Het profielwerkstuk
1
Het profielwerkstuk Wat en hoe?
Een handleiding voor leerlingen havo/vwo in het bijzonder voor de vakken Aardrijkskunde Economie Geschiedenis
Joop van der Schee m.m.v. Wim Duyff, Henk Kroon, Janneke Riksen en Axelle de Roy Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk Vrije Universiteit De Boelelaan 1115 1081 HV Amsterdam tweede versie © 2000
2
Inhoudsopgave pagina Het profielwerkstuk
4
STAP 1: Het werkplan
5
A Het onderwerp van het profielwerkstuk
5
B De onderzoeksvraag van het profielwerkstuk
6
C De deelvragen van het profielwerkstuk (en de vakken)
8
D De aanpak van het onderzoek
9
STAP 2: Informatie verzamelen en bewerken
11
STAP 3: Het schriftelijk verslag
12
STAP 4: De mondelinge presentatie
15
Het logboek
17
De beoordeling
18
Verder lezen
22
Dit boekje is gemaakt om leerlingen te helpen bij profielwerkstukken. Het is tot stand gekomen na gesprekken met docenten en leerlingen. In het schooljaar 1998-1999 is dit boekje uitgetest en daarna bijgesteld. Dit is de tweede versie. Commentaar blijft welkom! Joop van der Schee
3
Het profielwerkstuk
Je kunt het profielwerkstuk zien als een uitgebreide praktische opdracht. Het is je meesterstuk, waarin je gebruik maakt van kennis, inzichten en vaardigheden uit het vak of de twee vakken van het door jou gekozen profiel. Het gaat om een onderzoek of een ontwerp.
Voorbeelden: * Als je kiest voor een onderzoek zou je de vraag kunnen onderzoeken: "Welke maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot het ontstaan van de vakbeweging in Nederland in de 20e eeuw?". Bij dit onderzoek kun je de vakken geschiedenis en economie combineren. * Als je kiest voor een ontwerp zou je een ontwerp kunnen maken van "Nederland in het jaar 2050 vanuit een scenario van grote of kleine economische groei". Bij dit ontwerp kun je de vakken aardrijkskunde en economie combineren. Voor je examendossier moet je een profielwerkstuk maken. Je kunt pas aan het centraal schriftelijke examen deelnemen als je profielwerkstuk met een voldoende is beoordeeld. Voor het profielwerkstuk heb je 40 - 80 studielasturen. Wat je precies moet doen voor het werkstuk, bepaalt je school. Veelal zal het profielwerkstuk bestaan uit een schriftelijk verslag en een mondelinge presentatie (maar het maken van een cdrom, videopresentatie of iets dergelijks is ook mogelijk). Als je school kiest voor een schriftelijk verslag en een mondelinge presentatie dan omvat het profielwerkstuk 4 stappen: 1. Het werkplan 2. Informatie verzamelen en bewerken 3. Het schriftelijk verslag 4. De mondelinge presentatie Het werkplan, het schriftelijk verslag en de mondelinge presentatie worden beoordeeld door je begeleiders.
In april van het voorexamenjaar worden één of meer inleidende lessen over het profielwerkstuk gegeven. Daarin wordt uit de doeken gedaan wat er van je verwacht wordt. Tevens zal geoefend worden met onderdelen van het profielwerkstuk zoals het formuleren van een goede onderzoeksvraag. In dit boekje word je verder op weg geholpen bij het maken van een profielwerkstuk, aan de hand van de vier stappen.
4
Stap 1: Het werkplan
Periode : april-mei van het voorexamenjaar Studielast: 10 uur WAT ga ik onderzoeken of ontwerpen? A Het onderwerp van het profielwerkstuk - onderwerp kiezen - vak(ken) kiezen - verkennend bronnenonderzoek B De onderzoeksvraag van het profielwerkstuk - hoofdvraag formuleren C De deelvragen van het profielwerkstuk - deelvragen formuleren - veronderstelling of verwachting opschrijven HOE ga ik dat onderzoeken of ontwerpen? D Hoe ga je het onderzoek aanpakken? - activiteitenoverzicht maken - tijdsplanning maken - taakverdeling maken - met begeleiders overleggen - logboek opzetten
A Het onderwerp van het profielwerkstuk
Het bedenken van een boeiend onderwerp lijkt misschien gemakkelijker dan het is. Je moet een onderwerp kiezen waarbij je één of twee profielvak(ken) betrekt. Je kunt eerst je onderwerp kiezen en dan je vak(ken) of andersom. Je kunt een onderwerp kiezen waar je al eens les over gehad hebt en dat verder uitdiepen of een onderwerp kiezen dat aansluit bij je interesses of toekomstplannen. Ook kun je kranten of internet of onderstaand lijstje raadplegen of met medeleerlingen en docenten brainstormen over geschikte onderwerpen. Heb je eenmaal een onderwerp bedacht en één of twee vak(ken) gekozen, schrijf dan in je logboek op waarom je dit onderwerp hebt gekozen.
