Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 1 van 2 55
Ontvangen aanvragen bouwvergunning
Verleende bouwvergunningen
• STADSTUINEN 2 het gedeeltelijk veranderen van één personen- en twee spijzenliften (inpandig) ontvangen 14-9-2010, dossiernr. 20100709 • SPORTLAAN 37 het oprichten van een clubhuis ontvangen 16-9-2010, dossiernr. 20100711 • KO VAN DIJKLAAN 39 Het plaatsen van een dakkapel (voor) ontvangen 21-9-2010, dossiernr. 20100713 • GAASTERLAND 36 Het plaatsen van een dakkapel voor. ontvangen 22-9-2010, dossiernr. 20100714 • RAMBALDOLAAN 3 het plaatsen van een dakkapel (voor) ontvangen 22-9-2010, dossiernr. 20100717 • HENDRIK VAN BORSSELENKADE 11 het vergroten van een woonhuis ontvangen 17-9-2010, dossiernr. 20100718 • LEGMEERDIJK 41 het vegroten van een woonhuis ontvangen 17-9-2010, dossiernr. 20100721 • CANNENBURGH 1 T/M 35 (ONEVEN) WESTWIJK ZUIDWEST het gedeeltelijk vergroten van kelders onder bouwnummer 1, 3, 5. 6 en 18 ontvangen 20-9-2010, dossiernr. 20100722 • BOVENKERKERWEG 37-39-41-43 het gedeeltelijk veranderen van een woning naar kantoor (2e fase) ontvangen 20-9-2010, dossiernr. 20100723 • VAN WEERDEN POELMANLAAN 10 Het plaatsen van een dakkapel achter ontvangen 24-9-2010, dossiernr. 20100724
• KO VAN DIJKLAAN 39 Het plaatsen van een dakkapel (voor) verzonden 22.09.2010, dossiernr. 20100713 • GAASTERLAND 36 Het plaatsen van een dakkapel voor. verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100714 • RAMBALDOLAAN 3 het plaatsen van een dakkapel (voor) verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100717 • NOORDDAMMERLAAN 21 het vergroten van een woonhuis + oprichten van een bijgebouw verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100291 • MARKETENTSTER 57 het vergroten van een woonhuis verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100413 • MANUS PEETSTRAAT 4 het vergroten van een woonhuis verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100517 • BRANTWIJK 32 het oprichten van een dakopbouw + veranderen woonhuis verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100659 • GROENHOF 144 het vernieuwen van de condensor opstelling verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100568 • STRANDVLIET 15 het oprichten van een dakopbouw verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100666 • BOVENKERKERKADE 46 het vergroten van een schuur verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100560 • LAAN ROZENBURG 2-6 het plaatsen van een bouwplaatsinrichting verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100225 • SPORTLAAN 37 het oprichten van een clubhuis verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100711 • BOS EN VAARTLAAN 31 het veranderen van een woonhuis verzonden 22-09-2010, dossiernr. 20100643 • RUYS DE BEERENBROUCKLAAN 11 het veranderen van een voorgevel en veranderen woonhuis verzonden 23-09-2010, dossiernr. 20100501 • VAN WEERDEN POELMANLAAN 10 Het plaatsen van een dakkapel achter verzonden 24-09-2010, dossiernr. 20100724
Inzage De bijbehorende documenten kunt u inzien bij de balie Bouwen en Vergunningen in het raadhuis. Neem vooraf contact op met de afdeling Vergunningen & Ontheffingen. Het dossier ligt dan voor u klaar. Telefoon (020) 540 4911.
Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit besluit inzien bij de balie Bouwen en Vergunningen in het raadhuis. Bezwaarschrift Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u als belanghebbende uw bezwaarschrift (schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend) indienen bij burgemeester en wethouders van Amstelveen. U heeft daarvoor zes weken de tijd, vanaf genoemde uitreikdatum. Voornemen ontheffing bestemmingsplan Burgemeester en wethouders van Amstelveen hebben het voornemen de volgende ontheffingen te verlenen op grond van artikel 3.23 Wro • Jan van Goyenlaan 4 het oprichten van een dakopbouw Dossiernummer: 20100544 Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit conceptbesluit inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Zienswijze Wilt u uw zienswijze kenbaar maken? Uw schriftelijke reactie kunt u binnen de inzagetermijn indienen bij burgemeester en wethouders van Amstelveen, ter attentie van de afdeling Vergunningen & Ontheffingen. Voor inlichtingen of het indienen van een mondelinge zienswijze belt u met de afdeling Vergunningen & Ontheffingen, telefoon (020) 540 49 11.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 van 2 55
Verleende exploitatievergunning met terras
• Amstelzijde 2 t/m 48 Vervanging waterkering Dossiernr VO-2010/6661
van de Rechtbank Amsterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam.
Zulle We • Brink 30 1188 LB Amstelveen Lunchroom-cafétaria met terras Verzonden 20-09-2010, dossiernr Z 2010032887
Inzage De bijbehorende documenten liggen vanaf 30 september 2010 zes weken ter inzage bij de balie Bouwen en Vergunningen in het raadhuis.
Verleende exploitatievergunning horeca
Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit besluit inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Bezwaarschrift Als u het niet eens bent met een besluit, kunt u binnen zes weken na verzenddatum van het besluit aan de aanvrager, een bezwaarschrift (schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend) indienen bij burgemeester en wethouders. Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op (uitgezonderd monumentenvergunningen). De mogelijkheid bestaat om - zodra het bezwaarschrift is ingediend-tevens een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Hier zijn kosten aan verbonden. Het verzoek om voorlopige voorziening stuurt u naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam. Monumentenvergunning Voornemen tot verlenen de monumentenvergunning Burgemeester en wethouders van Amstelveen hebben het voornemen de volgende ontheffingen te verlenen op grond van Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening 2005
Zienswijze Wilt u uw zienswijze kenbaar maken? Schriftelijke reacties kunnen binnen de inzagetermijn worden ingediend bij burgemeester en wethouders van Amstelveen, ter attentie van de afdeling Vergunningen & Ontheffingen. Voor inlichtingen of het indienen van een mondelinge zienswijze kunt u zich wenden tot de afdeling Vergunningen & Ontheffingen. Verleende aanlegvergunning • Nesserlaan 1 het vervangen van een opvoergemaal Verzonden 23-09-2010, dossiernr 2010/7234 Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit besluit inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Bezwaar Als u het niet eens bent met een besluit, kunt u binnen zes weken na verzenddatum van het besluit aan de aanvrager, een bezwaarschrift (schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend) indienen bij burgemeester en wethouders. Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op (uitgezonderd monumentenvergunningen). De mogelijkheid bestaat om - zodra het bezwaarschrift is ingediend - tevens een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Hier zijn kosten aan verbonden. Het verzoek om voorlopige voorziening stuurt u naar de Voorzieningenrechter
Wieler- en Toerclub ‘De Amstel’ • Startbaan 1b 1185 XP Amstelveen Sportkantine Verzonden 24-09-2010, dossiernr VO2010/036416 Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit besluit inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Bezwaarschrift Als u het niet eens bent met een besluit, kunt u binnen zes weken na verzenddatum van het besluit aan de aanvrager, een bezwaarschrift (schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend) indienen bij burgemeester en wethouders. Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op (uitgezonderd monumentenvergunningen). De mogelijkheid bestaat om - zodra het bezwaarschrift is ingediend - tevens een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Hier zijn kosten aan verbonden. Het verzoek om voorlopige voorziening stuurt u naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 3 van 2 55
Concept drank- en horecavergunning (paracommerciëel) Burgemeester en wethouders van Amstelveen hebben het voornemen de volgende vergunningen te verlenen Wieler- en Toerclub ‘De Amstel’ • Startbaan 1b 1185 XP Amstelveen Dossiernr Z2010/036416 Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit conceptbesluit inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Zienswijze Wilt u uw zienswijze kenbaar maken? Uw schriftelijke reactie kunt u binnen de inzagetermijn ingediend bij burgemeester en wethouders van Amstelveen, ter attentie van de afdeling Vergunningen & Ontheffingen. Voor inlichtingen of het indienen van een mondelinge zienswijze belt u met de afdeling Vergunningen & Ontheffingen, telefoon (020) 540 49 11.
V ERLEENDE DRANK - EN H ORECAWET V ERG U NNING
dossier ligt dan voor u klaar. Telefoon (020) 540 49 11.
AMHC Pinoké • Jan Tooroplaan 46 1182 AE Amstelveen sportclub Verzonden 24-09-2010, dossiernr VO/20106749/NW
Beroep Als u het niet eens bent met een besluit, kunt u binnen zes weken nadat het besluit ter inzage is gelegd beroep (schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend) instellen bij de rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam. Hier zijn kosten aan verbonden. Beroep is alleen mogelijk door degenen die tegen het ontwerpbesluit tijdig zienswijzen hebben ingediend of zij die redelijkerwijs niet in staat zijn geweest eerder zienswijzen in te dienen.
Stichting P60 • Stadsplein 100A 1181 ZM Amstelveen poppodium Verzonden 24-09-2010, dossiernr VO/Z2010-027522/NvW Zulle We • Brink 30 1188 LB Amstelveen Lunchroom-cafetaria Verzonden 20-09-2010, dossiernr Z 2010032887 Inzage De bijbehorende documenten kunt u gedurende zes weken na bekendmaking van dit besluit inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Neem vooraf contact op met de afdeling Vergunningen & Ontheffingen. Het
Vastgesteld bestemmingsplan “3e herziening Amstelveen Midden-West, Sportpark Janselaan West” en vaststelling hogere waarde Wet geluidhinder Burgemeester en wethouders van Amstelveen maken, ingevolge het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, bekend dat de gemeenteraad van Amstelveen in de vergadering van 15 september 2010 gewijzigd heeft vastgesteld het bestemmingsplan “3e herziening Amstelveen Midden-West, Sportpark Janselaan West “. Het bestemmingsplan met bijbehorende verbeelding, planregels en toelichting betreft de gronden globaal begrensd door: de Sportlaan aan de noordzijde, aan de zuidzijde het sportpark tussen de Sportlaan en Startbaan, aan de westzijde het Wimbledonpark en aan de oostzijde de Van der Hooplaan. Tevens maken burgemeester en wethouders bekend dat zij bij besluit van 29 juni 2010 een besluit hebben genomen ter
Het indienen van een beroepschrift schort de werking van het besluit niet op (uitgezonderd monumentenvergunningen). De mogelijkheid bestaat om zodra het beroepschrift is ingediend - tevens een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Ook hier zijn kosten aan verbonden. Het verzoek om voorlopige voorziening stuurt u naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam.
vaststelling van hogere waarden op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder. Het verzoek hogere grenswaarden volgt uit het bouwplan voor het Amstelveen College en heeft betrekking op het overschrijden van de grenswaarden als gevolg van wegverkeerslawaai van de Sportlaan. De maximale geluidbelasting vanwege de Sportlaan bedraagt 52 dB op de noordgevel van het schoolgebouw. Het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan met bijbehorende verbeelding, planregels en toelichting en het bijbehorende vaststellingsbesluit, alsmede het besluit vaststelling hogere grenswaarde, liggen met ingang van 30 september 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. De wijziging van het bestemmingsplan betreft de bouwhoogte van het Amstelveencollege op de verbeelding. Deze is gewijzigd van 13 naar 17 meter. Digitaal Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2010 verplicht bestemmingsLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 4 van 2 55
plannen digitaal beschikbaar te stellen. Het digitale plan is formeel het rechtsgeldige plan. U kunt het digitale bestemmingsplan “3e herziening Amstelveen Midden-West, Sportpark Janselaan West” digitaal raadplegen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Papier Het papieren bestemmingsplan met bijbehorende stukken en het besluit hogere grenswaarde liggen gedurende de genoemde termijn ter inzage bij de balie Bouwen en Vergunningen in het raadhuis, Laan Nieuwer Amstel 1 te Amstelveen (aanmelden via de receptie), openingstijden balie: maandag tot en met woensdag 8.30–15.30 uur, donderdag 8.30-16.30 uur, vrijdag 8.30-12.30 uur. Beroepsmogelijkheid Gedurende de termijn van terinzagelegging kan tegen het bestemmingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag beroep worden ingesteld door: • degenen die tijdig hun zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar hebben gemaakt; • belanghebbenden die kunnen aantonen redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest hun zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar te maken; • door een ieder tegen de wijzigen die de gemeenteraad in het plan bij de vaststelling ten opzichte van het ontwerpplan heeft aangebracht. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan tegen het besluit hogere waarden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep worden ingesteld door: belanghebbenden die tijdig hun zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders kenbaar hebben gemaakt; belanghebbenden die kunnen aantonen redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest hun zienswijze bij het college kenbaar te maken; Degene die beroep heeft ingesteld kan een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn, tenzij gedurende die termijn naast het instellen van beroep ook een voorlopige voorziening is gevraagd. In dat geval treedt het besluit niet in werking tot op dat verzoek is beslist. Vastgesteld bestemmingsplan
gevolge het bepaalde in art. 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening, bekend dat de gemeenteraad van Amstelveen in de vergadering van 15 september 2010 ongewijzigd heeft vastgesteld het bestemmingsplan “1e herziening Amstelveen Stadshart, Palet-Noord”. Het bestemmingsplan met bijbehorende verbeelding, planregels en toelichting betreft de gronden globaal begrensd door: de groene singel langs de mr. G. Groen van Prinstererlaan aan de noordzijde, het dr. C. Lelyplantsoen aan de westzijde en de groenstrook halverwege de Corneillelaan aan de oostzijde. Tevens maken burgemeester en wethouders van Amstelveen bekend dat zij op 17 augustus 2010 een besluit hebben genomen ter vaststelling van hogere waarden op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder. Hogere waarden zijn nodig om de realisatie van geluidsgevoelige objecten binnen geluidzones vanwege weg-, spoor- en industrielawaai mogelijk te maken. Het verzoek hogere grenswaarden volgt uit het bouwplan voor het oprichten van een nieuw schoolgebouw met 15 schoollokalen, 1 speellokaal, 1 peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf, een ruimte voor naschoolse opvang en een gymzaal in het kader van het PIA-project Palet-Noord en heeft betrekking op het overschrijden van de grenswaarden als gevolg van wegverkeerslawaai afkomstig van de Keizer Karelweg en van de Mr. G. Groen van Prinstererlaan. Het betreft de ontheffing van de voorkeursgrenswaarde van 52 dB zowel vanwege het wegverkeerslawaai afkomstig van de Keizer Karelweg als van de Mr. G. Groen van Prinstererlaan. Digitaal Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2010 verplicht bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te stellen. Het ontwerp bestemmingsplan “1e herziening Amstelveen Stadshart, PaletNoord” heeft niet voor 1 januari 2010 ter inzage gelegen. Dit betekent dat er een digitale verplichting voor dit bestemmingsplan is. Met oog hierop kunt u het bestemmingsplan “1e herziening Amstelveen Stadshart, Palet-Noord” digitaal raadplegen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl Papier Het papieren bestemmingsplan met bijbehorende stukken en het besluit hogere grenswaarde liggen gedurende de genoemde termijn ter inzage bij de balie Bouwen en Vergunningen in het raadhuis, Laan Nieuwer Amstel 1 te Amstelveen (aanmelden via de receptie), openingstijden balie: maandag tot en met woensdag 8.30–15.30 uur, donderdag 8.30-16.30 uur, vrijdag 8.30-12.30 uur.
1e herziening Amstelveen Stadshart, Palet-Noord en vaststelling hogere waarde Wet geluidhinder Burgemeester en wethouders van Amstelveen maken, inLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 5 van 2 55
Beroepsmogelijkheid Gedurende de termijn van terinzagelegging kan tegen het bestemmingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag beroep worden ingesteld door: • degenen die tijdig hun zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar hebben gemaakt; • belanghebbenden die kunnen aantonen redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest hun zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar te maken; • door een ieder tegen de wijzigen die de gemeenteraad in het plan bij de vaststelling ten opzichte van het ontwerpplan heeft aangebracht.
weken na bekendmaking een bezwaarschrift (schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend) indienen bij burgemeester en wethouders. Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op (uitgezonderd monumentenvergunningen). De mogelijkheid bestaat om - zodra het bezwaarschrift is ingediend - tevens een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Hier zijn kosten aan verbonden. Het verzoek om voorlopige voorziening stuurt u naar de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam. Bekendmaking
Gedurende de termijn van terinzagelegging kan tegen het besluit hogere waarden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep worden ingesteld door: belanghebbenden die tijdig hun zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders kenbaar hebben gemaakt; belanghebbenden die kunnen aantonen redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest hun zienswijze bij het college kenbaar te maken; Degene die beroep heeft ingesteld kan een verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn, tenzij gedurende die termijn naast het instellen van beroep ook een voorlopige voorziening is gevraagd. In dat geval treedt het besluit niet in werking tot op dat verzoek is beslist. Verkeersbesluit Burgemeester en wethouders maken bekend dat de parkeerplaats Nijl 91 voortaan geldt als gehandicaptenparkeerplaats voor het voertuig met het kenteken 51-RG-RD. Dit geven zij aan met het bord “gehandicaptenparkeerplaats” van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met onderbord met vermelding van het kenteken van het voertuig waarvoor de plaats is gereserveerd. Inzage Het verkeersbesluit kunt u gedurende zes weken na deze bekendmaking inzien bij de balie Bouwen & Vergunningen in het raadhuis. Bezwaar Als u het niet eens bent met het besluit, kunt u binnen zes
Wijziging verordening starterslening 2008. Burgemeester en wethouders maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 7 juli 2010 de “Verordening VROM starterslening 2008, gemeente Amstelveen” heeft gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het maximum inkomen dat de starter mag hebben om in aanmerking te komen voor de starterslening. De inkomensgrens wordt teruggebracht van € 55.755,00 naar € 45.000,00. De gewijzigde verordening treedt in werking op 13 oktober 2010. Zie hiervoor de pagina Leefomgeving, wonen en bouwen, thema wonen-huren-kopen. De verordening ligt gedurende een periode van veertien dagen na heden voor een ieder bij de balie Bouwen in het raadhuis ter inzage;aanmelden via de hoofdbalie. Tevens is het een ieder mogelijk om, tegen een betaling van de daaraan verbonden kosten, een afschrift van de verordening te verkrijgen. De verordening is ook te vinden op de website van de gemeente: www.amstelveen.nl op de pagina Gemeentelijke wet- en regelgeving. W i jz i g i n g m a n d a a t b e s l u i t vanwege invoering Wabo Per 1 oktober 2010 treedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen Wabo) in werking. Met de invoering van deze wet worden ruim 25 vergunningen en ontheffingen samengevoegd in één vergunning, de omgevingsvergunning. Omdat in het huidige mandaatbesluit de verschillende vergunningen en ontheffingen staan vermeld, zal deze aangepast moeten worden. Veel mandaten kunnen worden ingetrokken, maar er zijn ook een aantal mandaten die gewijzigd moeten worden. Het betreft met name de mandaat-
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 6 van 2 55
verleningen aan de afdeling Vergunningen en ontheffingen. Een voorbeeld van een ingetrokken mandaat van bovengenoemde afdeling is mandaat 1: het beslissen op een aanvraag om een vergunning, zoals bedoeld in art. 8.1 Wet milieubeheer. Artikel 8.1 Wet milieubeheer is opgenomen in de Wabo, waardoor dit mandaat kan vervallen. Een voorbeeld van een gewijzigd mandaat is mandaat 13 van dezelfde afdeling: Het verlenen van bouwvergunningen voor dakkapellen volgens de door het hoofd Vergunningen en Ontheffingen vastgestelde lijst standaard dakkapellen artikel 46, eerste lid, Woningwet. Het mandaat blijft verleend, maar dit artikel is opgegaan in de Wabo. Bovendien wordt nu een omgevingsvergunning verleend in plaats van een bouwvergunning. Als bijlage treft u de mandaten aan die gewijzigd dienen te worden. Het mandaatbesluit wijzigen conform bijlage in verband met de invoering van de Wabo Bekendmaking AWB n.v.t. Neen A.A.Hitipeuw-Naber, Juridisch adviseur
Bekendmaking Wijziging mandaatbesluit t.b.v. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en inzake leerplichtambtenaar en korpschef
Mandaatbesluit Leerplichtambtenaar en Regiopolitie Amsterdam-Amstelland (district 9) Per 1 augustus 2010 is de leerplichtambtenaar overgegaan van de afdeling Beleid naar de afdeling Werk en Inkomen. Hierdoor komen de mandaten die uit de Leerplichtwet 1969 voortvloeien bij het afdelingshoofd Beleid te vervallen en heeft het afdelingshoofd Werk en Inkomen deze toegewezen. Tot slot waren de mandaten van de Regiopolitie AmsterdamAmstelland, district 9, in het verleden per abuis verleend aan de districtchef. De districtchef valt rechtstreeks onder een korpschef die de betreffende mandaten uitoefent. Het mandaatbesluit is in het college van 20 juli 2010 overeenkomstig aangepast. Ter inzage De betreffende mandaatbesluiten en bijbehorende stukken liggen met ingang van dinsdag 21 september 2010 gedurende drie maanden bij de publieksbalie voor een ieder ter inzage. Inwerkingtreding De voornoemde besluiten treden op 1 oktober 2010 in werking. Publicatie gemeentepagina amstelveen.nl 22 september 2010 Bekendmaking Wijziging bouwverordening
Mandaat Wabo Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Amstelveen maken bekend dat zij op 21 september 2010 hebben besloten in te stemmen met het wijzigen van het mandaatbesluit voor de afdelingen Vergunningen & ontheffingen, Veiligheid, Kabinet en Handhaving en het bedrijf Wijkbeheer Noord. De reden van de mandaatwijziging is dat per 1 oktober 2010 de Wabo in werking zal treden. Met de invoering van deze wet worden ruim 25 vergunningen en ontheffingen samengevoegd in één vergunning, namelijk een omgevingsvergunning. Omdat in het huidige mandaatbesluit de verschillende vergunningen en ontheffingen staan vermeld, zal deze per 1 oktober aan de nieuwe wet worden aangepast. Ondermandaat Wabo Omdat de nieuwe wet geen nieuwe bevoegdheden met zich meebrengt, zullen de oude ondermandaten mee overgaan in de wijzigingen.
Burgemeester en wethouders maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 7 juli 2010 de Bouwverordening heeft gewijzigd. Deze wijziging houdt verband met de invoering op 1 oktober 2010 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de Wabo worden diverse vergunningstelsels gebundeld, zoals de milieuvergunning, de uitritvergunning en de bouwvergunning. Tot nu toe werd een bouwvergunning verleend op grond van de Woningwet; vanaf 1 oktober wordt een ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’ verleend op grond van de Wabo. De Bouwverordening moet op dit nieuwe wettelijk kader worden afgestemd. De wijzigingen in de Bouwverordening hebben dan vooral een administratief karakter. De tekst van de wijzigingen ligt gedurende een periode van 14 dagen na 1 oktober 2010 voor een ieder ter inzage bij de balie “bouwen en vergunningen” in het raadhuis. De ingegrale tekst van de gewijzigde Bouwverordening is in dit Gemeenteblad opgenomen. Deze is ook te vinden op de website van de gemeente: www.amstelveen.nl. op pagina Wet- en regelgeving. De gewijzigde Bouwverordening treedt op 1 oktober 2010 in werking.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 7 van 2 55
Subsidieverordening monumenten GEMEENTE AMSTELVEEN Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Deze verordening verstaat onder: a. monument: hetgeen in de Erfgoedverordening Gemeente Amstelveen wordt verstaan onder gemeentelijk monument; b. subsidieverlening, subsidievaststelling, subsidieplafond: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006. 2. Onder eigenaar wordt mede verstaan: a. degene die het recht van erfpacht heeft; b. de houder van een recht van opstal; c. de houder van een appartementsrecht; d. de toekomstige eigenaar, erfpachter, houder van een recht van opstal of houder van een appartementsrecht. Artikel 2 Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 Tenzij daarvan in deze verordening nadrukkelijk wordt afgeweken is de Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 van overeenkomstige toepassing. Artikel 3 Budgetvaststelling en de indiening van aanvragen 1. Het college stelt jaarlijks voor 1 februari het subsidieplafond vast; het subsidieplafond wordt niet lager vastgesteld dan het op de gemeentebegroting voor het desbetreffende jaar daarvoor vastgestelde bedrag. 2. Het college maakt het subsidieplafond voor 1 maart bekend en vermeldt daarbij de wijze van verdeling, met inachtneming van het derde lid. 3. Met betrekking tot de wijze van verdeling hanteert het college een of meer van de volgende criteria. a. de volgorde van binnenkomst van aanvragen; b. de monumentale waarde van het monument, blijkend uit het aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Erfgoedverordening Gemeente Amstelveen; c. de bouwtechnische toestand van het monument; d. de geografische ligging en/of de stedenbouwkundige waarde van het monument; e. de categorie monumenten waarop de aanvraag betrekking heeft; 4. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond vermeldt het college tevens dat tot 1 juni aanvragen voor subsidieverlening kunnen worden ingediend. Later ingediende aanvragen worden geacht op het volgende subsidiejaar betrekking te hebben, tenzij de aanvraag kan worden gehonoreerd ten laste van het subsidieplafond.
5. In afwijking van de in artikel 9, lid 1, van de Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 genoemde gegevens bevat de aanvraag: a. een volledig ingevuld aanvraagformulier, dat door het college beschikbaar wordt gesteld; b. tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het monument (op schaal 1: 100), de plattegronden, dwars- en langsdoorsneden, de gevels met de belendingen en de plaatselijke situatie; c. detailtekeningen schaal 1 : 20 d. een bestek; e. een gespecificeerde begroting van de kosten van de voorgenomen voorzieningen; f. foto’s van de huidige situatie; g. het op het monument betrekking hebbende inspectierapport van de stichting Federatie Monumentenwacht Nederland, of een ander inspectierapport van een onafhankelijk adviesbureau. Artikel 4 Subsidieverlening 1. Aan de eigenaar van een monument kan door het college een subsidie worden verleend ter tegemoetkoming in de kosten die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn voor de instandhouding (is onderhoud en restauratie) van het monument (in aanmerking komen casco, constructie en dak. Voor gemeentelijke monumenten waarvan alleen de gevel beschermd is, geldt de subsidie alleen voor onderhoud en restauratie van de gevel), en om de specifieke beschermingswaardige onderdelen van het monument, te herstellen of te conserveren. 2. De subsidie bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000. 3. Het college is bevoegd van de in het tweede lid genoemde maximale subsidie binnen een marge van 10% af te wijken, indien dat in een bijzonder geval in het belang van de monumentenzorg is en er geen dringende redenen zijn voor het aanhouden van de bedoelde bijdrage. 4. Het college houdt bij de beslissing op grond van het eerste lid rekening met bijdragen die op grond van enige andere regeling zijn of kunnen worden toegekend ten behoeve van de voorgenomen activiteiten. Artikel 5 Subsidiabele kosten Onder de in artikel 4, eerste lid bedoelde kosten worden begrepen de geraamde en door het college goedgekeurde bedragen van: a. de aanneemsom: b. de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen; c. de kosten van de architect en van de constructeur, voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is; Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 8 van 2 55
d. de verschuldigde BTW voor zover deze niet kan worden teruggevorderd; e. de leges voor de bouwvergunning en enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen; f. de kosten van de CAR verzekering; g. de kosten van het inspectierapport van de stichting Federatie Monumentenwacht Nederland of van een ander inspectierapport van een onafhankelijk adviesbureau. Artikel 6 Weigeringsgronden 1. Het college weigert subsidie te verlenen indien: a. met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend; b. de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden in een redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat; c. met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat op de aanvraag om subsidie is beslist; d. de kosten voor de voorzieningen minder bedragen dan € 1.000,--; e. minder dan vijftien jaar geleden van overheidswege geldelijke steun is verstrekt voor het treffen van ingrijpende bouwkundige voorzieningen aan dezelfde onderdelen van het monument als waarop de aanvraag betrekking heeft. 2. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het eerste lid onder c. Artikel 7 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger Het college kan bij het verlenen van subsidie aan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot: a. de aanbesteding van het werk; b. de termijn waarbinnen met het treffen van de voorzieningen een aanvang moet zijn gemaakt; c. de termijn waarbinnen de voorzieningen moeten worden gereedgemeld; d. de financiële en/of bouwtechnische administratie van het treffen van de voorzieningen; e. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van het treffen van de voorzieningen voor derden; f. de kwaliteit van de uitvoering van de activiteiten.
2. De commissie ruimtelijke kwaliteit brengt binnen vier weken advies uit aan het college. 3. In afwijking van artikel 12 van de Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 besluit het college binnen acht weken na het verstrijken van de in artikel 3, lid 4, genoemde datum. 4. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met zes weken verlengen. 5. Indien de aanvraag wordt ingediend na het aflopen van de inzendtermijn als bedoeld in artikel 3, lid 4 besluit het college: 1. indien het subsidieplafond daardoor zou worden overschreden: binnen vier weken na de indiening; bij de bekendmaking van het besluit vermeldt het college dat de aanvraag opnieuw wordt beoordeeld in het volgende subsidiejaar; 2. indien het subsidieplafond daardoor niet zou worden overschreden: overeenkomstig het eerste tot en met derde lid, met dien verstande dat de indieningsdatum in de plaats treedt van de in artikel 3, lid 4, genoemde datum. Artikel 9 Gereedmelding 1. Binnen de in artikel 7 sub c bedoelde termijn dient de aanvrager een gereedmelding in; deze wordt beschouwd als een aanvraag tot vaststelling van de subsidie. 2. In afwijking van artikel 13 van de Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 omvat de gereedmelding een opgave van de werkelijk gemaakte kosten, onder bijvoeging van afschriften van de daarop betrekking hebbende nota’s. Artikel 10 Subsidievaststelling In aanvulling op artikel 15 van de Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 stelt het college de subsidie vast op de werkelijke kosten indien deze lager zijn dan de geraamde kosten waarop de subsidieverlening is gebaseerd. Artikel 11 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. 2. Op de onder 1 bedoelde dag vervalt de Subsidieverordening Monumenten Amstelveen 2005. 3. Op subsidieaanvragen die voor het in werking treden van deze verordening zijn ingediend blijft de tot dan geldende subsidieregeling van toepassing.
Artikel 8 Beslissing op de aanvraag. Artikel 12 Citeertitel 1. Onmiddellijk na het verstrijken van de in artikel 3, lid 4, genoemde datum legt het college de ingediende ontvankelijke aanvragen om advies voor aan de commissie ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in artikel 1, lid d, van de Erfgoedverordening Gemeente Amstelveen.
Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Monumenten Gemeente Amstelveen. In werking getreden op (DATUM). Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 9 van 2 55
Artikelsgewijze toelichting Subsidieverordening monumenten GEMEENTE AMSTELVEEN
mijn en de over te leggen bescheiden ten behoeve van de subsidieverlening en de subsidievaststelling.
Artikel 1 Vanwege de geringe beschikbaarheid van subsidiemiddelen (op de gemeentebegroting voor 2004 staat een bedrag van € 113.000 vermeld) is het noodzakelijk om ten opzichte van de vorige subsidieverordening diverse versoberingen aan te brengen. Een van de versoberingen betreft de beperking van subsidiegerechtigden tot eigenaars van gemeentelijke monumenten. Tot voor kort werd door de gemeente in het kader van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten ook meebetaald aan de restauratie van in Amstelveen gelegen rijksmonumenten.
Artikel 3 Met als uitgangspunt de desbetreffende begrotingspost stelt het college jaarlijks het subsidieplafond vast. Door middel van een publicatie wordt dit bekend gemaakt en worden eigenaars op de hoogte gesteld van de mogelijkheid subsidie aan te vragen. De wet schrijft voor dat daarbij tevens de verdeelcriteria worden vermeld voor het geval het beschikbare budget ontoereikend is om alle aanvragen te honoreren. Deze criteria moeten bij de beoordeling van de aanvragen zodanig transparant worden toegepast dat eventuele afwijzing een toetsing door de bestuursrechter kunnen doorstaan. Gedurende drie maanden (van 1 maart tot 1 juni) kunnen aanvragen worden ingediend. Na sluiting van de indieningstermijn is het dus mogelijk om de aanvragen in onderling verband te beoordelen en het beschikbare budget zo doelmatig mogelijk in te zetten. Het over te leggen inspectierapport van de Monumentenwacht, of van een ander inspectierapport van een onafhankelijk adviesbureau, is een waardevolle bron voor de beoordeling of en zo ja in welke mate aan de verdeelcriteria uit het derde lid wordt voldaan.
De termen subsidieverlening, subsidievaststelling en subsidieplafond zijn ontleend aan de Algemene wet bestuursrecht, dat een afzonderlijke titel bevat (titel 4.2, bestaande uit de artikelen 4:21 tot en met 4:80) over subsidies. Kortweg gezegd is het subsidieplafond het bedrag dat ten hoogste voor subsidieverstrekking beschikbaar is. Het is noodzakelijk dit bedrag expliciet vast te stellen, omdat alleen daardoor een open-einde regeling kan worden voorkomen. Het enkele feit dat een begrotingspost zou worden overschreden door subsidieverstrekking is volgens de jurisprudentie onvoldoende reden om een subsidie te weigeren. De Awb bepaalt echter dat een subsidie moet worden geweigerd voor zover daardoor het subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4:25, lid 2, Awb). Het wettelijk systeem houdt verder in dat de subsidieverlening plaatsvindt voordat de subsidiabele activiteit plaatsvindt. Daardoor ontstaat een aanspraak op uitbetaling na voltooiing van de activiteit. De subsidievaststelling geschiedt op aanvraag van de aanvrager nadat hij de activiteit heeft gereedgemeld. Als aan de gestelde voorschriften is voldaan volgt de vaststelling van de subsidie, leidend tot uitbetaling van het bij de subsidieverlening in het vooruitzicht gestelde bedrag. Er kan geen hoger bedrag worden betaald dan is bepaald bij de subsidieverlening, maar vallen de werkelijk gemaakte kosten lager uit dan verwacht, dan wordt het definitieve subsidiebedrag dienovereenkomstig verlaagd. Artikel 2 De Algemene Subsidieverordening Amstelveen 2006 regelt een aantal praktische onderwerpen, zodat deze niet meer in afzonderlijke subsidieverordeningen behoeven te worden opgenomen. Het gaat hierbij onder meer om de bevoegdheid een subsidieplafond vast te stellen, de indieningseisen, weigeringsgronden en de betalingstermijn. Op een aantal punten is echter afwijking van de Algemene Subsidieverordening geboden, onder andere voor wat betreft de beslister-
Artikel 4 In deze verordening is het mogelijk om een subsidie te verkrijgen voor de instandhouding (is onderhoud en restauratie) van het casco en dak (voor gemeentelijke monumenten waarvan alleen de gevel beschermd is geldt de subsidie alleen voor instandhouding en restauratie van de gevel) en het behoud van de in de redengevende omschrijving specifiek benoemde beschermingswaardige onderdelen van gemeentelijke monumenten. Ter gelegenheid van de actualisering van de gemeentelijke monumentenlijst is de redengevende omschrijving aangescherpt door het concreet benoemen van die onderdelen van het monument die de specifieke kwaliteiten bevatten waardoor het monument bescherming verdient. Ook is de hoogte van de toe te kennen bijdrage versoberd ten opzichte van de oude regeling door het percentage te verlagen en een absoluut maximum op te nemen. Als er ook andere ‘potjes’ kunnen worden aangesproken, dan wordt van de aanvrager verlangd dat hij die ook aanspreekt. Artikel 5 Uit de limitatieve opsomming blijkt dat de kosten van zelfwerkzaamheid niet worden gesubsidieerd. Redenen hiervoor zijn de te bereiken kwaliteit van de restauratie en de garantieverklaring op materialen en verwerking, welke slechts geldt bij het aanbrengen door erkende bedrijven. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 10 van 2 55
Omdat de aanvrager verplicht is een inspectierapport te overleggen van de Monumentenwacht of van een ander onafhankelijk inspectiebureau, zijn ook de kosten daarvan subsidiabel.
van de oude verordening is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo). Bekendmaking van deze verordening moet op grond van artikel 142 van de Gemeentewet plaatsvinden tenminste acht dagen voor inwerkingtreding.
Artikel 6 Met het stellen van deze weigeringsgronden wordt een sobere en doelmatige aanwending van subsidiemiddelen bevorderd. Ook is het zaak versnippering van het budget te voorkomen door te verlangen dat de werkzaamheden een zekere omvang hebben, terwijl herhaalde aanvragen onwenselijk zijn teneinde zoveel mogelijk eigenaren aan bod te laten komen. Artikel 7 In dit artikel is de informatieplicht van de subsidieontvanger geregeld. Deze is verplicht alle informatie te verschaffen, zoals genoemd in artikel 3 lid 5, en medewerking te verlenen aan, door of namens het college te houden onderzoeken. In dit verband kan tevens gedacht worden aan de bevoegdheden van toezichthouders als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Awb. Uiteraard moet bij de hantering van de bevoegdheden genoemd in dit artikel rekening gehouden worden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Artikel 8 De commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert over de aanvragen, welke gebundeld worden voorgelegd en daardoor goed onderling kunnen worden vergeleken. Dit maakt het mogelijk concreet inhoud te geven aan de verdeelcriteria, met name als ervoor is gekozen de toekenningsvolgorde (mede) te baseren op de monumentale waarde van het object of op de bouwtechnische toestand ervan. Bij de advisering dient de commissie ruimtelijke kwaliteit zich rekenschap te geven van de motiveringseisen in het bestuursrecht, omdat tegen een afwijzing bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Te laat ingediende aanvragen kunnen alsnog worden gehonoreerd als het subsidieplafond dit nog toelaat. Anders wordt deze afgewezen, maar wordt de toezegging gedaan dat de aanvraag opnieuw wordt beoordeeld in het nieuwe jaar. Mocht als verdeelcriterium gelden “de volgorde van binnenkomst”, dan is een dergelijke aanvraag in het volgende jaar zeer kansrijk. Artikel 9 Na tijdige voltooiing van de werkzaamheden meldt de subsidie-ontvanger dit, waardoor hij het college vraagt de subsidie definitief vast te stellen. Aan de hand van de over te leggen nota’s wordt gecontroleerd wat de werkelijk gemaakte kosten zijn. Artikel 11 De inwerkingtreding van deze verordening en het vervallen Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 11 van 2 55
VERORDENING VROM STARTERSLENING 2008 GEMEENTE AMSTELVEEN.
HOOFDSTUK 2. ALGEMENE BEPALINGEN.
HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN. Artikel 1.1 In deze verordening wordt verstaan onder: SVn stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten; Gemeenterekening VROM Starterslening het fonds waaruit de gemeente, op grond van haar deelnemingsovereenkomst met SVn, Startersleningen kan toekennen, en waarin de rente en de aflossingen over het gemeentelijk deel van deze leningen worden teruggestort; VROM Starterslening een lening die ten doel heeft om voor huishoudens met beperkte financiële mogelijkheden de ruimte te vergroten om een eigen woning te kopen, en die worden verstrekt op basis van de productspecificaties zoals vastgelegd in de SVn-informatiemap en de Gemeentelijke Uitvoeringsregels VROM Starterslening; Aanvrager de aanstaande eigenaar die de aanvraag doet. Bij twee of meer aanstaande eigenaren gelden beiden gezamenlijk als aanvrager; Huishouden het huishouden van de aanvrager, bestaande uit de aanvrager en degene die met hem een gezamenlijke huishouding zal gaan voeren in de aan te kopen woning, niet zijnde een kind of pleegkind. Er kunnen niet meer dan twee personen tot het aldus gedefinieerde huishouden behoren. Maatschappelijk een vorm van verkoop door de corporatie (soms met gebonden eigendom korting), waarbij deze met de koper afspreekt de woning bij (door)verkoop als eerste aan te bieden aan de corporatie. Daarbij wordt de winst of het verlies gedeeld. De corporatie beslist daarna of de woning opnieuw verkocht wordt aan een volgende koper of opnieuw wordt verhuurd.
Artikel 2. De raad van Amstelveen heeft een Gemeenterekening VROM Starterslening ingericht waaruit aan in artikel 6, lid 1, sub a. bedoelde huishoudens Startersleningen kunnen worden toegekend voor de verwerving van in artikel 6, lid 1, sub b. bedoelde woningen. De Gemeenterekening VROM Starterslening is ondergebracht bij SVn. Artikel 3. Op deze verordening is het bepaalde in de gesloten deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Amstelveen en SVn van toepassing. De als bijlage opgenomen Gemeentelijke Uitvoeringsregels VROM Starterslening maken deel uit van deze verordening. Artikel 4. Het college is bevoegd om met inachtneming van het bepaalde in deze verordening een VROM Starterslening toe te kennen. Het college stelt de hoogte van de Starterslening vast op basis van de als bijlage opgenomen Gemeentelijke Uitvoeringsregels VROM Starterslening. De maximale hoogte van de Starterslening bedraagt € 40.000,-. De VROM Starterslening dient te worden verstrekt met Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het college kan bij hun beslissing op grond van het eerste en tweede lid rekening houden met financiële steun die op grond van enige andere regeling is of kan worden toegekend. Het college kan aan de toekenning van VROM Startersleningen nadere voorschriften verbinden. Het college is bevoegd het in het derde lid genoemde bedrag aan te passen.
1
Dit artikel treedt in werking op 11 februari 2009. De wijziging van dit artikel is vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 4 februari 2009.
Artikel 5. Uit de Gemeenterekening VROM Startersregeling kunnen slechts leningen worden toegewezen zolang daarvoor middelen op de rekening beschikbaar zijn. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 12 van 2 55
Alle aanvragen op voet van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld. HOOFDSTUK 3.
De verdere afhandeling vindt plaats conform de als bijlage opgenomen Gemeentelijke Uitvoeringsregels VROM Starterslening en de Productspecificaties VROM Starterslening die zijn vastgelegd in de SVn-informatiemap.
TOEPASSINGSBEREIK. Artikel 6. 2
HOOFDSTUK 5.
Deze verordening is uitsluitend van toepassing op leningaanvragen: • Van huishoudens waarvan de leden geen (mede) eigenaar van een woning zijn en waarvan minstens één persoon in de gemeente Amstelveen woonachtig en verblijfsgerechtigd is en op het moment van aanvraag minimaal twee jaar in de Gemeentelijke Basis Administratie is ingeschreven; • Voor het verwerven van een koopwoning in de gemeente Amstelveen waarvan de kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning niet hoger zijn dan het maximum volgens de meest actuele normen van Nationale Hypotheek Garantie; Verder geldt: • De hoofdsom van de VROM Starterslening bedraagt maximaal 20% van de kosten voor het in eigendom verkrijgen van de woning; • De VROM Starterslening bedraagt maximaal €40.000,• Het bruto jaarlijks huishoudinkomen bedraagt maximaal € 45.000,-2; • De leningaanvrager komt niet in aanmerking voor een starterslening indien de koopwoning wordt verkregen via een constructie van maatschappelijk gebonden eigendom of via het model van Startkoop Amstelveen.
INTREKKEN VAN DE STARTERSLENING.
HOOFDSTUK 4.
HOOFDSTUK 6.
AANVRAAG EN TOEKENNING.
AFLOSSEN VAN DE STARTERSLENING.
Artikel 7. Huishoudens die, op grond van artikel 6 en gelet op artikel 1, lid e, in aanmerking komen voor een Starterslening kunnen bij het college om een op naam gesteld aanvraagformulier verzoeken.
Artikel 9. Aflossingen worden verricht volgens het in de leningsovereenkomst met SVn bepaalde.
Het college toetst of het in lid 1 bedoeld huishouden voldoet aan de in artikel 6, lid 1 opgenomen criteria en sturen binnen 5 werkdagen na ontvangst van het verzoek het aanvraagformulier toe. Tegelijkertijd stuurt het college SVn een kopie van het voorblad van dit aanvraagformulier.
Artikel 8. Het college kan een toewijzingsbrief waarin wordt voorzien in de toekenning van een VROM Starterslening geheel of gedeeltelijk intrekken als: Er niet is voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften en/of bepalingen; De VROM Starterslening is toegekend of vastgesteld op grond van onjuiste gegevens. Het college trekt een toewijzingsbrief in ieder geval in als de koopovereenkomst wordt ontbonden. Bij de intrekking kan het college de contante waarde van het reeds genoten en/of toekomstige rentevoordeel geheel of gedeeltelijk (terug)vorderen, eventueel met de mogelijkheid van beslaglegging. In geval van overtreding van de voorschriften in deze verordening de eigenaar verschoonbaar is, kan het college besluiten de bovengenoemde sancties geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.
Extra aflossing op de VROM Starterslening is altijd en zonder boete mogelijk. Bij verkoop van de woning wordt de restant schuld ineens en volledig afgelost.
2 Dit artikel treedt in werking op 13 oktober 2010. De wijziging van dit artikel is vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 13 van 2 55
HOOFDSTUK 7.
BIJLAGEN.
HARDHEIDSCLAUSULE, SLOT EN OVERGANGSBEPALINGEN.
Gemeentelijke Uitvoeringsregels VROM Starterslening Productspecificaties VROM Starterslening
Artikel 10. Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
BIJLAGE 1.
Artikel 11. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2008. Artikel 12. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening VROM Starterslening 2008 Gemeente Amstelveen”. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 februari 2008.
GEMEENTELIJKE UITVOERINGSREGELS VROM STARTERSLENING. Algemeen In deze uitvoeringsregels worden beschreven: • Kenmerken van de VROM Starterslening • Voorwaarden aan de bancaire hypothecaire lening • Definities gebruikt bij de aanvangsdraagkrachttoets en de draagkrachthertoets VROM Startersleningen • Inhoud van de aanvangsdraagkrachttoets VROM Startersleningen • Inhoud van de draagkrachthertoets VROM Startersleningen Kenmerken van de VROM Starterslening De ingangsdatum van de VROM Starterslening in de gemeente Amstelveen is 1 maart 2008. De lening is van toepassing zolang het saldo van de VROM Startersrekening bij SVn positief en toereikend is. De VROM Starterslening is een financieringsproduct waarvan de kosten worden gedekt uit een door de gemeente bij SVn aangehouden revolving fund; “Gemeenterekening VROM Starterslening” en uit een door VROM bij SVn aangehouden VROM Startersrekening. SVn verstrekt VROM Startersleningen binnen het kader van de van toepassing zijnde: SVn productspecificaties VROM Starterslening, de gemeentelijke uitvoeringsregels VROM Starterslening, de algemene voorwaarden zoals tussen VROM en SVn overeengekomen en vastgelegd in het Convenant VROM Starterslening, en de door de gemeente vastgestelde gemeentespecifieke randvoorwaarden. De Gemeente bepaalt algemene en bijzondere voorwaarden die van toepassing zijn. De algemene voorwaarden betreffen: • de doelgroep van de starters • het marktsegment van de woningobjecten: nieuwbouwprojecten en/of bestaande woningen) • de maximale koopprijsgrens wanneer deze lager is dan de maximale verwervingskostengrens die NHG jaarlijks heeft vastgesteld • de maximale hoogte van de VROM Starterslening is standaard maximaal 20% van de verwervingskosten van de woning zijnde de aankoopkosten van de woning plus de Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 14 van 2 55
bijkomende kosten conform de definitie van NHG • de voorwaarden die gesteld worden met betrekking tot de eerste hypothecaire lening en de VROM Starterslening in relatie tot de Nationale Hypotheek Garantie • de onverenigbaarheid van toekenning van een VROM Starterslening in combinatie met koopsubsidie BEW+voor een individueel startershuishouden • De bijzondere voorwaarden hebben betrekking op individuele VROM Startersleningen. De VROM Starterslening wordt verstrekt door SVn. Het rentepercentage van de lening bedraagt gedurende de eerste drie jaar 0,0%. Gedurende de eerste drie jaar is geen aflossing verschuldigd. Ingaande het 4e jaar van de looptijd wordt de rente aangepast op […] (SVn-rente 15 jaar vast vanaf de ingangsdatum lening). Het percentage staat vast tot en met het vijftiende jaar, gerekend vanaf het moment van de ingangsdatum van de lening. Voorafgaand aan het 4de, 7de, 11de en 16de jaar kan de aanvrager een draagkracht-hertoetsing aanvragen op basis van een brief die SVn circa drie maanden van tevoren toestuurt en na overmaking van de kosten hertoetsing. Indien uit deze draagkracht-hertoetsing blijkt dat de financiële draagkracht onvoldoende is om aan de marktconforme maandtermijn te voldoen, dan worden de rente en aflossing aangepast op basis van de gemeentelijke uitvoeringsregels. Op het moment dat de marktconforme maandtermijn is bereikt, is hertoetsen niet meer mogelijk. Indien na 15 jaar de marktconforme maandtermijn nog niet bereikt is, blijft de op dat moment door de gemeente vastgestelde maandtermijn voor de rest van de looptijd ongewijzigd. De lening wordt afgelost via jaarannuïteiten met een maandelijkse betaling van één twaalfde deel. De VROM Starterslening en de 1e hypotheek wordt uitsluitend met Nationale Hypotheek Garantie afgesloten. Voorwaarden aan de bancaire hypothecaire lening De bank verstrekt de lening onder eerste hypotheek; SVn verstrekt de VROM Starterslening onder tweede hypotheek waarbij het volgende van toepassing is: Bij een nieuwbouwwoning wordt, indien de kosten en de eerste termijn kleiner zijn dan de hoofdsom van de VROM Starterslening, de VROM Starterslening in een te openen Bouwkrediet bij SVn gestort. De kosten en de eerste termijnbetaling worden direct in mindering gebracht op de hoofdsom van de VROM Starterslening. De volgende termijnen worden daarna gedeclareerd uit het bouwdepot van de VROM Starterslening en vervolgens uit het bouwdepot van de marktconforme bancaire lening.
Indien de hoofdsom van de VROM Starterslening kleiner is dan de kosten en de eerste termijnbetaling, wordt de hoofdsom van de VROM Starterslening ineens uitbetaald aan de notaris. De bank meldt de eigen lening onder Nationale Hypotheek Garantie aan bij Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW en draagt de borgtochtprovisie af voor de eerste hypotheek. De VROM Starterslening wordt verstrekt onder hypotheek waarbij zonodig genoegen wordt genomen met een 2e hypotheek. De rentevastheids periode van de bancaire hypothecaire lening moet tenminste 10 jaar bedragen. De bancaire hypothecaire lening mag niet hoger zijn dan een bedrag gelijk aan de kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning volgens de normen van de Nationale Hypotheek Garantie, minus de hoogte van de VROM Starterslening. Voor toetsing en advisering wordt de hoofdsom van de VROM Starterslening als “contante waarde subsidie” ingevoerd. De hypothecaire inschrijving voor de eerste, bancaire lening mag niet hoger zijn dan de in dat jaar geldende maximale verwervingskosten volgens de normen van de Nationale Hypotheek Garantie. De bank verplicht zich na het ingaan van de lening geen gelden meer onder verband van de eerste hypotheekstelling ter leen te verstrekken aan de schuldenaar. Voormelde verplichting rust op de bank uitsluitend voor zolang als de door SVn aangegane VROM Starterslening niet volledig is afgelost. De bank meldt de eigen financiering onder Nationale Hypotheek Garantie aan bij het Waarborgfonds Eigen Woningen, waarbij de VROM Starterslening als contante waarde subsidie is opgenomen. De bank draagt de borgtochtprovisie voor Nationale Hypotheek Garantie af voor de eerste hypotheek, SVn doet dit voor de VROM Starterslening. De transportakte en de hypotheekakte voor de eerste hypotheek en de akte voor de tweede hypotheek (Starterslening) dienen in de gebruikelijke volgorde, maar beslist in één en dezelfde afspraak bij de notaris te passeren. Indien eigendom en eerste hypotheek eerder passeren kan de Starterslening geen doorgang vinden. Definities gebruikt bij de aanvangsdraagkrachttoets en de draagkracht-hertoets Bij de aanvangsdraagkracht toets en de draagkracht hertoets wordt gebruik gemaakt van de volgende definities: 1. Ontvangstdatum Datum waarop de aanvraag door SVn is ontvangen.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 15 van 2 55
2. Aanvrager De aanstaande eigenaar die de aanvraag voor de VROM Starterslening doet. Bij twee of meer aanstaande eigenaren gelden beiden gezamenlijk als ‘aanvrager’. 3. Huishouden Het huishouden van de aanvrager, bestaande uit een natuurlijk persoon en zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner, of degene die met hem op de ontvangstdatum een gezamenlijke huishouding voert of zal gaan voeren in de aan te kopen woning, niet zijnde kinderen of pleegkinderen. Er kunnen niet meer dan twee personen tot het aldus gedefinieerde huishouden behoren. 4. Individueel toetsinkomen Voor ieder lid van het huishouden wordt afzonderlijk het toetsinkomen vastgesteld conform de dan geldende NHGnormen 5. Partner 1 Het lid van het huishouden met het hoogste individueel toetsinkomen op de ontvangstdatum.
derjaar ligt: het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarin de ontvangstdatum ligt. Indien de ontvangstdatum in de tweede helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de ontvangstdatum ligt. 11. Beschikbaar eigen geld 25 x belastbaar inkomen in box 3 van de inkomstenbelasting in het peiljaar, van beide partners tezamen. (Op de aanslag Inkomstenbelasting staat vermeld het belastbaar inkomen. Dit is 4% van het belaste vermogen, het vermogen dus na aftrek van de vrijstelling). 12. Verwervingskosten Kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning zoals omschreven in de normen van de Nationale Hypotheek Garantie. De maximale hoogte van de verwervingskosten wordt vastgesteld door de gemeente.
6. Partner 2 Indien het huishouden twee personen telt: degene(n) die niet het hoogste individueel toetsinkomen op de ontvangstdatum heeft. Indien partner 1 feitelijk met meer dan één andere persoon een gezamenlijke huishouding voert, wordt als partner 2 aangemerkt degene –naast partner 1- met het hoogste individueel toetsinkomen.
13. Genormeerde last marktconforme lening De genormeerde bruto last van de marktconforme lening aan het begin van iedere periode ingaande periode 2, berekend op basis van jaarannuïteiten, de toetsrente, het restant van de oorspronkelijke looptijd van 30 jaar en de restanthoofdsom aan het begin van de betreffende periode. In beginsel is deze last voor de resterende jaren steeds gelijk. Indien echter één of meer van de aanvragers 56 jaar of ouder zijn, maar nog geen 65 jaar, wordt de genormeerde last zodanig naar beneden bijgesteld dat deze past bij het alsdan geldende inkomen (uitgaande van een aanname dat het inkomen dan daalt tot 70%).
7. Toetsinkomen huishouden 95% van individueel toetsinkomen partner 1 en indien van toepassing, 95% van individueel toetsinkomen partner 2.
14. Looptijd De looptijd van de VROM Starterslening bedraagt 30 jaar, verdeeld over 5 perioden.
8. Toetsrente Rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast, zoals geldt op de ontvangstdatum van de aanvraag.
In aanvulling op de voorgaande definities worden bij de draagkracht hertoets de volgende begrippen en definities gehanteerd:
9. Financieringslastpercentage Het financieringslastpercentage conform de op de ontvangstdatum geldende normen NHG, dat behoort bij het individueel toetsinkomen van partner 1 en rekening houdend met de toetsrente. Volgens de NHG norm wordt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd de ‘financieringslasttabel vanaf 65 jaar’ van de NHG-voorwaarden en normen gehanteerd.
15. Ingangsdatum lening Periode 1 gaat in op de ingangsdatum van de lening. De ingangsdatum lening is de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de hypotheekakte wordt gepasseerd.
10. Peiljaar Indien de ontvangstdatum in de eerste helft van het kalen-
16. Periode Een aaneengesloten tijdvak waarin de maandelijkse som van rente en aflossing constant blijft. De VROM Starterslening kent 5 perioden: Periode 1 jaar 1 t/m jaar 3 Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 16 van 2 55
Periode 2 Periode 3 Periode 4 Periode 5
jaar 4 t/m jaar 6 jaar 7 t/m jaar 10 jaar 11 t/m jaar 15 jaar 16 t/m jaar 30
jaar minus het aantal op de herzieningsdatum verstreken jaren van de looptijd, met de volgende uitzonderingen: • 10 jaar bij een hoofdsom tussen EUR 5.000 en EUR 10.000; • 5 jaar bij een hoofdsom lager dan EUR 5.000.
17. Herzieningsdatum De eerste dag van een periode met ingang van periode 2. Een herzieningsdatum valt altijd op de eerste dag van een kalendermaand.
24. Marktconforme annuïteit VROM Starterslening De jaarannuïteit van de VROM Starterslening over de restantlooptijd en restanthoofdsom, bij gegeven hertoetsrente.
18. Peildatum De dag die drie kalendermaanden voorafgaat aan de herzieningsdatum.
Inhoud van de aanvangsdraagkrachttoets Startersleningen Voor de aanvangsdraagkrachttoets wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de NHG-toetsing, waarin bepaald wordt of een lening Nationale Hypotheek Garantie mogelijk is met een bepaald inkomen. De kosten van de aanvangsdraagkrachttoets zijn voor rekening van SVn. Uitzonderingen op de NHG toetsingsregels: Bij de aanvangsdraagkrachttoets wordt ook rekening gehouden met vermogen. Het toetsinkomen dat in de aanvangsdraagkrachttoets wordt meegeteld bedraagt 95% van het individuele toetsinkomen van partner 1 en partner-2. Persoonlijke verplichtingen worden voor de aanvangsdraagkrachttoets van de VROM Starterslening buiten beschouwing gelaten. De persoonlijke verplichtingen worden wel meegenomen in de NHG-toets van de eerste hypothecaire lening.
19. Huishouden (t.b.v. draagkracht hertoets) Het huishouden van de aanvrager, bestaande uit een natuurlijk persoon en zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner, of degene die met hem voorafgaand aan de peildatum draagkracht hertoets tenminste zes maanden een gezamenlijke huishouding voert, niet zijnde kinderen of pleegkinderen. Er kunnen niet meer dan twee personen tot het aldus gedefinieerde huishouden behoren. 20. Hertoetsrente In de draagkracht hertoets voor de perioden 2, 3 en 4: de toetsrente draagkrachtaanvangstoets zoals vastgelegd in de offerte. In de draagkracht hertoets voor de periode 5: het rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast zoals geldt op de peildatum draagkracht hertoets periode 5. 21. Financieringslastpercentage draagkracht hertoets Het financieringslastpercentage conform de op de peildatum draagkracht hertoets geldende NHG-normen dat behoort bij het individueel toetsinkomen van partner 1 en rekening houdend met de hertoetsrente. Volgens de NHG-norm wordt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd de ‘financieringslasttabel vanaf 65 jaar’ van de NHG-voorwaarden en normen gehanteerd. 22. Peiljaar draagkracht hertoets Indien de peildatum draagkracht hertoets in de eerste helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarin de peildatum draagkracht hertoets ligt. Indien de peildatum draagkracht hertoets in de tweede helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de peildatum draagkracht hertoets ligt.
Hoogte VROM Starterslening De geadviseerde hoogte van de VROM Starterslening wordt door BO berekend zoals onderstaand aangegeven. De gemeente bepaalt de uiteindelijke hoogte van de VROM Starterslening. Hoogte VROM Starterslening = Verwervingskosten -/- beschikbaar eigen geld -/-genormeerde marktconforme lening De berekening van de genormeerde marktconforme lening is gebaseerd op een simulatie van de marktconforme lening die de aanvrager met NHG kan krijgen. Indien geen van de partners op de ontvangstdatum 56 jaar of ouder is, verloopt de berekening van de genormeerde marktconforme lening als volgt: Normfinancieringslast = Toetsinkomen huishouden x financieringslastpercentage Genormeerde marktconforme lening = de maximale marktconforme lening op basis van de geldende NHG-normen per peildatum aanvangsdraagkrachttoets.
23.Restantlooptijd De resterende looptijd op de herzieningsdatum zijnde 30 Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 17 van 2 55
Toets bij 56 jaar of ouder Indien per peildatum van de aanvangsdraagkrachttoets één of meer van de partners 56 jaar of ouder is, maar nog geen 65 jaar, gelden de volgende aanvullende regels: • Vanaf het begin van een jaar waarin een partner 65 jaar wordt, wordt rekening gehouden met een inkomen van 70% van het actuele toetsinkomen. Hierbij wordt gerekend in hele jaren vanaf de peildatum aanvangsdraagkrachttoets. Het toetsinkomen huishouden wordt vanaf het begin van dat jaar overeenkomstig verlaagd. • De financieringslast moet vanaf het begin van een jaar waarin een partner 65 jaar wordt passen bij het dan geldende toetsinkomen huishouden. Hiertoe wordt er in de berekening vanuit gegaan dat er gedurende de eerste periode extra wordt afgelost op de eerste, bancaire hypotheek. • In de berekening van de nieuwe normfinancieringslast vanaf het begin van het jaar waarin een partner 65 jaar wordt, wordt steeds uitgegaan van het financieringslastpercentage van partner 1.
SVn brengt de kosten niet bij de aanvrager in rekening wanneer de gemeente in het genoemde besluit bepaalt dat de gemeente de kosten voor haar rekening neemt. In dat geval worden de kosten geboekt ten laste van de Gemeenterekening
Normlast marktconforme lening Als onderdeel van de aanvangsdraagkrachttoets wordt vastgesteld hoe hoog de genormeerde last van de marktconforme lening bedraagt aan het begin van ieder van de volgende perioden. Deze bedragen zijn van belang bij de hertoetsen.
Herziening rente en aflossing De normfinancieringslast op de peildatum draagkracht hertoets is de basis voor de herziening van de rente en aflossing voor de eerstvolgende periode.
Toets vermogen Bij de toets wordt er vanuit gegaan dat het belastbare vermogen in box 3 (dus boven de vrijstelling) wordt gebruikt als eigen geld ter financiering van de verwervingskosten.
Inhoud van de draagkracht hertoets Startersleningen Belangrijk: Persoonlijke verplichtingen worden bij de draagkracht-hertoets van de VROM Starterslening buiten beschouwing gelaten. Wanneer SVn op de mogelijke hertoetsmomenten, op verzoek van de aanvrager, een draagkracht hertoets uitvoert, bedraagt het tarief hiervoor EUR 144,--, prijspeil 2006. Na 2006 wordt het tarief jaarlijks geïndexeerd met de consumentenprijsindex alle huishoudens (zie: scp1494b.htm: Consumentenprijsindex totalen), en wel als volgt: index september voorafgaand jaar x EUR 144,- index september 2006 De kosten van de draagkracht hertoets komen voor rekening van de aanvrager. SVn brengt deze kosten in rekening bij de aanvrager. De aanvrager tekent hiertoe vooraf een machtiging tot eenmalige automatische incasso.
Toetsinkomen Voor de draagkracht hertoets wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de NHG-toetsing, waarin bepaald wordt of een lening Nationale Hypotheek Garantie mogelijk is met een bepaald inkomen. Het toetsinkomen dat in de draagkracht hertoets wordt meegeteld bedraagt 100% van het individuele toetsinkomen van partner 1 en partner 2. De kosten van de draagkracht hertoets zijn voor rekening van de aanvrager. Uitzondering op de NHG-toepassingsregels: Persoonlijke verplichtingen worden voor de draagkracht hertoets van de VROM Starterslening buiten beschouwing gelaten.
Normfinancieringslast = Toetsinkomen huishouden x financieringslastpercentage hertoets Beschikbare financieringsruimte = Normfinancieringslast -/- financieringslast van de eerste, bancaire lening bij aanvang van deze lening. Marktconforme annuïteit VROM Starterslening = de jaarannuïteit van de VROM Starterslening over de restantlooptijd bij de hertoetsrente. Vervolgens wordt de rente en looptijd als volgt vastgesteld: Indien de beschikbare financieringsruimte groter is dan of gelijk is aan de marktconforme annuïteit VROM Starterslening, geldt gedurende de restantlooptijd de genoemde annuïteit. De rente blijft vast t/m het einde van periode 4. Daarna gaat een nieuwe rentevastheids periode in van maximaal 15 jaar, met het rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast, zoals geldt op de peildatum van periode 5. Indien de beschikbare financieringsruimte kleiner is dan de marktconforme annuïteit VROM Starterslening, dan geldt gedurende de eerstvolgende periode dat de financieringslast voor de VROM Starterslening gelijk is aan de beschikbare financieringsruimte. Ingeval de eerstvolgende periode, periode 5 is, dan is de financieringslast voor de VROM Starterslening voor de resterende looptijd gelijk aan de beschikLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 18 van 2 55
bare financieringsruimte Het rentepercentage wordt daarbij als volgt berekend: Beschikbare financieringsruimte x 100% Hoogte VROM Starterslening Het rentepercentage wordt naar beneden afgerond op eentiende procent. Gaat voor de betreffende periode een volledige annuïteit gelden, dan vinden er ten behoeve van de volgende perioden geen draagkracht hertoetsen meer plaats. Wordt alleen rente berekend naast een beperkte annuïteit, dan wordt voorafgaand aan de volgende periode opnieuw de mogelijkheid tot een draagkracht-hertoets aangeboden. BIJLAGE 2.
