Hogere VeiligheidsKunde
Het onderzoeken of participeren aan het project systeemgericht toezicht een meerwaarde voor OVET kan hebben
Apply Opleidingen promotie 1 Examenrapportage HVK module 4 Kwaliteitseisen - Audits
Martin van der Ende
1
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Inhoud 1.
Inleiding ................................................................................................................................................... 4
2.
Samenvatting ........................................................................................................................................... 5
3.
Vraagstelling en analyse van het probleem .............................................................................................. 7
4.
5.
6.
7.
3.1
Doelstelling: ............................................................................................................................................. 7
3.2
Vraagstelling met deelvragen: ................................................................................................................ 7
3.3
Theoretisch kader van dit onderzoek: ...................................................................................................... 7
Huidige systemen en toezicht door overheden ........................................................................................ 8 4.1
Inleiding ................................................................................................................................................... 8
4.2
Het managementsysteem van OVET ....................................................................................................... 8
4.3
Toezichtcontroles door de overheid ....................................................................................................... 10
4.4
Sancties door overheden bij geconstateerde overtredingen ................................................................. 11
4.5
Beoordeling naleving volgens ISO14001................................................................................................ 12
4.6
Uitnodiging voor systeemgericht toezicht ............................................................................................. 13
4.7
Deelconclusies van dit hoofdstuk........................................................................................................... 15
Literatuuronderzoek ...............................................................................................................................16 5.1
Definities en een korte beschrijving systeemgericht toezicht ................................................................ 16
5.2
Geschiedenis van systeemgericht toezicht ............................................................................................ 18
5.3
Vermogen tot zelfcontrole en vertrouwen ............................................................................................. 20
5.4
Opleidingseisen voor toezichthouders ................................................................................................... 22
5.5
Horizontaal toezicht............................................................................................................................... 23
5.6
Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk ............................................................................. 24
Maatregelen benodigd voor systeemgericht toezicht..............................................................................25 6.1
Randvoorwaarden voor systeemgericht toezicht .................................................................................. 25
6.2
Resultaten van de uitgevoerde verkenning voor het CM niveau ........................................................... 26
6.3
Handhaving bij systeemgericht toezicht ................................................................................................ 28
6.4
Vergelijking tussen ISO14001 en de compliance competence checklist ................................................ 30
6.5
Vergelijking tussen systeemgericht en horizontaal toezicht.................................................................. 31
6.6
Deelname in Zeeland ............................................................................................................................. 31
6.7
Voor- en nadelen systeemgericht toezicht............................................................................................. 33
6.8
Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk ............................................................................. 36
Uitvoeringsplan .......................................................................................................................................37 7.1 Te implementeren maatregelen ............................................................................................................ 37 7.1.1 Interne maatregelen ..................................................................................................................... 37
Martin van der Ende
2
29-6-2010
7.1.2
Hogere VeiligheidsKunde Externe maatregelen ..................................................................................................................... 38
7.2 Het Uitvoeringsplan ............................................................................................................................... 39 7.2.1 Inhoud van het uitvoeringsplan ..................................................................................................... 39 7.2.2 Advies uitvoeringsplan .................................................................................................................. 39 7.3
Meet- en verificatiepunten .................................................................................................................... 40
7.4
Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk ............................................................................. 41
8.
Conclusies en aanbevelingen...................................................................................................................42
8.
Geraadpleegde literatuur en instanties en gebruikte afkortingen ...........................................................44
8.
Geraadpleegde literatuur en instanties en gebruikte afkortingen ...........................................................44 8.1
Geraadpleegde literatuur ...................................................................................................................... 44
8.2
Geraadpleegde instanties en bedrijven ................................................................................................. 44
8.3
Afkortingen ............................................................................................................................................ 45
In apart bijlagenboek: .....................................................................................................................................46 1
Bijlage 1, Voorstel examenrapportage ....................................................................................................46
2
Bijlage 2, Procedure OVET beoordeling van de naleving ..........................................................................46
3
Bijlage 3, Wettekst Besluit risico zware ongevallen 1999 ........................................................................46
4
Bijlage 4, Vragenlijst Compliance Competence Audit ..............................................................................46
5
Bijlage 5, Resultaten verkenning systeemgericht toezicht OVET..............................................................46
6
Bijlage 6, Eisen niveaus Compliance Management ..................................................................................46
7
Bijlage 7, Afsprakenmodel systeemgericht toezicht ................................................................................46
8
Bijlage 8, Vergelijking Checklist Compliance Competence en ISO 14001 ..................................................46
Martin van der Ende
3
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
1. Inleiding In september 2009 ben ik gestart met de opleiding Hogere Veiligheidskunde (HVK) bij Apply Opleidingen. De cursorische inzet bedraagt 250 klokuren. Deze worden uitgewerkt in studiedagen van 3 blokken van 3 uur, derhalve 9 uur per studiedag. Dit resulteert in 28 studiedagen van 9 uur. Deze opleiding duurt één jaar en bestaat uit de volgende vier modules: Organisatie en risicomanagement / Preventie / Meten, ongevallen en incidenten / Kwaliteitssystemen en audits. Tijdens de examinering van de studie wordt de cursist beoordeeld op ieder van de vier cursusmodules. Op één van de cursusmodules zal de cursist afstuderen in de vorm van een persoonlijk eindwerk met onderzoek; in de overige drie cursusdelen wordt een individueel examen afgenomen. Voor het eindwerk is een studiebelasting opgenomen van 150 uren; voor de overige drie examenonderdelen is in totaal een studiebelasting opgenomen van 180 uren (60 uur gemiddeld per examenonderdeel). In mijn functie van Hoofd Kwaliteit, Arbo & Milieu (KAM) heb ik voor mijn eindwerk en voor de examenrapportages actuele onderwerpen op OVET gekozen om nader te onderzoeken en uit te werken. OVET is een op- en overslagbedrijf van massagoederen, o.a. ‘zwartgoed’ (kolen, cokes, petroleumcokes, antraciet), ertsen, mineralen, schroot en biomassa. Aanvoer van de producten geschiedt veelal met grote zeeschepen. Op de terreinen vindt veredeling (zeven in diverse afmetingen, breken, opzakken en drogen) plaats, waarna afvoer plaatsvindt in kustvaartschepen, treinen, binnenvaartschepen en vrachtauto’s. OVET beschikt over 2 opslagterreinen, de Massagoedhaven in Terneuzen, die in 1976 is betrokken en de Kaloothaven in Vlissingen waar in 1987 met activiteiten werd aangevangen. Lossing geschiedt met drijfkranen, het transport over de terreinen geschiedt met een groot aantal moderne laadschoppen. Op de Rede van Terneuzen vinden ook geregeld overslagactiviteiten plaats op zeeboten die vanwege de diepgang niet rechtstreeks naar de loshaven kunnen varen. Dit betreft lossing op duwbakken. OVET is een modern en goed geoutilleerd bedrijf en biedt werk aan ongeveer 120 medewerkers. Deze rapportage is de examenrapportage voor module 4 ‘Kwaliteitseisen - Audits’. In 2009 is door de overheid het project ‘Systeemgericht Toezicht’ gestart. Dit project houdt in jaarlijks toezicht door overheden op de bedrijfsinterne systemen, processen en methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen (Compliance Management) en daardoor is minder toezicht op de werkvloer mogelijk. Bedrijven die over een milieuzorgsysteem en over en een bepaald niveau van Compliance Management beschikken, kunnen in aanmerking komen voor systeemgericht toezicht; ook OVET is hiervoor gevraagd. In deze rapportage is in hoofdstuk 2 het eindwerk samengevat. In hoofdstuk 3 wordt de vraagstelling en analyse van het probleem toegelicht. In hoofdstuk 4 worden de huidige systemen van OVET en toezicht van overheden bij OVET belicht. Vervolgens wordt waar systeemgericht toezicht voor staat belicht in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 vindt u welke maatregelen genomen moeten worden om te kunnen participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ en wat de voor- en nadelen hiervan zijn voor OVET. In hoofdstuk 7 het uitvoeringsplan met te implementeren maatregelen om te kunnen participeren aan dit project, met meet- en verificatiepunten. Ten slotte worden in hoofdstuk 8 de conclusies en aanbevelingen geformuleerd en is in hoofdstuk 9 een overzicht gegeven van geraadpleegde literatuur en instanties en gebruikte afkortingen. De bijlagen zijn in een apart bijlagenboek gebundeld. Martin van der Ende
4
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
2. Samenvatting In 2009 is door de overheid het project ‘Systeemgericht toezicht’ gestart. Dit project houdt in jaarlijks toezicht door overheden op de bedrijfsinterne systemen, processen en methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen (Compliance Management) en daardoor is minder toezicht op de werkvloer mogelijk. Bedrijven die over een milieuzorgsysteem en over en een bepaald niveau van Compliance Management beschikken, kunnen in aanmerking komen voor systeemgericht toezicht; ook OVET is hiervoor gevraagd. Naar aanleiding van bovenstaande is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Welke meerwaarde kan er zijn voor OVET bij het participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’? De hoofdvraag wordt ondersteund door enkele deelvragen die luiden als volgt: 1) Welke managementsystemen heeft OVET en welke Overheden houden toezicht bij OVET en met welke doelstellingen en met welke sanctiemogelijkheden? 2) Waar staat systeemgericht toezicht voor? 3) Welke maatregelen moeten worden genomen om te kunnen participeren aan het project systeemgericht toezicht? Wat zijn dan voor OVET de voor- en nadelen hiervan? Hoe moeten de maatregelen worden geïmplementeerd? 4) Wat wordt het uitvoeringsplan met de vereiste kennis van de auditoren en met meet- en verificatiepunten? Om de hoofd- en deelvragen te kunnen beantwoorden is eerst theoretisch onderzoek gedaan. Dit onderzoek is gestart om te onderzoeken wat de huidige managementsystemen bij OVET zijn en naar welke Overheden toezicht houden bij OVET en met welke doelstellingen en met welke sanctiemogelijkheden. Het managementsysteem van OVET is gecertificeerd tegen onder meer de ISO9001 en 14001. Milieuhandhavers van Rijkswaterstaat (maandelijks) en van de Provincie Zeeland (per kwartaal) voeren bij OVET de meeste controles uit op het beoordelen van de naleving van milieuvoorschriften op de werkvloer. De toegepaste sancties bij OVET bestaan voornamelijk uit eerst een formele waarschuwing, waarbij wij de geconstateerde overtreding binnen de gestelde termijn ongedaan maken. Tevens is er gekeken waar systeemgericht toezicht voor staat. Systeemgericht toezicht is een integrale combinatie van systeemtoezicht (toezicht op systemen, processen en methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen) en toezicht op output. Bedrijven met een bepaald niveau van Compliance Management (minimaal niveau 3) komen in aanmerking voor systeemgericht toezicht. De score van OVET op Compliance Management is indicatief niveau 2,5 - 2,8. Voordelen voor OVET bij participatie aan systeemgericht toezicht liggen op het vlak van minder toezicht, bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd, beter benutten van het managementsysteem, betere relatie met overheden, beter imago en een mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur. Nadelen voor OVET bij participatie aan systeemgericht toezicht liggen op het vlak van meteen een dwangsom bij bepaalde situaties, het huidige nog onvoldoende niveau van het Martin van der Ende
5
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
managementsysteem, de nog steeds heersende havencultuur en het gebrek aan kennis en ervaring van systeemtoezicht Aansluitend op het theoretisch onderzoek is er een uitvoeringsplan opgesteld, met te implementeren maatregelen. Het uitvoeringsplan bestaat uit interne maatregelen op de aspecten managementsysteem, opleidingen en cultuurverandering, en uit een beoordeling van de stand van zaken van implementatie van externe maatregelen. De leden van het MT zullen ook moeten kunnen beoordelen of participatie aan het project systeemgericht toezicht een meerwaarde voor OVET kan hebben. Aanbevolen wordt deze beoordeling eind 2010 door MT uit te laten voeren. Er is ook de mogelijkheid om de genoemde interne maatregelen door te voeren met als doel de meerwaarde van ons managementsysteem maximaal te benutten, zonder te participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’. De algemene conclusie die uit het verrichtte onderzoek kan worden getrokken is: Meerwaarde voor OVET bij het participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ ligt op het vlak van minder toezicht, bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd, beter benutten van het managementsysteem, betere relatie met overheden, beter imago en een mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur. De nadelen kunnen geminimaliseerd worden, middels het implementeren van de in het uitvoeringsplan genoemde maatregelen. OVET moet dit dan wel ook willen. De te nemen maatregelen worden beschreven in een uitvoeringsplan (zie paragraaf 7.2.1). De belangrijkste aanbeveling op basis van het onderzoek is de aanbeveling tot het laten beoordelen eind 2010 door MT of OVET deelneemt aan het project ‘Systeemgericht toezicht’ Andere aanbevelingen zijn: • Presenteer de resultaten van dit onderzoek in het MT • Volg de gezamenlijke compliance en ISO14001-audit op bij Shell Moerdijk • Geef uitvoering aan het in hoofdstuk 7 beschreven uitvoeringsplan • Geef, indien benodigd, bijsturing op het uitvoeringsplan naar aanleiding van de meetpunten • Voer met een zelf-assessment of een nulmeting een verificatie uit van het bereiken van het voor systeemgericht toezicht benodigde niveau 3 CM. Wanneer men de aanbevelingen uit deze examenrapportage opvolgt en het uitvoeringsplan doorloopt zoals beschreven, wordt geschat dat men binnen een tijdsbestek van ± één jaar (eind 2011) kan deelnemen aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ Veel leesplezier!
Martin van der Ende
6
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
3. Vraagstelling en analyse van het probleem 3.1 Doelstelling: De doelstelling van dit onderzoek is om de meerwaarde van systeemgericht toezicht te onderzoeken. Het theoretisch kader van dit onderzoek bestaat uit de beantwoording van de hoofdvraag en deelvragen, en na het onderzoek wordt een uitvoeringsplan opgesteld. Het einddoel van deze dit eindwerk is tweeledig. Ten eerste wil OVET inzicht verwerven in de mogelijke meerwaarde bij het participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’. Ten tweede wil OVET beschikken over een uitvoeringsplan om te kunnen participeren aan systeemgericht toezicht . Het goedgekeurde voorstel examenrapportage is bijgevoegd als bijlage 1.
3.2 Vraagstelling met deelvragen: Het management van OVET heeft haar steun aan dit eindwerk toegezegd. In deze examenrapportage is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Welke meerwaarde kan er zijn voor OVET bij het participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’? De hoofdvraag wordt ondersteund door enkele deelvragen die luiden als volgt: 1) Welke managementsystemen heeft OVET? Welke Overheden houden toezicht bij OVET en met welke doelstellingen en met welke sanctiemogelijkheden? 2) Waar staat systeemgericht toezicht voor? 3) Welke maatregelen moeten worden genomen om te kunnen participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’? Wat zijn dan voor OVET de voor- en nadelen hiervan? Hoe moeten de maatregelen worden geïmplementeerd? 4) Wat wordt het uitvoeringsplan met de vereiste kennis van de auditoren en met meeten verificatiepunten?
3.3 Theoretisch kader van dit onderzoek: Het theoretisch kader van dit onderzoek bestaat uit een aantal onderdelen om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Per deelvraag bestaat dit kader uit de volgende onderdelen: 1) Inventarisatie uitvoeren van de aanwezige systemen en van de controlerende instanties aan de hand van ons Handboek, onze procedures en onze vergunningen 2) Uitvoeren literatuuronderzoek 3) Inventarisatie uitvoeren van de benodigde maatregelen (literatuuronderzoek, nulmeting, bijeenkomsten) 4) Uitvoeringsplan opstellen met kenniseisen en met meet- en verificatiepunten
Martin van der Ende
7
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
4. Huidige systemen en toezicht door overheden In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven van het onderzoek naar het huidige managementsystemen bij OVET en naar welke Overheden toezicht houden bij OVET en met welke doelstellingen en met welke sanctiemogelijkheden.
4.1 Inleiding Ovet heeft in 2005 een integraal kwaliteits- en milieumanagementsysteem opgezet en geïmplementeerd. Dit systeem is gecertificeerd tegen een aantal normen, die in paragraaf 4.2 genoemd en kort omschreven worden. In paragraaf 4.3 wordt beschreven welke overheden OVET controleren, en met welke periodiciteit en met welke doelstellingen. Pet wet of besluit worden een aantal relevante controleonderwerpen genoemd. In paragraaf 4.4 wordt beschreven welke sancties door overheden bij geconstateerde overtredingen genomen kunnen worden. In paragraaf 4.5 wordt beschreven op welke wijze OVET zelf de naleving van wettelijke eisen beoordeeld. In paragraaf 4.6 wordt kort beschreven hoe de uitnodiging voor deelname aan een eerste verkenning voor systeemgericht toezicht tot stand is gekomen.
