Het Princiepertje
(Sint Steven te Nijmegen)
Nr. 91
2010
Dordrecht, maart 2010
Lieve familie en alles wat erbij hoort, Wat zou je doen, als op de verjaardag van je zoon de oppas binnen komt lopen, op en top gekleed, met haar twee dochters en zoonlief van 2 jaar, waarbij je tot je grote schrik ziet, dat ze laarzen aanheeft met naaldhakken, zo lang en dun, dat ze gegarandeerd een reliëf in je mooie parket achterlaten waar je de komende jaren nog veel plezier aan zult beleven? Dat overkwam mij op de zesde verjaardag van Jort. Een alleraardigste vrouw, waar Jort sinds 2 jaar kind aan huis is. Maar dit kon ik niet aan. Het angstzweet brak me uit. Mijn woonkamer zat vol bezoek, en al priemend met haar schoenen liep ze beleefd een rondje langs alle gasten, gaf ze een hand en stelde zich voor. Gelukkig ging ze snel zitten, in de keuken, op een krukje met haar hakken ‘bloot’ op de vloer. Jort riep of ze niet even zijn nieuwe trein wilde zien, en voor ik er erg in had, stond ze op, tilde haar huilende kind op, waarbij de schoenen zo’n tientallen centimeters dieper de vloer in leken te zakken en liep met Jort mee naar de voorkamer. Als een geslagen hond rende ik achter haar aan, en duizenden gedachten schoten door mijn hoofd. “Ga ik het zeggen, wat ga ik zeggen, hoe ga ik het zeggen?” Ik weet nog dat mama vroeger ook op zulke hakken liep (“toen het nog mode was”…”nu toch niet meer!!!”....”wie doet er nu zulke schoenen aan!!???”), en het parket thuis één grote emmentalerkaas was. Maar mijn vloer, nee dit kon ik niet laten gebeuren. Tegelijkertijd wilde ik er natuurlijk ook niet moeilijk over doen, een huis moet toch leven, maar bij wat er nu gebeurde zakte ik steeds verder door de grond. Ze kwam even later naast me staan in de keuken en vroeg of het wel goed ging met me. Ik probeerde mijn diepe frons weg te lachen en duwde haar naar de woonkamer in de richting van een stoel, met een stukje van het wollige vloerkleed onder haar schoenen. Ik kon mijn blik niet meer van de vloer afkrijgen en tientallen afdrukken lieten een spoor na als putjes in zachte roomboter. Uiteindelijk is het me gelukt en alle moed bij elkaar verzameld, zei ik dat haar schoenen in mijn visgraatvloer wegzakten. “Oh, maar dan doe ik ze toch uit…” zei ze, en onder haar mooie uitdossing met minirok en legging kwamen haar sokken te voorschijn. Gelukkig zonder gaten voor haar…die zaten inmiddels in mijn vloer. Echter alles is relatief. Een week later begon het parket op de eerste verdieping op te bollen en bleken we al maanden lekkage te hebben vanuit de badkamer, waarbij zich inmiddels grote plassen onder de vloer hadden gevormd. We zijn met ons drieën inmiddels op zolder beland, hebben de nodige bouwvakkers over de vloer gehad, waarbij je niet wilt weten met wat voor ’n schoenen zij mijn huis betreden hebben. De lekkage lijkt verholpen, de betonnen vloer is nog steeds verzadigd, en mijn relativeringsvermogen is gegroeid. De tuin begint weer te bloeien, voor ons huis is een zwanenpaar met een nest bezig. Wat kan er nog mooier zijn? Het nieuwe Princiepertje natuurlijk. Veel leesplezier en de hartelijke groeten uit Dordrecht.
Odette
[email protected]
Interview Het leek wel of ik uit een diepe winterslaap ontwaakte toen ik ’s morgens uit het venster keek, De sneeuw was weg en een stralende zon bescheen in mijn tuin de sneeuwklokjes, of moet ik meiklokjes schrijven, zoals deze mooie, altijd eerste bloempjes die in de lente opkomen in Duitsland genoemd worden. Lente was het nog lang niet op deze februaridag; volgens de kalender hebben we nog minstens een maand te gaan, de witte kelkjes zijn toch de eerste voorboden. Op 22 februari en de dagen erna moet ik altijd terugdenken aan de dag dat het ’s morgens ook zo’n stralende dag was. Ik herinner me dat ik als 11-jarig jongetje op weg naar school, op het Keizer Karelplein in Nijmegen, samen met tientallen anderen omhoog staarde naar de wel meer dan honderd “vliegende forten” in de lucht, die daar hun witte condensstrepen trokken op weg naar Duitsland. Dat bracht geen angst teweeg, dat waren onze vrienden die de moffen een lesje gingen leren. We wisten niet dat we enkele uren later doelwit zouden zijn en dat per vergissing niet alleen de binnenstad werd plat gegooid, maar dat er meer dan 800 dodelijke slachtoffers zouden vallen, waarbij zelfs (nagenoeg) hele gezinnen omkwamen en nog een groter aantal gewonden hulp zochten. Als je daaraan terugdenkt, is het verbazingwekkend dat in zo’n grote familie als de Schoutens en de Bruins geen slachtoffers zijn gevallen. Daarbij bedenkend, dat velen in het centrum van de stad naar hun werk of school gingen. Ook van ons gezin kwamen er velen in het centrum. Zo werkte Rikie bij C&A op kantoor, maar zij was tijdens het bombardement nog thuis voor de lunch en Pa was in Arnhem bij het Gerechtshof voor de rechtszaak: “de moorden op Wintersoord”. Gerard zat op school dichtbij de spoorlijn naar Venlo, waarbij Ton en Jan niet ver daar vandaan op de spoorbrug van de Graafseweg dekking zochten. Ik probeerde de grond in te kruipen niet ver van het Keizer Karelplein en was verschrikkelijk bang. Nu 66 jaar later zullen er nog heel veel zijn die, net als ik, aan die dag in februari terugdenken als je van Nijmegen hoort of er bent. Of moet (mag) zijn, voor een interview, wat gelukkig niets met die tragische gebeurtenis te maken heeft. In die tijd was De Heiweg min of meer de rand van de bebouwde kom van Nijmegen richting Limburg. Nu al lang niet meer, en het kenmerkende van de veertiger jaren in de vorige eeuw is al lang verdwenen. Nu valt het op dat de gemeente niet weet wat ze er mee aan moet. Het eenrichtingsverkeer varieert ongeveer om de honderd meter en, als je er zo weinig komt als ik, blijft dat verwarrend. Toch was ik op de afgesproken tijd op mijn afspraak en Caroline deed alsof het vanzelfsprekend was dat ik geen minuut te laat was. De koffie was klaar en werd vergezeld van een punt appeltaart die er mocht zijn. Trots vertelde ze dat die gebakken was door Daan en dat het helemaal niets met zijn opleiding te maken had, maar dat hij dat leuk vond om te doen. Tijdens de koffie al vertelde ze desgevraagd:
Ik ben op 10 mei 1959 in Tiel geboren, maar omdat mijn vader een aanstelling als leraar bij de Ambachtschool in Nijmegen kreeg, verhuisden we. Het enige dat ik nog weet, maar dat is eigenlijk van bezoekjes later, dat we woonden in de Mr. Tydemanstraat op nummer 10 en dat we op
de kleuterschool, die ik kort bezocht, schoolmelk kregen. Ik ben de jongste van 5 kinderen: de tweede is een jongen en de rest allemaal meisjes. Tot mijn 19e woonde ik bij mijn ouders in de Okapistraat.