Mogelijke onderwerpen voor profielwerkstukken in het profiel economie en maatschappij (voor twee of drie vakken) 1. GESCHIEDENIS EN ECONOMIE *
Het economisch systeem in democratisch en totalitair bestuurde landen.
*
De industriële revolutie.
*
Kapitalisme voor en na de koude oorlog.
5
2. GESCHIEDENIS EN AARDRIJKSKUNDE *
Staat- en natievorming, b.v. de Ierse kwestie vanaf 1800.
*
Migratie en culturele beïnvloeding, b.v. de wederzijdse perceptie van allochtonen en autochtonen.
3. AARDRIJKSKUNDE EN ECONOMIE *
Ontwikkelingsproblematiek, b.v. multinationals in ontwikkelingslanden.
*
De Europese dimensie, b.v. schaalvergroting in de landbouw.
*
Infrastructuur en logistiek, b.v. transportontwikkelingen in NW Europa (Kanaaltunnel, TGV, Betuwelijn).
4. AARDRIJKSKUNDE EN ECONOMIE EN GESCHIEDENIS *
Migratie in de Verenigde Staten.
*
Europese expansie en dekolonisatie.
*
Nationalisme en Europese integratie.
*
De nieuwe positie van Berlijn na de val van de Muur.
*
Water in het Midden-Oosten.
*
Een nieuwe economische wereldorde.
5. ECONOMIE EN WISKUNDE *
Het consumptiepatroon in Nederland.
6. AARDRIJKSKUNDE EN WISKUNDE *
De bevolkingsontwikkeling van Nederland en haar buurlanden.
7. GESCHIEDENIS EN WISKUNDE *
De oudheid en de moderne wiskunde.
B De onderzoeksvraag van het profielwerkstuk
Het formuleren van een goede onderzoeksvraag is misschien wel het allermoeilijkste onderdeel van het maken van een profielwerkstuk. Een goede onderzoeksvraag is heel belangrijk, want die onderzoeksvraag bepaalt je hele werkstuk. Als je geen onderzoeksvraag weet, is het goed om eens te brainstormen over wat je van je onderwerp weet.
Stel je wilt een profielwerkstuk schrijven over Schiphol en daar de vakken economie en aardrijkskunde bij betrekken. Op zich kan dat. Maar wat wil je precies uitzoeken in de beperkte tijd die je hebt? Het beste kun je eerst maar eens wat informatie opzoeken over Schiphol in kranten, in knipselmappen in de bibliotheek, in schoolboeken, in atlassen of op internet.
6
Brainstormen kun je doen met behulp van een begrippenschema:
I.