4.2 Het managementsysteem van OVET Het managementsysteem van OVET is gecertificeerd tegen de volgende normen: Norm ISO9001:2000 ISO14001:2004
Initiële goedkeuringsdatum 12 september 2005 22 september 2005
GMP B5: op- en overslag diervoeders voor landbouwhuisdieren ISPS-Code
10 december 2006
BLU-Code
15 december 2004
Horizontaal toezicht
12 juni 2009
AEO
16 maart 2010
7 juli 2004
Scope Stuwadoring; op- en overslag van massagoederen in het Schelde estuarium Overslag van diervoeders en diervoedergrondstoffen in het Schelde estuarium Veiligheid en beveiliging van interface tussen wal en schip Veilig laden en lossen van zeeschepen Vanuit wederzijds vertrouwen afstemming vooraf waar nodig, in plaats van controles achteraf Vanuit betrouwbaar handelaarschap douanevereenvoudigingen
Certificerende instelling Bureau Veritas Certification
Zeeland Seaports IVW Belastingdienst
Douane
De ISO9001 is een internationale norm die eisen stelt aan het kwaliteitssysteem van een organisatie en de manier waarop de organisatie met het kwaliteitsbeleid om gaat. Het gedocumenteerde kwaliteitsbeleid moet gecommuniceerd worden naar alle medewerkers. De organisatie moet zorgen voor klanttevredenheid door te voldoen aan de eisen van de klanten en aan de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften. Daarnaast moeten de bedrijfsprocessen vastgelegd worden in een kwaliteitshandboek en moet daadwerkelijk volgens deze processen gewerkt worden. Nadat een externe audit heeft plaatsgevonden, kan de organisatie een certificaat ontvangen waaruit blijkt dat zij voldoet aan de eisen die door Martin van der Ende
8
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
de norm worden gesteld. Dit is een teken voor de organisatie en haar klanten dat de organisatie op een vooraf gestelde en gestructureerde manier aan kwaliteitsmanagement (zorg, beheersing en borging) doet. De ISO14001 stelt eisen aan het milieuzorgsysteem van een organisatie en de manier waarop de organisatie met milieuzorg om gaat. Een milieuzorgsysteem is de systematische toepassing door een bedrijf van het geheel aan voorzieningen (beleidsmatig, organisatorisch en administratief) gericht op het inzicht krijgen in, het beheersen van (en waar mogelijk), verminderen van beïnvloeding van het milieu door de bedrijfsactiviteiten. Middels een externe audit kan de organisatie een certificaat ontvangen waaruit blijkt dat zij voldoet aan de eisen die door de norm worden gesteld. Dit is een teken voor de organisatie en haar belanghebbenden dat de organisatie op een vooraf gestelde en gestructureerde manier aan milieuzorg doet. Good Manufacturing Practice (GMP) heeft als doel te voorkomen dat er via verontreinigd diervoeder, stoffen in de voedselketen (van grondstof naar eindproduct) terechtkomen die op termijn schadelijk zijn voor mensen. De start is het beoordelen van de risico's van mogelijke verontreiniging bij de werkzaamheden. Er wordt daarna gekeken op welke manier deze risico's voorkomen of verminderd kunnen worden. Deze maatregelen dienen vastgelegd te worden in procedures. In december 2002 is in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) een internationale standaard ontwikkeld voor een betere beveiliging van zeeschepen en havenfaciliteiten: de zogeheten International Ship and Port Security Code (ISPS-Code). Nederland heeft de eisen overgenomen in de nieuwe Havenbeveiligingswet. Vanaf 1 juli 2004 gelden strenge maritieme veiligheidseisen voor zeeschepen en haventerminals. Dit betekent dat bedrijven met een terminal of een laad- en loskade, een beveiligingsplan moeten maken op basis van een risicoanalyse. De beveiliging moet nauwkeurig zijn omschreven, personeel moet worden getraind en er moet per terminal een veiligheidsofficier zijn aangewezen. Al deze afspraken zijn procedureel vastgelegd in een veiligheidsplan. OVET heeft een veiligheidsplan dat is opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de ISPS-Code en dit veiligheidsplan is gecertificeerd door de havenautoriteit Zeeland Seaports. De verplichte procedures uit de BLU-Code zijn ook opgenomen in ons managementsysteem. OVET confirmeert zich ook aan de zogeheten Bulk Loading and Unloading Code (BLUCode). Dit is wet- en regelgeving voor het laden en lossen van zeeschepen. Het hoofddoel van de BLU-Code is het voorkomen van incidenten door het maken van afspraken tussen OVET en de scheepsleiding. In een veiligheidschecklist voor wal en schip worden deze vastgelegd. In 2009 heeft OVET deelgenomen aan een compliance verkenning in het kader van de pilot Horizontaal Toezicht. Gezien de relatie die in de loop der jaren is ontstaan tussen de Belastingdienst en OVET is er vanuit de eerstgenoemde partij voor gekozen om voor de middelgrote ondernemingen Zeeland de pilot te starten met OVET. De resultaten van deze verkenning hebben geleid tot een Samenwerkingsconvenant Horizontaal Toezicht tussen OVET en de Belastingdienst Zuidwest. Voor Douane krijgt horizontaal toezicht invulling met de invoering van de Authorised Economic Operator (AEO). De Europese Commissie heeft een verhoogde controle ingesteld voor bedrijven en hun communautaire handel. Het betreft de introductie van een raamwerk voor een betere risicoanalyse van goederen die de Europese grenzen overschrijden. Vanaf 1 Martin van der Ende
9
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
januari 2008 zullen betrouwbare handelaren (AEO’s) die hoge veiligheidscriteria hanteren, voordeel halen uit deze maatregel omdat hun goederenstromen ongehinderd doorgang zullen vinden. De douaneprocedures uit ons managementsysteem zijn door de Douane gecertificeerd tegen AEO. OVET is in het bezit gekomen van een AEO-certificaat douanevereenvoudigingen en veiligheid. In het kort omvatten de criteria om een AEO certificaat toe te kennen het volgende: voldoen aan douane-eisen, een afdoende systeem om commerciële en transportrapportage te beheersen, bewezen financiële solvabiliteit en adequate zekerheid- en veiligheidsstandaarden. In paragraaf 5.5 wordt horizontaal toezicht door de Belastingdienst en door de Douane verder beschreven.
4.3 Toezichtcontroles door de overheid Toezichtcontroles door de overheid worden aangekondigd en onaangekondigd uitgevoerd. In onderstaand schema is weergegeven welke overheden controles uitvoeren, met welke periodiciteit en met welke doelstellingen. Controlerende Periodiciteit Doelstelling Overheidsinstantie (gemiddeld) Rijkswaterstaat Maandelijks Naleving relevante voorschriften uit het Activiteitenbesluit en naleving milieuartikelen uit de door hen verleende vergunningen volgens Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) Jaarlijks Naleving quota van wateronttrekkingen volgens Wet op de waterhuishouding Provincie Zeeland Per kwartaal Naleving milieuvoorschriften uit de door hen verleende vergunningen volgens Wet milieubeheer, naleving milieuvoorschriften uit de Wet bodembescherming en uit de Wet luchtkwaliteit Waterschap
Jaarlijks
Regionale brandweer
Jaarlijks
VROM
Jaarlijks
Arbeidsinspectie
Jaarlijks
IVW
Per halfjaar
Zeeland Seaports
Per halfjaar
Belastingdienst
Jaarlijks
Douane
Jaarlijks
Martin van der Ende
Naleving milieuartikelen uit de door hen verleende lozingsvergunning volgens Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) Naleving voorschriften uit het Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) Naleving voorschriften uit het Besluit detectie radioactief besmet schroot Thematische controle op naleving voorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbobesluit, de Arboregeling en de Arbeidstijdenwet Naleving artikelen uit de Wet laden en lossen Zeeschepen (verankering BLU-Code) Naleving artikelen uit de Havenbeveiligingswet (verankering ISPS-Code) en Havenverordeningen Naleving artikelen uit de Wet inkomstenbelasting , Wet loonbelasting, Wet op de omzetbelasting en Wet op de vennootschapsbelasting Naleving artikelen uit de Algemene Douanewet (Adw) en Wet op de accijns 10
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
OVET beschikt over milieuvergunningen volgens Wet milieubeheer met voorschriften. Deze voorschriften gaan over: Bijzondere bedrijfsomstandigheden, milieuzorg, indirecte lozingen, laden, lossen, opslag, geluid, stofemissies, bodem, afvalstoffen, energie, verkeer en vervoer, veiligheid en grootschalige proeven. OVET beschikt over lozingsvergunningen volgens Wet verontreiniging oppervlaktewateren met artikelen over zuiveringstechnische voorzieningen, maatregelen, meetvoorzieningen, controleputten, lozingseisen en verplichting tot meten & bemonsteren & analyseren & registreren & rapporteren, Good Housekeeping, onderzoek maatregelen tegen mors, goedkeuring nieuwe bulkgoederen en ongewone voorvallen en calamiteiten. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor het opslaan en overslaan van bulkgoederen en stukgoederen en het lozen van afvalwater afkomstig van deze activiteiten. In de wet bodembescherming is het zorgplichtartikel voor de bodemkwaliteit van belang en in de Wet luchtkwaliteit staan grenswaarden voor zwevende stofdeeltjes. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) staan veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Voor onze propaangastank bij OVET Vlissingen is een risicocontour bepaald.
4.4 Sancties door overheden bij geconstateerde overtredingen In de Nota handhaving natuur en milieu van de Provincie zeeland met als titel ‘Oog op zeeland’ zijn de volgende strategieën toegelicht: o Nalevingstrategie o Toezichtstrategie o Sanctiestrategie o Gedoogstrategie Bij het reguliere toezicht kunnen overtredingen worden geconstateerd, waartegen sanctionerend moet worden opgetreden. Hierbij zijn twee reacties mogelijk: een formele waarschuwing met een hersteltermijn of een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking. Bij een formele waarschuwing krijgt de overtreder de gelegenheid om de overtreding binnen een bepaalde termijn ongedaan te maken, zonder verdere sancties. Bij een sanctiebeschikking (bijvoorbeeld bestuursdwang of last onder dwangsom) krijgt de overtreder ook een zekere hersteltermijn. Als de overtreding na deze termijn niet is beëindigd, wordt de sanctie automatisch geëffectueerd. Om herhaling van overtredingen te voorkomen en het signaal af te geven dat bepaalde overtredingen ongewenst zijn, kan het Openbaar Ministerie – in samenspraak met de Provincie – tot strafvervolging overgaan. De overtreder krijgt dan een strafbeschikking opgelegd (meestal een boete) of een proces verbaal. Bij minder ernstige overtredingen wordt een lik-op-stuk beleid toegepast, waarbij de overtreder binnen enkele dagen een ‘bekeuring’ in de brievenbus vindt. Of de provincie eerst een formele waarschuwing of meteen een sanctiebeschikking geeft, hangt af van verschillende factoren: o De hercontroleerbaarheid van een overtreding: bij delicten in het vrije veld, transportcontroles en vuurwerkcontroles, bijvoorbeeld, is het geven van een formele waarschuwing vaak niet mogelijk;
Martin van der Ende
11
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
o
o o o
Het voortduren van een overtreding: wanneer eerder al een formele waarschuwing is gegeven en de overtreding wordt niet binnen de hersteltermijn ongedaan gemaakt, volgt een sanctiebeschikking en/of een proces verbaal; De spoedeisendheid: overtredingen die een acuut gevaar voor de omgeving vormen, vragen om onmiddellijk optreden via een sanctiebeschikking en/of proces verbaal; De ernst van een overtreding: betreft de overtreding een essentieel vergunningvoorschrift (een zogenoemde kernbepaling) of niet; De vraag of de overtreder bekend staat als goede nalever van wet- en regelgeving, het een incident betreft of niet, of er alles aan gedaan is om de overtreding te voorkomen en/of de gevolgen te beperken en of er al dan niet sprake is van opzet.
De toegepaste sancties bij OVET bestaan voornamelijk uit eerst een formele waarschuwing, waarbij wij de geconstateerde overtreding binnen de gestelde termijn ongedaan maken.
4.5 Beoordeling naleving volgens ISO14001 De ISO14001 stelt eisen aan onder meer de beoordeling van de naleving van de van toepassing zijnde wettelijke eisen (compliance management), zoals hieronder verwoordt in deze norm:
In het handboek van ons managementsysteem is deze beoordeling van de naleving opgenomen in procedure 5.5.“Milieuaspecten, wet- & regelgeving en communicatie”. Deze procedure is opgenomen als bijlage 2. Hieronder een voorbeeld van een ingevulde checklijst van de maandelijkse terreinrondgangen die uitgevoerd worden door Hoofd Kwaliteit, Arbo & Milieu en een 2e lid (wisselend) van het managementteam, samen met de walbaas van dienst.
Martin van der Ende
12
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Jaarlijks wordt ons managementsysteem geaudit door Bureau Veritas Certification. Tekstgedeeltes uit hun rapportages met betrekking tot beoordeling van de naleving: 2007: De naleving wordt gecontroleerd tijdens een jaarlijkse vergunningen audit. Deze op 22 juni 2007 uitgevoerd. Op basis van geconstateerde overtredingen (dan wel gebrek aan bewijsvoering van naleving) wordt een MTV (Melding Ter Verbetering) opgesteld. Naast de nalevingsaudit worden ook terreinrondgangen uitgevoerd. Vastgesteld is dat de onderneming goed zicht heeft op de mate van naleving van de vergunningseisen. 2008: Ingezien en besproken de audits op compliance van wet- en regelgeving. Rapportages ingezien en akkoord. Concrete afwijkingen zijn overgenomen op MTV’s. Maandelijks worden terreinrondgangen gehouden. Een milieuchecklist is onderdeel van het formulier. De resultaten worden verwerkt in een cijfer hetgeen een KPI is. 2009: Eenmaal per jaar wordt een speciale audit uitgevoerd om te toetsen of de milieuvoorschriften worden nageleefd. Ingezien auditverslag beoordeling wet- en regelgeving. De audit is zeer kritisch uitgevoerd en levert verbeterpunten op.
4.6 Uitnodiging voor systeemgericht toezicht
Op 16 oktober 2010 hebben de leden van het Milieuoverleg BZW Zeeland een brief ontvangen van de Directie Ruimte, Milieu en Water van de Provincie Zeeland met als titel ‘Vernieuwing Toezicht in Zeeland’. De Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW) is het regionale netwerk van VNO-NCW. De grootste bedrijven in Brabant en Zeeland zijn lid van de BZW, maar ook middelgrote ondernemingen zijn lid. Met 3.000 directeuren uit 1.900 bedrijven is de BZW een factor van betekenis in de regionale en landelijke economie. Samenvatting van de inhoud van de brief: Het rijksprogramma Vernieuwing Toezicht moet gaan zorgen voor een toezichtlast vermindering en een kwaliteitsverbetering. Ook de Provincie Zeeland gaat hier mee aan de slag. De scope van het project is vastgesteld op alle inrichtingen die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo). Om aan dit uitgangspunt daadwerkelijk invulling te geven horen wij graag uw mening over dit onderwerp. Tijdens de BZW bijeenkomst op 22 oktober 2010 heeft de opsteller van bovengenoemde brief samen met een collega van Rijkswaterstaat een presentatie gegeven over systeemgericht toezicht. In deze presentatie hebben zij aangegeven dat zij graag met een aantal bedrijven zouden willen starten om hieraan invulling te geven. Hieronder een korte beschrijving wat Brzo inhoudt (wettekst opgenomen als bijalge 3): Met het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Brzo) 1999 worden arbeidsveiligheid, externe veiligheid, repressie van en voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen bij Brzo-bedrijven geïntegreerd in één kader. Bedrijven die op grond van de Seveso-richtlijn als Brzo-bedrijf aangemerkt kunnen worden, zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid met betrekking tot het omgaan met gevaarlijke stoffen binnen de eigen bedrijf.