Vanaf het vierde jaar tot en met het vijftiende jaar geldt het marktconforme rentepercentage. Het percentage is gebaseerd op de SVn rente 15 jaar vast en is reeds vastgesteld bij de aanvraag van de lening. Uiterlijk twee maanden voor het begin van het 4e, 7e, 11e en 16e jaar kan de aanvrager een draagkrachthertoetsing aanvragen op basis van een brief die hij van SVn uiterlijk drie maanden voor het 4e, 7e, 11e en/of 16e jaar ontvangt en na overmaking aan SVn van de kosten hertoetsing. Indien uit deze draagkrachthertoetsing(en) blijkt dat er geen financiële draagkracht is, blijft de maandlast renteloos. Indien er sprake is van enige draagkracht wordt de rente door SVn aangepast op basis van de gemeentelijke uitvoeringsregels VROM Starterslening en gelijkgesteld aan de beschikbare financieringsruimte. Indien na 15 jaar de marktconforme rente nog niet bereikt is, blijft het op dat moment door de gemeente vastgestelde rentepercentage voor de rest van de looptijd ongewijzigd.
PRODUCTSPECIFICATIES VROM STARTERSLENING. Ingangsdatum De ingangsdatum van de VROM Starterslening is 1 maart 2008.
Rentevastheid De rentevastheidsperiode bedraagt 15 jaar vanaf ingangsdatum van de lening.
Looptijd De looptijd bedraagt maximaal 30 jaar. Indien de lening lager is dan EUR 10.000 dan geldt, vanaf het moment dat een annuïteit gaat lopen, een looptijd van: 10 jaar bij een hoofdsom tussen EUR 5.000 en EUR 10.000; 5 jaar bij een hoofdsom lager dan EUR 5.000.
Aflossing De VROM Starterslening is bij aanvang aflossingsvrij. Vanaf het vierde jaar geldt een jaarannuïteit op basis van de restant looptijd en het geldende rentepercentage. Uiterlijk twee maanden voor het begin van het 4e, 7e, 11e en 16e jaar kan de aanvrager een draagkrachthertoetsing aanvragen op basis van een brief die hij van SVn uiterlijk drie maanden voor het 4e, 7e, 11e en/of 16e jaar ontvangt en na overmaking van de kosten hertoetsing. Indien uit deze draagkrachthertoetsing blijkt dat er geen financiële draagkracht is, blijft de maandlast gedurende de eerstvolgende periode renteloos en aflossingsvrij. Indien er sprake is van enige draagkracht wordt de financieringslast en de hierop gebaseerde maandelijkse betaling gedurende de eerstkomende periode door SVn aangepast op basis van de gemeentelijke uitvoeringsregels en gelijkgesteld aan de beschikbare financieringsruimte. Op het moment dat de eerder genoemde jaarannuïteit volledig is bereikt, is hertoetsen niet meer mogelijk. Indien na 15 jaar de eerder genoemde jaarannuïteit nog niet volledig bereikt is, blijft de op dat moment door de gemeente vastgestelde maandtermijn voor de rest van de looptijd ongewijzigd. Bij verkoop wordt de restantschuld in zijn geheel afgelost. Een eventuele restantschuld na 30 jaar wordt in één keer volledig afgelost.
Rentepercentage De VROM Starterslening is bij aanvang renteloos.
Betaling van rente en aflossing Via jaarannuïteiten, steeds voor 1/12 deel te voldoen per de
Verstrekking De lening wordt verstrekt door SVn na toewijzing door de gemeente, voorzover de gemeente met betrekking tot minimaal 50% van de lening voldoende saldo heeft op de “Gemeenterekening VROM Starterslening” bij SVn. De VROM Startersrekening bij SVn voldoende resterend saldo heeft ter afdekking van maximaal 50% van de door SVn geraamde rentedervingskosten. Het is niet toegestaan de VROM Starterslening in combinatie met koopsubsidie BEW+ in te zetten voor een individueel startershuishouden. Hoofdsom van de lening De uiteindelijke hoogte van de hoofdsom van de VROM Starterslening wordt door de gemeente vastgesteld, maar zal niet meer bedragen dan 20% van de verwervingskosten. De verwervingskosten zijn overeenkomstig de normen van de Nationale Hypotheek Garantie.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 19 van 2 55
laatste van elke maand. De maandelijkse betalingen worden valutair per 31 december van ieder jaar met de schuldrest verrekend. Automatische incasso is verplicht. Vervroegde aflossing Is te allen tijde boetevrij toegestaan.
dom en eerste hypotheek eerder passeren kan de Starterslening geen doorgang vinden. Krediettoets Na aanvraag voor een VROM Starterslening vindt een aanvangsdraagkrachttoets plaats. Onderdeel hiervan is een BKR toets en VIS-toets.
Afsluitprovisie 1,5% over de hoofdsom van de lening. Overige kosten Notariskosten. Borgtochtprovisie in verband met Nationale Hypotheek Garantie. Eventuele kosten hertoets. Akte Van de lening wordt een notariële akte opgemaakt. Zekerheden Hypotheek, waarbij zonodig genoegen wordt genomen met een 2e hypotheek. Zowel voor de eerste als voor de tweede hypothecaire lening – de bancaire lening en de VROM Starterslening – wordt Nationale Hypotheek Garantie verkregen. De gemeente mag extra zekerheden verlangen. Voorwaarden aan eerste, bancaire hypothecaire lening Voor de eerste bancaire hypothecaire lening wordt Nationale Hypotheek Garantie verkregen. De rentevastperiode bedraagt tenminste10 jaar. De eerste hypothecaire lening mag niet hoger zijn dan een bedrag, gelijk aan de kosten voor het verkrijgen in eigendom van de woning, volgens de normen van de Nationale Hypotheek Garantie, minus de hoogte van de VROM Starterslening. De hypothecaire inschrijving van de eerste, bancaire lening mag niet hoger zijn dan de van toepassing zijnde maximale verwervingskostengrens volgens NHG garantie. De bank die de eerste hypothecaire lening verkrijgt verplicht zich na het ingaan van de lening geen gelden meer onder verband van de eerste hypotheekstelling ter leen te verstrekken aan de schuldenaar. Deze verplichting rust op de bank uitsluitend voor zolang als de door SVn aangegane VROM Starterslening niet volledig is afgelost. Deze bepaling dient in de desbetreffende hypotheekakte of in de desbetreffende offerte te worden opgenomen. De transportakte en de hypotheekakte voor de eerste hypotheek en de akte voor de tweede hypotheek (Starterslening) dienen in de gebruikelijke volgorde, maar beslist in één en dezelfde afspraak bij de notaris te passeren. Indien eigenLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 20 van 2 55
ERFGOEDVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN. HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN. Artikel 1. Begripsbepalingen. Deze verordening verstaat onder: a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen: 1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde; 2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1; b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a; c. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; d. commissie ruimtelijke kwaliteit: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid; e. gemeentelijke archeologische waardekaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven; f. landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans; g. provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven; h. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn; i. hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie; j. middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie; k. lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische
vondsten of informatie; l. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden; m. programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek. n. gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan. o. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. p. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. q. vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. r. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 21 van 2 55
HOOFDSTUK 2.
Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit.
AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN. Artikel 2. Het gebruik van het monument.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument. 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument. 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. 3. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar. 4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland. Artikel 4. Voorbescherming. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing. Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit. 1. De commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert schriftelijk binnen vier weken na ontvangst van het verzoek aan het college. 2. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van het advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit, maar in ieder geval binnen acht weken na de adviesaanvraag.
1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst. 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument. Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing. 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen. 2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit. 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege. 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend. Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing. 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing. 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 2 lid 1 van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland. 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 2 van 2 55
HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN. Artikel 10. Instandhoudingbepaling. 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen. 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag: a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd. 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn. Artikel 11. De schriftelijke aanvraag. Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in enkelvoud ingediend. Artikel 12. Termijnen advies. 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de commissie ruimtelijke kwaliteit voor advies. 2. Binnen vijf weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de commissie ruimtelijke kwaliteit schriftelijk advies uit aan het college.
Artikel 13. Weigeringsgronden. De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument. Artikel 14. Intrekken van de vergunning. De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien: a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend; b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
HOOFDSTUK 3A. BESCHERMD GEMEENTELIJKE STADS- OF DORPSGEZICHT Artikel 14A. De aanwijzing 1. Het college kan een stads- en dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht. 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij het advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. 3. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988. 4. De commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert binnen vier weken na de datum van ontvangst van het verzoek ven het college. 5. Het college beslist binnen zes weken na de datum van ontvangst van het advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit, maar in ieder geval binnen acht weken na de adviesaanvraag aan de commissie. 6. Het college registreert het beschermd gemeentelijk stadsof dorpsgezicht op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 23 van 2 55
7. De lijst van beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- of dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarde. HOOFDSTUK 4. RIJKSMONUMENTEN. Artikel 15. Vergunning voor beschermd rijksmonument. 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. 2. De commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift. HOOFDSTUK 5. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN. Artikel 16. Instandhoudingsbepaling. 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren. 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien; a. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt: • in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, of; • in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m2 bij onverveend bovenland zonder recente ontwikkeling en kleiner is dan 1000 m2 bij onverveend bovenland met recente ontwikkelingen, of; • in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m2 bij een kreekrug en 100 m2 bij zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden.
• b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg. c. in een wijzigingsplan, een uitwerkingsplan, een binnenplanse afwijking, nadere eisen, een buitenplanse afwijking, een buitenplanse tijdelijke afwijking of een buitenplanse kleine afwijking als bedoeld in de artikelen 2.12 lid 1, onderdeel a, onder 1, 2.12 lid 1, onderdeel a, onder 3, 2.12 lid 2 of 2.12 lid 1, onderdeel a, onder 2 van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg. d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden; e. een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn. Artikel 17. Opgravingen en begeleiding. 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Amstelveen onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet: a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek. b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoel in artikel 1 onder l van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen. 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen. 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 24 van 2 55
omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Artikel 18. Procedure.
zen (handhavings)ambtenaren. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 16, tweede lid, onder e, en artikel 17, eerste lid, onder b. HOOFDSTUK 6.
HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN.
OVERIGE BEPALINGEN.
De Erfgoedverordening 2008 Amstelveen, vastgesteld op 26 november 2008, wordt ingetrokken.
Artikel 19. Tegemoetkoming in schade. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot: a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen; b. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10; c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid; d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder d; e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin. Artikel 20. Strafbepaling. Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden. Artikel 21. Toezichthouders. 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: a. Met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1; de door het college aangewezen (handhavings)ambtenaren. b. Met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2; de door het college aangewe-
Artikel 22. Intrekken oude regeling.
Artikel 23. Overgangsrecht. 1. De op grond van de onder artikel 22 ingetrokken Erfgoedverordening 2008 Amstelveen aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. 2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 22 ingetrokken verordening. Artikel 24. Inwerkingtreding. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. Artikel 25. Citeertitel. Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening Gemeente Amstelveen. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van [datum]. De voorzitter, De griffier,
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 5 van 2 55
A. Algemene toelichting Gelet op het project Deregulering VNG-modelverordeningen en de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van september 2007, alsmede de feitelijke samenhang tussen monumenten en archeologie, is de model Erfgoedverordening in 2008 aangevuld met een archeologisch deel en heeft een vereenvoudiging van de model Erfgoedverordening in het kader van deregulering plaatsgevonden. De huidige wijziging van de model Erfgoedverordening houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Wabo), de Invoeringswet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Invoeringswet Wabo), het Besluit omgevingsrecht (hierna te noemen: Bor) en de Regeling omgevingsrecht (hierna te noemen: Mor). Wet algemene bepalingen omgevingsrecht De Wabo regelt de omgevingsvergunning die in de plaats komt van een reeks vergunningen, ontheffingen of toestemmingen voor het realiseren van een fysiek project. De meest bekende daarvan zijn: • de bouwvergunning; • de aanlegvergunning; • de sloopvergunning; • de monumentenvergunning; • de milieuvergunning; • de kapvergunning. De Wabo beoogt tegemoet te komen aan het belang van een snelle dienstverlening. Het bevorderen van de tijdige besluitvorming vormt hiervan een onderdeel. Eén aanvraag; één bevoegd gezag; één loket De centrale gedachte bij de ontwikkeling van de Wabo is de “één loket gedachte”. Dit houdt in dat de aanvrager vanaf een nader te bepalen moment in 2010 één omgevingsvergunning hoeft aan te vragen voor zijn project. De aanvrager geeft aan op welke activiteiten (bouw, aanleg, sloop enz.) zijn aanvraag betrekking heeft. Voor de erfgoedverordening betekent dit dat bijvoorbeeld de omgevingsvergunning voor het bouwen en de omgevingsvergunning voor monumenten in één verzoek worden aangevraagd. De omgevingsvergunning wordt vervolgens door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Bevoegd gezag Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit
en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving. In het Bor worden een aantal uitzonderingen op deze hoofdregel gemaakt. Een minister dan wel het college van gedeputeerde staten wordt in deze gevallen als het bevoegde gezag aangewezen. Deze gevallen zijn aangewezen in artikel 3.3 van de Wabo. Gedeputeerde staten van de provincie is bevoegd gezag indien het gaat om de meer complexere categorieën inrichtingen. Deze zijn specifiek in bijlage I van het Bor omschreven. Toestemmingsstelsels Er bestaan verschillende methoden om de toestemmingstelsels (=vergunning en ontheffing) te integreren in de omgevingsvergunning. De toestemmingstelsels die altijd zien op plaatsgebonden activiteiten zijn volledig in de Wabo geïntegreerd; de bestaande toestemmingstelsels in de betreffende wetten of verordeningen vervallen. Het gaat om een procedurele integratie van de verschillende toestemmingstelsels. De inhoudelijke beoordeling vindt gecoördineerd plaats. Dit betekent dat de verschillende toetsingskaders niet zijn geïntegreerd. Het toetsingskader van de Wabo bestaat derhalve uit een optelling van de afzonderlijke toetsingskaders. Deze verschillende toetsingskaders wegen allen even zwaar. De procedure In de Wabo is onderscheid gemaakt tussen de reguliere voorbereidingsprocedure en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Slechts op een enkel punt is voor deze beide procedures afgeweken van de reguliere- en de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure van de Awb. Wanneer voor een project meerdere toestemmingen uit de Wabo nodig zijn wordt door de aanvrager één aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De aanvrager kan er echter ook voor kiezen zijn project op te delen in deelprojecten en voor elk van die deelprojecten een afzonderlijke omgevingsvergunning aan te vragen. Het moet gaan om een onderdeel van het project dat fysiek te scheiden is van de andere onderdelen van het totale project. Ook wel de zogenaamde “onlosmakelijke verbondenheid”. Het criterium van de onlosmakelijkheid is neergelegd in artikel 2.7 Wabo. Van onlosmakelijke samenhang is sprake als de activiteiten zien op dezelfde handeling. Het gaat dan om een activiteit die tegelijkertijd ook aangemerkt moet worden als een andere activiteit als omschreven in de artikelen 2.1 en 2.2. van de Wabo. Deze activiteiten overlappen elkaar en zijn niet te scheiden. Zij vormen een en dezelfde handeling die binnen twee of meer activiteitenomschrijvingen vallen. Vanwege de overlap in de activiteitenomschrijvingen is het in deze gevallen niet mogelijk om de handeling op te knippen in deelvergunningen. Een omgevingsvergunning voor een deelproject geeft de bevoegdheid het deelproject ook daadwerkelijk al uit te voeLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 26 van 2 55
ren. Hieraan bestaat bijvoorbeeld behoefte bij een project waarbij voor de nieuwbouw van woningen grond bouwrijp gemaakt moet worden en/of enkele oude opstallen gesloopt moeten worden wat door verschillende partijen wordt uitgevoerd. De omgevingsvergunning voor het bouwrijp maken en/of het slopen van opstallen kan aangevraagd worden en de werkzaamheden kunnen na het verlenen van dit gedeelte van de omgevingsvergunning ook starten. Vervolgens kan een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen worden aangevraagd. Het gaat om verschillende besluiten waartegen een afzonderlijke rechtsbeschermingsprocedure open staat. Daarnaast heeft de aanvrager de mogelijkheid om een gefaseerde omgevingsbeschikking aan te vragen. Hij bepaalt zelf welke activiteit wordt gefaseerd. De beoordeling in de eerste fase is erop gericht te onderzoeken of één van de door de aanvrager voorgenomen activiteiten, bijvoorbeeld het oprichten en inwerking hebben van een inrichting, kan worden verricht en dus een gerede kans heeft om een omgevingsvergunning te krijgen. Het betreft een volledige toetsing. Tenuitvoerlegging van een omgevingsvergunning is pas mogelijk nadat ook een omgevingsbeschikking tweede fase is verleend en een volledige vergunning is verkregen. De tweede fase omgevingsbeschikking bevat de noodzakelijke toestemmingen die niet in een eerste fase zijn vergund. Door aanvraag van een omgevingsbeschikking eerste fase kan een financieel risico voor de aanvrager worden beperkt. Hij hoeft in dit geval nog niet aan alle indieningsvereisten te voldoen. Het rechtsgevolg van een eerste fase-beschikking is dat bij de beoordeling van de gedetailleerde aanvraag voor de overige activiteiten (de tweede fase-aanvraag) niet meer getoetst wordt aan de criteria van de eerste fase. De eerste fase-beschikking kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken, indien niet binnen twee jaar nadat deze beschikking is genomen een aanvraag voor een tweede fase-beschikking is ingediend. Beide beschikkingen treden tezamen in werking. Tegen beide beschikkingen staat rechtsbescherming op grond van de Awb open. Informatie over de omgevingsvergunning Er is een kennisplein omgevingsvergunning: http://omgevingsvergunning.vrom.nl. hierop vindt u tal van brochures over de omgevingsvergunning. Als u nog geen beeld hebt van wat er allemaal verandert, geven wij u in overweging de volgende informatie te lezen: Infoblad De omgevingsvergunning (september 2008); Handreiking Afstemming omgevingsvergunning: -afstemmen op; afstemmen met – (augustus 2008; een online product).
ning integreert volledig in de omgevingsvergunning, omdat het om plaatsgebonden activiteiten gaat. Daarom is in artikel 2.2 van de Wabo bepaald dat het verboden is zonder een omgevingsvergunning een krachtens een verordening aangewezen monument te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Een extra overweging voor het volledig integreren van de monumentenvergunning in de omgevingsvergunning is dat de verlening van de monumentenvergunning in de praktijk vaak samenliep met de verlening van de bouwvergunning of de aanlegvergunning. Er is voor gekozen om de instandhoudingsvergunning van archeologische terreinen op grond van artikel 2.2, tweede lid, Wabo aan te haken bij de omgevingsvergunning (facultatieve integratie). Zolang gemeentelijke bestemmingsplannen nog niet ‘Malta-proof’ zijn, kan op deze wijze in de omgevingsvergunning bescherming aan archeologische waarden in de bodem worden geboden bij de realisatie van een fysiek project. De model-erfgoedverordening bevat de mogelijkheid om nadere regels te stellen. De Wabo ziet op vergunningen en ontheffingen en niet op nadere regels. Het college blijft hiervoor het bevoegd gezag. Het inhoudelijke toetsingskader van de omgevingsvergunning inzake de gemeentelijke monumenten is in de verordening bepaald. Voor het overige is bij het opstellen van deze modelverordening rekening gehouden met de ‘Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving’. Ook in dit nieuwe model zijn de bepalingen van de Monumentenwet 1988 en de daarin gekozen systematiek als uitgangspunt genomen. In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen met betrekking tot de gemeentelijke beschermde stads- en dorpsgezichten, ondanks dat hiervan in de gemeentelijke praktijk wel gebruik wordt gemaakt. In een voorgaand dereguleringstraject zijn deze artikelen gesneuveld, aangezien het instrument hoge administratieve lasten bij burgers genereert. In het verlengde van het dereguleringsproject in 2007 is er thans voor gekozen om deze bepalingen daarom niet opnieuw in de modelverordening op te nemen. Het staat gemeenten uiteraard vrij om het VNG-model op dit en op andere onderdelen zelf aan te vullen.
De Wabo en de Erfgoedverordening De monumentenvergunning uit de model-erfgoedverordeLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 27 van 2 55
B. Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1. Algemeen Artikel 1. Begripsbepalingen Sub a Bij de omschrijving van het begrip ‘gemeentelijk monument’ is, met uitzondering van de 50-jaar grens, aansluiting gezocht bij de omschrijving van een monument in de Monumentenwet 1988. De cultuurhistorische waarde is volgens de Memorie van Toelichting de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Dit is een zo ruime omschrijving dat het ook betrekking kan hebben op zaken en gebieden met een geschiedkundige en of bouwhistorische waarde. Het begrip ‘terreinen’, als bedoeld in sub 2 van artikel 1, dient ruim te worden uitgelegd. Hoofdzakelijk betreft het locaties waar archeologische waarden in de bodem (kunnen) zitten, maar daarnaast kan het bijvoorbeeld ook gaan om parken, tuinen en een perceel met een of meer bomen. Het is niet vereist dat op het terrein ook een bouwkundig monument voorkomt om over een gemeentelijk monument te kunnen spreken. Een ‘zaak’ is immers een veel ruimer begrip. Omdat de 50-jaargrens voor rijksmonumenten niet voor gemeentelijke monumenten is overgenomen, biedt de verordening ook de mogelijkheid om monumenten die (nog) niet op de rijksmonumentenlijst zijn geplaatst omdat ze ‘te jong zijn’, al op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Uitgangspunt in deze verordening is dat onder het begrip ‘zaak’ alleen onroerende zaken worden verstaan. Immers, het effectueren van de bescherming vormt een probleem, aangezien roerende monumenten meestal eenvoudig kunnen worden verplaatst en daardoor ongemerkt over de gemeentegrens en daarmee buiten de werking van de verordening worden gebracht. Zaken die naar hun aard roerend zijn, zoals een kerkorgel, kunnen wel de beschermde status krijgen, op basis van de redengevende omschrijving. Met het voorgaande in het achterhoofd is het echter aan gemeenten zelf om met de verordening ook roerende monumenten aan te wijzen. Daarnaast is het ook mogelijk dat gemeenten door middel van aanvullende regelgeving voorkomen dat cultuurhistorische voorwerpen, die als gemeentelijk monument zijn aangewezen, buiten de gemeentegrenzen verdwijnen. Controle en handhaving van deze regelgeving zijn echter nauwelijks mogelijk.
Sub b Dit betreft de lijst waarop de gemeente de overeenkomstig de verordening aangewezen monumenten registreert. Het plaatsen op de monumentenlijst heeft geen rechtsgevolg. Het betreft slechts een administratieve handeling. Voorafgaand aan de plaatsing op de lijst is het de aanwijzing tot gemeentelijk monument die rechtsgevolg beoogt. Het is inzichtelijker om de aanwijzing en de plaatsing op de lijst uit elkaar te trekken. Zie ook de toelichting op artikel 3, lid 1, en artikel 7. Sub c Voor de begripsomschrijving van een ‘beschermd monument’ is aangesloten bij de begripsomschrijving uit de Wabo. De Wabo zelf verwijst weer naar de Monumentenwet 1988. Deze wet omschrijft een beschermd monument als een onroerend monument die is ingeschreven in een ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgesteld register. Op de vergunningverlening voor rijksmonumenten zijn de bepalingen uit de Wabo van toepassing. Sub d Sinds de komst van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002 kan elk bevoegd orgaan in de gemeente (raad, college en burgemeester) zelf zijn commissies instellen. De commissie ruimtelijke kwaliteit is een commissie die adviseert aan het bevoegd gezag. In de Erfgoedverordening wordt door de raad bepaald dat een commissie ruimtelijke kwaliteit advies moet uitbrengen aan het bevoegd gezag. Dit vloeit voort uit de Monumentenwet 1988. In artikel 15 van deze wet is bepaald dat de gemeente in een verordening de inschakeling van een commissie moet regelen die adviseert aan het bevoegd gezag over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f van de Wabo. De wetgever geeft hier dus aan dat het college in dit geval geen keuzevrijheid heeft ten aanzien van het instellen van een commissie. Het instellen van de commissie ruimtelijke kwaliteit door het college moet door middel van een apart collegebesluit. Er bestaat geen modelbesluit voor het instellen van een commissie ruimtelijke kwaliteit door het college. Wij adviseren het college bij het besluit tot instellen van een commissie ruimtelijke kwaliteit gebruik te maken van de VNG-modelverordening op de raadscommissie. Deze verordening is te downloaden via de databank van de Sdu Uitgevers, www.modelverordeningen.nl . De taken van de commissie ruimtelijke kwaliteit strekken zich uit over de Erfgoedverordening, de Monumentenwet 1988 en de Wabo. Door de commissie ruimtelijke kwaliteit in deze begripsomschrijving bevoegd te verklaren over de toepassing van de Wabo te adviseren aan het bevoegd gezag, is voldaan aan het vereiste, genoemd in artikel 15 van de MoLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 28 van 2 55
numentenwet 1988. Mocht een gemeente niet over een monumentenbeleid beschikken, dan moet dit niet in de bepaling opgenomen worden. De commissie ruimtelijke kwaliteit bestaat uit de samengevoegde welstandscommissie en monumentencommissie. Sub n De gemeentelijke beleidsadvieskaart kan een praktische oplossing bieden in het geval dat nog geen Malta-proof bestemmingsplan is vastgesteld. In dat geval kunnen gebieden op een dergelijke beleidsadvieskaart worden opgenomen, indien blijkt dat daar op grond van gemeentelijk historisch onderzoek mogelijk archeologische sporen in de bodem kunnen worden aangetroffen. Sub o Zoals ook in de algemene toelichting is aangegeven is de hoofdregel dat burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project zich in hoofdzaak afspeelt het bevoegd gezag is. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting behorend bij deze verordening. De overige begripsbepalingen zijn in hun definitie al ruim omschreven, zodat deze geen nadere toelichting behoeven. Wat nog wel een nadere toelichting behoeft is het bouwhistorisch onderzoek. Dit begrip was al bij de vorige gedereguleerde verordening geschrapt: het bouwhistorisch onderzoek; deze rapportage maakt formeel niet langer deel uit van de verordening
(het oude artikel 3, waarin was bepaald dat het college ten behoeve van de aanwijzing tot monument een bouwhistorisch onderzoek kon laten verrichten). Bij de aanwijzing tot monument kan de eigenaar/gebruiker echter niet gedwongen worden een dergelijk onderzoek te verrichten, voornamelijk vanwege de kosten. Daarnaast is dwang ook niet mogelijk wegens het ontbreken van de mogelijkheid om binnen te kunnen treden puur in het geval dat een dergelijk onderzoek gewenst is. Bij niet-woningen is dat wel mogelijk, maar bij woningen is binnentreden gebonden aan het Huisvrederecht. De strenge eisen die hieraan verbonden zijn, maken het niet mogelijk dat voor slechts een bouwhistorisch onderzoek bij de aanwijzing tot monument wordt binnengetreden. Dat is wezenlijk anders dan wanneer wordt binnengetreden in het kader van toezicht op de naleving van de verordening. Het ontbreken van de mogelijkheid om een bouwhistorisch onderzoek bij de aanwijzing af te dwingen kan worden ondervangen nadat een woning is aangewezen tot monument. De voorwaarden die de gemeente betreffende de afhandeling van aanvragen om een beschikking (in casu de monumentenvergunning) op grond van artikel 4:5 Awb kan stellen, bieden voldoende houvast. Argument hier-
bij is dat inzicht in de cultuurhistorische waarde van een gebouw bij de beoordeling van de aanvraag tot wijziging van een monument van belang is. De gemeente bepaalt dan dat (de uitkomst van) een bouwhistorisch onderzoek tot de noodzakelijke gegevens behoort om tot een beoordeling van de aanvraag te komen. Hierbij moet wel sprake zijn van evenredigheid wat betreft de omvang van de wijziging van het monument in relatie tot de omvang van het onderzoek en de daaraan verbonden kosten. Deze bepaling uit de Awb maakt het daarmee niet noodzakelijk dat het laten verrichten van een bouwhistorisch onderzoek in de verordening opgenomen hoeft te worden. Ook de nieuwe systematiek van de modelverordening, voortvloeiend uit het dereguleringstraject en gebaseerd op het stellen van nadere regels, maakt het gebruik van het historisch bouwonderzoek een te zwaar instrument. Immers, de nadere regels in het derde lid van artikel 10 vragen om een vereenvoudigde aanpak bij lichte wijzigingen aan een monument (het draait hier feitelijk om de gevolgen die de aanwijzing heeft op reguliere onderhoudswerkzaamheden). Het zou noch proportioneel noch evenredig zijn om bij een dergelijke vereenvoudigde aanpak een bouwhistorisch onderzoek verplicht te stellen. Het niet langer verplicht stellen doet echter niets af aan het intrinsieke belang van bouwhistorisch onderzoek. Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten De Wabo is niet van toepassing op dit hoofdstuk. De Wabo ziet alleen op toestemmingstelsels (vergunningen en ontheffingen). Hierdoor blijft het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag betreffende de aanwijzing van gemeentelijke monumenten. Artikel 2. Het gebruik van een monument Het betreft hier vooral de gebruiksmogelijkheden die de eigenaar/gebruiker zelf aan het object toekent. Deze gebruiksmogelijkheden slaan op de constructie en de ligging van het object, maar ook het feitelijke gebruik van het object zelf. Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument Lid 1 De aanwijzing tot gemeentelijk monument en het plaatsen op de monumentenlijst zijn twee zaken met verschillend rechtsgevolg. De aanwijzing heeft rechtsgevolg, het daarna registreren op de gemeentelijke monumentenlijst is slechts een administratieve handeling. Het besluit tot aanwijzing is een discretionaire bevoegdheid van het college. Na afweging van alle betrokken belangen Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 29 van 2 55
kan tot aanwijzing worden besloten. De afweging van de belangen van de rechthebbende ten opzichte van de te beschermen monumentale waarden moet uitdrukkelijk gemotiveerd in het besluit naar voren komen (de redengeving). De aanwijzing geeft geen recht op schadevergoeding. De aanwijzing verandert immers over het algemeen niets aan het bestaande gebruik van het monument. Een aanwijzing heeft echter wel gevolgen voor de mogelijkheden wat betreft het toekomstige gebruik van een monumentaal object. Immers, de monumentaal aangewezen onderdelen mogen slechts met een vergunning (zie art. 10, tweede lid) of slechts op grond van de nadere regels (zie art. 10, derde lid) worden gewijzigd. Het wijzigen van niet-monumentale onderdelen is alleen vergunningvrij wanneer ook geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Om deze, weliswaar toekomstige, last voor de burger in te perken, dient bij de aanwijzing in de redengevende omschrijving zorgvuldig bekeken te worden wat wel en wat niet van het object tot monumentaal beschermingswaardig onderdeel wordt aangewezen en voor welk deel een vergunningplicht achterwege kan blijven. Mogelijke afweging kan zijn om alleen de vanuit openbare ruimten zichtbare bijzondere onderdelen tot monument aan te wijzen, zodat bijvoorbeeld voor wijzigingen aan de achterkant en het interieur in dat geval geen omgevingsvergunning voor monumenten is vereist maar bijvoorbeeld alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen. Lid 2 Het college moet het advies inwinnen van de commissie ruimtelijke kwaliteit als bedoeld onder artikel 1, sub d. De verordening bindt het advies niet aan bepaalde voorschriften over vorm en inhoud. Een regeling die de taak en werkwijze van de monumentencommissie bepaalt, is daarvoor de aangewezen plaats. In de verordening is geen bepaling opgenomen dat voordat het college over een aanwijzing een besluit neemt de aanvrager en andere belanghebbenden worden gehoord. Dit is namelijk al geregeld in (de artikelen 4:8 en 4:9 van) de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Lid 3 Dit lid is nodig ondanks het bepaalde in artikel 4:8 Awb dat belanghebbenden zienswijzen naar voren kunnen brengen. Overleg is immers meer dan het naar voren kunnen brengen van zienswijzen. Lid 4 Monumenten die op grond van een aanwijzing door het Rijk of provincie al op een monumentenlijst zijn geplaatst, komen niet voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking.
Artikel 4. Voorbescherming Dit artikel regelt de voorbescherming voor toekomstige gemeentelijke monumenten, zoals die ook voor rijksmonumenten geldt. Dat betekent dat in de periode van kennisgeving van het voornemen van het college om een monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen tot het daadwerkelijke aanwijzingsbesluit (dit kan ook een afwijzing zijn), de artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening van toepassing zijn. Dat betekent onder andere dat een monument tijdens de aanwijzingsprocedure tot gemeentelijk monument niet mag worden afgebroken, gewijzigd, verplaatst (etc.) zonder een omgevingsvergunning voor monumenten of anders dan de bij nadere regels opgestelde wijze. Het gebruik van de voorbeschermingsprocedure is gebonden aan een motivatieplicht, aangezien hieraan voor de eigenaar/gebruiker financiële consequenties zijn verbonden. Immers, gedurende de voorbescherming dienen bouwactiviteiten te worden opgeschort. Het inroepen van de voorbescherming van een object is een publiekrechtelijke beperking en een beperkingenbesluit in de zin de van artikel 1, onder a, sub 1 juncto artikel 1, onder b, sub 5 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Daarmee is ook onder andere artikel 13 van deze wet van toepassing wat betreft de aansprakelijkheid van gemeenten voor geleden schade. Daarom moet een gemeente gegronde redenen kunnen aanvoeren voor het inroepen van de voorbescherming. Zie hiertoe ook de toelichting bij artikel 6 van deze verordening. Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit In dit artikel worden de termijnen genoemd waarbinnen de monumentencommissie moet adviseren (lid 1) en het college een beslissing moet nemen (lid 2). Door de besluitvorming aan een termijn te binden, weten alle belanghebbenden waar ze aan toe zijn. In het kader van de vermindering van administratieve lasten dient goed nagedacht te worden over de specifieke invulling met betrekking tot de duur van de termijnen. Over het algemeen geldt hoe korter de termijnen zijn, des te minder zijn de administratieve lasten voor de burger. Het bepaalde in lid 2 heeft tot gevolg dat, wanneer de commissie ruimtelijke kwaliteit niet tijdig adviseert, het college de volgende keuze kan maken: zonder advies een beslissing nemen, of besluiten om een (te laat uitgebracht advies als bedoeld in het eerste lid) toch in hun overwegingen te betrekken. Als het college niet tijdig beslist, is op grond van de Awb sprake van een fictieve weigering. Ingevolge artikel 6:2 staat voor de aanvrager dan de mogelijkheid van bezwaar of administratief beroep open die ook tegen een reëel besluit open zou staan. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 30 van 2 55
Het artikel bevat geen bepalingen over bekendmaking van het besluit, omdat de Awb dat afdoende regelt (afdeling 3.6). Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit De ontvangst van de (veelal aangetekende) mededeling (zijnde een afschrift van de inschrijving) van het college is voor alle aan het monumentale object verbonden zakelijk gerechtigden van essentieel belang. De kenbaarheid van de aanwijzing tot monumentaal object is ook te herleiden tot artikel 1, onder a, sub 1 juncto artikel 1, onder b, sub 6 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Daarmee zijn de voorschriften uit deze wet ook van toepassing op een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 6 van deze verordening. Dit artikel regelt overigens niet specifiek dat de aanwijzing wordt bekendgemaakt aan de eigenaar en de aanvrager, omdat de Awb dat al bepaalt (afdeling 3.6). Indien artikel 4:8 Awb is toegepast (horen van geadresseerde en derdebelanghebbenden) dan dienen de betrokkenen op grond van het bepaalde in artikel 3:43 Awb eveneens een mededeling te ontvangen. Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst De registratie van de aanwijzing is een administratieve handeling (en geen besluit). De bedoeling van de bij te houden monumentenlijst is om een ieder snel inzicht te geven in welke zaken als gemeentelijk monument zijn aangewezen en de redengeving daartoe. Wat betreft dit laatste aspect zij tevens verwezen naar de toelichting bij artikel 3, eerste lid (aanwijzing). Artikel 8. Wijziging van de aanwijzing Op grond van dit artikel is het mogelijk om de aanwijzing van gemeentelijke monumenten te wijzigen (lid 1). Hiervoor geldt dezelfde voorbereidingsprocedure als voor de aanwijzing zelf (lid 2), tenzij de wijziging van ondergeschikte betekenis is (lid 3). Wijzigingen van de aanwijzing worden doorgevoerd op de gemeentelijke monumentenlijst (lid 4). Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing Dit artikel geeft de mogelijkheid om de aanwijzing van gemeentelijke monumenten in te trekken (lid 1). Voor intrekking van de aanwijzing is het advies van de monumentencommissie nodig. Monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst waarvan de aanwijzing is ingetrokken (omdat ze zijn gesloopt of anderszins volledig teloor gegaan), worden door het college van de monumentenlijst gehaald.
Het kan zinvol zijn om voor een gebouw, waarvoor een aanvraag tot intrekking van de aanwijzing loopt een (uitvoerige) documentatie te eisen. Enerzijds kan deze voor een goede afweging van de aanvraag dienen, anderzijds wordt het gebouw voorafgaand aan de sloop voor de lokale geschiedenis gedocumenteerd. Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken Artikel 10. Instandhoudingbepaling De verbodsbepaling in het eerste lid van artikel 10 vertoont gelijkenis met artikel 2.2, eerste lid, onder f van de Wabo waarbij het gaat om de beschermde monumenten uit de Monumentenwet 1988. In dit artikel gaat het alleen over gemeentelijke monumenten. Ten aanzien van de omgevingsvergunningaanvraag voor gemeentelijke monumenten is van belang dat het verkrijgen van gegevens en ontbrekende gegevens geregeld is in de Awb (artikel 4:2 respectievelijk 4:5 en 4:15). In het kader van de Wabo dient de gemeente een aanvraag langs elektronische weg mogelijk te maken. Een schriftelijke aanvraag wordt ingediend met behulp van een door de Minister van VROM vastgesteld formulier. De Mor voorziet in nadere regels met betrekking tot de indieningsvereisten voor de aanvragen voor een omgevingsvergunning. In paragraaf 5.2 van de Mor zijn specifieke indieningsvereisten opgenomen voor activiteiten met betrekking tot monumenten. De aard, de omvang en de locatie van de werkzaamheden bepalen welke indieningsvereisten gelden. Het bevoegd gezag heeft niet de mogelijkheid van deze indieningsvereisten af te wijken. In het kader van de vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven dienen de indieningsvereisten bij de vergunningaanvraag zo beperkt mogelijk gehouden te worden. Zo kan het overleggen van bouwtekeningen worden beperkt tot 1 exemplaar. In lid 3 van artikel 10 wordt de mogelijkheid geschapen voor het college om nadere regels te stellen die in de plaats kunnen worden gesteld van het verbod uit het eerste lid en de vergunningplicht uit het tweede lid. De Wabo ziet alleen op vergunningen en ontheffingen. Deze bepaling over het stellen van nadere regels valt daarom buiten de Wabo. Het college blijft hiervoor het bevoegde gezag. Het zal hierbij over het algemeen gaan om wijzigingen aan gemeentelijke monumenten die niet van ingrijpende aard zijn. Voornamelijk het reguliere onderhoud kan in vastomlijnde regels worden opgenomen, zodat burgers niet voor relatief eenvoudige wijzigingen (bijvoorbeeld met betrekking tot kleurstelling of het gebruik van identieke materialen) worden geconfronteerd met een vergunningprocedure. In deze nadere regels kunLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 31 van 2 55
nen dan expliciet die situaties worden benoemd waarin de burger geen vergunning hoeft aan te vragen. Indien echter duidelijk is wat het toetsingskader is voor grote (niet-reguliere) wijzigingen aan een monument, kan ook dit toetsingskader in algemene regels worden opgenomen, zodat burgers nog minder met administratieve lasten worden geconfronteerd. In de nadere regels (uitvoeringsrichtlijnen of programma´s van eisen) kunnen de uitgangspunten, functionele toetsen en aanwijzingen in het kader van de monumentenzorg worden opgenomen. Hierbij dient de bouwkundige en monumentale kwaliteit (behoudtechnische optiek) voorop te staan. Voorts staat het voeren van (voor)overleg centraal bij dit artikel, zodat maatwerk kan worden geleverd. Praktisch gezien gaat een medewerker monumentenzorg van de gemeente, op locatie en gezamenlijk met de initiatiefnemer, onderzoeken welke aanpassingen mogelijk zijn aan de hand van de algemene regels, zodat de monumentale waarde van het object niet of zo min mogelijk wordt aangetast. In lid 4 is de bepaling betreffende de religieuze monumenten teruggeplaatst. Is er sprake van een vergunning voor het monument dan is overeenstemming tussen de eigenaar en de vergunningverlener nodig. Overleg en overeenstemming betreffen de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het religieuze monument. Dat betekent dat voor bijvoorbeeld een pastorie of catechisatieruimte deze bepaling dan ook niet geldt. Artikel 11. De schriftelijke aanvraag Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan op grond van het Bor zowel digitaal als op papier worden ingediend. Een burger heeft de keuze tussen het digitaal dan wel schriftelijk aanvragen van de omgevingsvergunning. Voor ondernemingen en personen met een zelfstandig beroep geldt in beginsel geen keuzevrijheid, zij kunnen uitsluitend een aanvraag langs digitale weg indienen. aangezien een aantal, met name kleinere, bedrijven nog niet over de benodigde voorzieningen beschikken om een aanvraag digitaal in te dienen is in overleg met diverse brancheorganisaties besloten om de verplichting na verloop van twee jaren in werking te laten treden. Het Bor bepaalt dat in het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven het bevoegd gezag bij een schriftelijke aanvraag maar maximaal 4 exemplaren van de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden mag opvragen. In bepaalde gevallen kan op grond van het derde lid van artikel 4.2 Bor hiervan worden afgeweken. Er moet dan sprake zijn van twee of meer adviezen of verklaringen van geen bedenkingen.
Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening Op grond van artikel 3.7 Wabo is voor de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10 de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Het betreft hier een wijziging ten opzichte van de oude model Erfgoedverordening. Op basis hiervan was op de voorbereiding van deze vergunningaanvraag de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb van toepassing verklaard. Op grond van de Wabo is deze procedure niet meer nodig geacht voor de vergunning betreffende de gemeentelijke monumenten. Echter indien er meerdere activiteiten voor het project moeten worden uitgevoerd en voor één van de andere activiteiten de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure op grond van de Wabo gevolg moet worden dan wordt voor het hele project de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure gevolgd. Uitgangspunt van de Wabo is dat altijd maar één procedure geldt. Indien er sprake is van een samenloop van procedure geldt de zwaarste procedure (de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure). Aangezien veelal de reguliere procedure gevolgd zal worden is ervoor gekozen om deze hieronder nader toe te lichten. De reguliere voorbereidingsprocedure komt tegemoet aan één van de doelen van de Wabo, namelijk het bevorderen van een snelle besluitvorming. De reguliere voorbereidingsprocedure sluit voor het overgrote deel aan bij titel 4.1 van de Awb. De procedure vangt aan met een verplichte ontvangstbevestiging van het indienen van een aanvraag. Het bevoegd gezag zendt de aanvrager nadat het de aanvraag heeft ontvangen een bericht waarin het vermeldt dat zij bevoegd gezag is, welke procedure zal worden doorlopen, de beslistermijn en de beschikbare rechtsmiddelen en indien de reguliere procedure wordt gevolgd vermeldt het bevoegd gezag tevens dat een beslissing van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig op de aanvraag is beslist. Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, stelt het bevoegd gezag de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen de door hem gestelde termijn aan te vullen. Het bevoegd gezag geeft van de aanvraag met vermelding van de ontvangstdatum kennis in een of meer dag, nieuwsof huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het bevoegd gezag moet op grond van artikel 3.9 Wabo binnen 8 weken een beslissing op de aanvraag nemen. In deze periode moet het bevoegd orgaan eventuele belanghebbenden de mogelijkheid geven om zienswijzen in te brengen (artikel 4:8 Awb). Het bestuursorgaan kan bij verordening op grond van artikel 2.26, derde lid, Wabo ‘andere instanties’ aanwijzen die in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen. Hierbij Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 32 van 2 55
kan onder meer gedacht worden aan de (gemeentelijke) commissie ruimtelijke kwaliteit. Voor het uitbrengen van advies is geen termijn opgenomen. Van belang is dat de adviseur in de gelegenheid moet worden gesteld om advies uit te brengen. Het is echter aan de adviseur om te bepalen of hij van deze gelegenheid gebruik wil maken. Het uitbrengen van een advies staat het nemen van een besluit niet in de weg. Wordt het advies niet binnen de gestelde termijn gegeven dan kan het bevoegd gezag de procedure vervolgen. Het bevoegd gezag dient altijd de termijn van 8 weken in acht te nemen. De termijn van 8 weken kan met ten hoogste zes weken worden verlengd. Het bevoegde gezag dient hiervan op dezelfde manier mededeling te doen als van de kennisgeving van de aanvraag. Deze verlenging van 6 weken is voornamelijk bedoeld om de adviseur meer tijd te geven voor het uitbrengen van een advies. Op grond van artikel 3.6 Awb dient het bestuursorgaan zelf een termijn te stellen voor het uitbrengen van advies, indien dit niet reeds bij wettelijk voorschrift is bepaald. Deze termijn mag niet zodanig kort zijn, dat de adviseur zijn taak niet naar behoren kan vervullen. Gelet op de beslistermijn dient het uitbrengen van het advies door de commissie ruimtelijke kwaliteit parallel te lopen aan de beoordeling van de aanvraag door het bevoegde gezag. Dit parallel lopen van het advies en de beoordeling gebeurt ook al in het kader van de verlening van de evenementenvergunning waarbij een advies van de brandweer is vereist. Het definitieve besluit wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage gelegd waarbij het wordt opengesteld voor het indienen van bezwaar. Het besluit treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking en wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. In lid 3 van artikel 3.9 van de Wabo is een positieve fatale beslistermijn opgenomen. Deze positieve fatale beslistermijn houdt in dat de overschrijding van de beslistermijn leidt tot een omgevingsvergunning van rechtswege. De omgevingsvergunning wordt conform de aanvraag verleend. Men spreekt ook wel van de fictieve vergunningverlening. De bepalingen uit paragraaf 4.1.3.3 van de Awb zijn van toepassing verklaard, met uitzondering van artikel 4:20b, derde lid en 4:20f. De van rechtswege verleende vergunning treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking en wordt opgeschort totdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken of indien bezwaar is gemaakt, op dit bezwaar is beslist. Artikel 13. Weigeringsgronden De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien er strijd is met één van de toetsingscriteria uit het bestaande toet-
singskader. De afzonderlijke toetsingskaders zijn onder de Wabo namelijk blijven bestaan. In het kader van dit artikel moet worden afgewogen in hoeverre het belang van monumenten in het geding is. Inhoudelijk kan aangegeven worden dat het belang van de monumentenzorg zwaarder weegt dan andere belangen (bijvoorbeeld het economisch belang). De tekst van het artikel geeft namelijk aan dat het belang van de monumentenzorg zich niet tegen de vergunningverlening mag verzetten. Hierdoor wordt de monumentenzorg centraal gesteld. De vergunning moet op grond van dit artikel worden verleend in de gevallen dat het niet strijdig is met het belang van de monumentenzorg. Artikel 14. Intrekken van de vergunning Dit artikellid bevat de mogelijke gronden om een vergunning in te trekken. De bepaling onder b heeft de volgende achtergrond: als de omstandigheden bij de vergunninghouder ten aanzien van het monument wijzigen, dan zou het zo kunnen zijn dat als er een nieuwe belangenafweging zou kunnen plaatsvinden, de belangen van het monument behoren voor te gaan. In dat geval moet het bevoegd gezag mogelijkheden hebben om de vergunning in te trekken. HOOFDSTUK 3A. BESCHERMD GEMEENTELIJK STADS- OF DORPSGEZICHT artikel 14A. De aanwijzing Er is in deze gemeentelijke erfgoedverordening voor gekozen om wel bepalingen op te nemen over gemeentelijke stads- en dorpsgezichten. Een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht valt niet onder de omschrijving van een gemeentelijk monument uit artikel 1. Begripsbepalingen, terwijl de gemeente Amstelveen al wel enkele gemeentelijk beschermde dorpsgezichten heeft aangewezen. Het is gewenst om daarvoor een wettelijke grondslag te hebben. De hogere administratieve lasten voor de burger bestaat uit de verplichting van een bouwvergunning, waar eerder vergunningsvrij kon worden gebouwd. Voor onderhoudswerkzaamheden is geen monumentenvergunning nodig. Het voordeel van de vergunningsplicht is, dat het monumentale aspect van het complex dan uitdrukkelijk kan worden meegewogen in de besluitvorming tot bouwvergunning. Hoofdstuk 4. Beschermde monumenten Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument Lid 1 De procedure voor de afgifte door het bevoegd gezag van Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 33 van 2 55
de vergunning voor beschermde monumenten staat in paragraaf 3.3 van de Wabo en afdeling 3.4 van de Awb. De uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is van toepassing. Hierin verschilt de omgevingsvergunning voor beschermde monumenten van de omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten. Voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 dient namelijk de reguliere procedure gevolgd te worden. Door de inwerkingtreding van de Wabo vindt er geen wijziging in de voorbereidingsprocedure voor de omgevingsvergunning voor beschermde monumenten plaats. Door dit onderscheid in procedures is de beslistermijn voor beide omgevingsvergunningen niet gelijk. Dit heeft tot gevolg dat de adviestermijn voor beschermde monumenten ook langer zal zijn. Door de komst van de Wabo wordt de kring van belanghebbenden vergroot. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen. Voorheen konden alleen belanghebbenden zienswijzen indienen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, en buiten de bebouwde kom ook Gedeputeerde Staten (hierna: GS), moet binnen 8 weken (art. 6.4 Bor) na verzending van de adviesaanvraag adviseren. Het definitieve besluit moet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden genomen. Op het definitieve besluit kan nog slechts door belanghebbenden beroep worden ingesteld. Overigens blijken provincies in de praktijk hieraan op verschillende wijzen invulling te geven. De voorgenomen beperking adviesplicht van de rijksdienst vanaf 2009 zal op bovenstaande van invloed zijn. Daarom wordt de verplichte advisering in het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Monumentenwet 1988 in verband met onder meer beperking van de ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor monumenten’ los gelaten. Alleen wanneer er sprake is van reconstructie, sloop en herbestemming van een beschermd monument zal de adviesplicht van toepassing blijven. Ter compensatie van het wegvallen van het advies van de rijksdienst zullen alle gemeenten vanaf 2009 een monumentencommissie of commissie ruimtelijke kwaliteit (gecombineerde monumenten- en welstandscommissie) moeten hebben aangesteld, die onafhankelijk en deskundig is. Het overgangsartikel 64 in de Monumentenwet 1988, waarin de rijksdienst bij afwezigheid van een monumentencommissie in diens advisering trad, is ingetrokken. Indien het beschermd monument buiten de bebouwde kom ligt, is het college van B&W verplicht om een afschrift van de aanvraag aan GS te zenden. GS kunnen de adviesbevoegdheid vervolgens naar eigen inzicht invullen en al dan niet tot advisering overgaan, waarvoor men twee maanden de tijd heeft. Het is gewenst dat GS al op voorhand kenbaar maken in welke gevallen zij niet adviseren, zodat de beoogde tijdswinst ook daadwerkelijk kan worden gehaald.
Lid 2 De Monumentenwet 1988 schrijft voor dat de monumentencommissie of commissie ruimtelijke kwaliteit (gecombineerde monumenten- en welstandscommissie) bij de aanvragen om een omgevingsvergunning voor beschermde monumenten wordt ingeschakeld. Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen Artikel 16. Instandhoudingbepaling De Wet op de archeologische monumentenzorg van 21 december 2006 verplicht de raad om, bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Het uitgangspunt van deze wet (voortvloeiend uit het Verdrag van Malta) en daarmee ook van deze verordening, is daarom primair dat in het bestemmingsplan, door middel van een gemeentelijke archeologische waardekaart, wordt vastgelegd waar zich archeologische waarden in de bodem kunnen bevinden. Dit artikel voorziet in de behoefte aan een overgangsperiode tot het moment dat een bestemmingplan ´Malta-proof´ is. Lid 1 Tot het moment dat een ´Malta-proof´-bestemmingsplan kan worden vastgesteld, biedt deze verordening bij wijze van artikel 16 de nodige bescherming aan archeologische waarden in de bodem. Het eerste lid van artikel 16 biedt bescherming door het opgenomen verbod om dieper dan 30 cm de bodem te verstoren. In de bepaling is nadrukkelijk geen standaard diepte opgenomen, aangezien de lokale situatie zeer uiteen kan lopen. In het buitengebied kan mogelijk volstaan met een diepte van 30 cm, waarbij nog steeds voldoende bescherming kan worden geboden, terwijl een dichtbevolkt stedelijk gebied of een middeleeuwse stadskern mogelijk al bij 10 cm problemen kan hebben om archeologische waarden voldoende te beschermen. Gemeenten moeten hier dus zelf een invulling aan geven. Lid 2 In het tweede lid van artikel 16 worden een vijftal uitzonderingsmogelijkheden gegeven op het eerste lid. Onderdeel a is niet van toepassing, indien de verstoring plaats vindt in een archeologisch monument of verwachtingsgebied als aangegeven op de landelijk of een provinciale archeologische waardekaart. Een gemeente kan van deze kaarten gebruik maken, indien het zelf nog niet beschikt over een gemeentelijke archeologische waardekaart. Deze waardekaarten hanteren over het algemeen een driedeling Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 34 van 2 55
wat betreft de mate waarin archeologische waarden in de bodem kunnen worden aangetroffen. Deze archeologische verwachtingswaarden zijn vervolgens gekoppeld aan een aantal m2 te verstoren verwachtingsgebied. Hoe lager de verwachte archeologische waarden, hoe groter het aantal m2 kan zijn waarbinnen een verstoring mag plaatsvinden. Bij een hoge verwachtingswaarde zal het aantal m2 waarbinnen een verstoring mag plaatsvinden echter aanzienlijk kleiner zijn. Bij de bepaling van deze grenzen dient voldoende rekening gehouden te worden met de vraag wat er binnen het verwachtingsgebied aan archeologische sporen kan worden aangetroffen. In ieder geval moet binnen de gehanteerde oppervlakte dusdanig zijn dat voldoende informatie verkregen kan worden over de aard, het karakter en de datering van de (mogelijk) in de bodem aan te treffen archeologische sporen. Om dezelfde reden als in het eerste lid zijn ook in dit onderdeel geen standaardwaarden opgenomen, zodat de lokale situatie hieraan een invulling moet geven. Onderdeel b ziet op de situatie dat het bestemmingsplan wel up-to-date is als bedoeld in de inleidende toelichting bij dit artikel. In dat geval biedt het bestemmingplan, aan de hand van een bijbehorende archeologische waardekaart, voldoende bescherming aan de in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. In onderdeel c worden een aantal mogelijkheden genoemd die voorheen in de Wet ruimtelijke ordening waren opgenomen en nu in artikel 2.12 Wabo. Het gaat hier om het oude projectbesluit, de oude binnenplanse ontheffing, de oude tijdelijke ontheffing en de oude buitenplanse ontheffing (voorheen de artikelen 3.10, 3.22 en 3.23 Wro) Deze bepalingen zijn met de Invoeringswet Wabo komen te vervallen. Wel geldt nog steeds dat dergelijke besluiten tot stand kunnen komen doordat bij de aanvraag voorschriften kunnen worden opgenomen met betrekking tot archeologische waarden in het gebied waarvoor de aanvraag geldt. Aan de aanvraag kan dan de voorwaarde worden verbonden dat een rapportage wordt overlegd waarin de archeologische waarden van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld. Onderdeel e ziet op situaties buiten de aanvraag als bedoeld in onderdeel c. Het gaat hier in de eerste plaats om een verkapt vergunningstelsel ten behoeve van het realiseren van een fysiek project. Er is voor gekozen om deze bepaling dan ook onder de Wabo te laten vallen. Op grond van artikel 18 zijn de bepalingen uit hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing verklaard op de beoordeling van het rapport door het bevoegd gezag. Dit rapport kan ook in de nadere regels onder d worden gevraagd en komt overeen met de mogelijkheid in artikel 39, lid 2, van de Monumentenwet 1988 in geval van een bestem-
mingsplan in de geest van het Verdrag van Malta. Als laatste wordt in het rijtje het onderdeel d toegelicht. Op grond van dit artikel kan het college nadere regels stellen wat betreft de eisen aan de uitvoering van de bodemverstorende werkzaamheden in een archeologisch monument of verwachtingsgebied. Vooruitlopend op een ´Malta-proof’ bestemmingsplan´ kunnen deze nadere regels inhoudelijk aansluiten op de situatie dat (in een bestemmingsplan waarin een archeologische paragraaf is opgenomen) de verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd aan de hand van een aanlegvergunning, waarin vereisten betreffende de bescherming van archeologische waarden zijn opgenomen, een en ander conform de handreiking van de VNG ‘Verder met Valletta’. Artikel 17. Opgravingen en begeleiding De verplichtingen die in deze bepaling zijn opgenomen kunnen alleen goed functioneren, indien een gemeente hierover actief de archeologische onderzoekers informeert. Immers, indien een gemeente deze bepaling in haar verordening opneemt, wordt gekozen voor een uitgebreide regiefunctie bij archeologische opgravingen binnen het gemeentelijk grondgebied. Indien een dergelijk regierol niet uitdrukkelijk gewenst, dient deze bepaling niet overgenomen te worden. In dat geval bestaat nog steeds voldoende bescherming bij opgravingen, aangezien al in de Monumentenwet 1988 een aantal zaken uitputtend is geregeld. Zo bestaat een vergunningvereiste voor het doen van opgravingen; dient een rechthebbende van een terrein te dulden dat de opgravingbevoegde zijn terrein betreedt en eventueel opgravingen verricht; en is ook de eigendomskwestie van de archeologische vondsten uitputtend geregeld. Om de bedoelde regierol goed te kunnen uitoefenen dient het college een programma van eisen op te stellen waarmee de kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek (lid 1, onder a). Vervolgens wordt van de opgraver verwacht dat hij in een plan van aanpak weergeeft hoe hij specifiek de gestelde kaders, zoals omschreven in het programma van eisen, denkt te gaan invullen (lid 1, onder b). Ook hier is sprake van een verkapt vergunningstelsel ten behoeve van de realisering van een fysiek project. Net als bij onderdeel e, van het tweede lid van artikel 16 is ervoor gekozen om deze bepaling onder de werking van de Wabo te laten vallen. Op grond van de leden 2 en 3 kunnen vervolgens nadere regels worden gesteld met betrekking tot de feitelijke uitvoering (en het toezicht daarop) en de beoordeling van het plan van aanpak.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 35 van 2 55
Artikel 18. Procedure Zoals hierboven al is aangegeven is er bij artikel 16, tweede lid, onder e en artikel 17, eerste lid, onder b sprake van een verkapt vergunningstelsel en de uitvoering van een fysiek project. Om deze reden is de Wabo van toepassing verklaard. De bepalingen uit de artikelen 11, 12, 13 en 14, welke zien op de verlening van de omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten, kunnen derhalve van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Voor de toelichting wordt verwezen naar de artikelgewijze toelichting bij deze artikelen. Hoofdstuk 6. Overige bepalingen Artikel 19. Tegemoetkoming in schade De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft uitgemaakt dat de Erfgoedverordening zonder een schadevergoedingsregeling rechtsgeldig is (BR 86,604). Voor het archeologische deel van de verordening dient echter, op grond van de Wet op de Archeologische monumentenzorg, wel een schadevergoedingsregeling in de verordening opgenomen te worden. De rijksregeling voor excessieve opgravingkosten is ingaande 2009 niet meer van toepassing. Het veroorzaker-betaalt- principe, zoals dat in de memorie van toelichting van de Wet op de Archeologische monumentenzorg is verwoord, staat bij de afweging tot toekenning van schadevergoeding voorop en geldt voor alle genoemde onderdelen (a t/m e). De gemeente zal zelf per geval moeten afwegen wat ‘redelijk’ of ‘buitenproportioneel’ is. In deze modelverordening is gekozen voor een schadevergoedingsbepaling, waarin de specifieke gevallen zijn opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag mogelijk een schadevergoeding aan een belanghebbende dient toe te kennen. Lid 2 van deze bepaling is ten opzichte van de vorige modelerfgoedverordening geschrapt. Er is geen procedure voorgeschreven voor het bepalen van de tegemoetkoming. De procedure op grond van afdeling 6.1 Wro jo. afdeling 6.1 Bro kan worden toegepast, echter alvorens daartoe te besluiten is het zinvol een inschatting te maken van de schade ten opzichte van de kosten en omvang van deze procedure. Artikel 20. Strafbepaling Deze strafbepaling is met de komst van de Wabo alleen nog van toepassing op de nadere voorschriften die het college kan stellen op grond van artikel 10, derde lid en artikel 16, met uitzondering van het tweede lid, onder e. De strafbaarstelling van de omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten is geregeld in de Wet economische delicten (Wed). Het handelen zonder vereiste omgevingsvergunning
of in strijd met de voorschriften daarvan wordt aangemerkt als economisch delict. Voor de strafbaarstelling van de nadere regels geldt dat artikel 154, lid 1, van de Gemeentewet aan de raad een keuzemogelijkheid laat om op overtreding van verordeningen straf te stellen, maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. In artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen boete voor strafbare feiten in de eerste categorie is maximaal € 370,- (januari 2008); in de tweede categorie maximaal € 3700,- (januari 2008). Het is de gemeente niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in genoemde categorieën. Op gemeentelijk niveau is, gelet op de ernst van dit vergrijpen de wens om enige preventieve werking te bereiken, de keuze voor de geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van drie maanden voor het overtreden van de nadere regels voor de hand liggend. Artikel 21. Toezichthouders In dit artikel worden toezichthouders aangewezen overeenkomstig modelbepaling 90.M van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Het is de bedoeling dat bij het eerste lid, onder a en b, functies van de ambtenaren die belast zijn met de opsporing worden ingevuld. Het aanwijzen van toezichthouders ingevolge het tweede lid kan door het college geschieden. Deze aanwijzingsbevoegdheid staat los van de vergunningverlening en valt derhalve buiten het bereik van de Wabo. De basis voor deze aanwijzingsbevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb, waarin algemene regels worden gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Toezichthouders worden in artikel 5:11 Awb omschreven als zijnde personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift, zodat de aanwijzing van toezichthouders derhalve in de Erfgoedverordening kan plaatsvinden. In artikel 5:13 Awb is het evenredigheidsbeginsel neergelegd, wat inhoudt dat een toezichthouder zijn bevoegdheid slechts mag uitoefenen voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak noodzakelijk is. Een toezichthouder kan daarom niet te allen tijde gebruik maken van alle bevoegdheden die in de Awb standaard aan toezichthouders worden toegekend. Steeds zal de afweging gemaakt moeten worden of het voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 36 van 2 55
noodzakelijk is. Bepalend hiervoor is de aard van het voorschrift op de naleving waarvan een toezichthouder moet toezien. Op basis van artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner. ‘Plaatsen’ is daarbij een ruim begrip en omvat niet alleen erven en andere terreinen, maar ook gebouwen (niet-woningen). Nadrukkelijk zij hier vermeld dat het college op grond van dit artikel niet zelf opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 Strafvordering. Dat kan en hoeft het college ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c Wetboek van Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. Deze buitengewone opsporingsambtenaren hebben in de regel een opsporingsbevoegdheid voor een beperkt aantal strafbare feiten. Hoofdstuk 7. Slotbepalingen
Wabo gaat namelijk voor op lagere regelgeving. De bepalingen uit de verordening zijn van rechtswege onverbindend. Bij een nieuwe aanvraag voor een vergunning gelden dan de bepalingen uit de Wabo. Artikel 24. Inwerkingtreding De inwerkingtreding van deze verordening en het vervallen van de oude verordening is gekoppeld aan de datum van inwerkingtreding van de Wabo. Bekendmaking van deze verordening moet op grond van artikel 142 van de Gemeentewet plaatsvinden tenminste acht dagen voor inwerkingtreding. Artikel 25. Citeertitel Dit artikel noemt de naam van de verordening. Gelet op het samenvoegen van de oude monumentenverordening en het nieuwe archeologische deel in de verordening, is gekozen voor de overkoepelende term ‘erfgoed’.
