DC
50
Het puberbrein
1 Inleiding Over het puberbrein is veel geschreven. Ging men er eerst vanuit dat de hersens van kinderen met 6 jaar volgroeid waren, tegenwoordig weet men dat dat pas rond het 23e levensjaar is. Dat verklaart waarom pubers niet altijd zo handelen en reageren als wij zouden willen. Als onderwijsassistent heb je in het VMBO of in het speciaal onderwijs ook te maken met pubers die zich vaak gedragen op een manier die voor jou niet altijd te volgen is. In dit thema kijken we in het brein van de puber en proberen we uit te leggen waarom pubers doen zoals ze doen.
De inhoud van dit thema: 2 Pubers en plannen 3 Pubers en slapen 4 Pubers en emoties 5 Do’s en don’ts
1
OA DC 50 Het puberbrein
1
2 Pubers en plannen Rond 12 jaar begint de puberteit die doorloopt tot 16 jaar. Daarna komt de adolescentie (16 tot 21 jaar). In deze periode, van 12 tot 23 jaar, zijn de hersens van de puber volop in de groei. Bij jongens begint en eindigt deze periode gemiddeld twee jaar later dan bij meisjes. Het impuls-emotiegebied, diep in de hersenen, is in deze periode bij jongeren heel gevoelig. Dit maakt dat jongeren van alles uitproberen, heftig reageren en impulsief zijn. Daarnaast is het voorste gedeelte van de hersenen, de frontale kwab, aan grote veranderingen onderhevig en nog niet volgroeid. Laat nou in dit gebied de planning- en controlefuncties zich bevinden, functies die je in staat stellen te plannen, te anticiperen en de gevolgen voor lange termijn te overzien. Als je dit zo leest, zul je begrijpen dat het voor een puber inderdaad moeilijk is om te plannen. En ook dat het niet makkelijk is om een keuze te maken op lange termijn. Want een puber kijkt niet verder. Een puber kijkt in het hier en nu en overziet niet wat verstandig is. Daarom is het van groot belang dat ouders en begeleiders jongeren wijzen op de gevolgen van hun gedrag op lange termijn. Sommige dingen, zoals roken en drinken kun je maar het beste gewoon verbieden. Studeren en je aan een planning houden. Dat kan eigenlijk alleen in een saaie, prikkelarme omgeving. Elke afleiding is voor de puber een reden om te stoppen met waar hij mee bezig was. En aan afleiding ontbreekt het de puber niet, denk maar aan MSN, IPod, tv, mobieltje. Plannen en je aan je planning houden, is dus iets wat we niet van pubers kunnen verlangen. Wel kunnen pubers makkelijk leren. Hun hersens zijn net een spons die informatie opzuigt. In de puberteit kunnen jongeren heel makkelijk talen en wiskunde leren, maar ook uitblinken in muziek en sport. Hoe kun je als onderwijsassistent een puber helpen bij plannen? •
Geef een puber liever een deeltaak dan een grote taak. Je kunt hem helpen de stof te splitsen als het onoverzichtelijk voor hem is.
•
Help een puber structuur aan te brengen in de stof, help hem te kijken wat de prioriteit heeft.
•
Alleen begeleiden is niet voldoende voor veel pubers, ook al gaat het onderwijs daar vaak wel van uit. Veel pubers hebben sturing nodig.
2
OA Digitale Content
3 Pubers en slapen Pubers hangen overdag op de bank, tv aan, laptop aan. Ze gaan ook laat naar bed, want ze zijn nog niet moe. Dit komt omdat de hersenen zorgen voor een ander waak- en slaapritme. Melatonine is een stof die door de hersenen wordt aangemaakt. Deze stof zorgt ervoor dat je slaperig wordt. Bij pubers wordt deze stof steeds later op de avond aangemaakt, waardoor de puber pas laat gaat slapen. Omdat een puber in de groei is, heeft hij minimaal acht uur slaap nodig. Ook is voldoende slaap nodig om zijn emoties te reguleren en prikkels te verwerken. Maar school begint op tijd, wat maakt dat pubers de kans lopen op een doorlopend slaapgebrek. Aan ouders de taak om ze op tijd naar bed te sturen. Een gevolg van een slaapgebrek kan ook zijn dat een puber dit gaat compenseren: door veel koffie te drinken, te roken, peppillen te nemen. Zo komt de puber in een vicieuze cirkel, want door koffie en pillen kan hij vervolgens weer niet slapen. Een slaaptekort en hersens die nog in de nachtstand staan hebben ook weer gevolgen voor de leerresultaten. Een vermoeide jongere kan informatie moeilijker opnemen en onthouden. Ook belemmert een slaaptekort de creativiteit. Voor jou als onderwijsassistent, is het belangrijk dit allemaal te weten. Je kunt er met een vermoeide puber over praten en hem wijzen op het belang van nachtrust.