Martin van der Ende
13
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
De overheidsinstanties zien toe op de naleving van regels en nemen maatregelen om adequaat te kunnen optreden bij rampen en zware ongevallen. De burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de regionale brandweer hebben eigen verantwoordelijkheden voor het beheersen van veiligheidsrisico’s voor burgers in de omgeving. Daartoe verzamelt en toetst de betrokken inspecteur gegevens tijdens de (Brzo-)inspecties. In het Brzo 1999 worden twee categorieën Brzo-bedrijven benoemd: o De veiligheidsrapport (VR)-plichtige bedrijven o De Preventiebeleid Zware Ongevallen (PBZO)-plichtige bedrijven. Dit onderscheid wordt gemaakt op basis van de vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen in relatie tot de in Bijlage I van het Brzo 1999 opgenomen tabellen met drempelwaarden. Bedrijven die alleen de lage drempelwaarde overschrijden, worden als PBZO-bedrijf aangemerkt. Deze bedrijven moeten alle maatregelen treffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken, een Preventiebeleid Zware Ongevallen (PBZO) opstellen en voor de uitvoering en bepaling daarvan een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) implementeren. Bedrijven die de hoge drempelwaarde overschrijden worden aangemerkt als VR-bedrijf en moeten, naast de hiervoor genoemde verplichtingen, een volledig veiligheidsrapport (VR) indienen waarmee wordt aangetoond dat de preventie en de beheersing van de gevaren van zware ongevallen op orde zijn. Daarnaast bepaalt het bevoegd gezag of Brzo-bedrijven als domino-bedrijf aangemerkt kunnen worden. Belangrijk uitgangspunt is dat bij de inrichting van het afgestemde toezicht het bedrijf centraal staat. Voor een overzicht van de Brzo-bedrijven in Zeeland, zie paragraaf 6.6. Op 10 november 2010 wordt OVET (is geen BRZO-bedrijf) per mail uitgenodigd voor een eerste verkenning: Bij systeemgericht toezicht is het belangrijkste doel om bij toezicht rekening te houden met de eigen managementsystemen van de bedrijven. Als deze al een goede naleving van eisen en risicobeheersing borgen, dan kan het toezicht minder en vooral gericht worden op de instandhouding van die systemen. Momenteel wordt landelijk gewerkt aan de invoering van systeemgericht milieutoezicht, waarbij inmiddels een behoorlijk aantal industriële bedrijven betrokken zijn. Er wordt om deelname verzocht voor een eerste verkenning naar de mogelijkheden van deze werkwijze. Voor OVET houdt dit in dat er een interview gehouden wordt om te bepalen welke delen van het managementsysteem (ISO, onderhoud, rapportage, meldingen etc.) zich lenen voor een systeemgerichte aanpak en welke mogelijkheden OVET hierbij zelf ziet om het toezicht effectiever en efficiënter te maken. OVET heeft aangegeven deel te willen nemen aan deze eerste verkenning.
Martin van der Ende
14
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
4.7 Deelconclusies van dit hoofdstuk De deelconclusies van dit hoofdstuk zijn: • Het managementsysteem OVET is gecertificeerd tegen onder meer de ISO9001 en 14001 • Milieuhandhavers van Rijkswaterstaat (maandelijks) en van de Provincie Zeeland (per kwartaal) voeren bij OVET de meeste controles uit. Doelstelling hierbij is het beoordelen van de naleving van milieuvoorschriften uit milieuvergunningen en artikelen uit besluiten • De toegepaste sancties bij OVET bestaan voornamelijk uit eerst een formele waarschuwing, waarbij wij de geconstateerde overtreding binnen de gestelde termijn ongedaan maken. • OVET heeft een eigen methodiek voor beoordeling van de naleving en heeft daardoor zelf een goed zicht heeft op de mate van naleving van de vergunningseisen • Bij systeemgericht toezicht is het belangrijkste doel om bij toezicht rekening te houden met de eigen managementsystemen van de bedrijven. Als deze al een goede naleving van eisen en risicobeheersing borgen, dan kan het toezicht minder en vooral gericht worden op de instandhouding van die systemen • De scope voor systeemgericht toezicht is vastgesteld op alle Brzo-bedrijven. OVET heeft als niet-BRZO bedrijf positief gereageerd op de uitnodiging voor deelname aan een eerste verkenning voor toepassing van systeemgericht toezicht
Martin van der Ende
15
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
5. Literatuuronderzoek Om te onderzoeken waar systeemgericht toezicht voor staat is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Ook onderzoek ik wat horizontaal toezicht is. De bronnen worden in de paragrafen telkens vermeld.
5.1 Definities en een korte beschrijving systeemgericht toezicht
Op de internetsite van het programma Vernieuwing Toezicht ‘(www.inspectieloket.nl) is een rapport geplaatst met als titel ‘Inleiding systeemgericht toezicht milieu en veiligheid voor grote bedrijven’. Vijftien rijksinspecties, vertegenwoordigd in de Inspectieraad, werken samen aan het programma Vernieuwing Toezicht. In dit rapport worden de volgende werkdefinities gehanteerd. Compliance Compliance management systeem Metatoezicht Systeemgericht toezicht Systeemtoezicht
Toezicht
Toezicht op output
Het naleven van wettelijke eisen inclusief vergunningsvoorschriften Een intern beheersingssysteem dat een organisatie onder eigen verantwoordelijkheid opzet ter voorkoming van onrechtmatig handelen binnen die organisatie Synoniem voor Systeemtoezicht (zie onder Systeemtoezicht) De integrale combinatie van systeemtoezicht en toezicht op output. Toezicht op systemen, processen en methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen en niet op de feitelijke naleving zelf Alle handelingen uitgevoerd door een krachtens de wet hiertoe bevoegde instantie die gericht zijn op het inwinnen van informatie over de naleving van wettelijke eisen door een derde, het vormen van een oordeel of het publiek belang voldoende is bereikt en het eventueel interveniëren Toezicht op de naleving van wettelijke eisen
Op de wikihandhaving van het Servicecentrum Handhaving (www.wikihandhaving.nl) staat een korte beschrijving wat systeemtoezicht is en van wat een compliance management systeem is. Bedrijven met een goed werkend compliance management systeem kunnen in aanmerking komen voor systeemtoezicht of systeemgericht toezicht (SGT). De wikihandhaving is bedoeld voor handhavers en juristen en wordt gevoed door de landelijk Kenniskring handhavingjuristen en het Netwerk handhavingregisseurs met deelnemers uit meer dan 100 gemeenten. De wiki geeft definities, ontwikkelingen, aandachtspunten, voorbeelden en protocollen. Systeemtoezicht is een vorm van toezicht waarbij de toezichthouder de processen en beheersingsmaatregelen binnen een bedrijf beoordeeld. Vanuit de toezichthoudende instanties is de laatste jaren een ontwikkeling gaande van het klassieke toezicht van het nalevinggedrag naar meer selectief toezicht om naast de beoordeling van de outputcontrole Martin van der Ende
16
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
ook het managementsysteem te beoordelen. Het beoordelen van dat deel van het managementsysteem dat specifiek is gericht op het naleven van wettelijke eisen, ook wel compliance management systeem (CMS) genoemd, wordt dan systeemtoezicht genoemd. Systeemtoezicht is gericht op: o Vermindering van de toezichtlast bij bedrijven; o Het stimuleren van bedrijven om eigen verantwoordelijkheid nemen voor veiligheid en
duurzaamheid, en proactief te handelen; o Het optimaliseren van de toezichtcapaciteit. Door periodiek bij een bedrijf een audit met enkele reality checks uit te voeren beoordeelt de overheid de opzet en goede werking van (kwaliteits)systemen en (bedrijfs)processen van het bedrijf. Door gebruik te maken van informatie van de bedrijven zelf. De overgang naar de vorm van systeemtoezicht vindt gefaseerd plaats: o Direct toezicht; Bij alle bedrijven vindt een reguliere bedrijfsinspectie plaats. Bedrijven die beter presteren worden minder belast met inspecties. o Normafspraken; De overheid maakt afspraken met de branche/ het bedrijf over minimale systeemvoorwaarden en legt dit vast in een handhavingplan. Communiceert dit naar het bedrijf en met de branche. Er is overgangsperiode waarin zelfregulering een zodanige vorm kan krijgen, dat de overheid selectiever kan worden in het toezicht; goed presterende bedrijven zullen minder last ervaren van de overheid. Het moet daarbij zijn aangetoond dat er voldoende prikkels zijn om aan zelfregulering te doen. o Auditing door derden; Voordat het aantal inspecties kan worden verminderd dienen de bedrijven echter de zelfanalyse te verbeteren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van auditinstellingen. Zodra bedrijven goed presteren, worden ze toegelaten tot het domein voor zelfregulering.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) past reeds systeemtoezicht toe op onder meer Gemeenten inzake havenbeveiliging (ISPS-Code) en havenontvangst installaties. Een compliance management systeem is een intern beheersingssysteem dat een bedrijf onder eigen verantwoordelijkheid opzet ter voorkoming van onrechtmatig handelen binnen dit bedrijf. Bedrijven met een goed werkend compliance management systeem kunnen in aanmerking komen voor systeemtoezicht of systeemgericht toezicht. Aan de hand van een compliance competence audit kan de toezichthouder de kwaliteit van het compliance management systeem vaststellen waarna toezicht meer kan worden gericht op het management systeem en kunnen de outputcontroles verminderd worden. In sommige sectoren zijn de systeemeisen die aan het compliance management systeem worden gesteld, al in de wetgeving vastgelegd. Voorbeelden zijn de luchtvaartsector en het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo), waarin in artikel 5 een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) verplicht wordt gesteld, waarin de in Bijlage II van de wettekst Brzo vermelde onderwerpen aan de orde komen . Hiervoor is ook een toelichting voor de invoering van een veiligheidsbeheerssysteem ontwikkeld, de NTA 8620, die gebaseerd is op de OHSAS18001 en de ISO14001. In de milieuwetgeving zijn geen systeemeisen opgenomen. Er is geen milieuwetgeving die een milieumanagementsysteem verplicht stelt. In het kader van het programma Martin van der Ende
17
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Vernieuwing Toezicht wordt bij enkele tientallen industriële bedrijven systeemgericht toezicht ingevoerd. De provincies hanteren als bevoegd gezag voor de milieuwetgeving hierbij eem compliance competence audit als methode. Onder milieu-audit wordt verstaan het doorlichten van een bedrijf op de aanwezige milieuvoorzieningen en de mate waarin het bedrijf deze voorzieningen toepast. Een audit is een door de toezichthouder uitgevoerde integrale inspectie van een bedrijfsproces van een bedrijf. Een audit is gericht op het systeem- en procesniveau van een bedrijf en vormen vaak onderdeel van de vergunningverlening van complexe bedrijven. Dit in tegenstelling tot steekproefsgewijze inspecties die zijn gericht op het productniveau. De toezichthouder fungeert als auditor, en volgt de volgende stappen: 1) 2) 3) 4) 5)
Toetst bedrijfsprocessen, bedrijf en uitvoering aan de gelde regels en voorschriften Legt de bevindingen vast in een audit rapport Bespreekt resultaten met het bedrijf Maakt afspraken over verbeteringen Neemt de resultaten mee voor de heroverweging van de vergunning
In onderstaande figuur is de relatie tussen de eerder beschreven werkdefinities weergegeven:
5.2 Geschiedenis van systeemgericht toezicht Eind jaren tachtig werden in een aantal industriële branches managementsystemen in gebruik genomen ten behoeve van kwaliteitszorg of milieuzorg. Voor deze systemen werden ISO normen ontwikkeld (resp. 9000 series en 14001). Het vertrouwen in de waarde van certificering voor regelnaleving kreeg een belangrijke knauw door de TCR-affaire. Het bedrijf Tank Cleaning Rotterdam werd binnengevallen naar aanleiding van diverse ernstige milieuovertredingen en er volgden hoge veroordelingen tot zes jaar gevangenisstraf voor de daders. TCR had een week voor de inval certificaten ontvangen voor haar milieu- en kwaliteitszorgsysteem. Vanaf de jaren tachtig is er een enorme ontwikkeling van allerlei keurmerken en certificaten geweest. De eisen die aan bedrijven worden gesteld om deze keurmerken te verkrijgen zijn lang niet altijd relevant in termen van compliance management. In de Verenigde Staten heeft men al vele jaren ervaring met systeemtoezicht en zijn de voorwaarden voor een deel in wetgeving opgenomen. Enige tijd geleden ontstond het idee dat alleen het beoordelen van Martin van der Ende
18
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
de output een te beperkt handhavinginstrument is om zicht te krijgen op de borging van de naleving van wet- en regelgeving door bedrijven, en dat het wellicht betere resultaten zou opleveren als de toezichthouder zich zou bemoeien met de achterliggende processen en strategieën van een bedrijf. Na de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam ontstond veel aandacht voor een verbetering van het toezicht in algemene zin. Direct na deze rampen heerste in kringen van toezichthouders sterk de neiging om bedrijven niet (zonder meer) te vertrouwen en een beleid van zero-tolerance te voeren. Er kwam een grote beweging op gang om de handhaving te professionaliseren en meer planmatig aan te pakken. Het bedrijfsleven roerde zich met klachten over het toezicht. Het toezicht zou niet voldoende professioneel zijn en tot te veel last bij bedrijven leiden. Voor chemiebedrijven is een meting van de toezichtlast uitgevoerd, die de volgende wensen van de branche en verbeterthema’s voor de toezichthouders opleverde: o Een toezichthouder is deskundig, koppelt resultaten adequaat terug en is helder in zijn doen en laten. Het toezicht moet zich richten op de hoofdzaken en aansluiten bij het interne kwaliteitssysteem. o Incidenten worden via heldere procedures afgehandeld. o Dubbeling van bevraging wordt voorkomen, landelijk uniform toezicht. o Één overheid: één standpunt op bedrijfsniveau en één klachtenprocedure. Begin 2008 presenteerde de overheid het programma Vernieuwing Toezicht. De diverse overheidsdiensten (Provincies, Waterschappen, VROM-Inspectie, Belastingdienst, Arbeidsinspectie, Inspectie Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, Openbaar Ministerie, Brandweer en Staatstoezicht op de Mijnen), die de naleving van de regels controleren, werken nauw met elkaar samen binnen dit programma. Met het programma Vernieuwing Toezicht wordt een effectief én efficiënt toezicht nagestreefd, waarin bedrijven minder last ondervinden van het toezicht en waarbij bedrijven met een goed werkend compliance management systeem kunnen rekenen op meer vertrouwen van de overheid en een verminderde toezichtlast. Voor bedrijven die aan deze voorwaarden voldoen kan de toezichthouder besluiten het toezicht te concentreren op de controle van het managementsysteem en in mindere mate op de feitelijke naleving van de regels. Hierdoor ontstaan kansen op een betere borging van gewenste situaties aan de ene kant en bij een vastgestelde structureel goede aanpak door het bedrijf een vermindering van de toezichtlast. Bedrijven met een hoog risico op regelovertreding blijven onderworpen aan het intensieve klassieke toezicht. Klassiek toezicht richt zich op de output en betreft de controle of aan de wettelijke eisen (waaronder vergunningsvoorschriften) is voldaan, dus of maatregelen zijn genomen en of normen niet worden overschreden. Uitgaande van de drie verschillende activiteiten waaruit toezicht bestaat (informatie verzamelen, oordelen, interveniëren) kunnen we in deze activiteiten onderscheid maken tussen toezicht op output en systeemtoezicht. In onderstaand schema zijn de verschillende activiteiten weergegeven (niet uitputtend).