Artikel 22. Intrekken oude regeling Dit artikel regelt de intrekking van de oude Erfgoedverordening, zodat niet twee verordeningen van kracht zijn die hetzelfde onderwerp regelen. Het uitdrukkelijk intrekken van een oude regeling mag niet achterwege worden gelaten met een beroep op het beginsel dat een vroegere regeling ter zijde wordt gesteld door een latere regeling. Artikel 23. Overgangsrecht In de praktijk blijkt het overgangsrecht vaak problemen te geven. Indien bijvoorbeeld een regeling wordt ingetrokken, is het niet altijd duidelijk welke gevolgen de intrekking moet hebben voor op die regeling gebaseerde beschikkingen. Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is daarom in deze verordening een overgangsbepaling opgenomen. De bestaande rechten betreffen in dit geval de aanwijzing tot monument (artikel 3) en de vergunning verlening (artikel 10). In het eerste lid worden de op grond van de oude verordening op de gemeentelijke monumentenlijst voorkomende monumenten geacht te zijn aangewezen en geregistreerd overeenkomstig deze nieuwe verordening. In het tweede lid is geregeld dat aanvragen om een omgevingsvergunning voor gemeentelijke monumenten, die zijn ingediend vóór het van kracht worden van deze verordening, worden afgehandeld op grond van de oude verordening. Voor een bepaalde overgangsperiode zullen er dus twee procedures gelden. Indien de verordening niet tijdig aan de Wabo is aangepast, terwijl deze wet al wel in werking is getreden zet de Wabo de bepalingen uit de verordening aan de kant. De Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 37 van 2 55
BOUWVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN 2007. HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN. Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen. In deze verordening wordt verstaan onder: asbest hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, letter a, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005; bevoegd gezag bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouder; bouwbesluit de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet bouwtoezicht degene, die ingevolge artikel 92, tweede lid van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is belast met het bouw- en woningtoezicht; bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren; deskundig bedrijf als hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste lid van het bedoeld in hoofdstuk 8 Asbestverwijderingsbesluit 2005; gebruiksoppervlakte de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit; hoogte van de weg de hoogte van de weg zoals die door of namens het college is vastgesteld; NEN een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;
1 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010.
NVN een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm; Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wel algemene bepalingen omgevingsrecht; straatpeil a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; weg alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. In deze verordening wordt mede verstaan onder: bouwwerk een gedeelte van een bouwwerk; gebouw een gedeelte van een gebouw. Artikel 1.2. Termijnen. Vervallen Artikel 1.3. Indeling van het gebied van de gemeente. 1. Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente: a. het gebied binnen de bebouwde kom; b. het gebied buiten de bebouwde kom. 2. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig is aangegeven.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 3 8 van 2 55
HOOFDSTUK 2. DE AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET BOUW2 Paragraaf 1. Gegevens en bescheiden. Artikel 2.1.1. Aanvraag bouwvergunning. Vervallen Artikel 2.1.2. In de aanvraag op te nemen gegevens. Vervallen Artikel 2.1.3. Bij de aanvraag in te dienen bescheiden. Vervallen Artikel 2.1.4. Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen. Vervallen
asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4 onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen. Indien het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.
Artikel 2.1.5.3 Artikel 2.1.6. Bodemonderzoek. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit: de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1; vervallen; Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen 2 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010. 3 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning. Vervallen Artikel 2.1.7. Bouwregistratie. Vervallen Artikel 2.1.8. Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning, woonwagens en standplaatsen.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 39 van 2 55
Vervallen Paragraaf 2. Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning.
Paragraaf 4. Het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Artikel 2.4.15 .
Artikel 2.2.1. Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem. Ontvangst van de aanvraag. Vervallen Artikel 2.2.2. Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening. Vervallen Artikel 2.2.3.
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk: • waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven; • voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en 1. dat de grond raakt, of; 2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.
Bekendmaking van termijnen. Artikel 2.4.2.6 Vervallen Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Artikel 2.2.4. In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening. Vervallen Artikel 2.2.5. In behandeling nemen en bodemonderzoek. Vervallen Artikel 2.2.64.
Vervallen Paragraaf 3. Welstandstoetsing.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onderdeel d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt. Paragraaf 5. Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen. Artikel 2.5.1.
Artikel 2.3.1. Welstandscriteria. Vervallen 4 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen. 5 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
6 idem Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 40 van 2 55
Vervallen Artikel 2.5.27.
bestemd, moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto’s aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto’s en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
Anti-cumulatiebepaling. Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen. Artikel 2.5.3.8 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen. 1. Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto’s, vuilnisauto’s, ziekenauto’s, brandweerauto’s en het overige te verwachten verkeer.
5. Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening. 6. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het vierde lid, indien de aard, de ligging en het gebruik van het bouwwerk zich daarvoor lenen. Artikel 2.5.3A.9
Brandweeringang Vervallen Artikel 2.5.4. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
2. Een geschikte verbindingsweg in de zin van het eerste lid moet, tenzij de raad voor de desbetreffende weg in een bestemmingsplan of in een verordening of anderszins voorschriften heeft vastgesteld: a. een breedte hebben van ten minste 4,5 m, over een breedte van ten minste 3,25 m zijn verhard en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,2 m; b. zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken; en c. op doeltreffende wijze kunnen afwateren. 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen. 4. Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is 7 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 8 idem
1. Tussen de toegang van enerzijds: a. een woning of een woongebouw, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit; b. een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit; en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn. 2. Voor de in het eerste lid bedoelde wegen en paden geldt dat zij: a. ten minste 1,10 m breed moeten zijn; b. geen kleinere vrije doorgang mogen hebben dan 0,85 m; en c. ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit. Artikel 2.5.5. Ligging van de voorgevelrooilijn.
9 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 41 van 2 55
De voorgevelrooilijn is: a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. Artikel 2.5.610. Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.7 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Artikel 2.5.7.11 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn. Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op: a. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten: 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten; 2. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens van de weg met niet meer dan 0,3 m overschrijden. 10 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 11 idem
Artikel 2.5.8.12 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn 1. In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verlenen voor: a. ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, 16 en 18 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, die naar hun aard en bestemming op een voor de voorgevelrooilijn gelegen erf toelaatbaar zijn; c. laadperrons, stoepen en stoeptreden, die de grens van de weg overschrijden; d. erkers, serres en andere uitbouwen, alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1,50 m overschrijden; e. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede andere luifels, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, reclametoestellen en draagconstructies voor reclames dan bedoeld zijn in artikel 2.5.7; f. overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken; g. bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is met het oog op de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting bij het karakter van de bestaande omgeving. 2. Voor het bouwen boven een weg kan alleen afwijking worden toegestaan, indien niet lager gebouwd wordt dan: • 4 ,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg; • 2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg; • en dan nog voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
12 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 42 van 2 55
Artikel 2.5.9.13 Bouwen op de weg. In afwijking van het verbod op het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. gebouwen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub a, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede straatmeubilair, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub b, c en d, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; c. vrijstaande winkel- of reclamevitrines; d. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame; e. andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die naar hun aard en bestemming op de weg toelaatbaar zijn. Artikel 2.5.10.14 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken. 1. Een naar de weg gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in: a. de gevallen genoemd in artikel 2.5.7 en in die waarin de afwijking genoemd in de artikelen 2.5.8 en 2.5.9 is verleend; b. in de gevallen genoemd in artikel 2.5.13 en in die waarin de afwijking genoemd in artikel 2.5.14 is verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst; c. in de gevallen, bedoeld in het derde lid. 3. Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer 13 idem 14 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn. 4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid voor: a. gebouwen behorende tot een complex van gebouwen; b. gebouwen op handels- en industrieterreinen; c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; d. bijgebouwen, anders dan de in artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde gebouwen; e. gebouwen ten dienste van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de daarbijbehorende woningen; f. gedeelten van naar de weg gekeerde gevels; g. gevallen, waarin de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat. Artikel 2.5.11.15 Ligging achtergevelrooilijn. 1. De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich: a. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan Eén ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste; b. in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; c. in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; d. in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn 15 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 43 van 2 55
gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter; e. in alle niet onder a tot en met d genoemde gevallen op een afstand die wordt bepaald met inachtneming van de beginselen, welke zijn neergelegd in a tot en met d van dit lid, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. 2. Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen. 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, voor zover de aard, de indeling en het gebruik van de gebouwen in de hoekbebouwing dit toelaten. Artikel 2.5.12.16 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.13 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Artikel 2.5.13.17 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn. Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op: a. buiten de bebouwde kom gelegen kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen; b. buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, indien de afstand tot de zijdelingse grens van het erf ten minste 20 meter bedraagt; c. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan 16 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 17 idem
een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist; d. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; e. andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten: 1. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten; 2. terrassen, bordessen en bordestreden; f. antennes, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 15 en 17 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Artikel 2.5.14.18 Vergunningverlening in afwijking van het verbod op overschrijding van de achtergevelrooilijn In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor: a. buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, waarvan de afstand tot de zijdelingse grens van het erf minder dan 20 meter bedraagt; b. binnen de bebouwde kom gelegen kassen; c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen; d. gebouwen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen en welk terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd; e. gebouwen op binnenterreinen, mits hiervan de bereikbaarheid, als bedoeld in de artikelen 2.5.3 en 2.5.4, is verzekerd; f. bijgebouwen, die niet vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; g. gebouwen in een bouwstrook of bouwblok, geheel of overwegend handels- of industrieterrein omvattend; 18 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 4 4 van 2 55
h. bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist; i. ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger is gelegen dan de hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; j. erkers en overige uitbouwen, anders dan de uitbouwen die vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; k. trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, balkons en veranda’s, alsmede andere luifels, afdaken, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, terrassen en bordessen dan bedoeld zijn in artikel 2.5.13; l. bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving. Artikel 2.5.1519 . Erf bij woningen en woongebouwen. 1. Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die: a. over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel, en; b. voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is begrepen tussen het verlengde van de zijgevels, een diepte heeft van ten minste 5 meter. 2. De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 2.5.13, en de balkons en veranda’s buiten beschouwing blijven. 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in: a. het eerste lid, wat de aanwezigheid van het erf betreft, indien de gelijkstraats gelegen bouwlaag niet tot bewoning bestemd is; b. het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig; 2. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan 19 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht; 3. bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woongebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd. Artikel 2.5.16. 20 Erf bij overige gebouwen. 1. Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als dienstwoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van ten minste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid: a. indien ligging en bestemming van het gebouw hiervoor geen beletsel vormen; b. indien, voor zover nodig, afwijking is toegestaan van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn. Artikel 2.5.17. 21 Ruimte tussen bouwwerken. 1. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die: a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn; b. niet toegankelijk zijn; Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onder20 idem 21 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 45 van 2 55
houd van de vrij te laten ruimte.
Artikel 2. 5.20 24 .
Artikel 2.5.18. 22 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn. Erf- en terreinafscheidingen. 1. Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 12, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein. Artikel 2.5.19. 23 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen. 1. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer. 2. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, worden gebouwd. 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van: a. het bepaalde in het eerste lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert; b. het bepaalde in het tweede lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat.
22 idem 23 idem
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, in het vlak door de voorgevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met: a. in de bebouwde kom éénmaal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg; b. buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter. 3. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn. 4. Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen. Artikel 2.5.2125 . Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn. 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, in het vlak door de achtergevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met: a. in de bebouwde kom éénmaal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok; 24 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 25 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 46 van 2 55
b. buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok. 2. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de maximale hoogte van een bouwwerk in het vlak door de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan de maximale hoogte in de aangrenzende 5 meter van een aanliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok. 4. Indien het terrein achter de achtergevelrooilijn lager dan straatpeil ligt, moet de in het eerste lid bedoelde hoogte worden verminderd met een maat, gelijk aan het verschil tussen het straatpeil en het peil van het onderhavige terrein ter plaatse van de achtertoegang bij voltooiing van de bouw.
Artikel 2.5.23. 27 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen. 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 2.5.20 en 2.5.21 - maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van: • a. 45 graden in de bebouwde kom; • b. 37 graden buiten de bebouwde kom. 2. Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens artikel 2.5.22 maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden. Artikel 2.5.24 28. Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken.
Artikel 2.5.2226. Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn. 1. Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 - de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.5.21, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mits de zijgevel niet hoger is dan de voorgevel. 26 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
1. De hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, mag niet meer bedragen dan 15 meter. 2. Indien het bouwwerk aan meer dan een weg grenst en deze wegen op verschillende hoogten liggen, geldt de hoogte ten opzichte van de laagst gelegen weg. Artikel 2.5.25. 29 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen. 1. De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.5.3 of artikel 2.5.14 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegela27 idem 28 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 29 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 47 van 2 55
ten is. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de aard en de ligging van de omringende bebouwing hiervoor geen beletsel vormen. Artikel 2.5.26. Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken. 1. De hoogte van een bouwwerk of van een gevel of van een ander buitenvlak van een bouwwerk moet worden gemeten ten opzichte van straatpeil. 2. De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.5.27, onder d, en artikel 2.5.28, onder h, i, j en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten. Artikel 2.5.27.30 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte. Het bepaalde in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 is niet van toepassing op: a. onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; b. het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken anders dan het aanbrengen van veranderingen van niet-ingrijpende aard als bedoeld in artikel 3, opnderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; c. topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse; d. plaatselijke verhogingen met geen grotere breedte dan 0,60 meter.
30 idem
Artikel 2.5.28 31 . Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 2.5.20, eerste lid, 2.5.21, eerste en derde lid, 2.5.22, eerste lid, 2.5.23 en 2.5.24 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van: a. gebouwen voor openbaar nut, scholen, kerken, schouwburgen en andere gebouwen bestemd voor het houden van bijeenkomsten en vergaderingen; b. gebouwen bestemd voor woon-, kantoor- of winkeldoeleinden, indien de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat; c. gebouwen bestemd voor het uitoefenen van een bedrijf op een handels- en industrieterrein; d. agrarische bedrijfsgebouwen; e. het geheel of gedeeltelijk veranderen of vergroten van een bouwwerk, anders dan bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, en indien: 1. de bestaande belendende gebouwen de maximale bouwhoogte overschrijden en de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat; 2. bij het overschrijden van bestaande uitwendige hoogteafmetingen andere hoogteafmetingen kleiner worden dan de bestaande; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; g. topgevels, breder dan 6 meter en gevelverhogingen van soortgelijke aard; h. plaatselijke verhogingen met een grotere breedte dan 0,60 meter; i. dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren; j. draagconstructies voor een reclame; k. vrijstaande schoorstenen; l. bouwwerken op een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk 31 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 4 8 van 2 55
is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving. Artikel 2.5.29.32 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid. In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, 2.5.14 en 2.5.28 kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien: • er voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan of beheersverordening of projectbesluit van kracht is; • geen van de aanhoudingsgronden zoals genoemd in artikel 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is; • de activiteit in overeenstemming is met in voorbereiding zijnd toekomstig ruimtelijk beleid; • de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en • de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
bedragen; b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen. 3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. 4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid: a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien. Paragraaf 6. Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen. Artikel 2.6.1.33 Beginsel inzake brandmeldinstallaties.
Artikel 2.5.30.
vervallen
Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 2.6.2.34 Aanwezigheid brandmeldinstallaties.
1. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
vervallen Artikel 2.6.3.35 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties. vervallen
2. De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m 32 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
33 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 34 idem 35 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 49 van 2 55
Artikel 2.6.4.36
Artikel 2.6.1143 .
Kwaliteit van brandmeldinstallaties.
Gelijkwaardigheid.
vervallen
vervallen
Artikel 2.6.5.37
Artikel 2.6.12 44
Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties.
Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten
vervallen vervallen Artikel 2.6.6.38 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties.
Paragraaf 7. Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen.
vervallen
Artikel 2.7.1.
Artikel 2.6.739 .
Eis tot aansluiting aan de waterleiding.
Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties. vervallen Artikel 2.6.840 . Beginsel inzake vluchtrouteaanduiding. vervallen
De in artikel 3.119 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor drinkwater moeten zijn aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding: a. indien het bouwwerk op ten hoogste 50 m afstand van de dichtst bij zijnde leiding van het distributienet is gelegen; of b. indien het bouwwerk op een grotere afstand dan 50 m van de dichtst bij zijnde leiding van het distributienet is gelegen, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 50 m.
Artikel 2.6.9 41 . Artikel 2.7.2. Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen. Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet. vervallen Artikel 2.6.1042 . Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen. vervallen
36 37 38 39
idem idem idem Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 40 idem 41 idem 42 idem
De in artikel 2.46 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor elektriciteit: a. indien het bouwwerk op ten hoogste 100 m afstand van de dichtst bij zijnde leiding van dat distributienet is gelegen; of b. indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van het elektriciteitsdistributienet dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 100 m.
43 idem 44 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 50 van 2 55
Artikel 2.7.3 45 .
Artikel 2.7.4. 46
Eis tot aansluiting aan het aardgasnet.
Eis tot aansluiting aan de openbare riolering.
1. De in artikel 2.68 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen gasvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor aardgas: a. indien het bouwwerk op ten hoogste 40 m afstand van de dichtst bij zijnde leiding van dat distributienet is gelegen; of b. indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van het aardgasdistributienet dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m. Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op woningen waarin voor het kunnen koken een andere energiebron dan gas aanwezig is en voor verwarming geen individuele aansluiting van gastoevoer nodig is. 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid: a. voor woningen met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2; b. voor woningen die niet bestemd zijn om te worden verhuurd; c. voor woningen met een aansluiting op een gemeenschappelijke of publieke voorziening voor verwarming, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit (warmtedistributienet). Artikel 2.7.3A Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming. Indien in een deel van de gemeente een publieke voorziening voor verwarming van bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit (warmtedistributienet), aanwezig is, kan een aldaar te bouwen bouwwerk worden aangesloten op die publieke voorziening: indien het bouwwerk op ten hoogste 40 m afstand van de dichtstbijzijnde leiding van die publieke voorziening is gelegen; of indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van de publieke voorziening dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m. 45 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
1. De in artikel 3.31van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool. Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid: a. in delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is; b. voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. 2. Op aanwijzing van het bouwtoezicht wordt bepaald: a. op welke plaats, op welke hoogte en met welke binnenmiddellijn de voor het maken van de aansluiting noodzakelijke leiding of leidingen de gevel van het gebouw dan wel de grens van het erf of terrein moet of moeten kruisen ; b. of er al dan niet voorzieningen in die aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter voorkoming van het terugvloeien van afvalwater, faecaliën en hemelwater, ingeval de leiding te laag gelegen is om op natuurlijke wijze op het openbaar riool te lozen. 3. Op aanwijzing van het bevoegd gezag krachtens de Wet milieubeheer moet worden bepaald of er al dan niet voorzieningen in de bedoelde aansluitleiding moeten worden tussengeschakeld ter verzekering van de goede werking of de goede staat van het openbaar riool, dan wel ter voorkoming van hinder voor andere aangeslotenen aan het openbaar riool, ingeval de hoeveelheid of de aard van de af te voeren stoffen daartoe aanleiding geeft. 4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien afvoer op een andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem of lucht mogelijk is: • a. voor bouwwerken die op een grotere afstand dan 40 m van een openbaar riool zijn gelegen; • b. voor agrarische bedrijven.
46 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 51 van 2 55
Artikel 2.7.5. 47
aansluiting aan een openbaar riool, mogen geen beerputten of rottingputten voorkomen.
Aansluiting anders dan aan de openbare riolering. 1. Indien de in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, gelden de volgende bepalingen: a. leidingen voor faecaliën, afkomstig uit toiletten met waterspoeling, moeten lozen op een rottingput met overstort; b. leidingen voor faecaliën, afkomstig uit toiletten zonder waterspoeling, moeten lozen op een mestkelder of een beerput zonder overstort, een gierput of een rottingput met overstort; c. leidingen voor de afvoer van hemelwater en voor de afvoer van afvalwater zonder faecaliën, alsmede overstorten van rottingputten moeten zodanig lozen dat geen verontreiniging van water, bodem of lucht kan optreden; d. leidingen voor de afvoer van hemelwater en voor de afvoer van afvalwater zonder faecaliën mogen niet lozen op een rottingput. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, indien afvoer op andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem en lucht mogelijk is. Artikel 2.7.648 . Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen. 1. Ondergrondse doorvoeringen van leidingen door uitwendige scheidingsconstructies van bouwwerken moeten zoveel mogelijk haaks plaatsvinden. De doorvoeringen moeten waterdicht zijn aangewerkt.
4. Leidingen van de buitenriolering op erven en terreinen mogen geen vernauwingen in de stroomrichting bevatten en moeten een vloeiend beloop hebben, alsmede een voldoende lucht- en waterdichtheid en een voldoende binnenwerkse middellijn. Aan beide laatstgenoemde eisen wordt geacht te zijn voldaan, indien wordt voldaan aan het bepaalde in NEN 3215, uitgave 2007. 5. Onverminderd het bepaalde in het vierde lid, moet een leiding voor de afvoer van afvalwater, faecaliën en hemelwater ter plaatse waar zij de grens van de weg kruist, een binnenwerkse middellijn hebben van ten minste 125 mm. 6. Het materiaal, de sterkte en de vorm van buizen en hulpstukken van leidingen van de buitenriolering op erven en terreinen moeten doeltreffend zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien wordt voldaan aan het bepaalde in de NEN-normen die zijn opgenomen in bijlage 7. Artikel 2.7.7. Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen. De in de artikelen 2.7.1, 2.7.2, 2.7.3 en 2.7.4 bedoelde afstand moet worden gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt en tot het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij een leiding van het distributienet bevindt. Hierbij moeten bouwwerken die zich tezamen op één erf of terrein bevinden, als één bouwwerk worden beschouwd.
HOOFDSTUK 3. DE MELDING
2. De aansluiting van de in het eerste lid bedoelde leidingen aan leidingen van de buitenriolering moet zodanig zijn dat de dichtheid van de aansluiting gehandhaafd blijft bij enige zetting van het bouwwerk of de buitenriolering.
Artikel 3.1. De wijze van melden. Gereserveerd
3. In leidingen, gelegen tussen de gevel van een gebouw en de 47 idem 48 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Artikel 3. 2. Welstandscriteria Gereserveerd
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 52 van 2 55
HOOFDSTUK 4. PLICHTEN TIJDENS EN BIJ VOLTOOIING VAN DE BOUW EN BIJ INGEBRUIKNEMING VAN EEN BOUWWERK. Artikel 4.1. 49 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden. vervallen Artikel 4.2. 50 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden. Op het bouwterrein moeten, voor zover van toepassing op het bouwwerk, aanwezig zijn en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven: a. de omgevingsvergunning voor het bouwen; b. andere toestemmingen; c. het bouwveiligheidsplan; d. een besluit ingevolge artikel 13, 13a en 14, tweede lid sub b van de Woningwet, dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.
b. de rooilijnen en/of bebouwingsgrenzen op het bouwterrein zijn uitgezet. Artikel 4.5 52 . Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden. 1. Het bouwtoezicht dient - voor zover het betreft bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en onverminderd het bepaalde in de voorwaarden van de bouwvergunning - ten minste twee dagen voor de aanvang van elk der hierna te noemen onderdelen van het bouwproces in kennis te worden gesteld: a. de aanvang der werkzaamheden, ontgravingwerkzaamheden daaronder begrepen; b. de aanvang van het inbrengen van de funderingspalen, het slaan van proefpalen daaronder begrepen; c. de aanvang van de grondverbeteringwerkzaamheden. 2. Het bouwtoezicht dient ten minste één dag van tevoren in kennis te worden gesteld van het storten van beton. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde kennisgevingen moeten, indien het bouwtoezicht dit verlangt, schriftelijk geschieden.
Artikel 4.3.
Artikel 4.6.
Wijzigingen in gegevens bouwregistratie.
Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen.
Vervallen Artikel 4.451 . Het uitzetten van de bouw. Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend mag - onverminderd het in de voorwaarden van de bouwvergunning bepaalde - niet worden begonnen alvorens door of namens het bevoegd gezag voor zover nodig: a. het straatpeil is aangegeven; 49 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 50 idem 51 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Zolang de bouwwerkzaamheden niet zijn voltooid moeten alle opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoeken worden verricht, welke het bouwtoezicht in het kader van de controle op de naleving van deze verordening en van het Bouwbesluit nodig acht. Artikel 4.7. Bemalen van bouwputten. Bij het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden mag niet op een zodanige wijze water aan de bodem worden onttrokken, dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast op een wijze die de veiligheid van die bouwwerken schaadt.
52 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 53 van 2 55
Artikel 4.8. Veiligheid op het bouwterrein. 1. Het bouwen en het verrichten van alles wat daarmee in verband staat, moet geschieden op veilige wijze, onder meer zodanig dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn genomen ten behoeve van de weg en de in de weg gelegen werken en de weggebruikers en ten behoeve van naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers. 2. Op een terrein, waarop een bouw- of grondwerk wordt uitgevoerd moeten, wanneer er niet wordt gewerkt - rustpauzen tijdens de dagelijkse werktijd niet inbegrepen: a. de tijdelijke elektrische installaties ten behoeve van de uitvoering van het bouw- en grondwerk, in hun geheel op zodanige wijze zijn uitgeschakeld, dat het weer in gebruik stellen van de installaties door anderen dan daartoe bevoegde personen niet zonder meer mogelijk is; b. machines en werktuigen worden achtergelaten in een zodanige toestand, dat deze dan wel mechanismen daarvan, niet zonder meer door anderen dan de daartoe bevoegde personen in werking kunnen worden gesteld; 3. Het tweede lid is niet van toepassing op de voeding van een elektrische verlichtingsinstallatie of van één of meer elektrisch aangedreven bemalingpompen, indien de omstandigheden vereisen dat de voeding niet wordt onderbroken en de veiligheid voldoende is gewaarborgd. 4. Het is verboden stempels, schoren, kruisen of zwiepingen weg te nemen of andere veiligheidsmaatregelen op te heffen zolang zij uit veiligheidsoogpunt nodig zijn.
erf of terrein is afgescheiden, moet, wanneer er niet wordt gewerkt, worden bewaakt, tenzij het bouwtoezicht dit niet nodig acht. Artikel 4.10. 53 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder. 1. Afscheidingen, steigers, ladders, heistellingen, transportinrichtingen en ander hulpmateriaal moeten, wat kwaliteit en samenstelling betreft, voldoen aan de eis van goed en veilig werk en in goede staat van onderhoud verkeren. 2. Het is verboden bij de uitvoering van een bouw- of grondwerk een werktuig of een stof te gebruiken, indien daardoor gevaar voor de omgeving optreedt. 3. Het bevoegd gezag kan het gebruik van een werktuig, dat schade of ernstige hinder voor de omgeving veroorzaakt of kan veroorzaken, verbieden. 4. Het bevoegd gezag kan voorschrijven, dat voor een op een werk te gebruiken krachtwerktuig: a. uitsluitend een bepaalde brandstof wordt gebezigd, en/ of; b. de aandrijving elektrisch geschiedt, en/of; c. het werktuig gedurende bepaalde delen van een etmaal niet mag worden gebruikt. 5. Het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid is niet van toepassing indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde milieuwet van toepassing is.
Artikel 4.9.
Artikel 4.11.
Afscheiding van het bouwterrein.
Bouwafval.
1. Het terrein waarop wordt gebouwd, grond wordt ontgraven of dergelijke werkzaamheden worden verricht, moet door een doeltreffende afscheiding van de weg en van het aangrenzende open erf of terrein zijn afgescheiden indien gevaar of hinder te duchten is. 2. De in het eerste lid bedoelde afscheiding moet zodanig zijn geplaatst en ingericht, dat het verkeer zo min mogelijk hinder ervan ondervindt en de toegang tot brandkranen en andere openbare voorzieningen, zoals leidingen, er niet door wordt belemmerd. 3. Een terrein, waarop een bouw- of grondwerk wordt uitgevoerd en dat niet van de weg en van het aangrenzende open
1. Het bouwafval moet op de bouwplaats ten minste worden gescheiden in de volgende fracties: a. de als gevaarlijk aangeduide afvalstoffen van hoofdstuk 17 de Afvalstoffenlijst behorende bij de Regeling Europese afvalstoffenlijst (EURAL; Stcr. 17 augustus 2001, nr. 158, blz. 9); b. steenwol, mits dit meer dan 1 m3 per bouwproject bedraagt; c. glaswol, mits dit meer dan 1 m3 per bouwproject bedraagt; 53 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 5 4 van 2 55
d. overig afval.
Artikel 4.13.
2. Overig afval, zoals bedoeld in het voorgaande lid onder d, en de fracties, bedoeld in het voorgaande lid onder a, b en c, moeten op de bouwplaats gescheiden worden gehouden.
Melden van werken bij lage temperaturen.
3. Indien de totale hoeveelheid bouwafval die vrijkomt bij een bouwproject minder bedraagt dan de inhoud van één container van 10 m3 , mag degene die bedrijfsmatig bouwwerkzaamheden verricht dit bouwafval meenemen naar zijn bedrijf voor tijdelijke opslag. Artikel 4.1254 . Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden.
1. Indien bij temperaturen beneden 2 graden Celsius beton-, metsel- of buitenpleisterwerk wordt uitgevoerd, moet het bouwtoezicht ten minste twee dagen vóór het begin van het desbetreffende werk in kennis worden gesteld van de te treffen maatregelen ten behoeve van: a. het niet verwerken van bevroren materialen; b. het verkrijgen van een goede binding en verharding; c. de bescherming van het desbetreffende werk na de voltooiing tegen vorstschade, zolang het nog onvoldoende is verhard of de temperatuur nog beneden 2 °C is. 2. De in het eerste lid bedoelde kennisgevingen moeten, indien het bouwtoezicht dit verlangt, schriftelijk plaatsvinden.
1. Van het gereedkomen van Artikel 4.1455 . a. putten en van grond- en huisaansluitingen van de riolering, alsmede van leidingddoorvoeren en mantelbuizen door wanden en vloeren beneden straatpeil; b. van de termische isolatie in de spouw van wanden, alsmede van de thermische isolatie in andere besloten constructies moet het bouwtoezicht onmiddellijk na de voltooiing van de onder a en b bedoelde werkzaamheden in kennis worden gesteld. 2. Onderdelen van het bouwwerk, waarop het eerste lid betrekking heeft, mogen niet zonder toestemming van het bouwtoezicht aan het oog worden onttrokken gedurende twee dagen na het tijdstip van kennisgeving. 3. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op die onderdelen van het bouwwerk, waarvoor in de aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden voorwaarden een plicht tot kennisgeving van voltooiing is bepaald. 4. Uiterlijk op de dag van beëindiging van de werkzaamheden, waarop de omgevingsvergunning voor het bouwen betrekking heeft, wordt het einde van die werkzaamheden bij het bouwtoezicht gemeld.
Verbod tot ingebruikneming. Het is verboden na de bouw van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is verleend, het bouwwerk in gebruik te geven of te nemen, indien het bouwwerk niet gereed is gemeld bij het bouwtoezicht. HOOFDSTUK 5.56 STAAT VAN OPEN ERVEN EN TERREINEN, AANSLUITING OP DE NUTSVOORZIENINGEN EN WEREN VAN SCHADELIJK EN HINDERLIJK GEDIERTE. Paragraaf 1. Staat van open erven en terreinen. Artikel 5.1.1. Staat van onderhoud van open erven en terreinen. 1. Open erven en terreinen moeten zich in een, in verband met hun bestemming, voldoende staat van onderhoud bevinden.
5. De in dit artikel bedoelde kennisgevingen moeten, indien het bouwtoezicht dit verlangt, schriftelijk geschieden.
2. Open erven en terreinen mogen geen gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid, noch nadeel voor de gezondheid van of hinder voor de gebruikers of anderen, ten gevolge van:
54 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
55 idem 56 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 55 van 2 55
a. drassigheid; b. stank; c. verontreiniging; d. aanwezigheid van schadelijk of hinderlijk gedierte; e. aanwezigheid van begroeiing. Artikel 5.1.2. 57 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen.
1. Indien de toegang van een gebouw meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto’s, vuilnisauto’s, ziekenauto’s, brandweerauto’s en het overige te verwachten verkeer, tenzij de aard, de ligging en het gebruik van het gebouw zulks niet vereisen. 2. Een geschikte verbindingsweg in de zin van het eerste lid moet, tenzij de raad voor de desbetreffende weg in een bestemmingsplan of in een verordening of anderszins voorschriften heeft vastgesteld: a. een breedte hebben van tenminste 4,5 m, over een breedte van tenminste 3,25 m zijn verhard en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,2 m; b. zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken; en c. op doeltreffende wijze kunnen afwateren. 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onder 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen. 4. Nabij ieder gebouw moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto’s aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto’s en de bluswatervoorziening kan worden gelegd, tenzij de aard, de ligging en het gebruik van het gebouw zulks niet vereisen.
Artikel 5.1.3. Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten. 1. Tussen de toegang van enerzijds: a. een woning of woongebouw, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit; b. een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit; en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn. 2. Voor de in het eerste lid bedoelde wegen en paden geldt dat zij: a. ten minste 1,10 m breed moeten zijn; en b. geen kleinere vrije doorgang mogen hebben dan 0,85 m; en c. ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit. Paragraaf 2. Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen. Artikel 5.2.158 . Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen. vervallen Artikel 5.2.2. Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in gebouwen niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen. Vervallen Artikel 5.2.3.
5. Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.
57 idem
Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard. 58 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 56 van 2 55
Artikel 5.3.3. 59 Vervallen Eis tot aansluiting aan het aardgasnet. Artikel 5.2.4. Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in logiesverblijven en logiesgebouwen. Vervallen Artikel 5.2.5. Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in kantoorgebouwen. Vervallen Paragraaf 3. Aansluiting op de nutsvoorzieningen. Artikel 5.3.1. Eis tot aansluiting aan de waterleiding. De in de artikelen 3.123 en 3.124 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor drinkwater moeten zijn aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding: a. indien het bouwwerk op ten hoogste 50 m afstand van de dichtst bij zijnde leiding van het distributienet is gelegen; of b. indien het bouwwerk op een grotere afstand dan 50 m van de dichtst bij zijnde leiding van het distributienet is gelegen, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 50 m. Artikel 5.3.2. Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet. De in artikel 2.52 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor elektriciteit: a. indien het bouwwerk op ten hoogste 100 m afstand van de dichtst bij zijnde leiding van dat distributienet is gelegen; of b. indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van het elektriciteitsdistributienet dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 100 m.
De in artikel 2.72 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige gasvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor aardgas: a. indien het bouwwerk op ten hoogste 40 m afstand van de dichtst bij zijnde leiding van dat distributienet is gelegen; of b. indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van het aardgasdistributienet dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m. Niet van toepassing is voorgaande eis op: a. woningen waarin voor het kunnen komen een andere energiebron dan gas aanwezig is en voor verwarming geen individuele aansluiting van gastoevoer nodig is; b. woningen met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 ; c. woningen die niet worden verhuurd; d. woningen met een aansluiting op het stadsverwarmingnet. Artikel 5.3.4. 60 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering. 1. De in artikel 3.36 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de eventueel in of aan bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.6, op een doeltreffende wijze zijn aangesloten aan een openbaar riool. 2. Niet van toepassing is het gestelde in het eerste lid: a. in delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is; b. op bouwwerken die op een grotere afstand dan 40 m van een openbaar riool zijn gelegen; c. voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd; d. op agrarische bedrijven waarin de fecaliën voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt en een daartoe voldoende ruime mestkelder, gier- of beerput aanwezig is. 59 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 60 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 57 van 2 55
Artikel 5.3.5.
Artikel 5. 4.1.
Aansluiting anders dan aan de openbare riolering. Preventie. Indien het gestelde in artikel 5.3.4, tweede lid, van toepassing is, gelden de volgende bepalingen: a. voor de opvang van fecaliën, afkomstig uit toiletten met waterspoeling, moet een doeltreffende rottingput met een doeltreffende aansluitleiding naar die toiletten aanwezig zijn, tenzij de fecaliën voor agrarische bedrijfsdoeleinden worden gebruikt; b. voor de opvang van fecaliën, afkomstig uit toiletten zonder waterspoeling, moeten een doeltreffende beerput zonder overstort, een doeltreffende gierput of een doeltreffende rottingput met overstort aanwezig zijn, alsmede een doeltreffende aansluitleiding tussen die toiletten en de genoemde put, tenzij op andere zodanige wijze wordt geloosd dat geen verontreiniging van water, bodem of lucht kan optreden; c. leidingen voor de afvoer van hemelwater en voor de afvoer van afvalwater zonder fecaliën, alsmede overstorten van rottingputten moeten zodanig lozen dat geen verontreiniging van water, bodem of lucht kan optreden; d. leidingen voor de afvoer van hemelwater en voor de afvoer van afvalwater zonder faecaliën mogen niet lozen op een rottingput.
Het normale onderhoud van een bouwwerk dient zodanig te geschieden dat het bouwwerk zich in zindelijke staat bevindt.
HOOFDSTUK 6.61 vervallen HOOFDSTUK 7. OVERIGE GEBRUIKSBEPALINGEN. Paragraaf 1. Overbevolking. Artikel 7.1.1. Overbevolking van woningen. Het is verboden een woning te bewonen met of toe te staan dat een woning wordt bewoond door meer dan één persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte. Artikel 7.1.2. 62
Artikel 5.3.6. Overbevolking van woonwagens. Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen. Artikel 2. 7.6 en de bijbehorende bijlage 7 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden een woonwagen te bewonen met of toe te staan dat een woonwagen wordt bewoond door meer dan één persoon per 6 m2 gebruiksoppervlakte. Paragraaf 2. Staken van het gebruik.
Artikel 5.3.7. Artikel 7.2.1. 63 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen. De in de artikelen 5.3.1, 5.3.2, 5.3.3 en 5.3.4 bedoelde afstand moet worden gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt en tot het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij een leiding van het distributienet bevindt. Hierbij moeten bouwwerken die zich tezamen op één erf of terrein bevinden, als één bouwwerk worden beschouwd. Paragraaf 4. Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid.
Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid.
61 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 62 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 63 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 58 van 2 55
Het is verboden een bouwwerk, een open erf of terrein te gebruiken of te doen gebruiken, indien door of namens het college is medegedeeld, dat zulks gevaarlijk is in verband met: a. bouwvalligheid van het bouwwerk; b. bouwvalligheid van een in de nabijheid gelegen bouwwerk. Artikel 7.2.2. 64 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne. Indien tengevolge van het niet functioneren - hieronder begrepen het afgesloten zijn - van de ingevolge het Bouwbesluit verplicht aanwezige voorzieningen tot het kunnen afvoeren van fecaliën, het kunnen beschikken over drinkwater, het kunnen beschikken over gedistribueerd gas en het kunnen beschikken over gedistribueerde elektriciteit een onvoldoende veiligheid of een onvoldoende hygiëne aanwezig is, kan het bevoegd gezag gelasten het gebruik van het bouwwerk te staken. Artikel 7.2.3. 65 Staken van het gebruik van een woonwagen. vervallen Paragraaf 3. Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen.
roet, walm of stof wordt verspreid; • overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk, het open erf of terrein; • op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein; • instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt. • Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde wet van toepassing is. Paragraaf 4. Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid. Artikel 7.4.1. Preventie. 1. Het normale onderhoud van een bouwwerk dient zodanig te geschieden dat het bouwwerk zich in zindelijke staat bevindt. 2. Voorraden en afval dienen op zodanige wijze en plaats te worden bewaard dat schadelijk of hinderlijk gedierte hierdoor niet wordt aangetrokken.
Artikel 7.3.1.
Paragraaf 5. Watergebruik.
Vervallen
Artikel 7.5.1. 67
Artikel 7.3.2. 66
Verboden gebruik van water.
Hinder.
Het is verboden drink- en werkwater, waarvan door het bevoegd gezag schriftelijk is medegedeeld dat het ondeugdelijk wordt geacht, te gebruiken.
Het is verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor: • op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, 64 idem 65 idem 66 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Paragraaf 6. Installaties. Artikel 7.6.1. Gebruiksgereed houden van installaties. 67 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 59 van 2 55
Installaties in of nabij een bouwwerk, waarvan het Bouwbesluit en/of de Bouwverordening de aanwezigheid verplicht stelt, moeten in een goede staat verkeren, zodat daarvan een onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.
HOOFDSTUK 8. SLOPEN. Paragraaf 1. 68 Omgevingsvergunning voor het slopen.
delijke opslag op het sloopterrein en het in fracties gescheiden verpakken van het sloopafval op het sloopterrein. Het college verbindt aan de sloopvergunning met betrekking tot asbest voorschriften over het afzonderlijk gereed maken daarvan voor de afvoer van het sloopterrein en over de termijn waarbinnen dit moet plaatsvinden. 5. De vergunningplicht als bedoeld in het eerste lid geldt niet indien in een tijdelijke bouwvergunning voor een seizoengebonden bouwwerk voorschriften zijn gesteld over het slopen van het tijdelijke bouwwerk als bedoeld in het zesde lid van artikel 45 van de Woningwet. Artikel 8.1.2.70
Artikel 8.1.1. 69 Aanvraag sloopvergunning. Omgevingsvergunning voor het slopen. vervallen 1. Het is verboden bouwwerken en woonwagens daaronder begrepen, te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag.
Artikel 8.1.3.71 In behandeling nemen.
2. De in het eerste lid bedoelde vergunning is niet vereist indien naar redelijke schatting de hoeveelheid sloopafval niet meer zal bedragen dan 10 m3 , tenzij het slopen mede betreft het verwijderen van asbest. Voorts is geen vergunning vereist voor het slopen ingevolge een besluit op grond van artikel 13 Woningwet, dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom. Het bevoegd gezag kan in zijn besluit voorwaarden verbinden als bedoeld in het derde lid.
vervallen Artikel 8.1.472 . Termijn van beslissing. vervallen Artikel 8.1.5.73
3. Het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning voor het slopen slechts voorschriften over: a. de veiligheid tijdens het slopen; b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken; c. het scheiden en het op de sloopplaats gescheiden houden van het sloopafval, ten minste inhoudende een scheiding in een fractie asbest, een fractie gevaarlijk afval en een fractie overig afval; d. het voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden overleggen van de gegevens als bedoeld in artikel 7.2, onder b, van de Regeling omgevingsrecht, voor zover deze gegevens niet reeds zijn overgelegd. 4. De voorschriften over het sloopafval, als bedoeld in het derde lid, onder letter c, kunnen eisen bevatten omtrent het selectief slopen, de fracties waarin wordt gescheiden, de tij68 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 69 idem
Samenloop van slopen en bouwen. vervallen Artikel 8.1.6.74 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen. Een omgevingsvergunning voor het slopen moet worden geweigerd indien: a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een 70 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 71 idem 72 idem 73 idem 74 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 60 van 2 55
voldoende peil kan worden gewaarborgd; b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd; c. een vergunning met betrekking tot de archeologische monumenten ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend; d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, die krachtens overgangsrecht van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening de werking heeft behouden is vereist en deze niet is verleend; Artikel 8.1.7.75 Intrekking omgevingsvergunning voor het slopen. 1. Een omgevingsvergunning voor het slopen kan worden ingetrokken indien: a. de vergunning is verleend tengevolge van onjuiste of onvolledige opgave van gegevens; b. binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het slopen geen begin met de werkzaamheden is gemaakt; c. tussen het begin en het einde van de sloopwerkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen. 2. Het college gaat niet over tot intrekking dan nadat zij de houder van de vergunning hebben gehoord. Paragraaf 2.76 Uitzonderingen op het vereiste van sloopvergunning. Artikel 8.2.1.77
ning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt; • asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een woning of een of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende vloerbedekking of vloertegels maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt; • mits het voornemen tot dit slopen is gemeld bij burgemeester en wethouders en door burgemeester en wethouders binnen acht dagen na de dag waarop dit is gemeld is medegedeeld dat geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist. 2. Het voornemen tot slopen als bedoeld in het eerste lid moet worden gemeld met gebruikmaking van een door of namens het college vastgesteld formulier. 3. De melding en de daarbij behorende bescheiden moeten in 4voud worden ingediend. 4. De melding en de daarbij behorende bescheiden moeten in het Nederlands zijn gesteld. 5. In de melding moeten zijn opgenomen de plaats, het adres, de aard en het gebruik van het bouwwerk. 6. Degene, die de melding heeft gedaan, krijgt door of namens het college een bewijs van ontvangst toegezonden of uitgereikt, waarin de datum van ontvangst is vermeld.
Sloopmelding. 1. In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is geen omgevingsvergunning voor het slopen vereist voor het anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn geheel slopen van: • geschroefde , asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een wo75 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 76 idem 77 idem
7. Indien het college de in het eerste lid bedoelde mededeling niet binnen de aldaar gestelde termijn heeft gedaan, is de mededeling van rechtswege gedaan. 8. Het college kan aan een mededeling als bedoeld in het eerste lid voorschriften verbinden met betrekking tot de verwijdering, opslag en afvoer van asbest. 9. De houder van een mededeling als bedoeld in het eerste of het zevende lid is verplicht de voorschriften die bij of krachtens de artikelen 7 en 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 zijn gesteld, in acht te nemen.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 61 van 2 55
10. Het bewerken van het asbest ter plaatse waar dit asbest door sloop vrijkomt is niet toegestaan.
onder dwangsom tot het slopen aanwezig zijn en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven.
11. Bij het niet voldoen aan de bij of krachtens de in het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel gestelde eisen, stelt het college degene die de melding heeft gedaan in de gelegenheid om binnen één week de door hem aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.
Artikel 8.3.3. 80
Artikel 8.2.2.78 Overige uitzonderingen op het vereiste van omgevingsvergunning voor het slopen. In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is voorts geen omgevingsvergunning voor het slopen vereist, indien het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest, uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk verwijderen van: • geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen; • verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen; • rem- en frictiematerialen; • pakkingen uit verbrandingsmotoren; • pakkingen uit procesinstallaties onderscheidenlijk verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen dat lager is dan 2250 kilowatt. Paragraaf 3. Verplichtingen tijdens het slopen.
Plichten van de houder van de sloopvergunning. 1. De houder van de omgevingsvergunning voor het slopen moet het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest, opdragen aan een deskundig bedrijf. 2. De houder van de omgevingsvergunning voor het slopen moet een afschrift van de vergunning ter hand stellen aan het deskundig bedrijf dat het slopen krachtens aanneming van werk zal uitvoeren. 3. De houder van de omgevingsvergunning voor het slopen stuurt binnen twee weken na de uitvoering van de werkzaamheden het bevoegd gezag een afschrift van de resultaten van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 9, eerste lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. 4. De houder van de omgevingsvergunning voor het slopen stuurt binnen twee weken na de uitvoering van de werkzaamheden het bevoegd gezag een afschrift van de resultaten van de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 9, eerste lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.’ Artikel 8.3.4. 81 Plichten van degene die sloopt.
Artikel 8.3.1. Veiligheid op sloopterrein. Het bepaalde in de artikelen 4.8 tot en met 4.10 is van overeenkomstige toepassing op het slopen en het sloopterrein. Artikel 8.3.279 . Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden. Op het sloopterrein moet de sloopvergunning of een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last 78 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 79 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
1. Indien wordt gesloopt zonder dat een omgevingsvergunning voor het slopen is verleend voor het slopen van asbest en tijdens het slopen asbest wordt ontdekt, is degene die sloopt verplicht hiervan terstond melding te doen aan het bouw- en woningtoezicht. 2. Aan het bouwtoezicht dienen ten minste twee dagen van tevoren de aanvang van de sloopwerkzaamheden te worden gemeld en uiterlijk op de dag van de beëindiging van de sloopwerkzaamheden het einde van die werkzaamheden. Indien het bouwtoezicht dit verlangt, moeten genoemde meldingen schriftelijk geschieden. Artikel 8.3.5. Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest. 1.
Voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar moet eerst het
80 idem 81 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 62 van 2 55
in een bouwwerk aanwezige asbest worden verwijderd, voordat het bouwwerk wordt gesloopt. 2. Bij de verwijdering van het asbest moeten de beste bestaande technieken worden toegepast om verontreiniging van het milieu met asbest te voorkomen. Artikel 8.3.6. Vervallen Paragraaf 4. Vrij slopen.
men: de welstandscommissie. De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen. De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria. Het college beoordeelt zonder advies van de welstandscommissie of licht-vergunningplichtige bouwwerken niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Het college baseert zijn standpunt op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria. Artikel 9.2. Samenstelling van de welstandscommissie.
Artikel 8.4.1. Sloopafval algemeen. 1. Afval dat ontstaat door sloopwerkzaamheden waarvoor geen vergunning krachtens artikel 8.1.1, noch een melding krachtens artikel 8.2.1 is vereist, dient ten minste te worden gescheiden in de navolgende fracties: a. de als gevaarlijk aangeduide afvalstoffen van hoofdstuk 17 de Afvalstoffenlijst behorende bij de Regeling Europese afvalstoffenlijst (EURAL; Stcr. 17 augustus 2001, nr. 158, blz. 9); b. steenachtig sloopafval, zonder inbegrip van gips; c. bitumineuze en teerhoudende dakbedekking; d. met PAKS verontreinigde materialen; e. asfalt; f. dakgrind; g. overig afval.
De welstandscommissie bestaat ten minste uit een voorzitter en drie leden, waarvan de drie leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie. Voor de leden worden drie plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen. In voorkomende gevallen wordt de voorzitter vervangen door het langstzittend aanwezige lid. De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien de voorzitter en ten minste twee leden aanwezig zijn. De voorzitter en leden van de welstandscommissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het college. De welstandscommissie wordt bijgestaan door een secretaris of diens plaatsvervanger. Artikel 9.3. Benoeming en zittingsduur.
2. Overig afval, zoals bedoeld in het voorgaande lid onder g, en de fracties, bedoeld in het voorgaande lid onder a tot en met f, moeten op het sloopterrein gescheiden worden gehouden.
HOOFDSTUK 9. WELSTAND. Artikel 9.1. 82 De advisering door de welstandscommissie. De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan de welstandscommissie Amstelveen, hierna te noe82 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
De voorzitter en de overige leden van de welstandscommissie en hun plaatsvervangers worden op voorstel van het college benoemd en ontslagen door de raad. De leden van de welstandscommissie kunnen ten hoogste voor een termijn van drie jaar worden benoemd. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar. De secretaris en diens plaatsvervanger worden door het college aangewezen. Het reglement van orde van de welstandscommissie dat als bijlage 9 bij deze verordening is vastgesteld bevat, binnen het gestelde in de voorgaande leden, nadere benoemingsprocedures. Artikel 9.4. Jaarlijkse verantwoording.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 63 van 2 55
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de raad, waarin ten minste aan de orde komt: • op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota; • de werkwijze van de welstandscommissie; • op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen; • de aard van de beoordeelde plannen; • de bijzondere projecten. • De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
zocht, wordt deze door of namens de welstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan. In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld. 3. Belanghebbenden hebben geen spreekrecht. Artikel 9.785 . Afdoening bij mandaat.
Artikel 9.5. 83
Artikel 9.6. 84
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies mandateren aan één of meerdere daartoe aangewezen leden. Bouwplannen waarvan volgens de voorzitter en/of de secretaris het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld, worden door de aangewezen leden geadviseerd. In elk geval van twijfel legt de gemandateerde het bouwplan alsnog voor aan de welstandscommissie. Behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar. Indien het college - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen
Openbaarheid van vergaderen en mondeling toelichting.
Artikel 9.8 86 .
Termijn van advisering. De welstandscommissie brengt het advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens het college daarom is verzocht. De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraag betreft, uit binnen drie weken nadat door of namens het college daarom is verzocht.
1. De behandeling van bouwplannen door de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huisaan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien het college - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
Vorm waarin het advies wordt uitgebracht. 1. De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk. 2. Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens het college gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen. Artikel 9.9. 87 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken.
2. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van de aanvraag heeft ver83 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 84 idem
85 idem 86 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 87 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 6 4 van 2 55
Indien de raad op grond van artikel 12 van de Woningwet het voornemen heeft een gebied van de gemeente of een categorie bouwwerken uit te sluiten van welstandstoezicht, neemt de raad het daartoe strekkende besluit niet dan nadat: • op het voornemen inspraak is verleend; • het advies van de welstandscommissie is ingewonnen. De inspraak als bedoeld in het eerste lid vindt plaats op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 Gemeentewet vastgestelde verordening. HOOFDSTUK 10. OVERIGE ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN. Artikel 10.1. 88 De aanvraag om woonvergunning. idem Artikel 10.2. 89
Artikel 10.5. 91 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen. Vervallen. Artikel 10.6.92 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften. Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen.
HOOFDSTUK 11.
Vervallen.
Artikel 11.1. 93
Artikel 10.3. 90
Stilleggen van de bouw.
Overdragen vergunningen.
Vervallen.
vervallen
Artikel 11.2.
Artikel 10.4.
Overtreding van het verbod tot ingebruikneming.
Overdragen mededeling.
Indien het bouwtoezicht constateert, dat in afwijking van het bepaalde in artikel 4.14 het bouwwerk in gebruik is genomen, kan het college de eigenaar of degene, die het in zijn
Vervallen.
88 idem 89 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening gemeente Amstelveen 2007, treedt in werking op 8 november 2007. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 1 november 2007 90 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
HANDHAVING.
91 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening gemeente Amstelveen 2007, treedt in werking op 8 november 2007. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 1 november 2007 92 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 93 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening gemeente Amstelveen 2007, treedt in werking op 8 november 2007. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 1 november 2007
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 65 van 2 55
macht heeft aan de verboden toestand een einde te maken, aanschrijven tot het staken van het gebruik of tot het alsnog voldoen aan alle voorwaarden van de bouwvergunning.
Artikel 12.4. 97
Artikel 11.3. 94
vervallen
Stilleggen van het slopen.
Artikel 12.5.
Vervallen.
Overgangsbepaling sloopvergunning.
Artikel 11.4.
Vervallen
Onderzoek naar een gebrek.
Artikel 12.6.
Vervallen
Overgangsbepaling bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins.
HOOFDSTUK 12. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN. Artikel 12.1. 95 Strafbare feiten. Vervallen.
Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning.
Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze wijzigingsverordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de onderhavige wijziging, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Artikel 12.2. 96 Overgangsbepaling bodemonderzoek. vervallen Artikel 12.3. Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen. Het bepaalde in de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 inzake de bereikbaarheid van gebouwen is niet van toepassing op een gebouw, dat gebouwd is of wordt op basis van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Woningwet van 12 juli 1962, tenzij bij een latere vergunning op grond van artikel 40 van de Woningwet eisen aan de bereikbaarheid van dat gebouw zijn gesteld.
94 idem 95 idem 96 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Het bovenstaande is slechts van toepassing op de artikelen van hoofdstuk 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11 en 12 van de bouwverordening, met uitzondering van de artikelen 2.5.29, 2.7.4, 2.7.5, 4.11 en 12.1, voorzover deze in overeenstemming zijn met de Wet tot wijziging van de Woningwet naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (bouwvergunningsprocedure en welstandstoezicht) (Wet van 18 oktober 2001, Stb. 2001, 518). Artikel 12.7. Slotbepaling. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 18 december 2002 en alle daarin aangebrachte wijzigingen. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Bouwverordening gemeente Amstelveen 2007’.
97 idem
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 66 van 2 55
BIJLAGEN. BIJLAGE 1. GEGEVENS EN BESCHEIDEN AANVRAAG BOUWVERGUNNING.
vervallen BIJLAGE 3.99 vervallen
Bijlage als bedoeld in de artikel 2.1.1.
BIJLAGE 4100
Artikel 1. De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.3 van de bouwverordening.
vervallen
Vervallen
vervallen
Artikel 2. De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.6 van de bouwverordening.
BIJLAGE 5.101
BIJLAGE 6. Vervallen
Vervallen
BIJLAGE 7102.
Artikel 3. Funderingsplan.
KWALITEITSEISEN VOOR BUIZEN EN HULPSTUKKEN VAN DE BUITENRIOLERING OP ERVEN EN TERREINEN.
Vervallen
Bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6.
Artikel 4. Constructieve en aanverwante gegevens. Vervallen Artikel 5. Bouwveiligheidsplan. Vervallen Artikel 6. Eisen ten aanzien van tekeningen. Vervallen Artikel 7. Eisen ten aanzien van berekeningen. Vervallen BIJLAGE 298. 98 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
De NEN-normen, bedoeld in artikel 2.7.6, zesde lid, zijn de volgende: a. NEN 7002, uitgave 1968, ‘Centrifugaal gegoten gietijzeren afvoerbuizen’ (met correctieblad d.d. december 1979); b. NEN 7003, uitgave 1968, ‘Hulpstukken voor gietijzeren afvoerbuizen’ (met correctieblad d.d. december 1979); c. NEN 7013, uitgave 1980, ‘Expansiestukken van PVC en ABS voor binnen- en buitenrioleringen’; d. NEN-EN 1401-1, uitgave 2009, ‘Kunststofleidingsystemen voor vrij verval buitenriolering - Ongeplasticeerd PVC (PVCU) - Deel 1. Eisen voor buizen, hulpstukken en het systeem’ (Engelstalig); e. NEN-EN 295-1, uitgave 1992, ‘Keramische buizen en hulpstukken, alsmede buisverbindingen voor riolering onder vrij verval, met inbegrip van de aanvullingsbladen A1, uitgegeven 1996, A2, uitgegeven 1997, en A3, uitgegeven 1999 - Deel 1. Eisen (Engelstalig)’; f. NEN-EN 295-2, uitgave 1992, ‘Keramische buizen en hulp99 idem 100 idem 101 idem 102 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 67 van 2 55
stukken, alsmede buisverbindingen voor riolering onder vrij verval, met inbegrip van aanvullingsblad A1, uitgegeven 1999 - Deel 2. Kwaliteitscontrole en monstername (Engelstalig); g. NEN-EN 295-3, uitgave 1992, ‘Keramische buizen en hulpstukken, alsmede buisverbindingen voor riolering onder vrij verval - Deel 3. Beproevingsmethoden (Engelstalig).
BIJLAGE 8. Vervallen. BIJLAGE 9. REGLEMENT VAN ORDE VAN DE WELSTANDSCOMMISSIE. Bijlage behorende bij artikel 9.1. In de praktijk blijken er grote verschillen in werkwijze tussen de (provinciale) welstandsorganisaties, waardoor het vrijwel onmogelijk is om een universeel toepasbare tekst voor een reglement van orde op te nemen in de modelbouwverordening. De verschillen hebben onder meer betrekking op het al dan niet werken met rayonarchitecten, het al niet gebruik van subcommissies en het al dan niet samenwerken met een monumentencommissie. Een reglement van orde, afgestemd op de eigen werkwijze, stellen gemeenten in het algemeen op in samenwerking met de provinciale welstandsorganisaties waarbij zij zijn aangesloten
ving en beschikken over voldoende praktische kennis. 2. De deskundige leden van de commissie hebben stemrecht. 3. Bij afwezigheid van een van de leden wordt hij vervangen door één van de plaatsvervangende leden. 4. Een lid of plaatsvervangend lid die de hoedanigheid op grond waarvan hij lid of plaatsvervangend lid is van de commissie verliest, treedt op dat moment af. B. Voorzitterschap. 1. De voorzitter is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de algemene kwaliteit van de advisering. Hij zorgt voor een evenwichtige discussie, waarbij de commissieleden evenredig en gelijkwaardig hun inbreng kunnen leveren en integreert de verschillende visies tot een gemeenschappelijk eindadvies. 2. De voorzitter verzorgt de externe contacten van de commissie en is tevens officieel aanspreekpunt voor het gemeente bestuur en geïnteresseerden. 3. Indien de voorzitter in de voordracht niet is aangesteld uit leden van de commissie zelf, heeft hij slechts tot taak het technisch leiden van de vergadering en heeft hij geen stemrecht. 4. Indien de voorzitter in de voordracht is aangesteld uit leden van de commissie zelf, behoudt deze dezelfde taken en stemrecht als de overige leden. 5. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door het langstzittend aanwezige lid. In deze situatie behoudt het lid zijn stemrecht.
Artikel 1. Advisering door de welstandscommissie.
Artikel 3. Benoeming, schorsing, ontslag en zittingsduur.
Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1 van de verordening kan de commissie gevraagd en ongevraagd het college adviseren omtrent de volgende onderwerpen: algemene vragen van esthetische aard; de welstandscriteria als bedoeld in de welstandsnota; bestemmingsplannen; reclamevoering; standplaatsen; richtingen in de bouwkunst en dergelijke; alle overige onderwerpen die de welstand betreffen.
De voorzitter, leden en de plaatsvervangende leden worden door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.
Artikel 2. Samenstelling en lidmaatschap. Deskundige leden. 1. De commissie bestaat uit ten minste drie onafhankelijke leden en ten minste drie onafhankelijke plaatsvervangende leden, die deskundig zijn op het gebied van welstand, architectuur, stedenbouw of beeldende vormge-
De zittingsduur van de deskundige leden en de plaatsvervangende leden bedraagt drie jaar. Een ingevolge het tweede lid afgetreden lid of plaatsvervangend lid is éénmaal terstond herbenoembaar voor een periode van drie jaar, hetzij als lid, hetzij als plaatsvervangend lid, met dien verstande dat de totale zittingsperiode maximaal zes jaar kan bedragen. De leden of de plaatsvervangend leden kunnen tussentijds ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de commissie, die maatregelen treft om in de vacature te voorzien. Een tussentijds benoemd lid of plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is beLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 6 8 van 2 55
noemd, zou moeten aftreden.
Deskundigen, adviseurs.
Er wordt een register bijgehouden waarin de samenstelling van de commissie wordt aangetekend, met vermelding van naam, datum van benoeming en zittingsduur van de voorzitter, leden en plaatsvervangende leden.
Het college is bevoegd in voorkomende gevallen, ambtenaren of deskundigen uit te nodigen tot het deelnemen aan de vergaderingen van de commissie.
Artikel 4. Secretariaat. Het college wijst de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de commissie aan. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn ambtenaren in dienst van de gemeente Amstelveen die deskundig zijn op het gebied van architectuur, bouwkunde en/of stedenbouw. 3. De secretaris is geen lid van de commissie. 4. De secretaris dient de commissie van advies. 5. De secretaris is belast met de ambtelijke uitvoering van de welstandszorg. 6. De secretaris verzorgt: a. De verslaglegging van de vergaderingen; b. De afspraken voor overleg met de commissie en/of gemandateerde; c. De administratieve verwerking van de welstandsadviezen; d. De gegevens voor het jaarverslag; e. Het jaarlijks overleg van de commissie met de wethouder(s) en excursie; f. De secretaris houdt het register bij als bedoeld in artikel 3, lid 5; g. De secretaris verzorgt de uitnodigingen naar de aanvragers als bedoeld in artikel 9.6, lid 2. 7. De secretaris is door het college gemandateerd om in goed overleg met de welstandscommissie het welstandsoordeel te geven voor de lichtvergunningsplichtige bouwwerken. Hij baseert zijn standpunt op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria. 8. Bij afwezigheid van de secretaris wordt hij vervangen door de plaatsvervangend secretaris. 9. Het secretariaat van de commissie is gevestigd ten kantore van de sector Veiligheid, Vergunningen en Handhaving. Artikel 5.