Aanvankelijk konden we nog spelen op de grasveldjes tegenover ons huis, maar dat werd toch wel redelijk snel volgebouwd. Na 2 jaar was de hele buurt vol met nieuwe huizen en was er nog maar weinig gras over. Ik ging naar de “Rosa” kleuterschool aan de Akkerlaan en later naar de ernaast gelegen Lagere School “Bernadette”. Dat was toentertijd nog een meisjesschool, die nu “de Akker” heet. Ik heb een leuke schooltijd gehad, ondanks dat mijn moeder een vaste invalkracht was. Zij was voor haar huwelijk ook onderwijzeres, maar door haar huwelijk ontslagen. Het kwam dus vaak voor dat ze in mijn klas onderwees. Als ik iets fout deed, gingen de leerkrachten bij mijn moeder klagen en voor mij was ze veel strenger; ze wilde in geen geval haar eigen kind voortrekken. Ik ging aan de hand van mijn moeder naar school, terwijl mijn oudere zusjes al veel sneller alleen hun weg zochten, die moesten zichzelf maar redden. Mijn oudste zus Trudy, waarmee ik 10 jaar scheel, kwam ook nog stage lopen op mijn school en mijn moeder werd onderwijzeres in handwerken. Ik werd zo wel in het oog gehouden, wat helemaal niet nodig was want ik was een braaf meisje dat goed mee kon komen op school en nooit kattenkwaad
uithaalde. Buitenschoolse activiteiten waren er niet. Het enige wat ik me kan herinneren, is een schoolkamp van drie dagen in de zesde klas wat ik niet geweldig vond. Ik was een heimweekind dat ook niet uitkeek naar logeerpartijen, behalve als het vertrouwd was. Zo ging ik met een oom en tante, die kinderen van mijn leeftijd hadden, vaker mee kamperen. Mijn grootvader Seemann is in 1896 in Duitsland geboren en, toen hij één jaar oud was, met zijn ouders verhuisd naar een boerderij in Junne bij Ommen. In de oorlog verzwegen hij maar dat Seemann met dubbele “n” geschreven werd om commentaar te voorkomen. Hij kon overigens niet voorkomen dat in de oorlog een SD-afdeling op de boerderij werd ingekwartierd. Ze gingen er gewoon vanuit dat het hun plicht was als Rijksduitser. Hij is later ook genaturaliseerd, maar sprak van huis uit natuurlijk perfect Duits. Veel later, na de oorlog, kwam hij in de trein in gesprek met een Duitse toerist, wat andere passagiers het commentaar ontlokte dat hij zo goed Duits sprak. Hij zei daarop: “Ja, en mijn Engels is net zo goed als mijn Frans”. Dat sprak hij totaal niet… De boerderij in Junne werd later, toen ik nog klein was, door zijn jongere broer bewoond. Om die reden logeerde ik daar vaak met een zus of nichtje, dat was vertrouwd en vond ik wel prachtig. Zo kende ik de zandverstuivingen in Ommen al veel eerder dan de familie Schouten, die daar een KFD organiseerde. Daar had ik veelvuldig zelf gespeeld; de boerderij lag daar vlak bij. Ik zocht als jong meisje geen aansluiting bij clubs. Ik heb een jaartje op turnen gezeten, maar toen ik ’n keer van de brug gevallen was, had ik er genoeg van. Ook in de scouting had ik al na een paar maanden geen interesse meer. Ik speelde in die tijd gewoon het liefst op straat met mijn vriendinnetjes. Ook met het dieren houden ging veel mis. De vissen sprongen uit de kom, mijn muizen liepen weg en de
hamsters vraten hun eigen jongen op. Pas toen ik op mezelf ging wonen, ging het goed. Ik heb 8 jaar lang een konijn in mijn flat gehad. Heel toevallig legde die twee maanden nadat ik met Ton was gaan samenwonen het loodje….. Na de Lagere School ging ik naar het Canisius College aan de Berg en Dalseweg. Die school was destijds zo groot, dat we wegens ruimtegebrek in het tweede jaar op de lokatie Mater Dei les kregen. Inmiddels staat van de oude school alleen nog de voorgevel overeind en is de hele school op Mater Dei ondergebracht. Ik heb nog les gehad van de Jezuïten o.a. Duits van pater Krekelberg, die het presteerde om als surveillant bij een proefwerk voor de klas in slaap te vallen. Ik vond het een leuke school. De eerste jaren was ik nogal verlegen en voelde ik me niet altijd happy. In de 4e ben ik blijven zitten en daarna ging het wonderwel veel beter. Ik was altijd braaf en wist ook niet wat spijbelen was, tot op een keer. Mijn vriendin en ik hadden geen zin om naar school te gaan en dat besloten we ook. Maar God straft onmiddellijk. We kwamen met de fietssturen in elkaar en maakten een lelijke smak. Met behoorlijke hoofdpijn belandden we in bed. We hebben maar verteld dat het op de heenweg naar school was gebeurd. In de vijfde en zesde klas gingen wij regelmatig naar “Trianon”, een café praktisch naast de school, waar iedereen van de school naar toe ging: zelfs de leraren. Die maakten het zo gortig dat de eigenaars liever hadden dat die niet meer kwamen, want ze stonden af en toe op de bar te dansen. Wij, mijn vriendin en ik , zaten daar alleen aan de koffie en te klaverjassen, wat we nu nog doen. Met deze vriendin en haar man klaverjassen we steeds van tijd tot tijd. Soms zien we elkaar in geen maanden en dan weer regelmatig. Vanaf 1993 gaan we met haar gezin en het onze elk jaar op vakantie. De eerste jaren naar de Ardennen en vanaf 1998 naar Frankrijk. We huren dan een groot huis op het platteland waar we met z’n allen in
kunnen: we zijn inmiddels door de verkeringen van de kinderen met 10 man. We huren nooit twee keer hetzelfde huis en hebben al behoorlijk wat van Frankrijk gezien: Vogezen, Loire, Bourgogne, Bretagne, Midi-Pyreneeen, Champagne en dit jaar Normandie. We maken dan verschillende dagtochtjes en op de terugweg naar ons vakantieadres slaan we flink in en gaan gezellig koken. Ik was typisch een A-meisje en liet, zo gauw het kon, de B-vakken vallen. Ton zat ook op “het Hok”, maar die was twee jaar jonger dan ik en “met kleinere kinderen ga je niet om” was het parool. In 1978 deed ik met succes eindexamen Atheneum. Na het examen heb ik gelijk gekozen voor de verpleging, hoewel velen verwachtten dat ik met het diploma Atheneum doorging met studeren, maar de Verpleging wilde ik altijd al. In ‘t Kort Caroline, Christina, Anna, Maria Nuijten, geboren te Tiel op 10 mei 1959. Volgde de basisschool, Bernadette, a/d Akkerlaan, in Nijmegen, .Daarna het Canisius College VWO Atheneum. Eindexamen in 1978. Vervolgens ging zij de opleiding voor Verpleegkundige A aan het Canisius Ziekenhuis en werd zij na een management-opleiding, aan het IBW (Instituut voor Bedrijfs Wetenschappen), teamleidster van de afdeling plastische chirurgie, vanaf 1987. Zij werkte daar tot de geboorte van kleine Ton. Nadien was zij oproepkracht, maar stopte met haar beroep in 1998. In 2009 werd zij “verzorgende” in Huize Nijevelt en is daar nog steeds werkzaam op de afdeling Verpleging. Zij trouwde op 15 april 1989 met Antonius Schouten en
is moeder van Ton (1990) en Daan (1992)
Door een stomme fout van de decaan, die niet wist dat hij voor referenties moest zorgen, moest ik toch met de opleiding wachten tot december, anders was ik al in september begonnen met de opleiding Verpleegkundige A in het Canisiusziekenhuis, toen nog aan de Sint Annastraat. Op mijn eerste afdeling heb ik nog gewerkt met Mirjam, die er al wat langer zat. Ik herinner me dat zij al meer verpleegkundige handelingen mocht verrichten. Op dezelfde afdeling ben ik later ook vast aangesteld. Vanaf mijn veertiende was ik ook lid van het Fatima kerkkoor. Daar had ik al jaren bij willen horen. Het hele gezin was daarbij betrokken en thuis hoorde je altijd het ene na het andere enthousiaste verhaal over het koor. Je moest tenminste 14 jaar oud zijn voordat je werd geaccepteerd. Het was een hele hechte club die ook samen op zomer- en winterkamp ging, wat voor die tijd toch wel bijzonder was, zo jong en mee op kamp. Het koor bestond uit meerdere grote gezinnen en de Pater ging ook mee. Het was een grote familie en er werd altijd fanatiek gerepeteerd. Het koor heeft een grote rol gespeeld voor mij. Ook voor het gezin. Mijn oudste zus is zelfs met de dirigent getrouwd. Velen op het koor hadden een bijnaam. Zo werd ik “Kakkie”genoemd. Op het koor zaten ook twee meisjes met de naam “Els”. De één werd Aleis genoemd en de ander, mijn zus, werd vanwege haar rode haar “Radijs”. Wij zijn misschien wel een beetje in voor rare bijnamen. Zo wordt oma op de Verlengde Groenestraat nog steeds “oma Boris” genoemd en hoe lang is die hond er al niet meer? Omdat ik een paar maanden moest wachten met de opleiding, ben ik in de tussentijd gaan werken bij mijn zwager die een bloemenkiosk had en vóór de opleiding begon was ik al op kamers. Mijn zusje kreeg nml. een flat en zo kwam haar kamer vrij. De hospita was heel streng en mijn moeder dacht: “die zit daar goed.” Geen
jongensbezoek en geen logeerpartijen want dat was daar uit den boze. Zo was ik al in oktober 1978 zelfstandig in de Bachstraat. Verpleegster worden had ik altijd al gewild, dat zat er heel vroeg in. Met mijn Atheneum was ik wel een buitenbeentje. Ik vond het vanaf het begin interessant en leuk. Ik heb altijd gezegd: “je moet het met lol doen anders moet je er niet bij gaan; de mensen zitten niet te wachten op een chagrijnig gezicht”. In de leerlingentijd ging je van afdeling naar afdeling om ervaring op te doen en had je van tijd tot tijd theorie. De lessen werden veel gegeven door assistent artsen die maar moeilijk de aandacht van de verpleegsters vast konden houden, die zaten van alles te doen, behalve te luisteren. Ik was een van de weinigen die hun lessen volgden met het voordeel voor mij dat ze rechtstreeks tegen mij spraken en dat ik naderhand weinig hoefde te leren. Als ik nachtdienst had gehad ging ik toch altijd eerst naar mijn moeder. Zij was een ochtendmens dus ik kwam nooit te vroeg. Zij dronk een kopje thee en ik een borreltje, en keuvelden eerst gezellig een uurtje voordat ik naar bed ging. Drie en een half jaar duurde die opleiding; ik slaagde in mei 1983 en kon onmiddellijk beginnen op de afdeling II B. Ik had het geluk dat de hoofdzuster van de afdeling mij vroeg om bij haar te komen werken. Een afdeling voor particulier verzekerden, wat nu niet meer bestaat. Ik heb altijd met vreugde en interesse mijn werk gedaan en nooit spijt gehad dat ik hiervoor gekozen heb. Af en toe was ik verliefd en had een tijdje verkering, maar veelal was het maar voor korte duur. Snel ging ik mij
aan iemand ergeren en dacht dat is niets voor mij. Met ééntje was het al na een week bekeken, maar die is wel in de familie gebleven, want hij is met mijn zus getrouwd. Met Ton was het anders. Na een paar weken had ik me nog steeds niet geërgerd en ik was stapelverliefd op hem. Op 5 maart 1987 hebben we elkaar leren kennen bij het “haring happen”. De volgende avond stond hij weer bij mij op de stoep en was het dikke mik. Ton had destijds een kamer op een zolderetage in NijmegenOost en het was dus logisch dat we in september van dat jaar op mijn flat aan de Koningsmantelhof zijn gaan samenwonen. In ‘t Kort Antonius, Maria, Jozef, Schouten, geboren te Nijmegen op 16 maart 1961. Met goed gevolg de basisschool doorlopen en aansluitend naar het VWOAtheneum op het Canisius College (‘t Hok). Eindexamen in 1979. Rechtenstudie op de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Werkzaam bij de VVV daarna bij de KNP, produktie-planning. Gehuwd op 15 april, 1989 in de mysterieuze Cenakelkerk naast de H.Landstichting met Caroline Nuijten. Is actief als vrijwilliger voor “Balans”. Vader van twee zoons Ton (11-71990) en Daan 1992). Wonende aan Heiweg 194, sinds februari l990. Voor de eerste kennismaking met de familie was ik erg zenuwachtig, maar het was de verjaardag van de moeder van Ton en ik dacht “er is natuurlijk een volle kamer en dan val ik niet zo op.” Ik kwam bedrogen uit, want toen ik om half 9 arriveerde was er niemand: Ton wilde mij blijkbaar een vuurdoop voor de hele familie besparen.