Martin van der Ende
19
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
5.3 Vermogen tot zelfcontrole en vertrouwen Veel grote bedrijven in Nederland hebben de afgelopen jaren geïnvesteerd in het ontwikkelen en implementeren van managementsystemen. Er zijn managementsystemen voor een groot aantal aspecten zoals kwaliteit, milieu, veiligheid en energie. Klanten, aandeelhouders, omwonenden, het moederconcern, eigen medewerkers, de overheid (de zogenoemde ‘stakeholders’): allemaal verwachten ze van het bedrijf dat het de risico’s kent en onder controle heeft. De overheid dekt risico’s af door voor bedrijven wetten en regels op te stellen en te controleren of deze worden nageleefd. Managementsystemen van bedrijven zijn doorgaans niet primair gericht op het borgen en het naleven van wettelijke eisen, ook wel compliance management genoemd. Het systeem is er in de eerste plaats voor het management: om de bedrijfsvoering te optimaliseren. Er is bij grote bedrijven wel een groot potentieel om de naleving van wettelijke eisen te borgen in de eigen bedrijf op basis van kennis van en ervaring met managementsystemen. Er zijn vaak managers voor kwaliteit, gezondheid, veiligheid en milieu (KAM of QHSE) die waken over een veilige en milieuvriendelijke bedrijfsvoering. Hoewel er in de ISO 14001 norm eisen zijn opgenomen voor regelnaleving, zijn er ook significante verschillen in nalevinggedrag bij ISO 14001 certificaathouders. Er bestaat (nog) geen formele norm voor het bepalen van de effectiviteit van compliance management. Systeemtoezicht heeft zin als bij de bedrijf processen, strategieën en procedures in gebruik zijn die gericht zijn op de naleving van wettelijke eisen. Deze processen, strategieën en procedures vormen dan het systeem dat als subject van het systeemtoezicht fungeert. Wanneer vormen deze een effectief compliance management systeem, met andere woorden, wanneer borgen deze de naleving afdoende? Het is van belang op te merken dat toezicht nooit uitsluitend uit systeemtoezicht alleen kan bestaan. Ook al is een bedrijf nog zo ver met het borgen van naleving, er blijft altijd een noodzaak om steekproefsgewijze outputcontroles uit te voeren. Bij systeemgericht toezicht kunnen de outputcontroles worden gebruikt om de werking van het systeem te verifiëren. Zo kan de toezichthouder, om een goed beeld te krijgen van de mate van borging, vanuit
Martin van der Ende
20
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
geconstateerde tekortkomingen in het systeem gericht outputcontroles doen (top down) en vanuit outputcontroles kijken naar de werking van het systeem (bottom up). Een basisniveau van vertrouwen Voor systeemtoezicht is het noodzakelijk dat de toezichthouder een gerechtvaardigd vertrouwen heeft in de effectiviteit van het systeem van het bedrijf. Andersom is het voor systeemtoezicht noodzakelijk dat het bedrijf voldoende vertrouwen heeft in de toezichthouder, immers van het bedrijf wordt gevraagd om (gevoelige) informatie te delen met de toezichthouder. Een bedrijf kan ervoor zorgen dat aan dit basisniveau van vertrouwen wordt voldaan door zijn systeem op orde te brengen. Dit houdt in dat het bedrijf zijn systeem zo ontwerpt en implementeert dat het zorgt voor normconforme output. De toezichthouder, al dan niet in samenspraak met het bedrijf, kan aangeven welke eisen gelden voor het systeem van het bedrijf om voor systeemtoezicht in aanmerking te komen. Het ligt voor de hand dat deze eisen betrekking hebben op de vier elementen die leiden tot meer vertrouwen: o Competenties (bekwaamheden) o Openheid over resultaten afwijkingen o Nakomen van afspraken o Zelfreflectie. De Inspectie Verkeer en Waterstraat (IVW) heeft recent een afwegingskader voor systeemtoezicht vastgesteld waarin eenzelfde vertaalslag is gemaakt van vertrouwen naar systeemeisen:
Naast dit basisniveau van vertrouwen zijn er nog enkele randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat geconcludeerd kan worden of SGT zinvol is. Het gaat hierbij om: o Competenties toezichthouders, zie hiervoor paragraaf 5.4 o Bijdrage aan de effectiviteit en efficiëntie van toezicht o Acceptatie van betrokkenen Deze randvoorwaarden zijn ook aan bod gekomen tijdens de verificatie audit (paragraaf 6.2). Bijdrage aan de effectiviteit en efficiëntie van toezicht Naast de effectiviteit van systeemtoezicht is de efficiëntie van belang. Enerzijds betekent dit dat het bedrijf een lagere toezichtlast ervaart, ofwel in kosten dan wel in perceptie. Kostenbesparingen zijn denkbaar, zowel voor toezichthouders als bedrijf, omdat systeemtoezicht zich richt op de oorzaken van bepaalde tekortkomingen, terwijl toezicht op output zich op symptomen richt. Anderzijds betekent dit dat voor de toezichthouders de Martin van der Ende
21
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
lasten en baten van systeemtoezicht op termijn (na het doorlopen van de leercurve om systeemtoezicht in te voeren en onder de knie te krijgen) moeten opwegen tegen de kosten voor toezicht op output. Acceptatie van betrokkenen Om te beginnen gaat het er om dat de direct betrokkenen, toezichthouders, bedrijven en sector, er belang bij hebben dat systeemtoezicht wordt ingezet. Als één van de partijen met onoverkomelijke kosten, risico’s, kans op (reputatie)schade of andere bezwaren wordt geconfronteerd, kan er op substantiële weerstand worden gerekend. Verder is de eventuele weerstand van indirect betrokken zoals toezichtpartners (Openbaar Ministerie /justitie, andere inspecties en toezichthouders), samenleving en politiek van belang. In dit verband speelt met name de vraag of deze partijen het erover eens zijn dat systeemtoezicht een effectief instrument is in een bepaalde situatie en dat het vertrouwen gerechtvaardigd is.
5.4 Opleidingseisen voor toezichthouders Om systeemgericht toezicht te kunnen uitvoeren zullen de toezichthouders competenties daarvoor moeten hebben. De scope van het project Vernieuwing toezicht is vastgesteld op alle inrichtingen die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999. Arbeidsinspectie, Provincies en Brandweer maken gebruik van een gezamenlijke Nieuwe Inspectiemethodiek (NIM) bij het toezicht op Brzo-bedrijven. Een gezamenlijke inspectiemethode is essentieel omdat elke inspecteur zijn of haar eigen rolopvattingen, achtergronden, bedrijfscultuur en bevoegdheden meeneemt, wat de uitvoering van gezamenlijke inspecties tot een nogal complexe aangelegenheid maakt. Een gezamenlijke inspectiemethode is hét instrument om die samenwerking goed te laten verlopen en de meeste effectiviteit en efficiëntie uit de inspectie te halen. Dit is ook voor bedrijven van belang: een gezamenlijke inspectiemethode draagt bij aan de één-loketgedachte en maakt de rol van de overheid voor bedrijven transparanter en betrouwbaarder. Tevens zorgt de inspectiemethodiek voor een landelijk uniforme werkwijze. De Brzo-inspecteurs dienen te voldoen aan volgende opleidingseisen: Opleiding Basiskennis Auditvaardigheden, waarbij aandacht wordt besteed aan: o De stappen van het inspectieproces o Het inrichten van een effectieve inspectie o Begrippen als managementsysteem, procesanalyse en audittrail o De opbouw van een inspectiegesprek in relatie tot het kunnen realiseren van het inspectiedoel; o Oefeningen in het kader van: • Signaleren van (systeem)risico’s en beheersmaatregelen; • Opstellen van een interview-aandachtspuntenlijst; • Het formuleren van bevindingen. NIM-opleiding, waarbij aandacht wordt besteed aan: o Systeem- en maatregelgerichte inspecties o scenario beoordelingen o Gebruik van de in de werkwijze BRZO opgenomen modules en werklijsten.
Martin van der Ende
22
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
De NIM-opleiding is intensief en wordt afgesloten met daadwerkelijk uitgevoerde Brzoinspectie. Ook leidinggevenden die kennis willen krijgen van de werkwijze van hun inspecteurs kunnen de opleiding Basiskennis Auditvaardigheden volgen. Het is aan te bevelen om in deze examenrapportage te onderzoeken aan welke opleidingseisen de gesprekspartners, zoals Hoofd Exploitatie & Technische Dienst en de Hoofd Inkoop van OVET, moeten voldoen van de bedrijven die willen participeren aan systeemgericht toezicht,
5.5 Horizontaal toezicht Op de internetsite van de Belastingdienst staat informatie over horizontaal toezicht (www.belastingdienst.nl). In onze moderne samenleving is samenwerking de sleutel om te komen tot kwaliteit. In productieprocessen is het belangrijk dat voortbrengingsketens optimaal op elkaar zijn afgestemd om snelle doorlooptijden, lage kosten en een goede kwaliteit te waarborgen. Dat geldt ook voor het fiscale proces: de hele administratieve keten van transactie tot aangifte en aanslag is een keten waarin de ondernemer, de fiscale dienstverlener én de Belastingdienst een rol spelen. Met horizontaal toezicht wil de Belastingdienst in het toezicht samenwerking veel meer centraal zetten. Dat betekent afstemming vooraf waar nodig, in plaats van controles achteraf. Dat betekent ook gebruikmaken van de kwaliteit die er in de keten is, afspraken maken over die kwaliteit en dubbel werk voorkomen. Samenwerken staat dus centraal: ieder vanuit zijn eigen rol, maar wel gericht op een goede uitvoering van de belastingwetten op een efficiënte manier én op een manier waarbij de belastingplichtige weet waar hij aan toe is. De basis voor horizontaal toezicht is wederzijds vertrouwen. De Belastingdienst wil een betrouwbare partner zijn door zijn administratieve processen op orde te hebben en de fiscale keten te stroomlijnen, zoals door elektronisch aangeven. De Belastingdienst wil open en transparant zijn, bijvoorbeeld door snel een standpunt in te nemen met begrip voor commerciële belangen en termijnen. De Belastingdienst doet daarbij een beroep op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid van belastingplichtigen. Voor de ondernemer betekent dit, dat hij zijn fiscale processen op orde heeft en eventuele vraagstukken met de Belastingdienst vooraf bespreekt. De Belastingdienst beperkt zijn activiteiten daarmee tot vooroverleg en het monitoren van het proces Horizontaal toezicht vraagt de bereidheid van alle partijen om transparant te zijn; om mogelijke discussiepunten vooraf op tafel te leggen, open kaart te spelen en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Het doel is om er zoveel mogelijk samen uit te komen. Alleen daar waar de partijen het echt niet eens kunnen worden, volgt eventueel een gang naar de rechter. Het accent ligt op de fase vóór de aangifte, op optreden in de actualiteit en op samenwerking in de fiscale keten. Een doel van horizontaal toezicht is om het proces van transactie naar aangifte en aanslag beter in de greep te hebben. Het is aan te bevelen om in deze examenrapportage een vergelijking te maken tussen systeemgericht en horizontaal toezicht.
Martin van der Ende
23
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
5.6 Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk met betrekking tot, zijn: • Systeemtoezicht is toezicht op systemen, processen en methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen en niet op de feitelijke naleving zelf • Systeemgericht toezicht (SGT) is een integrale combinatie van systeemtoezicht en toezicht op output • Bedrijven met een goed werkend compliance management systeem kunnen in aanmerking komen voor systeemgericht toezicht • Randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan voordat geconcludeerd kan worden of SGT zinvol is, zijn een basisniveau van vertrouwen, competenties toezichthouders, bijdrage aan de effectiviteit en efficiëntie van toezicht en acceptatie van betrokkenen • Opleidingseisen voor toezichthouders systeemgericht toezicht zijn de ‘Opleiding Basiskennis Auditvaardigheden’ en de ‘NIM-opleiding’ • Onderzoek opleidingseisen voor de gesprekspartners van de bedrijven zoals Hoofd Exploitatie & Technische Dienst en de Hoofd Inkoop van OVET • Maak een vergelijking tussen systeemgericht en horizontaal (reeds toegepast) toezicht
Martin van der Ende
24
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
6. Maatregelen benodigd voor systeemgericht toezicht In dit hoofdstuk wordt beschreven welke maatregelen genomen moeten worden om te kunnen participeren aan het project systeemgericht toezicht. Wat zijn dan voor OVET de voor- en nadelen hiervan? Hoe moeten de maatregelen worden geïmplementeerd?
6.1 Randvoorwaarden voor systeemgericht toezicht De meerwaarde van systeemtoezicht ligt vooral in het benutten van het zelfcontrolerend vermogen van bedrijven waardoor de naleving verbetert en de toezichthouder een beter zicht heeft op de risico’s. Nadat systeemtoezicht in een bedrijf is opgezet zou het tot tijdwinst kunnen leiden als de toezichthoudende instantie kan besparen op o.a. outputcontroles die het bedrijf zelf al uitvoert. Om de voordelen van systeemtoezicht te kunnen benutten is het zaak om te bepalen in welke situaties systeemgericht toezicht nuttig kan worden toegepast (randvoorwaarden). De belangrijkste randvoorwaarde is dat er een basisniveau van vertrouwen is en dat het bedrijf voldoet aan een minimumniveau. Met de compliance competence audit kan worden vastgesteld in hoeverre vertrouwen gerechtvaardigd is. Ten er zijn vier niveaus van compliance management (CM) gedefinieerd. De eisen per niveau zijn weergegeven in bijlage 6. De vier niveaus zijn: Niveau 1 CM: Bedrijven in deze categorie hebben geen (volledig en werkend) managementsysteem en komen niet in aanmerking voor systeemgericht toezicht. Niveau 2 CM: Bedrijven in deze categorie hebben een basis managementsysteem. Deze bedrijven hebben het vermogen om naleving te borgen omdat zij gewend zijn te werken met een managementsysteem. Maar omdat dit systeem (nog) niet specifiek is gericht op naleving, moeten bedrijven in deze categorie nog verbeteringen doorvoeren om op niveau 3 of 4 CM te komen. Dit betekent dat de toezichthouder met deze bedrijven wel afspraken kan maken dat zij in aanmerking komen voor systeemgericht toezicht op het moment dat zij het management systeem zodanig verbeteren dat dit voldoet aan niveau 3 of 4 CM. Niveau 3 CM: Bedrijven in deze categorie beschikken over een goed werkend compliance management systeem dat voldoet aan de minimum eisen. Deze bedrijven komen in aanmerking voor systeemgericht toezicht. Niveau 4 CM: Bedrijven in deze categorie hebben een bewezen compliance management systeem dat voldoet aan strengere eisen dan die gelden voor niveau 3 CM. Deze bedrijven zijn qua harde systeemelementen en cultuur het meest vergevorderd en komen in aanmerking voor een vorm van systeemgericht toezicht die vooral bestaat uit systeemtoezicht en minimale steekproefsgewijze outputcontroles. In de volgende figuur, de zogenoemde ‘groeimodel’, is weergegeven welke niveaus compliance management en toezicht bij elkaar horen.
