u k k e l i j k oog voor de schadelijke gevolgen van die gevaren voor de gehele gemeenschap. J ' s Ten slotte werd door de Commissie ook nog erkend dat de wens van een persoon betreffende de wijze waarop na zijn dood over zijn stoffelijke resten beschikt moet worden, nauw verbonden is met diens privé-leven, op grond dat hiermee de persoonlijkheid van de betrokkene tot u i t i n g gebracht wordt. Niettemin werd vastgesteld dat de bepaling van de modaliteiten van een teraarclebestelling in Europa niet uitsluitend aan de beoordeling van de rechtstreeks betrokkenen overgelaten wordt, zodat de desbetreffende reglementering niet als een inmenging in het privé-leven beschouwd werd.-" 12. Ter afronding van deze bespreking van het recht op zelfbeschikking moet nog melding gemaakt worden van een beslissing van de Europese Commissie waarbij het uit artikel 8 EVRM afgeleide recht op eerbiediging van de eigen levenswijze werd erkend in hoofde van een gemeenschap van Lappen die. door de aanleg van een hydro-electrische centrale, verplicht zouden worden een ander gebied voor hun rendieren te moeten zoeken.-"" Opmerkelijk is dat aldus een bepaalde groep geacht werd houder te z i j n van een grondrecht op eerbiediging van het privé-leven.
///. DE BIJZONDERE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LE\'ENSSEEER TEN OPZICHTE VAN DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS 13. De verwerking van persoonsgegevens, d.i. gegevens betreffende een bepaalde persoon, heeft ongetwijfeld te maken met het domein van het privé-leven van de betrokkene. O m w i l l e van de ondel'inieerbaarheid van het begrip "privé-leven". is het echter niet altijd duidelijk of een bepaalde verwerking al dan niet onder toepassing van artikel 8 E V R M valt. Zo heeft het Europees Hof geoordeeld dat de bewaring en de mededeling van gegevens, die zelf betrekking hebben op het privé-leven van de betrokkene.
J
* ECRM. besl. oniv.. 13 december 1979. X/België. 8707/79. D.R., vol. 18, (255). 256. Vgl. Cas>. 11 april 1979. ,A;r. Caxx., 1978-79.971 en. met noot LI-IMMI-.NS. P.. R. W.. 1979-80.834: Cass. 27 j u n i 1979, Air. Cans., 1978-79. 1290: Cass. 18 september 1979./t/r. O/.v.v.. 1979-80, 57;Cass. l 7 j u n i 1980. Air. Caxx.. 1979-80, 1299. -" ECRM. besl. oniv.. K) maan 1981. X/Duiise Bondsrepubliek. 8741/79. O.K.. vol. 24. (137). pp. 142-143, S 2. 511
ECRM, besl. ontv.. 3 oktober 1983, G. en E./Noorwegen. 9278/81 en 9415/81. D.R.. vol. 35. (30.1. p. 42. § 2.
322
UI-T R un IT or DI; IZIIKRIF.OIOINCI VAN DG I>I-;K.SOONI.IJKH I.I;VI-:NSSI:I:I'-:K
evenals de weigering van een reeht op verbetering van die gegevens, een i n m e n g i n g in het recht op eerbiediging van het privé-leven vormen." 1 De Europese Commissie heelt h i e r u i t afgeleid, in een betwistbare beslissing, dat als de gegevens zelf geen betrekking hebben op het privé-leven van de betrokkene, er van een dergelijke inmenging geen sprake kan zijn. 5 2 Niettemin erkende de Commissie dat het verplicht gebruik van een persoonlijk identificatienummer, als sleutel voor het opslaan van allerlei gegevens over een persoon in verscheidene bestanden, een probleem kon doen rijzen v a n u i t het oogpunt van artikel 8 EVRM.53 De onzekerheid over de mate waarin artikel 8 ter zake bescherming kan bieden, is een van de redenen geweest waarom er, in de jaren '70. b i n n e n de Raad van Europa gewerkt is aan het opstellen van een afzonderlijk verdrag. Naar het voorbeeld van enkele toen bestaande nationale wetten, zou dat verdrag nadere regels moeten bevatten over de bescherming van het individu ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens: bovendien zou dat verdrag moeten aangeven in welke mate de vrijheid van overdracht van gegevens, over de grenzen heen. aan beperkingen onderworpen kon worden. Dit verdrag, het Europees Verdrag voor de bescherming van de personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, is op 28 januari 1981 te Straatsburg ondertekend. De in het verdrag vervatte beginselen vormen het Europees "gemeen recht" inzake de bescherming van persoonsgegevens. De Belgische wet van 8 december 1992 is in ruime mate door de bepalingen van het verdrag geïnspireerd.' 4 14. Het is niet de bedoeling om in de voorliggende bijdrage uitvoerig in te gaan op de bepalingen van het Europees Verdrag van 1981. noch op die van de wet van 8 december 1992. Wel wordteen poging ondernomen om te situeren op welke wijze de wel zich inbedt in het systeem van bescherming van het privé-leven in het algemeen. In dit verband moet in de eerste plaats gewezen worden op het feit dat de wetgever zelf van oordeel is dat de wet een bepaald aspect van de persoonlijke levenssfeer beschermt. De wetgever heeft m.a.w. de onzekerheid omtrent de inhoud van het privé-leven weggenomen, en zelf bepaald dat de verwerking van persoonsgegevens.