Schrijf alles op wat je te binnen schiet bij het woord Schiphol. Bijvoorbeeld: vakantie, chartervlucht, vijfde baan, KLM, andere vliegvelden, Boeing, lawaai, piloot, Martinair, stewardess, lang moeten wachten, vervoer van dieren door de lucht, zakenlui, omwonenden klagen, ondergronds treinstation, luxe winkels, plannen voor de aanleg van een tweede Schiphol, familie ophalen
II. Bedenk welke woorden bij elkaar horen en waarom. Zet die woorden bij elkaar en omcirkel ze. Schrijf boven elke cirkel het begrip dat het beste past bij alle woorden in de cirkel. Geef met pijlen aan hoe deze begrippen met elkaar verbonden zijn. Bijvoorbeeld:
UITBREIDING
LUCHTVERKEER
Vijfde baan Zakenlui
Plannen voor de aanleg van een tweede Schiphol
Chartervlucht Vervoer van dieren door de lucht
Lawaai Omwonenden klagen GELUIDSHINDER
III. Je hebt nu een begrippenschema gemaakt. Bedenk met behulp van je begrippenschema wat jij graag zou willen onderzoeken in je profielwerkstuk. De relatie tussen twee begrippen onderzoeken is meestal meer dan genoeg, bijvoorbeeld de relatie tussen de geluidshinder en de uitbreiding van Schiphol. Ga bij het formuleren van een onderzoeksvraag na of er werkelijk sprake is van een probleem dat je wilt en kunt oplossen. Is de vraag zinvol genoeg om op te lossen en geeft het antwoord op een probleem? Stel jezelf de vraag ‘wat is het probleem?’ en ga na welke vooronderstelling je hebt bij dit probleem. Een voorbeeld. Hoewel er in de vraag ‘Hoe belangrijk vindt Schiphol de geluidsoverlast die zij teweegbrengt?’ sprake is van een vooronderstelling: Schiphol brengt geluidsoverlast teweeg, is het geen zinvolle vraag om te beantwoorden. Het antwoord kan zijn ‘belangrijk’, ‘onbelangrijk’, ‘heel belangrijk’, maar met deze beantwoording heb je geen probleem opgelost. De vraag ‘Hoe is het mogelijk dat Schiphol blijft uitbreiden ondanks de jarenlange protesten uit de directe omgeving over geluidshinder?’ richt zich veel meer op de problematiek van geluidsoverlast in relatie tot uitbreiding. Deze vraag is daardoor zinvoller om te beantwoorden. V. Formuleer je onderzoeksvraag zo concreet mogelijk. De vraag ‘Hoe belangrijk vindt Schiphol de geluidsoverlast die zij teweegbrengt?’ is geen concreet geformuleerde onderzoeksvraag. Onduidelijk is wat bedoeld wordt met ‘belangrijk’. Hoe belangrijk en voor wie belangrijk? En wat wordt precies bedoeld met geluidsoverlast? Alleen de geluidsoverlast van opstijgende en dalende vliegtuigen? De hierboven geformuleerde vraag ‘Hoe is het mogelijk dat Schiphol blijft uitbreiden ondanks de jarenlange protesten uit de directe omgeving over geluidshinder?’ is veel concreter geformuleerd.
7
Een paar tips om tot een goede onderzoeksvraag te komen: 1. Maak een begrippenschema bij je onderwerp. 2. Probeer je vraagstelling altijd zo concreet mogelijk te maken (bijvoorbeeld door inperking in tijd en ruimte). 3. Definieer de begrippen die in je vraagstelling voorkomen. 4. Probeer ook alvast te bedenken wat voor soort antwoorden op je onderzoeksvraag mogelijk zijn. 5. Laat anderen, docenten en medeleerlingen, kritisch naar je onderzoeksvraag kijken.
Oefening Stel een leerling wil een profielwerkstuk schrijven met als onderzoeksvraag "Is de invoering van de Euro goed voor Europa?" en wil daarbij de vakken aardrijkskunde en economie betrekken. Vind je dit een goede onderzoeksvraag? Waarom wel/niet? Zo nee, hoe zou de vraag veranderd moeten worden?
C De deelvragen van het profielwerkstuk
Bij je onderwerpkeuze heb je al nagedacht over het vak / de vakken die bij jouw onderzoek of ontwerp passen. Formuleer voor elk vak een deelvraag, die aansluit op de hoofdvraag. Ook dit is bepaald niet gemakkelijk. Je moet enerzijds veel van het onderwerp weten en anderzijds goed weten wat vakken als aardrijkskunde, geschiedenis en economie inhouden. Hoe doe je dat? Probeer als je dat nog niet gedaan hebt, meer te weten te komen over je onderwerp via schoolboeken, atlassen, bibliotheken, kranten, internet, familie, vrienden, docenten, etc.