Martin van der Ende
25
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
6.2 Resultaten van de uitgevoerde verkenning voor het CM niveau Op 29 december 2009 is er bij Ovet een verkenning uitgevoerd om het huidige niveau van compliance management te kunnen vaststellen. De resultaten hiervan zijn bijgevoegd als bijlage 5. De gebruikte vragenlijst is opgenomen in bijlage 4. De Provincie Zeeland en Rijkswaterstaat hebben Next Step Management (NSM) opdracht gegeven om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden om bij Zeeuwse industriële bedrijven systeemtoezicht te gaan invoeren. Na een presentatie in de BZW bijeenkomst van 22 oktober 2009 heeft een negental bedrijven zich aangemeld voor de eerste verkennende bespreking. Het doel van de verkennende bespreking is om na te gaan van welke wettelijke eisen de naleving geborgd is en door middel van welke delen van het management systeem dit gebeurt en waar voor het bedrijf de interesse en kansen liggen voor systeemtoezicht. De verkenning bestaat er uit dat NSM per deelnemend bedrijf een interview afneemt met de manager kwaliteit, arbo en milieu waarin informatie wordt verzameld over dat deel van het managementsysteem. Aan de hand van de checklist compliance competence wordt nagegaan welke delen van het systeem OVET heeft opgezet en geïmplementeerd. De resultaten van de uitgevoerde verificatie audit zijn hieronder weergegeven. Hoofdstuk 1; Systeem wettelijke kaders OVET heeft een overzicht van de wettelijke eisen en onderhoudt dit actief. Per kwartaal wordt een overzicht opgesteld van de wijzigingen in het wettelijk kader en wordt nagegaan welke impact deze op het bedrijf hebben. Een en ander is vastgelegd in een procedure. Bronnen zijn nieuwsbrieven en externe werkgroepen. OVET heeft de risico’s per milieu Martin van der Ende
26
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
aspect gekwantificeerd (kans x effect) door middel van een interne brainstorm De beheersmaatregelen (dus ook het restrisico) zijn niet gekwantificeerd (wel vastgesteld). Hoofdstuk 2: Visie en gedrag OVET heeft een beleidsverklaring waarin is opgenomen dat men conform de wettelijke eisen werkt. OVET zet o.a. postercampagnes in om de visie van het management t.a.v. compliance te laten doordringen. Daarnaast staat KAM vast op de agenda van diverse overleggen. Hoofdstuk 3: Kwaliteitsdenken opleiding, zelfkritische houding en continue verbetering OVET heeft een management systeem dat gecertificeerd is volgens ISO9001, ISO14001, GMP+ en ISPS. Het Hoofd KAM voert maandelijks met een 2e MT lid (wisselend) een milieu- en veiligheidsronde over het terrein en krijgt de vestiging een rapportcijfer voor de diverse aspecten (o.a. milieu en veiligheid). Hierbij wordt gewerkt met een vastgesteld puntensysteem waarbij bij tekortkomingen (ook als deze niet een overtreding van een vergunningvoorschrift zijn, maar wel een overtreding van een interne eis) punten in mindering worden gebracht. De wettelijke punten op milieugebied zijn samengebracht in een checklijst met 7 onderwerpen, die standaard beoordeeld worden. Het doel is om een 8 te scoren op alle aspecten op een schaal van tien. Dit puntensysteem ziet er zeer effectief en efficiënt uit. Naast het meten van de compliance is een groot bijkomend voordeel van deze rondes dat het management zichtbaar aanwezig is op de werkvloer. Elk kwartaal wordt een mini management review uitgevoerd en per jaar een volledige. Hoofdstuk 4; Compliance officer en proactiviteit De Hoofd KAM heeft zeer ruime ervaring als milieukundige, lead auditor en docent handhaving. Voor interne audits zijn er 10 mensen opgeleid als interne auditor. Deze worden regelmatig op pad gestuurd om de naleving van de vergunningen te toetsen. Het Hoofd KAM vervult duidelijk een belangrijke rol in de verandering naar een proactieve cultuur (mbt veiligheid en milieu) en kan als lid van het MT ook direct invloed uitoefenen op het hoogste niveau van het bedrijf. Hoofdstuk 5: Openheid en jaarverslagen OVET heeft een uitgebreid publiek milieujaarverslag dat op de website staat. Hierin wordt uitgebreid gerapporteerd over o.a. stofemissies, energie, klachten, maatregelen en het milieujaarprogramma voor 2009. Hoofdstuk 6: Pre-screening medewerkers en disciplinaire maatregelen Het meldingensysteem is laagdrempeling en gemakkelijk in het gebruik. Per MTV (Melding Ter Verbetering) wordt uitgebreid gekeken naar oorzaken, verbeterkansen e.d. OVET heeft een ondergrens voor het extern melden van stofemissies en morsingen. Algemene indruk is dat het compliance management systeem van OVET zeer compleet is en ook in de praktijk goed leeft. Hiermee is er een prima basis voor systeemtoezicht. Aantekening is wel dat het bedrijf komt uit een havencultuur die soms nog wat strijdig kan zijn met een goede veiligheidscultuur (en milieu-). De verbeteringen die de afgelopen jaren op dit gebied zijn geboekt stemmen hoopvol. Wel is het nodig dat dit constante aandacht houdt. De rol van het Hoofd KAM is hierbij essentieel. De score van OVET op compliance management is 2,5 - 2,8. Kanttekening hierbij is dat deze score indicatief is, want 'slechts' gebaseerd op een gesprek. Het invullen van de zelf-assessment of het uitvoeren van een nulmeting zal een meer betrouwbare score opleveren. Martin van der Ende
27
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Van het negental bedrijven dat heeft meegedaan aan de verkenning zijn de niveaus van compliance management als volgt ingeschat:
Schatting CM niveau
CM systeem Voldoet aan strengere Eisen en 2 jaar in werking CM systeem Voldoet aan minimumeisen Management systeem ISO 14001/9001 of gelijkwaardig
Niet willen/niet kunnen
6.3 Handhaving bij systeemgericht toezicht In deze paragraaf wordt kort stilgestaan bij handhaving bij systeemtoezicht. Repressieve handhaving kan gericht zijn op: o Het herstel van een incidentele normoverschrijding o Correctie van structurele afwijkingen van normen o Verbeteringen van het systeem (passen in de niveaus 3 of 4 CM). Als er systeemonderdelen falen, dringt de toezichthouder aan op structurele verbeteringen. De implementatie van verbeteringen wordt gevolgd. Bij goed werkende systemen kan het bedrijf met positieve interventies worden beloond, bijvoorbeeld door middel van witte lijsten, of meer formeel, door middel van het verlenen of continueren van een vergunning. Een dergelijke beloning kan een extra stimulans voor verbetering geven. Naarmate een bedrijf effectief de regelnaleving borgt en zijn eigen afwijkingen en overtredingen opspoort, deze beëindigt en maatregelen neemt om herhaling te voorkomen, ligt het voor de hand om af te zien van interventies in de bestraffende sfeer (zowel bestuurs- als strafrechtelijk). Bij systeemtoezicht wordt van het bedrijf verlangd dat het ervoor zorgt dat het de eigen naleving borgt. Onderdeel van compliance management is een lerende component: het bedrijf identificeert de eigen afwijkingen en overtredingen, onderzoekt deze en neemt verbetermaatregelen. Om de werking van dit mechanisme goed te kunnen beoordelen vraagt de systeemtoezichthouder om informatie. Sancties zijn in een dergelijke situatie niet effectief. Het toepassen van een sanctie op grond van informatie die het bedrijf zelf heeft verzameld, verwerkt en aangeleverd is wel mogelijk, maar gaat doorgaans ten koste van de openheid van het bedrijf ten opzichte van de toezichthouder die men juist bij systeemgericht toezicht nastreeft. Het opbouwen van vertrouwen is belangrijk en een uitdaging in een wereld die jarenlang is gebaseerd geweest op wederzijds wantrouwen. Nu adviseren bedrijfsjuristen het Martin van der Ende
28
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
management vaak om terughoudend te zijn met het verstekken van gevoelige compliance informatie omdat onduidelijk is tot welke gevolgen dit leidt. Bestuursrechtelijke sancties zijn er op gericht om de overtreding te beëindigen en om herhaling te voorkomen. Deze sancties zijn nodig als een bedrijf overtredingen begaat en deze niet adequaat afhandelt (zelf constateren, beëindigen en maatregelen nemen om herhaling te voorkomen). Als het systeem van het bedrijf wel effectief voorziet in deze acties, is dit type sancties niet meer nodig. Bij een bewezen goed functionerend compliance managementsysteem, dat periodiek wordt geaudit door een certificerende instelling, wordt het preventieve toezicht beperkt tot een periodieke toetsing van het systeem. Voor wat betreft de frequentie van de periodieke audit wordt toegewerkt naar een frequentie van éénmaal per jaar. Daarbij worden tevens op basis van steekproeven buitenrondes uitgevoerd. Er is door de Provincie Zeeland een afsprakenmodel ontwikkeld voor de handhaving tijdens systeemgericht toezicht. Dit model is bijgevoegd als bijlage 7 en in de volgende figuur samengevat.
Hoe ziet systeemgericht toezicht eruit?
Handhaving Overtredingen die het bedrijf zelf heeft geconstateerd en waarvoor voldoende actie is genomen voor herstel en voorkomen van herhaling
Bestuursrechtelijk optreden niet nodig
Overtredingen die de Provincie constateert en die het bedrijf niet heeft geconstateerd
Bestuursrechtelijk optreden met een stap minder dan in de toezicht- en sanctiestrategie
Overtredingen die het bedrijf heeft geconstateerd, maar waarvoor geen of onvoldoende actie is genomen Bijeenkomst systeemgericht toezicht Zeeland, 16 maart 2010, copyright (c) 2010
Bij overtredingen die de Provincie constateert en die het bedrijf niet heeft geconstateerd òf die het bedrijf heeft geconstateerd, maar waarvoor geen of onvoldoende actie is genomen voor herstel en voorkomen van herhaling, zal de toezichthouder versneld bestuursrechtelijk optreden. Waar bijvoorbeeld volgens de sanctiestrategie eerst een formele waarschuwing wordt gegeven, wordt nu meteen een dwangsom opgelegd. Bij zulke overtredingen heeft het compliance management systeem niet goed gefunctioneerd en het vertrouwen in het systeem wordt daarmee geschaad. Daarom wordt sneller opgetreden. Martin van der Ende
29
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Er zijn een aantal randvoorwaarden met betrekking tot handhaving nog niet geheel ingevuld. Voor beide partijen: Duidelijker vastleggen van toetsingscriteria: o Wat is een major bevinding bij de toetsing van het systeem met de checklist o Wat is het maximum aantal (en aard van de) overtredingen waarbij het compliance management systeem niet heeft gefunctioneerd dat toegestaan is voor een bepaald stadium o Welke overtredingen (aantallen en/of aard) geven aanleiding tot direct, verkort bestuursrechtelijk ingrijpen. Bestuurs- en strafrecht Er moeten nog afspraken gemaakt worden met het Openbaar Ministerie over hoe vanuit het strafrecht moet worden omgegaan met bedrijven die een effectief compliance management systeem hebben. Eén van de mogelijkheden ligt in de Landelijke Strategie Milieuhandhaving van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM). In het LOM nemen alle handhavingpartners inclusief het Openbaar Ministerie deel. Het LOM stelt dat optreden (bestuurs- dan wel strafrechtelijk) achterwege kan blijven indien de overtreding: o Niet doelbewust is begaan en o Een kennelijk incident betreft en o Gering van omvang is en o Van een overigens goed nalevende overtreder o Die onverwijld afdoende maatregelen heeft getroffen.
6.4 Vergelijking tussen ISO14001 en de compliance competence checklist Er liggen kansen om het gebruik van de checklist compliance competence te integreren met de ISO 14001 systematiek wat betreft normstelling en auditing. De essenties van compliance management zijn onderdeel van de ISO 14001-norm: o Identificatie van wettelijke eisen die van toepassing zijn (art. 4.3.2); o Vertalen van de eisen naar de consequenties voor het bedrijf (art. 4.3.2); o Nemen van organisatorische en technische maatregelen om te voldoen aan de eisen (art. 4.4.1); o Beoordelen van de eigen naleving en daar waar nodig corrigeren (art. 4.5.2). In een afsprakendocument kunnen eventuele aanvullende eisen, die bij compliance management worden gesteld (zoals pre-screening medewerkers en disciplinaire maatregelen), worden benoemd. Tijdens een ISO 14001-audit kunnen ook deze aanvullende punten worden beoordeeld. Een aangepast ISO 14001-auditrapport kan vervolgens worden gebruikt om het vertrouwen in het compliance managementsysteem tastbaar te maken. In het eindrapport Pilot Compliance Management (Frontoffice Chemie) is een bijlage opgenomen met een vergelijking tussen de gebruikte Checklist Compliance Competence en eisen uit ISO 14001: 2004. Deze vergelijking is in deze examenrapportage opgenomen als bijlage 8. De volgende aanbevelingen met betrekking tot verdere integratie met ISO14001 worden in dit eindrapport Pilot Compliance Management gegeven: o Onderzoek de mogelijkheden om de checklist compliance competence aan te doen sluiten bij de ISO 14001, bijvoorbeeld door het uitbreiden van de ISO 14001 norm met de specifieke eisen van de checklist. Een alternatief is het expliciteren van het certificatieschema van de ISO 14001 norm voor zover de eisen van de checklist impliciet in de ISO 14001 eisen zijn geformuleerd. Martin van der Ende
30
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
o
Test in vervolgprojecten of de gangbare audit op het managementsysteem kan worden gecombineerd met de audit op de checklist compliance competence. Een alternatief is het meelopen met interne audits of audits van certificatie-instellingen.
De Provincie Noord Brabant wil bij Shell Moerdijk participeren in een gezamenlijke Compliance en ISO14001-audit, die dan uitgevoerd wordt door Bureau Veritas Certification. Het is voor deze examenrapportage aan te bevelen de resultaten hiervan op te volgen.
6.5 Vergelijking tussen systeemgericht en horizontaal toezicht In 2009 heeft OVET deelgenomen aan een compliance verkenning in het kader van de pilot Horizontaal Toezicht van de Belastingdienst. In het eindrapport ‘Een complianceverkenning bij OVET’ (Belastingdienst, 2009) staat de volgende conclusie: Met inachtneming van de gestelde bevindingen en afspraken is OVET een uitstekend bedrijf om een samenwerkingsconvenant Horizontaal toezicht mee af te sluiten. Het is een uitermate compliant bedrijf, waarbij de ‘tone at the top’, maar ook de vertaling hiervan naar het dagelijks handelen als zeer goed te kwalificeren is. Uit het onderzoek komt OVET naar voren als een stabiele en transparante bedrijf met een integer en deskundig management en personeel, dat kwaliteit als strategie en in het praktisch handelen als uitgangspunt heeft. De resultaten van deze verkenning hebben geleid tot een Samenwerkingsconvenant Horizontaal Toezicht tussen OVET en de Belastingdienst Zuidwest. In 2010 heeft OVET deelgenomen aan een onderzoek door de Douane om na te gaan of OVET voldoet aan de criteria voor een AEO-certificaat. In het eindrapport ‘AEO-onderzoek bij OVET’ (Douane, februari 2010) staat de volgende conclusie: De aanvrager voldoet aan de criteria voor afgifte van een AEO-certificaat douanevereenvoudingen en veiligheid. Het verzoek om afgifte van een AEO-certificaat douanevereenvoudingen en veiligheid wordt toegewezen. Systeemtoezicht bestaat al langer dan Vernieuwing Toezicht. Diverse toezichthouders hebben de afgelopen jaren ervaringen opgedaan met een vorm van systeemtoezicht, soms onder een andere naam, soms voor onderdelen van vergunningen. Een voorbeeld voor het eerste is het fenomeen “horizontaal toezicht” van de Belastingdienst. Een voorbeeld van het tweede is te vinden in Wet milieubeheervergunningen: bijvoorbeeld een voorschrift met de strekking dat een bedrijf dient te beschikken over een onderhoudsmanagement systeem of een voorschrift betreffende een meet- en regelsysteem. Het toezicht op dergelijke voorschriften vereist een vorm van systeembenadering.
6.6 Deelname in Zeeland Op 16 maart 2010 ben ik namens OVET aanwezig geweest bij een bijeenkomst systeemgericht toezicht in het Provinciehuis in de Abdij te Middelburg. Er is gesproken over de uitkomsten van de verkenning, over ervaringen in Noord-Brabant, over de aanpak van het traject naar systeemgericht toezicht in Zeeland en de wijze waarop de Provincie Zeeland en Rijkswaterstaat met systeemgericht toezicht willen omgaan. De eerste verkenning is uitgevoerd bij negen bedrijven, waarvan zeven VR-plichtig (Brzo). Op deze bijeenkomst waren naast medewerkers van de Provincie Zeeland en Rijkswaterstaat de volgende Zeeuwse bedrijven aanwezig: DOW Benelux, Rosier (voorheen Zuidchemie), Yara, Heros, Arkema, Zalco (voorheen Alcan en Pechiney) en OVET. Heros en OVET zijn geen Brzo-bedrijven. Alle negen bedrijven zijn ISO 14001 gecertificeerd. Een korte belronde
Martin van der Ende
31
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
in de weken 20/21 bij de milieucoördinatoren van deze bedrijven met betrekking tot verdere participatie aan systeemgericht toezicht: Bedrijf DOW Rosier Yara Arkema
Zalco
Heros
Ovet
Participatie aan systeemgericht toezicht Doen mee. Zien een groei bij de Brzo-inspecteurs hoe zij thans inspecties uitvoeren, dit doen zij namelijk al veel meer systeemgericht. Nemen (nog) niet deel zolang er geen afspraken met Openbaar Ministerie zijn Nog niet kunnen bereiken Zijn tevreden met huidige werkwijze van toezicht. Willen wel een tweede gesprek met overheid. Een bezwaar lijkt hen dat bij overtredingen die de Provincie constateert en die het bedrijf zelf niet heeft geconstateerd, er bestuursrechtelijk optreden zal worden met een stap minder dan in de toezicht- en sanctiestrategie Sceptisch optimistisch. Goed initiatief, maar er moeten een aantal randvoorwaarden helderder gemaakt worden. Nemen nog niet deel zolang deze randvoorwaarden te onduidelijk ingevuld zijn. Hebben nog een tweede gesprek met overheid op 31 mei 2010. Extern vooral de houdingen van de handhavers, die blijkbaar op pad gestuurd worden voor het constateren van overtredingen gestuurd vanuit het openbaar Ministerie, en nog te weinig kijken naar de grotere lijnen. Als voorbeelden kleine overtreding op emissie-eisen op een kleinere installatie, terwijl het bij de grote installaties in orde is. Intern moeten er ook nog randvoorwaarden vervuld worden, zoals het verkrijgen een modernere milieuvergunning, hetgeen Zalco voor 2013 gerealiseerd willen hebben. Richten horizon voor systeemgericht toezicht op 2013, dit is ook het jaar voor de nieuwe plafonds voor emissiehandel CO2 en NOx. Emissiehandel is de handel in emissierechten. Emissierechten geven bedrijven het recht om een bepaalde hoeveelheid gassen uit te stoten. Wanneer een bedrijf in werkelijkheid meer uitstoot dan het aantal rechten dat het heeft, dan moet het rechten bijkopen of minder uitstoten. Aanvankelijk positief. Nemen nu nog niet deel zolang er te veel onzekerheden zijn. Provincie zal nog afspraken moeten maken met Openbaar ministerie. Heros wordt thans ook slechts drie maal per jaar gecontroleerd. Nog nader te bepalen
De scope voor systeemgericht toezicht is vastgesteld op alle Brzo-bedrijven. Hieronder een overzicht van de Brzo-bedrijven in Zeeland.