Die vuurdoop kwam in januari 1988 op de verjaardag van mijn schoonvader. Toen leerde ik ook opa Schouten kennen, die natuurlijk het nodige te vragen had. Hij was ook geïnteresseerd in wat de ouders deden, maar als ze “katholiek” waren werden ze al snel goedgekeurd. De volgende dag belde hij Ton op zijn werk op en wilde voor het archief, zoals hij zei, mijn doopnamen en geboortedatum en – plaats weten. Hij zal mijn doopceel wel hebben gelicht. Hij wilde altijd weten hoe het ging en na ons huwelijk heeft hij wel een paar keer gezegd dat hij hoopte mee te maken, dat er nog een stamhouder geboren zou worden. Ook met de verjaardagen was hij altijd present. Zo belde hij een keer op mijn verjaardag ’s morgens om half tien al op, en vroeg of ik thuis was. Na een kwartier stond hij voor de deur en vroeg: “Ben ik de eerste?” Ton zei naderhand: “Je had moeten zeggen, de rest is net weg!” We zijn getrouwd op 15 april 1989, nog net voor mijn dertigste. Toen we de dag na ons trouwen thuiskwamen, bleken Dorian en een aantal vrienden al onze kleding uit de flat weg te hebben gehaald. Deze bleek drie dagen later bij mijn schoonouders op zolder te liggen, zonder dat zij dat zelf wisten. We hadden wel schoon ondergoed mee gehad naar het hotel, en gelukkig had ik mij de vorige dag bij mijn ouders thuis omgekleed en dus ook gewone kleding mee. Ton heeft echter drie dagen in zijn trouwpak rondgelopen totdat we er via via achter kwamen waar onze kleding was… In het najaar kochten we ons huis, vlak om de hoek van de flat: veel van onze spullen konden we met een steekwagentje over straat verhuizen. We hadden de sleutel van ons huis eerder gekregen dan we dachten, maar we hadden nog geen vrij om het huis op te knappen. De ouders van Ton, vooral zijn vader, zijn direct aan de slag gegaan en hebben veel gedaan om het huis binnen aanzien te geven. Het bevalt ons goed op de Heiweg. Ik ben altijd verliefd geweest
op dit huis. Mijn ouders hebben wel eens gevraagd “willen jullie niet ons huis”, maar dat was wel twee keer zo groot en wat moet je er mee? Aan de achterkant hebben we ook een dakkapel laten plaatsen en zodoende hebben allebei de jongens een grote kamer.
Nadat het Fatimakoor was opgeheven, ben ik tot 1988 lid geweest van het jongerenkoor van de Maria-Geboortekerk. Ik ben vervolgens nog een tijdje lid geweest van een “popkoor”, maar dat was toch niet het ware. Ik ben toen overgestapt op kegelen en heb dat tot vorig jaar gedaan. Ik ben nog in de B-klasse kampioen van Nijmegen geworden. Die kegelclub kwam voort uit leden van de voetbalclub Union, en het was nog niet eens eenvoudig om lid te worden. Een ballotagecommissie moest daar over oordelen en of mijn schoonvader en Ton buitengewoon actieve leden van zowel de voetbal- als kegelclub waren, maakte niets uit. Een paar vrouwen, dat was wel goed, maar het moesten er ook weer niet te veel worden. Ton is inmiddels ook minder actief met de competitie, maar is nog wel secretaris van de Bond. Wij organiseren ook samen jaarlijks “Het Tournooi der Azen”, dat door mijn schoonvader in 1984 in het leven is geroepen. Nadat hij in 1990 overleed, dacht iedereen dat dat toernooi ook niet meer zou worden gehouden. Ton en ik hebben die organisatie toen overgenomen. Sommigen zeggen dat het eigenlijk het “Ton Schouten tournooi” zou moeten heten, als eerbetoon voor wat mijn
schoonvader allemaal voor de club heeft gedaan. Dat de kegelbond een vergrijsd wereldje is, werd duidelijk toen ik door iemand werd aangesproken met de vraag of ik familie van Toon Schouten was. Het bleek Leo Camijn te zijn, die nog als rechercheur met opa Schouten had gewerkt. Ik ben doorgegaan met werken tot de geboorte van Ton. Mijn schoonvader is 6 weken voor de bevalling overleden. Dat was heel triest. Hij had zich er zo op verheugd om opa te worden, maar helaas mocht hij dat niet meer meemaken. Het laatste wat hij nog gedaan heeft, is de babykamer opknappen en het ledikantje, waar Dorian en Ton ook in hebben gelegen opnieuw schilderen. Na de geboorte van Ton ben ik opgehouden met werken. Ik was nog wel oproepkracht met een z.g nulurencontract, maar was huisvrouw en vooral moeder geworden. Daan werd in 1992 geboren. Ik had dus mijn handen vol. Het ook nog daarbij werken werd steeds moeilijker te combineren. Vaak werd ik door Ton opgebeld “ik red het niet om op tijd thuis te zijn” en moest plotseling weer een beroep doen op mijn ouders om op te passen. Daarom ben ik in 1998 helemaal gestopt met werken. Er kwam nog bij dat Daan veel aandacht vroeg. Hij bleek een vorm van autisme te hebben: “het syndroom van Asperger” en had veel begeleiding nodig.
Nu gaat het heel goed met hem. Hij krijgt twee dagen in de week training in Oosterbeek en gaat daarnaast naar het
Stedelijk Gymnasium in Nijmegen, waar hij, ondanks 2/5 afwezigheid, goed mee kan komen. Ton jr, die aanvankelijk in Arnhem de opleiding voor Verpleegkundige volgde, is daarmee gestopt omdat het hem allemaal te theoretisch was; hij is meer een doener. Aan de opleiding heeft hij wel een heel leuke vriendin overgehouden, waarmee hij al meer dan een jaar verkering heeft. Dat ze supporter is van “die club uit Ernhem”, (waarvan de voorzitter ook nog Schouten heet!) levert hier thuis vaak leuke gesprekken op! Hij werkt nu in de horeca, maar start in september met de opleiding “Licht- en geluidstechniek”.
ook weer aan het werk, nu als “verzorgende”. Er is zo veel veranderd in de verpleging dat, voordat ik daar weer aan de slag kon, eerst aan herscholing
Het syndroom van Asperger, ook wel aspergersyndroom of stoornis van Asperger, is een pervasieve ontwikkelingsstoornis vernoemd naar de Weense kinderarts dr. Hans Asperger. Het syndroom kenmerkt zich door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij de klassieke autistische stoornis is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op lage leeftijd. Er is een normale of soms hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van contact, maar er zijn in ieder geval tekortkomingen in de sociale interacties.
moest beginnen en dat trok me niet aan. Ik werk nu 28 uur in de week, ook de avonden en weekenden, in “Huize Nijevelt” waar opa Schouten en ook mijn ouders nog samen hebben gewoond. Sinds het overlijden van mijn vader in 2004 is mijn moeder nu alleen en heeft het heel moeilijk met dit verlies. Ze lijdt aan geheugenverlies. ‘s Avonds weet ze niets meer van ’s morgens en ze mist de voor- en napret van gesprekken en ontmoetingen. Ik kan haar nu gemakkelijker bezoeken en regel voor haar de financiele zaken. Pas kort werk ik op een behoorlijk zware afdeling: de verpleegafdeling. Er zijn maar twee bewoners die met een rollator nog wat kunnen lopen. De anderen zijn aangewezen op totale verzorging. Het geeft veel voldoening, maar er is ook veel droefenis waar weinig leuke verhalen over te vertellen zijn. Ik heb daarom besloten toch weer naar iets anders uit te kijken. Tijdens het verorberen van een lekker ham/kaasbroodje was het me opgevallen dat de deuren naar de hal en de keuken vol hingen met papieren met de nummers van de top 2000. “Ton is een fervent luisteraar van Radio 2”, zegt Caroline.”Hij luistert dagelijks naar het KRO-programma “Tijd voor Twee” van Frits Spits. Tussen twaalf en twee is er ook een spelletje waar je n.a.v. de nieuwsactualiteit een zin moet afmaken.