51
E H R M . 26 maart 1987. Leander, o.e., vol. l 16. p. 22. § 48.
'- ECRM. besl. ontv.. 9 september 1992. Reymjens/Belgiè'. 16.S10/90. onuitg. De zaak betrof de registratie van gegevens op basis van de identiteitskaart. Volgens de Commissie zijn de naam. de voornaam, het geslacht, de datum en plaats van geboorte, de woonplaats of verblijfplaats, en de naam van de echtgenoot geen gegevens i.v.m. het privé-leven. " Zie. benevens de in de vorige noot genoemde beslissing, besl. ontv.. l l december 19X5. Lundvall/Zweden. 10.473/83. U.R.. vol. 45. ( 1 2 1 ) . p. 1 4 1 . S 3. 5J
Het Europees Verdrag werd, voorde behandeling van het ontwerp van interne wet, goedgekeurd door de Kamer op 7 maart 1991 en door de Senaat op 25 april 1991. De goedkeuringswet van 17 j u n i 1991 is. na de inwerkingtreding van een aantal essentiële bepalingen van de wet van 8 december 1992, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1993.
323
HHT KI-CIIT or ni: I-HKHIHDIGING VAN DI-: PF.RSOONI.UKF. I.I : .VMNSSI : IM : .R
van welke aard dan ook. integraal behoort tot het - te beschermen - domein van het privé-leven. Meteen is de weigever zieh ervan bewust geweest dat nog andere aspecten van de persoonlijke levenssfeer een bijzondere bescherming v e r d i e n e n / " Onlangs heeft de regering trouwens een omwerp van wet ingediend, "ter bescherming van de persoonl i j k e levenssfeer tegen het beluisteren, kennisnemen en opnemen van privé-communicalie en -telecommunicatie"/" 15. Afgezien van het voorwerp zelf van de wet. wordt de band met het privé-leven extra benadrukt in artikel 2 van de wet. Volgens die bepaling heeft iedere natuurlijke persoon bij de verwerking van persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Wal is de draagwijdte van die bepaling? Gaat het louter om een verwijzing naar de context waarin de overige bepalingen van de wet gelezen moeten worden, of heeft artikel 2 een autonome betekenis? Ongelwijfeld h u l d i g t artikel 2 een regel die maatgevend moet z i j n voor de interpretatie van de overige bepalingen van de wet. Zoals de verslaggever in de Senaat, de heer Vandenberghe. terecht opmerkte, moet artikel 2 - samen met artikel 5 (eerlijkheidsbeginsel) -beschouwd worden als een basisnorm, die de toepassing van de wet schraagt en inspireert, en die ervoor zorgt dat concreie moeilijkheden in het l i c h t van het beginsel van de eerbiediging van het privé-leven opgelost worden." Artikel 2 houdl echter méér in dan de loutere bevestiging van een beginsel dat reeds bij de artikelen 8 EVRM en 17 1VBPR (en thans ook art. 22. GW.) erkend is. Om te beginnen is artikel 2 van de wet ondubbelzinnig van toepassing op verwerkingen, niet enkel door de overheid, maar ook door private personen. Mogelijke bezwaren tegen een zogenaamde "horizontale" toepassing van het grondrecht op eerbiediging van hel privé-leven worden aldus op voorhand afgewezen. Inhoudelijk erkent de wetgever dat elk individu ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer kan doen gelden. Nu dil rechl gesilueerd moet worden in de sfeer van het privaat leven, houdt het in beginsel in dal het individu zelf beslist w a n n e e r e n b i n n e n welke grenzen hij persoonlijke gegevens openbaar maakt." s
w
Memorie van toelichting bij het ontwerp dat geleid heeft tot de wet van 8 december 1992. Pari. St.. Kamer. 1990-91. nr. 1610-1. p. 2: verklaring van de heer Wathelet. M i n i s t e r van Justitie. Pari. Hand., Scnaai. 1992-93. 10 november 1992. pp. 274-275. * Pari. St.. Scncuii. 1992-93. nr. 843-1. 57 Verklaring van de heer Vandenberghe. Pari. Hund.. St-iuuii. 1992-93. 10 november 1992. p.