De directeur van de sector Veiligheid, Vergunningen en Handhaving of een ander door hem aan te wijzen ambtenaar is ambtshalve bevoegd als adviseur bij de vergaderingen van de commissie aanwezig te zijn. Het college kan voor stedenbouwkundige en/of grote projecten de raad voorstellen een supervisor of conditionerend architect voor bepaalde tijd of voor de duur van een dergelijk project als lid van de commissie te benoemen. In afwijking van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze bijlage heeft de supervisor of conditionerend architect alleen stemrecht tot het project waarvoor hij als lid van de commissie is benoemd. Artikel 6. Werkwijze. De commissie komt bijeen: a. op verzoek van de voorzitter; b. op verzoek van een van de leden; op verzoek van het college. De secretaris legt aan het eind van ieder jaar het vergaderschema voor het komende jaar aan de commissie ter goedkeuring voor. In het schema is vastgelegd dat in principe om de veertien dagen op woensdag een vergadering van de commissie plaatsvindt. De commissie vergadert alleen als er ten minste twee van de deskundige leden of de plaatsvervangende leden en de voorzitter aanwezig zijn. Wanneer het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter zo spoedig mogelijk een nieuwe vergadering en stelt de leden daarvan terstond schriftelijk in kennis. Artikel 7. Besluitvorming. In een vergadering van de commissie heeft ieder deskundig lid één stem. Een besluit van de commissie wordt genomen bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen of indien voor een advies aan het college geen meerderheid van stemmen te verkrijgen is, Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 69 van 2 55
wordt geen advies uitgebracht, maar wordt hiervan, onder vermelding van de tijdens de vergadering naar voren gebrachte zienswijzen, kennis gegeven aan het college. De leden en de plaatsvervangende leden zijn niet bevoegd deel te nemen aan de beraadslagingen en de stemming door de commissie over door hen zelf vervaardigde bouwplannen of bouwplannen waaraan zij formeel dan wel informeel hun medewerking hebben verleend. Artikel 8. Openbaarheid van vergaderen. De behandeling van bouwplannen door de welstandscommissie zijn openbaar. Het vergaderschema, met vermelding van dag, tijd en plaats van de vergaderingen worden vroegtijdig, ten minste een week vóór de vergaderdatum, in een plaatselijk huis-aanhuisblad bekend gemaakt. Het vergaderschema, de agenda en het vastgestelde verslag van de vergaderingen liggen ten minste twee dagen voor de vergadering ter inzage bij de frontoffice balie van de sector Veiligheid, Vergunningen en Handhaving. Daarnaast zullen deze gegevens vanaf dat tijdstip ook beschikbaar zijn via de internetsite van de gemeente. de secretaris draagt zorg voor een vroegtijdige berichtgeving aan de aanvragers omtrent dag en vermoedelijk tijdstip van behandeling van hun bouwplan door de commissie.
door de secretaris bij de betreffende aanvraag gevoegd en zijn vanaf dat moment openbaar. Artikel 10. Mededeling van opmerkingen van de commissieleden. De secretaris is bevoegd de opmerkingen van de commissie waartoe een bouwplan aanleiding geeft, aan de belanghebbende(n) mede te delen. Indien door belanghebbende(n) binnen veertien dagen na mededeling door de secretaris geen gevolg wordt gegeven aan de in het eerste lid bedoelde opmerkingen dan brengt de commissie conform de gemaakte opmerkingen een advies uit aan het college. Artikel 11. Afdoening bij mandaat. De commissie is bevoegd de advisering, als bedoeld in artikel 9.1 van de verordening, te mandateren aan één van haar leden of een subcommissie. Mandatering door de commissie aan één van haar leden is alleen toegestaan, indien er sprake is van een geformuleerd en vastgesteld welstandsbeleid. Het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, artikel 4, derde, vierde, vijfde en zesde lid, artikel 5, eerste en tweede lid, artikel 6, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste en vierde lid en de artikelen 9, 10, 12, 13 en 14 is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid genoemde subcommissie.
Belanghebbenden en bezoekers bij de vergaderingen van de commissie hebben geen spreekrecht.
Indien de subcommissie bij de beoordeling van een bouwplan niet tot een eensluidend advies kan komen, wordt het bouwplan ter beoordeling voorgelegd aan de commissie.
Artikel 9. Vorm waarin een advies wordt uitgebracht.
Artikel 12. Verslaglegging.
De commissie adviseert haar advies schriftelijk.
Van elke vergadering van de commissie wordt een verslag opgesteld door de secretaris.
Een negatief advies wordt deugdelijk gemotiveerd. In bijzondere gevallen wordt op initiatief van de welstandscommissie of op verzoek van het college ook het positief advies nader gemotiveerd. Een advies van de commissie bevat de zienswijzen van de commissie. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9.6, tweede lid van de verordening bevat het advies ook de zienswijze van de aanvrager.
Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9.6, tweede lid van de verordening), bevat het verslag ook een weergave van de gehouden toelichting. Na vaststelling van het verslag door de commissie is het verslag openbaar en wordt een exemplaar van het verslag ter kennisneming gezonden aan het college. het verslag wordt na vaststelling door de commissie door de secretaris namens de commissie ondertekend.
De adviezen van de commissie inzake aanvragen worden Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 70 van 2 55
Artikel 13. Ondertekening van stukken. Alle van de commissie uitgaande stukken worden door de secretaris namens de commissie ondertekend. Artikel 14. Geheimhouding. De leden van de commissie en de in het artikel 6 genoemde personen zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen in de uitoefening van hun functie ter kennis komt, voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt of hen uitdrukkelijk is opgelegd door of namens het college. Artikel 15. Honorering. De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding. De raad stelt het bedrag van de vergoeding vast. BIJLAGE 10103 . vervallen
die vezelachtige silicaten zijn verwerkt. Voor de overige begrippen wordt verwezen naar het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en de daarbij behorende toelichting. Regeling omgevingsrecht (Mor) Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vervalt het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab). Hiervoor komt in de plaats de Regeling omgevingsrecht (Mor). Hierin staan de indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning. Besluit omgevingsrecht (Bor) Bij de inwerkingtreding van de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor) vervalt het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb). De categorie licht bouwvergunningplichtige bouwwerken verdwijnt geheel. De vergunningvrije bouwwerken staan in bijlage II van het Bor. Bevoegd gezag
BIJLAGE 11104 . vervallen BIJLAGE 12.105 vervallen Toelichting op de Bouwverordening Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1. 1 Begripsomschrijvingen Asbest Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Stb. 2005, 704) verstaat onder asbest: de vezelachtige silicaten actinoliet (Casnummer 77536-66-4), amosiet (Cas-nummer 12172-73-5), anthofylliet (Cas-nummer 77536-67-5), chrysotiel (Cas-nummer 12001-29-5), crocidoliet (Cas-nummer 12001-28-4) en tremoliet (Cas-nummer 77536-68-6), alsmede producten waarin 103 Dit artikel dat is gewijzigd bij de Verordening tot wijziging van de Bouwverordening, treedt in werking op 1 oktober 2010. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van 7 juli 2010 104 idem 105 idem
In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is in de bouwverordening waar nodig ‘burgemeester en wethouders’ gewijzigd in ‘bevoegd gezag’ en is in artikel 1.1 de begripsomschrijving voor bevoegd gezag opgenomen. Hierbij is gebruik gemaakt van de tekst van het gewijzigde artikel 1, eerste lid, onderdeel e van de Woningwet. De bevoegdheden voor het verlenen, wijzigen en intrekken van vergunningen, als bedoeld in de bouwverordening, blijven gelijk. De meldingen vallen buiten de reikwijdte van de Wabo. Dit betekent dat de sloopmelding in hoofdstuk 8 van de bouwverordening niet wordt afgestemd met de Wabo. De diverse meldingen en mededelingen aan het bouwtoezicht, die moeten worden gedaan door de vergunninghouder, of namens deze door degene die bouwt of sloopt, blijven eveneens ongewijzigd. De melding in het kader van het Gebruiksbesluit wordt gedaan bij het bestuursorgaan waar de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend. In het geval dit bestuursorgaan niet burgemeester en wethouders is, zendt het bestuursorgaan de melding door naar burgemeester en wethouders. Bouwbesluit 2003 Het Bouwbesluit (Stb. 2001, 410). Correcties en aanvullingen van het geconverteerde Bouwbesluit en tevens de aanLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 7 1 van 2 55
passing van andere besluiten aan het Bouwbesluit zijn gepubliceerd in Stb. 2002, 203. In deze besluiten zijn de technische bouwvoorschriften op grond van de Woningwet (Stb. 2001, 518) opgenomen. Bouwtoezicht De Woningwet geeft in artikel 92 expliciet de opdracht aan burgemeester en wethouders om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I tot en met IV van de Woningwet. Op grond van artikel 5.10, lid 3 Wabo wijzen burgemeester en wethouders ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I tot en met III van de Woningwet. Artikel 5. 10 Wabo heeft betrekking op alle vormen van toezicht (op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau). Alle bestuurslagen kunnen in beginsel bevoegd gezag zijn onder de Wabo. Dit werkt ook door in de toezichtsbevoegdheden. Ook ambtenaren op provinciaal of op rijksniveau kunnen onder omstandigheden als “bouwtoezicht” worden aangemerkt. Gebruiksoppervlakte Het begrip gebruiksoppervlakte is ontleend aan het Bouwbesluit, artikel 1, lid 2 begripsbepalingen. De gebruiksoppervlakte is van belang bij de bepalingen omtrent overbevolking, hoofdstuk 7, paragraaf 1, van de MBV. Bouwwerk en gebouw De definitie van bouwen in artikel 1 van de Woningwet maakt gebruik van de als bekend veronderstelde term bouwwerk. De inhoud van de term bouwwerk wordt bepaald door de begripsomschrijving in de MBV en de jurisprudentie. De Woningwet maakt op diverse plaatsen onderscheid tussen gebouwen en bouwwerken, niet zijnde een gebouw. Het begrip gebouw is bepaald in artikel 1 van de Woningwet. Deskundig bedrijf Het begrip deskundig bedrijf is uitsluitend van belang voor de toepassing van hoofdstuk 8 van deze verordening. Het begrip is gekoppeld aan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. En dit is: een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Voor een uiteenzetting over de certificering van bedrijven wordt verwezen naar de algemene toelichting op het As-
bestverwijderingsbesluit 2005. Zie hiervoor www.ascert.nl Omgevingsvergunning In de MBV worden de begrippen ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’ en ‘omgevingsvergunning voor het slopen’ gebruikt voor de in de begripsomschrijving genoemde activiteiten. Uiteraard bestaat maar één omgevingsvergunning, geen twee. Vergunningvrij bouwen Met de komst van de Wabo is ook de Woningwet ingrijpend gewijzigd. Voor welke activiteiten geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist staat in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit besluit is gebaseerd op de Wabo en vervangt het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb). Op hoofdlijnen omvat de verruiming van het vergunningvrije bouwen de volgende onderdelen: De categorie lichte bouwvergunning komt te vervallen. Een activiteit, zoals het bouwen, is nu vergunningvrij of vergunningplichtig. ; De categorie ‘omgevingsvergunningvrije’ bouwwerken wordt verder verruimd waarbij twee categorieën vergunningvrij bouwen worden onderscheiden: 1. een categorie waarop de bebouwingsregeling van het bestemmingsplan of de beheersverordening (of andere planologische regelingen) wel van toepassing is (art. 3) en 2. een categorie waarop de bebouwingsregeling van het planologisch regime niet van toepassing is. Een en ander hangt samen met het in de Wabo opgaan van planologische afwijkingsbesluiten; Alle uitbreidingen van en bijgebouwen bij een hoofdgebouw worden onder een nieuw begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ gebracht; Vergunningvrij bouwen wordt mogelijk bij alle typen gebouwen (was alleen bij woningen en woongebouwen); Vervallen maximale maatvoering van 2,5 m voor diepte van een aan- of uitbouw; Bouwen in, aan, op of bij een monument blijft vergunningplichtig; Artikel 1. 3 Indeling van het gebied van de gemeente Algemeen Sinds 1 juli 2008 geldt de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In afwijking van de daarvoor geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) moet op grond van de nieuwe wet ook een Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 7 2 van 2 55
bestemmingsplan worden vastgesteld voor de bebouwde kom. Ook bestaat de mogelijkheid een beheersverordening vast te stellen, indien voor het betreffende gebied geen grote veranderingen worden verwacht. Een beheersverordening vervangt een bestemmingsplan. Op grond van overgangsrecht dient uiterlijk op 1 juli 2013 een bestemmingsplan nieuwe stijl of beheersverordening te gelden voor alle gebieden van de gemeente. De bouwverordening voorziet in hoofdstuk 2 in de stedenbouwkundige bepalingen voor gebieden waar geen bestemmingsplan geldt. Artikel 9 van de Woningwet bevat een afstemmingsregeling tussen bestemmingsplan en bouwverordening. Zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening voor de bebouwde kom van kracht is, kan het oude artikel 1.3 worden gehandhaafd. Het vaststellen van een bestemmingsplan voor de bebouwde kom kan gevolgen hebben voor dit artikel en de daarop gebaseerde kaartbijlagen. Wanneer voor de bebouwde kom een bestemmingsplan wordt vastgesteld, dient te worden bezien of en in hoeverre artikel 1.3 van de bouwverordening daarop moet worden afgestemd of wellicht overbodig is geworden. Het is toegestaan op grond van artikel 1.3 voor verschillende gebieden binnen de gemeente een ander alternatief uit de MBV vast te stellen met voor elk gebied een eigen kaartbijlage. Zie hiervoor ook paragraaf 2.5 van deze toelichting. Alternatief 1 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin geen - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en waarin ook geen gebied is vrijgesteld van welstandstoezicht. Alternatief 2 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin een - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en waarin geen gebied is vrijgesteld van welstandstoezicht. Alternatief 3 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin geen - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, maar wel een gebied dat - geheel of voor bepaalde categorieën bouwwerken – is vrijgesteld van welstandstoezicht, bijvoorbeeld een havengebied of een terrein voor zware industrie. Alternatief 4 Dit alternatief is bedoeld voor gemeenten waarin een - al dan niet binnenstedelijke - zone is vastgesteld die geschikt is voor hoogbouw, en ook een gebied dat - geheel of voor bepaalde categorieën bouwwerken – is vrijgesteld van wel-
standstoezicht, bijvoorbeeld een havengebied of een terrein voor zware industrie. Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning voor het bouwen Algemeen Regeling omgevingsrecht. In hoofdstuk 2 van de MBV zijn alle artikelen verzameld die betrekking hebben op de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen. De indieningsvereisten staan in de Regeling omgevingsrecht. Deze Regeling vervangt het Besluit indieningsvereisten aanvraag ouwvergunning. Wet BIBOB De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB), Stb. 2002, 347, en het daaraan gekoppelde Besluit BIBOB, Stb. 2003, 180 zijn per 1 juni 2003 in werking getreden (Stb. 2003, 216). Deze wet houdt in dat na ontvangst van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, door het bevoegd gezag wordt beoordeeld of omtrent de aanvrager een integriteitadvies wordt gevraagd bij het Bureau BIBOB. Dit bureau ressorteert onder het ministerie van Justitie en is bevoegd om onderzoek te doen naar de antecedenten van de aanvrager -zowel natuurlijke als rechtspersonen- en naar de herkomst van de gelden waarmee het bouwproject wordt gefinancierd. Een negatief advies kan voor het bevoegd gezag aanleiding zijn de omgevingsvergunning te weigeren. Het vragen van een advies door het bevoegd gezag is facultatief. Indien een advies bij het Bureau BIBOB wordt gevraagd, schort de termijn voor de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen met maximaal acht weken op. Awb De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft algemene regels voor het rechtsverkeer tussen burger en overheid. Ook de rechtsbescherming tegen besluiten van de overheid is in de Awb opgenomen. De Awb is bij de voorbereiding van besluiten van belang voor de te volgen procedure. Dit geldt onder meer voor de gevallen waarin Afdeling 3.4 over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van toepassing is.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 7 3 van 2 55
Wro Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Invoeringswet Wro gaf aanleiding tot discussie over het al dan niet kunnen voortbestaan van enkele stedenbouwkundige voorschriften uit paragraaf 2.5 van dit hoofdstuk. Dit betreft het zgn. parkeerartikel (2.5.30), de toegangsweg (2.5.3; van belang voor voertuigen van hulpverleningsdiensten om een bouwwerk te kunnen bereiken) en de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (2.5.4). Twijfel bestaat of een even effectieve en flexibele regeling (parkeren) in een bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Besloten is dat artikel 9.1.4, vijfde lid van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking treedt. Het gevolg hiervan is dat de stedenbouwkundige voorschriften van dit hoofdstuk vooralsnog blijven bestaan. De artikelen 8, vijfde lid, 9 en 10 Woningwet blijven bestaan totdat het gemelde probleem is opgelost. WOB en de openbaarheid van gegevens aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ligt op grond van art. 3.8 Wabo voor een ieder ter inzage. Bij het indienen van een verzoek om een omgevingsvergunning voor het bouwen kan de aanvrager gemotiveerd verzoeken bepaalde gegevens niet openbaar ter inzage te leggen. De gegevens die op grond van de Wabo ter inzage liggen zijn de zakelijke gegevens die nodig zijn bij de beoordeling van het ingediende bouwplan. De gegevens die de gemeente inwint op grond van de Wet BIBOB liggen niet ter inzage. Deze gegevens hebben een persoonlijk karakter. Zij betreffen de antecedenten van de aanvrager, van degene die bouwt en van degene die in het te bouwen bouwwerk bepaalde activiteiten onderneemt. Deze gegevens zijn gevoelig voor misbruik en liggen niet ter inzage. Wabo De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) introduceert de omgevingsvergunning. De bouwvergunning en de sloopvergunning op grond van hoofdstuk 8 MBV maken deel uit van de omgevingsvergunning en worden in de MBV aangeduid als omgevingsvergunning voor het bouwen (art. 2.1Wabo) en omgevingsvergunning voor het slopen (art. 2.2, lid 1, onder a. Wabo). De Wabo heeft gevolgen voor de vergunningen en ontheffingen van de ouwverordening. De MBV is met de 13e serie van wijzigingen zgn. Wabo-proof gemaakt. De gefaseerde behandeling van een vergunningaanvraag en
de vergunningverlening zoals bekend onder de Woningwet, is ook onder de Wabo mogelijk ten aanzien van de omgevingsvergunning. Voorwaarden voor bouwafval in de omgevingsvergunning voor het bouwen Aan de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen voorwaarden worden verbonden over de wijze van scheiden in fracties, over het tijdelijk op de bouwplaats opslaan en over het afvoeren c.q. het zich ontdoen van het bouwafval. Deze voorwaarden dienen ter uitvoering van hetgeen is bepaald in artikel 4.11. Veelal is het nodig voor de fractie gevaarlijk afval aan te geven welke (chemische) stoffen niet bij elkaar mogen. Een voorwaarde voor de opslag kan betreffen het in een afgesloten ruimte bewaren van het afval. Voor de opslag en de afvoer kan gedacht worden aan een voorwaarde voor de verpakking. Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden Artikel 2. 1.5 Bodemonderzoek Inleiding De artikelen over het bodemonderzoek in de MBV hebben tot doel te bevorderen dat niet wordt gebouwd op verontreinigde grond. Artikel 2. 4.1 bevat het verbod tot bouwen op verontreinigde grond. Bij dit artikel is een uitvoerige toelichting geplaatst waarin de hele route van een bodemonderzoek wordt beschreven, de van toepassing zijnde normen en de relatie wordt aangeduid met de voorschriften uit de Woningwet en de Regeling omgevingsrecht. De hierna vermelde toelichting per artikellid is beknopt. Een uitvoeriger beschrijving van het hele proces staat vermeld in de toelichting bij artikel 2.4.1. Men gelieve beide toelichtingen in combinatie met elkaar te lezen. Lid 1 Uit de systematiek van NEN 5740 volgt dat voorafgaand aan het milieuhygiënisch bodemonderzoek eerst een vooronderzoek volgens NEN 5725 wordt uitgevoerd - ook wel historisch onderzoek genoemd - ten behoeve van het formuleren van de onderzoekshypothese en een eventuele onderverdeling van het terrein. Indien het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid uitwijst dat de locatie onverLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 74 van 2 55
dacht is, kan het bevoegd gezag op basis van het derde lid besluiten af te wijken van de verplichting tot het uitvoeren van het erkennend onderzoek. Letter c richt zich specifiek op het onderzoek naar asbest in de grond. Het bodemonderzoek volgens NEN 5740 is niet toereikend om asbest in grond te onderzoeken. Daartoe is de NEN 5707, uitgave 2003 ontwikkeld. Niet langer is in dit artikel geregeld bij welke instantie de burger een beoordeling van de onderzoeksopzet van het bodemonderzoek kan vragen. Thans wordt dit beschouwd als een interne organisatorische kwestie van de gemeente. De mogelijkheid om een dergelijke beoordeling te vragen kan nog steeds als dienstverlening aan de burger worden aangeboden. De gemeente maakt bekend dat en waar een dergelijke beoordeling kan plaatsvinden. Meestal is dit een afdeling of dienst milieu of een intergemeentelijke milieudienst dan wel een private organisatie/adviesbureau waaraan de gemeente bepaalde werkzaamheden heeft uitbesteed. Lid 3 In plaats van de ontheffing, die voorheen in dit lid stond, is nu een bevoegdheid tot het afwijken opgenomen. De afwijking vindt plaats door deze op te nemen in de omgevingsvergunning. Er komt geen afzonderlijk besluit tot het afwijken, geen beschikking. De omgevingsvergunning van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is er immers op gericht alles in één brede omgevingsvergunning te regelen. Lid 4 Bouwwerken met een beperkte instandhoudingstermijn kunnen velerlei zijn, van klein tot groot en voor een zeer divers gebruik. Vermelding van deze categorie betekent niet dat in alle gevallen kan worden afgeweken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport. De gemeente kan hiervoor beleid ontwikkelen. Lid 5 De strekking van dit lid is het tegengaan dat een bodemonderzoek plaatsvindt voordat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en eventueel ten gevolge van deze werkzaamheden een bodemverontreiniging optreedt die dan niet wordt gesignaleerd. Dit betekent dat het resultaat van een bodemonderzoek niet altijd kan worden overgelegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarom behoort dit onderzoek tot de bescheiden die ook later kunnen worden ingediend. Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde
bodem Artikel 2. 4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde grond Algemeen In het tweede lid, onder c, van artikel 8 van de Woningwet wordt aan de gemeenteraden de opdracht gegeven om in de bouwverordening voorschriften op te nemen over het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem. In het derde lid van genoemd artikel 8 is uitgewerkt op welke bouwwerken deze voorschriften betrekking dienen te hebben. Het woord ‘uitsluitend’ in de redactie van dit derde lid duidt erop dat aanvulling in de bouwverordening niet is toegestaan. De indieningsvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, waartoe het bodemonderzoek behoort, staan in de Regeling omgevingsrecht. De structuur is als volgt: Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen moet een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid worden overgelegd, aldus artikel 2.4 onder d. van de Regeling omgevingsrecht. Artikel 4. 4, lid 2 van het Bor bepaalt dat gegevens en bescheiden waarover het bevoegd gezag reeds beschikt, niet opnieuw behoeven te worden verstrekt. Dit geldt in beginsel ook voor gegevens die zijn verstrekt in de periode dat de Wabo nog niet in werking was getreden, en die als archiefbescheiden in bewaring worden gehouden als bedoeld in artikel 3 van de Archiefwet 1995. Uit het algemene bestuursrecht volgt dat het bevoegd gezag wel gehouden is de volledigheid en actualiteit te toetsen van de gegevens en bescheiden die de aanvrager niet bij de aanvraag verstrekt, omdat deze reeds in het bezit van het bevoegd gezag zijn. Indien blijkt dat de ingediende bescheiden (waaronder het bodemonderzoeksrapport) onvoldoende zijn en dit gebrek niet kan worden opgelost door het stellen van een voorwaarde bij de vergunningverlening, wordt de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de aard van het bouwplan daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag in een voorwaarde bij de omgevingsvergunning bepalen dat de desbetreffende gegevens en bescheiden alsnog moeten worden verstrekt voordat met de bouw mag worden begonnen. Tevens wordt hierbij een termijn gesteld en een exacte aanduiding welke gegevens en bescheiden worden verlangd, Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 75 van 2 55
aldus de Regeling omgevingsrecht.
garage bij een woning.
De gezondheidsrisico’s voor de mens bij het gebruik van het bouwwerk vormen in deze benadering het onderscheidend criterium. Veiligheid en gezondheid zijn immers sinds de invoering van de Woningwet in 1901 belangrijke grondslagen van de wet. Gelet op de uitgangspunten van de Woningwet, kan de schade voor het milieu geen motief zijn voor de voorschriften in de bouwverordening met betrekking tot het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Dit in tegenstelling tot de Wet bodembescherming waarbij het herstel van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant en dier centraal staat.
Bouwwerken die de grond niet raken
Met de inwerkingtreding van de Wabo is dit onderscheid minder van belang. Deze wet verenigt in een overkoepelend vergunningstelsel milieueisen, bouw- en sloopeisen. Zie artikel 6.2, sub c van de Wabo Bouwwerken bestemd voor het verblijf van mensen Wat verstaan moet worden onder ‘bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven’ wordt in de Memorie van toelichting bij de Wet tot wijziging van de Woningwet inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond (TK 1995-1996, 24 809, nr. 3) nader omschreven. Het betreft hier bouwwerken waarin dagelijks gedurende enige tijd dezelfde mensen verblijven, bijvoorbeeld om te werken of onderwijs te geven of te genieten. Bij ‘enige tijd’ moet gedacht worden aan een verblijfsduur van twee of meer uren per (werk)dag. Het gaat dus niet om een enkele keer twee of meer uren, maar om een meer structureel (over een langere periode dan één dag) twee of meer uren verblijven van dezelfde mensen in het gebouw. Gebouwen voor het opslaan van materialen of goederen, voor het telen of kweken van land- en tuinbouw producten alsmede gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals elektriciteitshuisjes en gebouwen voor de waterhuishouding of -zuivering, worden in de Memorie van toelichting genoemd als voorbeelden van bouwwerken waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven. De omstandigheid dat in deze bouwwerken wel eens mensen aanwezig zijn, bijvoorbeeld voor het verrichten van over het algemeen kort durende werkzaamheden, zoals onderhoudswerkzaamheden, maakt die gebouwen nog niet tot gebouwen die feitelijk zijn bestemd voor het verblijven van mensen. In de Nota naar aanleiding van het verslag (TK, 1997- 1996, 24809, nr. 5, p. 6) wordt naar aanleiding van kamervragen verder opgemerkt dat een recreatiewoning (in termen van het Bouwbesluit een logiesverblijf) onder het begrip ‘voortdurend of nagenoeg voortdurend verblijven van mensen’ valt, terwijl dit niet geldt voor een schuur of
Hierbij moet gedacht worden aan dakkapellen en het realiseren van een extra verdieping op een gebouw. De Memorie van toelichting noemt in dit kader ook vergunningplichtige inpandige verbouwingen, werkzaamheden aan een fundering of het maken van een kelder als voorbeeld. Indien de bouwwerkzaamheden gepaard gaan met een functiewijziging kan echter onverminderd bodemonderzoek worden geëist. Bevoegd gezag bij ernstig en niet-ernstig geval van bodemverontreiniging Burgemeester en wethouders zijn het bevoegde gezag voor de vraag of bij niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging mag worden gebouwd. Al dan niet onder de voorwaarde dat bepaalde voorzieningen worden getroffen. Indien sprake is van een ernstig geval van verontreinigde grond zijn gedeputeerde staten of burgemeester en wethouders van de gemeenten die daartoe zijn aangewezen (zie website ministerie VROM site: www.vrom.nl/pagina.html?id =24354&term=wet+bodembescherming; Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming) volgens de Wet bodembescherming het bevoegde gezag ten aanzien van de te nemen saneringsmaatregelen. Hoe werkt de verbodsbepaling in de praktijk Indien noch uit een bodemonderzoek noch op basis van een redelijk vermoeden kan worden gesteld dat sprake is van een ernstig geval van verontreiniging geldt er voor de omgevingsvergunning voor het bouwen geen aanhoudingsverplichting en moet het bevoegd gezag beslissen op de bouwaanvraag. Het feit dat geen sprake is van een ernstig geval van verontreiniging neemt echter niet weg dat toch sprake kan zijn van een verontreiniginggraad waarbij gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het bouwwerk. Hoewel het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen in deze gevallen ormeel kan weigeren, zal echter veelal volstaan kunnen worden met het stellen van aanvullende voorwaarden dat bepaalde voorzieningen worden getroffen. Zie hiervoor de toelichting onder artikel 2.4.2 van MBV. Voor gevallen met een ernstige bodemverontreiniging geldt een aanhoudingsverplichting totdat het bevoegde gezag als bedoeld in de Wet bodembescherming een saneringsplan Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 76 van 2 55
heeft goedgekeurd. Zodra het saneringsplan is goedgekeurd dient een beslissing te worden genomen op de bouwaanvraag. Ook in deze gevallen zal de vergunning in de regel verleend kunnen worden onder de voorwaarde dat vooruitlopend op de aanvang van de bouwwerkzaamheden, de op grond van het goedgekeurde saneringsplan noodzakelijke voorzieningen worden getroffen. Artikel 2. 4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging, waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag toch nog sprake is van een onaanvaardbare verontreiniginggraad, zijn meestal overzichtelijke gevallen. Op korte termijn en zonder de noodzaak van saneringsonderzoek is aan te geven op welke wijze het verontreinigingprobleem kan worden ondervangen. In dit soort niet ernstige gevallen hoeft de conclusie, dat het terrein verontreinigd is, niet te leiden tot weigering van de omgevingsvergunning voor het bouwen. In de voorwaarden van de omgevingsvergunning voor het bouwen kan aangegeven worden op welke wijze het terrein gesaneerd moet worden en - in relatie tot de bouw - op welk tijdstip. Als saneringsvoorwaarden valt te denken aan: • de voorwaarde, dat onder het bouwwerk een isolerende en dampremmende laag wordt aangebracht; • de voorwaarde, dat een bepaald deel van de bodem wordt afgegraven en afgevoerd, alsmede het aanbrengen van een schone bodemlaag; • de voorwaarde, dat een pompinstallatie ter zuivering van het grondwater wordt aangebracht en gedurende een aantal jaren na de totstandkoming van het bouwwerk in stand wordt gehouden. Er wordt op gewezen, dat sanering in deze gevallen in principe een verantwoordelijkheid van de aanvrager om omgevingsvergunning voor het bouwen is. Het kan in het belang van de aanvrager zijn, als deze bij het overleggen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen voor het bouwen op een verontreinigde bodem tevens aangeeft hoe deze de sanering denkt te laten plaatsvinden. Ook bouwaanvragen waarbij sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging kunnen op grond van dit artikel worden afgedaan. Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Algemeen Op 1 juli 2008 trad de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking ter vervanging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Invoeringswet Wro gaf aanleiding tot discussie over het al dan niet kunnen voortbestaan van enkele stedenbouwkundige voorschriften uit paragraaf 2.5 van dit hoofdstuk. Dit betreft het zgn. parkeerartikel (2.5.30), de toegangsweg (2.5.3; van belang voor voertuigen van hulpverleningsdiensten om een bouwwerk te kunnen bereiken) en de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (2.5.4). Twijfel bestaat of een even effectieve en flexibele regeling (parkeren) in een bestemmingsplan kan worden gerealiseerd. Besloten is dat artikel 9.1.4, vijfde lid van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking treedt. Het gevolg hiervan is dat de stedenbouwkundige voorschriften van paragraaf 5 van hoofdstuk 2 vooralsnog blijven bestaan. De artikelen 8, vijfde lid, 9 en 10 Woningwet blijven bestaan totdat het gemelde probleem is opgelost. Het parkeren regelen in een bestemmingsplan is nu ook mogelijk. Gemeenten die dit nu doen, kunnen hiermee door gaan. Voor zover planologische onderwerpen zijn geregeld in een bestemmingsplan, treedt voor die onderwerpen de bouwverordening terug (art. 9 Woningwet). Relatie stedenbouwkundige bepalingen en het bestemmingsplan Artikel 9 van de Woningwet is hier van groot belang. Dit betekent dat deze paragraaf van de MBV alleen dan geldt indien er geen bestemmingsplan voorhanden is, of indien het desbetreffende bestemmingsplan niet-vergelijkbare voorschriften van stedenbouwkundige aard bevat. Gedacht kan worden aan een slechts ten dele goedgekeurd bestemmingsplan, een globaal eindplan, een heel oud bestemmingsplan of een bestemmingsplan met een aantal gebreken. Soms is het moeilijk te bepalen of het desbetreffende bestemmingsplan exclusief wil zijn ten opzichte van de MBV. Sinds 1992 geeft de Woningwet wel enige duidelijkheid in art. 9, lid 2 (slot): ‘..., tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.’ Het primaat ligt bij het bestemmingsplan. De Woningwet gaat er echter eenvoudigweg van uit dat bestemmingsplannen voor wat dit onderwerp betreft volstrekt duidelijk zijn. Dit is echter niet altijd het geval. Indien er sprake is van onduidelijkheid zal een en ander van geval tot geval bekeken moeten worden. Is een van deze gevallen aan de orde, dan vullen de tedenbouwkundige bepalingen (inclusief het afwijken hiervan) uit de bouwverordening het bestemmingsplan aan. Alvorens in een concreet geval tot aanvullende werking van Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 7 7 van 2 55
de bouwverordening wordt geconcludeerd, dient een drieledige toets te worden uitgevoerd: a. bevat het bestemmingsplan voorschriften met betrekking tot een onderwerp dat tevens in de bouwverordening wordt gereguleerd? Luidt het antwoord ontkennend, dan dient vervolgens de vraag te worden gesteld of, b. het bestemmingsplan aanvullende werking van de bouwverordening ten aanzien van het desbetreffende, niet in het bestemmingsplan gereguleerde, onderwerp expliciet uitsluit. Luidt ook het antwoord op deze vraag ontkennend, dan dient ten slotte te worden bezien of, c. de voorschriften van de bouwverordening niet overeenstemmen met de voorschriften van het bestemmingsplan, in die zin dat aanvullende werking van de bouwverordening tot gevolg heeft dat de gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, geheel of nagenoeg geheel teniet worden gedaan. Is dit het geval, dan dient aanvullende werking van de bouwverordening alsnog op grond van artikel 9, eerste lid van de Woningwet te worden afgewezen. Wet ruimtelijke ordening (Wro) De Wro en de Invoeringswet Wro hebben gevolgen voor paragraaf 2.5. van de bouwverordening. In de algemene toelichting bij hoofdstuk 2 onder Wro is hierop ingegaan. In het bijzonder ten aanzien van de artikelen 3.5.3 (Bereikbaarheid bouwwerken voor wegverkeer; brandblusvoorzieningen), 2.5.3A ( Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten) en 2.5.30 (parkeren) wijzen wij op het uitstel van de inwerkingtreding van artikel 9.1.4, vijfde lid Invoeringswet Wro. Zoals uit de eerder vermelde toelichting blijkt, blijven deze artikelen vooralsnog in de MBV bestaan. Artikel 2. 5.2 Anti-cumulatiebepaling Deze bepaling dient om te voorkomen dat, indien in de bouwverordening dan wel in een bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Deze bepaling blijkt vooral in het buitengebied betekenis te hebben. Artikel 2. 5.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer Lid 1 Het onderhavige voorschrift spreekt over ‘een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd’, omdat met
name ziekenauto’s en brandweerauto’s niet alleen gebouwen moeten kunnen bereiken, maar ook bepaalde bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals de tribunes van sportvelden. Indien de maat in het eerste lid door de gemeenteraad op 10 meter wordt bepaald, dan correspondeert deze met de maat, bij overschrijding waarvan - ingevolge artikel 5, lid 4 van de Postregeling 2009 dat op artikel 20 van de Postwet 2009 berust - een brievenbus aan het tuinhek moet worden aangebracht in plaats van aan de voordeur, een zgn. buitenbus. De maat van 10 meter verdient uit een oogpunt van brandbestrijding eveneens de voorkeur, omdat anders de lengte van de blusslangen te groot wordt. Indien een bouwplan niet voorziet in de aanleg van een verbindingsweg in de zin van het eerste lid, moet de omgevingsvergunning voor het bouwen worden geweigerd. Eventueel kan de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend met de voorwaarde dat met bouwen pas mag worden begonnen, wanneer de totstandkoming van een weg die aan de eisen voldoet, voldoende is gewaarborgd. Een en ander kan betekenen dat de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen eerst moet zorgen dat hij beschikt over een toestemming tot aanleg van de verbindingsweg en/of het aansluiten ervan op het wegennet. Een publiekrechtelijke regeling (met een meldingsplicht voor het aanleggen van wegen door particulieren) is opgenomen in het VNG-model voor de algemene plaatselijke verordening (APV). Eventueel kan ook een privaatrechtelijke toestemming tot aansluiten vereist zijn; een dergelijke toestemming tot uitwegen is - gelet op artikel 14 van de Wegenwet - niet nodig voor het aansluiten, c.q. uitwegen op openbare wegen. Lid 2 De breedte van de verbindingsweg en zijn bermen is afgestemd op het gebruik door gangbare vrachtauto’s, zoals verhuisauto’s, vuilnisauto’s, brandweerauto’s e.d., zonder dat deze elkaar behoeven te kunnen passeren. De eis voor het draagvermogen van de verharding en een eventuele brug over een sloot of iets dergelijks is eveneens afgestemd op het gebruik door genoemde gangbare vrachtauto’s. Lid 4 Opstelplaatsen voor blusvoertuigen behoren in voldoende aantal te worden aangebracht, al naar gelang de grootte van het bouwwerk. Zulke opstelplaatsen behoeven echter niet te worden verLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 78 van 2 55
hard, indien de plaatselijke brandweer over blusvoertuigen voor terreingebruik beschikt. Lid 5 De openbare bluswatervoorziening is geregeld op grond van artikel 1 van de Brandweerwet 1985. B&W hebben de zorg voor de openbare (brand)veiligheid en zijn op grond van deze wet verantwoordelijk voor de openbare bluswatervoorziening. De gemeente zelf moet hierin voorzien. In de bouwverordening staat dat bij gebrek aan een openbare bluswatervoorziening (de bouwer) moet zorg dragen voor een niet openbare bluswatervoorziening. Te denken valt aan een huisje op de hei. In zo’n geval kan van de gemeente geen bluswaterleiding worden gevraagd, dit gaat de zorgplicht te boven. De bouwer moet dit zelf regelen. Artikel 2. 5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten Het onderhavige artikel is complementair aan de bepalingen van het Bouwbesluit die betrekking hebben op de toegankelijkheid van gebouwen. In genoemde bepalingen is tevens geregeld, wanneer de eigenlijke toegang van een gebouw over een hellingbaan moet beschikken. Artikel 2. 5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn Het bepaalde onder b kan desgewenst variëren naar gelang van de zone waarin de weg is gelegen. Ook kan per zone een vaste maat worden genoemd. Indien in gebieden van de gemeente waarvoor geen bestemmingsplan geldt, wegen zouden voorkomen van meer dan 30 meter breed zonder bestaande bebouwing, dan verdient het de voorkeur om het onder b bepaalde als volgt te redigeren: b langs een wegbreedte waarlangs geen bebouwing, als onder a bedoeld, aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: • bij een wegbreedte van ten minste 30 meter de lijn gelegen op een afstand van de halve wegbreedte, gemeten uit de as van de weg; • bij een wegbreedte die minder dan 30 meter, maar ten minste 10 meter bedraagt, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; • bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. Artikel 2. 5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Hoewel het begrip ‘rooilijn’ algemeen gedefinieerd wordt als ‘de lijn die - behoudens toegelaten afwijkingen – bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden’, is - om misverstand te voorkomen - een direct verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn opgenomen. Vergunningvrije bouwwerken worden niet getoetst aan het bestemmingsplan, zie art. 3.25 Wro. Artikel 2. 5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn Door de verruiming van de categorie vergunningvrije bouwwerken kan in toenemende mate samenloop ontstaan tussen vergunningvrije en vergunningplichtige werken. In onderdeel a komt de keuze tot uitdrukking voor de ‘totaal- benadering’ zoals die ook uit de wetsgeschiedenis is af te leiden. Dit betekent dat een vergunningvrij bouwwerk niet vergunningvrij is als het onderdeel uitmaakt van een (meeromvattend) vergunningplichtig bouwplan. Deze ‘totaal-benadering’ houdt echter niet in dat de vergunning dan ook mag worden geweigerd louter op dat onderdeel dat op zichzelf beschouwd vergunningvrij zou zijn. In geval van samenloop gaat het zwaarste regime voor, maar zonder dat daarmee de essentie van vergunningvrij bouwen wordt aangetast (TK, 1999-2000, 26 734, nr. 6, p. 18). De redenering is, dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk aangebracht kunnen worden als vrij bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn hierop van toepassing te laten zijn. De voor dit artikel van belang zijnde beperking, die artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht kent betreft een uitbreiding van het bebouwd oppervlak. Bij het aanbrengen van de daar bedoelde veranderingen mag er geen sprake zijn van een uitbreiding van het bebouwd oppervlak. Elke vergroting van een bouwwerk, waardoor een bestaande afwijking van de rooilijnvoorschriften zou toenemen, blijft dus vergunningplichtig. Zie de figuren 1 en 2 in de bijlage die bij deze Toelichting behoort. De bedoelde figuren illustreren dat in het algemeen als veranderingen, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, kunnen worden beschouwd: 1. uittreksels die lager aangebracht worden dan 2,20 m boven straatpeil, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 79 van 2 55
dan 0,20 m overschrijden, bij voorbeeld gevelversieringen, waaronder pilasters en gevellijsten, plinten, enigszins uitstekende schoorsteenwanden en hemelwaterafvoeren; 2. uitsteeksels die hoger aangebracht worden dan 2,20 m boven straatpeil, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 0,50 m overschrijden, bij voorbeeld gevelversieringen zoals kroonlijsten, dakoverstekken, dakgoten, uithangbordjes en kleine luifels. Indien uitsteeksels aan gebouwen de voorgevelrooilijn verder overschrijden dan hiervoor onder 1 en 2 aangegeven, zal het bevoegd gezag dus in het algemeen overwegen daartegen repressief op te treden. Indien in een bestemmingsplan geen eigen regeling op het gebied van rooilijnen, toelaatbare bouwhoogte e.d. is opgenomen, maar ter zake de artikelen 2.5.1 t/m 2.5.30 van de bouwverordening van kracht zijn verklaard, dan verdient het aanbeveling om onderdeel a van artikel 2.5.7 aan te vullen met de tekst van de voorgaande punten 1 en 2 (minus de voorbeelden) onder tussenvoeging van de woorden ‘, te weten:’. Artikel 2. 5.8 Vergunningverlening in af wijking van het verbod tot overschijding van de voorgevelrooilijn Naast de afwijkingsmogelijkheden bedoeld in artikel 2.5.8 kent artikel 2.5.29 nog de mogelijkheid van afwijking voor het geval, dat er geen bestemmingsplan of beheerverordening in voorbereiding is en geen van de omstandigheden als genoemd in art. 3.3 Wabo aan de orde is. Lid 1, ad b Deze bepaling maakt het mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn als het gaat om het op eigen voorterrein plaatsen van beeldhouwwerk, vitrines e.d. Artikel 2. 5.9 Bouwen op de weg Artikel 2. 5.9 is afgestemd op artikel 2, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De vermelding van artikel 2, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht in artikel 2.5.9 is vooral van belang om het misverstand, dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken, die als vrij bouwen genoemd zijn in artikel 2, Bijlage II, Besluit omgevingsrecht uit te sluiten. Zie voor het bouwen over de weg overigens artikel 2.5.8. Artikel 2. 5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn.
Afschuining van straathoeken Lid 4, onder a Bij deze afwijking van het bouwverbod kan worden gedacht aan bijvoorbeeld complexen van bij elkaar behorende gebouwen, zoals kazernes, ziekenhuizen en gevangenissen vallen. Lid 4, onder f Hieronder vallen bij voorbeeld aangebouwde garages, terugliggende zolderverdiepingen e.d. Lid 4, onder g Deze afwijking van het bouwverbod is in het algemeen van toepassing voor gebouwen, die een ruim voorterrein vragen. Artikel 2. 5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn Zie de figuren 3 t/m 12, in de bij deze Toelichting behorende bijlage. Lid 1, onder a Deze bepaling kan voor langgerekte, taps toelopende bouwblokken tot achtergevelrooilijnen in het smalle deel van het bouwblok leiden die elkaar dicht naderen. Dit behoeft echter geen bezwaar te vormen, omdat artikel 2.5.21 de bouwhoogte dan evenredig beperkt. Artikel 2. 5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn Hoewel het begrip ‘rooilijn’ algemeen wordt gedefinieerd als ‘de lijn die - behoudens toegelaten afwijkingen – bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevelrooilijn) niet mag worden overschreden’, is - om misverstand te voorkomen - een direct verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn opgenomen. Het geheel achter de achtergevelrooilijn bouwen moet overigens opgevat worden als een - verboden - overschrijding van de achtergevelrooilijn. Indien gebouwd wordt aan of bij een beschermd monument of in een van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht, zijn normaliter vergunningvrije bouwwerken bij wijze van uitzondering vergunningplichtig op grond van artikel 5, Bijlage II van het Bor. Zie tevens artikel 2.5.14, lid l.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 8 0 van 2 55
Artikel 2. 5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn Artikel 2. 5.13 is afgestemd op bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. De redenering is dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk vergunningvrij aangebracht kunnen worden artikel 2, Bijlage II van het Bor met overschrijding van de achtergevelrooilijn. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om vergunning, is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn hierop van toepassing te laten zijn. Zie tevens de twee laatste zinnen van de toelichting op artikel 2.5.7. Artikel 2. 5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn Naast de afwijkingsmogelijkheden in het onderhavige artikel 2.5.14 kent artikel 2.5.29 nog de mogelijkheid tot afwijking in zeer speciale gevallen. Artikel 2. 5.14 is afgestemd op artikel 2, Bijlage II van het Bor. De vermelding hiervan is vooral van belang om het misverstand dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken die vergunningvrij zijn, uit te sluiten. Wanneer ingevolge de bepalingen van dit artikel wordt afgeweken van het verbod de achtergevelrooilijn te overschrijden, dient artikel 2.5.2 in acht te worden genomen, mede in het belang van omwonenden. Voorts ware er aandacht aan te besteden, of een bouwwerk voor de brandweer bereikbaar moet blijven. Ad a en g Voor deze bedrijven kan tot op zekere hoogte tegemoet worden gekomen aan op bedrijfstechnische gronden gebaseerde verlangens. Met de onder g bedoelde bouwstrook (of bouwblok), geheel of overwegend handels- of industrieterrein omvattend, wordt niet beoogd een bouwstrook (of bouwblok) met winkelbebouwing. Artikel 2. 5.15 Erf bij woningen en woongebouwen Het erf, bedoeld in dit voorschrift, mag niet worden verward met de ‘buitenruimte’ in de zin van het Bouwbesluit.
Naleving van het onderhavige voorschrift houdt tevens in het ruimschoots voldoen aan het bepaalde in artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, want in laatstgenoemde burenrechtbepaling wordt een maat van 2 meter voorgeschreven als minimumafstand tussen de erfgrens en muren waarin vrijelijk ramen mogen worden aangebracht. Het vrijelijk ramen in de achtergevel kunnen aanbrengen is tevens het motief voor het bepaalde in het eerste lid, onder b. Het (gedeeltelijk) samenvallen van de achtergevel met de erfgrens vormt hiervoor immers een beletsel. Lid 3 b, onder 1 Deze afwijkingsmogelijkheid is onder meer bedoeld voor patiowoningen. Lid 3 b, onder 2 Indien één van de in dit lid genoemde situaties zich voordoet en er dus open ruimte achter een gebouw is, zij het dat deze niet bij het gebouw behoort en het gebouw overigens over voldoende ‘uitloop’ beschikt, zou kunnen worden afgeweken van de voorgeschreven erfgrootte. Lid 3 b, onder 3 Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een betering van de bestaande toestand zal een verkleining van het erf tot geringere oppervlakte dan volgens dit artikel is vereist slechts aanvaardbaar zijn ten behoeve van het opheffen van onbevredigende situaties in het gebouw waarvoor binnen het gebouw geen oplossing kan worden gevonden. In die gevallen zal een verbetering van het gebouw tegen een verslechtering van het erf moeten worden afgewogen. Hiertoe zal in het bijzonder aandacht moeten worden geschonken aan de functie van het erf als onderdeel van de vluchtweg bij brand en aan de bereikbaarheid van het pand door de brandweer. Artikel 2. 5.16 Erf bij overige gebouwen Naleving van het onderhavige voorschrift houdt tevens in het voldoen aan het bepaalde in artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, want in laatstgenoemde burenrechtbepaling wordt een maat van 2 meter voorgeschreven als minimumafstand tussen de erfgrens en muren waarin vrijelijk ramen mogen worden aangebracht. Lid 2, onder a en b Wanneer wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, moet onder meer rekening worden gehouden met de ligging in het gebouw van eventuele dienstwoningen. Bovendien dient onderscheid te worden gemaakt tussen de gevalLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 81 van 2 55
len, waarin het gaat om een bouwblok of een bouwstrook waarin geen woningen voorkomen en een bouwblok waarin bij voorbeeld naast bedrijfsgebouwen ook woningen voorkomen. Indien de laatste omstandigheid zich voordoet zal minder ver worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid, dan in het andere geval.
Het eerste lid strekt tot bescherming van het vergunningplichtige bouwwerk en de veiligheid van de bewoners of gebruikers daarvan. Het tweede lid ziet meer op de openbare veiligheid. De ondergrondse hoofdtransportleiding kan zowel dienen voor elektriciteit als voor aardgas, olie, chemische producten e.d.
Artikel 2. 5.17 Ruimte tussen bouwwerken
Omdat het wenselijk is om van geval tot geval te kunnen bepalen in hoeverre het bouwen nabij hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen toelaatbaar is en zo ja, onder welke voorwaarden, is het artikel geredigeerd als een verbod, waarvan eventueel kan worden afgeweken. Redenen om af te wijken zullen in het algemeen zijn gericht zowel op de veiligheid van de gebruikers van het bouwwerk als op het voorkomen van storingen in de goede werking van de lijnen en leidingen ten gevolge van de bouw en de aanwezigheid van het bouwwerk.
Deze bepaling is bedoeld om het ontstaan van smalle ontoegankelijke open ruimten tussen gebouwen op aangrenzende terreinen te voorkomen, omdat deze aanleiding tot hinder door vervuiling kunnen geven. De bepaling kan zowel worden nageleefd door gebouwen tegen elkaar aan te plaatsen als door een tussenruimte van meer dan een meter breedte te realiseren. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de smalle open ruimte voldoende voor onderhoud bereikbaar is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een opening in de zijgevel van het gebouw. Artikel 2. 5.18 Erf- en terreinafscheidingen Artikel 5:48 van het Burgerlijk Wetboek geeft iedere terreineigenaar het recht om zijn erf te omheinen. Uiteraard moet hij daarbij de eventuele beperkingen in de gemeentelijke voorschriften in acht nemen. Laatstgenoemde voorschriften spelen echter meestal slechts een bescheiden rol, want een erfafscheiding is in principe een vergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2, Bijlage II, Bor, althans indien de daarin vermelde beperkingen ten aanzien van onder meer de hoogtematen in acht worden genomen. Hogere erfafscheidingen vallen vanzelfsprekend onder de vergunningplicht en behoeven derhalve preventieve toetsing aan de voorschriften van het bestemmingsplan of het onderhavige artikel van de bouwverordening. Eventueel kan het bevoegd gezag op grond van het tweede lid van laatstgenoemd artikel de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het verbod als bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan gedacht worden aan het bouwen van bijvoorbeeld een gevangenismuur of een hek ter omheining van een terrein dat geen erf, behorend bij een gebouw, is. Zie artikel 2.76 van het Bouwbesluit voor de toelaatbare draairichting van beweegbare delen van erf- en terreinafscheidingen. Artikel 2. 5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Indien het onderhavige artikel moet worden toegepast, verdient het aanbeveling om overleg te plegen met de beheerder van de hoogspanningslijn of de hoofdtransportleiding. Langs privaatrechtelijke weg heeft menige eigenaar / beheerder een recht van opstal gevestigd, als bedoeld in artikel 5, lid 3, sub b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Meestal betreft dit een gebied van 2 x 30 meter, dus een strook van 60 meter, waar niet mag worden gebouwd, met uitzondering van bepaalde bouwwerken zoals installaties e.d. Indien in het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft een dergelijk recht van opstal is gevestigd - zie hiervoor het kadaster - dan geldt de daarin vastgelegde afstand en heeft een geringere afstand in een bestemmingsplan geen betekenis. In veel bestemmingsplannen zijn voor uiteenlopende doeleinden zones vastgelegd, die elkaar (deels) kunnen overlappen. Artikel 2. 5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn Alternatief 1 Dit en de volgende artikelen bevatten een samenhangend stelsel van voorschriften voor de maximumhoogten van bouwwerken in relatie tot de afstanden tot tegenoverliggende bouwwerken. Voor de duidelijkheid is aangegeven, dat het stelsel alleen voor vergunningplichtige bouwwerken is bedoeld. Het stelsel is niet alleen gericht op stedenbouwkundige ordening, maar ook op voldoende toetredingsmogelijkheden voor licht en lucht. Gezien de vaste fysische gegevenheden op het gebied van met name Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 82 van 2 55
de daglichttoetreding is dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de maximumhoogten in de voor- en in de achtergevelrooilijn. Tevens wordt in het voorschriftenstelsel de onderste meter boven straatpeil van eventuele raamoppervlakten bij de bepaling van aanvaardbare belemmeringhoeken voor de daglichttoetreding buiten beschouwing gelaten, omdat de desbetreffende glasgedeelten praktisch geen lichtopbrengst leveren en zich grotendeels beneden de gebruikelijke vensterbankhoogte bevinden. (De belemmeringhoek in een stedenbouwkundig (straat)profiel is te definiëren als de hoek tussen de onderste glaslijn van het beschouwde gebouw en de bovenkant van de tegenoverliggende bebouwing.) Met het oog op de in het algemeen wenselijke stedenbouwkundige ordening is wel gedifferentieerd naar bebouwingsdichtheden voor enerzijds de bebouwde kom (belemmeringhoek: maximaal 45 graden) en anderzijds daarbuiten (belemmeringhoek: maximaal 37 graden). Zie de figuren 12, 13 en 14 in de bij deze Toelichting behorende bijlage. Een voorgevelrooilijn kan ontbreken op de plaatsen, waar bij voorbeeld een vaart, een gracht, een park of een plantsoen langs de weg ligt. Veelal zal een tegenoverliggende rooilijn dan te ver weg liggen om een beperkende invloed op de maximumhoogte van het bouwwerk te hebben. Langs een smalle gracht is dit echter niet ondenkbaar (zie figuur 15). Een plaatselijke onderbreking van een voorgevelrooilijn komt bij voorbeeld voor bij de uitmonding van een dwarsweg (dwarsstraat) (zie figuur 16). Alternatief 2 Dit en de volgende artikelen bevatten een samenhangend stelsel van voorschriften voor de maximumhoogten van bouwwerken in relatie tot de afstanden tot tegenoverliggende bouwwerken. Voor de duidelijkheid is aangegeven, dat het stelsel alleen voor vergunningplichtige bouwwerken is bedoeld. Het stelsel is niet alleen gericht op stedenbouwkundige ordening, maar ook op voldoende toetredingsmogelijkheden voor licht en lucht. Gezien de vaste fysische gegevenheden op het gebied van met name de daglichttoetreding is dan ook geen onderscheid gemaakt tussen de maximumhoogten in de voor- en in de achtergevelrooilijn. Tevens wordt in het voorschriftenstelsel de onderste meter boven straatpeil van eventuele raamoppervlakten bij de bepaling van aanvaardbare belemmeringhoeken voor de daglichttoetreding buiten beschouwing gelaten,
omdat de desbetreffende glasgedeelten praktisch geen lichtopbrengst leveren en zich grotendeels beneden de gebruikelijke vensterbankhoogte bevinden. (De belemmeringhoek in een stedenbouwkundig (straat)profiel is te definiëren als de hoek tussen de onderste glaslijn van het beschouwde gebouw en de bovenkant van de tegenoverliggende bebouwing.) Met het oog op de in het algemeen wenselijke stedenbouwkundige ordening is wel gedifferentieerd naar bebouwingsdichtheden voor enerzijds de bebouwde kom (belemmeringhoek: maximaal 45 graden) en anderzijds daarbuiten (belemmeringhoek: maximaal 37 graden). Zie de figuren 12, 13 en 14 in de bij deze Toelichting behorende bijlage. Ten behoeve van een - soms gewenste - aanvullende werking van de onderhavige bouwverordeningsvoorschriften ten opzichte van vooral globale bestemmingsplannen zonder uitwerkingsverplichting is in een verdere differentiatie voor de bebouwde kom voorzien, zodat bij voorbeeld verschil kan worden gemaakt tussen grootstedelijke binnenstadsgebieden (belemmeringshoek: 60 graden) en de overige delen van de bebouwde kom. Zie figuur 14. Artikel 2. 5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn Zie ook de toelichting op artikel 2.5.20. Alternatief 1 Lid 2 De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn in een bouwblok, waarin de achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17 nader toegelicht, waarbij a, a1 enz. de voor de bouwhoogte in rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen is. Het komt voor dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die te ondiep zijn voor twee tegenover elkaar gelegen bouwstroken, de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt. De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in de plaats van de ontbrekende tegenovergelegen achtergevelrooilijn (zie figuur 18). Lid 4 Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd gebied of anderszins - niet op straatpeil liggen, leidt bepaling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn op de in het eerste t/m derde lid voorgeschreLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 83 van 2 55
ven wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in verband met het feit dat krachtens het bepaalde in artikel 2.5.26 bij het bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden gemeten. Ter ondervanging van het genoemde bezwaar is het onderhavige vierde lid opgenomen. Alternatief 2 Lid 2 De wijze van vaststelling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn in een bouwblok, waarin de achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, is in figuur 17 nader toegelicht, waarbij a, a1 enz. de voor de bouwhoogte in rekening te brengen afstand van de achtergevelrooilijnen is. Het komt voor, dat bij tussen twee wegen gelegen terreinen, die te ondiep zijn voor twee tegenover elkaar gelegen bouwstroken, de tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt. De langs de andere weg liggende voorgevelrooilijn treedt dan in de plaats van de ontbrekende tegenovergelegen achtergevelrooilijn (zie figuur 18). Lid 4 Bij achterterreinen die - door de ligging in geaccidenteerd gebied of anderszins - niet op straatpeil liggen, leidt bepaling van de bouwhoogte in het verticale vlak door de achtergevelrooilijn op de in het eerste t/m derde lid voorgeschreven wijze niet tot de juiste hoogte-diepteverhouding van het binnenterrein van gesloten bouwblokken. Dit mede in verband met het feit dat krachtens het bepaalde in artikel 2.5.26 bij het bouwen aan een weg ten opzichte van het straatpeil moet worden gemeten. Ter ondervanging van het genoemde bezwaar is het onderhavige vierde lid opgenomen. Artikel 2. 5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover achtergevelrooilijn
Artikel 2. 5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen Alternatief 1 Lid 2 De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de hoogte-diepteverhouding uit het eerste lid van artikel 2.5.22. Alternatief 2 Lid 2 De hier genoemde hoek van 56 graden correspondeert met de hoogte-diepteverhouding uit het eerste lid van artikel 2.5.22. Artikel 2. 5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken Alternatief 1 De maximumbouwhoogte van 15 meter komt - bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 5 à 5,5 bouwlaag. Alternatief 2 De maximumbouwhoogte van 26 meter correspondeert met de belemmeringhoek van 60 graden, genoemd in artikel 2.5.23, en de hoogte-diepteverhouding van 1,7, genoemd in de artikelen 2.5.20 en 2.5.21. Bovendien komt de maximumbouwhoogte van 26 meter bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte overeen met 9 à 9,5 bouwlaag. De maximumbouwhoogte van 15 meter komt - eveneens bij een in de woningbouw gebruikelijke verdiepingshoogte - overeen met 5 à 5,5 bouwlaag.
Zie figuur 19. Lid 2 Indien uit het bepaalde in het eerste lid voor een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn een lagere hoogte volgt dan voor de - op die zijgevel aansluitende - voorgevel toelaatbaar is dan kan het in overigens verlichtingstechnisch gunstige omstandigheden verantwoord zijn om af te wijken van de in het eerste lid bepaalde maximale hoogte voor het laten optrekken van de zijgevel tot de hoogte van de voorgevel.
Indien wordt gebouwd op, bij of aan een beschermd monument of een van rijkswege beschermd stad- en dorpsgezicht, zijn normaliter vergunningvrije bouwwerken bij wijze van uitzondering wel vergunningplichtig op grond van artikel 5, Bijlage II van het Bor. Zie tevens artikel 2.5.28, sub l. Artikel 2. 5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen Het onderhavige artikel wordt vooral gehanteerd voor Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 8 4 van 2 55
bouwwerken op binnenterreinen van gesloten bouwblokken. Een zadeldak is een dak, bestaande uit twee schuine vlakken die elkaar in het hoogste punt snijden, de zgn. nok, en vandaar beide naar beneden lopen tot hun goot. Artikel 2. 5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken Zie artikel 1.1 voor de definitie van ‘straatpeil’.
geur van vroegere voorschriften hoger is dan thans is toegelaten. Door de afwijking van de toegestane bouwhoogte kan dan een gaaf straatbeeld worden verkregen. Artikel 2. 5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
Ad a De strekking van dit voorschrift is, dat bij een eenmaal gerealiseerd bouwwerk bepaalde onderdelen aan een bouwwerk aangebracht kunnen worden als vrij bouwen met overschrijding van de toegelaten hoogte. Ingeval deze onderdelen deel uitmaken van de aanvraag om een omgevingsvergunning om te bouwen is het niet logisch om het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn hierop van toepassing te laten zijn.
Artikel 2. 5.29 MBV is, in relatie met de overige stedenbouwkundige afwijkingen uit dit hoofdstuk, te vergelijken met de relatie tussen enerzijds de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking en anderzijds de afwijkingsregels die zijn gelegen buiten het bestemmingsplan. Paragraaf 2.5 MBV is te beschouwen als een bestemmingsplan vervangende regeling met derhalve ook de behoefte aan regels inzake afwijking wanneer nieuw ruimtelijk beleid wordt voorbereid. Bedoeld is een net zo eenvoudige afwijkingsregeling voor bouwen en gebruiken te hebben voor de verplichtingen uit de stedenbouwkundige eisen van de bouwverordening als van die uit een bestemmingsplan.
Ad b Deze niet-vantoepassingverklaring geldt uiteraard, mits de te vernieuwen of te veranderen delen niet worden verhoogd. Dit zou namelijk de vergroting van een bouwwerk betreffen. Voor de vergroting van een bouwwerk zijn de artikelen 2.5.20 t/m 2.5.24 onverkort van toepassing, tenzij wordt afgeweken ingevolge artikel 2.5.28, onder e.
Sub a. Wellicht ten overvloede is hier nogmaals vermeld dat deze bepaling alleen van toepassing is indien er geen bestemmingsplan, beheersverordening of projectbesluit van kracht is. Aangezien er dan geen strijd kan zijn met een bestemmingsplan, vloeit uit art. 3.10 Wabo dat de reguliere procedure van 3.9 Wabo van toepassing is.
Artikel 2. 5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte
Sub b. aanhoudingsvoorwaarden uit art. 3.3 Wabo De aanvraag om een omgevingsvergunning moet in een aantal gevallen worden aangehouden. In art. 3.3 Wabo wordt bepaald wanneer daarvan sprake is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er geen reden is de aanvraag te weigeren, maar er voor de dag van aanvraag een bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd of een voorbereidingsbesluit in werking is getreden. In een dergelijke situatie vervallen de stedenbouwkundige bepalingen uit de MBV, waaronder deze.
Artikel 2. 5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
De vermelding van artikel 3, onderdeel 7 en artikel 2, onderdelen 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vooral van belang om het misverstand, dat de bouwverordening ook betekenis zou hebben voor zaken, die als vrij bouwen genoemd zijn in artikel 2.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor), uit te sluiten. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden uit dit lid dient bijzondere aandacht te worden besteed aan het bepaalde in de artikel 2.5.2. Daarbij kunnen ook welstandsoverwegingen worden betrokken. Ad e, onder 1 Afgeweken zou kunnen worden wanneer het een gebouw betreft, dat aansluit bij bestaande bebouwing, die onder vi-
Sub c. Welk toekomstig ruimtelijk beleid is zoal relevant? Voor een afwijking als bedoeld in dit artikel geldt zoals voor alle besluiten de eis van een voldoende motivering (art. 3:46 Awb). Deze motivering zal in het onderhavige geval in ieder geval betrekking moeten hebben op toekomstig planologisch beleid. Daarom is hier expliciet de eis opgenomen dat het bouwplan waar wordt afgeweken van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte ‘in overeenstemming is met Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 8 5 van 2 55
in voorbereiding zijnd ruimtelijk beleid’. ‘Vastgesteld en bekendgemaakt ruimtelijk beleid’ is een mogelijkheid om de afwijking te onderbouwen. Denk bijvoorbeeld aan een structuurplan, structuurvisie of -nota, beleidsnota, beleidsregels (een nota dakkapellen, bijgebouwen e.d.) en een sectorale nota. Zoals uit het gestelde bij sub b. blijkt, vallen hieronder niet de situaties zoals vermeld in art. 3.3 Wabo, zoals bijvoorbeeld een ter inzage gelegd ontwerpbestemmingsplan. Ook een vastgesteld voorbereidingsbesluit voor bijvoorbeeld een bouwlocatie kan daarom geen basis vormen. Sub d. De activiteit mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt aangesloten bij de terminologie dit wordt gebruikt en de betekenis die daaraan wordt toegekend in de Wabo. Bij dat begrip wordt rekening gehouden met milieu, cultuurhistorische, ecologische en natuurlijke en landschappelijke waarden. Voor wat betreft de milieuwaarden zijn de afstanden ten opzichte van hinderveroorzakende activiteiten dan van groot belang. De relevante afstanden treft u aan in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Sub e. In het kader van een goede motivering wordt hier gevraagd om een goede ruimtelijke onderbouwing. Ook hier is aangesloten bij de terminologie uit de Wabo. Artikel 2. 5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen Algemeen Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) behoort het onderwerp parkeren te worden geregeld in de (nieuwe) bestemmingsplannen. Als uitwerking hiervan is in artikel 8.17 van de Invoeringswet Wro bepaald dat artikel 8, vijfde lid van de Woningwet vervalt. In verband met wetstechnische problemen is besloten dit deel van de Invoeringswet Wro vooralsnog niet in werking te doen treden. Een nieuwe datum van inwerkingtreding is niet bepaald. Dit betekent dat onder meer het ‘parkeerartikel’ uit de bouwverordening blijft bestaan, ook indien op grond van de nieuwe Wro een bestemmingsplan wordt vastgesteld, waarin niet is voorzien in een regeling over het parkeren.