Martin van der Ende
32
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Op 12 april 2010 een bericht ontvangen van de BZW. In een van de laatste vergaderingen van de werkgroep milieu van de BZW is het pilotproject voor systeemgericht toezicht aan de orde geweest. Inmiddels zijn verschillende bedrijven benadert en is in een aantal gevallen ook medewerking toegezegd. Tijdens de genoemde vergadering is ook aangegeven dat medewerking van de bedrijven mede zal worden bepaald door de wijze waarop de Provincie qua handhaving omgaat met constateringen van afwijkingen tijdens de pilot. De Provincie is hierover tot op heden toe niet erg duidelijk. Het lijkt zinvol om bij de bedrijven eens na te gaan wat de status is en of er tussen bepaalde bedrijven en de provincie op dit punt afspraken zijn gemaakt. Op basis van de respons kunnen we wellicht overwegen om als BZW nog een keer over dit punt met de Provincie te spreken.
6.7 Voor- en nadelen systeemgericht toezicht In een notitie van SCCM over ISO 14001 en systeemtoezicht (versie 26 januari 2009) worden een aantal voordelen van systeemtoezicht geneoemd. De Stichting Coördinatie en Certificatie Milieu- en arbomanagementsystemen (SCCM) is een stichting waarin de overheid, het bedrijfsleven, de milieubeweging en de certificatie-instellingen participeren. Doelstelling is om zodanige randvoorwaarden te scheppen dat de ISO 14001- en OHSAS 18001-certificaten een toegevoegde waarde hebben in de relaties van organisaties met hun omgeving, bijvoorbeeld de overheid. Certificatie is daarbij een belangrijk middel. SCCM stelt daarvoor de ‘spelregels’ op, deze liggen vast in de certificatiesystemen voor ISO 14001 en OHSAS 18001.
Martin van der Ende
33
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Voor zowel de overheid als de bedrijven heeft systeemtoezicht voordelen. De overheid krijgt een veel breder beeld van het bedrijf dat onder toezicht staat. Bij klassiek toezicht is het beeld meer fragmentarisch. Het belangrijkste voordeel is dat tegelijkertijd het nalevinggedrag van het bedrijf op een hoger niveau komt. Doordat op termijn minder tijd nodig is ontstaat ruimte om met het bedrijf verbeteringen voor de toekomst te verkennen. Ook de effectiviteit van de handhaving kan worden vergroot, omdat de prikkels om normen na te leven zo veel mogelijk bij de direct betrokkenen worden gelegd. Het voordeel voor bedrijven is dat het ISO 14001systeem, dat vaak toch al aanwezig is, nu een echte functie krijgt in de relatie met de overheid. De grotere zekerheid dat wet- en regelgeving wordt nageleefd is in het kader van risicomanagement en duurzaam ondernemen een belangrijk onderwerp. Door systeemtoezicht wordt de hoeveelheid tijd van bezoeken van de overheid en de afhandeling ervan op termijn teruggebracht. Na het door mij uitgevoerde onderzoek kan ik aansluitend hierop de volgende voordelen voor OVET identificeren van systeemgericht toezicht: o
o
o
o
o
o
Minder toezicht; • Voor wat betreft de frequentie van de periodieke audit wordt toegewerkt naar een frequentie van éénmaal per jaar. Daarbij worden tevens op basis van steekproeven buitenrondes uitgevoerd. Nu krijgt OVET van Rijkswaterstaat maandelijks en van de Provincie Zeeland per kwartaal toezicht • Inzet qua tijd (kwantiteit) neemt op termijn af door minder toezicht door overheden en minder tijdsbesteding aan afhandeling van door overheden geconstateerde overtredingen Sancties bij overtredingen; • Bij overtredingen die OVET zelf heeft geconstateerd en waarvoor voldoende actie is genomen voor herstel (correctief) en voorkomen van herhaling (preventief) is bestuursrechtelijk optreden niet benodigd Managementsysteem van OVET; • SGT sluit aan bij het horizontaal toezicht van de Belastingdienst en van de Douane bij OVET; dit is al een vorm van systeemtoezicht • Zinvolle feeback op het managementsysteem; een gezamenlijke compliance en ISO14001audit zal dit nog meer versterken • Efficiënt gebruik eigen controles • Focus ligt op risicomanagement, niet op ‘bijzaken’; dit is een win-win voor alle partijen • Intensiever risicomanagement draagt bij tot efficiëntere risicobeheersing • Ruimte voor eigen invulling risicomanagement • Het zelf willen, en meerwaarde inzien, draagt bij tot een betere borging van de eigen processen, hetgeen OVET ten goede komt Relatie met overheden • Toename van de vertrouwensrelatie met overheden; het vertrouwen groeit, daardoor betere relatie tussen overheid en OVET • Draagt bij tot het sneller verkrijgen van vergunningen met vooral doel- in plaats van middelvoorschriften Imago • Past binnen het imago van duurzaam ondernemen • Draagt bij tot een beter imago voor OVET naar de stakeholders • Draagt bij tot faming als reputatie van koploper in de branche Cultuur binnen OVET • Kan ook een bijdrage leveren aan het verbeteren van de cultuur binnen OVET
Martin van der Ende
34
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Een nadeel van een ontwikkeling naar systeemtoezicht kan zijn dat de toezichthouder het directe contact met het veld verliest, waardoor de deskundigheid over de praktijk en het werkveld langzaam verdwijnt. Systeemgericht toezicht vereist een continue aandacht op de vier elementen die leiden tot meer vertrouwen: competenties (bekwaamheden); openheid over resultaten afwijkingen; nakomen van afspraken en zelfreflectie. Na het door mij uitgevoerde onderzoek kan ik ook nadelen voor OVET identificeren van systeemgericht toezicht. o Sancties bij overtredingen • Bij overtredingen die de Provincie constateert en die het bedrijf niet heeft geconstateerd òf die het bedrijf heeft geconstateerd, maar waarvoor geen of onvoldoende actie is genomen voor herstel en voorkomen van herhaling, zal de toezichthouder versneld bestuursrechtelijk optreden (dwangsom) • Een aantal bestuursrechtelijke en strafrechtelijke randvoorwaarden zijn nog niet geheel ingevuld. Er moeten nog afspraken gemaakt worden met het Openbaar Ministerie over hoe vanuit het strafrecht moet worden omgegaan met bedrijven die een effectief compliance management systeem hebben. Managementsysteem van OVET • Het basisniveau van ons managementsysteem is nog niet op een niveau 3 van compliance managment. De score van OVET is thans niveau 2,5 - 2,8. • Er is nog geen duidelijke gedragscode voor meldingen. Wat je behoort te melden en noblame • Een aantal randvoorwaarden voor toetsingscriteria zijn nog niet geheel ingevuld. Wat een major bevinding is; wat het maximum aantal (en aard van de) toegestane overtredingen is; welke overtredingen (aantallen en/of aard) geven aanleiding tot direct, verkort bestuursrechtelijk ingrijpen o Cultuur binnen OVET • In de actieve gedragsbeïnvloeding op de werkvloer vanuit management zal OVET ook (nog) moeten verbeteren • Bij de uitgevoerde verkenning is ook al aangetekend dat het bedrijf komt uit een havencultuur die soms nog wat strijdig kan zijn met een goede veiligheidscultuur (en milieu-). De verbeteringen die de afgelopen jaren op dit gebied zijn geboekt stemmen hoopvol. Wel is het nodig dat dit constante aandacht houdt. De rol van het Hoofd KAM is hierbij essentieel. o Kennis en ervaring van systeemtoezicht bij OVET • Met name de kennis en ervaring van systeemtoezicht bij sleutelfiguren als Hoofd Exploitatie & Technische Dienst en Hoofd Inkoop behoeft dan continue aandacht. Hoofd Kwaliteit, Arbo & Milieu is eerste aanspreekpunt tijdens (on)aangekondigde controles. Hoofd Inkoop is , vanwege zijn uitgebreide (exploitatie)technische kennis bij OVET en aanwezigheid op de terminals tijdens dagdiensturen, aangewezen als ‘huisvader voor beide terminals’. In deze rol is hij, bij afwezigheid van Hoofd Kwaliteit, Arbo & Milieu, aanspreekpunt voor overheden tijdens onaangekondigde controles bij OVET. o
Martin van der Ende
35
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
6.8 Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk met betrekking tot, zijn: • Er zijn vier niveaus van compliance management (CM1 t/m CM4) gedefinieerd • Bedrijven in niveau CM3 komen in aanmerking voor systeemgericht toezicht. • De score van OVET op compliance management is thans indicatief niveau 2,5 - 2,8. • Vul de zelf- assessment in of voer een nulmeting uit voor een meer betrouwbare score • Er liggen kansen om het gebruik van de checklist compliance competence te integreren met de ISO 14001 systematiek wat betreft normstelling en auditing • Volg de gezamenlijke compliance en ISO14001-audit bij Shell Moerdijk op • Horizontaal toezicht van de Belastingdienst en van de Douane bij OVET is al een vorm van systeemtoezicht • Van de Zeeuwse bedrijven, die meegedaan hebben aan de verkenning, participeren de meeste nu nog niet aan systeemgericht toezicht zolang een aantal bestuursrechtelijke en strafrechtelijke randvoorwaarden en randvoorwaarden voor toetsingscriteria nog niet duidelijk ingevuld zijn • Voordelen voor OVET bij participatie aan systeemgericht toezicht liggen op het vlak van minder toezicht, bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd, beter benutten van het managementsysteem, betere relatie met overheden, beter imago en een mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur • Nadelen voor OVET bij participatie aan systeemgericht toezicht liggen op het vlak van meteen een dwangsom bij bepaalde situaties, het huidige nog onvoldoende niveau van het managementsysteem, de nog steeds heersende havencultuur en het gebrek aan kennis en ervaring van systeemtoezicht • Onderzoek in deze examenrapportage een uitvoeringsplan welke maatregelen geïmplementeerd moet worden om de genoemde nadelen te kunnen minimaliseren, met meet- en verificatiepunten
Martin van der Ende
36
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
7. Uitvoeringsplan In paragraaf 6.7 zijn de voor- en nadelen voor OVET van participatie aan systeemgericht toezicht geïdentificeerd. In dit hoofdstuk wordt een uitvoeringsplan besproken, met te implementeren maatregelen, waarmee de genoemde nadelen geminimaliseerd kunnen worden. Dit uitvoeringsplan kent meet- en verificatiepunten.
7.1 Te implementeren maatregelen De te implementeren maatregelen om de genoemde nadelen te kunnen minimaliseren bestaan uit (interne) maatregelen, die door OVET zelf genomen kunnen worden, en (externe)maatregelen die door overheden en brancheverenigingen, zoals de BZW, genomen zullen moeten worden. 7.1.1
Interne maatregelen
Er zal door OVET geïnvesteerd moeten worden in het managementsysteem, in opleidingen en in een cultuurverandering. Het basisniveau van ons managementsysteem is nog niet op een niveau 3 van compliance management. De score van OVET is thans niveau 2,5 - 2,8. In overleg met de overheden zal afgesproken moeten worden welke maatregelen nog verder geïmplementeerd dienen te worden om te kunnen komen tot een niveau 3 CM. Hierin is ook een rol voor de BZW weggelegd, zie paragraaf 6.6. Verificatie van het bereikte niveau wordt beschreven in paragraaf 7.3. Er is nog geen duidelijke gedragscode voor meldingen. Wat je behoort te melden en noblame. Ook een aantal randvoorwaarden voor toetsingscriteria zijn nog niet geheel ingevuld. Wat een major bevinding is; wat het maximum aantal (en aard van de) toegestane overtredingen is; welke overtredingen (aantallen en/of aard) geven aanleiding tot direct, verkort bestuursrechtelijk ingrijpen. Zo’n gedragscode en de toetsingscriteria zullen in overleg met de overheden opgesteld moeten worden en ook bij OVET geïmplementeerd moeten worden in ons managementsysteem. In het managementsysteem van OVET impliceert dit een update van werkinstructie 7 ‘Melden van ongevallen of incidenten milieu of BLU-Code’ , een update van procedure 5.5 ‘Beoordeling van de naleving’ en een update van de procedure 5.2 ‘Interne audits’. De toetsingscriteria die gebruikt worden tijdens het systeemgericht toezicht kunnen ook gebruikt worden tijdens de interne audit. De checklijst van de maandelijkse terreinrondgangen die uitgevoerd worden, zoals beschreven in paragraaf 4.5, wordt per begin 2010 ook beoordeeld tijdens de interne audits. Voor een investering in opleidingen zal met name de kennis en ervaring van systeemtoezicht bij sleutelfiguren als Hoofd Exploitatie & Technische Dienst en Hoofd Inkoop vergroot moeten worden. De kennis en ervaring van systeemtoezicht is bij Hoofd Kwaliteit, Arbo & Milieu, sleutelfiguur en eerste gesprekspartner met de overheden, voldoende aanwezig. Mede dankzij het opstellen van dit eindwerk. Bovendien heb ik in 2006 de Lead Auditor Training Course ISO14001 volbracht en voer ik interne en externe audits uit op de norm ISO14001. Martin van der Ende
37
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Een geschikte opleiding, om kennis en ervaring van systeemtoezicht te vergroten is de opleiding ‘Inleiding systeemtoezicht’ van MWH. Dit is een advies- en ingenieursbureau dat wereldwijd duurzame oplossingen biedt voor hedendaagse vraagstukken op het gebied van water, milieu en ruimte, afval en energie. Het Nederlandse milieuadviesbureau Syncera is in 2008 gefuseerd met MWH Global. De cursus ‘Inleiding systeemtoezicht’ is een dagcursus met als onderwerpen risicoanalyse, beoordeling bedrijf, preventief toezicht en repressief toezicht. Bij het onderwerp ‘risico analyse’ worden de aspecten zelfcontrole en extern toezicht en niveaus van compliance management behandeld. Bij ‘beoordeling bedrijf’ worden de aspecten systeem wettelijke kaders, compliance functie en jaarverslagen behandeld. Preventief toezicht gaat over de types, de tijdsduur en het aantal controles en repressief toezicht gaat over bestuursrechtelijk en strafrechtelijk ingrijpen. Een cursus (Interne) Auditor en norminterpretatie ISO14001 is ook aan te bevelen voor de genoemde sleutelfiguren. Een cursus (interne auditor) is een één- of tweedaagse curus. Er zijn diverse aanbieders van deze cursus. De cursus norminterpretatie ISO14001 is een eendaagse cursus, waarvoor ook diverse aanbieders zijn. Kennis van het auditproces en kennis van de inhoud van de norm ISO14001 is belangrijk om als gesprekspartner te kunnen fungeren tijdens systeemgericht toezicht. Voor een investering in een cultuurverandering verwijs ik naar de inhoud van mijn eindwerk van deze opleiding HVK met als titel ‘Verhogen van het veiligheidsbewustzijn’, Het onderwerp behelst het onderzoeken naar en kunnen implementeren van de meest passende tool om de veiligheidscultuur bij havenbedrijf OVET te kunnen beïnvloeden. Een veiligheidsprogramma met workshops, met als doel informatieoverdracht & ophalen verbeterthema’s bij medewerkers, blijkt geschikt te zijn om een start te maken om het veiligheidsbewustzijn bij OVET verder te verhogen. Er zullen om te beginnen een achttal workshops uitgevoerd gaan worden, waarbij het voltallige personeel deelneemt aan één van de workshops, met als thema verhogen van het veiligheidsbewustzijn. Voor meer details over deze workshops verwijs ik naar de rapportage van mijn eindwerk. Qua timing zullen de eerste twee workshops voor en het zomerreces van 2010 uitgevoerd gaan worden en de resterende zes workshops voor het einde van 2010. Het is aan te bevelen om met een eventuele participatie aan systeemgericht toezicht pas formeel te starten als de resultaten van deze workshops geëvalueerd zijn (eind 2010). In paragraaf 6.3 is beschreven dat een aantal bestuursrechtelijke en strafrechtelijke randvoorwaarden en randvoorwaarden voor toetsingscriteria nog niet duidelijk ingevuld zijn. In de periode tot eind 2010 dat OVET bezig is met de uitvoering van workshops met als thema verhogen van het veiligheidsbewustzijn zou er meer duidelijkheid kunnen komen over de invulling van deze randvoorwaarden. 7.1.2
Externe maatregelen
Er zal door de overheden verder onderzoek en investeringen gedaan moeten worden naar een gedragscode meldingen, naar juridische aspecten, naar toetsingscriteria en naar verregaande intregratie met de ISO14001 systematiek. Hierin is ook een rol voor de BZW weggelegd, zie paragraaf 6.6. Er is nog geen duidelijke gedragscode voor meldingen. Wat je behoort te melden en no-blame. Martin van der Ende
38
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Een aantal randvoorwaarden voor toetsingscriteria zijn nog niet geheel ingevuld. Wat een major bevinding is; wat het maximum aantal (en aard van de) toegestane overtredingen is; welke overtredingen (aantallen en/of aard) geven aanleiding tot direct, verkort bestuursrechtelijk ingrijpen. Er moeten nog afspraken gemaakt worden met het Openbaar Ministerie over hoe vanuit het strafrecht moet worden omgegaan met bedrijven die een effectief compliance management systeem hebben. Zie hiervoor paragraaf 6.4. Er liggen kansen om het gebruik van de checklist compliance competence te integreren met de ISO 14001 systematiek wat betreft normstelling en auditing. Zie hiervoor paragraaf 6.5.