Na een reorganisatie bij de papierfabriek Sappi heeft Ton voor een vertrekregeling gekozen. De nieuwe functie betekende een verhuizing en dat zag niemand in ons gezin zitten. Hij houdt zich nu bezig met tekstschrijven en redactieen correctiewerk. Hij is daarnaast ook actief voor “Balans”, een vereniging van en voor ouders met autistische kinderen. Als vrijwilliger organiseert hij thema-avonden en geeft voorlichting in Nijmegen en omgeving (Rivierenland). Sindsdien ben ik
Zoals b.v.: twee naturisten mogen van de SGP niet naar de dierentuin. Zegt de één tegen de ander: Ton heeft die gewonnen met “Ze weten niet wat ze ons aandoen.” Zo won hij ook een keer n.a.v. de discussie over dubbele paspoorten: Twee paspoorten van één persoon krijgen een gratis diner aangeboden, zegt de een tegen de ander: “…en Geert Wilders kóókt!” De winnaar ontvangt een keramisch bordje met daarop het ingezonden gezegde. Bij ons hangen inmiddels 8 bordjes in de hal. Ik doe zelden mee, en was al heel blij een keer het eindklassement te hebben gehaald.
Ik hoorde toen over de radio “…op de 3e plaats Caroline Schouten uit Nijmegen…” maar vlak daarna “… en op de 1e plaats Ton Schouten uit Nijmegen…”. Toen was de lol er voor mij wel af.” Ik nam hartelijk afscheid met de belofte dat we elkaar zeker weer zien op SKFD in oktober a.s. In tegenovergestelde richting verliet ik, weer op een stuk éénrichtingsverkeer, het gezellige huis aan de Heiweg. Wim
Ik ga verhuizen! Per 12 februari 2010 is mijn adres: Francois Ballochilaan 49 7242 AM Lochem Mijn telefoonnummer blijft: 0573 252265 Ina
Hoi Geert, Het lijkt mij wel interessant om van tijd tot tijd een stukje over jouw familiegeschiedenis te lezen, maar uiteraard heeft de redactie het laatste woord.,Groetjes, Josephine
Bovenstaand verscheen in de mailwisseling naar aanleiding van de sponsor campagne voor het Princiepertje vorig jaar januari. Het laatste woord werd gesproken en op verzoek stuurde Geert het volgende bericht: Mogelijk ben ik niet op tijd, maar dan kun je het voor een volgende keer gebruiken. Zoals ik in het stuk aangeef komt er geen directe samenvatting van het boek met alle nazaten (wie zit daar op te wachten) maar een verzameling van leuke, interessante of opmerkelijke verhalen soms hier en daar geromantiseerd. Het eerste is altijd de minst interessante want er valt veel uit te leggen, maar wilde toch bij het begin beginnen. Nou ja het gaat toch over: tabak, roken, gevangenisstraf, verboden godsdiensten, revolutie,coffeeshop en zwanger raken voor het huwelijk, dus begint toch al best wel op de gemiddelde soap te lijken, Hopelijk vind je het wat. Groetjes, Geert
Lees verderop het, eerste deel, van het relaas van de familie Peulings!
Nieuw persbericht Schouten Kinder Familie Dag krijgt steeds meer vorm!! Tot onze grote blijdschap hebben bijna alle familieleden aangegeven dat ze van de partij zijn op de SKFD 2010. Er komen 100 familieleden, waarvan er 44 blijven overnachten. We vinden het heel leuk dat ons initiatief zoveel positieve reacties heeft gekregen. Ook goed nieuws is, dat Eugenie de gelederen van de voorbereidingscommissie is komen versterken. In onze laatste bijeenkomst hebben we het thema van de dag vastgelegd (groot geheim!) en zijn de belangrijkste activiteiten meer concreet geworden. Het organiseren van de diverse onderdelen van de dag is verdeeld onder de commissieleden. Een aantal van jullie kan een telefoontje verwachten met de vraag of je mee wilt werken aan een bepaalde activiteit. Voor de rest hebben we alles onder controle! De afspraken met Zonnewende zijn gemaakt. We krijgen een eigen vleugel, dus hoeven we met niemand anders rekening te houden dan met onszelf. Ook is de jullie bekende bungalow in het bos helemaal tot onze beschikking. Als je nog vragen hebt, kun je contact opnemen met één van ons of per email met Monique (
[email protected]). We zullen alle vragen proberen te beantwoorden, behalve de vraag wat het thema van de dag is. Als er meer nieuws is, horen jullie van ons in de volgende editie van ons onvolprezen familieblad. Rikie, Monique, Eugenie, Barbara en Stéphanie
Bij de voorplaat: De voorloper van de Sint-Stevenskerk was een 7de-eeuws kerkje nabij het Kelfkensbos, dat rond 1250 werd afgebroken. Graaf Otto II van Gelre kreeg toestemming om elders in de stad een nieuw bedehuis op te richten en in 1254 werd begonnen aan de bouw van een tufstenen kerk op de Hundisburg, een heuvel in het uiterste westen van de stad. Deze kerk werd in romaanse stijl opgetrokken: met zware muren en kleine vensters met rondbogen. In 1273 werd de nog in aanbouw zijnde kerk gewijd aan Stephanus, de eerste christelijke martelaar. Rond 1307 was het bouwwerk klaar, maar de voltooiing van de toren liet nog op zich wachten tot omstreeks 1326. De kerk is daarna vele malen verbouwd en vergroot. Tussen 1343 en 1361 werd een nieuw transept gebouwd, waardoor de Sint-Steven een kruisbasiliek werd (de kerk kreeg een kruisvorm, waarbij het transept of dwarsschip de korte zijde van het kruis vormt). Bij deze verbouwing kreeg de kerk een meer gotisch karakter. De zijbeuken kregen tussen 1371 en 1428 dezelfde hoogte als het middenschip, zodat een hallenkerk ontstond. Tussen 1420 en 1456 werd het nog bestaande koor met straalkapellen aan de achterzijde van de kerk gebouwd en van 1542 tot 1565 werd een nieuw transept opgetrokken. Enkele jaren later, tussen 1567 en 1579, werd het Zuiderportaal gebouwd. .In 1772-1777 werd de kerk, zij het niet erg professioneel, gerestaureerd. Daarna begon het enorme bouwwerk langzaam maar zeker in verval te raken. Rond 1940 waren er plannen voor een grondige restauratie, maar deze ging wegens geldgebrek niet door. Net als vele andere kerken viel de Sint-Stevenskerk in februari 1944 ten prooi aan het geallieerde bombardement. De toren stortte neer op een aantal huizen aan de Stikke Hezelstraat en de zuidelijke zijbeuk raakte zwaar beschadigd. Even werd overwogen de kerk te slopen, maar in 1948 werd dan toch begonnen met een ingrijpende restauratie, die pas in 1969 werd afgerond. De kerk werd teruggebracht in de staat, zoals deze in de 17de eeuw verkeerde. Niet alleen van buiten is de kerk schitterend, ook binnen is veel moois te zien. De Sint-Steven telt een viertal orgels, waarvan het Königorgel uit 1773-1776 het grootste is. Het Ardennenorgel is het oudste en staat in het koor. Het is gebouwd tussen 1690 en 1710. Naast orgels bezit de kerk nog vele andere kunstschatten, waaronder 15de-eeuwse muurschilderingen, eeuwenoude grafstenen, een preekstoel uit 1640, kroonluchters uit 1643, de Herenbank uit 1644, de Prinsenbank uit 1771 en nog veel meer. Sinds 1591, met een onderbreking van 1672 tot 1674, is de kerk eigendom van de Hervormde Gemeente en sinds enkele jaren wordt het gebouw beheerd door de Hervormde Stichting voor de Grote of Sint-Stevenskerk te Nijmegen. Geregeld is de kerk opengesteld voor publiek. De toren is eigendom van de gemeente en is in de zomermaanden regelmatig te beklimmen. Bron: website Noviomagus; kleurenfoto van Henk Kersten
Uit de (oude) nieuwe doos Als Anouk (Hellevoetsluis) 1 ½ jaar oud is roept ze naar de buurvrouw:dooie, dooie, dooie` De buurvrouw heet Dorie maar dat is nog te moeilijk.. Als ze tweeënhalf is gaat het praten beter want als ze haar voet stoot zegt ze `ik heb sokkenpijn`. Jort (5 jaar Dordrecht) zit samen met Odette in de auto te wachten tot de deur open gaat van de sportzaal. Hij gaat voor de eerste keer naar judo voor een proefles. Wachtende vraagt hij aan Odette: “en als ik het nu niet lekker vind?” In Noordwijkerhout is familie uit Duitsland op bezoek. Aan tafel wordt er in het Duits gesproken over het feit dat dialecten van een land elkaar niet kunnen verstaan. Theo legt dit aan Inge uit. Inge heeft het goed begrepen want ze zegt: “ Nou dan ben je doof”. Jort (5 jaar) had uitleg gekregen over de noodzaak van goed tanden poetsen want anders zouden de bacteriën in zijn mond de tanden opeten. Toen hij met een elektrische tandenborstel zijn tanden zorgvuldig aan het poetsen was, moest hij nog wel even kwijt dat nu die bacteriën dus wel erg duizelig werden van die ronddraaiende borstel. Jort (5 jaar) wil met heel veel mensen trouwen, o.a. zijn vriendin Anne Fleur op school, de oppas, haar man, en natuurlijk papa en mama. Om met iedereen te kunnen knuffelen moeten we wel in een hoog stapelbed gaan liggen. Jasper ( Hellevoetsluis 6 jaar) Bij het eten van een sinaasappel spuugt hij een pit uit. Hij zegt: “bah een pit”. Hij heeft het mis, want het blijkt een tand te zijn en bij de Palmpasen vieren in de kerk is zijn commentaar: “Geloven jullie nou in die onzin? Nou, ik niet!” Anouk vindt altijd wel nieuwe woorden uit als ze een jaar of drie/vier is. Zo vertelt ze aan iedereen dat ze van Sinterklaas een “verfkijker”gekregen heeft (verrekijker) en bij een piratenfeest op school heeft ze platte knikkers gekregen (edelstenen). Haar moeder is het ook niet duidelijk als ze een “bakje met horentjes wil”. Kom er maar op dat ze een soepkop met oren wil.