Alternatief 1 Lid 1 Het eerste lid kan de gemeenteraad vaststellen voor die delen van de bebouwde kom die kunnen worden aangeduid als zogenaamde best ontsloten locatie(s). Lid 2 Het onderhavige voorschrift behelst het zogenaamde ingroeimodel. Hieronder wordt verstaan het openhouden van de mogelijkheid om in te spelen op toekomstige verbeteringen in de bereikbaarheid per openbaar vervoer, namelijk doordat de gemeente op het moment van realisatie van de bedoelde verbetering kan overgaan tot de verwijdering van de aanvullende parkeerplaatsen op de openbare weg (of op ander gemeentelijk terrein) nabij het betrokken gebouw. Lid 3 Het is niet alleen zeer moeilijk - bij de toepassing van het eerste lid - aan te geven, wat in algemene zin het maximumaantal parkeerplaatsen op het terrein van een te bouwen (of een te verbouwen) pand dient te zijn, maar ook - bij de toepassing van het onderhavige lid - wat in algemene zin een niet te overvloedig minimumaantal parkeerplaatsen dient te zijn. De daarom ook in dit geval per omgevingsvergunning voor het bouwen te bepalen normstelling hangt weer af van onder meer de grootte van het gebouw, de ligging in de gemeente, het te verwachten aantal bezoekers, c.q. bewoners of gebruikers, de eventuele aanwezigheid van openbaar vervoer en de frequentie daarvan, het tijdstip waarop de bezoekers gewoonlijk komen, en de mogelijke uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Tevens is aansluiting wenselijk op het voorgestane verkeers- en vervoersbeleid, zoals dat is neergelegd in het lokale verkeer- en vervoerplan. Voor kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimum aantallen parkeerplaatsen, uitgesplitst naar het soort voertuig en de bestemming van het gebouw, zie de uitgave Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004: geactualiseerd 25 juli 2008. Verkrijgbaar op CDrom.), paragraaf 6.3, verkrijgbaar bij de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede (tel. 0318-69 53 00 of www.crow.nl ). Overigens kan een verantwoorde parkeernorm alleen per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen worden bepaald. Aan de hand van de hiervoor genoemde publicaties kan, zoals gezegd, per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen een verantwoorde parkeernorm worden bepaald. Bij de toepassing van het onderhavige lid is - op grond van praktisch-bouwkundige overwegingen - enige flexibiliteit in elke vastgestelde parkeernorm onontbeerlijk. Dus verdient Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 8 6 van 2 55
het aanbeveling om in een concrete omgevingsvergunning voor het bouwen bij voorbeeld een afwijking naar boven van 10% als toelaatbaar te vermelden op locaties die per openbaar vervoer bereikbaar zijn, en van 50% op locaties die dat niet zijn. Lid 4 Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van de leden 1, 2 en 3. De verplichting in die leden om een bepaald aantal parkeerplaatsen op eigen terrein (of onder eigen dak) aan te brengen zou immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken door alleen parkeervakken met afmetingen voor het kleinste type personenauto, respectievelijk het grootste type vrachtauto te maken. Ook het Bouwbesluit 1992 sprak in het - niet in werking getreden – artikel 218, lid 1, over ‘parkeerplaatsen van voldoende afmetingen’. Het Bouwbesluit 2003 laat regeling van het onderhavige onderwerp geheel over aan bestemmingsplan en/of bouwverordening. Een bijkomende reden voor het opnemen van maatvoorschriften voor parkeervakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te leggen van parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers. Lid 5 De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt voorzien van een zgn. expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksgebouw van een laad- en losperron (met een op het fabrieksterrein gelegen, bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto’s). Lid 6 Ad a De mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de eis in het eerste en in het tweede lid om een beperkte parkeergelegenheid op eigen terrein (of onder eigen dak) te maken is onder meer bedoeld voor het geval dat in de nabijheid een gemeenschappelijke of openbare parkeergarage aanwezig is. De mogelijkheid om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de eis in het derde lid om een parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein (of onder eigen dak) te maken is onder meer bedoeld voor omgevingsvergunningsplichtige verbouwingen van winkels e.d. in binnensteden. In dat geval kan eventueel onder financiële voorwaarden vergunning worden verleend. Aan de bouwvergunning mocht geen financiële voorwaarde worden verbonden. Aan een daarmeesamenhangende planologische ontheffing wel. Dit laatste gold voor onder meer
het bekende artikel 19 WRO en ook voor de ontheffing bedoeld in art. 2.5.30 MBV. Er mag van worden uitgegaan dat dit aspect niet anders is nu de ontheffingen en eventuele financiële voorwaarden worden gesteld in de omgevingsvergunning. De op grond van artikel 2.5.30 gevormde jurisprudentie onder de oude wetgeving betreft kort samengevat: 1. Een richtinggevende uitspraak waarbij het vragen van geld voor een parkeerfonds aan de orde was geweest, betreft: BR 1999/223 ABRS 4 augustus 1998 Parkeergelegenheid Schagen Vraag of aan het verlenen van vrijstelling van de eis dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte wordt voorzien een financiële voorwaarde mag worden verbonden. Art. 2.5.30 Bouwverordening: De rechtbank heeft terecht overwogen dat in het algemeen moet worden aangenomen dat een bestuursorgaan in beginsel rechtens de mogelijkheid heeft om door middel van het verbinden van een financiële voorwaarde aan een vrijstelling, tot betaling van een tegemoetkoming of een compensatie te verplichten. Aan deze mogelijkheid zijn beperkingen verbonden, aldus dat door voldoening aan de voorwaarde een rechtstreekse bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning of vrijstelling berust en voorts dat de verlening van de vergunning of vrijstelling in het algemeen belang tot het heffen van een geldbedrag noopt. Bovendien moet blijken dat niet een andere uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare mogelijkheid aanwezig is om een tegemoetkoming of compensatie te verlangen. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van 30 augustus 1985, BR 1985, p. 911. Opmerking: Deze uitspraak vormt de basis voor het stellen van een financiële voorwaarde bij de voormalige ontheffing van de parkeernorm op grond van art. 2.5.30 MBV. (zie de losbladige uitgave “Standaardregelingen in de bouw”, deel 1, blz. AIII/2.5-101). Een belangrijk onderdeel uit deze uitspraak is: De financiële voorwaarde is toegestaan onder enkele voorwaarden: a. de voorwaarde dient een rechtstreekse bijdrage te leveren aan de doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning berust; b. de vergunning moet in het algemeen belang nopen tot het opleggen van een geldbedrag; c. de stellige noodzaak om een financiële voorwaarde op te leggen, moet ook hieruit blijken dat niet een andere, uit hoofde van rechtsbescherming meer aanvaardbare mogelijkheid Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 87 van 2 55
aanwezig is om een tegemoetkoming of compensatie te verlangen. Een noodzaak om in het algemeen belang een bedrag te vragen voor het realiseren van voldoende parkeergelegenheid is tegenwoordig al snel aanwezig, de parkeerproblematiek is zo groot dat zonder het treffen van voorzieningen de omgeving overlast / parkeerhinder zal ondervinden. 2. In de recente uitspraak ABRS 28 januari 2009, LJN BH1125, te vinden op www.rechtspraak.nl , over de financiële voorwaarde bij de ontheffing van de parkeernorm, wordt een directere relatie tussen het geld en de te realiseren voorziening geëist. Citaat uit deze uitspraak: ‘ dient voldoende aannemelijk te zijn dat de financiële bijdrage die door [vergunninghoudster] is voldaan, aangewend zal worden om te voorzien in de desbetreffende parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan.(.. ) Ter zitting van de Afdeling heeft het college uiteengezet dat met centrumgebied is bedoeld een gebied in een straal van 600 m rond het bouwplan. Hiermee staat niet vast dat de door [vergunninghoudster] betaalde bijdrage daadwerkelijk zal worden aangewend om te voorzien in het tekort aan parkeerplaatsen waarop de ontheffing betrekking heeft. Dat de rechtbank heeft overwogen dat een afstand van 600 m acceptabel is voor het parkeren van bezoekers, kan ( ¿) niet afdoen aan haar oordeel dat ten aanzien van de vijf parkeerplaatsen niet aannemelijk is dat de financiële bijdrage zal worden aangewend om te voorzien in de behoefte daaraan. De rechtbank is terecht tot dat oordeel gekomen en heeft derhalve evenzeer terecht overwogen dat de ontheffing in strijd met artikel 2.5.30, zesde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening is verleend. ¿.ontheffing krachtens artikel 2.5.30, zesde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening voor de vijf parkeerplaatsen heeft miskend dat niet is voldaan aan het in die bepaling gestelde vereiste dat verlening van ontheffing slechts mogelijk is indien op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien. Het college heeft zich in het besluit van …. ten aanzien van twee van de vijf parkeerplaatsen op het standpunt gesteld dat de parkeerbijdrage concreet zal worden aangewend voor de uitvoering van het herinrichtingsplan van de openbare ruimte aan de Wellezijde en dat die parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd op of nabij de aanvankelijk geplande inritten voor de vervallen inpandige parkeervoorzieningen. Het college heeft aldus ten aanzien van die twee parkeerplaatsen voldoende aannemelijk gemaakt dat de financiële bijdrage die door [vergunninghoudster] is voldaan ter verkrijging van de ontheffing als bedoeld in artikel 2.5.30, zesde lid, aanhef onder a, aangewend zal worden om te
voorzien in de desbetreffende parkeerbehoefte ten gevolge van het bouwplan. In zoverre is voldaan aan het in het slot van voormeld artikelonderdeel gestelde vereiste. Het college heeft ten aanzien van de resterende drie parkeerplaatsen geen inzicht verschaft in de wijze waarop daarin zal worden voorzien, zodat het betoog van [wederpartijen] in zoverre slaagt.’ Ad b De mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning door gebruik van de afwijkingsmogelijkheid, vermeld onder het tweede aandachtsstreepje van punt b, is bedoeld voor onder meer winkels, schouwburgen, de loketfunctie van raadhuizen, sportstadions en bibliotheken. Niet hoeft te worden afgeweken, indien in de nabijheid voldoende parkeergelegenheid is op de openbare weg, op een blijvend openbaar parkeerterrein of in een blijvend openbare parkeergarage. Alternatief 2 Lid 1 Het is zeer moeilijk aan te geven, wat in algemene zin een niet te overvloedig minimumaantal parkeerplaatsen dient te zijn. De daarom per omgevingsvergunning voor het bouwen te bepalen normstelling hangt af van onder meer de grootte van het gebouw, de ligging in de gemeente, het te verwachten aantal bezoekers, c.q. bewoners of gebruikers, de eventuele aanwezigheid van openbaar vervoer en de frequentie daarvan, het tijdstip waarop de bezoekers gewoonlijk komen, en de mogelijke uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Tevens is aansluiting wenselijk op het voorgestane verkeers- en vervoersbeleid, zoals dat is neergelegd het lokale verkeer- en vervoerplan. Voor kencijfers betreffende in het algemeen aanbevelenswaardige minimum aantallen parkeerplaatsen, uitgesplitst naar het soort voertuig en de bestemming van het gebouw, zie de uitgave Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2004), paragraaf 6.3, verkrijgbaar bij de Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (Stichting CROW) te Ede (tel. 0318-69 53 00 of www.crow.nl ). Overigens kan een verantwoorde parkeernorm alleen per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen worden bepaald. Aan de hand van de hiervoor genoemde publicaties kan, zoals gezegd, per te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen een verantwoorde parkeernorm worden bepaald. Bij de toepassing van het onderhavige lid is -op grond van praktisch-bouwkundige overwegingen - enige flexibiliteit in Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 8 8 van 2 55
elke vastgestelde parkeernorm onontbeerlijk. Dus verdient het aanbeveling om in een concrete omgevingsvergunning voor het bouwen bij voorbeeld een afwijking naar boven van 10% als toelaatbaar te vermelden op locaties die per openbaar vervoer bereikbaar zijn, en van 50% op locaties die dat niet zijn. Lid 2 Dit lid geeft maatvoorschriften voor parkeervakken, omdat deze voorschriften niet kunnen worden gemist bij het afdwingen van een correcte naleving van lid 1. De verplichting in lid 1 om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aan te brengen zou immers gedeeltelijk kunnen worden ontdoken door alleen parkeervakken met afmetingen voor het kleinste type personenauto te maken. Ook het Bouwbesluit 1992 sprak in het - niet in werking getreden - artikel 218, lid 1, over ‘parkeerplaatsen van voldoende afmetingen’. Het Bouwbesluit 2003 laat regeling van het onderhavige onderwerp geheel over aan bestemmingsplan en/of bouwverordening. Een bijkomende reden voor het opnemen van maatvoorschriften voor parkeervakken is de wenselijkheid om de afwijkende maatvoering vast te leggen van parkeerplaatsen voor rolstoelgebruikers en stoklopers. Lid 3 De onderhavige bepaling kan ertoe leiden dat een nieuw winkelcentrum wordt voorzien van een zgn. expeditiehof, respectievelijk een nieuw fabrieksgebouw van een laad- en losperron (met een op het fabrieksterrein gelegen, bijbehorende opstelstrook voor vrachtauto’s). Lid 4, ad a De mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van de eis in het eerste lid om een parkeergelegenheid van voldoende omvang op eigen terrein of onder eigen dak te maken is onder meer bedoeld voor omgevingsvergunningplichtige verbouwingen van winkels e.d. in binnensteden. Eventueel kunnen daarbij financiële voorwaarden worden gesteld. Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen Artikel 2. 7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding De plicht tot aansluiting aan het distributienet van de waterleiding houdt niet in dat het waterleidingbedrijf tot de levering van drinkwater verplicht is en evenmin voor de aangeslotene de plicht tot het betrekken van drinkwater. De plicht tot aansluiting aan het waterleidingnet houdt slechts de verplichting in tot het doen treffen van de techni-
sche voorzieningen die het betrekken van drinkwater mogelijk maken. Of water wordt geleverd, is afhankelijk van een met het waterleidingbedrijf te sluiten contract. De voorwaarden waaronder dit contract wordt gesloten, zijn veelal vervat in een afzonderlijke verordening op de levering van drinkwater. In feite zal de aansluiting ook veelal door het waterleidingbedrijf plaatsvinden en zullen de aansluiting van de binnenhuisinstallatie aan het distributienet en de levering van drinkwater vaak in hetzelfde contract zijn geregeld. Overigens moet men zich realiseren dat het onderhavige voorschrift geen aansluiting op het waterleidingnet verplicht stelt in geval een binnenhuisinstallatie voor drinkwater - als bedoeld in het genoemde artikelnummer van het Bouwbesluit - ontbreekt. Dit kan zich voordoen wanneer toepassing van de gelijkwaardigheidbepaling van het Bouwbesluit ertoe leidt dat het aanbrengen van een alternatieve voorziening voor het betrekken van drinkwater wordt toegestaan. Voor de wijze van meten van de afstand tot de dichtst bij zijnde leiding van het openbare distributienet, zie artikel 2.7.7. Artikel 2. 7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet De plicht tot aansluiting aan het elektriciteitsnet betreft niet alleen een kwestie van comfort, maar ook één van veiligheid, met name brandveiligheid. Zie voorts de toelichting op artikel 2.7.1. Hetgeen daar is gesteld over de waterleiding geldt mutatis mutandis voor de aansluiting aan het elektriciteitsnet’ Artikel 2. 7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet Lid 1 De niet-vantoepassingverklaring is bedoeld voor woningen, waarin niet op gas wordt gekookt en voor verwarming geen individuele toevoer van gas nodig is. In de praktijk betreft dit vaak woningen voor ouderen of gehandicapten, waar wordt aangenomen dat elektrisch koken veiliger is dan op gas koken. Lid 2, onder b Het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bepaalde in het eerste lid is denkbaar voor koopwoningen, indien de eigenaar-bewoner geen aardgas wenst te gebruiken. Dit in tegenstelling tot hetgeen het geval kan zijn voor huurwoningen, indien de gemeenteraad geschiktheid van de woning voor het stoken en koken op de meest econoLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 89 van 2 55
mische brandstof noodzakelijk acht. Lid 2, onder c Van het bepaalde in het eerste lid hoeft niet afgeweken te worden bij woningen die worden aangesloten op de stads-, wijk- of blokverwarming, indien een gasaansluiting gewenst en mogelijk is in verband met het koken op aardgas.
deze aansluitplicht geregeld in artikel 5.3.4. Genoemde artikelen bieden, in samenhang met de in artikel 2.1 van de Wabo gegeven vergunningplicht voor het bouwen en het herziene artikel 13 van de Woningwet, de mogelijkheid om de eigenaar van een bouwwerk te verplichten om aan te sluiten op de riolering indien de afstand tussen de openbare riolering en het dichtstbijzijnde deel van het bouwwerk 40 meter of minder bedraagt.
Zie voorts de toelichting op artikel 2.7.1. Artikel 2. 7.3A (facultatief) Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming Kostenoverwegingen van de initiatiefnemer van een bouwproject kunnen botsen met de milieu-overwegingen van de gemeenteraad. In dat geval is een titel gewenst om de aansluiting op een stads- of wijkverwarmingsnet te kunnen afdwingen, ook al is er reeds voorzien in een aansluiting op het aardgasnet. Artikel 2. 7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering Alternatief 1
Vanaf begin 2008 worden lozingen zoveel mogelijk geregeld met algemene regels (amvb’s). Deze amvb’s zijn gebaseerd op bovengenoemde wetten en regelen alle lozingsroutes: rioolstelsels, oppervlaktewater en bodem. Dit betreft drie amvb’s, die zich richten tot een bepaalde doelgroep: 1. Het besluit lozing afvalwater huishoudens (Stb. 2007, 468), dat uitsluitend van toepassing is op lozingen vanuit particuliere huishoudens, 2. het Activiteitenbesluit (Stb. 2007, 415), dat zich richt tot inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer, en 3. het Besluit lozen buiten inrichtingen (Scr., 2009, 12902) waarin het grootste deel van de resterende lozingen in geregeld worden. Dit besluit is nog in ontwerp en zal in 2010 van kracht worden.
Algemeen De gemeentelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van het afvalwater dat vrijkomt binnen de gemeentegrenzen, is neergelegd in artikel 10.33 van de Wet milieubeheer. De Bouwverordening, de Wet Milieubeheer, de Wet bodembescherming en de Waterwet richten zich op de lozers van afvalwater. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van deze regelgeving. Voor een uitgebreidere uiteenzetting verwijzen wij naar het Handboek Water: www.infomil.nl/handboekwater. Met het oog op vermindering van de belasting van het milieu en van het bestaande rioleringsnet kan in bepaalde gebieden of in een hele gemeente verplicht worden gesteld dat hemelwaterafvoer wordt afgekoppeld van het gemengde rioolstelsel. Deze plicht is niet gebaseerd op de bouwverordening, maar staat in een afzondelijke gemeentelijke verordening. De VNG heeft hiervoor de Modelverordening afvoer hemelwater en grondwater opgesteld en oer ledenbrief van 16 juli 2009, Lbr. 09/091 aan de gemeentebesturen toegezonden. Deze verordening is gebaseerd op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer. Voor nieuwbouw is de aansluitplicht op de riolering geregeld in artikel 2.7.4 van de MBV. Voor bestaande bouw is
Een aantal lozingen, met name die van grotere bedrijven, worden nog geregeld met vergunningen. Bij lozing in het oppervlaktewater is dat de watervergunning, bij lozing in het riool de Wabo -vergunning. Buiten bepaalde afstanden tot de riolering (afhankelijk van de omvang van de lozing) staan de besluiten een directe lozing in het oppervlaktewater of de bodem toe. In deze besluiten zijn de voorwaarden voor deze lozingen opgenomen, voor kleinschalige lozingen van huishoudelijk afvalwater kan dan bijvoorbeeld een Iba (Individuele Behandeling van Afvalwater) worden toegepast. Lid 1 In gemeenten met een zgn. gescheiden rioolstelsel dient de afvoerleiding het huishoudelijk afvalwater te worden aangesloten op het vuilwaterriool. De afvoer van het hemelwater van dak en terrein kan afhankelijk van het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), geloosd worden in het oppervlaktewater, de bodem of een speciaal daartoe aangelegd hemelwaterstelsel. De voorwaarden waar deze lozingen aan moeten voldoen staan in de hiervoor genoemde besluiten onder ‘Algemeen’. De aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 9 0 van 2 55
wen kan de onder b genoemde uitzondering op de aansluitplicht aan het gemeenteriool bovendien (laten) gebruiken om het hemelwater op te slaan en in het kader van het duurzaam bouwen te consumeren, waar drinkwater niet noodzakelijk is, zoals voor de toiletspoeling, de wasmachine en het sproeien van de tuin. Zie bijvoorbeeld in de losbladige uitgaven van het Nationaal pakket Duurzaam bouwen, uitgegeven en regelmatig herzien door de Stichting Bouwresearch (SBR) te Rotterdam, specificatieblad S 445.
valwater geloosd wordt in de mestkelder en gezamenlijk met de mest wordt uitgereden over het land onder de meststoffenregelgeving.
Lid 2, onder a Naast het geven van aanwijzigingen over plaats, hoogte en binnenmiddellijn van de te realiseren aansluitleiding of aansluitleidingen is het gemeentelijk bouwtoezicht op grond van het onderhavige voorschrift bevoegd:
Leden 2 tot en met 4
a. om te verbieden dat een hemelwaterafvoer op een drukof vacuümriolering wordt aangesloten; b. om te verplichten dat afzonderlijke aansluitingen worden gerealiseerd voor enerzijds de hemelwaterafvoer en anderzijds de vuilwaterafvoer, indien in het desbetreffende deel van de gemeente een gescheiden gemeentelijk rioolstelsel aanwezig is. Lid 2, onder b Voor gebouwen met souterrains of kelders waarin zich sanitaire toestellen bevinden, is het noodzakelijk dat het afvalwater door middel van een rioolwaterpomp op het riool wordt geloosd. In sommige gevallen dienen dan tevens voorzieningen tegen het terugvloeien van afvalwater te worden getroffen, waarbij moet worden bedacht dat een terugslagklep wegens de mogelijkheid van aangroeiing meestal een onvoldoende voorziening is.
Alternatief 2 Lid 1 Voor de voorzieningen ter lozing van het hemelwater van het bouwwerk en het terrein, zie artikel 2.7.5, alternatief 2.
Zie in alternatief 1 dezelfde lidnummers. Artikel 2. 7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering Alternatief 1 Lid 1, onder c Het verdient aanbeveling om de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen erop te wijzen dat de lozingen van afvalwater, via alle lozingsroutes, zijn geregeld met algemene regels volgens de amvb’s genoemd in toelichting bij artikel 2.7.4. Lid 1, onder d In het belang van de goede werking van een rottingput (septic tank) dienen daarop geen afvoerleidingen voor afvalwater zonder fecaliën, respectievelijk hemelwater te worden aangesloten. Indien geen lozing op een waterloop met behoorlijke doorstroming kan worden gerealiseerd, zal een zo goed mogelijke andere oplossing moeten worden gezocht. Alternatief 2
Lid 3 Bij het tussenschakelen van voorzieningen nodig voor de goede werking van het riool kan worden gedacht aan terugslagkleppen, ontluchting e.d. Door de ‘hogere regelgeving’ – hiervoor genoemd onder ‘Algemeen’ - is nog meer dan voorheen duidelijk dat de bouwverordening niet gaat over het lozen, maar uitsluitend over de aansluitplicht. Lid 4, onder a Deze lozingen in oppervlaktewater of bodem zijn geregeld in bovenstaande besluiten. In bepaalde gevallen, genoemd in die besluiten, moet gemeld worden. Lid 4, onder b Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van de verplichting tot aansluiting aan het openbare riool. Een gebruikelijke praktijk bij agrarische bedrijven is dat het huishoudelijk af-
Lid 2, onder b De voorgeschreven verplichting om het hemelwater niet op traditionele wijze af te voeren naar het gemeenteriool of naar oppervlaktewater, maar naar een op het eigen erf of terrein aan te leggen opvang- en bezinkingsvoorziening, berust op milieuhygiënische overwegingen (‘duurzaam bouwen’). Hiermee wordt beoogd om het hemelwater aan de bodem toe te voegen om op deze wijze zo veel mogelijk bij te dragen aan de instandhouding van het grondwaterpeil en het tegengaan van verdroging van het milieu. Afhankelijk van de grootte van het erf en de bodemgesteldheid ter plaatse kan bedoelde infiltratievoorziening bestaan uit een in de grond aangebrachte infiltratieput, een drainage, een grindbak, een bezinkingsvijver of een daarmee gelijk te stellen voorziening. Richtlijnen voor dergelijke voorLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 91 van 2 55
zieningen kunnen worden ontleend aan ISSO-publicatie nr. 70-1, Hemelwater binnen de perceelsgrens - Ontwerp en uitvoering van voorzieningen ten behoeve van opvang, gebruik en infiltratie van hemelwater binnen de perceelsgrens, (www.isso.nl/producten/isso-winkel/ ). De aanvrager van de omgevingsvergunning dient van tevoren te (laten) onderzoeken welke van de genoemde infiltratievoorzieningen, gelet op de ter plaatse aanwezige bodemgesteldheid en grondwaterstand, voor zijn bouwplan geschikt is. Bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan of grootschalig bouwproject zal een dergelijk onderzoek in de praktijk reeds in het kader van het vooronderzoek door de projectontwikkelaar zijn verricht en/of kunnen de uitkomsten van gemeentewege beschikbaar worden gesteld. Lid 3, onder b Om verzakking van de te stichten of reeds aanwezige bouwwerken, alsmede wateroverlast voor de belendende percelen te voorkomen moet de infiltratievoorziening voor hemelwater zodanig op het eigen erf kunnen worden gesitueerd dat voldoende afstand tot genoemde bouwwerken en de perceelgrenzen in acht wordt genomen. Die afstand is geen vast gegeven, maar hangt af van de hoeveelheid te lozen hemelwater in relatie tot de aard van de infiltratievoorziening en de bodemgesteldheid ter plaatse. Op grond van de ter zake overgelegde of bij de gemeente aanwezige gegevens kan het bevoegd gezag afwijking toestaan van de verplichting tot het aanbrengen van een infiltratievoorziening, indien de bodemgesteldheid, de grondwaterafvoer en/of de geringe afmetingen van het erf daartoe aanleiding geven.
Zie voor een concretisering van de onderhavige eisen de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 3218 ‘Buitenriolering onder vrij verval - Aanleg en onderhoud’ die in 1984 bij het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) is verschenen. Hoewel de Nederlandse norm NEN 3215, uitgave 2007, ‘Binnenriolering in woningen en woongebouwen – Eisen en bepalingsmethoden’ formeel slechts toepasbaar is op binnenshuis gelegen afvoerleidingen, zal het duidelijk zijn dat de dimensionering van enerzijds de grondleiding binnenshuis en anderzijds de daarop aansluitende huisaansluitleiding op het eigen erf buitenshuis gelijk moet zijn. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de ‘huis’- aansluitleidingen van niet tot bewoning bestemde gebouwen. Lid 5 De dimensionering volgens lid 4 kan tot een grotere diameter van de huisaansluitleiding ter plaatse van de aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel leiden dan het minimum van 125 mm dat in het onderhavige lid is voorgeschreven. Lid 6 Of de rioleringsmaterialen voldoen aan de kwaliteitseisen uit de genoemde NEN-normen, blijkt in het algemeen uit de levering onder KOMO-keurmerk met overlegging van een KOMO- ertificaat. Uiteraard zijn in Europees verband daarmee vergelijkbare keurmerken en certificaten ook acceptabel. Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk Algemeen
Bij de keuze van een meer traditionele wijze van hemelwaterafvoer is overigens van belang dat terwille van een goede werking van een rottingsput (septic tank) daarop geen afvoerleidingen voor hemelwater mogen worden aangesloten. Artikel 2. 7.6 Kwaliteit en dimensionering van buitenriolering op erven en terreinen Lid 3 In (delen van) gemeenten waar het afvalwater door middel van een gemeentelijk rioolstelsel naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, moet er - met het oog op het in goede staat houden van dat rioolstelsel en de goede werking van de zuiveringsinstallatie - op worden toegezien dat er in de huisaansluitleidingen geen beerputten, rottingputten e.d. voorkomen. Lid 4
Dit hoofdstuk bevat een serie uiteenlopende plichten die in tegenstelling tot de voorgaande hoofdstukken geen betrekking hebben op de vergunning(procedure), maar uitsluitend op de fasen van bouwen, voltooien en in gebruik nemen van een bouwwerk. De artikelen 4.6 tot en met 4.11 en 4.13 hebben betrekking op alle bouwactiviteiten, dus zowel vergunningvrij als vergunningplichtig. Artikel 7b Woningwet bevat verplichtingen in de vorm van algemene verbodsbepalingen met betrekking tot de voorschriften uit de bouwverordening die van toepassing zijn op onder meer het bouwen en het gebruik van een bouwwerk of een open erf of terrein. In de artikelen 2.1., 2.2 en 2.3 van de Wabo staat (onder meer) het verbod te bouwen zonder of in strijd met een voorschrift van de omgevingsvergunning. Voorts kan worden opgetreden tegen de instandhouding van een (deel van een) bouwwerk dat is gebouwd zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 92 van 2 55
scheiden niet te kennen. Structuur van de voorschriften Het merendeel van de voorschriften in dit hoofdstuk betreft preventieve handelingen of het nalaten van handelingen teneinde (tijdige) controle door het bouwtoezicht of anderen mogelijk te maken. Dit betreft de artikelen 4.1 tot en met 4.6 en 4.13. Andere bepalingen van dit hoofdstuk zijn gericht op het voorkomen van nadelige effecten van het bouwen op de omgeving (bijv. veiligheid, grondwaterstand, hinder, afscheiding bouwterrein) in casu de artikelen 4.7 tot en met 4.10. Artikel 4. 11 tenslotte is specifiek gericht op het bouwafval. Een goede afronding van de bouwfase wordt beoogd met artikel 4.12 over de gereedmelding van een bouwwerk. De ingebruikneming van een bouwwerk wordt geregeld in artikel 7b Woningwet jo 4.14 MBV. De veiligheidsvoorschriften - de artikelen 4.8 tot en met 4.10 - gelden ingevolge artikel 8.3.1 eveneens voor het slopen en het sloopterrein. Handhaving van de voorschriften De voorschriften uit dit hoofdstuk zijn op grond van artikel 7b van de Woningwet rechtstreeks werkende bepalingen. Zie ook de algemene toelichting bij Hoofdstuk 11. Het niet verrichten van opmetingen, ontgravingen enz. als bedoeld in artikel 4.6 kan grond zijn voor het toepassen van bestuursdwang. Criteria voor veiligheid en hinder gelden steeds voor de omgeving. Deze bepalingen hebben geen betrekking op de arbeidsomstandigheden. Daarvoor gelden andere regels en met de handhaving daarvan is de Arbeidsinspectie belast. Artikel 4. 2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden Hoewel de instantie die toeziet op de naleving van verleende vergunningen op de hoogte kan zijn van de inhoud van deze bescheiden is toch de plicht opgenomen om op het bouwterrein deze bescheiden aanwezig te hebben en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage te geven. Het verplicht aanwezig zijn van deze bescheiden voorkomt discussie over wat in die bescheiden is voorgeschreven. De tekst is immers voorhanden en voorkomt dat de uitvoerder op het bouwterrein zegt de inhoud van de be-
Sub a Onder het begrip ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’ in de zin van dit artikel vallen tevens de bij de verlening teruggegeven bouwtekeningen, berekeningen e.d., die niet strijdig zijn bevonden met de voorschriften en dus moeten worden gehanteerd bij de bouwwerkzaamheden. Sub b Deze toestemmingen zijn hier slechts bedoeld voor zover deze bouwkundige consequenties hebben. Deze vergunningen kunnen betrekking hebben op bij voorbeeld beschikkingen van de rijks- of provinciale overheid. Sub d Het aanwezig hebben van een besluit ingevolge de artikelen 13, 13a en 14, tweede lid, onder b. van de Woningwet, dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom is nodig, omdat voor bouwen op grond van deze besluiten geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist (art. 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht en art. 2.1, derde lid van de Wabo). Wanneer bouwen en (gedeeltelijk) slopen samengaan moet ingevolge artikel 8.3.2 ook de sloopvergunning op het bouwen sloopterrein aanwezig zijn. Artikel 4. 4 Het uitzetten van de bouw De woorden ‘voor zover nodig’ zijn opgenomen, omdat er ook gevallen voorkomen, waarin geen behoefte bestaat aan het aangeven van de rooilijnen, bij voorbeeld bij een verbouwing. Artikel 4. 5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden De strekking van dit artikel is het bouwtoezicht gelegenheid te geven tot tijdige controle. Lid 1, sub a Indien ontgravingwerkzaamheden worden aangekondigd, verdient het aanbeveling het regionale Kabels- en leidingeninformatiecentrum (KLIC) in te lichten ter voorkoming van schade aan leidingen. Sinds 1 juli 2008 geldt de Wet Informatieuitwisseling Ondergrondse Netten (WION), ook wel genoemd ‘Grondroerdersregeling’. Het Kadaster is belast met de uitvoering van deze wet. Zie: www.kadaster.nl/KLIC Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 93 van 2 55
. Lid 3 In het kader van de terugdringing van administratieve lasten wordt geadviseerd terughoudend gebruik te maken van de schriftelijke melding door vergunninghouder en deze melding telefonisch of digitaal (e-mail) te verlangen. Artikel 4. 6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen Dit artikel heeft voornamelijk betrekking op gevallen waarin het bouwtoezicht vermoedt, dat ondeugdelijke constructies of materialen aan het oog zijn onttrokken of ondeugdelijk zijn verwerkt. In het algemeen zullen de kosten van de hier bedoelde werkzaamheden, die de bouwer verplicht is te verrichten of te doen verrichten, voor diens rekening komen. Degene die bouwt heeft het immers zelf in de hand om voor de aanvang van bepaalde werkzaamheden tijdig het bouwtoezicht te informeren en overigens conform de vergunning, het Bouwbesluit en de bouwverordening te werken. Specifieke controlewerkzaamheden buiten dit artikel om komen voor rekening van de controlerende instantie, c.q. de gemeente. Dit artikel geldt als aanvulling op de algemene bevoegdheid tot het verrichten van onderzoek, opneming en monsterneming van artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Pas wanneer de Awb onvoldoende houvast biedt om bijvoorbeeld bouwkundige constructies op of open te breken, wordt dit artikel van de bouwverordening toegepast. Artikel 4. 7 Bemalen van bouwputten Het belang dat hier wordt gediend is de kwaliteit van funderingen en daarmee de veiligheid van bouwwerken. Dit is een publiekrechtelijk belang. Dit artikel ziet niet op eventuele schade in privaatrechtelijke zin. Het motief van het bepaalde in dit artikel is aanvullend op de doelstelling van de Waterwet. De Grondwaterwet is per 22 december 2009 vervangen door de Waterwet. Een belangrijk gevolg van de invoering van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning: de watervergunning. In veel gevallen is een watervergunning niet nodig omdat veel activiteiten onder algemene regels vallen. In de regel komt dit neer op een meldingsplicht in plaats van de vergun-
ningenprocedure. Bevoegd gezag voor de verlening van de watervergunning zijn het waterschap voor het regionale watersysteem, Rijkswaterstaatvoor het hoofdwatersysteem en de provincies voor drie specifieke categorieën grondwateronttrekkingen en infiltraties. Als de aanvraag om een watervergunning betrekking heeft op handelingen waarvoor verschillende bestuursorganen bevoegd zijn, wordt de beslissing op de aanvraag in beginsel genomen door het hoogste bevoegde gezag. De Waterwet geeft Rijkswaterstaat, de provincies en de waterschappen wel de mogelijkheid in voorkomende gevallen te regelen dat een ander bestuursorgaan bevoegd gezag wordt. Hiertoe is een handreiking ontwikkeld (‘Handreiking samenloop bevoegdheden Waterwet’) De watervergunning en de omgevingsvergunning worden niet geïntegreerd. Het zijn afzonderlijke vergunningen die wel bij hetzelfde overheidsloket, Omgevingsloket online, kunnen worden aangevraagd. De gemeente is aangemerkt als het overheidsloket van Nederland, dus in principe ook voor de watervergunning, ook al is zij hiervoor geen bevoegd gezag. De aanvraag voor een watervergunning kan echter ook rechtstreeks bij het bevoegde gezag op grond van de Waterwet worden ingediend (Rijkswaterstaat, provincie of waterschap). Overigens kan ook de aanvraag om een omgevingsvergunning bij de provincie worden ingediend als niet de gemeente maar de provincie bevoegd is op die aanvraag te beslissen. De aanvrager heeft dus alle vrijheid, daarom is het verstandig dat waterbeheerders, provincies en gemeenten afspraken maken over de onderlinge afstemming. De wettelijke termijnen moeten immers in acht worden genomen, waardoor snel handelen noodzakelijk is. Zo zal een via de gemeente binnengekomen aanvraag om een watervergunning direct aan de waterbeheerder of de provincie moeten worden doorgezonden. Zie ook: www.helpdeskwater.nl en www.waterwet.nl Artikel 4. 8 Veiligheid op het bouwterrein Dit voorschrift betreft de veiligheid van voorbijgangers en belendingen. Zie ook artikel 2.4 van de Regeling omgevingrecht (Mor) dat regels bevat over het indienen van een bouwveiligheidsplan. Lid 1 De in dit lid bedoelde veiligheidsmaatregelen omvatten mede de maatregelen, die bij voorbeeld moeten worden genomen bij het oprichten en strijken van een heistelling, het transport van bouwmaterialen boven de weg, de afdamming van bouwputten, het zandstralen en het uitvoeren van stutLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 94 van 2 55
werk. Wat betreft de veiligheid van elektrische installaties op bouwwerken, zie NEN 1010. Leden 2 en 3 Aan deze bepaling kan worden geacht te zijn voldaan wanneer de schakelapparatuur zich bevindt in een kastje of een andere ruimte dat (die) gedurende de bedoelde tijdsperioden op deugdelijke wijze is afgesloten. Artikel 4. 9 Afscheiding van het bouwterrein Het afscheiden van een bouwterrein dient ertoe onbevoegden van het terrein te weren en te voorkomen dat mensen en vooral spelende kinderen - op een bouwterrein een ongeval overkomt. Dit motief geldt ook voor de eis in het derde lid, dat een niet afgescheiden bouwterrein moet worden bewaakt, tenzij het bouwtoezicht dit niet nodig oordeelt. Ook over de vorm van de bewaking: permanent aanwezig zijn of surveillance door een bewakingsdienst, beslist het bouwtoezicht. In de regel vindt overleg plaats met de bouwer. De verkeersveiligheid dient krachtens het tweede lid voldoende te zijn gewaarborgd. Artikel 4. 10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder De bepaling beoogt de veiligheid te verhogen en schade en ernstige hinder voor de omgeving te voorkomen. Artikel 4. 11 Bouwafval Algemeen Dit artikel regelt hoe moet worden omgegaan met bouwafval. De Woningwet eist geen regeling omtrent het bouwafval, maar laat wel toe dat de bouwverordening dit regelt. Hoofdstuk 8 gaat over het sloopafval. Uitgangspunt voor het verplicht stellen van het op de bouwplaats scheiden van afvalstoffen in fracties is dat een afvalstof in hogere regelgeving als gevaarlijk is gekwalificeerd en uit hoofde van een doelmatige verwijdering bij de bron moet worden gescheiden, dan wel dat een afvalstof slechts voor hergebruik geschikt is, indien deze schoon blijft en niet vermengd wordt met ander afval.
a Gevaarlijke afvalstoffen Gevaarlijke afvalstoffen moeten krachtens wettelijk voorschrift apart worden gehouden. Een anti-mengclausule in in het derde lid van artikel 4 van de Regeling Europese afvalstoffenlijst (EURAL), verbiedt het mengen van gevaarlijk afval met ander afval (zgn. verdunnen). Eenmaal gescheiden afvalstoffen dienen ook daarna gescheiden te blijven. Daartoe verplicht de Regeling scheiden en gescheiden houden die is gebaseerd op de Wet milieubeheer. De doe-het-zelver kan geringe hoeveelheden gevaarlijk (chemisch) afval thuis in de chemobox doen en op deze wijze gescheiden afvoeren via de van gemeentewege georganiseerde inzameling van klein chemisch afval van huishoudens. b en c Glaswol en steenwol Glaswol en steenwol (minerale wol) worden door of vanwege de leverancier ingezameld. Steenwolresten worden verzameld in een zogeheten ‘big bag’ (een stevige zak met een inhoud van 1 m3) of een zak van 200 liter. De ondergrens van 1 m3 per bouwproject is ingesteld om geen onevenredige kosten te veroorzaken. Onder het begrip ‘bouwproject’ wordt verstaan het geheel van bouwwerkzaamheden waarvoor een en dezelfde omgevingsvergunning is verleend. Glaswol komt niet in grote hoeveelheden vrij bij de bouw, zodat de plicht tot scheiden slechts bij grotere isolatiewerkzaamheden effectief zal zijn. d Overig afval Voor het overige bouwafval blijkt er een financiële impuls aanwezig die bewerkstelligt dat een scheiding in afzonderlijke fracties plaatsvindt. De onderhavige overige afvalstoffen moeten worden afgevoerd naar een inrichting die op grond van de milieuwetgeving bevoegd is om deze stoffen in ontvangst te nemen. Wanneer is iets afval? Zodra op een bouwplaats materialen of stoffen worden gedeponeerd in een afvalbak is er sprake van bouwafval. Restanten van materialen en stoffen die apart worden gelegd om later nog te kunnen gebruiken zijn dus (nog) geen afval. Acceptatievoorwaarden en marktwerking De verplicht uit het bouwafval op de bouwplaats te scheiden fracties gelden als ondergrens. Het staat degene die bouwt dus vrij een verdergaande scheiding toe te passen. De marktpartijen opdrachtgever en aannemer zullen veelal op basis van economische motieven besluiten tot een Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 95 van 2 55
verdergaande scheiding. Hierbij zullen prijzen worden vergeleken en zal bij een verdergaande scheiding dikwijls een gunstiger prijs- en kostenverhouding gelden. Indien een verdergaande scheiding plaatsvindt, geldt onverkort het voorschrift dat moet worden afgevoerd naar een bewerkingsinrichting die bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen. De fractie overig afval moet in het algemeen worden afgevoerd naar een sorteerinrichting. Als sorteerinrichting worden ter zake ook verstaan inrichtingen onder de naam overslagbedrijf of gemeentelijke milieustraat. Voorwaarde is dat het overslagbedrijf c.q. de milieustraat op grond van zijn vergunning bevoegd is tot ontvangst van de afvalstoffen. Niet alle overslagbedrijven c.q. milieustraten zijn bevoegd tot ontvangst van bedrijfsafvalstoffen. Om de marktpartijen niet voor de voeten te lopen is afgezien van een zeer gedetailleerde regelgeving. Tevens zou de effectiviteit van de regeling in het gedrang komen, wanneer in de voorschriften andere verplichtingen zouden worden opgelegd dan die voortvloeien uit de acceptatievoorwaarden van de ontvanger (bewerker, sorteerder, inzamelaar enz.). Het verdient dan ook aanbeveling om nauwkeurig kennis te nemen van de acceptatie-eisen en de eventuele veranderingen daarin. Afvoeren en overdragen van bouwafval De formulering ‘gescheiden houden op de bouwplaats’ heeft vooral ten doel om het mengen van reeds uitgesorteerde fracties bij het gereed maken voor transport vanaf het werk te verbieden. Voor een wijze van vervoer die bevorderlijk is voor het hergebruik van materialen, geldt andere wetgeving dan de bouwverordening, waarbij met name te denken valt aan de provinciale milieuverordening. Uit dien hoofde moet het bouwafval worden afgevoerd naar een bewerkings- of verwerkingsinrichting, respectievelijk een inzamelaar die op grond van de Wet milieubeheer bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen. De afvoer naar een stortplaats gebeurt doorgaans niet rechtstreeks vanaf de bouwplaats. Het Besluit stortverbod afvalstoffen bevat namelijk een stortverbod voor herbruikbaar bouw- en sloopafval. Particulieren die geringe hoeveelheden bouw- en sloopafval zelf wegbrengen, kunnen terecht bij sorteerbedrijven en gemeentelijke milieustraten, veelal ook op zaterdagmorgen. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het stortverbod niet geldt voor asbest, waarvoor juist een stortplicht geldt. Asbest is in het onderhavige artikel over bouwafval niet genoemd, omdat het als bouwmateriaal niet meer is toegela-
ten. Terugleveren aan de leverancier of fabrikant Er zijn enkele bouwstoffen waarvan het restant/afval wordt teruggeleverd aan de fabrikant c.q. de leverancier. Voor deze situatie geldt een uitzondering op de regel dat op de bouwplaats gescheiden fracties naar een bewerkingsinrichting of anders naar een sorteerinrichting moeten worden afgevoerd. Rechtstreekse retourlevering waarbij het product dient als grondstof voor nieuwe producten wordt zinvol geacht. Sorteerinrichting Afvoeren van ongesorteerd bouwafval, de zogeheten fractie overig afval, is - voorzover het uit meer dan één afvalstof bestaat - alleen toegestaan naar een sorteerinrichting, die bevoegd is de desbetreffende afvalstoffen ongesorteerd te ontvangen. Een sorteerbedrijf dient zich in het algemeen naast de beoordelingsrichtlijn voor de certificering van sorteerbedrijven te houden aan de Regeling niet-herbruikbaar bouw- en sloopafval. Hierin worden de volgende afvalstromen aangeduid als herbruikbaar: harde steenachtige materialen, ferro en non-ferro metalen, massief niet-verduurzaamd hout, papier/karton, LDPE-folie, kunststofgevelelementen of delen daarvan en kunststofleidingbuizen. Voor deze stromen ligt uitsortering voor de hand, hetzij aan de bron, hetzij achteraf in een sorteerinrichting. Voor papier/karton en kunststoffen is de mogelijkheid van uitsorteren bij een sorteerbedrijf volledig operationeel. Voor de retourname van reststoffen van gipsblokken en gipskartonplaten heeft de Nederlandse Branchevereniging voor Gips (NBVG) in samenwerking met de gipsproducenten een systeem scheiden en schoon afvoeren ontwikkeld. Voor steenwol is deze mogelijkheid enigszins operationeel en voor EPS (‘piepschuim’) en gipsblokken nog niet, vanwege het nietoperationeel zijn van een retoursysteem . Overigens geldt voor zowel steenwol als EPS dat zij meestal slechts in geringe mate in bouwafval voorkomen. Voor diverse specifieke kunststofafvalstromen zijn bewerkingssystemen ontwikkeld. Bij de aflevering aan bouwbedrijven kunnen transporteurs van aangeschafte bouwmaterialen de inname aanbieden van LDPE en LDPE-folie. Via de Stichting KNAPZAK (www.knapzak.nl) nemen enkele kunststofverwerkers deze kunststoffen zowel van transporteurs als van sorteerbedrijven in voor reclycing. De thermoplasten PVC, PE en PP (buismaterialen) kunnen Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 96 van 2 55
door sorteerbedrijven voor verwerking worden aangeboden aan twee leden van de Vereniging van Kunststofleidingsystemen (FKS) te Amsterdam. Voor kunststof gevelelementen kunnen sorteerbedrijven gebruik maken van het recyclingsysteem van de Stichting Recycling VKG te Zoetermeer. Een verwerkingssysteem voor kitkokers, verfverpakking en snoerband (PPmaterialen) is operationeel bij B & R Recycling BV te Middelharnis.
verbranden de beste oplossing. Voor de handhaving is het van belang dat het begrip ‘gevaarlijk’ uniform wordt uitgelegd. De verwijzing naar de als gevaarlijk aangeduide afvalstoffen van hoofdstuk 17 van de Regeling Europese afvalstoffenlijst (EURAL) voorziet hierin. In artikel 1.1 van de Wet milieubeheer wordt verwezen naar dit besluit.
Mee terugnemen naar de werf Uitdrukkelijk is bepaald dat degene die bedrijfsmatig bouwwerkzaamheden verricht, de aannemer, een geringe hoeveelheid bouwafval mee terug mag nemen naar zijn bedrijf voor tijdelijke opslag. Deze bevoegdheid sluit aan op de bestaande praktijk. Het formaliseren ervan wordt gezien als van groot praktisch nut. Overigens kan het zijn dat voor deze opslag een omgevingsvergunning is vereist op grond van de Wabo. De term tijdelijke opslag duidt erop dat dit afval vervolgens in het algemeen wel moet worden afgevoerd naar een sorteerbedrijf. De plicht om zgn. EURAL-stoffen gescheiden te houden van andere stoffen, de anti-mengclausule, blijft onverkort van kracht, evenals de plicht tot het afvoeren van deze stoffen naar een depot of ze overdragen aan een inzamelaar die voor de inname van deze stoffen bevoegd is.
Vergunningvoorwaarden Het is niet toegestaan voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen te verbinden die ertoe strekken nog andere fracties verplicht op de bouwplaats te scheiden dan die vermeld staan in het eerste lid. In het algemeen komt men dan in strijd met het vierde lid van artikel 2.22 Wabo.
Enkele specifieke begrippen Met de term ‘bevoegd is ...... te ontvangen’ wordt gedoeld op de aanwezigheid van een omgevingsvergunning ingevolge de Wabo.
Omdat bouw- en sloopafval veel samenhang vertoont, verdient het aanbeveling bij het lezen van deze toelichting ook (delen van) de toelichting op hoofdstuk 8, het slopen, te betrekken.
Onder ‘inzamelaar’ wordt verstaan degene die bevoegd is een afvalproduct in te zamelen met het oog op hergebruik of teruglevering naar de producent. Voor enkele deelstromen kunststoffen bestaat een dergelijk inzamelsysteem. Zie de toelichting van artikel 8.1.1 Ad c onder het kopje Inzamelen recyclingsystemen voor kunststoffen.
Artikel 4. 12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Lid 1 De gevaarlijke fractie uit het bouwafval moet bij de bron dit is op het terrein - worden gescheiden van het overige bouwafval. In een later stadium scheiden levert veel moeilijkheden op en lukt maar ten dele. Voor de verwijdering van het gevaarlijk afval gelden de regels van de Wet milieubeheer. De strekking van dit lid is mede dat de inrichting waarheen het gevaarlijk afval gaat moet beschikken over een adequate omgevingsvergunning op grond van de Wabo. Er bestaat keuzevrijheid naar welk bedrijf wordt afgevoerd. In de praktijk komt het bepaalde in dit lid erop neer dat gevaarlijk bouwafval niet naar een stortplaats gaat. Stortplaatsen zijn vrijwel nooit bevoegd de hier bedoelde stoffen in ontvangst te nemen. Voor sommige gevaarlijke afvalstoffen is
Om redenen van veiligheid en verwerking mogen bepaalde stoffen niet bij elkaar. Dit zijn globaal aangeduid: een ontstekingsbron (batterijen) niet combineren met een brand- of explosiebron (houtverduurzamingsmiddelen, lijmen, verven, verdunningsmiddelen, harders, versnellers, vertragers enz.), logen, basen en zuren (zoutzuur komt vrij bij de afbouw) niet combineren met een ontstekingsbron noch met een brand- of explosiebron.
De gereedmelding is nodig om het bouwtoezicht in de gelegenheid te stellen spoedig daarna controles uit te voeren. Artikel 7b van de Woningwet bevat het verbod een bouwwerk te gebruiken of te laten gebruiken anders dan in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a. Uit dit artikel uit de Woningwet vloeit voort dat de voorschriften omtrent het gebruik in de bouwverordening geen betrekking kunnen hebben op het gebruik in planologische zin, doch uitsluitend op het veilig en verantwoord gebruik van gebouwen. Lid 1 Het controleren van leidingdoorvoeren en aansluitpunten is veelal in een latere fase van de bouw niet effectief ofalthans niet zonder extra graafwerkzaamheden mogelijk. Daarom geldt de eis van onmiddellijke melding. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 97 van 2 55
Het controleren van de thermische isolatie op kwaliteit en dikte overeenkomstig de uitkomst van de berekening van de energieprestatiecoëfficiënt, zoals voor de desbetreffende categorie gebouwen voorgeschreven in het Bouwbesluit 2003, is eveneens slechts effectief mogelijk, voordat deze isolatie aan het oog is onttrokken door het opmetselen van het buitenspouwblad van een wand, door het afpleisteren van de isolatie of het aanbrengen van een andere afwerkconstructie. Lid 2 Teneinde de voortgang van de bouw niet te lang op te houden, is een termijn van twee dagen vermeld, waarbinnen het mogelijk is dat het bouwtoezicht de noodzakelijke of gewenste controles uitvoert. Lid 3 Voor zover in de voorwaarden van de omgevingsvergunning niet anders is gesteld, geldt ook hier de termijn van twee dagen. Artikel 4. 14 Verbod tot ingebruikneming Op aandrang vanuit de praktijk en gelet op de uitspraak rechtbank Leeuwarden van 22 september 2008, LJN BF2263 wordt het verbod tot ingebruikneming van een bouwwerk dat niet is gereed gemeld opnieuw ingevoerd. Hierbij is uitgegaan van de oude tekst van artikel 4.14 uitsluitend ten aanzien van het niet gereed melden. Gereedmelding is aan de orde bij de in artikel 4.12 MBV genoemde gevallen. Voorkomen moet worden dat onveilige situaties ontstaan als gevolg van het in gebruik nemen van onvoltooide bouwwerken of bouwwerken waarin niet alle noodzakelijke bouwtechnische voorzieningen zijn aangebracht (ABRvS, 23 december 2009, LJN: BK7451).
tweede lid van de Woningwet dan wel het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom. Voor de situaties die al bestonden voor het in werking treden van de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 moet worden afgewogen of de verlangde voorzieningen ter plekke mogelijk zijn en of het alsnog opleggen van een plicht tot het treffen van die voorzieningen redelijk is. De artikelen 5.1.2 en 5.1.3 zijn nagenoeg gelijk aan de artikelen 2.5.3 en 2.5.4 van hoofdstuk 2, de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen. Op die plek fungeren de eisen als een toets voor aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen. De bepalingen van dit hoofdstuk richten zich op de staat of toestand van een open erf of terrein en niet op het gebruik daarvan. Het gebruik van open erven en terreinen wordt geregeld in hoofdstuk 7. Zo sluit artikel 5.1.1 nauw aan bij artikel 7.3.2. Artikel 5. 1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen Van een onvoldoende staat van een open erf of terrein is bij voorbeeld sprake, indien een open erf of terrein verontreinigd is. Deze verontreiniging kan een gevolg zijn van het gebruik van een ander terrein of van een gebrek aan een bouwwerk. De onvoldoende staat van een terrein kan ook worden veroorzaakt door overvloedige begroeiing, waardoor de lichttoetreding tot een gebouw wordt belemmerd of de veiligheid van het verkeer (gebrek aan uitzicht) in gevaar komt. Artikel 5. 1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen Zie de toelichting op artikel 2.5.3.
Hoofdstuk 5 Staat van open ervan en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Artikel 5. 1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen
Zie de toelichting op artikel 2.5.4.
Algemeen In deze verordening is in aansluiting op het Bouwbesluit een onderscheid gemaakt in de eisen die gelden voor het bouwen en de eisen die gelden voor bestaande bouwwerken, zo ook de staat waarin open erven en terreinen behoren te verkeren. Overtreding van de bepalingen van dit hoofdstuk is een reden voor het opleggen van een plicht tot het treffen van voorzieningen op grond van de artikelen 13, 13a en 14,
Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen Artikel 5. 3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding Zie de toelichting op artikel 2.7.1. Het onderhavige voorschrift vormt geen grondslag voor een besluit ingevolge de artikelen 13, 13a en 14, tweede lid van de Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 98 van 2 55
Woningwet dan wel tot toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom waarin het bevoegd gezag het maken van een aansluiting op het waterleidingnet verplicht stelt vanuit een pand waarin een binnenhuisinstallatie - als bedoeld in de opgesomde artikelnummers van het Bouwbesluit - ontbreekt. Dit kan zich voordoen wanneer toepassing van de gelijkwaardigheidbepalingen van het Bouwbesluit ertoe leidt dat het bevoegd gezag de aanwezigheid van een alternatieve voorziening voor het betrekken van drinkwater voldoende acht, bijv. in de vorm van een doeltreffende welput, regenbak of watertank. Voor de wijze van meten van de afstand tot de dichtst bij zijnde leiding van het openbare distributienet, zie artikel 5.3.7. Artikel 5. 3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet Zie de toelichting op de artikelen 2.7.2 en mutatis mutandis 5.3.1. Artikel 5. 3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet Zie de toelichting op de artikelen 2.7.3 en mutatis mutandis 5.3.1. Artikel 5. 3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering Zie de toelichting op de artikelen 2.7.4 en mutatis mutandis 5.3.1. Het is zinloos om door middel van een besluit ingevolge artikel 13 Woningwet dan wel tot toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom te verplichten tot het aansluiten op het openbaar riool, zolang - op grond van het Lozingenbesluit bodembescherming - het afvalwater in de bodem mag worden geloosd met behulp van in dat besluit voorgeschreven voorzieningen (zuiveringssysteem en infiltratievoorziening) en de genoemde voorzieningen - in financiële zin - nog niet afgeschreven zijn. Immers, een regeling van de rijksoverheid zoals het Lozingsbesluit bodembescherming prevaleert ten opzichte van een gemeentelijke verordening, in casu de bouwverordening. Artikel 5. 3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering Zie de toelichting op artikel 2.7.5.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Artikel 5. 4.1 Preventie Onreinheid die verband houdt met de wijze van gebruiken van een bouwwerk is geregeld in artikel 7.4.1. Artikel 5. 4.1 betreft de staat waarin een bouwwerk zich moet bevinden. Dit artikel heeft rechtstreekse werking en leidt in geval van geconstateerde gebreken tot een besluit ingevolge artikel 13 Woningwet dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom gericht aan de eigenaar die kennelijk het bouwwerk onvoldoende onderhoudt. Het artikel is bedoeld om excessen tegen te gaan. Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen Algemeen De Woningwet (artikel 8, tweede lid) eist dat de bouwverordening voorschriften bevat over het gebruik van woningen, andere gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde. De wet noemt onderwerpen die in elk geval moeten worden geregeld. Daarnaast mogen dus ook andere onderwerpen in de bouwverordening worden geregeld over het gebruik. In artikel 122 van de Gemeentewet is bepaald dat de bepalingen van gemeentelijke verordeningen in wier onderwerp door onder meer een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien van rechtswege zijn vervallen. Het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327) voorziet in dit onderwerp. De overige gebruiksbepalingen staan in dit hoofdstuk. Paragraaf 1 Overbevolking en slaapplaatsen Artikel 7. 1.1 Overbevolking van woningen Algemeen Dit artikel berust op artikel 8, tweede lid van de Woningwet. Het is bedoeld om in uitzonderlijke gevallen waarinvooral de hygiëne dit vereist, van gemeentewege een handhavingsbesluit te kunnen nemen tot een gedwongen beëindiging van de geconstateerde overbevolking van een gebouw, te realiseren binnen een in het besluit aangegeven termijn. Het genoemde doel van het kunnen optreden tegen excessen brengt met zich mee dat de normstelling uit het onderhavige voorschrift principieel ongeschikt is om te beoordelen, of een woning in normale omstandigheden groot genoeg is Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 99 van 2 55
voor een bepaald aantal bewoners. Indien men toch inspiratie wenst te ontlenen aan het onderhavige voorschrift voor het opstellen van een regeling op het gebied van de woonruimteverdeling, het beoordelen van de passendheid van huisvesting ten behoeve van gezins-/relatiehereniging e.d., ware de normstelling 1,5 à 2 maal zo zwaar te kiezen, teneinde niet op de grens van de overbevolking te balanceren.
plaatsings- en gebruiksmogelijkheden van stapelbedden. Overigens is de lagere getalwaarde in dit artikel ten opzichte van het vorige artikel vergelijkbaar met het verschil in getalwaarde tussen artikel 4.25 en artikel 4.30 van het Bouwbesluit.
Zie voor dit onderwerp ook de Huisvestingswet. Overigens kunnen lokale omstandigheden voor een gemeenteraad aanleiding vormen tot het opnemen van een afwijkende normstelling in zijn bouwverordening.
Artikelen 7.2.1 en 7.2.2 Verbod tot gebruik en staken van gebruik
Artikel 7. 1.1 zou bij voorbeeld ook als volgt kunnen luiden: ‘Het is verboden een woning te bewonen met of toe te staan dat een woning wordt bewoond door meer dan één persoon per 9 m2 gebruiksoppervlakte, met dien verstande dat voor de eerste persoon van het totale aantal bewoners ten minste 12 m2 gebruiksoppervlakte aanwezig dient te zijn.’ Vanwege de beperkende wettelijke bepalingen betreffende het binnentreden van woningen door toezichthoudende ambtenaren zal de handhaving van deze artikelen in het algemeen geschieden naar aanleiding van ontvangen klachten of anderszins gerezen vermoedens van overtreding. Voor permanent bewoonde kamerverhuurbedrijven, asielzoekerpensions e.d. is een regelmatiger toezicht wenselijk en mogelijk. Normstelling De normstelling in dit artikel is gebaseerd op de maximale plaatsings- en gebruiksmogelijkheden van gewone bedden, dus geen stapel- of opklapbedden. Het niet baseren van de normstelling op het gebruik van stapelbedden is mede ingegeven door de soepele voorschriften van het Bouwbesluit over de minimumhoogte van verblijfsruimten in woningen. Voor het gebruik van een eenpersoonsbed in de kleinst mogelijke verblijfsruimte volgens het Bouwbesluit blijkt 5 m2 netto vloeroppervlakte per bed noodzakelijk; in grotere verblijfsruimten circa 4,5 m2. Bovendien is de normstelling zo gekozen, dat in principe niet geslapen behoeft te worden in andere dan verblijfsruimten, respectievelijk in gemeenschappelijke ruimten. Zie voor het begrip ‘gebruiksoppervlakte’ artikel 1.1. Artikel 7. 1.2 Overbevolking van woonwagens De normstelling in dit artikel is gebaseerd op de maximale
Paragraaf 2 Staken van het gebruik
Aanvullend op de voorschriften van het Bouwbesluit en de bepalingen van de Woningwet is het voor een aantal situaties nodig een verbod te stellen tot het gebruik of een plicht in het leven te roepen tot het staken van het gebruik. Artikel 7. 2.1 biedt de mogelijkheid een verbod te stellen tot het gebruik van een bouwvallig bouwwerk. Tevens kan op grond van dit artikel een verbod gesteld worden tot het gebruik van een bouwwerk wat nabij een bouwvallig bouwwerk is gelegen. Het staken van het gebruik c.q. het verbod tot gebruik als bedoeld in artikel 7.2.2 is afhankelijk gesteld van een beschikking van het bevoegd gezag. De mededeling als bedoeld in artikel 7.2.1 is te beschouwen als een mededeling van feitelijke aard. Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen Artikel 7. 3.1 Vergunningsplicht nachtverblijf Artikel 2. 2, eerste lid van het Bor geeft de raad de mogelijkheid om van het in artikel 2.11.1 eerste lid, onderdeel a, genoemde aantal personen af te wijken. De raad kan indien afwijking van dit artikel is gewenst, een nieuw artikel 7.3.1 Vergunningsplicht nachtverblijf in de bouwverordening vaststellen. Artikel 7. 3.2 Hinder Artikel 7. 3.2 is gebaseerd op de Woningwet en rechtstreeks handhaafbaar op grond van artikel 7b van die wet. Artikel 7. 3.2 kan onder meer worden toegepast in de volgende gevallen: het plaatsen van voorwerpen of voertuigen in gemeenLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 10 0 van 2 55
schappelijke trappenhuizen van tot bewoning bestemde gebouwen, lawaaihinder (bijvoorbeeld door radio- en televisietoestellen), het veroorzaken van radio- en televisiestoringen, voor zover niet geregeld in andere wettelijke voorschriften, het opslaan van stankverwekkende stoffen, het op gevaarlijke wijze stapelen van materiaal (bij voorbeeld voor kinderen bereikbare vaten die kunnen gaan rollen), het verwijderen van asbest bevattende materialen of restanten hiervan die zich in een zodanige staat bevinden dat het risico van verspreiding van asbestvezels of –stof te vrezen valt. Door weersinvloeden en door slecht onderhoud kunnen asbestbevattende materialen die zich aan de buitenzijde van een bouwwerk bevinden of op een erf of terrein zijn opgeslagen zodanige verwering of slijtage vertonen dat de vezels gemakkelijk losraken en door de wind worden verspreid. Deze asbestvezels vormen een risico voor de gebruikers van het bouwwerk en het erf of terrein en de aangrenzende percelen. Het Asbestverwijderingsbesluit ziet op de situatie van sloop en is niet toepasbaar op de situatie van verweren of slijtage. Een overtreding van het Bouwbesluit is niet aanwezig of is onvoldoende aantoonbaar. In een dergelijke situatie kan een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom worden gebaseerd op overtreding van artikel 7.3.2 MBV juncto artikel 13 van de Woningwet. Voldaan dient te zijn aan het gestelde in het eerste en derde lid van dit artikel. Het gevaar van asbest is in algemene zin voldoende aangetoond om maatregelen ter voorkoming van het verspreiden van asbestvezels en -stof te rechtvaardigen. Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid Artikel 7. 4.1 Preventie Dit artikel heeft betrekking op preventieve maatregelen voor het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte en het in acht nemen van de algemene reinheid. Ook dit artikel kan alleen maar worden toegepast in geval van excessen. Voor de duidelijke en extreme gevallen van onreinheid is deze bepaling onmisbaar. Zie voorts de toelichting bij artikel 5.4.1.