De drie schoolvakken aardrijkskunde, geschiedenis en economie zijn als volgt te typeren: * aardrijkskunde gaat over: - hoe mens en natuur verschillen tussen gebieden veroorzaken; - veranderingen in ruimtegebruik; - ruimtelijke conflicten; - relaties tussen gebieden. * geschiedenis gaat over: - historische gebeurtenissen, processen, structuren en vraagstukken; - de ontwikkeling van samenlevingen op politiek, sociaal, economisch en cultureel terrein; - de wording en werking van politieke systemen. * economie gaat over: - produceren en consumeren; - de spanning tussen behoeften en middelen; - de rol van geld en banken; - de rol van de overheid; - de rol van het buitenland. Een voorbeeld van een hoofdvraag met twee deelvragen: Hoofdvraag: "Waarom is er zoveel geweld in Algerije de laatste 5 jaar?" Vakken: Aardrijkskunde en geschiedenis. Deelvragen: 1. Welke rol speelt het koloniale verleden bij het geweld in Algerije? (geschiedenis) 2. Spelen regionale verschillen een rol bij het geweld in Algerije? (aardrijkskunde)
8
Het komt nog al eens voor dat je je hoofdvraag moet aanpassen als je bezig bent met het bedenken van je deelvragen. Dat hoort erbij. Samenvattend kan gezegd worden dat een goed profielwerkstuk: * één hoofdvraag heeft, die zo concreet mogelijk is geformuleerd, * en waarvan de begrippen duidelijk zijn omschreven, * en waarbij duidelijk is welke relatie tussen de begrippen onderzocht wordt, * en waarbij uit de deelvragen duidelijk wordt welk vak / welke vakken bij het profielwerkstuk betrokken zijn.
Oefening Stel een leerlinge wil een profielwerkstuk schrijven over het de ontwikkeling van de voedingsindustrie in Zaandam. Haar vraagstelling is: "Waarom is er zoveel voedingsindustrie in de Zaanstreek?" De twee vakken die de leerlinge in haar profielwerkstuk wil betrekken zijn economie en geschiedenis. Lijkt jou dat mogelijk? Zo ja, wat zijn de deelvragen? Zo nee, hoe zou de hoofdvraag veranderd moeten worden?
Het bovenstaande kan je helpen om het WAT van je profielwerkstuk te bepalen. Als het goed is kun je nu een onderwerp, een hoofdvraag, een of twee schoolvak(ken), deelvragen en een veronderstelling of verwachting over je onderzoek of ontwerp opschrijven. Je kunt dit opschrijven in je werkplan op de volgende pagina.
D De aanpak van het onderzoek
Nu moet je nog het HOE van je profielwerkstuk bepalen. Daarbij moet je antwoord geven op de volgende vragen: a. Wat ga ik precies doen om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden (bronnenonderzoek, interviews afnemen, tellen, verslag schrijven, etc); b. Wanneer ga ik wat doen? c. Hoeveel tijd schat ik dat elke activiteit kost? d. Als ik mijn profielwerkstuk met iemand anders samen maak, hoe verdeel ik dan de taken? e. Welke docent is mijn begeleider? Als je een profielwerkstuk maakt over twee vakken, dan heb je twee begeleiders. Het moeten bij voorkeur twee docenten zijn uit de vakken die jij in je profielwerkstuk hebt betrokken. De eerste begeleider zal de hoofdmoot van de begeleiding en beoordeling doen. De tweede begeleider geeft desgevraagd advies over zijn/haar vak en beoordeelt het werkplan en het verslag samen met de eerste begeleider. Schrijf je antwoorden op bovenstaande vragen op in je werkplan.
Praat eerst met je begeleider(s) of je op de goede weg bent met je werkplan voordat je je werkplan ter beoordeling inlevert. Aarzel niet om docenten en anderen om hulp te vragen bij het opstellen van je werkplan. Als je alles bedacht hebt, zet je alles in je werkplan op de volgende pagina en lever je dat ter beoordeling in bij je begeleider(s).
9
Werkplan
Naam Leerling: Naam Leerling
............................. .............................
ONDERWERP:
................................................……..................………..............….........
Vak 1: (Vak 2:
klas: ........... klas: ...........
................................................................................………......………........………. .............................................................................…………….….................…........)
HOOFDVRAAG: ..............................................................................………........……........ ..............................................................................................……………………………...….... Deelvraag A: Deelvraag B:
...............................................................................……......………......... .......................................................................................………..….........
Schrijf op welk antwoord je op dit moment op de hoofdvraag zou geven: ....................................................................................................………………………….…… ..........................................................................................………………….……….....…….… Let op: het werkplan moet op 1 juni klaar zijn. het schriftelijk verslag moet op 15 november klaar zijn de mondelinge presentatie vindt plaats in december of januari Werkplanning: MAAND ………. ………. ………. ………. ………. ………. ………. ………. ………. ………. ………. ……….