Hier hadden de verhalen over en de belevenissen va n jouw (klein)kinderen-, broers en zussen en aangetrouwden kunnen staan. En ook je eigen avonturen of legenden.
Doe er eens wat aan!
Osser Nieuwtjes Net bekomen en nog na genietend van een bruiloft in Londen is het weer tijd voor werk en het Princiepertje. Nog vermoeid, 2 keer de klok verzetten en ik heb al een jetlag, komt de terugblik van de afgelopen 3 maanden. Iedereen zal wel blij zijn dat de vorst en de sneeuw achter de rug zijn, zelf ga ik dan op de fiets en laat de auto staan, op het nieuws hoor je het ene autoprobleem na de ander, dus dacht ik bij mezelf, (na een week vakantie) als ik maandag weer moet werken, ik zal maar de auto pakken, maar de auto begaf het in de volgende straat, in 1e instantie denk je dan dat de accu vervangen moet worden, maar ‘s middags belde de garage met niet zo’n fijn bericht, de motor is kapot. Na veel heen en weer gebel, heb ik een beun gevonden die mijn auto kon maken. Die beun zie ik nu onderhand elke week, want de auto vind het bij hem denk ik leuker dan bij mij. Voor Eugenie en Pieter begon januari eerst met het opruimen van de kerstspullen, de week vakantie die daarop volgde werd door Eugenie gebruikt om niet te relaxen en bij te komen, maar om de trap te schilderen. Doordat de jongens nog op stage waren en later die maand weer thuis zouden komen had ze de vrijheid en geen schoenmaat 43 die iedere keer van boven naar benden gingen en omgekeerd weer naar boven. Ze heeft met hulp van Pieter de klus mooi in 1 week geklaard. Naomi is in januari op kamers gaan wonen in Nijmegen, in dezelfde straat waar Ferry ook op kamers heeft gewoond, een erg leuk en oud pand, de spullen staan allemaal scheef, ze kan hier tot juni blijven en hoopt dat ze dan door kan verhuizen naar een andere kamer. Tirza vind het nog erg leuk in haar stulpje, ze heeft al bijna de woonkamer in de fik gehad, door een kaarsje. Jammer genoeg hebben we de verjaardag van Aileen niet kunnen bij wonen door, je raad het al, de sneeuw, zelf was ze hier
niet blij mee. De verjaardag daarentegen naar Jort lukte wel ondanks de sneeuw. De sjoelbak die hij van ons kreeg was even vreemd, maar Odette kon het goed voordoen en Jort deed het daarna geweldig na. De verjaardag van Pieter was rustig, papa en Naomi en 's avonds nog kennissen op bezoek, de rest was op de verjaardag van Rita die het ook rustig heeft gehad. Pieter was wel super blij met de nieuwe spiegel reflex foto camera die hij heeft gekregen. Na de trap hebben Pieter en Eugenie verder geklust, ze hebben het toilet opgeknapt en de hal is bijna klaar. Het weekend daarna was het
carnavalsweekend, zelf ben ik naar Albert en Karin geweest, het hele jaar door hoor je over Aileen, de optreed als dansmarieke, en nu mocht ik het zelf mee beleven. In anderhalve dag heb ik alles gedaan en gezien wat je bij carnaval doet, zaterdag
eerst een optocht bekeken en ‘s avonds wezen stappen en zondagmorgen een kinderzitting waar Aileen moest optreden, erg mooi en leuk, ook Dajana heeft mee gedaan met de andere dansgroepen. De trainingen voor volgend jaar zijn al weer begonnen. Oscar heeft zijn verjaardag gevierd in Maastricht, hij was daar het hele weekend. Op 5 maart ben ik met Stephan, Rita en Naomi naar de schouwburg geweest, we zijn naar de voorstelling Fawlty Towers geweest, een aanrader. Tijdens een maaltijd traden de acteurs op en betrokken de gasten en ook ons daarbij. Veel hilariteit alom. In Den Haag heeft de laatste 3 maanden in het teken gestaan van het 25-jarig ambt jubileum van Nico. Mirjam stond vaak op het antwoordapparaat, maar gaf duidelijk te kennen dat ik haar niet mocht terug bellen, uiteindelijk kreeg ze mij te pakken en kwam de aap uit de mouw. Ze wilde de familie uit nodigen om het feest van Nico bij te wonen, alleen Nico mocht hier niets van weten. Na een verrassingsdag op 3 maart voor twee en een verrassingsmaaltijd met vrienden was er op 7 maart een verrassingsdienst in de Bethelkerk. Nico keek wel verbaasd toen hij daar verschillende familieleden zag zitten, zowel van onze kant als zijn kant van de familie. Een terechte opmerking van hem toen Ruben en Debora naar de kindernevendienst gingen en bij het aansteken van de kaars; Nico de opmerking gaf, fijn om vertrouwde gezichten in de kerk te zien. Voor de vaste kerkleden waren er ook dubbele bekende gezichten, Eugenie heeft de rol van Mirjam goed waargenomen daar waar nodig en de
nodige felicitaties namens Mirjam in ontvangst gnomen. Odette had de rol van topfotograaf. Het weekend daarna was er nog een ontmoeting met de jongeren van Nico’s eerste gemeente in Lekkerkerk. Met Ruben en Debora hebben ze nog een voorstelling van Zorro in de schouwburg gezien, zelfs Nico zat op z’n puntje van zijn stoel en wilde niets missen. Zo zat hij er niet bij tijdens de voorstelling van La Traviata in de schouwburg van Oss. Voor mij de eerste opera en de lievelings opera van mama, het was erg mooi. De dag erna zijn papa en ik naar Londen vertrokken voor een bruiloft van een nichtje die we sinds 1980 niet meer hebben gezien. Leuke, bijzondere en indrukwekkende dagen gehad. In die zelfde week is Oscar weer geopereerd aan zijn schouder, nu de andere schouder. Dit heeft hij in Hamburg laten doen, bij een chirurg die zich daarin heeft gespecialiseerd. Na 2 dagen mocht hij weer naar huis en afgelopen weekend is hij al weer met de auto naar Albert en Karin geweest, vanwege het vervangen van zijn paspoort. Het herstel gaat zeer voorspoedig, vergeleken bij mij had ik beter naar Hamburg kunnen gaan. De chirurg zei na de operatie tegen Oscar dat het niet zo spectaculair was en eigenlijk een beetje “langweilig”. Wat wel spectaculair is en zeker voor Jort is dat hij zijn zwemdiploma heeft gehaald, hij is super trots. Van mij mag de lente nu wel echt gaan beginnen, menigeen zal deze mening met me delen ik zou zeggen geniet van elke zonnestraal. Heel veel lieve groetjes, Sabine
Een Familiegebeurtenis Een familiegebeurtenis in de familie is doorgaans een feest dat in vele families voorkomt. Deze gebeurtenis is voor onze familie toch een zeldzaamheid; wel een feest maar toch van een ander karakter. Nico was op 3 maart jl. 25 jaar predikant en dat werd gevierd. Verwacht niet te lezen dat de gemeente in de polonaise, met Nico, voorop, hossend door de kerk ging. Nee, het was meer ingetogen. Om 10.00 uur ’s morgens ging Nico voor in een eredienst, waar Mirjam voor een gelegenheidskoor, uit gemeenteleden, had gezorgd. Mirjam was vooraf sowieso actief geweest want ze had, zonder dat Nico dat wist, afgezien van de ouders, ook de broers en zus met aanhang en de broers en zussen met aanhang van Mirjam, uitgenodigd, evenals zijn twee peetkinderen.