7.2 Het Uitvoeringsplan 7.2.1
Inhoud van het uitvoeringsplan
Het uitvoeringsplan voor OVET om te kunnen participeren aan het project van systeemgericht toezicht bestaat uit de implementatie van de volgende (interne) maatregelen: Aspect Presentatie aan MT Beoordelen deelname aan SGT Managementsysteem
Opleidingen
Cultuurverandering
Externe maatregelen
7.2.2
Te implementeren maatregel Presentatie van de resultaten van dit onderzoek in het MT van OVET Beoordelen deelname aan project SGT door MT van OVET Updaten OVET werkinstructie 7 ‘Melden van ongevallen of incidenten milieu of BLU-Code’ Updaten procedure 5.5. ‘Beoordelen van de naleving’ Updaten OVET procedure 5.2 ‘Interne audits’ Breng het managementsysteem van OVET op een niveau 3 CM Uitvoeren cursus ‘Inleiding Systeemtoezicht’ Uitvoeren cursus ‘’(Interne) auditor Uitvoeren cursus ‘Norminterpretatie ISO14001’ Evalueren resultaten gehouden workshops met thema ‘Verhogen van het veiligheidsbewustzijn’ Beoordelen stand van zaken van implementatie externe maatregelen
Verantwoordelijke Hoofd KAM
Tijdschema Juli 2010
Algemeen directeur Hoofd KAM
Eind 2010
Hoofd KAM
Eind 2010
Hoofd KAM
Eind 2010
Hoofd KAM
Nog te bepalen Nog te bepalen Nog te bepalen Nog te bepalen Eind 2010
Hoofd Personeelszaken Hoofd Personeelszaken Hoofd Personeelszaken Algemeen directeur Hoofd KAM
Eind 2010
Eind 2010
Advies uitvoeringsplan
Dit uitvoeringsplan moet nog (gepland juli 2010) besproken worden in het managementteam van OVET. Daartoe zal ik de leden van het MT eerst verzoeken deze examenrapportage
Martin van der Ende
39
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
aandachtig door te nemen. De leden van het MT zullen ook moeten kunnen beoordelen of participatie aan het project systeemgericht toezicht een meerwaarde voor OVET kan hebben. Voor mij, in mijn functie van Hoofd KAM, is het duidelijk dat participatie een meerwaarde voor OVET heeft. De in paragraaf 6.7 genoemde voordelen zijn groot. De genoemde nadelen kunnen geminimaliseerd worden, middels het implementeren van de in het uitvoeringsplan genoemde maatregelen. OVET moet dit dan wel ook willen. De in het uitvoeringsplan onder tijdschema ingevulde rij met ‘nog te bepalen’ moeten in overleg met het MT nog verder ingevuld worden. Qua timing zal ik sowieso adviseren om pas eind 2010 te beslissen of OVET participeert aan het project ‘Systeemgericht Toezicht. Tot die tijd kunnen de genoemde externe maatregelen geïmplementeerd en beoordeeld worden. Eind 2010 kunnen we de resultaten van de gehouden workshops met als thema ‘Verhogen van het veiligheidsbewustzijn’ ook evalueren. Er is ook de mogelijkheid om de genoemde interne maatregelen door te voeren met als doel de meerwaarde van ons managementsysteem maximaal te benutten, zonder te participeren aan het project ’Systeemgericht Toezicht’.
7.3 Meet- en verificatiepunten Het uitvoeringsplan kan per geïmplementeerde maatregel gemeten worden. Dan kan er, indien benodigd, bijsturing op het uitvoeringsplan gegeven worden, naar aanleiding van de meetpunten Het invullen van de zelf- assessment of het uitvoeren van een nulmeting zal een meer betrouwbare score opleveren van het niveau van compliance management. Voor zo’n zelfassessment kan de vragenlijst uit bijlage 4 gebruikt worden. Voor het meetbaar maken van inspanningen zal mogelijk ook informatie uit onze projectopdracht HVK gebruikt worden.
Martin van der Ende
40
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
7.4 Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk Deelconclusies en aanbevelingen van dit hoofdstuk met betrekking tot het uitvoeringsplan, zijn: • Om de in hoofdstuk 6 genoemde nadelen van participatie aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ te kunnen minimaliseren is een uitvoeringsplan opgesteld. • Dit uitvoeringsplan bestaat uit interne maatregelen op de aspecten managementsysteem, opleidingen en cultuurverandering en uit een beoordeling van de stand van zaken van implementatie van externe maatregelen • De leden van het MT zullen ook moeten kunnen beoordelen of participatie aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ een meerwaarde voor OVET kan hebben. Laat deze beoordeling eind 2010 uitvoeren. • Voor mij, in mijn functie van Hoofd KAM, is het duidelijk dat participatie een meerwaarde voor OVET heeft. De genoemde voordelen zijn groot. De genoemde nadelen kunnen geminimaliseerd worden, middels het implementeren van de in het uitvoeringsplan genoemde maatregelen. OVET moet dit dan wel ook willen. • Geef uitvoering aan het in hoofdstuk 7 beschreven uitvoeringsplan • Geef, indien benodigd, bijsturing op het uitvoeringsplan naar aanleiding van de meetpunten • Voer met een zelf-assessment of een nulmeting een verificatie uit van het bereiken van het voor systeemgericht toezicht benodigde niveau 3 CM. • Er is ook de mogelijkheid om de genoemde interne maatregelen door te voeren met als doel de meerwaarde van ons managementsysteem maximaal te benutten, zonder te participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’.
Martin van der Ende
41
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
8. Conclusies en aanbevelingen De algemene conclusie van dit eindwerk moet antwoord geven op gestelde hoofdvraag: Welke meerwaarde kan er zijn voor OVET bij het participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’? De hoofdvraag wordt ondersteund door enkele deelvragen die luiden als volgt: 1) Welke managementsystemen heeft OVET ? Welke Overheden houden toezicht bij OVET en met welke doelstellingen en met welke sanctiemogelijkheden? 2) Waar staat systeemgericht toezicht voor? 3) Welke maatregelen moeten worden genomen om te kunnen participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’? Wat zijn dan voor OVET de voor- en nadelen hiervan? Hoe moeten de maatregelen worden geïmplementeerd? 4) Wat wordt het uitvoeringsplan met de vereiste kennis van de auditoren en met meet- en verificatiepunten? De algemene conclusie van dit eindwerk is: Meerwaarde voor OVET bij het participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ ligt op het vlak van minder toezicht, bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd, beter benutten van het managementsysteem, betere relatie met overheden, beter imago en een mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur. De nadelen kunnen geminimaliseerd worden, middels het implementeren van de in het uitvoeringsplan genoemde maatregelen. OVET moet dit dan wel ook willen. De belangrijkste deelconclusies van dit eindwerk zijn: Huidige systemen en toezicht door overheden: • Het managementsysteem OVET is gecertificeerd tegen onder meer ISO9001 en 14001 • Milieuhandhavers van Rijkswaterstaat (maandelijks) en van de Provincie Zeeland (per kwartaal) voeren bij OVET de meeste controles uit op het beoordelen van de naleving van milieuvoorschriften op de werkvloer. • De toegepaste sancties bij OVET bestaan voornamelijk uit eerst een formele waarschuwing, waarbij wij de geconstateerde overtreding binnen de gestelde termijn ongedaan maken. Waar staat systeemgericht toezicht voor? • Systeemgericht toezicht is een integrale combinatie van systeemtoezicht (toezicht op systemen, processen en methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen) en toezicht op output Maatregelen benodigd voor systeemgericht toezicht • Bedrijven in niveau CM3 komen in aanmerking voor systeemgericht toezicht. De score van OVET op compliance management is indicatief niveau 2,5 - 2,8. • Voordelen voor OVET bij participatie aan systeemgericht toezicht liggen op het vlak van minder toezicht, bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd, beter
Martin van der Ende
42
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
benutten van het managementsysteem, betere relatie met overheden, beter imago en een mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur • Nadelen voor OVET bij participatie aan systeemgericht toezicht liggen op het vlak van meteen een dwangsom bij bepaalde situaties, het huidige nog onvoldoende niveau van het managementsysteem, de nog steeds heersende havencultuur en het gebrek aan kennis en ervaring van systeemtoezicht Uitvoeringsplan • Het uitvoeringsplan bestaat uit interne maatregelen op de aspecten managementsysteem, opleidingen en cultuurverandering en uit een beoordeling van de stand van zaken van implementatie van externe maatregelen • De leden van het MT zullen ook moeten kunnen beoordelen of participatie aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’ een meerwaarde voor OVET kan hebben. Laat deze beoordeling eind 2010 uitvoeren. • Er is ook de mogelijkheid om de genoemde interne maatregelen door te voeren met als doel de meerwaarde van ons managementsysteem maximaal te benutten, zonder te participeren aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’. De belangrijkste aanbevelingen uit dit eindwerk zijn: • Presenteer de resultaten van dit onderzoek in het MT • Volg de gezamenlijke compliance en ISO14001-audit op bij Shell Moerdijk • Geef uitvoering aan het in hoofdstuk 7 beschreven uitvoeringsplan • Laat eind 2010 door MT beoordelen of OVET deelneemt aan het project ‘Systeemgericht toezicht’ • Geef, indien benodigd, bijsturing op het uitvoeringsplan naar aanleiding van de meetpunten • Voer met een zelf-assessment of een nulmeting een verificatie uit van het bereiken van het voor systeemgericht toezicht benodigde niveau 3 CM. Wanneer men de aanbevelingen uit deze examenrapportage opvolgt en het uitvoeringsplan doorloopt zoals beschreven, wordt geschat dat men binnen een tijdsbestek van ± één jaar (eind 2011) kan deelnemen aan het project ‘Systeemgericht Toezicht’
Martin van der Ende
43
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
8.
Geraadpleegde literatuur en instanties en gebruikte afkortingen 8.1 Geraadpleegde literatuur o Handboek managementsysteem OVET versie 5 (2008) o Auditrapportages ISO14001 OVET door Bureau Veritas (2007, 2008 en 2009) o Oog op Zeeland – Nota handhaving en milieu Provincie Zeeland (20 februari 2007) o Wikihandhaving van het Servicecentrum Handhaving (www.wikihandhaving.nl) o ‘Inleiding systeemgericht toezicht milieu en veiligheid voor grote bedrijven‘ (2009) o Internetsite van het landelijk Regieteam BRZO (www.brzo99.nl) o Horizontaal toezicht – Samenwerken vanuit vertrouwen (www.belastingdienst.nl) o Eindrapport ‘Een compliancevekenning bij OVET’ (Belastingdienst, 2009) o Eindrapport ‘AEO-onderzoek bij OVET’ (Douane, februari 2010) o Eindrapport Pilot Compliance Management (Frontoffice Chemie) o Notitie SCCM over ISO 14001 en systeemtoezicht (versie 26 januari 2009) o Cursus ‘Inleiding systeemtoezicht’ van MWH (www.mwhglobal.nl)
8.2 Geraadpleegde instanties en bedrijven o
OVET
o
Provincie zeeland, Directie Milieu, Ruimte en Water
o Rijkswaterstaat o BZW o Next Step Management o Bureau Veritas Certification
Martin van der Ende
44
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
8.3 Afkortingen Adw AEO Bevi BLU Brzo BZW CM CMS GMP HVK IMO ISO ISPS KAM KPI LOM MT MTV NIM NSM NTA OHSAS OM PBZO QHSE SCCM SGT VCA VR VROM Wvo
Algemene douanewet Authorised Economic Operator Besluit externe veiligheid inrichtingen Bulk Loading and Unloading Besluit risico zware ongevallen Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging Compliance Management Compliance Management System Good Manufacturing Practice Hogere Veiligheidskunde International Maritime Organisation International Organisation for Standardization International Ship and Port Security Kwaliteit, Arbo en Milieu Kritische Prestatie-indicator Landelijk Overleg Milieuhandhaving Managementteam Melding Ter Verbetering Nieuwe Inspectiemethodiek Next Step Management Nederlandse Technische Afspraken Occupational Health and Safety management Systems Openbaar Ministerie Preventiebeleid Zware Ongevallen Quality, Health, Safety and Environment Stichting Coördinatie Certificatie Milieu- en arbomanagementsystemen Systeemgericht toezicht VGM Checklist Aannemers Veiligheidsrapport Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Martin van der Ende
45
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
In apart bijlagenboek: 1
Bijlage 1, Voorstel examenrapportage
2
Bijlage 2, Procedure OVET beoordeling van de naleving
3
Bijlage 3, Wettekst Besluit risico zware ongevallen 1999
4
Bijlage 4, Vragenlijst Compliance Competence Audit
5
Bijlage 5, Resultaten verkenning systeemgericht toezicht OVET
6
Bijlage 6, Eisen niveaus Compliance Management
7
Bijlage 7, Afsprakenmodel systeemgericht toezicht
8
Bijlage 8, Vergelijking Checklist Compliance Competence en ISO 14001
Martin van der Ende
46
29-6-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Het onderzoeken of participeren aan het project systeemgericht toezicht een meerwaarde voor OVET kan hebben
Bijlagenboek
Martin van der Ende
1
29-11-2010
Hogere VeiligheidsKunde
Inhoud
1
Bijlage 1, Voorstel examenrapportage
2
Bijlage 2, Procedure OVET beoordeling van de naleving
3
Bijlage 3, Wettekst Besluit risico zware ongevallen 1999
4
Bijlage 4, Vragenlijst Compliance Competence Audit
5
Bijlage 5, Resultaten verkenning systeemgericht toezicht OVET
6
Bijlage 6, Eisen niveaus Compliance Management
7
Bijlage 7, Afsprakenmodel systeemgericht toezicht
8
Bijlage 8, Vergelijking Checklist Compliance Competence en ISO 14001
Martin van der Ende
2
29-11-2010
Bijlage 1
Versie datum: 27-07-2009 Versienummer: 1.0
Voorstel examenrapportage ENKEL DE GRIJZE GEDEELTEN INVULLEN Naam cursist(en)
Martin van der Ende
Promotie:
HVK 01
Aan:
Wim Harte (
[email protected])
Datum: Betreft:
Aanmelding voor persoonlijk eindwerk X Aanmelding voor een examenrapportage Aanmelding voor de praktijkopdracht
RAADPLEEG DE NOTITIE RAPPORTAGES IN JE CURSUSMAP VOOR EEN NADERE TOELICHTING!
Onderwerp Benoeming onderdeel (module) van de HVKopleiding
Omschrijving Kwaliteitseisen - Audits
Titel
Het uit laten voeren van integrale KAM-audits bij Ovet en het ontwikkelen en implementeren van een integrale systematiek voor het beoordelen van aangevoerde verbetermogelijkheden
Beschrijving en doel
Beschrijving: Er zijn nog steeds te veel maatregelen en aangedragen verbetermogelijkheden die niet structureel en consequent doorgevoerd worden. Op Ovet worden sinds 2005 interne audits uitgevoerd in het kader van ons managementsysteem dat gecertificeerd is voor ISO9001 en ISO14001. Deze interne audits zijn nog (te) vaak op procedureniveau. Een verbetermogelijkheid is om deze interen audits meer op procesniveau te gaan uitvoeren en op alle drie gebieden tegelijk (kwaliteit, arbo en milieu). Bij de maandelijkse terreinrondgangen op Ovet gebeurt dit nu al zo. Ook het Bevoegd Gezag (Provincie Zeeland) komt aangekondigd (periodiek) en onaangekondigd Controlebezoeken (milieu) uitvoeren. Vanuit de Provincie Zeeland is de behoefte om meer systeemgericht toezicht te gaan houden op de gebieden milieu en veiligheid. De auditprocedure en de auditplanning zal verbeterd moeten worden. De verbetermogelijkheden uit deze audits (interne en externe audits) zullen in een verder te ontwikkelen integrale systematiek beoordeeld moeten gaan worden. Hierdoor zal de effectiviteit van audits op Ovet verbeteren. Doel: Het doel is om door het realiseren van een integrale systematiek efficiënter te kunnen profiteren van aangedragen verbetermogelijkheden op KAM-gebied.