Paragraaf 5 Watergebruik Artikel 7. 5.1 Verboden gebruik van water Het hier bedoelde verbod treedt pas in werking nadat het bevoegd gezag de beschikking heeft genomen. Zie de toelichting bij de artikelen 7.2.1 en 7.2.2. Paragraaf 6 Installaties Artikel 7. 6.1 Gebruiksgereed houden van installaties In het algemeen genomen kan worden gesteld dat het de plicht van de eigenaar of de gebruiker van een bouwwerk is de vereiste installaties te onderhouden en gebruiksgereed te houden. Een gebruiker, bijvoorbeeld een huurder, kan over nalatigheid klagen bij de verhuurder en dit kan worden aangemerkt als een privaatrechtelijke kwestie. Wanneer evenwel groot veiligheids- en gezondheidsrisico of groot ongemak voor derden-bezoekers aan de orde is, ligt dit anders. Daarom is in dit hoofdstuk een bepaling opgenomen over het onderhoud en gebruiksgereed houden van liftinstallaties, collectieve installaties voor portiekverlichting, centrale verwarming, mechanische ventilatie, drukverhoging in de waterleiding (hydrofoor) e.d. Tevens is deze bepaling toepasbaar op het te verrichten onderhoud aan terreinrioleringen, inclusief pompen en putten, en op in de grond aangebrachte opvang- en bezinkingsvoorzieningen voor hemelwater. N.B. Het onderhoud van liftinstallaties is, voor wat betreft de veiligheidsaspecten van gewone personenliften, in principe geregeld in het Warenwetbesluit liften, dat op de Warenwet berust. Hoofdstuk 8 Slopen Algemeen Het hoofdstuk slopen dient ter uitvoering van het bepaalde in artikel 8, tweede lid, letter d, van de Woningwet, en van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Dit hoofdstuk gaat over de omgevingsvergunning voor het slopen. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden gericht op het specifieke sloopproject. Het voornaamste motief voor een uitgebreide sloopregeling in de bouwverordening is gelegen in een bewuster omgaan met afvalstoffen en het zoveel mogelijk hergebruiken van deze stoffen. Een regeling met hetzelfde motief gericht op het bouwafval staat in artikel 4.11. Naar de artikelsgewijze toelichting daarop verwijzen wij hier. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 101 van 2 55
De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen wordt geregeld in hoofdstuk 4 van het Besluit omgevingsrecht. De indieningsvereisten staan in artikel 7.2 van de Mor. Planologische sloopvergunning De Wet ruimtelijke ordening (Wro) introduceert een sloopvergunning, die wij hier ter onderscheiding van andere ‘sloopvergunningen’ – uit de bouwverordening en uit de Monumentenwet – aanduiden als ‘planologische sloopvergunning’. De planologische sloopvergunning kan door de raad van een gemeente in een bestemmingsplan worden opgenomen. De wet stelt niets verplicht, maar biedt deze mogelijkheid. Deze vergunning ziet op de planologische gevolgen van sloopactiviteiten en de eventuele bouwplannen op de locatie die door het slopen vrij komt. Asbest Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is gebaseerd op de Wet milieugevaarlijke stoffen en op de Woningwet. Dit besluit bevat regels voor de verwijdering van asbest bij het slopen van bouwwerken en het uit elkaar nemen van objecten. Het besluit heeft voor zover het betreft het slopen van bouwwerken geen directe werking voor de burger. Het besluit bevat een opdracht aan de gemeenteraad tot regelgeving in de plaatselijke bouwverordening. De voorschriften van de bouwverordening zijn bindend voor de burger. Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 gaat vergezeld van een uitvoerige Nota van toelichting (Stb. 2005, 704, vanaf blz. 15). Het is niet zinvol een selectie uit deze Nota over te nemen in de toelichting bij hoofdstuk 8 van de bouwverordening. Aanbevolen wordt daarom de Nota van toelichting te raadplegen, in het bijzonder het deel Algemeen (blz. 15 t/m 32). Voor meer informatie en publicaties over dit onderwerp wordt verwezen naar www.infomil.nl\asbest
gekomen eerst een asbestinventarisatierapport te worden opgesteld. Dit dient bij voorkeur met de bij het incident passende spoed te gebeuren. Certificering De certificering voor de bouw valt onder het ministerie van SZW. De instantie die zich bezig houdt met de certificering is de Stichting Certificatie Asbest, www.ascert.nl De oude Beoordelingsrichtlijnen (BRL) die van toepassing waren op de sloop van asbest zijn vervangen door certificeringsschema’s voor asbestinventarisatie (SC 540) en asbestverwijdering (SC 530) (Gepubliceerd in Stcrt. 2008, nr. 57, p. 9). Voor een uiteenzetting over de certificering van bedrijven wordt verwezen naar de algemene toelichting op het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Risicoklasse Bij Besluit van 7 juni 2006 (Stb. 2006, 348) is in de arbeidsomstandighedenregelgeving over het asbest een indeling in risicoklassen ingevoerd. Deze indeling is van belang voor de toepassing van de arbo-regels. Zij is niet aan de orde bij de sloopvergunning. De verplichte meldingen van de aannemer en vergunninghouder aan de arbeidsinspectie blijven bestaan. Voor zover de gemeente gewend was meldingen te doen aan de arbeidsinspectie blijft dit ongewijzigd. Intensivering van de handhaving Langs verschillende kanalen wordt aangedrongen op een intensivering van de handhaving van de sloopvoorschriften. Voor diverse publicaties wordt verwezen naar www.infomil.nl Ledenbrieven van de VNG over dit onderwerp treft u aan op www.vng.nl . Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen
Incident Het optreden in geval van een incident (ook wel aangeduid als calamiteit), zoals een brand waarbij asbest vrij komt, staat thans in artikel 3, derde lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Voor een juist optreden in geval van een calamiteit is van veel belang de handreiking “Plan van aanpak asbestbranden”. Voor andere oorzaken dan brand bestaat nog geen plan van aanpak.
Artikel 8. 1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen De Woningwet en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 vormen de juridische basis voor de omgevingsvergunning voor het slopen. De Wabo brengt met zich mee, dat de term sloopvergunning wordt vervangen door omgevingsvergunning voor het slopen of wanneer het uitsluitend over het verwijderen van asbest gaat omgevingsvergunning voor het slopen van asbest.
Ingevolge genoemd derde lid dient het opruimen van materialen en producten die tengevolge van een incident zijn vrijLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 102 van 2 55
Ontvangstbevestiging en mededeling procedure De huidige praktijk van het plaatsen van een datumstempel op de aanvraag als bewijs van ontvangst is niet langer voldoende. Artikel 3. 1, tweede en derde lid Wabo stelt verplicht dat na ontvangst van een aanvraag onverwijld de bevestiging wordt verzonden en dat eveneens onverwijld een mededeling over de te volgen procedure wordt verzonden. Lid 1 Het is wenselijk dat alle sloopafval wordt gescheiden en gescheiden wordt afgevoerd. Daarom is voor de kleine hoeveelheden sloopafval voor zover geen asbest bevattend minder dan 10 m3 - een algemene eis geformuleerd in artikel 8.4.1. Gedacht kan worden aan het slopen ten behoeve van niet-ingrijpende interne verbouwingen. Het verwijderen van asbest is of vergunningplichtig op grond van dit artikel of meldingplichtig op grond van artikel 8.2.1, en valt daarom nooit onder de vergunningvrije restcategorie van artikel 8.4.1. Lid 2 Een ondergrens van 10 m3 voor de vergunningplicht lijkt reëel, voor zover het te slopen bouwwerk geen asbest bevat. Deze inhoudsmaat stemt overeen met een gangbare containermaat. Gekozen is voor een inhoudsmaat, omdat deze op de sloopplaats kan worden gecontroleerd. Een gewicht is ter plekke niet te controleren. Het splitsen van een sloopwerk in kleinere sloopwerken die elk net onder de 10 m3 komen is een te opvallende methode van ontduiking van de vergunningplicht om kans van slagen te hebben. Mocht dit voorkomen dan is dit een overtreding wegens het ontbreken van een omgevingsvergunning voor het slopen. Onder 10 m3 sloopafval wordt verstaan: los gestort sloopafval. Lid 3 Uit dit lid blijkt dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden. Tevens beperkt dit lid de mogelijkheid voorschriften aan de vergunning te verbinden tot de in dit lid vermelde onderwerpen a tot en met d. Het vierde lid geeft ten aanzien van de mogelijke voorschriften over het scheiden en gescheiden houden tot de afvoer van het sloopafval een nadere detaillering. Hierna wordt ingegaan op de te stellen voorschriften over
de onderwerpen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel. Ad a en b De veiligheid tijdens het slopen en de bescherming van nabijgelegen bouwwerken Hier ligt een relatie met artikel 8.3.1, waarin is bepaald dat de artikelen 4.8 tot en met 4.10 van het hoofdstuk Plichten tijdens de bouw van overeenkomstige toepassing zijn op het slopen. Daar waar bouwen, bouwterrein enz. staat wordt uiteraard gelezen slopen, sloopterrein enz. De onderwerpen veiligheid op het bouwterrein, afscheiding van het bouwterrein en veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder zijn als directe norm geformuleerd. Dit betekent dat deze eisen ook gelden indien het vergunningvereiste niet geldt. Uiteraard behoeft datgene wat via deze vantoepassingverklaring al van toepassing is, niet nogmaals als voorwaarde te worden opgenomen in een vergunning. Mede afhankelijk van de sloopmethode en de bebouwing en aanwezigheid van mensen in de directe omgeving van het te slopen bouwwerk, kunnen voorwaarden worden gesteld. Van veel belang is te bedenken dat het hier gaat om de externe veiligheid. De veiligheid voor degenen die met de sloopwerkzaamheden zijn belast behoort tot de sfeer van de arbeidsomstandigheden en wordt beoordeeld door de Arbeidsinspectie. Een sloopveiligheidsplan wordt, voor zover nodig, verlangd en ingediend bij de aanvraag om een vergunning. De regeling daarvoor staat in artikel 8.1.2, tweede lid. Het is de aanvrager van de vergunning die de sloopmethode kiest. Pas wanneer de gekozen methode leidt tot strijd met de bepalingen van dit hoofdstuk, bij voorbeeld over het selectief slopen, de veiligheid of het uitvoeren van bodemonderzoek, worden aan de vergunning voorschriften verbonden ter voorkoming van deze strijdigheid. Ad c Het scheiden en gescheiden afvoeren Het is de houder van de vergunning die kiest naar welke bewerkings- of verwerkingsinrichting wordt afgevoerd, c.q. aan welke inzamelaar of transporteur het afval wordt meegegeven. Uiteraard dienen hierbij de voorschriften van de vergunning en andere regels, bij voorbeeld die over het vervoer van gevaarlijk afval, in acht te worden genomen. In de praktijk komt dit erop neer dat alleen mag worden samengewerkt met vergunninghoudende inzamelaars en transporteurs voor het gevaarlijk afval en alleen mag worden toegeleverd aan bewerkings- en verwerkingsinrichtingen die beschikken over een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer. De voorschriften in de vergunning mogen geen ‘gedwongen winkelnering’ inhouLees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 103 van 2 55
den, dus niet verplichten tot het afvoeren naar bedrijf X, terwijl voor dat afval de bedrijven Y en Z ook vergunninghouder zijn. De fracties waarin moet worden gescheiden worden vermeld in de vergunningvoorschriften. De keuze van de fracties hangt af van de hoeveelheid en samenstelling van het te verwachten afval en van de acceptatievoorwaarden van in de regio aanwezige bewerkings- en verwerkingsinrichtingen. Onder c is de meest minimale scheiding vastgelegd die voortvloeit uit landelijke regelgeving. Naast deze drie ‘onvermijdelijke’ fracties - gevaarlijke afvalstoffen, asbest en overig afval - verdient het aanbeveling om ten minste de volgende fracties als voorwaarde in de vergunning op te nemen: • steenachtig sloopafval, met uitzondering van gips; • bitumineuze en teerhoudende dakbedekking; • met PAKS verontreinigde materialen; • asfalt; • dakgrind; • glas (vlakglas) voor zover een inzamelstructuur beschikbaar is. De opdrachtgever is in beginsel vrij in de keuze van een aannemer. Wanneer de sloopopdracht mede betreft het verwijderen van asbest geldt het bepaalde in artikel 8.3.3 over een deskundig bedrijf en het bepaalde in artikel 5 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Een opdrachtgever doet er verstandig aan een sloopaannemer te kiezen die is gekwalificeerd voor het soort sloopwerk dat wordt aanbesteed. Voor grotere sloopwerken is dit vrijwel steeds een gespecialiseerd bedrijf. Welke voorschriften, wanneer en waarvoor Welke voorschriften over het scheiden in fracties uiteindelijk in een vergunning worden opgenomen is afhankelijk van de gegevens over het te slopen bouwwerk en de slooplocatie (welke soorten afval komen vrij en in welke hoeveelheden en welke mogelijkheden zijn er voor het plaatsen van containers) en voorts van de in de regio beschikbare verwijderingstructuren, waaronder bewerkings- en verwerkingscapaciteit. Er is voor gekozen geen indicatie te geven voor de verschillende inzamelstructuren en bewerkings- of verwerkingsstructuren, omdat deze sterk regionaal of lokaal kunnen verschillen en aan wijzigingen onderhevig zijn. Het is daarom
noodzakelijk dat de ambtenaar, belast met de beoordeling van de vergunningaanvraag, op de hoogte is van de lokale en regionale verwerkingscapaciteit voor de bij sloop vrijkomende afvalstromen. Het is van belang dat voordat een aanvraag om vergunning wordt getoetst de hergebruikmogelijkheden bij de beoordelende gemeente bekend zijn. Hierbij moeten de volgende aspecten worden nagegaan: • wat kan worden hergebruikt; • wat zijn de minimale hoeveelheden per fractie; • kan het herbruikbaar materiaal worden afgezet; • aan welke kwaliteit dient het herbruikbaar materiaal te voldoen; • wat zijn de acceptatievoorwaarden van bewerkers, verwerkers, sorteerders en inzamelaars. Onderzoek Voordat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen kan worden ingediend moeten de volgend onderzoeken plaatsvinden: Onderzoek naar het doel, waarvoor het bouwwerk of het te slopen gedeelte daarvan laatstelijk is gebruikt (MBV artikel 8.1.2, tweede lid, letter f); Indien op grond van het historisch gebruik te verwachten valt dat een te slopen bouwwerk of een te slopen gedeelte daarvan is verontreinigd met gevaarlijke afvalstoffen, dient een onderzoek te worden ingesteld naar de vermoedelijke verontreiniging en moet het rapport met de uitslag van dit onderzoek bij de aanvraag om vergunning worden gevoegd (MBV artikel 8.1.2, derde lid); Indien moet worden aangenomen dat in het te slopen bouwwerk asbest aanwezig is, moeten overeenkomstig het gestelde in artikel 8.1.2, daarover bij het indienen van een aanvraag om eenomgevingsvergunning voor het slopen gegevens worden ingediend. Op grond van artikel 3 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 geldt een onderzoeksplicht naar de aanwezigheid van asbest door een deskundig, dat wil zeggen daartoe gecertificeerd bedrijf. Achter in deze toelichting is als bijlage 8 van de toelichting opgenomen een Keuzetabel voor de vaststelling van deelstromen bij sloop. Deze keuzetabel biedt de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen een handreiking voor een verdergaande scheiding dan normaliter in de voorwaarden van deze omgevingsvergunning verplicht is gesteld om op de slooplocatie uit te voeren. Uiteraard kan genoemde houder voor een verdergaande scheiding zowel financiële als milieuhygiënische overwegingen in zijn beschouwing betrekken. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 10 4 van 2 55
Inzamel- en recyclingsystemen voor kunststoffen
Het gebruik van een mobiele puinbreker
Kunststoffen is een verzamelnaam voor uiteenlopende stoffen. Door de producenten van kunststof gevelelementen (verenigd in de VKG) en de producenten van kunststofleidingsystemen (verenigd in de FKS) zijn voor deze twee deelstromen inzamel- en recyclingsystemen ontwikkeld.
In de meeste provincies bevat de provinciale milieuverordening een regeling voor de toelaatbaarheid van mobiele puinbrekers op slooplocaties. Een dergelijke regeling maakt voorschriften ter zake in de gemeentelijkebouwverordening overbodig. In een concreet geval raadplege men de desbetreffende provinciale griffie over de vraag of, en zo ja welke, provinciale voorschriften terzake gelden. In de bouwverordening van de gemeenten die in de overige provincies liggen, blijven de voorschriften voor het gebruik van een mobiele puinbreker echter zinvol.
De VKG heeft met het Ministerie van VROM een overeenkomst gesloten over de inzameling en herverwerking van kunststof kozijnen, ramen en deuren. De FKS heeft met het Ministerie van VROM een overeenkomst gesloten over de volledige inzameling en het hergebruik van bij bouw en sloop vrijkomende kunststofleidingen (PVC, PE en PP). Het systeem komt erop neer dat degene die sloopt een container kan huren waarin de afval geworden kunststofleidingen worden verzameld. Gestreefd wordt naar een gesloten ketenbeheer, functionerend voor het gehele land. Andere kunststoffen dan hier genoemd kunnen niet worden afgevoerd via met dit inzamelsysteem. Andere inzamelsystemen Andere inzamelsystemen die zijn opgezet door de leverancier van het product en die erop zijn gericht de desbetreffende afvalstoffen weer geschikt te maken voor hergebruik zijn die voor steenwol en glaswol (minerale wol) en voor aluminium. De informatie over deze inzamelsystemen is te verkrijgen bij de leverancier en bij de brancheorganisatie. Ad d Gegevens die na de vergunningverlening worden ingediend De gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van het in behandeling nemen van een aanvraag om vergunning behoren te worden ingediend bij de aanvraag. De artikelen 8.1.2 en 8.1.3 regelen dit. De naam en het adres van degene die met het slopen zal worden belast - gewoonlijk de aannemer - zijn dikwijls nog niet bekend ten tijde van het indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen. Deze gegevens spelen bovendien geen rol bij de beoordeling van het in behandeling nemen. In de vergunning kan een voorwaarde worden opgenomen inhoudende dat uiterlijk ... (bij voorbeeld twee) dagen voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden de naam en het adres van degene die met de sloopwerkzaamheden is belast worden overgelegd aan het bevoegd gezag of de directeur van het (gemeentelijk) bouwtoezicht.
Op verzoek van de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het slopen kan, onder in de vergunning te stellen voorschriften, worden toegestaan dat op de sloopplaats het beton en metselwerkpuin wordt verwerkt in een aldaar opgestelde mobiele puinbreekinrichting. Het ‘Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval’ bevat alle voorschriften ten aanzien van mobiele brekers en is in werking getreden op 1 maart 2004. Vanaf deze datum zijn de in enkele gemeentelijke bouwverordeningen nog bestaande voorschriften over mobiele brekers van rechtswege vervallen. De hogere regeling treedt in de plaats van de lagere regeling. Onder bepaalde condities zoals voorgeschreven in genoemd besluit is het toelaatbaar op de bouw- of slooplocatie dan wel in de directe nabijheid daarvan een mobiele puinbreker op te stellen waar het steenachtige bouw- en sloopafval wordt bewerkt, gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste drie maanden. Het is verboden om met een mobiele puinbreker bouw- en sloopafval te bewerken dat afkomstig is van andere bouw- of slooplocaties dan die waarbij de breker is opgesteld. Lid 4 Het vierde lid geeft een nadere invulling van de onderwerpen genoemd in het derde lid waarover in de vergunning voorschriften worden gesteld. Afhankelijk van de specifieke kenmerken die gelden voor bepaalde fracties of bepaalde handelingen worden de eisen ingevuld. Zo gelden voor gevaarlijk afval zware eisen voor de verpakking van dit afval en de tijdelijke opslag ervan. De tweede zin verplicht het bevoegd gezag een voorschrift in de vergunning op te nemen over het afzonderlijk gereed maken voor de afvoer van het sloopproject van asbest en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren. Deze verplichting staat in artikel 10, letter e, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 10 5 van 2 55
Lid 5 Voor seizoengebonden bouwwerken, welke naar hun aard slechts tijdelijk een plek staan en meestal jaarlijks op dezelfde plek opnieuw worden geplaatst, geldt een andere regeling. Het betreft hier meestal het uit elkaar nemen van het bouwwerk totdat dit opnieuw wordt opgebouwd. Hierbij wordt gedacht aan strandpaviljoens, bouwwerken voor jaarlijks terugkerende evenementen e.d Artikel 8. 1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen Ad a en b Meestal kan door het verbinden van voorschriften aan de vergunning, als bedoeld in artikel 8.1.1, derde lid, worden bereikt dat de veiligheid tijdens het slopen en de bescherming van nabijgelegen bouwwerken voldoende is gewaarborgd. Indien ook door het stellen van voorschriften geen voldoende niveau van veiligheid c.q. bescherming kan worden gewaarborgd, moet de vergunning worden geweigerd. Meestal zal in overleg met de aanvrager - vaak al vóór de indiening van de aanvraag om vergunning - worden gezocht naar een voor de gegeven situatie veilige sloopmethode en zodanige maatregelen dat voldoende bescherming van nabijgelegen bouwwerken is verzekerd. De weigeringgronden ad a en b strekken ertoe een onveilige sloopwijze of een onvoldoende bescherming van andere bouwwerken te kunnen tegenhouden. Het doel is niet om het slopen onmogelijk te maken. Er moet van worden uitgegaan dat ooit ieder bouwwerk een keer wordt gesloopt. Artikel 8. 1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen Voordat wordt besloten tot intrekking van een vergunning dient de houder van die vergunning te worden gehoord. Dit is een eis van zorgvuldigheid. Indien de houder aannemelijk kan maken dat hij binnen zeer afzienbare tijd met de werkzaamheden begint, of deze voortzet, kan dit een reden zijn een besluit tot intrekking nog niet te nemen. De Wabo verhindert niet dat in een verordening, waarbij de vergunningplicht is ingesteld, criteria op te nemen over het intrekken van de vergunning. Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van de omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 8. 2.1 Sloopmelding Algemeen De sloopmelding is geformuleerd als een afwijking van de vergunningplicht. Dit betekent dat indien wordt gesloopt zonder mededeling naar aanleiding van een melding, terwijl deze wel is vereist, overtreding plaatsvindt van artikel 8.2.1 juncto artikel 8.1.1 van de bouwverordening. Een melding als hier bedoeld is gericht op het verkrijgen van de mededeling van het college van burgemeester en wethouders. Deze mededeling is een beschikking en vatbaar voor bezwaar en beroep in de zin van de Algemene wet bestuurrecht. Dit betekent onder meer dat de melding schriftelijk moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Ingevolge het tweede lid moet worden gebruik gemaakt van de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formulieren. In het achtste lid is bepaald dat aan de mededeling voorschriften kunnen worden verbonden. Degene die een mededeling als hiervoor bedoeld heeft ontvangen mag zelf de sloopwerkzaamheden verrichten. Bij het opstellen van de regels is gekeken naar de risico’s voor de gene die sloopt, naar de risico’s voor degenen die in de woning verblijven en naar de externe veiligheid (gezondheid). Naast de voorschriften bij de mededeling, staan in de artikelen 7 en 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 rechtstreeks werkende voorschriften waaraan degene die asbest verwijdert anders dan in het kader van beroep of bedrijf – dus de burger - zich moet houden. Op grond van het tweede lid van artikel 8 van dit Besluit is de minister van VROM bevoegd om, in het kader van de bescherming van mens en milieu tegen emissie van asbestvezels, aanvullende regels te stellen voor de door particulieren toegestane verwijdering van asbest. Deze voorschriften gelden dan naast artikel 7 en naast de voorschriften bij de mededeling. Van deze mogelijkheid zal blijkens de toelichting bij artikel 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 slechts gebruik gemaakt worden als uit praktijkervaringen blijkt dat de in artikel 7 opgenomen voorschriften onvoldoende zijn. Voor het zich ontdoen van het verpakte asbest staan thans drie mogelijkheden open: zelf afvoeren naar een stortplaats of depot, door een aannemer laten afvoeren en, indien de gemeente daarvoor een mogelijkheid aanbiedt, meestal tegen betaling, meegeven met de inzameldienst op vergelijkbare wijze als het grof huisvuil. Om te voorkomen dat asbest ‘zoek raakt’ verdient het aanbeveling dat de gemeente voor het asbest afkomstig van particulieren een inzamel-structuur Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 10 6 van 2 55
creëert, waardoor ten minste op een van de vorenstaande wijzen de particulier zich van dit afval kan ontdoen. Lid 1 Primair is gedacht aan een woning, waar de bewoner zelf het asbest verwijdert. Wanneer dit kan bij een woning, kan het ook gelden voor de bijgebouwen of met de woning vergelijkbare bouwwerken. Daarom zijn naast de woning ook genoemd het logiesverblijf (recreatiewoning) alsmede de op het daarbij behorende erf staande bijgebouwen. Het door de burger verwijderen van geschroefde asbesthoudende platen, van asbesthoudende vloertegels en van niet-gelijmde asbesthoudende vloerbedekking is in artikel 4, derde lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 gebonden aan een maximum van 35 m2 per kadastraal perceel. Genoemd artikel 4, derde lid beperkt de sloopmelding tot woningen en bijgebouwen bij woningen. De begripsbepaling voor woning in het tweede lid van artikel 1 van het Asbestverwijderingsbesluit geeft hiervoor geen oplossing, omdat onduidelijk is wat daar onder ‘mede’ wordt verstaan en omdat in de Woningwet het begrip woning niet is omschreven. Voor zover bedoeld is met dit Asbestverwijderingsbesluit op dit punt geen wijziging in het beleid noch in de uitvoering van de regels te brengen, mag worden geconcludeerd dat onder woning mede wordt verstaan een een logiesverblijf zoals is genoemd in het eerste lid van art. 8.2.1 MBV. De tekst van het derde lid van artikel 4 van het Asbestverwijderingsbesluit geeft niet duidelijk aan of de asbesthoudende golfplaten op een schuurtje bij een woning vergunningvrij door de burger verwijderd mogen worden onder het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Er staat ‘geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt’. Een schuur is een bijgebouw bij een woning. En hoewel de dakplaten niet letterlijk ‘uit’ het bijgebouw komen, mag worden aangenomen dat bedoeld is – net als onder de regeling van vóór het Asbestverwijderingsbesluit 2005 - dit wel mogelijk te maken. De Nota van toelichting geeft niet aan dat een wijziging is bedoeld. Er staat in de toelichting bij het derde lid van artikel 4: ‘De in het onderhavige besluit opge-
nomen uitzonderingen zijn gebaseerd op de uitzonderingen die zijn opgenomen in de modelbouwverordening van de VNG, die door het merendeel van de gemeenten in hun regelgeving zijn overgenomen.’ Daarom heeft de VNG thans bij de implementatie van meergenoemd derde lid in de model-bouwverordening, de bestaande toevoegingen van met een woning gelijk te stellen bouwwerken ‘logiesverblijf’ gehandhaafd. Beleidsmatig verdient het de voorkeur hier een ruime uitleg te kiezen. Het is beter dan de andere uitleg, dat eenburger het verwijderen van het asbest van een schuurtje niet zelf mag doen. De kans is groot dat dan toch door de burger het asbest golfplaten dakje van de schuur wordt verwijderd, maar illegaal. En illegaal verwijderd asbest kun je moeilijk legaal inleveren, dus bestaat kans dat dit eveneens illegaal wordt weggewerkt. Met de voorgestelde ruime uitleg is de burger legaal bezig en kan hij de asbestplaten legaal inleveren. Op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is het niet meer toegestaan om anders dan in het kader van beroep of bedrijf over te gaan tot het verwijderen van: • gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking. De oude voorschriften met betrekking tot het verwijderen van gelijmde vloerbedekking bleken zodanig complex dat ze voor particulieren niet goed waren na te leven. Minder vergaande voorschriften leiden echter tot een risico op blootstelling aan asbestvezels. • dakleien. Bij het werken met deze leien is het risico van breuk groot. Bij breuk van asbesthoudende dakleien komen asbestvezels vrij, hetgeen leidt tot een onaanvaardbaar risico op inademing van asbestvezels en verontreiniging van het milieu met deze vezels. Zie voorts de toelichting bij artikel 4, derde lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Lid 9 De tweede zin van dit lid verwijst naar ‘in de gemeente geldende voorschriften’ die de burger in acht moet nemen ter zake van de afvoer van asbest bevattende vloerbedekking en andere afvalstoffen die hij zelf mag verwijderen na een melding. Met deze voorschriften zijn bijvoorbeeld bedoeld de voorschriften over het meegeven van afval met en de wijze van aanbieden aan de ophaaldienst voor grof huisvuil of die over het aanbieden van deze afvalstoffen bij de gemeentewerf of andere inzamelplaats.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 107 van 2 55
Lid 10 Na het slopen van het asbest mag dit niet worden bewerkt. Dus de platen mogen niet worden gebruikt voor andere toepassingen en niet worden verkleind opdat zij in een huisvuilzak passen. Asbest dat niet wordt gesloopt kan wel worden onderhouden door verven of coaten. Het is af te raden, hetzij voorafgaand aan verven, hetzij anderszins, te schuren of schoon te spuiten onder hoge druk. Lid 11 De sloopmelding is een aanvraag om beschikking. Dit betekent dat de procedure van artikel 4:5 jo. 4:15 Algemene wet bestuursrecht van toepassing is: Indien de aanvraag niet voldoet aan de gestelde eisen, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan pas als de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn aan te vullen. In dit artikellid is ervoor gekozen die termijn kort te houden (één week). Artikel 8. 2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen Dit artikel geeft aan welke asbestverwijdering zonder een omgevingsvergunning voor het slopen als bedoeld in artikel 8.1.1 en zonder sloopmelding als bedoeld in artikel 8.2.1 mag gebeuren. Deze uitzonderingen hebben geen betrekking op andere regelingen waarin bepaalde sloophandelingen mogelijk aan een vergunning of melding zijn gebonden, zoals de Monumentenwet of monumentenverordening. In gevolge het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is ook het verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen vergunningvrij. Ook wel aangeduid als voegkit. Dit artikel geldt niet voor de in artikel 4, tweede lid, letter a, Asbestverwijderingsbesluit 2005 bedoelde waterleidingbuizen, gasleidingbuizen, rioolleidingbuizen en mantelbuizen, voor zover zij deel uitmaken van het ondergrondse openbare gas-, water- en rioolleidingnet. Het verwijderen van gas-, water-, riool- en mantelbuizen in bouwwerken moet wel plaatsvinden door een deskundig asbestverwijderingsbedrijf. Bij het verwijderen van deze buizen die zich in (of in de kruipruimte van) een bouwwerk bevinden is geen sprake van routinematig verwijderen met een beheersbaar risico.
Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen Artikel 8. 3.1 Veiligheid op het sloopterrein Zie de toelichting onder het derde en vierde lid van artikel 8.1.1. Artikel 8. 3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden Deze eis is nodig in verband met toezicht en opsporing. Mede door de aanwezigheid van de vergunning of een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom dat leidt tot het slopen mag degene die de werkzaamheden verricht - in de regel een ander dan de houder van de vergunning - geacht worden de voorwaarden te kennen. Artikel 8. 3.3, tweede lid, bepaalt dat de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen, indien deze mede betrekking heeft op asbest, een afschrift van deze vergunning ter hand stelt aan de sloopaannemer. Artikelen 8.3.3, 8.3.4 en 8.3.5 Asbest De artikelen 8.3.3 tot en met 8.3.5 hebben betrekking op het slopen van asbest. De betekenis van de artikelen kan als volgt worden onderscheiden. Artikel 8. 3.3 schept verplichtingen voor de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen. Artikel 8. 3.4 geldt voor de gevallen dat vooraf de aanwezigheid van asbest niet bekend was. Deze situatie kan zich voordoen in alle gevallen dat wordt gesloopt. Artikel 8. 3.5 geldt voor alle situaties dat asbest wordt gesloopt, dus zowel op grond van een omgevingsvergunning voor het slopen als op grond van een mededeling naar aanleiding van een melding. De eis dat bij het slopen de beste bestaande technieken worden toegepast geldt krachtens het derde lid van dit artikel echter niet voor het slopen op grond van een mededeling. Artikel 8. 3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 10 8 van 2 55
De leden 1 tot en met 4 zijn rechtstreeks overgenomen uit artikel 10, letters k, l, m en n van het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Deze leden bevatten verplichtingen voor de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen. Volledigheidshalve merken wij op dat in artikel 5 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 staat dat degene die opdracht geeft tot het slopen voor de aanvang van de werkzaamheden aan een afschrift van het asbestinventarisatierapport verstrekt aan degene die de handeling verricht. Voorheen stond dit in artikel 8.3.3, derde lid. De plicht is er nog, maar staat op een andere plek en behoeft niet te worden herhaald in de bouwverordening. Artikel 8. 3.4 Plichten van degene die sloopt Lid 1 Het kan gebeuren dat tijdens sloopwerkzaamheden onverwacht toch asbest wordt aangetroffen. Dit artikel stelt een meldingplicht in. Vanaf het moment dat asbest wordt gevonden moet voor het (verder) slopen daarvan een daarop gerichte vergunning of mededeling naar aanleiding van een melding aanwezig zijn. Die moet er eerst komen, voordat het asbest mag worden gesloopt. Handhaving van deze bepaling kan geschieden door middel van het stilleggen van de sloopwerkzaamheden door toepassing van bestuursdwang. Lid 2 De strekking van het tweede lid is het bouwtoezicht de gelegenheid te geven tot tijdige controles tijdens en bij het voltooien van het sloopwerk. Indien het bevoegd gezag de ontvangst van een melding van de voltooiing van een sloopwerk bevestigt, bijv. door de melding af te stempelen en van de ontvangstdatum te voorzien, is die bevestiging een administratieve handeling die niet meer inhoudt dan een bewijs dat er is gesloopt. De gemeente aanvaardt daarmee geen aansprakelijkheid voor eventuele onvolkomenheden bij het slopen en het scheiden en gescheiden houden van het sloopafval. Artikel 8. 3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest Artikel 7 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 voorziet in de voorschriften voor de wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest voorzover dit gebeurt anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Voor het beroepsmatig of bedrijfsmatig verrichten van deze handelingen gelden regels op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de desbetreffende certificering. Voor degenen die anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf een handeling als hiervoor bedoeld verrichten, geeft artikel 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 een vergelijkbare verplichting. Van de bevoegdheid om op grond van het tweede lid van artikel 8 een ministeriële regeling te doen uitgaan heeft de minister van VROM tot nog toe geen gebruik gemaakt. De leden 1 en 2 van dit artikel strekken ertoe te bereiken dat verspreiding van asbest wordt voorkomen althans tot een minimum wordt beperkt. Indien de minister op grond van het tweede lid van artikel 8 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 regels stelt, treedt vanwege de verhouding hogere en lagere regelgeving vanzelf artikel 8.3.5 buiten werking. Paragraaf 4 Vrij slopen Artikel 8. 4.1 Sloopafval algemeen Zoals hiervoor bij artikel 8.1.1 toegelicht, zijn er redenen om de plicht tot het hebben van een vergunning te koppelen aan een ondergrens van 10 m3 sloopafval. Dit betekent niet dat al het sloopafval dat minder dan 10 m3 bedraagt, niet gescheiden zou behoeven te worden. De fracties waarin het sloopafval verplicht moet worden gescheiden, uiteraard voor zover die stoffen daarin voorkomen, betreffen gevaarlijke of verontreinigde stoffen die niet mogen worden gemengd met het overige afval. In de opsomming is asbest niet opgenomen, omdat dit immers nooit zonder vergunning of zonder melding mag worden verwijderd. Preventief toezicht op de naleving van het onderhavige artikel is niet voorzien. De handhaving vindt bij deze geringe hoeveelheden, in totaal niet meer dan 10 m3, uitsluitend repressief plaats. Transponeringstabel artikelen Asbestverwijderingsbesluit 2005 en MBV incl. 11e serie wijzigingen Asbestverwijderingsbesluit 2005 MBV inclusief 11e serie wijzigingen Art. 3 H 8, Toelichting Algemeen Art. 3, lid 3 H 8, Toelichting calamiteit Art. 4, lid 1, sub a 8.1.2, lid 3, sub c Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 109 van 2 55
Art. 4, lid 1, sub b 8.2.2, lid 1, sub c Art. 4, lid 2, sub b, c, d en e 8.2.2, lid 1, sub a, b, d en e Art. 4, lid 3, sub a, b en c 8.2.1, lid 1, sub a en b Art. 5 8.3.3, lid 3 vervallen Art. 6 1.1 (Begripsbepaling) Art. 7 H. 8 Toelichting Algemeen brochure VROM nog niet gereed Art. 8, lid 1 8.3.5, lid 1 en 2 Art. 8, lid 2 Min. Besluit is er nog niet Art. 10, letter a 8.1.1 Art. 10, letter b 8.1.2, lid 3, sub c Art. 10, letter c 8.2.1 Art. 10, letter d 8.2.1, lid 7 Art. 10, letter e 8.2.1, lid 8 Art. 10, letter f 8.2.1, lid 9 Art. 10, letter g 8.2.1, lid 8 Art. 10, letter h 8.1.2, lid 12 Art. 10, letter i 8.1.4, lid 2 Art. 10, letter j 8.1.2, lid 4 Art. 10, letters k, l, m en n 8.3.3, lid 1 t/m 4 Art. 11 12.1, lid 1 en 2
Hoofdstuk 9 Het welstandstoezicht Algemeen In hoofdstuk 9 van de MBV zijn zowel procedurele als inhoudelijke artikelen met betrekking tot het welstandstoezicht opgenomen. Op grond van artikel 8, zesde lid van de Woningwet bevat de bouwverordening voorschriften over de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie. De werkwijze van de welstandscommissie is in de MBV niet concreet uitgewerkt vanwege de diversiteit in lokale invulling. Gemeenten dienen nadrukkelijk zelf een keuze te maken ten aanzien van de werkwijze, ook indien een gemeente werkt met een provinciale welstandscommissie. De gemeentelijke keuze dient ook door te klinken in de werkwijze van de provinciale welstandscommissie. Daartoe dient de gemeente het initiatief te nemen en is het aan de provinciale welstandscommissie om deze keuze te onderschrijven. Het is noodzakelijk om een huishoudelijk reglement toegesneden op de lokale situatie of een reglement van orde voor de lokale welstandscommissie vast te stellen als bijlage bij deze verordening. Juridisch gezien behoeft een dergelijk reglement niet in de bouwverordening zelf te worden opgenomen, maar dient wel dezelfde procedure te worden doorlopen als de gemeentelijke bouwverordening.
Welstandscriteria en welstandsnota Alleen als in een welstandsnota aan de hand van criteria is aangegeven wat verstaan wordt onder redelijke eisen van welstand kan het bevoegd gezag een vergunningplichtig bouwwerk beoordelen op aspecten van welstand en kan de welstandscommissie hierover adviseren. Ook bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 13a van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. Zonder nota met criteria is geen welstandstoezicht mogelijk. De welstandsbeoordeling c.q. -advisering dient gebaseerd te worden op de in de nota opgenomen criteria. In artikel 12a van de Woningwet wordt bepaald dat deze criteria ‘zo veel mogelijk zijn toegesneden op de onderscheidene categorieën bouwwerken en dat de criteria kunnen verschillen naargelang de plaats waar een bouwwerk is gelegen’. Dit biedt mogelijkheden om de criteria per samenhangend deel van de gemeente uit te werken. Zowel binnen als buiten de bebouwde kom verschillen gebieden ten aanzien van de bestaande kwaliteiten en ten aanzien van de verwachte en/of beoogde ruimtelijke ontwikkelingen, die vastliggen in een bestemmingsplan of specifieke beleidsdocumenten, bijvoorbeeld in het kader van landschapsverbetering, stedelijke vernieuwing of architectuurbeleid. De bestaande situatie en de beleidsdoelen voor de toekomst zullen in de meeste gevallen de basis vormen voor een passend welstandsbeleid. In het ene gebied is aanleiding om een behoudend beleid te voeren, in een ander gebied is juist verandering en vernieuwing aan de orde. In het ene gebied is nauwelijks sprake van ruimtelijke dynamiek en kan een terughoudend welstandsregime acceptabel zijn, in een ander gebied gaat juist alles op de schop en is een intensieve beïnvloeding van de ruimtelijke kwaliteit vereist. De welstandsnota is derhalve een dynamisch document. Steeds als er nieuwe gebieden worden ontwikkeld, vormen de beleidsregels voor het betreffende gebied een toevoeging aan de nota, mits telkens opnieuw de vaststellingsprocedure wordt gevolgd. Indien het bevoegd gezag de welstandscriteria in bijzondere gevallen buiten toepassing laat als bedoeld in artikel 4:84 Awb (inherente afwijkingsbevoegdheid), dient dit wel per concreet geval deugdelijk door het bevoegd gezag te worden gemotiveerd.
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 110 van 2 55
Relatie bestemmingsplan en welstand De jurisprudentie op basis van de Woningwet gaat uit van de voorrangsregel uit artikel 9 Woningwet, inhoudende dat de welstandstoets zich dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het welstandscriterium is sinds 1991 in artikel 44 van de Woningwet omschreven als zelfstandige toetsingsgrond voor bouwaanvragen. De voorrangsregeling van artikel 9 was daardoor niet rechtstreeks van toepassing. De jurisprudentie heeft uit dit stelsel van de wet afgeleid dat die voorrang is blijven bestaan (ABRS 25 april 1995, BR 1995, 579, ABRS 16 maart 1999, AB 1999, 356 en ABRS 18 februari 2000, Gst.2000, 7119). In lijn met artikel 9 Woningwet is de voorrang van het bestemmingsplan op de welstandseisen geregeld in artikel 12, derde lid van de Woningwet. Daarin is tevens bepaald dat ook de stedenbouwkundige voorschriften van de bouwverordening boven de welstandseisen prevaleren. In artikel 12b, eerste lid van de Woningwet is bovendien expliciet vastgelegd dat óók de welstandscommissie deze voorrangsregeling moet betrekking bij de advisering. Het bestemmingsplan is immers het wettelijk instrument waarmee, langs de in de Wet op de ruimtelijke ordening aangegeven en met bijzondere waarborgen omklede weg, aan gronden een bestemming is gegeven en de daarbijbehorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden aangegeven. Dit betekent dat de welstandstoets niet mag leiden tot beperkingen die een reële verwezenlijking van de aan de grond toegekende bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, belemmeren (vgl. ABRS 16 maart 1999, AB 1999, 356 m.n. A.G.A. Nijmeijer). De kans dat die situatie zich voordoet is kleiner naarmate het bestemmingsplan meer mogelijkheden biedt de toegekende bestemming te realiseren. Naar valt aan te nemen is de voorrangsregel (artikel 12, derde lid Woningwet) naar analogie van toepassing op de relatie toekomstig bestemmingsplan en welstand. Artikel 9. 1 De advisering door de welstandscommissie Onder het regime van de Woningwet is inschakeling van een welstandscommissie bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen verplicht indien een welstandsnota is vastgesteld en aan de hand van criteria is aangegeven wat verstaan wordt onder redelijke eisen van welstand. De commissie adviseert, het bevoegd gezag beslist. De gemeenteraad kan er voor kiezen om in plaats van een
welstandscommissie een stadsbouwmeester te benoemen. In dat geval dient de bouwverordening voorschriften te bevatten over de rol en de functie van de stadsbouwmeester. De adviespraktijk varieert per gemeente. Er wordt gewerkt met lokale dan wel provinciale welstandscommissies. De gemeenteraad kan er voor kiezen om voor de welstandsadvisering gebruik te maken van een provinciale welstandsorganisatie, die het resultaat is van een gemeenschappelijke regeling of een privaatrechtelijke samenwerkingsvorm. Indien gebruik wordt gemaakt van een provinciale welstandsorganisatie dient de gemeenteraad de leden van de welstandscommissie eveneens nadrukkelijk te benoemen; zie toelichting bij artikel 9.2. Alternatief 1 In dit alternatief wordt voor de welstandsadvisering gebruikgemaakt van de diensten van een provinciale welstandsorganisatie, die de rechtspersoon kan hebben van een gemeenschappelijke regeling, vereniging of stichting. Deze vereniging of stichting dient dan door de gemeenteraad als welstandscommissie te worden aangewezen. De vereniging of stichting draagt uit haar midden personen voor aan b&w om door de gemeenteraad te worden benoemd. De welstandscommissie adviseert over alle vergunningplichtige bouwwerken. Alternatief 2 In dit alternatief is er sprake van een lokale welstandscommissie, die adviseert over alle vergunningplichtige bouwwerken. Artikel 9. 2 Samenstelling van de welstandscommissie Onafhankelijkheid Voor elk afzonderlijk lid van deze commissie geldt het onafhankelijkheidsvereiste. Daaraan wordt in elk geval voldaan indien de leden van de commissie niet ondergeschikt zijn aan het gemeentebestuur. Ook is het raadzaam bij de selectie van de leden van de welstandscommissie alert te zijn op mogelijk tegenstrijdige belangen. Deelneming van leden van het college van burgemeester en wethouders of van het bevoegd gezag dat besluiten neemt over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen aan de welstandscommissie voor de eigen gemeente of voor de gemeente waarover het bevoegd gezag besluiten neemt, is in dit verband uitgesloten. Deskundigen en burgers In de welstandscommissie behoeven niet uitsluitend ‘deskundigen’ zitting te hebben. Deskundige leden zijn leden die Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 111 van 2 55
zich door ervaring en opleiding kwalificeren om zitting te nemen in de welstandscommissie. Van deskundige commissieleden mag worden verwacht dat zij vanuit een eigen, actieve beroepspraktijk kunnen oordelen over plannen van collega’s. Onder niet-deskundige leden worden vertegenwoordigers van de plaatselijke bevolking verstaan, geen architecten of anderszins beroepsmatig bij de kwaliteit van de gebouwde omgeving betrokken zijnde, die door het gemeentebestuur in de welstandscommissie kunnen worden benoemd. De gemeenteraad beslist over de benoeming van niet-deskundige leden. Er is geen wettelijke verplichting om niet-deskundige leden op te nemen in de welstandscommissie. Er zijn meerder alternatieven denkbaar. Alternatief 1 De welstandscommissie bestaat slechts uit deskundige leden. De secretaris is geen lid van de welstandscommissie. Alternatief 2 In de welstandscommissie hebben, naast deskundigen, ook ‘geïnteresseerde burgers’ zitting. Indien de welstandsadvisering is opgedragen aan een provinciale welstandsorganisatie is de keuze voor dit alternatief denkbaar, maar minder werkbaar dat uit elke gemeente aan die gemeente gebonden inwoners deelnemen. De secretaris van de welstandscommissie is geen lid van de welstandscommissie. Alternatief 3 De welstandscommissie bestaat slechts uit deskundige leden. Een lid van de commissie is penvoerder van de commissie. Indien gebruik wordt gemaakt van een provinciale welstandsorganisatie is dit veelal de rayonarchitect. Alternatief 4 In de welstandscommissie hebben, naast deskundigen, ook ‘geïnteresseerde burgers’ zitting. Indien de welstandsadvisering is opgedragen aan een provinciale welstandsorganisatie is het denkbaar, maar minder werkbaar dat uit elke gemeente aan die gemeente gebonden inwoners deelnemen. Een lid van de commissie is penvoerder van de commissie. Indien een provinciale welstandsorganisatie is aangewezen als commissie, is dit veelal de rayonarchitect.
Alternatief 5 In plaats van een welstandscommissie biedt de Woningwet de mogelijkheid om een stadsbouwmeester te benoemen. Dit alternatief is niet uitgewerkt in de MBV. Artikel 9. 3 Benoeming en zittingsduur Het vierde lid van artikel 12b van de Woningwet beperkt de zittingsduur van de leden van de welstandscommissie tot ten hoogste drie jaar met een eenmalige mogelijkheid van herbenoeming voor nog eens maximaal drie jaar in de commissie die in de desbetreffende gemeente werkzaam is. Daarmee wordt beoogd de doorstroming van de leden van de welstandscommissie te bevorderen. Kennelijk is op de koop toe genomen dat deze wettelijke beperking van de zittingsduur in concrete situaties de continuïteit van de commissies in gevaar kan brengen. Het is onmogelijk en ongewenst om in algemene zin de benoemingsprocedure voor (deskundige) leden op te nemen in de MBV. Een reglement van orde dat als bijlage 9 bij de bouwverordening dient te worden vastgesteld en toegesneden is op de lokale situatie, is hiervoor geschikter. In een dergelijk reglement van orde lijkt het zinvol om onder meer een benoemingsboekhouding te regelen om in geval van bezwaren en beroepen tegen onbevoegd gegeven welstandsadviezen zittingstermijnen van leden/ voorzitter aan te kunnen tonen. Artikel 9. 4 Jaarlijkse verantwoording Jaarverslag welstandscommissie Een jaarverslag is bij uitstek geschikt om te signaleren waar de welstandsnota als beleidskader onvoldoende houvast heeft kunnen bieden bij de welstandsbeoordeling en kan tevens dienen ter verantwoording waarom in specifieke gevallen is afgeweken van het vastgestelde beleid. De jaarlijkse verslagverplichting van de welstandscommissie vloeit voort uit artikel 12b, derde lid van de Woningwet. Het jaarverslag kan voor de gemeenteraad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk welstandsbeleid door aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota. Om die reden is het zinvol te streven naar het uitbrengen van het jaarverslag tijdig vóór de beleids- en begrotingscyclus in de gemeente. Ervan uitgaande dat de gemeentelijke begroting doorgaans in september/oktober wordt behandeld, zou het ‘verslagjaar’ van de welstandscommissie kunnen lopen van juni tot juni. Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 112 van 2 55
Jaarverslag burgemeester en wethouders Teneinde de politieke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van het welstandstoezicht te verstevigen en de betrokkenheid van de raad bij de welstandszorg te vergroten, is ook aan burgemeester en wethouders ingevolge artikel 12c van de Woningwet de verplichting opgelegd jaarverslagen omtrent de toepassing van het welstandsbeleid voor te leggen aan de gemeenteraad. In dit jaarverslag zou ten minste aan de orde dienen te komen: • op welke wijze burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen; • op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen; • in welke gevallen burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom op grond van ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 13a van de Woningwet en na dat besluit tot uitvoering daarvan zijn overgegaan. Voornoemd verslag kan tevens deel uitmaken van een algemeen jaarverslag over ruimtelijke ordening en bouwregelgeving. Tezamen met het jaarverslag van de welstandscommissie wordt hierdoor het gemeentelijk welstandstoezicht inzichtelijk gemaakt en het publieke debat bevorderd. In de Woningwet is een algemene verslagverplichting voor burgemeester en wethouders opgenomen ten aanzien van ruimtelijke ordening en bouwregelgeving. Artikel 9. 5 Termijn van advisering De termijnen voor de behandeling van bouwplannen ter verkrijging van een omgevingsvergunning voor het bouwen staan in de Wabo. Deze termijnen zijn beduidend korter dan voorheen in de Woningwet. Hierdoor ontstaat voor de welstandsadvisering een korte periode. In dit artikel is de advisering binnen de Wabo-termijn vastgelegd in een voorschrift. Een verlenging van de adviestermijn is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is verlengd. De mogelijkheid van beoordeling van een zgn. schetsplan in een informele voorprocedure blijft mogelijk, omdat de termijnen pas aanvangen bij de ontvangst van verzoek om vergunning. Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt
ingediend, ten aanzien waarvan een discussie over alternatieven kan worden verwacht, is het raadzaam gebruik te maken van de mogelijkheid tot verlenging van de beslistermijn. Artikel 9. 6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting Openbaar vergaderen is een fundamenteel beginsel van het openbaar bestuur, dat nu voor de welstandscommissie expliciet is vastgelegd in artikel 12b van de Woningwet. De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de belanghebbende een beroep doet op artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, als er dusdanige aangelegenheden aan de orde zijn dat daarmee de aanvrager in zijn recht staat openbaarheid te weigeren. Het verdient aanbeveling om niet alleen de agenda voor de welstandsvergadering bekend te maken, maar ook de stukken die betrekking hebben op de geagendeerde aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen ter inzage te leggen bij de agenda en daarvan melding te maken in de bekendmaking. De openbaarheid van welstandsvergaderingen zal bijdragen aan de vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Daarbij speelt mede een rol van betekenis de algemene wens voor het transparanter maken van de advisering op het terrein van de ruimtelijke kwaliteit. Bovendien zal de openbaarheid van welstandsvergaderingen bijdragen aan het begrip voor en kennis over het welstandstoezicht van de zijde van de burger/bouwer. Met betrekking tot de openbaarheid van welstandsvergaderingen dient een onderscheid te worden gemaakt tussen openbaarheid voor enerzijds de aanvrager van de omgevingsvergunning en anderzijds andere belanghebbenden. Uit artikel 4:7 Awb volgt de beperkte verplichting dat de mogelijkheid tot toelichting van het bouwplan ten overstaan van de welstandscommissie dient te worden geboden aan de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Desondanks is het inbouwen van een moment voor de aanvrager om zijn aanvraag toe te lichten zeer zinvol. Bij de aanwezigheid van de aanvrager kan - indien nodig - wellicht eerder tot alternatieve bouwoplossingen worden gekomen, waardoor de noodzaak om een hernieuwde adviesaanvraag te doen kan worden verkleind. Indien er in het kader van de openbaarheid van vergadering Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 113 van 2 55
spreekrecht wordt geboden aan anderen dan de aanvrager, is het zinvol de kring van spreekgerechtigden te beperken tot belanghebbenden (als bedoeld in artikel 1:2 Awb). Daarmee wordt voorkomen dat allerlei personen tijdens de vergadering van de welstandscommissie kunnen inspreken, terwijl die in een eventuele rechterlijke procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen geen ‘recht van spreken’ hebben omdat zij geen belanghebbenden zijn. De keuze voor spreekrecht is voorts van invloed op het tijdstip waarop de vergadering van den welstandscommissie wordt aangekondigd. Dat tijdstip moet dan zodanig worden gekozen dat eventuele sprekers voldoende tijd hebben om zich op de vergadering voor te bereiden. Wordt geen spreekrecht toegekend, dan kan de termijn korter zijn, aangezien in dat geval van enige voorbereiding door eventuele sprekers geen sprake is.
ongebruikte (vergader)tijd verloren hoeft te gaan. Artikel 9. 8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht Lid 1 Het eerste lid van artikel 9.8 legt een algemeen bestuursrechtelijk uitgangspunt vast, namelijk het motiveringsbeginsel dat in artikel 12b, eerste lid van de Woningwet is opgenomen. In de praktijk is het niet ongebruikelijk dat bij positieve welstandsadvisering een expliciete motivering achterwege blijft. Volgens vaste jurisprudentie verandert dit direct zodra bezwaar tegen de (voorheen) bouwvergunning wordt ingediend. Artikel 9. 9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken
De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin het welstandsadvies formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor informeel vooroverleg over een principeaanvraag of een schetsplan, dat meestal door een of meer daartoe gemandateerde leden van de commissie wordt uitgevoerd. De potentiële bouwer kan in het stadium van vooroverleg gebaat zijn met beslotenheid. Openbaarheid zou dan remmend op het vooroverleg kunnen werken, terwijl uit oogpunt van de korte bouwplanprocedure vooroverleg stimulering verdient.
Indien de raad een gebied van de gemeente wenst uit te sluiten van welstandstoezicht, stelt de raad alternatief 3 of alternatief 4 van de MBV vast. Het desbetreffende gebied is aangeduid op de kaartbijlage als bedoeld in artikel 1.3 MBV.
Artikel 9. 7 Afdoening bij mandaat
Het onderhavige artikel heeft betrekking op de door het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) uitgegeven normen (NEN’s), voornormen (NVN’s) en praktijkrichtlijnen (NPR’s).
In de praktijk kan, gelet op de korte beslistermijnen, behoefte bestaan aan mandaat. De meest voorkomende vorm van mandaat aan één persoon komt neer op de afdoening van een welstandsadvies door een gemandateerde bij plannen waarvan de mening van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders ook kiezen voor mandatering met betrekking tot bepaalde categorieën bouwwerken Negatief adviseren door de gemandateerde wordt meestal uitgesloten. Behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen onder mandaat vraagt met name ten aanzien van de openbaarheid enige aandacht. Met name in geval van veelvoorkomende omgevingsvergunningen voor het bouwen van kleine bouwwerken zal er geringe belangstelling zijn om de behandeling van bouwplannen door de gemandateerde bij te wonen. Het verdient in dat geval aanbeveling om per bouwplan slechts vijf minuten te agenderen, zodat aan de openbaarheid kan worden voldaan en er geen
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen Artikel 10. 6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Hoofdstuk 11 Handhaving Algemeen Het niet naleven van de voorschriften van het Bouwbesluit 2003, de bouwverordening of de criteria uit de Welstandsnota voor bestaande bouwwerken vormt een overtreding waartegen direct met toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom kan worden opgetreden, zonder dat daartoe nog (de tussenstap van) een specifieke aanschrijving vereist is. Het Bouwbesluit 2003 geldt voor alle bouwwerken (artikel 1b Woningwet), voor de bouwverordening krijgt deze systematiek vormt in artikel 7b Woningwet en voor het welstandsvereiste voor bestaande bouw volgt dit uit artikel 13a Woningwet. Met het generieke handhavingsinstrumentarium op grond van de Gemeentewet en de Awb kan worden afgedwongen dat het bouwen of de staat van een gebouw of ander bouwwerk gaat voldoen aan de betreffende voorschriften van het Bouwbesluit 2003, dat het gebruik ervan of de staat of het gebruik van een Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 114 van 2 55
open erf of terrein in overeenstemming is met de bouwverordening en dat het uiterlijk van een bouwwerk niet in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria die zijn vastgelegd in de welstandsnota. Tenzij sprake is van spoedeisende omstandigheden brengt artikel 4:8 van de Awb met zich mee dat een belanghebbende, die naar verwachting bedenkingen zal hebben tegen een voorgenomen handhavingsbesluit, vooraf in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. In het handhavingsbesluit dient vervolgens zorgvuldig te worden omschreven met welke voorschriften van het Bouwbesluit 2003 het bouwen of de staat van een gebouw of ander bouwwerk in strijd is en met welke voorzieningen het bouwen of de staat van dat gebouw of ander bouwwerk weer in overeenstemming met die voorschriften kan worden gebracht. Door zelf binnen de daartoe gestelde termijn maatregelen te nemen kunnen belanghebbenden dan overeenkomstig artikel 5:24, vierde lid, van de Awb de toepassing van bestuursdwang voorkomen dan wel overeenkomstig artikel 5:32, vijfde lid, van de Awb het verbeuren van een dwangsom voorkomen.
juncto artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten. Artikel 12. 3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen De artikelen 5.1.2 en 5.1.3 bevatten redelijk zware eisen voor bestaande situaties. Er zijn veel bestaande situaties die niet aan deze eisen voldoen en redelijkerwijs daaraan niet getoetst kunnen worden. Voor nieuwe situaties -dat wil zeggen die bestaand worden na het in werking treden van deze voorschriften - lijkt de eis wel redelijk. Wanneer een bestaand gebouw, dat krachtens deze overgangsbepaling niet aan de nieuwe voorschriften behoeft te voldoen, wordt verbouwd en daarvoor een vergunning nodig is op grond van artikel 40 van de Woningwet, kunnen in die vergunning eisen omtrent de bereikbaarheid van dat gebouw worden gesteld. Dit om te voorkomen dat een eenmaal bestaand gebouw nimmer aan meer eigentijdse eisen van bereikbaarheid zou behoeven te voldoen.