Het was ook een verrassing voor de kerkgangers toen Eugenie arriveerde want velen dachten dat ze achter in de kerk verwelkomd werden door Mirjam. Een vergissing die op deze dag nog menigmaal voor verwarring zorgde. Mevrouw Marga van Arendonk, ouderling en voorzitster van de Kerkenraad heette
een ieder welkom en natuurlijk speciaal Nico als jubilaris, waarna de dienst met woord en gezang, onder begeleiding van de organist mevrouw Fieke Nikken, een aanvang nam. Nico preekte naar “als het visioen ontbreekt” (Spreuken 29, 18) en greep daarmee terug op zijn preek van 25 jaar geleden, bij zijn ambtsaanvaarding in Lekkerkerk. Jort wilde die preek ook graag horen want hij weigerde mee te gaan in de kinder nevendienst. Kennelijk vond hij het bij papa op schoot veiliger en zo kon hij ook zijn moeder in de gaten houden, die de gehele dag als fotografe optrad. Na de verkondiging was er op de vleugel een muzikaal intermezzo, wat een mooie gelegenheid gaf om de woorden te laten bezinken. Aan het einde van de dienst sprak mevrouw van Arendonk Nico toe en feliciteerde hem namens de gemeente en overhandigde hem een jubileumkaars, een geldbedrag van € 2250,- en bloemen voor hem, als zowel voor Mirjam. Het was een geestige toespraak waarin hem als voorganger lof werd toegezwaaid maar waaruit bleek dat hij in het pragmatische ook een warhoofd kan zijn. In een lange rij die door de kerk, gangen en de gemeentezaal slingerde maakte ieder een zich op om een steeds lachende Nico te feliciteren met dit mooie feest, waarna een ieder zich de koffie met gebak goed liet smaken. Vele hulpvaardige handen ruimden de tafels op en brachten een drankje rond waarop, na de toast, nog meer cadeaus werden aangeboden, waaronder een boekje met de titel “het zoontje van de dominee” een zeer toepasselijk geschenk, wat vergezeld ging van een humoristische speech van zijn broer Theo. En er werd gezongen. Oud collega en wijkpredikant ds. van de Berg, die 12½ jaar geleden een lied van 6 coupletten had gedicht, had er 6 nieuwe coupletten aan toegevoegd, waarvan het
laatste nog voor de grootste hilariteit zorgde ″Eén ding doet hij niet meer roken. Nee, ´t is over! Uit! Afdoend! Zij omschreef ooit hun relatie ″… of je in een asbak zoent!″ Nu hij langer dus mag leven.. één ding mag hij van ons doen maak dat boek snel af, opdat je MILD mag heten tot ´t pensioen. Hierna volgde een lunch die er zijn mocht. Een overheerlijke `rijsttafel` werd geserveerd, die iedereen zich goed liet smaken. Tijdens het smikkelen vroeg ik me af `zouden ze 25 jaar geleden ook zo lekker gegeten hebben’, maar ik ben het vergeten te vragen. Stephan waarschuwde Jort ″ denk er aan het is scherp″ toen deze zijn tanden zette in de saté″, waarop deze
vroeg ″ wat bedoel je, is het puntje van het stokje scherp?″ In een gezwind tempo gingen we met z’n allen weer naar de kerk, waar Nico een dankwoord hield, met een terugblik op 25 jaar. Aan het einde was het mooi om mee te maken dat Nico niet meer goed uit zijn woorden kon komen, doordat hij emotioneel raakte in zijn dank aan Mirjam. Menigeen pinkte een traantje weg. Voor ons, de familie Schouten was het een mooi einde van een prachtige dag. Iedereen was heel vroeg van huis gegaan en wilde weer graag bij tijds thuis zijn. Zo namen we afscheid, terwijl de gemeente nog doorging met workshops en afsluitende vesper. Het laatste hebben we nog wel kunnen lezen op de website van de Bethelkerk. Wim
Waar gebeurd De dominee had het nog zo gezegd, bij de repetitie de dag er voor: “ik duld niet dat we niet op tijd beginnen.” Ik wacht hoogstens 5 minuten, dus zorg er voor dat iedereen op tijd is!” Dreigende woorden, die diepe indruk maakte. Wat gebeurde er. De bruidsmeisjes, samen in een auto, onbekend in stad en land, raakten de weg kwijt en wisten niet eens straat en naam van de kerk in Wimbledon Village. Enfin, na een half uur wachten van het bruidspaar, de gasten en een ontstemde dominee kon de huwelijksceremonie van mijn nicht Sharon Janssen beginnen. Na de plechtigheid reden we naar Great Fosters in Egham waar de receptie en het feest zouden plaats vinden en werden we begeleid door een prachtige regenboog, na een verschrikkelijke regenbui. Een goed voorteken? Wij, de Nederlandse gasten verbleven in een hotel dichtbij de Great Fosters en hadden meer geluk dat het bruidspaar en de rest van de familie. Die bleven voor verblijf die nacht ter plekke. Het feest werd om 00.30 uur afgesloten en iedereen zocht zijn slaapplaats op. Om 01.00 uur begon het feest opnieuw. Brandalarm! Binnen de kortste keren stond iedereen op de parkeerplaats voor het hotel te kleumen van de kou en te wachten tot de brandweer concludeerde dat het vals alarm was. We weten nog niet of er ergens een grappenmaker in de bosjes zat te lachen of dat er een technisch mankement het alarm veroorzaakte. Ze moeten alle geluk van de wereld krijgen want terug in Oss zag ik de volgende dag op de TV de winterse taferelen in Schotland. Jawel, het bruidspaar was op honeymoon in Schotland. Wim
Het relaas van de familie Peulings
Het is niet de bedoeling om de hele stamboom van de familie uit de doeken te doen. Het merendeel van de Peulings-en is daar niet eens in geïnteresseerd. Toch ben ik in mijn zoektocht verhalen op het spoor gekomen die de moeite van het vermelden waard zijn. Sommige gebeurtenissen zijn geplaatst tegen de historische achtergrond ook best begrijpelijk, andere verhalen zijn veel moeilijker te begrijpen.
was verdreven en in ballingschap leefde, laaide de discussie op in Europa hoe de hiërarchie opnieuw verdeeld moest worden. De Oostenrijkers wilde de heerschappij niet terug. Het waren landen die te ver af lagen van Wenen en dus veel te lastig te verdedigen waren en bovendien was er in die landen niet veel te halen.
Van sommige verhalen is het niet eens zeker of ze daadwerkelijk zo zijn verlopen. Alhoewel alle verhalen voor het overgrote merendeel op waarheid berusten kunnen delen daarvan verzonnen zijn, omdat dit de meest logische verklaring lijkt. Waar te beginnen? Bij het begin denk ik toch maar. Mijn oudst teruggevonden voorvader heet (of noemt zich toch) Adrianus Peulis. Omdat de naam Peulings in de volgende generatie plotseling tweemaal opduikt op verschillende plekken bestaat de kans dat het altijd Peulings had moeten zijn en op enig moment de fout is ontdekt en teruggedraaid. Het is echter ook mogelijk dat de naam (al dan niet bewust) is veranderd, ik kom daar later nog op terug. Feit is wel dat geen van de Peulingsen en degenen waarmee ze trouwden konden lezen of schrijven, ook hun eigen naam niet. Als er schrijffouten werden gemaakt bij de burgerlijke stand kon niemand dat controleren. Mijn overgrootvader Hannes Peulings is de eerste waarvan vaststaat dat hij wel kon lezen en schrijven. Hij was een markant figuur en aan hem is zeker een verhaal gewijd. In de tijd waarin Adrianus Peulis leefde zag Nederland er absoluut anders uit. Het huidige Nederland (minus Limburg) en het huidige België (minus de Ostkantons) waren weliswaar één land, maar van oorsprong behorend tot het Oostenrijkse keizerrijk en aan het einde van 18e eeuw onder de Franse overheersing van Napoleon. Nadat Napoleon de eerste maal
Eigenlijk hebben ze nog best lang moeten leuren om die landen kwijt te raken. Uiteindelijk werd besloten dat Nederland en België, de ostkantons en de hertogdommen Limburg en Luxemburg samengevoegd moesten worden tot één land. Zo’n groter land zou minder verdeeld zijn en beter bestand zijn tegen aanvallen van de Fransen. Dat van die verdeeldheid was een gruwelijke vergissing bleek al 18 jaar later bij het uitbreken van de Belgische opstand waardoor de familie in Groesbeek terecht kwam. Als Adrianus Peulis wordt geboren is Napoleon nog aan de macht. Het is niet helemaal duidelijk wanneer en waar dat is,
maar waarschijnlijk in de omgeving van of in Breda en in elk geval voor oktober 1784. Als hij gaat trouwen op 13 oktober 1805 met Jacoba van Gastel is hij in elk geval meerderjarig. Zij niet en heeft een speciale toestemming nodig van het weeshuis in Dongen. In die tijd is er nog de Franse overheersing en is – met name in Breda – een voortdurende geloofswisseling geweest. Omdat uiteindelijk de Oranjes en een aantal andere Hollandse regenten zich in Breda vestigen wordt het officiële geloof daar protestants. Het katholicisme werd gedoogd. Vaak staat er in die tijd bij de burgerlijke stand ‘geen geloof’ want RK kon later tegen je gebruikt worden. Katholieke missen waren formeel verboden en ook de sacramenten zoals doop en huwelijk tenzij het in een schuilkerk gebeurde en er geen formeel vertoon buiten was. De grote kerk in Breda – van oorsprong katholiek – werd protestants en in gewone huizen werden schuilkerken gevestigd; ze waren niet groot dus waren er heel veel van. Adrianus Peulis was een gelovig man en liet bij de Burgerlijke Stand aantekenen dat hij RK was en al zijn kinderen werden gedoopt. Gedurende een aantal jaren moesten ze naar de kerk in een parochie aan de andere kant van Breda, maar dat hield ze niet tegen. Adrianus was tabaksnijder en snuifrasper. Geen groots beroep, hij zal er niet rijk mee zijn geworden, maar het was in die tijd een eerlijk ambacht. Hij kreeg de gedroogde tabaksbladeren en sneed daar de stroken uit om er sigaren van te rollen. De restanten van het blad werden versneden tot pijptabak. De steeltjes werden geraspt tot snuiftabak. Het was geen werk in loondienst. Hij was een kleine zelfstandige (zelden werkte een Peulings in loondienst) en hij moest patentbelasting (een vorm van omzetbelasting) betalen. Daardoor weten we – door de adressering van die aanslagen – dat hij een flinke tijd verbleef in de Stadspoort die destijds dienst deed als
gevangenis. Tot nog toe heb ik niet kunnen achterhalen waarom. Het was een stadsgevangenis wat er op duidt dat het niet om een ernstig misdrijf ging, maar iets wat gericht was tegen de stad of het bestuur in de stad. Hij kreeg een zoon Petrus die maar kort leefde en toen hij uit de gevangenis kwam en toen liet hij er ook geen gras over groeien en werden de volgende twee kinderen allebei geboren in 1809. In februari opnieuw een jongen die Petrus werd genoemd en ook jong stierf en op 20 november in dat jaar Joanna. Na Johanna worden nog drie zonen geboren: op 26 juli 1812 Cornelis (die later in Groesbeek terecht kwam) en die de laatste was die geboren werd onder de Franse overheersing. Daarna volgden nog: Joannes en Adriaen. We weten niet hoe oud hij was toen hij stierf op 28 december 1823 maar duidelijk was wel dat zijn vrouw toen nog geen 40 was. Er is veel voor te zeggen dat ze daarna ook nog een tijd getrouwd was met een oudere broer van Adrianus. Om in haar onderhoud te voorzien verkocht ze sinaasappelen. Moeder Jacoba was bij geen van de huwelijken van haar kinderen aanwezig. Ze trouwden simpelweg te ver weg,
behalve de jongste die wel in Breda trouwde, maar toen was ze er niet meer. Het gezin woonde in de Akkerstraat in Breda. Helaas is dit een erg algemene straatnaam en zijn er verder geen kadastrale gegevens zodat nu niet meer te achterhalen. Vandaag is het een winkelstraat in de wijk Teteringen en lopen er discussies over de vraag of daar een coffeeshop moet komen. Daar zou wellicht emplooi zijn voor een tabakssnijder of snuifrasper.