OA DC 50 Het puberbrein
3
4 Pubers en emoties De hersenen nog in ontwikkeling en de hormonen op hol. Pubers kunnen ongeremd verliefd zijn en kunnen hun verliefdheid niet relativeren. Puberliefde is dus veel intenser dan die van volwassenen. Pubers zijn onzeker. Als ze verliefd zijn, kan hun onzekerheid maken dat ze dingen gaan doen om indruk te maken op de ander: roken, een piercing zetten, een andere kledingstijl aanmeten. De ontwikkeling van het abstract denken en logisch redeneren uit zich vaak in kritisch en tegendraads zijn. Anderzijds kunnen pubers slecht tegen kritiek. Samen met hun onzekerheid, maakt dat ze erg kwetsbaar. Kijk eens naar een basisschoolkind, dat een spreekbeurt houdt. Onbevangen en enthousiast vertelt het zijn verhaal. Kijk naar de puber die een spreekbeurt houdt. Stuntelig, lacherig, met een rood hoofd, trillende handen staat hij zijn verhaal te doen. Wat zullen de anderen ervan vinden?
Pubers kunnen verschrikkelijk de slappe lach hebben, en een tel later ontzettend chagrijnig zijn. Omdat het emotiegedeelte van de hersenen nog niet goed werkt, kunnen deze buien lang duren. Pubers zijn gevoelig voor beloningen. Dat geldt ook voor kicks. Daarom geeft een puber snel toe aan impulsen. Hij ziet geen gevaar, kijkt alleen naar wat het hem hier en nu oplevert. Daarom is een puber gevoelig voor roken, drinken, experimenteren met drugs, stunten met de fiets, brommer of skateboard, impulsaankopen. Wat op korte termijn een ‘feel good moment’ oplevert, laat de puber niet schieten. Want zoals je in het begin al las: hij overziet de consequenties op lange termijn niet. Wat kun jij als onderwijsassistent nu met deze kennis. In elk geval begrip opbrengen voor de puber en hem niet veroordelen. Denk niet dat het aan jou ligt als een puber chagrijnig in de klas zit of ineens ontzettend de slappe lach heeft. Ook kun je een puber wijzen op gevaren en consequenties van zijn gedrag en handelen.
4
OA Digitale Content
5 Do’s en don’ts Wat kun je doen als onderwijsassistent •
Besteed veel aandacht aan hoe je plant en organiseert.
•
Discussiëren is iets wat een puber goed kan en graag doet. Zie dat niet als iets lastigs, maar moedig het juist aan. Je kunt op deze manier een goede band met pubers opbouwen en je komt te weten hoe zij over bepaalde zaken denken. Zie de puber als een volwaardige gesprekspartner.
•
Neem een puber en zijn emoties serieus.
•
Besteed expliciet aandacht aan hoe je iets leert, hoe je iets aanpakt.
•
Adviseer een puber bij een belangrijke beslissing te overleggen met zijn ouders of nog even na te denken, en niet meteen zelf een besluit te nemen.
•
Positief gedrag benoemen, belonen.
•
Praat met pubers over gezond gedrag: genoeg slapen, gezond eten.
•
Stel duidelijke grenzen en handhaaf ze.
•
Leg bij dom gedrag uit wat de gevolgen zijn.
Wat moet je niet doen als onderwijsassistent •
Denken dat je als ouder kunt optreden tegen een puber. Je bent zijn ouder niet, dus reageer dan ook niet zo.
•
De puber afkeuren. Keur zijn gedrag af indien nodig, maar keur niet de puber af.
•
Straffen. Soms kan het niet anders, maar belonen werkt beter dan straffen.
•
Argumenteren over regels. Hoe meer argumenten je geeft, hoe meer pubers zijn afgeleid van wat je vraagt.
OA DC 50 Het puberbrein
5