Tegen een handhavingsbesluit staan de normale rechtsmiddelen open die de Awb in samenhang met de Wet op de Raad van State biedt (bezwaar, beroep, hoger beroep en daarnaast de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te vragen). Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet blijft de mogelijkheid bestaan om met toepassing van bestuursdwang of op grond van artikel 5:32 van de Awb met een last onder dwangsom, handhavend op te treden tegen illegale bouwen sloopwerkzaamheden door middel van het stilleggen van deze werkzaamheden. Daarbij is het feit dat zonder of in afwijking van een vereiste vergunning wordt gebouwd of gesloopt op zichzelf in beginsel voldoende aanleiding om spoedshalve bestuursdwang toe te passen overeenkomstig artikel 5:24, vijfde lid Awb. Het direct met bestuursdwang optreden tegen illegale bouw- of sloopwerkzaamheden is er immers op gericht te voorkomen dat de illegale situatie verder in omvang toeneemt, waardoor burgemeester en wethouders mogelijk voor voldongen feiten worden geplaatst. In dit verband kan onder meer worden verwezen naar de uitspraken van ABRvS van 14 november 2001 (JG 020026) en 11 juni 2003 (BR 2003, 893). Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen Algemeen Alle artikelen van deze verordening op overtreding waarvan straf is gesteld steunen op artikel 7b van de Woningwet Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 115 van 2 55
Bijlagen Bijlage 1 Toelichting verordening
Figuur 3 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder a)
Figuren 1 t/m 19, behorende bij de stedenbouwkundige bepalingen. Figuur 1 Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen 2.5.7 en 2.5.8)
Figuur 4 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder a)
Figuur 2 Voor verkeer vrij te houden hoogten (artikelen 2.5.7 en 2.5.8) Figuur 5 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder a)
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 116 van 2 55
Figuur 6 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder b)
Figuur 9 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder d)
Figuur 10 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder e) Figuur 7 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder c) Figuur 8 Ligging van de achtergevelrooilijn (artikel 2.5.11, eerste lid, onder c)
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 117 van 2 55
Figuur 11 Teruglegging met het oog op de daglicht toetreding van achtergevelrooilijn die een scherpe hoek met elkaar vormen (ingevolge artikel 2.5.11, lid 2)
Figuur 13 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.5.20, 2.5.21, 2.5.23 en 2.5.25). Buiten de bebouwde kom
Figuur 12 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.5.20, 2.5.21, 2.5.23 en 2.5.25). Binnen de bebouwde kom Figuur 14 Bouwhoogte in voor- en achtergevelrooilijn en daartussen. Maximum bouwhoogte (artikelen 2.5.20, 2.5.21, 2.5.23 en 2.5.24, alternatief 2). Binnen grootstedelijke delen van de bebouwde kom
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 118 van 2 55
Figuur 15 Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikelen 2.5.20, derde lid, eerste alinea) Figuur 16 Bouwhoogte in de voorgevelrooilijn (artikelen 2.5.20, derde lid, tweede alinea)
Figuur 17 Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikelen 2.5.21, tweede lid, eerste alinea) Figuur 18 Bouwhoogte in de achtergevelrooilijn (artikelen 2.5.20, tweede lid, tweede alinea) Figuur 19 Hoogte van een zijgevel tegenover een achtergevelrooilijn (artikelen 2.5.22)
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 119 van 2 55
Bijlage 5 Activiteiten samenhangende met slopen en bedreigingen Activiteit samenhangende met sloopproject Sloopmethode Beulen (slopen met behulp van slingeren, zwaaien, vallen van bal)
Bedreiging – onvoldoende afstand tot gebouwen – stof bij instorten – overmatige trillingen – ongecontroleerd instorten – ongecontroleerd instorten
Omduwen/omtrekken (uitoefenen kracht haaks op lengterichting met als gevolg breuk) – stof bij instorten – wegspatten dommekracht (hefboom) – ongecontroleerd instorten van bepaalde stoffen die een aanzienlijke volumevergroting vertonen; o.a. explosieven.) – rondvliegend puin
Afhijsen (knijpen)
Trekken (uitoefen kracht in de lengterichting) Overige methoden:
Materieel (bouwkranen, mobiele puinbrekers)
Sloopobject
Activiteit samenhangende met sloopproject Sloopterrein
Bouwputten en -sleuven
Bodemverontreiniging en afvoer van sloopmaterialen
– opslag e.d. – trillingen – verzakkingen – vallend materiaal/onvoldoende afstand – omvallen kraan/maximum hijslast – afbreken hijslast – kantelen trekapparatuur – stapelen palen Slopen in het algemeen met de hand vanaf stellingen, al dan niet met behulp van werktuigen. Hierbij kan indien het bouwhek niet vergenoeg staat puin, gereedschap e.d. Buiten het sloopterrein vallen. - aan- en afvoer - op- en afbouw - afbreken hijslast of delen daarvan - omvallen kraan - overschrijden max. wegbelasting - omvallen bouwdelen - wegspattend/vallend puin en gereedschap - verontreinigd sloopmateriaal Bedreiging - afkalven, instorten bouwputten - opslag van materialen en materieel - onvoldoende afgrenzing - instorten/afkalven bouwputten en sleuven - onjuiste bemaling Veiligheidsaspecten reeds gedekt: p-bladen arbeidsinspectie en APV’s
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 120 van 2 55
Bijlage 6 Checklist van bedreigde objecten, functies en maatregelen ten behoeve van de opsteller van het sloopveiligheidsplan Bedreigde functies en objecten Mogelijke maatregelen (bron-, pad- en object-gericht)
Belendingen
Bouwkundige staat
- Gebruikers
Gebruiksfuncties
Gedeeltelijk te slopen objecten
Bouwkundige staat resterende constructie
- Gebruikers resterende constructie
Gebruiksfuncties resterende constructie (school, ziekenhuis, e.d.)
Infrastructuur
Aanbevelingen –constructief scheiden
Overleg met eigenaar/beheerder
– trillingsarm slopen belending (in extremo: met de hand) – stutten/stempelen bouwputtenen sleuven – gecontroleerd bemalen – voorzieningen i.v.m. gemeenschappelijke bouwmuren en funderingen – trillingsarm slopen – stofarm slopen – slopen op bepaalde dagen/tijden – in extreme situaties (calamiteiten): ontruimen – rekening houden met verontreinigd sloopmateriaal, zoals asbest – vrijhouden / toegankelijk houden van belendende gebouwen aangepaste werktijden – toetsen aan Bouwbesluit en Bouwverordening voor wat betreft veiligheid Zie ook bouwkundige staat belendingen
Voorlichten gebruikers
Overleg met gebruikers, eventueel koppelen aan verkeerscirculatieplan Getoetst dient te worden aan de regelgeving met betrekking tot veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid voor bestaande situaties. Voor mogelijke maatregelen en aanbevelingen zie ’belendingen’
– toetsen aan Bouw besluit en Bouwverordening wat betreft veiligheid en gezondheid Zie ook gebruikers belendingen. – toetsen aan Bouw besluit en Bouwverordening wat betreft bruikbaarheid Zie ook gebruiksfuncties belendingen
Kabels, leidingen en
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 121 van 2 55
rioleringen
- aangepaste sloopmethode
–Regelen in vooroverleg met betreffende nutsbedrijven – stutten
omleggen – hijsplan bij grote hijsklussen - beschermen – (afdekken) – afsluiten - omleggen - hijsplan bij grote hijsklussen (lantaarnpalen e.d.)
- Straatmeubilair - beschermen – afsluiten
Bedreigde functies en objecten Mogelijke maatregelen (bron-, pad- en objectgericht) - Wegen, bruggen, viaducten, e.d.
-
Verkeerssituatie
Aanbevelingen
– verwijderen – afdekken (schotten, rijplaten, zand) – aangepaste sloop methode
Waterstaatkundige werken (kanalen, sluizen, dijken e.d.) - Overig (tunnels e.d.)
Voetgangers en fietsers
Overleg met verantwoordelijke instanties
- Overleg met verantwoordelijke instanties
– afdoende afgrenzen sloopterrein
- Regelen in vooroverleg met verantwoordelijke instantie Bij complexe situaties:
verkeerscirculatieplan Regelen in vooroverleg met verantwoordelijke instanties en gemeentediensten
Overig wegverkeer(openbaar vervoer, auto’s)
– uitstekers (valschermen) voetgangerstunnels – afzetten weggedeelte met hekwerk – (tijdelijk) afzetten van de gehele weg – afdoende afgrenzen sloopterrein
Bij complexe situaties:
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 12 2 van 2 55
Routes voor brandweeren ziekenhuis auto’s e.d.
– vrijhouden en waarborgen veiligheid boven leidingen trams en trolleys – uitstekers – afzetten weg verkeerscirculatieplan – vrijhouden weg – aangepaste sloop methode
Spoorwegen Scheepvaart
Bijzondere heden
omstandig-
Veel omstanders
Calamiteiten (slopen na brand, explosies e.d)
– beperken overige verkeersstroom Regelen in vooroverleg met NS Regelen in vooroverleg met waterbeheerder (RWS, provincie, waterschap, gemeente) – aanbrengen extra veiligheidsvoorzieningen – afzetten wegen – afzetten weg – ontruimen dende percelen
Vandalen en daklozen
Regelen in vooroverleg met verantwoordelijke instanties en gemeentediensten
Bij complexe situaties: verkeerscirculatieplan Regelen in vooroverleg met verantwoordelijke instanties en gemeentediensten
Vooraf informeren omwonenden - Bij grote manifestaties overleg met gemeente Overleg met deskundige instanties
belen-
-– extra afscheiding – verscherpt toezicht
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 123 van 2 55
Bijlage 7 Voorbeeld voor inhoudsopgave sloopveiligheidsplan Voorbeeld inhoudsopgave sloopveiligheidsplan 1. Naam en correspondentieadres van de aannemer 2. Ligging van het te slopen perceel 3. Doel en opzet sloopveiligheidsplan 4. Beschrijving werkzaamheden 5. Beschrijving toe te passen sloopmethode(n) en materialen, materieel en hulp- en beveiligingsmiddelen 6. Verantwoordelijkheden en verantwoordelijke personen met betrekking tot externe veiligheid 7. Betrokken instanties 8. Dagindeling werkzaamheden 9. Instructies aan werknemers 10. Instructies/voorlichting omwonenden 11. Voorgenomen veiligheidsmaatregelen 12. Uitvoering toezicht op maatregelen 13. Logboek Bijlagen bij het sloopveiligheidsplan a. belangrijke telefoonnummers b. tekening waarop staat aangegeven: - de situering van het sloopobject; - de plaats van de bouwkranen; - de aan- en afvoerwegen; - de laad-, los- en hijszones; - de plaats van de bouwketen; - de situering van het sloopobject ten opzichte van aangrenzende wegen, bouwwerken e.d.; - de grenzen van het sloopterrein, waarbinnen alle sloopwerkzaamheden, het laden en lossen daaronder begrepen, plaatsvinden; - de in of op de bodem van het bouwperceel aanwezige leidingen; - de plaats van ander hulpmaterieel. De schaal van deze tekening mag niet kleiner zijn dan 1:1.000. (indien nodig bij detailleringen niet kleiner dan 1:100). c. controlelijst ten behoeve van externe veiligheid op de werken d. transportroutes afkomende materialen
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 124 van 2 55
Bijlage 8 Keuzetabel voor de vaststelling van deelstromen bij sloop niveau I minimumscheiding gevaarlijke afvalstoffen(voorheen: chemische of chemisch verontreinigde afvalstromen)
asbest en asbesthoudende afvalstromen
metalen
niveau I-plus minimumscheiding gevaarlijke afvalstoffen(voorheen: chemische of chemisch verontreinigde afvalstromen
niveau II olieproducten overig gevaarlijk afval
asbest en asbesthoudende afvalstromen
asbestproducten plaat
metalen
met asbest en asbeststof verontreinigd sloopafval ferro
non ferro
elektriciteitskabels
golf-
niveau III maximumscheiding afgewerkte olie brandstofrestanten
batterijen accu’s schoorsteenkanalen rookkanalen overig chemisch belast puin verontreinigde leidingen oliehoudende elementen coatings, kitten bitumineuze materialen zeefzand tl-buizen/starters halogeen lampen overzicht zie EURAL spouwbladen brandwerende platen isolatiemateriaal producten niet elders genoemd met asbest en asbeststof verontreinigd sloopafval constructiebalken e.d. metalen trappen e.d. betonijzer schroot tanks, silo’s ferro niet elders genoemd instructies) lood (buis, slabben) zink (regenpijp, dakgoot) koperbuis non ferro niet elders genoemd kabels 220 V kabels > 220 V
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 12 5 van 2 55
steenachtig afval i.c. betonpuin en baksteenpuin
steenachtig afval i.c. betonpuin en baksteenpuin
beton
metselwerk kalkzandsteen dakpannen/ bedekking(beton, keramiek leisteen)
keramiek
gipshoudende elementen
asfalt
massief hout (zonder verduurzamingsmiddelen direct herbruikbaar)
steenwol glaswol massief hout (zonder verduurzamingsmiddelen direct herbruikbaar)
steenwol glaswol massief hout (direct herbruikbaar)
geverfd/gelakt hout
gewapend beton
schuimbeton gasbeton staalvezelbeton hoge sterkte beton betonproducten beton niet elders genoemd metselwerkpuin metselmortel metselwerkpuin bouwblokken intacte dakpannen
gebroken dakpannen dakleien wandtegels plavuizen sanitair gipsplaat stucwerk anhydriet vloeren gipsvezelplaat gipshoudende elementen asfaltbeton asfaltpuin freesafval steenwol glaswol balken
vloerdelen trapelementen dakbeschot regels/tengels pallets schoon hout niet elders genoemd gevelelementen kozijnen deuren parketvloeren geverfd/gelakt hout niet elders genoemd
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 126 van 2 55
verlijmd hout (plaatmateriaal)
geïimpregneerd hout
overig afval
kunststof gevelelementen PVC- en PE-leidingen
kunststof gevelelementen PVC
vlak glas
vlak glas
papier en karton
papier en karton
overig afval
LDPE/HDPE
XPS/EPS
PUR overige kunststoffen gemengd
cellulose isolaties textiel door vuil voor hergebruik ongeschikte materialen
composiet-materialen
spaanplaat multiplex hardboard vezelplaat houtwolcementplaat bekistingmateriaal vloerplaat plaatmateriaal niet elders genoemd tuinhout bielzen geïmpregneerd hout niet elders genoemd kunststof gevelelementen dakfolies wandfolies vlak glas draadglas spiegelglas dubbelglas HR- en LE-glas papier karton dakfolies wandfolies leidingsystemen vloerisolatie dakisolatie wandisolatie PUR-producten niet elders genoemd EPDM overige kunststoffen gemengd cellulose isolaties gordijnen vloerbedekking folies met aanhangend papier/karton met aanhangend vuil textiel met aanhangend vuil glas met kitresten
beton met PS-platen sandwichtpanelen metselwerk met stucwerk thermohardende kunststoffen
beton met stucwerk meterkasten
overig afval
deurknoppen overig afval Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 127 van 2 55
Toelichting tabel In de tabel worden drie niveaus onderscheiden. Niveau I en niveau I-plus staan voor de vereiste minimumscheiding zoals bedoeld in artikel 8.4.1. Dit minimumniveau correspondeert met artikel 4.11 waarin de vereiste minimumscheiding van bouwafval is vastgelegd. Het bestaan van twee niveaus, respectievelijk I en Iplus, is nodig omdat de gemeenteraad bij de vaststelling van artikel 4.11 juncto 8.4.1, een keuze heeft uit twee alternatieven. Niveau III geeft een optimaal scenario weer, waarin sprake is van een maximale scheiding. Niveau II is te beschouwen als een tussenstap, waarmee een verder inzicht wordt verkregen in het opsplitsen naar de verschillende afvalstromen. De verschillende categorieën van afvalstoffen die in niveau II worden onderscheiden, kunnen niet worden opgevat als definitieve oplossingen met betrekking tot scheiden. Hierna wordt kort beschreven op welke wijze de tabel kan worden gebruikt als hulpmiddel. - Gevaarlijke afvalstoffen; chemische en chemisch belaste afvalstromen: Op het gevaarlijke afval is het Besluit aanwijzing gevaarlijke afvalstoffen van toepassing (EURAL). Het scheiden van de herbruikbare componenten uit het gevaarlijke afval heeft alleen zin indien deze gescheiden worden op niveau III. - Asbest en asbesthoudende afvalstromen Het scheiden van asbestproducten tot op niveau III is niet zinvol. Volstaan kan worden met het apart houden van asbest en asbesthoudende producten in één afvalstroom, omdat asbest altijd moet worden gestort. - Overige afvalstromen Het scheiden van de diverse componenten is alleen zinvol indien hiermee een afvalstroom wordt verkregen die in aanmerking komt voor hergebruik en waarvoor inzamel- en verwerkings- of bewerkingscapaciteit bestaan. Voor sommige componenten betekent dit dat gescheiden dient te worden tot niveau III (bijvoorbeeld bepaalde betonproducten, steenachtige isolatiematerialen, dakpannen, metalen, kunststoffen, glas, schoon hout). Voor andere componenten kan ook worden volstaan met scheiding op niveau II (asfalt, metselwerk, kalkzandsteen, geverfd en gelakt hout, verlijmd hout, papier en karton, textiel, kabels). Niet-herbruikbare niet-gevaarlijke (c.q. chemisch verontreinigde) afvalstromen In verband met het stortverbod voor bouw- en sloopafval, moet ook deze categorie worden beschouwd als overig afval en worden afgevoerd naar de sorteerinrichting. De tabel is niet meer dan een hulpmiddel voor de gemeente bij het bepalen van de mate van scheiding die zal worden voorgeschreven in de sloopvergunning. Er is bewust voor gekozen om geen indicatie te geven voor de verschillende inzamelstructuren en bewerkings- of verwerkingsstructuren, omdat deze regionaal of lokaal kunnen verschillen en aan wijzigingen onderhevig zijn. Het is daarom noodzakelijk dat de desbetreffende ambtenaar, verantwoordelijk voor de controle van de vergunningaanvraag, op de hoogte is van de lokale en regionale verwerkingscapaciteit voor de bij sloop vrijkomende afvalstromen. Al dan niet verontreinigde grond is niet in deze tabel opgenomen. Grond die tijdens of na het slopen wordt afgevoerd, is geen sloopafval en kan dus geen onderwerp zijn in een voorschrift van de sloopvergunning. Toch verdient het aanbeveling alert te zijn op de afvoer van (verontreinigde) grond. Bijlage 10 Handreiking voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest Asbestcementproducten en overige producten waarin asbest in hechtgebonden vorm voorkomt (N.B. De aanduiding ‘hechtgebonden’ geldt voor het nieuwe product. Door slijtage kan de hechtgebondenheid van deze producten in de loop der tijd afnemen.)
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 128 van 2 55
Product
Mogelijk toegepast in
Asbestcement, vlakke plaat vaak aan een kant ‘wafelstructuur’ Asbestcement, vlakke gevelplaat met coating
Gevels, dakbeschot, rondom schoorstenen
Asbestcement schoorsteen of luchtkanaal Asbestcement, bloembak
Bij kachel of CV-installatie, ventilatiekanalen Zowel buiten als binnen, balkons
Vaak
Asbestcement, golfplaat
Daken van schuren en garages Alleen geschikt voor binnentoepassingen, aftimmeringen, inpandige kasten Imitatieleien
Vaak
Asbestcement
met
Asbestcement, dakleien
Decoratieve vels, galerij
buitenge-
Mate waarin het is toegepast Vaak
Uiterlijk
Vrij algemeen in flats
Als vlakke plaat maar met aan een kant gekleurde geëmailleerde of gespoten coating Rond of vierkant kanaal, verder als vlakke plaat In diverse vormen, verder als vlakke plaat, meestal dunner dan betonnen bak Als golfplaat, in diverse dikten Geelbruine, dunne plaat, lijkt op hardboard
Vaak
Soms
In Nederland toegepast Vaak
weinig
Grijze plaat van 3 tot 8 mm dik,
Vlakke plaatjes, aan één zijde gecoat Als luchtkanaal, maar dikker Als marmer, in breuk of zaagvlakken zijn witte vezels zichtbaar Harde tegel met meestal een wit gevlamd motief
Asbestcement, standleidingen Asbestcement, imitatiemarmer
Afvoer toilet
Harde asbesthoudende vinyltegels
Toiletten, keukens
Soms, meestal bij de bouw gelegd
Afdichting schoorstenen kachelruitjes en deurtjes, in oude haarden en allesbranders Op (vochtige) muren en plafonds Onder CV-ketels, wanden CVkast, stoppenkast, plafonds, trapbeschot Bekleding zoldering Keukens, trappen enz., geproduceerd voor 1983 Zeer divers, alleen te herkennen door analyse onderlaag
Regelmatig
Wit tot vuilgrijs pluizig koord
Nauwelijks
Vezelige korrelstructuur
Regelmatig, vooral in flats en grotere complexen Weinig Zeer vaak
Lichtbruin tot geel, zachtboardachtig
Vensterbanken schoorsteenmantels
en
Soms
Producten waarin asbest in een niet-hechtgebonden vorm voorkomt. Afdichtkoord
Asbesthoudend stucwerk Brandwerend board
Asbestkarton Vinylzeil met asbesthoudende onderlaag
Lichtgrijs, kartonachtig
Lees verder op volgende pagina >>
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 129 van 2 55
Toelichting tabel Herkennen van asbest Alleen in een laboratorium kan met 100 procent zekerheid worden vastgesteld of een materiaal of een product asbest bevat. Wel kunt u materialen herkennen waarin mogelijk asbest zit. Het bovenstaande overzicht helpt daarbij. Dit overzicht is niet volledig. Voor de herkenning van vinylvloertegels en vinylvloerbedekking (in de volksmond zeil) waarin mogelijk asbest zit, kan de volgende informatie worden gegeven: Asbesthoudende vinylvloertegels Tot omstreeks 1985 waren vinylvloertegels te koop, die verstevigd zijn met asbest. Meestal zijn deze kunststoftegels al tijdens de bouw gelegd. Vinylvloertegels zijn veelal toegepast in vochtige ruimten, zoals toiletten en keukens. Vinylvloertegels zijn hard en een beetje glanzend, vaak met een wit ‘gevlamde’ decoratie. Asbesthoudende vinylvloerbedekking Vinylvloerbedekking met asbest was tussen 1968 en 1983 te koop. Het is veel gebruikt in keukens en op trappen. De toplaag is van PVC en in de onderlaag zit asbest. Deze viltachtige onderlaag lijkt op karton en is lichtgrijs tot lichtbeige en soms lichtgroen. Asbest zit bijna nooit in de volgende soorten vloerbedekking: vloerbedekking van textiel (tapijt); ondertapijt van vilt; breekbaar, dun zeil met een doffe, zwarte of wijnrode onderkant; stijve, zeilachtige vloerbedekkingen met een harde, ruwe onderzijde met daarin een grofmazig juteweefsel, zoals linoleum; buigzaam zeil met een dikke, bruine, harige onderzijde; soepel zeil met een onderkant van kunststof (plastic) of foam (schuim). Ten slotte is het van belang het volgende te weten: Toepassing en verkoop van asbest is sinds 1 juli 1993 nagenoeg verboden. Na 1983 is vrijwel geen losgebonden asbest meer toegepast. Sinds enkele jaren zijn ook asbestvrije cementplaten (bijvoorbeeld golfplaten) op de markt. De in Nederland gefabriceerde asbestvrije cementplaten zijn te herkennen aan de opdruk NT aan de onderzijde van de plaat.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 130 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
BELEID
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
De volgende bevoegdheden worden gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Beleid:
Omschrijving bevoegdheid
Het nemen van besluiten betreffende verlening en/ of vaststelling dan wel weigering van subsidie.
Artikel 4, eerste lid, Algemene subsidieverordening Amstelveen 2006, evt juncto een bijzondere subsidieverordening College
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Teamleiders van de afdeling 6-2-‘07
Teamleiders van de afdeling 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Met in achtneming van het subsidieprotocol, door b&w vastgesteld op 22 november 2005.
Met in achtneming van het subsidieprotocol, door b&w vastgesteld op 22 november 2005.
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
1.
Artikel 4, tweede lid, Algemene Verlenen van voorsubsidieschotten, de betaling verordening van voorschotten en Amstelveen subsidiebedragen 2006 , evt in gedeelten en alle juncto een overige ter zake van bijzondere subsidiëring te nemen subsidieverbesluiten or-dening College
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING AMSTELVEEN
2.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 131 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
14-02-‘07
Met in achtneming van het subsidieprotocol, door b&w vastgesteld op 22 november 2005.
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Mandaatgever
Teamleiders van de afdeling 6-2-‘07
Wettelijke grondslag
Omschrijving bevoegdheid
Ja
14-02-‘07
14-02-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
Artikel 4, derde lid, Algemene subsidieverordening Amstelveen 2006 , evt juncto een bijzondere subsidieveror-dening College
Wijziging, intrekking, opschorting en terugvordering van verleende, vastgestelde en betaalde subsidies en voorschotten.
Vervallen
3.
4. Vervallen
Mandaatgever
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
Wettelijke grondslag
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Omschrijving bevoegdheid
5. Vervallen
LEERPLICHTWET1
6.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 132 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
GEMEENTEWET / GRONDCONTRACTEN
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
14-02-‘07
Nee
14-02-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
6-2-‘07
Amstelveense Regeling Arbeidsvoor-waarden (ARA), hoofdstukken 2, 8, 16 en 19. College
14-02-‘07
Het verlenen van ontheffing van de in met de gemeente gesloten grondcontracten opgenomen Artikel 160, verplichting de eerste lid, gekochte nieuwbouw- onder e Gewoningen gedurende meentewet een bepaalde periode en grondzelf te bewonen. contracten College
Alle beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen en schorsen van een ambtenaar.
6-2-‘07
7.
8.
Alle beslissingen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden met uitzondering van beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen en schorsen Hoofdstukvan een ambtenaar. ken 1, 3 t/m Het mandaat geldt 7; 9 t/m 15; voor zover in de ARA 17, 18, 20 en niet anders is bepaald.met 53 ARA College
AMSTELVEENSE REGELING ARBEIDSVOORWAARDEN (ARA)
9.
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 133 van 2 55
Gemeenteblad
10
11
12
Omschrijving bevoegdheid
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Personeelsconsulent Facilitair Bedrijf 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Medewerkers salarisadministratie Facilitair Bedrijf 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
(senior) beleidsmede-werkers, teamleiders, leerplichtambtenaar 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
College
6-2-‘07
14-02-‘07
Artikel 4a:3:2:3, eerste lid, ARA
6-2-‘07
Verstrekken van een bijdrage aan een fiets en bijbehorende verzekering.
Verlenen tegemoet- Artikel koming woon- werk- 18.1:6, eerste verkeer. lid, ARA College
Artikel 160, eerste lid, sub e. Gemeentewet College
GEMEENTEWET, BEDRIJFSMIDDELEN
Het verwerven van bedrijfsmiddelen2.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 134 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR
14-02-‘07
Ja
Ja
Beleidsmede-werkers 6-2-‘07
Beleidsmedewerkers 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
14-02-‘07
14-02-‘07
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Artikel 3 Wet open- Burgemeester en baarheid 6-2-‘07 van bestuur College
14-02-‘07
Het mondeling of schriftelijk beslissen op een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, voor zover het om een het college respectievelijk de burgemeester betreffende aangele13. genheid gaat. Het mondeling of schriftelijk verschaffen van informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, voor zover het om een het college respectievelijk de Artikel 8 burgemeester betref- Wet open- Burgefende aangelegenheid baarheid meester en 14. gaat. van bestuur College 6-2-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 135 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Nee
Nee
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
14-02-‘07
Artikel 27, eerste lid, Wet bescherming Burgepersoons- meester en gegevens College 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Het vooraf melden van geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens bij het College bescherming persoonsgege15. vens. Het verstrekken van informatie aan de betrokkene over de Artikelen doeleinden van de 33 en 34 verwerking waarvoor Wet bede gegevens zijn scherming Burgebestemd en eventuele persoons- meester en nadere informatie. 6-2-‘07 gegevens College
14-02-‘07
16
Artikelen 30, derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, Wet bescherming Burgepersoons- meester en gegevens College 6-2-‘07
Nee
Het beslissen op verzoeken als bedoeld in de artikelen 30 lid 3, 35, 36 en 38 lid 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
14-02-‘07
17
14-02-‘07
Artikelen Het beslissen op ver- 40 en 41 zet inzake de artikelen Wet be40 en 41 van de Wet scherming bescherming perpersoonssoonsgegevens. gegevens College
6-2-‘07
18
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 136 van 2 55
Gemeenteblad
19
Omschrijving bevoegdheid
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Artikel 5, eerste lid, Participatie- Burgeen inspraak- meester en verordening College 6-2-‘07
PARTICIPATIE- EN INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN 2006
Voorafgaand aan participatie belanghebbenden hierover informeren.
(Footnotes)
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
1 De leerplichtambtenaar is per 1 augustus 2010 overgegaan naar de afdeling Werk en Inkomen. 2 Onder het mandaat vallen bijvoorbeeld de aankoop van bedrijfsauto of computers, het inhuren van extern personeel, de aankoop van software, het aangaan van een onderhoudsovereenkomst met een softwarebedrijf, maar ook bijvoorbeeld de aankoop van struiken voor onderhoud van een park. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt niet onder het mandaat. Gelet op de grondslag van het mandaat, artikel 160, eerste lid, sub e van de Gemeentewet, gaat het om privaatrechtelijke aangelegenheden en niet om bijvoorbeeld het toekennen van subsidies of uitkeringen.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 137 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
AFDELING VEILIGHEID, KABINET EN HANDHAVING
Wettelijke grondslag
College
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
Artikel 8.25, eerste lid, Wet milieubeheer College
Mandaatgever
Teamleider objectgebonden handhaving 12-02-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
De volgende bevoegdheden worden gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Veiligheid, Kabinet en Handhaving:
Omschrijving bevoegdheid
Vervallen1
WET MILIEUBEHEER 1. Vervallen2
Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning voor een inrichting indien één van de in artikel 8.25 lid 1 Wet milieubeheer genoemde omstandigheden zich voordoet.
voor de inrichting Artikel gelden, en die niet 18.2a, Wet of onvoldoende wor- milieubeden nageleefd. heer
Het schriftelijk waarschuwen voor de toepassing van bestuursdwang bij het niet naleven van voorschriften, die bij of krachtens de Wm
2.
2a.
3.
GEMEENTEWET / ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 13 8 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
4.
5.
5a.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het besluiten omtrent toepassing van bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht in Artikel 125 verband met de Gemeeningevolge hoofdstuk tewet en 18 van de Wet mi- artikelen lieubeheer aan het 5:24 en 5:32 college toegekende Algemene handhavingsbewet bevoegdheden. stuursrecht College WONINGWET (BOUWEN EN WONEN) Vervallen4 Het doen van aanschrijvingen (met aankondiging van bestuursdwang bij evt. nalatigheid) tot het treffen van maatregelen als bedoeld in de artikelen 13 t/m 14 Woningwet.
Artikelen 13 t/m 14 Woningwet College
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
ja3
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Bestuursdwang alleen voor zover de kosten van bestuursdwang een bedrag van € 50.000,00 niet te boven gaan; Een last onder dwangsom alleen voor zover de totale dwangsom niet meer dan
Alleen voor zover betreft de aanschrijvingen, waarbij met het treffen van de voorzieningen een bedrag van maximaal € 20.000,gemoeid is.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 139 van 2 55
Gemeenteblad
7.
6.
vervallen8
Vervallen7
Vervallen 6
Vervallen5
Omschrijving bevoegdheid
8.
vervallen9
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het besluiten omtrent de toepassing van bestuursdwang als bedoeld in afdeling 5.3 van de Alge- Artikel 125 mene wet bestuurs- Gemeenrecht in verband tewet en met overtreding van artikel 5:24 artikel 40 Woning- Algemene wet (bouwen zonder wet bevergunning). stuursrecht College vervallen11
14-02-‘07
14-02-‘07
ja10
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
GEMEENTEWET / ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
9.
10.
10a. 11.
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Alleen voor zover het bouwwerken betreft waarvan de aannemingssom of de geraamde bouwkosten als bedoeld in het Besluit indie-ningsvereisten aanvraag bouwvergunning maximaal € 50.000 bedraagt.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 140 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
11a.
12.
12a.
13.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het besluiten omtrent het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdeling 5.4 van de AlgemeneArtikel 125 wet bestuursrecht Gemeenin verband met tewet en overtreding van artikel 5:32 artikel 40 Woning- Algemene wet (bouwen zonder wet bevergunning). stuursrecht College
College
BOUWVERORDENING AMSTELVEEN 2007 vervallen13 Het besluiten tot het uitvoeren en toepassen van bepalingen Artikelen van de Bouwveror- 11.2 Bouwdening Amstelveen verordening 2007 inzake hand- Amstelveen having. 2007
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
ja12
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
GEMEENTEWET / ALGEMENE WET BESTUURSRECHT vervallen14
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Bouwinspecteurs, preventieinspecteurs 12-02-‘07
Alleen voor zover het een dwangsom betreft van maximaal € 20.000.
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 141 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
13a.
14.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het besluiten omtrent toepassing van bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet Artikel 125 bestuursrecht in Gemeenteverband met gebruik wetArtikevan gebouwen en/ len 5:24 en of percelen in strijd 5:32 Algemet het ter plaatse mene wet geldende bestem- bestuursmingsplan. recht College 14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
ja16
ja15
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
6-2-‘07
GEMEENTEWET / ALGEMENE WET BESTUURSRECHT (HANDHAVING APV)
Het besluiten omtrent toepassing van bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdelin- Artikel 125 gen 5.3 en 5.4 van Gemeentede Algemene wet wetArtikebestuursrecht in len 5:24 en verband met over- 5:32 Algetreding van voormene wet schriften van de APV bestuursAmstelveen. recht College
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Teamleiders, preventieinspecteurs
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Alleen voor zover de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang respectievelijk de maximale hoogte van de dwangsom een bedrag van € 50.000 niet te boven gaan.
Alleen voor zover de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang respectievelijk de maximale hoogte van de dwangsom een bedrag van € 20.000 niet te boven gaan.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 142 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
15.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING De eigenaar van een naaldhoutbos, een heideveld, een veen of een ander terrein, dat met brandbare gewassen is begroeid, aanschrijven voorschriften op te volgen tot het voor- Artikel 2.3.8. komen van brand en Brandhet beperken van de beveiligingsgevolgen van brand. verordening College 14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Bouwinspecteurs en preventieinspecteurs 12-02-‘07
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 143 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
16. 17.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
WEGENVERKEERSWET 1994 / GEMEENTEWET (PARKEREN) Het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 170, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994, juncto artikel 125 Gemeentewet namelijk het overbrengen en ter bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens de WvW vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met: het belang van de veiligheid op de weg, of Artikel 170, het belang van de eerste lid, veiligheid van het Wegenverkeer, of verkeershet vrijhouden van wet juncto aangewezen weg- artikel 125 gedeelten en wegen Gemeente. wet College 17
vervallen18
12-02-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Teamleider openbare buitenruimte en de parkeercontro-leurs die zijn beëdigd als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA).
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 14 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
17a.
18.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het uitvoeren van bepalingen inzake naheffingsaanslagen in het kader van de parkeerregulering van voertuigen bij of krachtens de belas- Artikel 225, tingverordening in eerste lid, de daarin aangewe- sub a., Gezen gevallen door meentewet het college van en art.8 van burgemeester en de parkeerwethouders te bepa- verordening len plaats, tijdstip en Amstelveen wijze. 1998 College DRANK- EN HORECAWET Het intrekken van een vergunning het horecabedrijf of Artikel 31 slijterbedrijf uit te Drank- en oefenen. Horecawet College
Vervallen20
Vervallen19
WET KINDEROPVANG
20.
19.
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Parkeercontro-leurs 12-02-‘07
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 145 van 2 55
Gemeenteblad
21.
22.
Omschrijving bevoegdheid
Het toezien op de
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
naleving van de Artikel 61, bij of krachtens de hoofdstuk 3, Wet kinderopvang artikelen 65 gestelde regels, aan- en 66 Wet wijzingen, bevelen kinderopen verboden. vang College Het geven van een schriftelijke aanwijzing wanneer een kindercentrum of een gastouderbureau niet of in onvoldoende mate de bij of krachtens hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3, Artikel 65 gegeven voorschrifWet kinderten naleeft. opvang College 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 146 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid
23.
Het opleggen van een bestuurlijke boete van ten hoogste € 45.000,--.
Het verbieden van de houder van een kindercentrum of gastouderbureau dat centrum of bureau in exploitatie te nemen.
Het verbieden van de houder de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is.
24.
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Artikel 66 Wet kinderopvang College Artikel 72, eerste lid, aanhef en onder a., Wet kinderopvang juncto hoofdstuk 3, artikel 65 Wet kinderopvangArtikel 5:20 Algemene wet bestuursrechtartikel 66 Wet kinderopvang College
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Met inachtneming van de artikelen 73 t/m 86 Wet kinderopvang.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 147 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
25.
26.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Artikel 72, eerste lid, aanhef en onder b., Wet kinderopvang juncto Het opleggen van artikel 28, een bestuurlijke vierde lid, boete van ten hoogWet kinderste € 5000,--. opvang College Artikel 72, eerste lid, aanhef en onder c., Wet kinderopvang juncto artikel 28, eerste t/m derde lid, Wet kinderopvang College
Het opleggen van een bestuurlijke boete van ten hoogste € 2.269,--.
14-02-‘07
Nee
Nee
Met inachtneming van de artikelen 73 t/m 86 Wet kinderopvang.
Met inachtneming van de artikelen 73 t/m 86 Wet kinderopvang.
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
6-2-‘07
14-02-‘07
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 14 8 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
27.
28.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het opmaken van Artikel 77 een rapport van de Wet kinderovertreding. opvang College Het desgevraagd in de gelegenheid stellen van een overtreder kennis te nemen van de gegevens waarop het opleggen van een bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe berust en Artikel 79 daarvan afschriften Wet kinderte vervaardigen. opvang College
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inspecteur bouw- en woningtoezicht 06-02-‘07
Met in achtneming van artikel 77, vijfde lid, Wet kinderopvang waarin het volgende is bepaald: aan degene die van de overtreding een rapport heeft opgemaakt, wordt geen mandaat verleend tot het opleggen van de bestuurlijke boete.
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 149 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
29.
30.
Omschrijving bevoegdheid
Indien het voornemen is een boete op te leggen, de overtreder daarvan kennis geven onder de vermelding van de gronden waarop
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
het voornemen be- Artikel 80 rust en overlegging Wet kindervan het rapport. opvang College In afwijking van afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht de overtreder in de gelegenheid stellen om naar keuze mondeling of schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd. Het zorgen van bijstand door een tolk, indien blijkt dat de verdediging van de overtre- Artikel 80 der dit redelijkerwijs Wet kindervergt. opvang College 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 150 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
31.
32.
33.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het achterwege laten van toepassing van artikel 80, tweede lid, Wet kinderopvang, voor zover de persoon reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten Artikel 80 of omstandigheden Wet kinderhebben voorgedaan. opvang College
Nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, beslissen dat voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd, of de overtreding alsnog aan het openbaar ministerie zal worden voorgelegd, en
dit schriftelijk aan deArtikel 80 overtreder medeWet kinderdelen. opvang College Het beslissen omtrent het opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de Artikel 81 dagtekening van het Wet kinderrapport. opvang College
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
Nee
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 151 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
34.
35.
36.
36a.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het opleggen van de Artikel 82 bestuurlijke boete Wet kinderbij beschikking. opvang College Het - bij gebreke van betaling binnen de in artikel 83, derde lid, Wet kinderopvang, genoemde termijn - bij dwangbevel invorderen van de verschuldigde bestuurlijke boete, verhoogd met de op Artikel 83, de aanmaning en in- vierde lid, vordering betrekking Wet kinderhebbende kosten. opvang College 14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
6-2-‘07
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Medewerker kabinetzaken 12-3-‘08
WET OP DE JUSTITIËLE DOCUMENTATIE EN OP DE VERKLARING OMTRENT HET GEDRAG (vervallen) Vervallen21
12-03-‘08
WET JUSTITIËLE EN STRAFVORDERLIJKE GEGEVENS EN BESLUIT JUSTITIËLE GEGEVENS Artikel 9 Wet justitiële en strafvorderlijke Het doen van aan- gegevens vragen om inlichtin- en artikel gen bij de Centrale 12 van het Justitiële Documen- Besluit tatie22. justitiële burge-meesgegevens ter 19-2-‘08
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 152 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
37.
38.
39.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
artikel 5, eerste lid en artikel 19 Bouwstoffen-besluit College
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Ja
milieuinspecteur 12-2-‘07
milieuinspecteur 12-2-‘07
milieuinspecteur 12-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
6-2-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
6-2-‘07
BOUWSTOFFENBESLUIT bodem en oppervlaktewaterbescherming verzoeken om gegevens over de samenstelling van schone grond die in een werk of in het oppervlaktewater is aangebracht. Het stellen van een nadere eis ten aanzien van de minimumhoeveelheid waarin de grond die behoort tot de cate- artikel 12, gorie 1-bouwstoffen tweede lid, in een werk moet Bouwstofworden gebruikt. fen-besluit College Het stellen van nadere eisen ten aanzien van het aanbrengen, onderhoud en controle van een isolerende bovenafdichting als bedoeld in artikel 14, eerste lid onder d en e van Artikel 15 het Bouwstoffenbe- Bouwstofsluit. fen-besluit College
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 153 van 2 55
Gemeenteblad
40.
41.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
art 16, derde lid, Bouwstoffen-besluit het opleggen van en artikel een verplichting als 71, eerste bedoeld in artikel lid, Wet 71, eerste lid, Wet bodembebodembescherming. scherming College Het besluiten omtrent toepassing van bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdelin- Artikel 125 gen 5.3 en 5.4 van Gemeentede Algemene wet wetArtikebestuursrecht in len 5:24 en verband met over- 5:32 Algetredingen van het mene wet Bouwstoffenbesluit, bestuursvoor zover het col- rechtArtikel lege van burgemees- 3, eerste lid, ter en wethouders bouwstofbevoegd gezag is. fen-besluit College 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
ja
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
milieuinspecteur 12-2-‘07
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 15 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
42.
Omschrijving bevoegdheid
MONUMENTENWET 1988
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
Het besluiten omtrent toepassing van bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het geheel of gedeelte- Artikel 125 lijk afbreken van een Gemeenbouwwerk in een tewetArtibeschermd stads- of kelen 5:24 dorpsgezicht zonder en 5:32 of in afwijking Algemene van een schriftewet belijke vergunning van stuursrechtburgemeester en Artikel 37, wethouders (omeerste lid, gevingsvergunning Monumenvoor het slopen). tenwet College 14-02-‘07
14-02-‘07
ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 155 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
43.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
Artikel 4, eerste lid, Algemene subsidieverordening Amstelveen 2006, evt juncto een bijzondere college
Artikel 4, eerste lid, Algemene subsidieHet nemen van verordening besluiten betrefAmstelveen fende verlening en/ 2006, evt of vaststelling dan juncto een wel weigering van bijzondere subsidie. subsidieverordening College
02-2-‘10
02-2-‘10
6-2-‘07
03-2-‘10
03-2-‘10
14-02-‘07
01-01-‘10
01-01-‘10
14-02-‘07
Nee
Nee
Nee
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING AMSTELVEEN 2006
Artikel 4, eerste lid, Wijziging, intrekAlgemene king, opschorting en subsidieterugvordering van verordening verleende, vastge- Amstelveen stelde en betaalde 2006, evt subsidies en voor- juncto een schotten bijzondere college
Verlenen van voorschotten, de betaling van voorschotten en subsidiebedragen in gedeelten en alle overige ter zake van subsidiëring te 43a23 nemen besluiten
43b
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Met in achtneming van het subsidieprotocol, door b&w vastgesteld op 22 november 2005 Met in achtneming van het subsidieprotocol, door b&w vastgesteld op 22 november 2005 Met in achtneming van het subsidieprotocol, door b&w vastgesteld op 22 november 2005
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 156 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
44.
45.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
GEMEENTEWET, AWB, WINKELTIJDENWET Het besluiten omtrent toepassing van bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld in afdelin- Artikel 125 gen 5.3 en 5.4 van Gemeentede Algemene wet wetArtikebestuursrecht in len 5:24 en verband met over- 5:32 Algetredingen van artikel mene wet 2 van de Winkeltijbestuursdenwet. recht College 14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
6-2-‘07
AMSTELVEENSE REGELING ARBEIDSVOORWAARDEN (ARA) Amstelveense Regeling Alle beslissingen Arbeidsten aanzien van het voor-waaraanstellen, ontslaan, den (ARA), disciplinair straffen hoofdstuken schorsen van een ken 2, 8, 16 ambtenaar. en 19. College
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 157 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
46.
47.
48.
49.
Omschrijving bevoegdheid
14-02-‘07
Ja
Nee
Personeelsconsulent Facilitair Bedrijf 12-2-‘07 Medewerkers salarisad-ministratie Facilitair Bedrijf 12-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Met uitzondering van het inhuren van extern personeel en voorzover passend binnen de begroting.
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Teamleiders van de afdeling
Mandaatgever
6-2-‘07
14-02-‘07
Ja25
Wettelijke grondslag
en schorsen van Hoofdstukeen ambtenaar. Het ken 1, 3 t/m mandaat geldt voor 7; 9 t/m 15; zover in de ARA niet 17, 18, 20 en anders is bepaald. met 53 ARA College Verstrekken van een Artikel bijdrage aan een 4a:3:2:3, fiets en bijbehoreneerste lid, de verzekering. ARA College
6-2-‘07
14-02-‘07
Alle beslissingen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden met uitzondering van beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen
Verlenen tegemoet- Artikel koming woon- werk- 18.1:6, eerste verkeer. lid, ARA College
14-02-‘07
GEMEENTEWET, BEDRIJFSMIDDELEN
6-2-‘07
Artikel 160, eerste lid, Het verwerven van sub e. Gebedrijfsmiddelen24 . meentewet College
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 158 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
50.
51.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
14-02-‘07
Ja
Ja
Teamleiders van de afdeling
Teamleiders van de afdeling
12-2-‘07
12-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
14-02-‘07
14-02-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Burgemeester en College 6-2-‘07
14-02-‘07
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
Burgemeester en College 6-2-‘07
WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR Het mondeling of schriftelijk beslissen op een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, voor zover het om een het college respectievelijk Artikel 3 de burgemeester Wet openbetreffende aangele-baarheid genheid gaat. van bestuur Het mondeling of schriftelijk verschaffen van informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, voor zover het om een het college respectievelijk de burge- Artikel 8 meester betreffende Wet openaangelegenheid baarheid gaat. van bestuur
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 159 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
52.
53.
54.
55.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS Het vooraf melden van geheel of gedeeltelijk geautoma- Artikel 27, tiseerde verwerking eerste lid, van persoonsgege- Wet bevens bij het Colscherming Burgelege bescherming persoons- meester en persoonsgegevens. gegevens College Het verstrekken van informatie aan de betrokkene over de doeleinden van de Artikelen verwerking waar33 en 34 voor de gegevens Wet bezijn bestemd en scherming Burgeeventuele nadere persoons- meester en informatie. gegevens College Artikelen Het beslissen op 30, derde verzoeken als belid, 35, 36 en doeld in de artikelen 38, tweede 30 lid 3, 35, 36 en 38 lid, Wet belid 2 van de Wet be- scherming Burgescherming persoons-persoons- meester en gegevens. gegevens College Artikelen Het beslissen op 40 en 41 verzet inzake de ar- Wet betikelen 40 en 41 van scherming de Wet bescherming persoonspersoonsgegevens. gegevens College
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
Nee
14-02-‘07
Nee
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
14-02-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
Nee
6-2-‘07
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 160 van 2 55
Gemeenteblad
56.
Omschrijving bevoegdheid Wettelijke grondslag
Mandaatgever
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
OnderBekendmandaat Mandaat ma-king Inwerking- toegeverleend op mandaat- treding staan? verlening op mandaat op
Artikel 5, eerste lid, Participatie- Burgeen inspraak- meester en verordening College 6-2-‘07
PARTICIPATIE- EN INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN 2006
Voorafgaand aan participatie belanghebbenden hierover informeren.
BekendmaOnderman- Onderking onderdaat toege- mandaat mandaat-verstaan aan verleend op lening op
Inwerkingtreding onderman- Specifieke daat op bepalingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 161 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Bevoegdheden via ondermandaat Vergunningen en Ontheffingen
Het beslissen op aanvragen voor ontheffingen inzake nutsvoorzieningen
Wettelijke grondslag
Mandaatgever
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Teamleider objectgebonden handhaving 10-3-‘08
Teamleider objectgebonden handhaving 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
Artikelen 2.7.3, tweede lid, 2.7.4, vierde lid, en 2.7.5, tweede lid, Bouwverordening Amstelveen 2007 College
19-2-‘08
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Artikel 4.4 en 4.10, derde en vierde lid, Bouwverordening Amstelveen 2007 College
BOUWVERORDENING AMSTELVEEN 2007
Omschrijving bevoegdheid
De volgende bevoegdheden zijn gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Vergunningen en Ontheffingen. Hierbij is de mogelijkheid opgenomen om voor de onderstaande bevoegdheden ondermandaat te verlenen aan medewerkers van de afdeling Veiligheid, Kabinet en handhaving. Dit overzicht is op dit punt ter informatie opgenomen. De nummers corresponderen met die uit het overzicht Vergunningen en Ontheffingen.
27a.
Het besluiten tot het uitvoeren van de bepalingen bij de bouw en ingebruikneming.
27b26 vervallen
28a.
Vervallen
28b27 vervallen 2928
29a29 Vervallen
Vervallen
29b30 Vervallen 31 31
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 162 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
31a32
Mandaatgever
Teamleider objectgebonden handhaving 10-3-‘08
BekendOnderMandaat ma-king Inwerking- mandaat Onderman- Onderverleend op mandaat- treding toegestaan? daat toege- mandaat verlening op mandaat op staan aan verleend op
Wettelijke grondslag
Ja
Omschrijving bevoegdheid
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
Artikel 8.1.7. Het besluiten tot het Bouwintrekken van een verordening omgevingsvergunning Amstelveen voor slopen. 2007 College
12-03-‘08
Bekendma- Inwerkingking onder- treding mandaat- onderman- Specifieke verlening op daat op bepalingen
12-03-‘08
(Footnotes) 1 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 2 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 3 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college ondermandaat toegestaan. 4 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 5 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 6 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 7 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 8 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 9 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 10 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college ondermandaat toegestaan 11 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 12 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college ondermandaat toegestaan 13 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 14 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 15 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college ondermandaat toegestaan 16 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college ondermandaat toegestaan 17 Dezelfde bevoegdheid is op 8 oktober 2002, op basis van artikel 166 van de Gemeentewet, door burgemeester en wethouders gemandateerd aan de chef van district 9 van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, met de mogelijkheid om ondermandaat te verlenen aan zijn medewerkers. 18 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening en de Bouwverordening. 19 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college dit mandaat laten vervallen 20 In de vergadering van b&w d.d. 6 oktober 2009 heeft het college dit mandaat laten vervallen 21 Dit mandaat is vervallen omdat de Wet op de Justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag is vervallen. 22 In afzonderlijke documenten heeft de burgemeester met name genoemde medewerkers gemachtigd om dergelijke informatie op te vragen. De Afdeling Justitiële documentatie van het Ministerie van Justitie verstrekt alleen gegevens op basis van de betreffende machtigingen, die door de medewerkers mede zijn ondertekend. Deze machtigingen worden met de vaststelling van dit mandaatbesluit niet ingetrokken, maar blijven in stand. 23 De mandaten a en b zijn toegevoegd omdat dit efficiënter is voor de bedrijfsvoering en eenduidig is binnen de organisatie 24 Onder het mandaat vallen bijvoorbeeld de aankoop van bedrijfsauto of computers, het inhuren van extern personeel, de aankoop van software, het aangaan van een onderhoudsovereenkomst met een softwarebedrijf, maar ook bijvoorbeeld de aankoop van struiken voor onderhoud van een park. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt niet onder het mandaat. Gelet op de grondslag van het mandaat, artikel 160, eerste lid, sub e van de Gemeentewet, gaat het om privaatrechtelijke aangelegenheden en niet om bijvoorbeeld het toekennen van subsidies of uitkeringen. 25 Ondermandaat is vanaf 4 februari 2009 toegestaan 26 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 27 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 28 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 163 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
WET MILIEUBEHEER
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Vervallen1
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
1.
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
Vervallen2
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
2.
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Vervallen3
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
3.
Het stellen van nadere eisen aan meldingen inzake een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 met betrekking tot Artikel 8.42 daarbij aangegeven Wet Milieuonderwerpen beheer College
6-2-‘07
12-03-‘08
Vervallen4
College
19-2-‘08
Het besluiten op aanvragen van een vergunning het horecabedrijf Artikel 3 of slijtersbedrijf uit te Drank- en oefenen. Horecawet
DRANK- EN HORECAWET
Het verbinden van voorschriften of beperkingen aan een vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend of aan een reeds verleende vergunning en het verlenen van ontheffing van de aan een vergunning Artikel 4 verbonden voorschriftenDrank- en Horecawet College of beperkingen.
4.
4a
5.
5a
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 16 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Het intrekken van aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 4 op verzoek van de vergunninghouder in, indien voor deze een verplichting is Artikel 5 lid ontstaan als bedoeld in 2 Drank- en het eerste lid. Horecawet College
19-2-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Het verstrekken van een gewijzigde vergunning na ontvangst van een melding dat een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is Artikel 30 met de in de vergunning Drank- en gegeven omschrijving. Horecawet College
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
5c
Het intrekken van een vergunning het horeca- Artikel 31 en bedrijf of slijtersbedrijf 32 Drank- en Horecawet College uit te oefenen.
6-2-‘07
12-03-‘08
5d
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen, al of niet onder beperkingen, voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende dranken bij bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, mits de verstrekking geschiedt onder leiding van een persoon die voldoet aan art. 8, lidArtikel 35 2 en lid 4 van de Drank- Drank- en en Horecawet. horecawet College
5b
6.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 165 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
7.
7a
8.
9.
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
14-02-‘07
12-03-‘08
WET OP DE KANSSPELEN
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
14-02-‘07
Ja
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
14-02-‘07
19-2-‘08
14-02-‘07
14-02-‘07
Het besluiten op aanvragen van vergunningen Artikel 30b, één of meer speelaueerste lid, tomaten aanwezig te Wet op de Burgemeeshebben Kansspelen ter 6-2-‘07
Het intrekken van een vergunning één of meer Artikel 30f speelautomaten aanwe- Wet op de zig te hebben Kansspelen College
6-2-‘07
14-02-‘07
VERORDENING WINKELTIJDENWET AMSTELVEEN
Het besluiten op aanvragen van vrijstelling van verboden ex art. 2 Winkeltijdenwet, i.v.m. plotseling opkomende Artikel 4 bijzondere omstandig- Winkeltijdenwet heden.
WINKELTIJDENWET
College
6-2-‘07
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen Artikel 3 van openingstijden Verordening avondwinkels op zon- en winkeltijden feestdagen. Amstelveen College
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 166 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
6-2-‘07
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Ja
Artikel 5 Verordening winkeltijden Amstelveen College
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
14-02-‘07
Het besluiten op aanvragen van ontheffing tot 24:00 uur van de verboden van art. 2 van de wet, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen voor avondwinkels, als bedoeld in art. 3 van de verordening.
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
Artikel 7 van de verordening WinHet verdagen van de be- keltijdenwet slissing op een aanvraag Amstelveen College
19-2-‘08
12-03-‘08
6-2-‘07
11.
Artikel 8 van de verordening Winkeltijdenwet Amstelveen College
19-2-‘08
Het besluiten op aanvragen van ontheffing van de in art. 2 van de wet vervatte verboden voor zon- en feestdagen o.g.v. bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard Artikel 4 of het uitstallen van Verordening goederen. (art. 4, lid 1 winkeltijden Winkeltijdenwet). Amstelveen College
11a
Het overdragen van ontheffingen
Artikel 9 van de verordening Winkeltijdenwet Amstelveen College
10.
11b
Het intrekken of wijzigen van ontheffingen
Vervallen 5
WONINGWET
11c
12.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 167 van 2 55
Gemeenteblad
15.9
14. 8
13.7
12a
Vervallen
Vervallen
Het verlenen van omgevingsvergunningen voor dakkapellen volgens de door het hoofd Vergunningen en Ontheffingen vastgestelde lijst stan- Artikel 3.9 daard dakkapellen. WAbo
Vervallen 6
23.
22.
21.
20.
19.
18.
17.11
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
16.10 Vervallen
24.
College
25a
25.
Vervallen
Het verlenen van Artikel 2.1.5. gedeeltelijke onthefBouwverfing van de plicht tot ordening indienen van een onder- Amstelveen zoeksrapport 2007 College
vervallen12
BOUWVERORDENING AMSTELVEEN 2007
25b
06-2-‘07
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Ja
Ja
Medewerkers publiekszaken 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 16 8 van 2 55
Gemeenteblad
26.
25c. vervallen13
Het verbinden van voorwaarden aan de omgevingsvergunning, waardoor de bodem geschikt gemaakt kan worden voor het beoogde doel. Artikel 2.4.2 Bouwverordening Amstelveen 2007 College
27.
26b
Artikelen 2.7.3, tweede lid, 2.7.4, vierde lid, en 2.7.5, Het beslissen op aanvra- tweede lid, gen voor ontheffingen Bouwinzake nutsvoorzienin- verordening gen. Amstelveen 2007 College
Vervallen15
Vervallen14
Artikelen Het verlenen of weige- 2.5.1 tot en ren van ontheffingen met 2.5.30 van de voorschriften Bouwvan stedenbouwkundige verordening aard uit de bouwveror- Amstelveen 26a. dening. 2007 College
27a.
vervallen17
27b16 Vervallen 28.
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en (Senior), vergunningsmanager en inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
Ja
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 169 van 2 55
Gemeenteblad
Het besluiten tot het uitvoeren van de bepalingen bij de bouw en 28a. ingebruikneming.
30.
29.
vervallen21
vervallen20
vervallen19
28b. vervallen18
31.
vervallen23
Het besluiten tot het intrekken van een omgevingsvergunning voor 31a. 22 slopen. 32.
Artikel 8.1.7. Bouwverordening Amstelveen 2007 College
Artikel 4.4 en 4.10, derde en vierde lid, Bouwverordening Amstelveen 2007 College
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 170 van 2 55
Gemeenteblad Artikel 3.6, Afwijken van, eventueel eerste lid, onder beperkingen en/ aanhef en of nadere voorschriften onder c of weigeren van bij een van de Wet bestemmingsplan aan te ruimtelijke geven voorschriften ordening College
Vervallen27
6-2-‘07
1-7-‘08
19-2-‘08
14-02-‘07
09-07-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
01-07-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 1-7-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
14-02-‘07
09-07-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
01-07-‘08
12-03-‘08
Artikel 8.2.1, leden 1, 8 en 11, Bouwverordening Amstelveen 2007 College
35.
Artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b. Wet op de Ruimtelijke Ordening College
Het doen van een mededeling dat geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist, het verbinden van voorschriften aan deze mededeling en in de gelegenheid stellen ontbrekende gegevens 32a24 over te leggen.
35a
Nadere eisen stellen ten opzichte van in een bestemmingsplan omschreven punten.
WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING
vervallen25
36.
Vervallen 28
33.
37.
Vervallen 29
vervallen26
38.
Vervallen30
34.
39.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 17 1 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
40.
41.
Vervallen31
MONUMENTENWET
Vervallen32
12-03-‘08
09-07-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
01-07-‘08
Ja
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 10-3-‘08
Secretaris Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 10-3-‘08
Secretaris 33 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 1-7-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
09-07-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
01-07-‘08
Kennisgeving doen van een aangifte van het vinden van een monument bij het doen van opgravingen, aan de directeur Artikel 47, van de Rijksdienst voor derde lid, Archeologie, Cultuur- Monumen- Burgemeesschap en Monumenten. ten-wet ter 1-7-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
41a
Artikelen 3 t/m 9 Erfgoedverordening Amstelveen 2005 College
19-2-‘08
vervallen35
ERFGOEDVERORDENING 34
Het ondertekenen van kennisgevingen, besluiten en brieven ter uitvoering van collegebesluiten in het kader van 42a. de Monumentenwet.
Artikel 10 tot en met 13, Erfgoedverordening Amstelveen 2005 College
42.
Het besluiten op aanvragen op omgevingsvergunningen, het ter inzage leggen en het 42b36 aanvragen van adviezen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 17 2 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Ja
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, consulenten 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Artikel 14, erfgoedverordening Amstelveen 2005 College
6-2-‘07
12-03-‘08
Het intrekken van vergunningen
Het besluiten op aanvragen tot het verlenen van ontheffingen van het verbod om een wedstrijd met voertuigen te houden, of daaraan deel te nemen, indien de wegen,Artikel 10 juncto waarvoor de onthef- 148, eerste lid, fing wordt gevraagd aanhef en onder alle gelegen zijn bin- b. Wegen-verCollege nen de gemeente. keerswet 1994
19-2-‘08
42c
43.
Het nemen van verkeersbesluiten voor zover zij betreffen het verkeer op andere we- Artikel 18, lid 1 gen dan die onder het aanhef en onder beheer van het rijk, d. Wegen-verprovincie of waterkeerswet 1994 en schap staan. artikel 7 College
WEGENVERKEERSWET 1994
43a.
…
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 17 3 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
44. Vervallen 38
Vervallen37
Het besluiten op aanvragen voor het reserveren van een gehandicaptenparkeerplaats op kente43b. ken bij de woning.
45.
Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d., Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 26, aanhef en onder c., Reglement verkeersre-gels en verkeerstekens 1990 (het plaatsen of verwijderen van bord ingevolge model E6 van bijlage 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met College onderbord). 19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Medewerkers afdeling publiekszaken 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 174 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
45a
Het beslissen op aanvragen voor onthef- Artikel 149, eerfing voor de eisen en ste lid, onderdeel voorwaarden aan de d, Wegen-verinrichting van voer- keerswet. Artikel tuigen gesteld en ten 7.1 van het Voeraanzien van het rijden tuigreglement met deze voertuigen en artikel 87 van waarvan de afmetin- het Reglement gen en massa’s de verkeersregels en wettelijke maxima verrkeerstekens overschrijden. 1990 College 19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
ja
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Voor zover het een voertuig betreft met een breedte groter dan 3,50 meter of waarmee niet door ons aanwezen wegen worden gereden, wordt geen ontheffing verleend dan na voorafgaande toestemming daartoe van het hoofd Vergunningen en Ontheffingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 175 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
46.
47.
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten. Medewerkers afdeling publiekszaken 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 06-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
REGLEMENT VERKEERSREGELS EN VERKEERSTEKENS 1990 Het verlenen van ontheffingen van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, Artikel 87 D2, D4 tot en met D7, E1 Reglement tot en met E3, F7 en de verkeersreverkeerstekens gels en genoemd in de artikelen verkeerste73, 76, 77, 78, 81 en 98. kens 1990 College
PARKEERVERORDENING AMSTELVEEN 1998
Het besluiten op aanvragen tot het verlenen van parkeervergunningen Artikel 2 voor het parkeren op Parkeerbelanghebbendenplaat- verordening sen of parkeermeterAmstelveen plaatsen. 1998 College
Bij uitoefening van de bevoegdheid dient voor zover nodig vooraf overleg plaats te vinden met de desbetreffende disciplines. Uitvoering gebeurt volgens door hoofd VO af te geven richtlijn.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 176 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Artikel 5 Parkeerverordening Het intrekken of wijzi- Amstelveen gen van een vergunning 1998 College
19-2-‘08
12-03-‘08
47a. Het verlenen van ontheffing van het bepaalde in artikel 6, eerste en vierde lid, voor het plaatsen of laten staan van voorwerpen, niet zijnde een voertuig op een parkeerapparatuurplaats of op een belanghebbendenplaats; het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats indien de parkeerapparatuur niet in werking is Artikel 6, lid gesteld of onmiddellijk 7 Parkeerin werking wordt gesteld verordening of na het verstrijken van Amstelveen 47b. de parkeertermijn 1998 College
19-2-‘08
vervallen39
WET OP DE DIERENBESCHERMING
Het verlenen van ontheffing van het bepaalde in artikel 7, lid 1, gedurende tijden waarop het Artikel 7, lid parkeren op een belang- 2 Parkeerhebbendenplaats slechtsverordening aan vergunninghouder is Amstelveen is toegestaan 1998 College
47c.
48.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 17 7 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
BRANDBEVEILIGINGS-VERORDENING 40
Artikel 2 en 3 Brandbeveiligingsverordening College
Het besluiten op aanvragen van een vergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden Artikel 2 en op voorwaarde zoals 3 Brandbegesteld in artikel 2 van veili-gingsde verordening. verordening College
Het intrekken van vergunningen
49.
49a Vervallen
Vervallen41
Artikel 1.6 APV
11-3-‘09
11-3-‘09
Het bevoegd bestuurs-orgaan (Burgemeester of college) 19-2-‘08
01-04-‘09
01-04-‘09
12-03-‘08
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING AMSTELVEEN (APV)
49b
50.
Vervallen 42
Het intrekken of wijzigen van vergunning of 50a. ontheffing 51.
01-04-‘09
01-04-‘09
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 06-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en consulenten 10-3-‘08
Voor zover de vergunning of ontheffing op basis van mandaat is verleend
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 178 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving aan de burgemeester van de gene die het voornemen heeft op Artikel 2.2., Burgemeeseen openbare plaats een eerste lid, ter betoging te houden. APV 19-2-‘08 Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden, dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of door bekend te maken op of aan door burgemeesters en wethouders aangewezen Artikel 2.4., wegen of weggedeelten vierde lid, daarvan. APV College
51a.
52a. vervallen44
Vervallen 43
53.
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod op ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden of op aan de door de burgemeester Artikel 2.5., aangewezen wegen of derde lid, Burgemeesgedeelten daarvan. APV ter 19-2-‘08
52.
53a.
vervallen45
19-2-‘08
54.
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 179 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het besluiten op aanvragen van ontheffing van het verbod voor het bezigen van consumentenvuurwerk op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade Artikel of overlast aangewezen 2.26., vierde 54a. plaats lid, APV College Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de open lucht een geluidsapparaat, een (recreatie) toestel of een (bouw) machine in werking te hebben op een zodanige wijze, dat voor (een) omwonende(n) of overi- Artikel 3.1., gens voor de omgeving tweede lid (geluid)hinder wordt APV veroorzaakt. College
vervallen46
55a. vervallen47
55.
56.
19-2-‘08
6-2-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 18 0 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
58.
57a.
57.
56a.
Vervallen 49
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze, dat voor (een) omwonende(n) of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt Artikel 3.3. veroorzaakt. APV. College
Vervallen 48
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder ao., van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daarvoor voor (een) omwonende(n) of voor de omgeving (geluid) hinder wordt veroorzaakt. ontheffing inzake Artikel 3.2., (geluid)hinder door tweede lid vachtauto’s APV college
6-2-‘07
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 181 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
58a.