ACTIVITEIT Stap 1
..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… Stap 2 ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… Stap 3 ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… Stap 4 ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................… ..............................……………………………………….......................…
Begeleider 1: Begeleider 2:
............................................................................…………..................... ................................................................................………….................
10
Stap 2: Informatie verzamelen en verwerken Periode: september-oktober van het examenjaar Studielast: 35 uur Hoe kom ik aan informatie? a. Bedenken wat je nodig hebt voor je onderzoek of ontwerp b. Verschillende soorten gegevens of bronnen opzoeken Hoe verwerk ik mijn informatie? a. Gegevens ordenen b. Gegevens met elkaar in verband brengen en/of verklaren Wat is het antwoord op mijn vraag? a. Deelvragen beantwoorden b. Hoofdvraag beantwoorden Wat leert dit onderzoek of ontwerp mij? a. Kan mijn onderzoek of ontwerp verbeterd worden? b. Wat moet er eigenlijk nog uitgezocht worden? c. Wat moet ik leren veranderen in mijn manier van werken?
Je weet nu wat je wil. Nu komt het er op aan informatie te verzamelen om je onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden of je ontwerp vorm te geven. In deze fase van je profielwerkstuk gaat het om zaken als: * het lezen van kranten, tijdschriften, boeken en internetpagina's; * het bekijken van beeldmateriaal; * het bezoeken van bedrijven en musea; * het uitvoeren van veldwerk b.v. het houden van interviews, een enquête of een verkeerstelling.
Wat je wel en niet gaat doen, hangt natuurlijk af van je hoofdvraag. Overleg zeker bij veldwerk en bedrijfsbezoeken met je eerste begeleider hoe je dat het beste aan kunt pakken. Over het afnemen van een interview en het houden van een enquête is meer te lezen in het Handboek Vaardigheden (zie ‘verder lezen’). Bij interviewvragen en enquêtevragen is het heel belangrijk dat je je steeds afvraagt wat de relatie is met de hoofdvraag en deelvragen van je profielwerkstuk.
Probeer van meet af aan het materiaal dat je verzamelt systematisch en netjes te ordenen, anders weet je later - bijvoorbeeld bij het maken van een literatuurlijst niet meer wat je waar vandaan hebt. Noteer problemen in je logboek.
11
Onderstaand schema toont je een voorbeeld hoe je je informatie kunt ordenen.
Deelvraag: Hoe is de verdeling van water en grond op de Westelijke Jordaanoever sinds 1992? Bron
Blz.
Gegevens
Trefwoord
1. Henk Donkers (1994)
p.87
Kaart grondwater Westelijke Jordaanoever
Aquifer
2. http://www.arij.org (via http://www.altavista.com)
juni 1988
Palestijns verhaal over de onteigening van hun grond op de Westelijke Jordaanoever
by-pass wegen
3.
..
……………..
……………
De Witte Olie
………….
Conclusie:
Als je denkt dat je genoeg informatie verzameld hebt om je onderzoeksvraag te beantwoorden, kun je na overleg met je (eerste) begeleider beginnen met het schrijven van je verslag.
Stap 3: Het schriftelijk verslag Periode: November van het examenjaar Studielast: 30 uur
Raadpleeg bij het schrijven van je verslag je werkplan, de informatie die je verzameld hebt en je logboek. Hoe moet een verslag er uit zien?
Titelblad
Inhoud Voorwoord
Op het titelblad staat de titel van je werkstuk, je naam, je klas, je profielvak(ken), de datum van inleveren en de naam/namen van je begeleider(s). Raadpleeg inhoudsopgaven van boeken om te zien hoe een inhoudsopgave er uit kan zien. Een voorwoord kun je gebruiken om mensen te bedanken die je bij je profielwerkstuk geholpen hebben. Je kunt in plaats van een voorwoord ook een slotwoord schrijven.