In de volgende aflevering, gaan we zien waarom de kinderen Breda verlaten en dat het eigenlijk redelijk normaal was bij de Peulings-en dat ze al kinderen kregen vóór hun huwelijk.
Wat tot slot nog wel vermeldenwaardig is dat in 1823 in Breda de KMA werd opgericht. Daarmee kwam er in Breda ook grote behoefte aan soldaten en dat was een vrij gemakkelijke manier om aan werk en inkomen te komen. Soldaten gingen in die tijd enige jaren in dienst en mochten in de regel ook niet trouwen als ze hun dienstplicht ook niet vervuld hadden. Cornelis trouwde helemaal aan het einde van zijn diensttijd en Joannes direct na de beëindiging ervan. Hij was toen overigens al vader. Adriaen was vrijgesteld wegens broederdienst (bestond toen ook al) maar werd beroepsmilitair. Het soldaat zijn gekoppeld aan de omstandigheden in Nederland leidde er toe dat de kinderen van Adrianus, uitvlogen over Nederland.
Trouwen zou het logische antwoord zijn geweest, maar dat mocht normaal gezien niet in de diensttijd. Johanna bleef dus thuis wonen en bracht daar haar kind ter wereld. Op 9 oktober 1830 ’s avonds om 8 uur. Dit kind werd ingeschreven als: Jacoba Peulings. Het is de eerste keer dat de naam Peulings opduikt in de familie. Het kind is dus vernoemd naar oma. Vader is er niet als de liefdesbaby twee dagen later om half 12 aangemeld wordt. Als het kind anderhalf is zit de diensttijd van vader er kennelijk op en reist moeder met kind af naar Groningen om daar te trouwen. Waarom dit huwelijk in Groningen gesloten wordt zal altijd een raadsel blijven. Sinnings ouders en grootouders zijn overleden en het paar gaat daarna
In de vorige aflevering hebben we al gezien dat militaire dienstplicht een belangrijke rol speelt in de geschiedenis. Die dienstplicht duurde lang ( 40 maanden of daaromtrent) en was niet altijd in de buurt van je woonplaats. Soms waren er gebieden die extra verdediging behoeften en daar werden dan alle manschappen naar toe gestuurd. Dat is eigenlijk de enige logische verklaring waarom een molenaarszoon uit Groningen in Breda terecht kwam. Het is de tijd waarin de Belgische Opstand in hevigheid toeneemt en de Belgische grondwet op handen is. Het is logisch dat de landsgrenzen bij Breda verdedigd dienden. Feit is dat hij – Sinning Gelsema – in de winter van 1829 in Breda verblijft en daar het bed en de liefde deelt met Johanna Peulis. Hij is dan 26 jaar maar staat mogelijk nog aan het begin van zijn diensttijd. Omdat hij eerder bij zijn vader Jan op de molen werkte was hij eerder kennelijk onmisbaar en ving zijn diensttijd aan toen vader Jan stopte als molenaar.
wonen in Amersfoort. Het had dus handiger gekund zou je zeggen. Als je met de postkoets naar Groningen reist vanuit Breda, had je beter in Amersfoort uitgestapt zou ik zeggen. Opvallend is wel dat Jacoba (later Gelsema – Peulis geheten) zelf ook ongehuwd moeder wordt. Cornelis wordt ook soldaat en binnen het leger actief als smid. Ook hij moet echter verhuizen vanwege de Belgische Opstand. Dat vraagt enige uitleg. Toen het koninkrijk der Nederlanden werd gevormd in 1815, was dat de samenvoeging van de republiek Nederland en enkele hertogdommen (van oorspronkelijk Duitse origine) waar de Pruissen geen prijs meer op stelde en die Oostenrijk als het ware over had. Het betrof Limburg, wat nu in België de Ostkantons heet en Luxemburg. Luxemburg behield echter de status van een apart hertogdom en de andere gebieden werden gewoon ingelijfd. De saamhorigheid tussen de landen die juist reden was om ze samen te voegen leidde echter al snel tot grote spanningen, waarna de Belgen besloten om zich af te scheiden. Buiten een veldtocht en wat schermutselingen werd het nooit een bloedige oorlog en werden veel zaken ook niet gescheiden. Een soldaat op Belgisch grondgebied gelegerd was dus automatisch onderdeel van het Belgische leger. In de eerste maanden werd er dan ook op grote schaal overgelopen. Dat Luxemburg dan bij het Nederlands koninkrijk bleef was vanzelfsprekend want
het was een separaat hertogdom. De Ostkantons werden direct ingelijfd door de Belgen en Limburg ..... Tja helemaal duidelijk was dat niet. Algemeen namen de Belgen aan dat het wel bij hen zou komen, maar het werd nooit als zodanig geclaimd. De Limburgers zelf ondernamen verwoede pogingen om terug bij Duitsland te komen, maar Pruissen had geen belangstelling. Pas bij het traktaat van Londen in 1835 werd Limburg definitief Nederlands grondgebied. Dat betekende dat Groesbeek (op de rand van Gelderland en Limburg) plotseling aan de rand van vijandelijk grondgebied grensde. Er waren zeker geen oorlogshandelingen in die streek en het Nederlandse leger heeft ook in die jaren haar oefeningen gewoon op de Mookerhei (op het grondgebied van de vijand) gehouden. Niemand die er zelfs maar een opmerking over maakte. In Groesbeek maakte men zich wel zorgen dat Belgische soldaten wellicht via Mook naar Groesbeek zouden kunnen komen om daar te roven en te plunderen en men vroeg om militaire versterking. Er was echter niet veel animo om de Groesbekenaars te hulp te schieten. Veel inwoners van Groesbeek weigerden in die jaren dienst omdat ze de Hollandse zaak niet wilde dienen. Verzoeken aan de gemeente Nijmegen om militaire bijstand werden dan ook geweigerd. Uiteindelijk besloot men dat de achtste afdeling van de infanterie vanuit Breda daar gestationeerd zou worden en onder hen bevond zich Cornelis Peulings.
Mijn visie op het evangelie, het predikantschap en de kerk Hoe kijk ik op dit moment tegen het predikantschap aan? Hoe zie ik de gemeente, de Bethelkerk in het bijzonder? Wat beschouw ik als de kern van mijn werk? Het zijn vragen die in deze dagen bij mij opkomen, na vijfentwintig jaar - tot mijn eigen verrassing - in het ambt te hebben gestaan Predikant en theoloog Vaak wordt het predikantschap aangeduid met de woorden herder en leraar. Mensen typeren een predikant vaak ook op die manier. De één is meer het type van de herder, zeggen ze dan, de ander van de leraar. Ik denk dat ik er niet ver naast zit, als veel mensen in mij meer de leraar zien. Zelf hecht ik aan het woord predikant, dat ik dan in de stricte zin van het woord gebruik. In dat woord zit het Latijnse woord praedicare, dat prediken, verkondigen betekent. Een predikant is voor mij iemand die steeds opnieuw en overal het Evangelie ‘inbrengt’. Dat mag allereerst in de kerkdienst gebeuren, in het leerhuis zoeken we het Evangelie verder te verstaan met het oog op onze existentie. Daar is het ‘leren om naar zijn wil te handelen’, om de psalmtekst (Psalm 86, vers 4) te noemen die mij in dat verband steeds voor ogen staat. Goed luisteren naar mensen dient een belangrijke kant van het pastoraat te zijn, de mensen mogen meer van je verwachten, en wel dat je het evangelie in hun leven inbrengt, anders gezegd dat je het evangelieverhaal met hun levensverhaal in verbinding brengt. Zo zie ik mijn rol als pastor. Wat u daaruit kan opmaken, is dat het Evangelie voor mij de sleutel vormt, waarom mijn werk als predikant draait. Ooit heb ik in een interview gezegd dat ik mijzelf ‘kerkelijk theoloog’ zou willen noemen. Daarmee bedoel ik dat ik mijzelf zie als theoloog die ten dienste staat van de kerk. En dat lijkt me gezien de huidige situatie, waarin geloof en kerk verkeren, ook van essentieel belang. Van de
predikant als theoloog mag ten slotte bezinning gevraagd worden op de vraag hoe het Evangelie in deze tijd te communiceren. De hermeneutische vragen nemen een grote plaats in in het huidige nadenken over deze dingen. En ik merk nu juist ook dat de gemeente mij graag in die rol ziet. De huidige tijd brengt vragen met zich mee, waarover de predikant een visie dient te hebben. Daarvoor moeten ze bij jou terecht en met jou in gesprek kunnen.