Het besluiten op aanvragen van omgevingsvergunningen op of aan een onroerende zaak, verlichte handelsreclame te maken of te Artikel 3.10. voeren, die vanaf de wegAPV zichtbaar is. College Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod op incidentele asverstrooiing op: a.verharde delen van de weg; b.gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen; c.heemparken; d.vijvers en waterlopen Artikel 3.12, binnen de bebouwde vierde lid kom. APV. College
Vervallen 50
59a. Vervallen 51
59.
60.
Vervallen 52
Het ontvangen en registreren van kennisgevingen met betrekking tot gevelreinigingswerkzaam-heden en het stellen van nadere eisen aan de wijze waarop de gevelreiniging dient Artikel 3.13. 60a. plaats te vinden. APV College 61.
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
Ja
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 182 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
62.
61a. vervallen53
Het besluiten op aanvragen en het geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen van vergunningen voor het exploiteren van een horecabedrijf enArtikel 4.3. eventueel bijbehorend en artikel terras. 4.6 APV Burgemeester of College (art. 4.10 APV) 19-2-‘08
63.
Het besluiten op aanvragen voor het exploiteren of doen exploiteren van Artikel 4.15 een speelgelegenheid APV Burgemeester19-2-‘08
Vervallen 54
Burgemeester of College (art. 4.10 APV) 19-2-‘08
63a. Vervallen 55
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving aan burgemeester door degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een Artikel 4.12. 62a. inrichting staakt APV
64.
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
(senior) medewerkers APV Medewerkers drank en horeca 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 183 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor het a. organiseren van een evenement; b. organiseren of toelaten ven een snuffelmarkt, in of op een - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats een (snuffel)markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld; c. toelaten, bevorderen of gelegenheid geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel een standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan Artikel 5.3 te bieden, te verkopen of te APV
64a. verstrekken.
Burge-meester 19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Vervallen 56
Ja
65.
12-03-‘08
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving van de houder van een inrichting tot het Artikel 5.6., houden van maximaal 12 tweede lid, incidentele festiviteiten APV per kalenderjaar College
12-03-‘08
65a.
Vervallen 57
19-2-‘08 66.
Voor evenementen met niet meer dan 200 personen.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 18 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving en het besluiten op aanvragen van vergunningen de weg of een weggedeelte Artikel 6.1, te gebruiken, anders eerste lid, dan overeenkomstig de APV 66a. bestemming daarvan. College
Het besluiten op aanvragen voor het beschadigen en veranderen van Artikel 6.2. een weg APV college
12-03-‘08
Vervallen 58
67a. Vervallen 59
19-2-‘08
67.
68.
Artikel 6.3. APV College
Vervallen 60
Het besluiten op aanvragen om het maken of veranderen van een 68a. uitweg. 69.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 18 5 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Vervallen 61
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod aan degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf, dan wel gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen: drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toe vertrouwd op de weg te parkeren; dan wel de weg als parkeerplaats Artikel 7.2., voor de voertuigen te APV 69a. gebruiken. College 70.
71.
Vervallen 63
Vervallen 62
Het verlenen van ontheffingen van het verbod op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te Artikel 7.3. 70a. verhandelen. APV College
72.
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 18 6 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
74.
73a.
73.
72a.
Vervallen 65
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod een voertuig, voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren, dan wel zodanig te parkeren dat deze vanaf de openbare weg zichtbaar is, met het kennelijke doel Artikel 7.7 om daarmee handelsre- APV clame te maken.
Vervallen 64
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod een kampeerwagen, camper, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, woonwagen of een ander dergelijk voertuig, dat voor recreatie, dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, langer dan drie achtereenvolgende dagen te doen of te laten staan op of aan Artikel 7.6 de weg. APV
College
College
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Dit mandaat heeft uitsluitend betrekking op het besluiten op aanvragen van ontheffingen ten behoeve van kermissen, circussen en soortgelijke attracties.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 187 van 2 55
Gemeenteblad 76a.
76.
75a.
75.
74a.
Het besluiten op aanvragen van ontheffing voor aantasting groenvoorzieningen door voertui- Artikel 9.4 gen en overige. APV College
Vervallen 67
Het besluiten op aanvragen van ontheffing voor het betreden van plantsoenen e.d.
Vervallen 66
Artikel 9.2. APV College
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op de weg binnen de bebouwde kom, behoudens op daartoe Artikel 7.8 door burgemeester en APV wethouders aangewezen plaatsen.
College
College
19-2-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Ja
Ja
Vergunningenmanagers, trajectbegeleiders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Het besluiten op aanvragen van vergunningen Artikelen voor het kappen van 9.6 + 9.7 76b. bomen APV
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 18 8 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Nee
Ja
Ja
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Nee
12-03-‘08
Het besluiten op aanvragen van ontheffing het Artikel 10.7 uitvliegen van duiven. APV College
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
77a. Vervallen 69
19-2-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
78. Het besluiten op aan- Artikel 11.4. vragen inzake sexinrich- APV tingen College
19-2-‘08
Ja
Het verlenen of weigeren van ontheffing van het verbod, zoals bedoeld in artikel 9.9, gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of Artikel 9.9 te vervoeren. APV College
Het verdagen van besluiten op de aanvraag om vergunning voor Artikel 11.12 78b. sexinrichtingen APV College
78a.
Vervallen70 Artikel 12.2 APV College
12-03-‘08
76c.
79.
Het benoemen van openbare ruimte
12-03-‘08
Vervallen 68
79a.
19-2-‘08
77.
Het toekennen van een 79b. nummer aan elk object Art 12.3 APV College
10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Afdeling Wijkbeheer Noord enZuid: Teamleider van het betreffende gebied 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Teamleider en Gegevensbeheerder basisregistratie afdeling Informatiebeheer Facilitair Berdrijf 10-3-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 189 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
6-2-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
vervallen71
Het besluiten op aanvragen van vergunningen op of aan de weg, of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, Artikel 13.2. dan wel diensten aan te APV 80a. bieden. College
19-2-‘08
80.
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eer- Artikel 13.3. 80b. ste lid, van de grondwet. APV College
Dit mandaat heeft betrekking op het verlenen van ventvergunnin-gen.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 19 0 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor het houden van een openbare inzameling van geld of goederen of daartoe een intekenlijst aan te Artikel 13.7 80d. bieden. APV College
Het besluiten op aanvragen van vergunningen op of aan de weg, of aan een openbaar water, dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats: a.met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben, teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden; b.anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrek- Artikel 13.4. 80c. ken aan publiek. APV College
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
WET OP DE KANSSPELEN
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 191 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
81.
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor het houden van loterijen, waarbij de prijzen en premies gezamenlijk geen grotere waarde hebben dan € 4500,00.
WET LUCHTVAART
Artikel 3, eerste lid, Wet op de kansspelen College
Het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar aan de minister van Verkeer en Water- Artikel 8.9, staat omtrent het afwij- vierde lid ken van het Luchthaven- Wet luchtindelingsbesluit. vaart College
88.
87.
86.
85a.
85.
84.
83.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
82.
89.
Vervallen
VERORDENING HOUTOPSTANDEN Vervallen 72
90.
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 06-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 192 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
91.
GEMEENTEWET
Vervallen73
HUISVESTINGSWET EN REGIONALE HUISVESTINGSVERORDENING STADSREGIO AMSTERDAM 201074
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 22 Regionale Huisvestings-verordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
22-12-‘09
22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
01-01-‘10
Ja
Ja
Ja
Het hoofd van de afdeling Vastgoed 22-12-‘09
Het hoofd van de afdeling Vastgoed 22-12-‘09
Het hoofd van de afdeling Vastgoed 22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
01-01-‘10
Vervallen75
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 24 Het besluiten op aanvra- Regionale genvoor een standHuisvesplaatsvergunning voor tings-verorhet in gebruik nemen dening van een woonwagenStadsregio standplaats. Amsterdam 2010 College
22-12-‘09
92.
92b.
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 25 Regionale HuisvesHet besluiten tot verval- tingslen of intrekken van een verordening standplaatsvergunning Stadsregio voor een woonwagen- Amsterdam standplaats. 2010 College
Bijhouden van register van standplaatszoekenden, verstrekking bewijs van inschrijving, verlenging inschrijving, 92a. doorhalen inschrijving
92c.
92a.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 193 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Ja
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
22-12-‘09
Consulent urgente woonzaken 22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
College
Ja
Consulent urgente woonzaken 22-12-‘09
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 8, tweede lid Regionale Huisvestings-verordening 2010
01-01-‘10
Ja
Besluiten tot het verlenen van een huisvestingsvergunning voor het betrekken van een nieuwbouwkoopwoning
30-12-‘09
01-01-‘10
93.
22-12-‘09
30-12-‘09
Vervallen76 Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 14 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
22-12-‘09
94.
Het besluiten tot het toekennen, verlengen, intrekken dan wel afwijzen van sociale en 94a. medische urgenties. Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 16 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College Vervallen77
Het verstrekken van 94b. medische indicaties. 95.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 194 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
01-01-‘10
Ja
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
Ja
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
22-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
Ja
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 32 jo 35 jo 36 Regionale Huisvestingsverordening Besluiten op aanvragen Stadsregio voor een splitsingsver- Amsterdam gunning 2010 College
22-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 37 Regionale Huisvestingsverordening Besluiten tot het intrek- Stadsregio ken van een onttrekAmsterdam kingsvergunning 2010 College
22-12-‘09
30-12-‘09
95b.
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 38 Regionale Huisvestingsverordening Besluiten tot het verle- Stadsregio nen van een tijdelijke Amsterdam onttrekkingsvergunning 2010 College
95a.
95c.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 195 van 2 55
Gemeenteblad
Vervallen78
Besluiten tot het verlenen van een vergunning i.v.m. short stay wegens de tijdelijke onttrekking aan de bestemming tot bewoning van zelfstandige woonruimte voor een periode van max. 95d. 10 jaar 96.
Het besluiten danwel weigeren op aanvragen voor een splitsingsver96a. gunning
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
Ja
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Ja
22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 39 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
22-12-‘09
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
Artikel 33 Huisvestings-wet Artikel 44, 48 en 50 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
Ja
Vervallen79
01-01-‘10
97.
30-12-‘09
Artikel 33 Huisvestings-wet Artikel 55 Regionale Huisvestingsverordening Het besluiten tot het Stadsregio intrekken van een split- Amsterdam singsvergunning. 2010 College
22-12-‘09
97a.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 196 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
98.
99.
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Nee
Medewerkers salarisadministratie Facilitair Bedrijf 06-2-‘07
Personeelsconsulent Facilitair Bedrijf 06-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
AMSTELVEENSE REGELING ARBEIDSVOORWAARDEN (ARA)
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
ja 81
Nee
Amstelveense Regeling ArbeidsAlle beslissingen ten voor-waaraanzien van het aanstel- den (ARA), len, ontslaan, disciplinair hoofdstukstraffen en schorsen van ken 2, 8, 16 een ambtenaar. en 19. College
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Alle beslissingen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden met uitzondering van beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen en schorsen van een Hoofdstukambtenaar. Het mandaatken 1, 3 t/m geldt voor zover in 7; 9 t/m 15; de ARA niet anders is 17, 18, 20 en bepaald. met 53 ARA College
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
College
6-2-‘07
Het verwerven van bedrijfsmiddelen 80 .
Artikel 18.1:6, eerste lid, ARA College
Artikel 160, eerste lid, sub e. Gemeentewet College
GEMEENTEWET, BEDRIJFSMIDDELEN
Verlenen tegemoetkoming woon- werkverkeer.
Verstrekken van een Artikel bijdrage aan een fiets en 4a:3:2:3, bijbehorende verzeke- eerste lid, 100. ring. ARA
101.
102.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 197 van 2 55
Gemeenteblad
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Ja
Ja
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR Het mondeling of schriftelijk beslissen op een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, voor zover het om een het college respectievelijk Artikel 3 de burgemeester betref- Wet openfende aangelegenheid baarheid Burge-meesgaat. van bestuur ter en College 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
103. Het mondeling of schriftelijk verschaffen van informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, voor zover het om een het college Artikel 8 respectievelijk de bur- Wet opengemeester betreffende baarheid Burge-mees104. aangelegenheid gaat. van bestuur ter en College 6-2-‘07
14-02-‘07
WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS Het vooraf melden van geheel of gedeeltelijk Artikel 27, geautomatiseerde ver- eerste lid, werking van persoons- Wet begegevens bij het College scherming bescherming persoons- persoons- Burge-meesgegevens. gegevens ter en College 6-2-‘07 105.
Nee 14-02-‘07
14-02-‘07
Het verstrekken van informatie aan de betrok- Artikelen kene over de doeleinden 33 en 34 van de verwerking waar- Wet bevoor de gegevens zijn scherming bestemd en eventuele persoons- Burge-mees106. nadere informatie. gegevens ter en College 6-2-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 198 van 2 55
Gemeenteblad
107.
108.
Artikelen 40 en 41 Wet bescherming persoonsgegevens College 6-2-‘07
Artikelen 30, derde Het beslissen op verlid, 35, 36 en zoeken als bedoeld in de 38, tweede artikelen 30 lid 3, 35, 36 lid, Wet been 38 lid 2 van de Wet scherming bescherming persoons- persoons- Burge-meesgegevens. gegevens ter en College 6-2-‘07 Het beslissen op verzet inzake de artikelen 40 en 41 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
14-02-‘07
14-02-‘07
28-11-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
28-11-‘07
14-02-‘07
PARTICIPATIE- EN INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN 2006
Wet geluidhinder
Besluiten op aanvragen om Hogere Waarden te verlenen (zonder verkla- Artikel 110a ring van geen bezwaar) Wet geluidhinder College
13-11-‘07
Artikel 5, eerste lid, Voorafgaand aan partici- Participatiepatie belanghebbenden en inspraak- Burge-mees109. hierover informeren. verordening ter en College 6-2-‘07
110.
111 82 Vervallen
Nee
Nee
Nee
Ja
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 199 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
BESLUIT BRANDVEILIG GEBRUIK BOUWWERKEN
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 28-10-‘08
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en preventisten28-10-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
Ja
05-11-‘08
Ja
05-11-‘08
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en preventisten28-10-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
Ja
05-11-‘08
28-10-‘08
05-11-‘08
28-10-‘08
Paragraaf 2.11 Besluit brandveilig gebruik bouwwerken College
05-11-‘08
Artikel 2.1.8., Besluit brandveilig gebruik bouwwerken College
Het besluiten op een aanvraag om een gebruiksvergunning
28-10-‘08
Het verlenen of weigeren van ontheffingen inzake de toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen
113. Paragraaf 2.12 Besluit Het stellen en wijzigen brandveilig van nadere voorwaardengebruik inzake gebruiksmeldin- bouwwergen ken College
112.
114.
(Footnotes) Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 1 2 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 3 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 4 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 5 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 6 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 7 Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo 8 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 9 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 10 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 11 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 12 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 13 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 14 Dit mandaat is vervallen wegens inwerkingtreding Besluit Brandveilig gebruik bouwwerken 1 nov. ‘08 15 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 16 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 20 0 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61
Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is vervallen wegens inwerkingtreding Besluit brandveilig gebruik bouwwerken per 1 nov. ‘08 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging e Wro Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro Dit mandaat is vervallen wegens wijziging naam rijksdienst De welstandcommissie en de monumentencommissie is per 1 januari 2010 gewijzigd in “Commissie Ruimtelijke Kwaliteit” dit mandaat is gewijzigd sinds november 2008. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de monumentenverordening Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo Dit mandaat is bij college besluit d.d 30-09-2008 vervallen per 29-10-2008. Dit mandaat is verleend aan de directeur van de RDW Dit mandaat is vervallen wegens wijziging in de Wegenverkeerswet Dit mandaat is vervallen wegens deregulering Deze onderliggende mandaten zijn gewijzigd i.v.m. wijziging verordening Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 201 van 2 55
Gemeenteblad
62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Deze mandaten zijn vervallen wegens het intrekken van de verordening Dit mandaat is ingetrokken wegens deregulering De onderliggende mandaten zijn gewijzigd wegens de inwerkingtreding van regionale huisvestingsverordening stadsregio Amsterdam 2010 per 1 januari 2010
Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet
Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 76 77 Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 78 Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 79 Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 80 Onder het mandaat vallen bijvoorbeeld de aankoop van bedrijfsauto of computers, het inhuren van extern personeel, de aankoop van software, het aangaan van een onderhoudsovereenkomst met een softwarebedrijf, maar ook bijvoorbeeld de aankoop van struiken voor onderhoud van een park. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt niet onder het mandaat. Gelet op de grondslag van het mandaat, artikel 160, eerste lid, sub e van de Gemeentewet, gaat het om privaatrechtelijke aangelegenheden en niet om bijvoorbeeld het toekennen van subsidies of uitkeringen. Ondermandaat toegestaan vanaf 4 februari 2009 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo
81 82
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 202 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
WET MILIEUBEHEER
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Vervallen1
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
1.
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
Vervallen2
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
2.
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Vervallen3
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
3.
Het stellen van nadere eisen aan meldingen inzake een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 met betrekking tot Artikel 8.42 daarbij aangegeven Wet Milieuonderwerpen beheer College
6-2-‘07
12-03-‘08
Vervallen4
College
19-2-‘08
Het besluiten op aanvragen van een vergunning het horecabedrijf Artikel 3 of slijtersbedrijf uit te Drank- en oefenen. Horecawet
DRANK- EN HORECAWET
Het verbinden van voorschriften of beperkingen aan een vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend of aan een reeds verleende vergunning en het verlenen van ontheffing van de aan een vergunning Artikel 4 verbonden voorschriftenDrank- en Horecawet College of beperkingen.
4.
4a
5.
5a
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 203 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Het intrekken van aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 4 op verzoek van de vergunninghouder in, indien voor deze een verplichting is Artikel 5 lid ontstaan als bedoeld in 2 Drank- en het eerste lid. Horecawet College
19-2-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Het verstrekken van een gewijzigde vergunning na ontvangst van een melding dat een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is Artikel 30 met de in de vergunning Drank- en gegeven omschrijving. Horecawet College
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
5c
Het intrekken van een vergunning het horeca- Artikel 31 en bedrijf of slijtersbedrijf 32 Drank- en Horecawet College uit te oefenen.
6-2-‘07
12-03-‘08
5d
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen, al of niet onder beperkingen, voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende dranken bij bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, mits de verstrekking geschiedt onder leiding van een persoon die voldoet aan art. 8, lidArtikel 35 2 en lid 4 van de Drank- Drank- en en Horecawet. horecawet College
5b
6.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 20 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
7.
7a
8.
9.
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
WET OP DE KANSSPELEN
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
14-02-‘07
Ja
Ja
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
19-2-‘08
Het besluiten op aanvragen van vergunningen Artikel 30b, één of meer speelaueerste lid, tomaten aanwezig te Wet op de Burgemeeshebben Kansspelen ter 6-2-‘07
Het intrekken van een vergunning één of meer Artikel 30f speelautomaten aanwe- Wet op de zig te hebben Kansspelen College
14-02-‘07
WINKELTIJDENWET
14-02-‘07
14-02-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
14-02-‘07
Ja
14-02-‘07
14-02-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
College
Het besluiten op aanvragen van vrijstelling van verboden ex art. 2 Winkeltijdenwet, i.v.m. plotseling opkomende Artikel 4 bijzondere omstandig- Winkeltijdenwet heden.
6-2-‘07
VERORDENING WINKELTIJDENWET AMSTELVEEN
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen Artikel 3 van openingstijden Verordening avondwinkels op zon- en winkeltijden feestdagen. Amstelveen College
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 20 5 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
14-02-‘07
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
6-2-‘07
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-02-‘07
Artikel 5 Verordening winkeltijden Amstelveen College
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Het besluiten op aanvragen van ontheffing tot 24:00 uur van de verboden van art. 2 van de wet, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen voor avondwinkels, als bedoeld in art. 3 van de verordening.
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
Artikel 7 van de verordening WinHet verdagen van de be- keltijdenwet slissing op een aanvraag Amstelveen College
19-2-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
11.
Artikel 8 van de verordening Winkeltijdenwet Amstelveen College
19-2-‘08
6-2-‘07
11a
Het overdragen van ontheffingen
Artikel 9 van de verordening Winkeltijdenwet Amstelveen College
Het besluiten op aanvragen van ontheffing van de in art. 2 van de wet vervatte verboden voor zon- en feestdagen o.g.v. bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard Artikel 4 of het uitstallen van Verordening goederen. (art. 4, lid 1 winkeltijden Winkeltijdenwet). Amstelveen College
11b
Het intrekken of wijzigen van ontheffingen
10.
11c
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 20 6 van 2 55
Gemeenteblad
14. 8
13.7
12a
12.
Vervallen
Vervallen
Het verlenen van omgevingsvergunningen voor dakkapellen volgens de door het hoofd Vergunningen en Ontheffingen vastgestelde lijst stan- Artikel 3.9 daard dakkapellen. WAbo
Vervallen 6
Vervallen 5
WONINGWET
15.9
23.
22.
21.
20.
19.
18.
17.11
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
16.10 Vervallen
24.
College
25.
Het verlenen van Artikel 2.1.5. gedeeltelijke onthefBouwverfing van de plicht tot ordening indienen van een onder- Amstelveen zoeksrapport 2007 College
vervallen12
BOUWVERORDENING AMSTELVEEN 2007
25a
19-2-‘08
06-2-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
Medewerkers publiekszaken 06-2-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 207 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
26.
25c.
25b
vervallen13
Het verbinden van voorwaarden aan de omgevingsvergunning, waardoor de bodem geschikt gemaakt kan worden voor het beoogde doel.
Vervallen
Artikel 2.4.2 Bouwverordening Amstelveen 2007 College
27.
26b
Artikelen 2.7.3, tweede lid, 2.7.4, vierde lid, en 2.7.5, Het beslissen op aanvra- tweede lid, gen voor ontheffingen Bouwinzake nutsvoorzienin- verordening gen. Amstelveen 2007 College
Vervallen15
Vervallen14
Artikelen Het verlenen of weige- 2.5.1 tot en ren van ontheffingen met 2.5.30 van de voorschriften Bouwvan stedenbouwkundige verordening aard uit de bouwveror- Amstelveen 26a. dening. 2007 College
27a.
vervallen17
27b16 Vervallen 28.
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en (Senior), vergunningsmanager en inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
Ja
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 20 8 van 2 55
Gemeenteblad
Het besluiten tot het uitvoeren van de bepalingen bij de bouw en 28a. ingebruikneming.
30.
29.
vervallen21
vervallen20
vervallen19
28b. vervallen18
31.
vervallen23
Het besluiten tot het intrekken van een omgevingsvergunning voor 31a. 22 slopen. 32.
Artikel 8.1.7. Bouwverordening Amstelveen 2007 College
Artikel 4.4 en 4.10, derde en vierde lid, Bouwverordening Amstelveen 2007 College
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 209 van 2 55
Gemeenteblad Artikel 3.6, Afwijken van, eventueel eerste lid, onder beperkingen en/ aanhef en of nadere voorschriften onder c of weigeren van bij een van de Wet bestemmingsplan aan te ruimtelijke geven voorschriften ordening College
Vervallen27
6-2-‘07
1-7-‘08
19-2-‘08
14-02-‘07
09-07-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
01-07-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 1-7-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
14-02-‘07
09-07-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
01-07-‘08
12-03-‘08
Artikel 8.2.1, leden 1, 8 en 11, Bouwverordening Amstelveen 2007 College
35.
Artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder b. Wet op de Ruimtelijke Ordening College
Het doen van een mededeling dat geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist, het verbinden van voorschriften aan deze mededeling en in de gelegenheid stellen ontbrekende gegevens 32a24 over te leggen.
35a
Nadere eisen stellen ten opzichte van in een bestemmingsplan omschreven punten.
WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING
vervallen25
36.
Vervallen 28
33.
37.
Vervallen 29
vervallen26
38.
Vervallen30
34.
39.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 210 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
40.
41.
Vervallen31
MONUMENTENWET
Vervallen32
12-03-‘08
09-07-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
01-07-‘08
Ja
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 10-3-‘08
Secretaris Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 10-3-‘08
Secretaris 33 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit 1-7-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
09-07-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
01-07-‘08
Kennisgeving doen van een aangifte van het vinden van een monument bij het doen van opgravingen, aan de directeur Artikel 47, van de Rijksdienst voor derde lid, Archeologie, Cultuur- Monumen- Burgemeesschap en Monumenten. ten-wet ter 1-7-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
41a
Artikelen 3 t/m 9 Erfgoedverordening Amstelveen 2005 College
19-2-‘08
vervallen35
ERFGOEDVERORDENING 34
Het ondertekenen van kennisgevingen, besluiten en brieven ter uitvoering van collegebesluiten in het kader van 42a. de Monumentenwet.
Artikel 10 tot en met 13, Erfgoedverordening Amstelveen 2005 College
42.
Het besluiten op aanvragen op omgevingsvergunningen, het ter inzage leggen en het 42b36 aanvragen van adviezen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 211 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Ja
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen, consulenten 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en (Senior) inspecteurs afdeling VKH 10-3-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Artikel 14, erfgoedverordening Amstelveen 2005 College
6-2-‘07
12-03-‘08
Het intrekken van vergunningen
Het besluiten op aanvragen tot het verlenen van ontheffingen van het verbod om een wedstrijd met voertuigen te houden, of daaraan deel te nemen, indien de wegen,Artikel 10 juncto waarvoor de onthef- 148, eerste lid, fing wordt gevraagd aanhef en onder alle gelegen zijn bin- b. Wegen-ver- College nen de gemeente. keerswet 1994
19-2-‘08
42c
43.
Het nemen van verkeersbesluiten voor zover zij betreffen het verkeer op andere we- Artikel 18, lid 1 gen dan die onder het aanhef en onder beheer van het rijk, d. Wegen-verprovincie of waterkeerswet 1994 schap staan. en artikel 7 College
WEGENVERKEERSWET 1994
43a.
…
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 212 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
44. Vervallen 38
Vervallen37
Het besluiten op aanvragen voor het reserveren van een gehandicaptenparkeerplaats op kente43b. ken bij de woning.
45.
Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d., Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 26, aanhef en onder c., Reglement verkeersre-gels en verkeerstekens 1990 (het plaatsen of verwijderen van bord ingevolge model E6 van bijlage 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met College onderbord). 19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Medewerkers afdeling publiekszaken 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 213 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
45a
Het beslissen op aan- Artikel 149, vragen voor onthef- eerste lid, onderfing voor de eisen en deel d, Wegenvoorwaarden aan de verkeerswet. inrichting van voer- Artikel 7.1 van tuigen gesteld en ten het Voertuigaanzien van het rijden reglement en met deze voertuigen artikel 87 van waarvan de afmetin- het Reglement gen en massa’s de verkeersregels wettelijke maxima en verrkeersteoverschrijden. kens 1990 College 19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
ja
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Voor zover het een voertuig betreft met een breedte groter dan 3,50 meter of waarmee niet door ons aanwezen wegen worden gereden, wordt geen ontheffing verleend dan na voorafgaande toestemming daartoe van het hoofd Vergunningen en Ontheffingen
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 214 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
46.
47.
6-2-‘07
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten. Medewerkers afdeling publiekszaken 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 06-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
REGLEMENT VERKEERSREGELS EN VERKEERSTEKENS 1990 Het verlenen van ontheffingen van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, Artikel 87 D2, D4 tot en met D7, E1 Reglement tot en met E3, F7 en de verkeersreverkeerstekens gels en genoemd in de artikelen verkeerste73, 76, 77, 78, 81 en 98. kens 1990 College
PARKEERVERORDENING AMSTELVEEN 1998
Het besluiten op aanvragen tot het verlenen van parkeervergunningen Artikel 2 voor het parkeren op Parkeerbelanghebbendenplaat- verordening sen of parkeermeterAmstelveen plaatsen. 1998 College
Bij uitoefening van de bevoegdheid dient voor zover nodig vooraf overleg plaats te vinden met de desbetreffende disciplines. Uitvoering gebeurt volgens door hoofd VO af te geven richtlijn.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 215 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Artikel 5 Parkeerverordening Het intrekken of wijzi- Amstelveen gen van een vergunning 1998 College
19-2-‘08
12-03-‘08
47a. Het verlenen van ontheffing van het bepaalde in artikel 6, eerste en vierde lid, voor het plaatsen of laten staan van voorwerpen, niet zijnde een voertuig op een parkeerapparatuurplaats of op een belanghebbendenplaats; het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats indien de parkeerapparatuur niet in werking is Artikel 6, lid gesteld of onmiddellijk 7 Parkeerin werking wordt gesteld verordening of na het verstrijken van Amstelveen 47b. de parkeertermijn 1998 College
19-2-‘08
vervallen 39
WET OP DE DIERENBESCHERMING
Het verlenen van ontheffing van het bepaalde in artikel 7, lid 1, gedurende tijden waarop het Artikel 7, lid parkeren op een belang- 2 Parkeerhebbendenplaats slechtsverordening aan vergunninghouder is Amstelveen is toegestaan 1998 College
47c.
48.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 216 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
BRANDBEVEILIGINGS-VERORDENING 40
Artikel 2 en 3 Brandbeveiligingsverordening College
Het besluiten op aanvragen van een vergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden Artikel 2 en op voorwaarde zoals 3 Brandbegesteld in artikel 2 van veili-gingsde verordening. verordening College
Het intrekken van vergunningen
49.
49a Vervallen
Vervallen41
Artikel 1.6 APV
11-3-‘09
11-3-‘09
Het bevoegd bestuursorgaan (Burgemeester of college) 19-2-‘08
01-04-‘09
01-04-‘09
12-03-‘08
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING AMSTELVEEN (APV)
49b
50.
Vervallen 42
Het intrekken of wijzigen van vergunning of 50a. ontheffing 51.
01-04-‘09
01-04-‘09
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 06-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
14-02-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en consulenten 10-3-‘08
Voor zover de vergunning of ontheffing op basis van mandaat is verleend
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 217 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving aan de burgemeester van de gene die het voornemen heeft op Artikel 2.2., Burgemeeseen openbare plaats een eerste lid, ter betoging te houden. APV 19-2-‘08 Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden, dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of door bekend te maken op of aan door burgemeesters en wethouders aangewezen Artikel 2.4., wegen of weggedeelten vierde lid, daarvan. APV College
51a.
52a. vervallen44
Vervallen 43
53.
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod op ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden of op aan de door de burgemeester Artikel 2.5., aangewezen wegen of derde lid, Burgemeesgedeelten daarvan. APV ter 19-2-‘08
52.
53a.
vervallen45
19-2-‘08
54.
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Ja
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 218 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het besluiten op aanvragen van ontheffing van het verbod voor het bezigen van consumentenvuurwerk op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade Artikel of overlast aangewezen 2.26., vierde 54a. plaats lid, APV College Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de open lucht een geluidsapparaat, een (recreatie) toestel of een (bouw) machine in werking te hebben op een zodanige wijze, dat voor (een) omwonende(n) of overi- Artikel 3.1., gens voor de omgeving tweede lid (geluid)hinder wordt APV veroorzaakt. College
vervallen46
55a. vervallen47
55.
56.
19-2-‘08
6-2-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 219 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
58.
57a.
57.
56a.
Vervallen 49
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze, dat voor (een) omwonende(n) of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt Artikel 3.3. veroorzaakt. APV. College
Vervallen 48
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder ao., van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daarvoor voor (een) omwonende(n) of voor de omgeving (geluid) hinder wordt veroorzaakt. ontheffing inzake Artikel 3.2., (geluid)hinder door tweede lid vachtauto’s APV college
6-2-‘07
19-2-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 20 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
58a.
Het besluiten op aanvragen van omgevingsvergunningen op of aan een onroerende zaak, verlichte handelsreclame te maken of te Artikel 3.10. voeren, die vanaf de wegAPV zichtbaar is. College Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod op incidentele asverstrooiing op: a.verharde delen van de weg; b.gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen; c.heemparken; d.vijvers en waterlopen Artikel 3.12, binnen de bebouwde vierde lid kom. APV. College
Vervallen 50
59a. Vervallen 51
59.
60.
Vervallen 52
Het ontvangen en registreren van kennisgevingen met betrekking tot gevelreinigingswerkzaam-heden en het stellen van nadere eisen aan de wijze waarop de gevelreiniging dient Artikel 3.13. 60a. plaats te vinden. APV College 61.
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
Ja
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 21 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
62.
61a. vervallen 53
Het besluiten op aanvragen en het geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen van vergunningen voor het exploiteren van een horecabedrijf enArtikel 4.3. eventueel bijbehorend en artikel terras. 4.6 APV Burgemeester of College (art. 4.10 APV) 19-2-‘08
63.
Het besluiten op aanvragen voor het exploiteren of doen exploiteren van Artikel 4.15 Burgemeeseen speelgelegenheid APV ter 19-2-‘08
Vervallen 54
Burgemeester of College (art. 4.10 APV) 19-2-‘08
63a. Vervallen 55
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving aan burgemeester door degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een Artikel 4.12. 62a. inrichting staakt APV
64.
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Ja
12-03-‘08
(senior) medewerkers APV Medewerkers drank en horeca 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 2 2 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor het a. organiseren van een evenement; b. organiseren of toelaten ven een snuffelmarkt, in of op een - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats een (snuffel)markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld; c. toelaten, bevorderen of gelegenheid geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel een standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan Artikel 5.3 te bieden, te verkopen of te APV
65.
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving van de houder van een inrichting tot het Artikel 5.6., houden van maximaal 12 tweede lid, incidentele festiviteiten APV per kalenderjaar College
Vervallen 56
Burgemeester
65a.
Vervallen 57
64a. verstrekken.
66.
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Voor evenementen met niet meer dan 200 personen.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 23 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningenmanagers en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanager en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen, vergunningsmanagers en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
Het in ontvangst en behandeling nemen van de schriftelijke kennisgeving en het besluiten op aanvragen van vergunningen de weg of een weggedeelte Artikel 6.1, te gebruiken, anders eerste lid, dan overeenkomstig de APV 66a. bestemming daarvan. College
Het besluiten op aanvragen voor het beschadigen en veranderen van Artikel 6.2. een weg APV college
12-03-‘08
Vervallen 58
67a. Vervallen 59
19-2-‘08
67.
68.
Artikel 6.3. APV College
Vervallen 60
Het besluiten op aanvragen om het maken of veranderen van een 68a. uitweg. 69.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 24 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Vervallen 61
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod aan degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf, dan wel gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen: drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toe vertrouwd op de weg te parkeren; dan wel de weg als parkeerplaats Artikel 7.2., voor de voertuigen te APV 69a. gebruiken. College 70.
71.
Vervallen 63
Vervallen 62
Het verlenen van ontheffingen van het verbod op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te Artikel 7.3. 70a. verhandelen. APV College
72.
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 2 5 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
74.
73a.
73.
72a.
Vervallen 65
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod een voertuig, voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren, dan wel zodanig te parkeren dat deze vanaf de openbare weg zichtbaar is, met het kennelijke doel Artikel 7.7 om daarmee handelsre- APV clame te maken.
Vervallen 64
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod een kampeerwagen, camper, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, woonwagen of een ander dergelijk voertuig, dat voor recreatie, dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, langer dan drie achtereenvolgende dagen te doen of te laten staan op of aan Artikel 7.6 de weg. APV
College
College
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Dit mandaat heeft uitsluitend betrekking op het besluiten op aanvragen van ontheffingen ten behoeve van kermissen, circussen en soortgelijke attracties.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 26 van 2 55
Gemeenteblad 76a.
76.
75a.
75.
74a.
Het besluiten op aanvragen van ontheffing voor aantasting groenvoorzieningen door voertui- Artikel 9.4 gen en overige. APV College
Vervallen 67
Het besluiten op aanvragen van ontheffing voor het betreden van plantsoenen e.d.
Vervallen 66
Artikel 9.2. APV College
Het besluiten op aanvragen van ontheffingen van het verbod een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op de weg binnen de bebouwde kom, behoudens op daartoe Artikel 7.8 door burgemeester en APV wethouders aangewezen plaatsen.
College
College
19-2-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Ja
Ja
Vergunningenmanagers, trajectbegeleiders, Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Het besluiten op aanvragen van vergunningen Artikelen voor het kappen van 9.6 + 9.7 76b. bomen APV
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 27 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Nee
Ja
Ja
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Nee
12-03-‘08
Het besluiten op aanvragen van ontheffing het Artikel 10.7 uitvliegen van duiven. APV College
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
77a. Vervallen 69
19-2-‘08
12-03-‘08
19-2-‘08
78. Het besluiten op aan- Artikel 11.4. vragen inzake sexinrich- APV tingen College
19-2-‘08
Ja
Het verlenen of weigeren van ontheffing van het verbod, zoals bedoeld in artikel 9.9, gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of Artikel 9.9 te vervoeren. APV College
Het verdagen van besluiten op de aanvraag om vergunning voor Artikel 11.12 78b. sexinrichtingen APV College
78a.
Vervallen70 Artikel 12.2 APV College
12-03-‘08
76c.
79.
Het benoemen van openbare ruimte
12-03-‘08
Vervallen 68
79a.
19-2-‘08
77.
Het toekennen van een 79b. nummer aan elk object Art 12.3 APV College
10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Afdeling Wijkbeheer Noord enZuid: Teamleider van het betreffende gebied 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Teamleider en Gegevensbeheerder basisregistratie afdeling Informatiebeheer Facilitair Berdrijf 10-3-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 28 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
6-2-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
12-03-‘08
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
vervallen71
Het besluiten op aanvragen van vergunningen op of aan de weg, of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, Artikel 13.2. dan wel diensten aan te APV 80a. bieden. College
19-2-‘08
80.
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eer- Artikel 13.3. 80b. ste lid, van de grondwet. APV College
Dit mandaat heeft betrekking op het verlenen van ventvergunnin-gen.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 29 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor het houden van een openbare inzameling van geld of goederen of daartoe een intekenlijst aan te Artikel 13.7 80d. bieden. APV College
Het besluiten op aanvragen van vergunningen op of aan de weg, of aan een openbaar water, dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats: a.met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben, teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden; b.anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrek- Artikel 13.4. 80c. ken aan publiek. APV College
19-2-‘08
19-2-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
12-03-‘08
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 230 van 2 55
Gemeenteblad
81.
WET OP DE KANSSPELEN Het besluiten op aanvragen van vergunningen voor het houden van loterijen, waarbij de prijzen en premies gezamenlijk geen grotere waarde hebben dan € 4500,00.
WET LUCHTVAART
Artikel 3, eerste lid, Wet op de kansspelen College
Het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar aan de minister van Verkeer en Water- Artikel 8.9, staat omtrent het afwij- vierde lid ken van het Luchthaven- Wet luchtindelingsbesluit. vaart College
88.
87.
86.
85a.
85.
84.
83.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Vervallen
82.
89.
Vervallen
6-2-‘07
6-2-‘07
VERORDENING HOUTOPSTANDEN Vervallen 72
90.
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 06-2-‘07
Trajectbegelei-ders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 06-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 231 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
91.
92.
GEMEENTEWET
Vervallen73
HUISVESTINGSWET EN REGIONALE HUISVESTINGSVERORDENING STADSREGIO AMSTERDAM 201074
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 22 Regionale Huisvestings-verordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
22-12-‘09
22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Ja
Ja
Het hoofd van de afdeling Vastgoed 22-12-‘09
Het hoofd van de afdeling Vastgoed 22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Vervallen75
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 24 Het besluiten op aanvra- Regionale genvoor een standHuisvesplaatsvergunning voor tings-verorhet in gebruik nemen dening van een woonwagenStadsregio standplaats. Amsterdam 2010 College
Bijhouden van register van standplaatszoekenden, verstrekking bewijs van inschrijving, verlenging inschrijving, 92a. doorhalen inschrijving
92b.
92a.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 232 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Besluiten tot het verlenen van een huisvestingsvergunning voor het betrekken van een nieuwbouwkoopwoning
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
01-01-‘10
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
Ja
Consulent urgente woonzaken 22-12-‘09
Het hoofd van de afdeling Vastgoed 22-12-‘09
01-01-‘10
Ja
Ja
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
College
22-12-‘09
22-12-‘09
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 14 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 8, tweede lid Regionale Huisvestings-verordening 2010
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 25 Regionale HuisvesHet besluiten tot verval- tingslen of intrekken van een verordening standplaatsvergunning Stadsregio voor een woonwagen- Amsterdam standplaats. 2010 College
93. Vervallen76
92c.
94.
Het besluiten tot het toekennen, verlengen, intrekken dan wel afwijzen van sociale en 94a. medische urgenties.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 233 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het verstrekken van 94b. medische indicaties.
01-01-‘10
01-01-‘10
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
Consulent urgente woonzaken 22-12-‘09
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
Ja
Ja
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Ja
30-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
22-12-‘09
22-12-‘09
30-12-‘09
Artikel 7 Huisvestings-wet Artikel 16 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 32 jo 35 jo 36 Regionale Huisvestingsverordening Besluiten op aanvragen Stadsregio voor een splitsingsver- Amsterdam gunning 2010 College
22-12-‘09
Vervallen77
95a.
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 37 Regionale Huisvestingsverordening Besluiten tot het intrek- Stadsregio ken van een onttrekAmsterdam kingsvergunning 2010 College
95.
95b.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 234 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
95c.
30-12-‘09
01-01-‘10
96.
01-01-‘10
01-01-‘10
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
Ja
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
01-01-‘10
Ja
Ja
22-12-‘09
30-12-‘09
01-01-‘10
01-01-‘10
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 38 Regionale Huisvestingsverordening Besluiten tot het verle- Stadsregio nen van een tijdelijke Amsterdam onttrekkingsvergunning 2010 College
22-12-‘09
30-12-‘09
30-12-‘09
Artikel 30 Huisvestings-wet Artikel 39 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College
22-12-‘09
Vervallen78
Besluiten tot het verlenen van een vergunning i.v.m. short stay wegens de tijdelijke onttrekking aan de bestemming tot bewoning van zelfstandige woonruimte voor een periode van max. 95d. 10 jaar Artikel 33 Huisvestings-wet Artikel 44, 48 en 50 Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 College Vervallen79
Het besluiten danwel weigeren op aanvragen voor een splitsingsver96a. gunning 97.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 235 van 2 55
Gemeenteblad
Artikel 33 Huisvestings-wet Artikel 55 Regionale Huisvestingsverordening Het besluiten tot het Stadsregio intrekken van een split- Amsterdam singsvergunning. 2010 College 22-12-‘09
14-02-‘07
Nee
Nee
Ja
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
01-01-‘10
6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
30-12-‘09
Amstelveense Regeling ArbeidsAlle beslissingen ten voor-waaraanzien van het aanstel- den (ARA), len, ontslaan, disciplinair hoofdstukstraffen en schorsen van ken 2, 8, 16 een ambtenaar. en 19. College
6-2-‘07
14-02-‘07
97a.
98.
Alle beslissingen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden met uitzondering van beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen en schorsen van een Hoofdstukambtenaar. Het mandaatken 1, 3 t/m geldt voor zover in 7; 9 t/m 15; de ARA niet anders is 17, 18, 20 en bepaald. met 53 ARA College
6-2-‘07
AMSTELVEENSE REGELING ARBEIDSVOORWAARDEN (ARA)
99.
College
Verstrekken van een Artikel bijdrage aan een fiets en 4a:3:2:3, bijbehorende verzeke- eerste lid, 100. ring. ARA
Trajectbege-leiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen 22-12-‘09
Personeelsconsulent Facilitair Bedrijf 06-2-‘07
30-12-‘09
14-02-‘07
01-01-‘10
14-02-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 236 van 2 55
Gemeenteblad
101.
Verlenen tegemoetkoming woon- werkverkeer.
Artikel 18.1:6, eerste lid, ARA College
GEMEENTEWET, BEDRIJFSMIDDELEN
14-02-‘07
Ja
Medewerkers salarisadministratie Facilitair Bedrijf 06-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
ja 81
14-02-‘07
14-02-‘07
12-03-‘08
6-2-‘07
14-02-‘07
12-03-‘08
12-03-‘08
6-2-‘07
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
12-03-‘08
Artikel 160, eerste lid, sub e. Gemeentewet College
Ja
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en consulenten 10-3-‘08
Het verwerven van bedrijfsmiddelen 80 .
14-02-‘07
Ja
102.
14-02-‘07
14-02-‘07
WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR Het mondeling of schriftelijk beslissen op een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, voor zover het om een het college respectievelijk Artikel 3 de burgemeester betref- Wet open- Burgefende aangelegenheid baarheid meester en gaat. van bestuur College 6-2-‘07
14-02-‘07
103.
Het mondeling of schriftelijk verschaffen van informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, voor zover het om een het college Artikel 8 respectievelijk de bur- Wet open- Burgegemeester betreffende baarheid meester en 104. aangelegenheid gaat. van bestuur College 6-2-‘07
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 237 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS Het vooraf melden van geheel of gedeeltelijk Artikel 27, geautomatiseerde ver- eerste lid, werking van persoons- Wet begegevens bij het College scherming Burgebescherming persoons- persoons- meester en gegevens. gegevens College 6-2-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
Het verstrekken van informatie aan de betrok- Artikelen kene over de doeleinden 33 en 34 van de verwerking waar- Wet bevoor de gegevens zijn scherming Burgebestemd en eventuele persoons- meester en 106. nadere informatie. 6-2-‘07 gegevens College
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Artikelen 30, derde Het beslissen op verlid, 35, 36 en zoeken als bedoeld in de 38, tweede artikelen 30 lid 3, 35, 36 lid, Wet been 38 lid 2 van de Wet scherming Burgebescherming persoons- persoons- meester en gegevens. 6-2-‘07 gegevens College
14-02-‘07
105.
6-2-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
107. Het beslissen op verzet inzake de artikelen 40 en 41 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Artikelen 40 en 41 Wet bescherming persoonsgegevens College
108.
14-02-‘07
PARTICIPATIE- EN INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN 2006 Artikel 5, eerste lid, Voorafgaand aan partici- Participatie- Burgepatie belanghebbenden en inspraak- meester en 109. hierover informeren. verordening College 6-2-‘07
Wet geluidhinder
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 23 8 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
110.
Besluiten op aanvragen om Hogere Waarden te verlenen (zonder verkla- Artikel 110a ring van geen bezwaar) Wet geluidhinder College
111 82 Vervallen
13-11-‘07
05-11-‘08
Ja
Ja
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 28-10-‘08
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en preventisten28-10-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
12-03-‘08
05-11-‘08
05-11-‘08
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en preventisten28-10-‘08
12-03-‘08
28-10-‘08
05-11-‘08
Ja
Trajectbegeleiders en Teamleiders vergunningen & ontheffingen en vergunningsmanager 10-3-‘08
Artikel 2.1.8., Besluit brandveilig gebruik bouwwerken College
28-10-‘08
05-11-‘08
Ja
Het verlenen of weigeren van ontheffingen inzake de toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen
Paragraaf 2.11 Besluit brandveilig gebruik bouwwerken College
05-11-‘08
28-11-‘07
112.
Het besluiten op een aanvraag om een gebruiksvergunning
28-10-‘08
28-11-‘07
113.
Paragraaf 2.12 Besluit Het stellen en wijzigen brandveilig van nadere voorwaardengebruik inzake gebruiksmeldin- bouwwergen ken College
BESLUIT BRANDVEILIG GEBRUIK BOUWWERKEN
114.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 239 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
(Footnotes) Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 1 2 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 3 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 4 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 5 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 6 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 7 Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo 8 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 9 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 10 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 11 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 12 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 13 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 14 Dit mandaat is vervallen wegens inwerkingtreding Besluit Brandveilig gebruik bouwwerken 1 nov. ‘08 15 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 16 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo 17 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 18 Dit mandaat is vervallen wegens inwerkingtreding Besluit brandveilig gebruik bouwwerken per 1 nov. ‘08 19 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 20 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 21 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 22 Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo 23 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 24 Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo 25 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 26 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de Bouwverordening. 27 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging e Wro 28 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro 29 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro 30 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro 31 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging Wro 32 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging naam rijksdienst 33 De welstandcommissie en de monumentencommissie is per 1 januari 2010 gewijzigd in “Commissie Ruimtelijke Kwaliteit” 34 dit mandaat is gewijzigd sinds november 2008. 35 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de monumentenverordening 36 Dit mandaat is gewijzigd i.v.m. invoering Wabo 37 Dit mandaat is bij college besluit d.d 30-09-2008 vervallen per 29-10-2008. Dit mandaat is verleend aan de directeur van de RDW 38 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging in de Wegenverkeerswet 39 Dit mandaat is vervallen wegens deregulering 40 Deze onderliggende mandaten zijn gewijzigd i.v.m. wijziging verordening 41 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. 42 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. 43 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. 44 Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 240 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV. Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Dit mandaat is vervallen wegens wijziging van de APV Deze mandaten zijn vervallen wegens het intrekken van de verordening Dit mandaat is ingetrokken wegens deregulering De onderliggende mandaten zijn gewijzigd wegens de inwerkingtreding van regionale huisvestingsverordening stadsregio Amsterdam 2010 per 1 januari 2010
Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet
Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 76 77 Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 78 Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 79 Dit mandaat is ingetrokken wegens wijziging in de huisvestingswet 80 Onder het mandaat vallen bijvoorbeeld de aankoop van bedrijfsauto of computers, het inhuren van extern personeel, de aankoop van software, het aangaan van een onderhoudsovereenkomst met een softwarebedrijf, maar ook bijvoorbeeld de aankoop van struiken voor onderhoud van een park. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt niet onder het mandaat. Gelet op de grondslag van het mandaat, artikel 160, eerste lid, sub e van de Gemeentewet, gaat het om privaatrechtelijke aangelegenheden en niet om bijvoorbeeld het toekennen van subsidies of uitkeringen. Ondermandaat toegestaan vanaf 4 februari 2009 Dit mandaat is vervallen i.v.m. invoering Wabo
81 82
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 241 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
AFDELING WERK EN INKOMEN
Wettelijke grondslag:
06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Het verstrekken, weigeren dan wel wijzigen van algemene bijstand op grond van de Artikel 7, WWB, inclusief eerste lid het verhogen of juncto artikel verlagen van de 8, eerste lid, norm of lager WWB en vaststellen van de Toeslagen en norm, betreffende verlagingsbijstand om niet, verordeals geldlening, in ning WWB de vorm van borg- gemeente tocht of krediethy-Amstelveen potheek. 2005. College
06-02-‘07
Het verstrekken danwel weigeren van een langdurigheidstoeslag op grond van de WWB
Artikel 7, eerste lid, WWB juncto artikel 36, eerste lid WWB College
WET WERK EN BIJSTAND
Omschrijving bevoegdheid:
Verstrekken van een voorschot op de uitkering t/m €2.000,00 per keer door de klant-manager. Een voorschot per kas uitbetalen t/m €500,00 per keer door de administratief Teammedewerkers en hierleider boven t/m €2.000,00 klantmadoor de Teamleider nager 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07 klantmanager
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Ja
Klantmanagers
09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Ja
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
De volgende bevoegdheden worden gemandateerd aan het hoofd van de afdeling Werk en Inkomen:
1.
2.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 242 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Ja
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
14-02-‘07
Klantmanagers 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Wettelijke grondslag:
06-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Klantmanagers 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Omschrijving bevoegdheid: Het aan de bijstand verbinden van verplichtingen en besluiten aan de bijstand verbonden verplichtingen op te heffen, of daarvan Artikelen 9, (tijdelijke) onthef- tweede lid, fing te verlenen. en 55 WWB College
06-02-‘07
14-02-‘07
Ja
09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Klantmanagers
Teamleider klantmanager 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Artikel 18, tweede lid, WWB en de handhavingsen afstemmingsverordening WWB College
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Het verlagen van de algemene bijstand indien de opgelegde verplichtingen niet worden nagekomen.
06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
4.
Artikel 7, Het opstellen eerste lid, en het namens WWB en de burgemeester Reïntegratieen wethouders verordening ondertekenen van Wet werk en trajectplannen. bijstand College
06-02-‘07
14-02-‘07
5.
Artikel 7, Het namens eerste lid, burgemeester WWB en de en wethouders Reïntegratieondertekenen van verordening vrijwilligersover- Wet werk en eenkomsten. bijstand College
3.
6.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 243 van 2 55
Gemeenteblad
Omschrijving bevoegdheid:
Wettelijke grondslag:
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
14-02-‘07
Ja
Ja
Seniormedewerker TerugMet in achtneming vordevan de beleidsregels ring en terugvordering en verhaal 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07 verhaal.
Seniormedewerker TerugMet in achtneming vordevan de beleidsregels ring en terugvordering en verhaal 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07 verhaal.
Klantmanagers 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
14-02-‘07
14-02-‘07
06-02-‘07
06-02-‘07
14-02-‘07
Artikel 7, Het namens eerste lid, burgmeester WWB en de en wethouders Reïntegratieondertekenen van verordening opleidingsover- Wet werk en eenkomsten. bijstand College
Artikel 92, tweede en derde lid, tot en met 105 Het verhalen en artikel 141 van kosten van Algemene bijstand en be- bijstandswet, sluiten geheel of de Handgedeeltelijk af te havings- en zien van het ver- afstemmingshalen van bijstand.verordening. College
06-02-‘07
7.
8.
Het terugvorderen van kosten van bijstand en het Artikelen 58 besluiten geheel tot en met of gedeeltelijk af 60 WWB, te zien van het de Handterugvorderen van havings- en bijstand. afstemmingsverordening. College
TERUGVORDERING, VERHAAL EN AFSTEMMING
9.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 24 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid:
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Senior medewerker terugvordering en verhaal 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Teamleider klantmanager 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
06-02-‘07
14-02-‘07
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Het verstrekken, weigeren, wijzigen en beëindigen Artikel 11 t/m van uitkeringen 20 IOAW en op grond van de artikel 11 t/m IOAW en IOAZ. 20 IOAZ College
06-02-‘07
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Artikel 20a t/m f IOAW en artikel 20a t/m f IOAZ College
Wettelijke grondslag:
10. Het opleggen van een boete, geven van een schriftelijke waarschuwing, besluiten af te zien van een boete, indien belanghebbende de verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW of artikel 13 IOAZ en artikel 28 en 29 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededelingen te doen, en het uitvoeren van alle bijbehorende handelingen.
IOAW/IOAZ1
11.
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 245 van 2 55
Gemeenteblad
12.
13.
14.
Omschrijving bevoegdheid:
Wettelijke grondslag:
06-02-‘07
06-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Teamleider klantmanager 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Senior medewerker terugvordering en verhaal 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
14-02-‘07
14-02-‘07
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Het nemen van beschikkingen met betrekking tot de terugvordering en invordering van Artikelen 25 uitkering op basis e.v. IOAW en van de IOAW en artikel 25 e.v. IOAZ IOAZ College
06-02-‘07
BESLUIT BIJSTANDVERLENING ZELFSTANDIGEN (Bbz) Het verstrekken, weigeren danwel wijzigen van uitkeringen op grond van de Bbz. Artikel 35 BbzCollege
Amstelveense Regeling Arbeidsvoorwaarden (ARA), hoofdstukken 2, 8, 16 en 19. College
14-02-‘07
AMSTELVEENSE REGELING ARBEIDSVOORWAARDEN (ARA)
Alle beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen en schorsen van een ambtenaar.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 246 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Nee
Medewerkers salarisad-ministratie Facilitair Bedrijf 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Personeelsconsulent Facilitair Bedrijf 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Alle beslissingen ten aanzien van arbeidsvoorwaarden met uitzondering van beslissingen ten aanzien van het aanstellen, ontslaan, disciplinair straffen en schorsen van een ambtenaar. Het Hoofdstukmandaat geldt ken 1, 3 t/m 7; voor zover in de 9 t/m 15; 17, ARA niet anders is 18, 20 en met bepaald. 53 ARA College
06-02-‘07
14-02-‘07
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Verstrekken van een bijdrage aan een fiets en bijbe- Artikel horende verzeke- 4a:3:2:3, eerste lid, ARA College ring.
06-02-‘07
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
15.
Artikel 18.1:6, eerste lid, ARA College
Wettelijke grondslag:
16.
Verlenen tegemoetkoming woon- werkverkeer.
Omschrijving bevoegdheid:
17.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 247 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
18.
Omschrijving bevoegdheid:
Wettelijke grondslag:
06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Artikel 160, eerste lid, sub e. Gemeentewet College
GEMEENTEWET, BEDRIJFSMIDDELEN
Het verwerven van bedrijfsmiddelen2.
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Teamleider uitkeringen- reïntegratie, Financieel administratief medewerkers, (senior) klantmanagers, FraudepreventiemedewerkersMedewerker leerlingenvervoer 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Ja
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 24 8 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid:
Wettelijke grondslag:
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Het mondeling of schriftelijk beslissen op een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, voor zover het om een het college respectievelijk Artikel 3 Wet de burgemeester openbaarBurgebetreffende aan- heid van meester gelegenheid gaat. bestuur en College 06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Ja
Ja
Medewerkers van de afdeling 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Medewerkers van de afdeling 09-02-‘07 14-02-‘07 14-02-‘07
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Artikel 8 Wet openbaarBurgeheid van meester bestuur en College 06-02-‘07
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
19. Het mondeling of schriftelijk verschaffen van informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, voor zover het om een het college respectievelijk de burgemeester betreffende aangelegenheid gaat.
WET OPENBAARHEID VAN BESTUUR
20.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 249 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid:
Wettelijke grondslag:
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Het vooraf melden van geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde Artikel 27, verwerking van eerste lid, persoonsgegevens Wet bebij het College scherming bescherming per- persoonssoonsgegevens. gegevens
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS
Het verstrekken van informatie aan de betrokkene over de doeleinden van de verwerking waar- Artikelen 33 voor de gegevens en 34 Wet zijn bestemd en bescherming Burgeeventuele nadere persoonsmeester informatie. gegevens en College 06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
Nee
Nee
Het beslissen op Artikelen verzoeken als 30, derde bedoeld in de arti- lid, 35, 36 en kelen 30 lid 3, 35, 38, tweede 36 en 38 lid 2 van lid, Wet de Wet bescher- bescherming Burgeming persoonsge- persoonsmeester gevens. gegevens en College 06-02-‘07
14-02-‘07
14-02-‘07
22.
06-02-‘07
Artikelen 40 en 41 Wet bescherming persoonsgegevens College
Burgemeester en College 06-02-‘07
23.
Het beslissen op verzet inzake de artikelen 40 en 41 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
21.
24.
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Lees verder op volgende pagina >>
officiële bekendmakingen
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 50 van 2 55
Gemeenteblad
25.
Omschrijving bevoegdheid:
Wettelijke grondslag:
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Artikel 5, eerste lid, Participatie- Burgeen inspraak- meester verordening en College 06-02-‘07 14-02-‘07
14-02-‘07
PARTICIPATIE- EN INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE AMSTELVEEN 2006 Voorafgaand aan participatie belanghebbenden hierover informeren.
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Nee
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 51 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
26.
Omschrijving bevoegdheid:
LEERPLICHTWET
Wettelijke grondslag:
Besluiten op een verzoek om toe te staan dat een jongere die ten minste de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt gedurende een bepaald schooljaar, voor zover nodig, aan de school een programma volgt, dat naast algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs tevens praktijktijd bevat, bestaande uit arbeid van lichte aard, te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs en besluiten op een verzoek deze toestemming te Artikel 3a verlengen (vervan-Leerplichtgende leerplicht). wet 1969 20-7-‘10
21-7-‘10
01-08-‘10
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
College
Leerplichtambtenaar 20-7-‘10
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
Ja
01-08-‘10
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
21-7-‘10
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 52 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Omschrijving bevoegdheid:
College
20-7-‘10
20-7-‘10
21-7-‘10
21-7-‘10
01-08-‘10
01-08-‘10
Mandaat Bekendma- InwerkingMandaat- verleend op: king mandaat- treding gever: verlening op: mandaat op:
Ja
Ja
Leerplichtambtenaar 20-7-‘10
Leerplichtambtenaar 20-7-‘10
21-7-‘10
21-7-‘10
01-08-‘10
01-08-‘10
Bekendmaking onder-Inwerkingmandaat- treding verlening ondermanop: daat op: Specifieke bepalingen:
Besluiten op een verzoek om toe te staan dat de inschrijving van een jongere aan een school voor het laatste schooljaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of b, wordt vervangen door de inschrijving als leerling van een instelling als bedoeld in paragraaf 2a van de Leerplichtwet (ver- Artikel 3b vangende leerplicht Leerplichtlaatste schooljaar). wet 1969
College
Onder- Onderman-daat mandaat Ondertoege- toege- mandaat staan? staan verleend aan: op
27. Het op grond van bijzondere omstandigheden verlenen van vrijstelling van de in artikel 4a Leerplichtwet opgelegde verplichtingen, indien wordt aangetoond, dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet (vrijstelling wegens Artikel 15 het volgen van ander Leerplichtwet 1969 onderwijs).
Wettelijke grondslag:
28.
(Footnotes) 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
2 Onder het mandaat vallen bijvoorbeeld de aankoop van bedrijfsauto of computers, het inhuren van extern personeel, de aankoop van software, het aangaan van een onderhoudsovereenkomst met een softwarebedrijf, maar ook bijvoorbeeld de aankoop van struiken voor onderhoud van een park. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt niet onder het mandaat. Gelet op de grondslag van het mandaat, artikel 160, eerste lid, sub e van de Gemeentewet, gaat het om privaatrechtelijke aangelegenheden en niet om bijvoorbeeld het toekennen van subsidies of uitkeringen.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 53 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
1.
2-09-03
WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING
Het vertegenwoordigen van de burgemeester, bij het tegenwoordig zijn bij het openen van deuren en huisraad door de deurwaarder, in Artikel gevallen als bedoeld 444 Wetin artikel 444, tweede boek van lid, Wetboek van Burgerlijke Burgerlijke rechtsvor- rechtsvorde-Burgedering. ring meester
17-09-03
18-09-03
Ja
Ambtenaren van politie die tevens hulpofficier van justitie zijn -
-
-
Van de tegenwoordigheid van deze ambtenaar en van hetgeen in zijn bijzijn, uit kracht van artikel 444 en de artikelen 445, 446 en 447 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is verricht, zal melding worden gemaakt in het proces verbaal van beslag (artikel 444, tweede lid, laatste volzin, Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering).
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 5 4 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
2.
WEGENVERKEERSWET / GEMEENTEWET Het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 170, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 125 Gemeentewet namelijk het overbrengen en ter bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig een bij of krachtens de WvW 1994 vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband Artikel 170, met: eerste lid, het belang van de vei- Wegenligheid op de weg, of verkeerswet het belang van de juncto 125 veiligheid van het Gemeenverkeer, of tewet en het vrijhouden van artikel 166 aangewezen wegGemeentegedeelten en wegen. wet College
Vervallen1
8-10-02
16-10-02
17-10-02
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING VAN DE GEMEENTE AMSTELVEEN
Ja
Medewerkers van de gemandateerde -
-
-
-
Het volgende mandaat wordt verleend aan de Chef Dienst Executieve Ondersteuning (commissaris van politie) van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland:
3.
Lees verder op volgende pagina >>
week 39, Woensdag 29 sep tember 2010, Nr . 39 - UITGAVE VAN HET COLLEGE VAN B EN W - BLAD 2 55 van 2 55
Gemeenteblad
officiële bekendmakingen
Het bij openbare kennisgeving als gevaarlijk aanmerken van een ras of type hond of door kruising daarvan verkregen verwanten, waardoor het de eigenaar, houder of verzorger van een hond die behoort tot een als gevaarlijk aangemerkt ras of type hond of door kruising daarvan verkregen verwanten, is verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf. Het aan de eigenaar, houder of verzorger van een hond bekendmaken dat die hond gevaarlijk of hinderlijk wordt geacht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk wordt gevonden en het de eigenaar, houder of verzorger van die hond is verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander anders dan kort aangelijnd. Het aan de eigenaar, houder of verzorger van een hond bekendmaken dat die hond gevaarlijk of hinderlijk wordt geacht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk wordt gevonden en het de eigenaar, Artikel 10.2. houder of verzorger van die hond Algemene is verboden die hond te laten ver- plaatselijke blijven of te laten lopen op of aan verordede weg of op het terrein van een ning van de ander anders dan kort aangelijnd gemeente 3a. en voorzien van een muilkorf. AmstelveenCollege
19-2-‘07 (Footnotes) Dit mandaat is vervallen wegens wijzigen van de APV 1
12-03-‘08
12-03-‘08
Nee
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid hanteert de Chef Dienst Executieve Ondersteuning van de Regiopolitie AmsterdamAmstelland het door de gemeente Amstelveen gehanteerde modelbesluit.
Van elke besluit dat op grond van deze bevoegdheid wordt genomen, wordt z.s.m. een afschrift toegezonden aan de hondenwachters van de gemeente Amstelveen.