12
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Literatuurlijst
Inleiding Schrijf hier op wat je wilde onderzoeken of ontwerpen en waarom. Schrijf op welke hoofd- en deelvragen je hebt onderzocht en wat de bijdrage van je profielvak(ken) is. Schrijf zo mogelijk ook op welke resultaten je verwachtte. Vertel ook wat je aan het begin van je onderzoek op het spoor bent gekomen over jouw onderzoek of ontwerp. Onderzoeksmethode Beschrijf hoe je te werk bent gegaan en waarom je voor een bepaalde manier van onderzoek (enquêtes, literatuurstudie, etc.) of ontwerpen gekozen hebt. Resultaten Vermeld hier welke gegevens je gevonden hebt en geef die gegevens ordelijk weer. Maak zo mogelijk gebruik van tabellen en grafieken om je resultaten weer te geven. Zeer uitgebreide overzichten horen thuis in een bijlage. Beschrijf aan de hand van je logboek problemen die je bent tegengekomen. Bij een ontwerp beschrijf je in dit hoofdstuk het uiteindelijke product. Conclusie en discussie Geef in enkele zinnen een antwoord op de deelvragen en hoofdvraag. Bespreek in hoeverre je conclusies anders zijn dan je verwachtingen aan het begin van het onderzoek. Bespreek waarom bepaalde uitkomsten al dan niet opvallend zijn. Reflectie Raadpleeg je logboek en schrijf op wat de sterke en zwakke kanten van je werkstuk zijn, wat nog verder uitgezocht moet worden en wat je ervan geleerd hebt. Schrijf alle bronnen die je echt gebruikt hebt bij je werkstuk alfabetisch op: naam, voorletters, jaartal, titel, plaats, uitgever. Bijvoorbeeld: * SANTEN, P. VAN DER (1998) De opkomst van een koninkrijk. In: S. Minia (red.) Politiek in ontwikkeling. Amsterdam: Meulenhoff, pp. 11-78. * WESTERMAN, W. & R. VAN DER MADE (1995) Cultuur in een notedop. In: Psychologie, jaargang 2, no. 3, pp. 21-23.
Bijlagen Zet in de bijlagen alle informatie die je niet belangrijk genoeg vindt om in de tekst op te nemen en informatie die je te uitgebreid vindt om in de tekst op te nemen zoals formulieren en grote tabellen. Nummer alle bijlagen en geef ze elk een titel.
13
10 TIPS VOOR HET SCHRIJVEN VAN EEN PROFIELWERKSTUK: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9. 10.
Streef naar een werkstuk van ongeveer 10 pagina's exclusief bijlagen en illustraties. Vraag je begeleider(s) om eens een voorbeeld van een werkstuk te mogen inzien. Probeer zo te schrijven dat een doorsnee medeleerling je werkstuk begrijpt. Beschrijf je onderzoek of ontwerp zo dat een doorsnee andere leerling je onderzoek of ontwerp zou kunnen uitvoeren met hetzelfde resultaat. Enthousiasme voor je onderwerp is goed, maar maak je onderzoek of ontwerp niet mooier dan het in werkelijkheid is. Neem functionele illustraties op en geen illustraties ter versiering. Zet een nummer en een titel bij tabellen, kaarten en figuren, b.v. figuur 3.1 "de stolpboerderij" is de eerste figuur in hoofdstuk 3. Verwijs in de tekst naar tabellen, kaarten en figuren. Begin elk hoofdstuk op een nieuwe pagina. Nummer de bladzijden van je verslag. Gebruik een spellingcontrole en laat iemand je werkstuk lezen voordat je de definitieve versie inlevert. Geef je begeleider(s) een exemplaar van je verslag. Overleg met je begeleider(s) over de wijze van inleveren als je een ontwerp hebt gemaakt.
14
Stap 4: De mondelinge presentatie Periode: December van het examenjaar Studielast: 5 uur a. Mondelinge presentatie voorbereiden b. Mondelinge presentatie uitvoeren
Net als bij een praktische opdracht kan de mondelinge presentatie op verschillende manieren plaats vinden: * een uiteenzetting of een betoog; * een forumdiscussie; * een reeks stellingen met onderbouwing: * een posterpresentatie met toelichting; * een presentatie met gebruik van audiovisuele hulpmiddelen en/of ICT. Wat voor presentatievorm je ook kiest, de onderstaande punten zijn bijna altijd belangrijk!