Hart van het evangelie Wanneer ik moet zeggen wat voor mij het kernwoord van de Schriften vormt, dan noem ik het Hebreeuwse woord jasja, dat in Tenach vaak vertaald wordt met bevrijden of redden. Ik geef het graag weer met in de ruimte zetten. Daar ligt de spits en clue van Gods handelen, dunkt me: mensen - u en ik- in de ruimte zetten, helemaal wanneer we in Angstland (=Egypte) verkeren. Een zinnetje van Jezus waar ik veel mee heb, is: ‘Uw geloof heeft u gered.’ Hij is op verschillende plekken in het Lucasevangelie te vinden. Het evangelie vraagt alle aandacht voor dat bevrijdende aspect, daarom ook bevat het evangelie een sterk kritische component, omdat die vrijheid en ruimte ook weer verspeeld kan worden. Die kritische kant brengt Jezus vaak naar voren, juist ook in zijn verhouding naar zijn eigen volk en hun leiders. Daarmee raken we een aspect van het Evangelie waarmee veel mensen moeite hebben, zo heb ik ook in de afgelopen periode wel gemerkt. Maar willen we de naam ‘messiaanse gemeente’ met recht kunnen blijven dragen, dan zullen we niet omwille van de lieve vrede
dan wel omwille van het bijeenhouden van de kudde aan die kritische kant van het Evangelie voorbij kunnen, ook niet als dat in de gemeente op verzet en weerstand stuit. Twee lijnen uit het Evangelie zijn voor mij van groot belang. Aan de ene kant de lijn van Gods grenzenloosheid en mateloosheid. De lijn van ‘alles is mogelijk (voor wie gelooft).’ De andere lijn staat voor Gods betrokkenheid en solidariteit waar Hij middels zijn profeten soms ongelooflijk scherp kan zijn. Dat brengt mij bij mijn preken, waarin ik steeds die twee elementen van het Evangelie naar voren wil brengen: ‘comfort and challenge’.
Roeping en uitzending Sprekend over de gemeente zijn eerst deze twee woorden voor mij van belang: roeping en uitzending. Daar horen twee anderen woorden bij: horen en gehoor geven. Het gaat mij om twee bewegingen. De eerste: de gemeente wordt geroepen om zich rondom de Schriften te verzamelen om naar het Evangelie te horen. Die eerste beweging dient echter wel een vervolg te krijgen in de tweede: De gemeente wordt daarna uitgezonden de wereld in om in die wereld aan het Evangelie gehoor te geven. Veel van mijn preken vinden daarin dan
ook hun spits. Het Griekse woord ekklèsia speelt in mijn visie dan ook een grote rol. In het woord zitten de elementen: ek (uit/weg) en kaleô (roepen). Ik zie de gemeente als een gemeenschap van mensen die weggeroepen zijn en zich dus losgemaakt hebben van de manieren waarop het in de gewone wereld (‘onder de volkeren’) toe gaat. In die gewone wereld speelt het wederkerigheidsprincipe (zie de Bergrede in Matteüs/de Veldrede in Lucas) een centrale rol. Dat principe kent de gemeente dankzij Messias Jezus niet meer. Die gemeente kent de mateloosheid, grenzenloosheid, ‘alles is mogelijk voor wie gelooft’, die zo kenmerkend is voor Vader en Zoon. Daarmee kom ik op een laatste aspect, dat ik met u zou willen delen, omdat het mijns inziens om een onopgeefbaar aspect van gemeente-zijn gaat. De gemeente is een gemeenschap van mensen die zelf geen grenzen hanteert, die voor iedereen open staat, die zegt: ‘Alles wat wij doen, doen we voor een grotere groep dan wijzelf zijn. We laten ons dat ook niet inperken door praktische bezwaren.’ De gemeente van de Heer kent principieel gesproken geen grenzen. Ze is een open gemeenschap, omdat zij weet dat Gods liefde geen grenzen kent.
De bijdragen voor het volgende Princiepertje moeten binnen zijn vóór 1 juni 2010. De bedragen voor het Princiepertje zijn niet aan een tijd gebonden en zijn altijd welkom.
Nico Riemersma
Ra, ra wie was dat ook al weer? Mies was de eerste die reageerde en vol overtuiging zei dat het Ingrid was. Ik dacht nog laat Jeanette dat maar niet horen, maar ze was niet de enige die wat had met de twee dochters van Henk en Anny. Lees maar: Bedankt voor het fraaie blad. Het was deze keer ook nog eens leerzaam, met al die historische feiten over Berlijn. Ra, ra: Ja, ik beken schuld. Nu ik de foto van de vorige keer bekijk, zie ik ook duidelijk dat het Anke is. Ik snap er niets van, black out?, in de war met een andere foto?, verhuiskoorts?, het kan van alles geweest zijn. Over de foto in nr. 90 twijfel ik tussen Ingrid en Renate, maar ik gok toch maar op Renate, groetjes Josephine Ja dit is niet zo moeilijk dit is Ingrid. Leuk weer een Princiepertje. En eerst de beste wensen voor 2010, Karin Bach Ben meteen begonnen met lezen, en wel in de pyama....ik was dus onderweg naar bed maar bleef steken. Deze keer doe ik ook mee met rara, want het komt er nu op aan, gezien de datum al vast staat voor de uitreiking van de bling bling. De zakenvrouw is Jeannette...of doet zij niet mee in deze (familie)race, het zwart-witje is volgens mij mijn oude moedertje, ik denk dat jasje met shawltje van een andere foto te herkennen. Ben benieuwd! Weltruste!Groeten van Barbara Nog de allerbeste wensen voor 2010. Mooi reisverslag van Berlijn, leuk en interessant om te lezen. Gelukkig weer iemand op de foto die ook ik herken. Het is mijn schoonzus Jeanette, groetjes Marja Het is lente en de ene na de andere regenbui komt naar beneden. Geen weer dus voor een strandwandeling maar wel prima weer om bezig te zijn met de ra ra rubriek. Dus ik zit aan tafel met het Princiepertje voor mijn neus en bekijk de foto. Het eerste wat bij mij opkomt is : dat is Nina Hagen, die, alweer een aantal jaren geleden een prachtig liedje zong. De titel weet ik niet meer, eerlijk is eerlijk. Hier hoef ik geen vergadering voor te beleggen en is deze zakenvrouw duidelijk herkenbaar. Is ze trouwens zakenvrouw van het jaar geweest? Deze hippe dame lijkt op Jeanette. Nu doe ik vast goede zaken? Kom maar op met de Bling Bling prijzen, lieve groet, natuurlijk ook van Nico, Mirjam Deze keer wordt het misschien echt een gokje. Laat de prijzen in oktober a.s. je neus niet voorbij gaan en doe mee!
De uitreiking van de Bling Bling prijzen staat nu vast! Wie is dit?
Verjaardagskalender De redactie van het Princiepertje wenst de jarigen, in het 2e kwartaal, van harte proficiat! April 2 Fred Gouma (Hardinxveld/Giessendam) 2 Yvonne Schouten (Jühnde,Duitsland) 3 Yoran Henricks (Zeist) 4 Ina Heins (Lochem) 7 Alexander de Jong (Amsterdam) 9 Karin Schouten (Wegberg, Duitsland) 12 Roland Schouten (Schaijk) 14 Ilona de Jong (Nieuw Vennep) 14 Natasja de Jong (Nieuw Vennep) 15 Laura Schouten (Wageningen) 19 Sico Henricks (Zeist) 23 Maarten Laming (Noordwijkerhout) 29 Teun Vlemmix (Sint Anthonis) 30 Marlous Laming (Noordwijkerhout) 30 Geert Peulings (Best)
Mei 2 Stephan Schouten ( Oss) 3 Marieke Bakker (Wychen) 4 Mies Henricks (Zeist) 8 Albert Schouten (Wegberg, Duitsland) 8 Viggo Schouten (Almelo) 10 Caroline Schouten (Nijmegen) 10 Imke Triepels (Scheemda) 11 Richel Bach (Millingen a/d Rijn) 15 Antoinette Triepels (Scheemda) 20 Theo Schouten (Vianen) 21 Jeroen Bakker (Wychen) 22 Koen van der Werf (Nijmegen)
Juni 1 Barbara Willems (Beek) 1 Quint Thiessen ( Weert) 10 Leo de Jong (Nieuw Vennep) 11 Nico Riemersma (’s Gravenhage) 11 Ruben van Eck (Beek/Ubbergen) 13 Maria Peulings (Best) 14 Wim Schouten (Oss) 17 Eugène Héman (Utrecht) 22 Joshua Schouten (Jühnde,Duitsland) 24 Karin Bach (Millingen a/d Rijn) 25 Paul Henricks (Utrecht) 26 Marja de Jong (Nieuw Vennep) 27 Gerard Schouten (Nijmegen)