261. 5S In een belangrijk arrest van 15 december I9S3. gewe/.en m.h.t. de grondwettigheid van
324
cïv
Hin" KI on
or I.T i : i-:i
De erkenning van dat recht houd l niet in dal hel i n d i v i d u een absoluut recht heeft om /.ich te verzetten tegen hel verwerken van hem betreffende gegevens: een amendement dal aan liet i n d i v i d u een zo verregaande bescherming beoogde te verlenen, werd trouwens u i t d r u k k e l i j k verworpen. 5 ' 1 Wel houdt het in artikel 2 omschreven recht in dat de mogelijke beperkingen aan het recht op zelfbeschikking moeten voldoen aan hel evenredigheidsbeginsel, dat trouwens ook in artikel 5 van de wet erkend is.'"' Aldus leidt de gecombineerde toepassing van de artikelen 2 en 5 van de wet tot een systeem waarbij de verwerking van persoonsgegevens niet enkel moet voldoen aan de specifieke voorwaarden die door de wet worden opgelegd, maar zij bovendien, in alle gevallen, een b i l l i j k evenwicht moet handhaven tussen het recht van het i n d i v i d u op de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en de rechtmatige belangen van anderen, daarin begrepen de belangen van de gemeenschap." 1 De "meerwaarde" van artikel 2 bestaai er dan ook in dat. in de gevallen waar het bedoelde evenwicht niet gehandhaafd is. het individu wel degelijk de schrapping van het gegeven uit een verwerking kan bekomen. Aldus houdt artikel 2 een beperking in t.a.v. de mogelijkheid van de opname zelf van bepaalde gegevens in een verwerking:' 0 ook de wijze waarop de gegevens verzameld worden, dient te getuigen van een eerbiediging van het privé-leven van de betrokkene. 6 - 5
IV. CONCLUSIE 16. Het p r i v é - l e v e n blijkt een m o e i l i j k te omschrijven begrip. In de praktijk wordt geval per geval geoordeeld of een bepaalde handeling al dan niet te beschouwen is als een i n m e n g i n g in het privé-leven. G e l e i d e l i j k tekenen zich bepaalde k r a c h t l i j n e n af. waarbij vooral de t e n d e n s opvalt om het recht op eerbiediging van het privé-leven
eon v o l k s t e l l i n g , had hei Duitse Bundesverfassungsgericht het in dit opzicht over een "Recht auf i n f o r m a t i o n e l l e Selbstbestimmung", afgeleid uit het algemene persoonlijkheidsrecht van a r t i k e l l van de Duitse Grondwet (BVerfGE 65. ( l ). 42-431. " Zie hei a m e n d e m e n t Van Belle-Goovaerts. verworpen door de Senaatscommissie voor de J u s t i t i e ( v e r s l a g Y a n d e n b e r g h c , Pari Si.. Senaat. B.Z. 1991-92. nr. 445-2. pp. 68-69 en 72). en door de p l e n a i r e Senaat t Pari Hand.. Senaat. 1992-93. 10 november 1992. pp. 279 en 304). "" Het e v e n r e d i g h e i d s b e g i n s e l , als c r i t e r i u m voor de toelaatbaarheid van beperkingen van het recht op informationele zelfbeschikking, is ook in het licht gesteld door het Bundeserfassungsgericht (o.e.. 44). "' Zie aldus de v e r k l a r i n g van de heer Vandcnberghe. Purl. Hand.. Senaat. 1992-93. 10 november 1992. p. 261. ''- In de memorie van t o e l i c h t i n g werd onder artikel 2 trouwens opgemerkt dat "geen enkele i n l i c h t i n g die ai~breuk doel aan (het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer).... in een ... v e r w e r k i n g ( m a g ) voorkomen" (Pari. S:.. Kamer. 1990-91. nr. 1 6 1 0 - 1 . p. 6). '" Vgl. de discussie in de Senaatscommissie voorde Justitie, verslag Vandenberghe. Pari. St.. Senaat. B.Z. l 99 l -92. nr. 445-2, pp. 49-50 en 7 l.
325
HET KIÎCIIT oi' [in
r, VAN DI- PERSOONLIJKE I.IÎVEN.SSIT.I-.R
te beschouwen, niet louter nis een recht op beslotenheid van de intieme sfeer, maar ook als een recht op autonome vorming van de persoonlijkheid.
Bepaalde aspecten van de persoonlijke levenssfeer verdienen, volgens de o p v a t t i n gen van de wetgever, een bijzondere bescherming. In dat kader situeert zich de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. De technische bepalingen van laatstgenoemde wet mogen niet doen vergeten dat elke verwerking u i t e i n d e l i j k een evenwicht dient te handhaven tussen de rechten van het i n d i v i d u en andere beschermenswaardige belangen. Dat evenwicht, dat een democratische samenleving kenmerkt, is immers de kern van het recht zelf op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. w
RIGAU.X, F.. La protection de Ui vie privée el den cintres biens de Ici pcnoniuililé. Brussel S)9(). p. 770. nr. 687: "La méthode de pondération des intérêts est la seule appropriée...".
326