a. Denk aan de volgende zaken voordat je je profielwerkstuk presenteert: 1. Het is belangrijk dat je je verhaal goed voorbereidt: vertel alleen de hoofdzaken en zorg voor een afwisselende en vlotte presentatie. 2. Wat weet je publiek al van jouw onderwerp en hoe kun je daarmee rekening houden? 3. Ga je je publiek bij je presentatie betrekken? 4. Hoe ziet de ruimte eruit waar je je presentatie houdt? a) Waar zit je publiek en waar sta jij? b) Zijn er hulpmiddelen zoals een bord, een video, een kaart of een overheadprojector aanwezig en ga je die gebruiken? Zo ja, probeer van tevoren uit wat je ermee kunt. Als je iets laat zien op een overheadsheet of poster beperk je dan tot de hoofdzaken en gebruik zeer goed leesbare letters. 5. Hoeveel tijd heb je voor de presentatie? Veelal zal het niet meer dan 15 minuten zijn. b. Denk aan de volgende zaken tijdens de presentatie van je profielwerkstuk: 1. De eerste klap is een daalder waard: zorg voor een pakkend begin door een vraag te stellen en daarmee het publiek nieuwsgierig te maken of door iets bijzonders of leuks te vertellen wat verband houdt met jouw profielwerkstuk. 2. Vertel aan het begin kort waar je profielwerkstuk over gaat en wat je tijdens de presentatie zal gaan vertellen. 3. Maak daarna het wat en hoe van het profielwerkstuk verder duidelijk: wat heb je onderzocht of willen ontwerpen en hoe ben je te werk gegaan. Vertel ook wat de bijdrage is van de profielvakken. 4. Vertel kort welke resultaten je onderzoek of ontwerp heeft opgeleverd. Visualiseer zo mogelijk je resultaten aan de hand van kaarten, grafieken, tabellen, tekeningen of schema's. 5. Vertel welke conclusies je uit je resultaten trekt, welke verklaringen je voor de resultaten hebt en wat er aan het onderzoek of ontwerp verbeterd kan worden. 6. Het is belangrijk dat je uitstraalt dat jij je onderzoek of ontwerp de moeite waard vindt. 7. Praat duidelijk. 8. Kijk je publiek aan en probeer te reageren op reacties.
15
Meer weten over presenteren? Bijvoorbeeld hoe je je angst om te presenteren kunt leren overwinnen en hoe je fouten kunt voorkomen? Kijk eens op school wie je daar bij kan helpen, bijvoorbeeld je docent Nederlands of je klassementor.
16
Het logboek
In een logboek staat wat je gedaan hebt bij je profielwerkstuk: * waarom je een bepaald onderwerp en een bepaalde vraagstelling hebt gekozen en hoe je daartoe bent gekomen; * de verschillende activiteiten die je hebt ondernomen, bijvoorbeeld naar de bibliotheek geweest of internet geraadpleegd of met mensen gesproken; * hoeveel tijd elke activiteit je ongeveer gekost heeft; * of je alleen gewerkt hebt of samen met iemand anders; * wat je activiteiten opleverden aan resultaten en vragen; * welke problemen je bent tegengekomen en hoe je die problemen hebt aangepakt. * wat je van elke fase van je werk aan het profielwerkstuk geleerd hebt over je onderwerp, over onderzoek doen of ontwerpen, over samenwerken met anderen en over jezelf.
Aan de hand van je logboek kan niet alleen je docent zien wat je gedaan hebt, maar heb je zelf ook een goed overzicht. Voor jullie beiden is dat handig om te kijken of je op de goede weg bent. Logboek Leerling naam: ............................. Leerling naam: .............................
Datum
Activiteit
klas: ............ klas: ............
Uren
Wie
17
Problemen en oplossingen
De beoordeling Op de volgende drie pagina's zie je drie beoordelingsformulieren waarmee je docenten jouw werkplan, schriftelijk verslag en mondelinge presentatie beoordelen. Wees slim en neem deze formulieren goed door voor je je werkplan en verslag inlevert en voor je je presentatie houdt. Je kunt eigenlijk zelf al min of meer nagaan of je werk voldoende is of niet. In ieder geval kun je voorkomen dat er iets ontbreekt. Bij de beoordeling van het werkplan en verslag moeten alle criteria voldoende zijn. Dat wil nog niet zeggen dat je begeleiders alle criteria even zwaar laten wegen. Vraag je begeleiders wat in hun ogen de belangrijkste criteria zijn en of ze bij de eindbeoordeling de drie onderdelen (werkplan, verslag en presentatie) alle drie even zwaar laten wegen.
18
Beoordeling werkplan
CRITERIA
goed/voldoende/onvoldoende
1
Er is sprake van één duidelijke en goede vraagstelling.
2.
Er is sprake van een goede onderbouwing van de vraagstelling op grond van bronnenonderzoek.
3.
Er is samenhang tussen de hoofdvraag en de deelvragen.
4.
Er zijn verwachtingen/veronderstellingen geformuleerd.
5.
Het is duidelijk hoe het onderzoek/ontwerp uitgevoerd gaat worden.
6.
De tijdsplanning en taakverdeling lijkt goed.
7.
Het onderzoek lijkt haalbaar (qua moeilijkheidsgraad, kosten, veiligheid, etc)
Indien van toepassing: 8.
Er is sprake van integratie van twee profielvakken.
Datum bespreking: Gemaakte afspraken:
Datum beoordeling: Waardering: goed/voldoende
19
Beoordeling schriftelijk verslag
CRITERIA
goed/voldoende/onvoldoende
1.
In de inleiding wordt duidelijk wat de hoofd- en deelvragen zijn.
2.
In de inleiding worden de verwachtingen/veronderstellingen
3.
In de inleiding wordt opzet van het onderzoek duidelijk
genoemd en toegelicht. beschreven en is aangegeven waarom deze opzet is gehanteerd. 4.
In de inleiding wordt duidelijk wat de bijdrage is van het vak / de profielvakken?
5.
Er heeft goed bronnenonderzoek plaats gevonden.
6.
De onderzoeksresultaten worden overzichtelijk weergegeven?
7.
De conclusie geeft een juist antwoord op de gestelde hoofd- en deelvragen.
8.
Er worden mogelijke verklaringen voor de waarnemingen gegeven.
9.
De zwakke en sterke kanten van het ontwerp of onderzoek worden besproken.
10.
Er wordt duidelijk gemaakt welke bronnen gebruikt zijn.
11.
Het verslag is overzichtelijk ingedeeld.
12.
Het verslag is in goed Nederlands geschreven.
13.
De lay-out van het verslag is goed.
14.
Er is sprake van een duidelijk logboek.
15.
De eigen inbreng is voldoende.
Datum bespreking: Gemaakte afspraken:
Datum beoordeling: Waardering: goed/voldoende
20
Beoordeling mondelinge presentatie
CRITERIA
goed/voldoende/onvoldoende
1.
In de inleiding wordt het wat en hoe van het onderzoek duidelijk.
2.
In de inleiding wordt duidelijk wat de bijdrage is van het vak/ de vakken.
3.
De onderzoeksresultaten worden overzichtelijk gepresenteerd.
4.
De conclusie geeft een juist antwoord op de gestelde hoofd- en deelvragen.
5.
De mogelijke verklaringen voor de waarnemingen worden gegeven.
6.
De zwakke en sterke kanten van het ontwerp of onderzoek worden besproken.
7.
De presentatie is helder ingedeeld.
8.
De presentatie is goed te verstaan.
9.
Eventuele hulpmiddelen bij de presentatie worden goed gebruikt.
10.
De eigen inbreng is voldoende.
Datum bespreking: Gemaakte afspraken:
Datum beoordeling: Waardering: goed/voldoende
Eindbeoordeling
-
cijfer:
Werkplan
Uitvoering
Presentatie
Totaal
0 goed
0 goed
0 goed
0 goed
0 voldoende
0 voldoende
0 voldoende
0 voldoende
21
Verder lezen Beljaars, K. et al. (red.) (1996) Van ABN tot zelfportret. Het handboek voor iedere leerling die een scriptie schrijft, een werkstuk maakt of een spreekbeurt voorbereidt over een alfa-onderwerp. Utrecht: Faculteit Letteren Universiteit Utrecht. Boer, E. de et al. (red.) (1997) Handboek Vaardigheden Tweede Fase leerlingenboek. Loenen aan de Vecht: Edumedia. Boer, T. de et al. (1998) Aardrijkskundig onderzoek. Atlantis, aardrijkskunde voor de tweede fase havo/vwo. Zutphen: Thieme. Wijgerinck, M. (1998) Vaardigheden Compact leerlingenboek. Loenen aan de Vecht: Edumedia. Wubbels, Th. (1991) Presenteren. Aulapocket studievaardigheden. Utrecht: Het Spectrum.
22