Bijlage 1
Versie datum: 27-07-2009 Versienummer: 1.0
Voorstel examenrapportage Onderwerp Scope en begrenzing
Omschrijving De reikwijdte (scope) van mijn examenrapportage wordt begrensd door: De aandachtsgebieden kwaliteit, arbo en milieu bij Ovet. Deelrapportages behorende bij deze examenrapportage: - Auditprocedure voor het uitvoeren van integrale KAM-audits - Auditplanning voor het uitvoeren van integrale KAM-audits - Adviesnota aan MT voor meest geschikte systematiek - Voortgangsrapportage van implementatie van deze systematiek
Onderzoeksmethode
Er zijn nog steeds te veel maatregelen die niet structureel doorgevoerd worden. De vraagstelling van de directie is het werken volgens instructies, procedures en Wet- en regelgeving te verbeteren. Cultuur en discipline moet verbeterd worden. Het onderzoek zal bestaan uit: - Literatuuronderzoek - Inventarisatie naar mogelijkheden voor uitvoeren van integrale KAM-audits - Inventariseren van mogelijkheden van systeemgericht toezicht, samen met Provincie zeeland - Praktijkbezoeken en bijeenkomsten - Auditprocedure en auditplanning optimaliseren - Onderzoek doen naar integrale systematiek voor het beoordelen van verbetermogelijkheden (SharePoint?) - Adviesnota aan MT voor meest geschikte systematiek - Communicatie van deze systematiek binnen Ovet - Implementatie van deze systematiek bij Ovet - Voortgangsrapportage opstellen van implementatie van deze systematiek
Context
De bovengenoemde stappen worden door mijzelf in samenwerking met leidinggevenden uitgevoerd. Er zal overleg met Provincie Zeeland zijn voor uitvoeren van systeemtoezicht op milieugebied. In dit eindwerk wordt minimaal 70% van de module ‘Kwaliteitseisen Audits’ uitgewerkt: - Veiligheid in de petrochemie en bouw (hetgeen toepasbaar is) - Veiligheid in transport - KAM-systemen - Training interne audits - Milieu, energie, afval, bodem, BRZO,ARIE (uit module ‘Preventie’)
Instanties en bedrijven
Ovet B.V. (op- en overslag van droge bulk met terminals in Terneuzen en Vlissingen) Provincie Zeeland DRMW (verlenen+handhaven milieuvergunningen) Bureau Veritas Certification
OVET B.V.
5.5.1.2. Beoordeling van de naleving 5.5.1.2.1. Interne audits De beoordeling van de naleving van de van toepassing zijnde wettelijke en andere eisen die Ovet B.V. onderschrijft geschiedt minmaal jaarlijks in een interne audit van ondermeer de BLU-code, de ISPS-code en de GMP. Voor de gang van zaken rondom interne audits zie procedure 5.2. “Interne Audits”. Middelen om informatie te kunnen verzamelen in deze interne audit zijn: • Handhavingverslagen. • Toegepaste strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten. • Nieuwe vergunningen. • Rapporten terreinrondgangen. • Verslagen MT-KAM. • Vorige auditrapporten 5.5.1.2.2. Monitoring en meetagenda Vanuit de eisen is een agenda gemaakt van periodiek te controleren onderwerpen (inclusief meetverplichtingen) en van verplichte rapportages. Deze agenda is terug te vinden in het Projectbestand “Monitoring en meetagenda”. De controles worden gepland en opgenomen in het Projectbestand “Monitoring en meetagenda”. Deze controle heeft als resultaat: voldoet / voldoet niet / of voldoet met termijnactie. 5.5.1.2.3. Terreinrondgangen In de periodieke terreinrondgangen worden milieucriteria gemeten, waarvan vastlegging plaatsvindt. Milieucriteria zijn onder meer steile kanten van partijen en mors op kades en/of rijpaden. Tevens worden met een checklist in deze terreinrondgangen een aantal vergunningsvoorschriften gecontroleerd op naleving. De trends in de terreinrondgangen worden geanalyseerd in het periodieke MT-KAM en de normen worden jaarlijks vastgesteld in de MRM. 5.5.1.2.4. Beoordelingen ISO Minimaal jaarlijks worden de vergunningsvoorschriften uit de milieuvergunningen gecontroleerd op naleving door “afvinken” van alle voorschriften, waarbij het resultaat van deze controle besproken wordt in een MTKAM vergadering. De afgevinkte lijsten met vergunningsvoorschriften worden bewaard door zorg van Hoofd KAM in de map “Beoordelingen ISO”. De vigerende milieuvergunningen zijn vermeld in het overzicht ”Milieuvergunningen”.
JS/Managementsysteem
Gecontroleerde exemplaar handboek versie 4 dd. 1.09.2008
Pag. 136 van 233
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 1 of 20
Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Tekst geldend op: 17-09-2009)
Besluit van 27 mei 1999 tot vaststelling van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 en tot herziening van enkele andere besluiten in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 juli 1998, nr. MJZ 98.0655984, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelet op de artikelen 8.5, 8.22, derde lid, 8.44, 19.3, eerste lid, en 21.8 van de Wet milieubeheer, 5, eerste lid, en 5a, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 13 van de Brandweerwet 1985 en 2c, 25a en 25b van de Wet rampen en zware ongevallen, alsmede Richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10); De Raad van State gehoord (advies van 28 augustus 1998, nr. W08.98.0384); Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 mei 1999, nr. MJZ99167397, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst; Hebben goedgevonden en verstaan:
Paragraaf 1. Begripsbepaling en werkingssfeer Artikel 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a.
inrichting: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort;
b. gevaarlijke stoffen: stoffen, mengsels of preparaten, genoemd in bijlage I, deel 1, of behorend tot een categorie, genoemd in bijlage I, deel 2, en aanwezig als grondstof, product, bijproduct, residu of tussenprodukt, met inbegrip van stoffen, mengsels of preparaten waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij door het onbeheersbaar worden van een industrieel chemisch proces ontstaan; c. opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen: opslag van verpakte gevaarlijke stoffen gedurende korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, met inbegrip van het laden en lossen van die stoffen en de overbrenging daarvan naar of van een andere tak van vervoer, voor zover daadwerkelijk in aansluitend vervoer is voorzien en de betrokken gevaarlijke stoffen in hun oorspronkelijke verpakking blijven; d. werkgever: werkgever, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet; e. werknemer: werknemer, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet; f. zwaar ongeval: gebeurtenis als gevolg van onbeheersbare ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een inrichting, waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens binnen of buiten de inrichting of voor het milieu ontstaat en waarbij een of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken; g. Onze Ministers: Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; h. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer te
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 2 of 20
verlenen voor een inrichting waarop dit besluit van toepassing is; i. j. k. l.
inspecteur: inspecteur bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer; veiligheidsrapport: rapport als bedoeld in artikel 10; bijlage: bij dit besluit behorende bijlage; installatie: technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden vervaardigd, gebruikt, gebezigd, verwerkt of opgeslagen; daartoe wordt mede gerekend alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, eigen spoorwegemplacementen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, die nodig zijn voor de werking van de installatie;
m. het ADR: de op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959, 171); n. plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn; o. toezichthouder: de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet. Artikel 2 Dit besluit is niet van toepassing op: a. inrichtingen in gebruik bij de krijgsmacht; b. inrichtingen die krachtens artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet aangewezen zijn als mijnbouwwerken, met uitzondering van inrichtingen waar chemische of thermische verwerkingsactiviteiten en de daarmee verbandhoudende opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden; c. inrichtingen voor het op of in de bodem brengen van afvalstoffen om ze daar te laten, met uitzondering van inrichtingen die in werking zijn voor het zich ontdoen van residuen, waaronder residuvijvers of -bekkens, die gevaarlijke stoffen bevatten, in het bijzonder indien zij worden gebruikt in verband met chemische of thermische verwerking van mineralen; d. inrichtingen die geheel of nagenoeg geheel zijn bestemd voor de opslag in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen, al dan niet in combinatie met andere stoffen en producten; e. spoorwegemplacementen, voor zover zij geen onderdeel zijn van een inrichting waarop dit besluit van toepassing is; f.
inrichtingen die krachtens artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet aangewezen zijn als mijnbouwwerken ten behoeve van het opsporen en winnen van delfstoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die wet, voorzover het opsporen en winnen van die delfstoffen plaatsvindt op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van die wet.
Artikel 3 1. Indien de werkgever een ander is dan degene die de inrichting drijft, is het bij en krachtens dit besluit bepaalde van overeenkomstige toepassing op de werkgever voor zover het betreft de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf, de inrichting of een onderdeel daarvan werkzame werknemers. 2. De werkgever en degene die de inrichting drijft, geven onverminderd hun eigen verantwoordelijkheid gezamenlijk en in overleg uitvoering aan het bij en krachtens dit besluit bepaalde met betrekking tot de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de in het eerste lid bedoelde werknemers.
Paragraaf 2. Algemene bepalingen Artikel 4 1. De in deze paragraaf gegeven voorschriften gelden ten aanzien van inrichtingen waarin gevaarlijke stoffen krachtens vergunning aanwezig mogen zijn of ten gevolge van het onbeheersbaar worden van een industrieel chemisch proces kunnen worden gevormd: a. in een hoeveelheid, gelijk aan of groter dan de in bijlage I, deel 1, tweede kolom, dan wel bijlage I, deel 2, tweede kolom, bij de desbetreffende stof of categorie vermelde hoeveelheid; b. in kleinere dan de onder a bedoelde hoeveelheden, waarvan de som na toepassing van de formule die in bijlage I, deel 3, is weergegeven, gelijk is aan of groter is dan de daar genoemde waarde.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 3 of 20
2. Indien een gevaarlijke stof of groep van gevaarlijke stoffen genoemd in bijlage I, deel 1, tevens behoort tot een categorie genoemd in bijlage I, deel 2, geldt voor de toepassing van het eerste lid de in deel 1 bij die stof of groep van stoffen vermelde drempelwaarde. Artikel 5 1. Degene die een inrichting drijft, treft alle maatregelen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. 2. Degene die een inrichting drijft, heeft in de inrichting een document voorhanden waarin het door hem gevoerde beleid ter voorkoming van zware ongevallen, rekening houdend met de aanwezigheid en de omvang van de risico's, is vastgelegd. Dit document bevat de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid inzake de beheersing van de risico's van zware ongevallen. Degene die een inrichting drijft, als bedoeld in artikel 8, mag het document opnemen in het veiligheidsrapport. 3. Ten einde het in het tweede lid bedoelde beleid te bepalen en uit te voeren, voert degene die een inrichting drijft, een veiligheidsbeheerssysteem in. In het veiligheidsbeheerssysteem komen de elementen, genoemd in bijlage II aan de orde. 4. Indien in de inrichting of een onderdeel daarvan of in de werking van de inrichting of van dat onderdeel een verandering wordt aangebracht die voor de risico's van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben, draagt degene die de inrichting drijft, er voor zorg dat het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en het veiligheidsbeheerssysteem opnieuw worden beoordeeld en indien nodig worden herzien en dat het document, bedoeld in het tweede lid, dienovereenkomstig wordt gewijzigd. Een zodanige beoordeling onderscheidenlijk herziening vindt tevens plaats indien een verandering in het veiligheidsinzicht daartoe aanleiding geeft. 5. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het tweede tot en met het vierde lid. Artikel 6 1. Degene die de inrichting drijft, stelt het bevoegd gezag onverwijld schriftelijk in kennis van: a. iedere significante wijziging van de inrichting die betrekking heeft op een of meer onderwerpen waaromtrent in of bij de aanvraag gegevens zijn verstrekt als bedoeld in artikel 5.15a, eerste lid, onder a tot en met f, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, of waaromtrent in de kennisgeving, bedoeld in artikel 26, eerste lid, gegevens zijn verstrekt; b. iedere significante wijziging van de processen waarbij een gevaarlijke stof wordt gebruikt; c. elke significante wijziging van de inrichting die het risico van zware ongevallen ernstig zou kunnen beïnvloeden; d. de sluiting van een installatie. 2. Het bevoegd gezag zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst, een exemplaar van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, aan: a. b. c. d.
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; de inspecteur; de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder; gedeputeerde staten van de provincie waarin de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen, tenzij gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn;
e. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen, tenzij burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn, en de burgemeester van die gemeente en f. het bestuur van de regionale brandweer binnen wier gebied de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen. 3. Indien de gegevens, bedoeld in het eerste lid, reeds op grond van een ander wettelijk voorschrift aan het bevoegd gezag zijn verstrekt, kan in de kennisgeving worden volstaan met een verwijzing naar die gegevens. Artikel 7 1. Het bevoegd gezag wijst op grond van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 10, eerste lid, 26, eerste lid, van dit besluit en 5.15a, eerste lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, inrichtingen of groepen inrichtingen aan ten aanzien waarvan de risico's van een zwaar ongeval of de gevolgen daarvan ten gevolge van de ligging van die inrichtingen ten opzichte van elkaar en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen groter kunnen zijn dan op grond van de in die afzonderlijke inrichtingen aanwezige hoeveelheden kan worden verwacht.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 4 of 20
2. Van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid stelt het bevoegd gezag diegenen die de betrokken inrichtingen drijven, in kennis. Het bevoegd gezag zendt een afschrift van die aanwijzing aan: a. de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder; b. burgemeester en wethouders van de gemeente of gemeenten waarin de inrichtingen geheel of gedeeltelijk zijn gelegen, en c. het bestuur van de regionale brandweer of de besturen van de regionale brandweren in wier gebied de inrichtingen geheel of gedeeltelijk zijn gelegen. 3. Degene die een inrichting drijft, als bedoeld in het eerste lid, wisselt met diegenen die de andere op grond van het eerste lid aangewezen inrichtingen drijven de gegevens uit die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het in dat lid bedoelde risico. Hij houdt in zijn beleid ter voorkoming van zware ongevallen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en, voor zover van toepassing, in het intern noodplan, bedoeld in artikel 22, en in het veiligheidsrapport rekening met de aard en de omvang van de risico's van een zwaar ongeval bij de naburige inrichtingen. 4. Het bevoegd gezag doet een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid voor de eerste maal uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van dit besluit en vervolgens tenminste om de vijf jaar. 5. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het eerste en het derde lid.
Paragraaf 3. Veiligheidsrapport en intern noodplan Artikel 8 1. De in deze paragraaf gegeven voorschriften gelden ten aanzien van inrichtingen waarin gevaarlijke stoffen krachtens vergunning aanwezig mogen zijn of ten gevolge van het onbeheersbaar worden van een industrieel chemisch proces kunnen worden gevormd: a. in een hoeveelheid, gelijk aan of groter dan de in bijlage I, deel 1, derde kolom, dan wel bijlage I, deel 2, derde kolom, bij de desbetreffende stof of categorie vermelde hoeveelheid; b. in kleinere dan de onder a bedoelde hoeveelheden, waarvan de som na toepassing van de formule die in bijlage I, deel 3, is weergegeven, gelijk is aan of groter is dan de daar genoemde waarde. 2. Indien een gevaarlijke stof of groep van gevaarlijke stoffen genoemd in bijlage I, deel 1, tevens behoort tot een categorie genoemd in bijlage I, deel 2, geldt voor de toepassing van het eerste lid de in deel 1 bij die stof of groep van stoffen vermelde drempelwaarde. Artikel 9 Degene die een inrichting drijft, zorgt er voor dat in de inrichting een veiligheidsrapport aanwezig is dat de actuele stand van zaken met betrekking tot de veiligheid van de betrokken inrichting weergeeft. Artikel 10 1. Een veiligheidsrapport bevat de gegevens en beschrijvingen, bedoeld in bijlage III, op zodanige wijze dat wordt aangetoond dat: a. een beleid ter voorkoming van zware ongevallen en een veiligheidsbeheerssysteem is ingevoerd; b. de gevaren van zware ongevallen geïdentificeerd zijn en de nodige maatregelen zijn getroffen om die te voorkomen en de gevolgen van dergelijke ongevallen voor mens en milieu te beperken; c. het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van alle met de werking van de inrichting samenhangende installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de inrichting voldoende veilig en betrouwbaar zijn; d. een intern noodplan, als bedoeld in artikel 22, is gemaakt. 2. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gegevens en beschrijvingen. 3. Bij door Onze Ministers te stellen regels kan aan het bevoegd gezag onder daarbij te stellen voorwaarden de bevoegdheid worden verleend te besluiten dat het veiligheidsrapport geen betrekking behoeft te hebben op een in de inrichting of een onderdeel daarvan aanwezige stof, ten aanzien waarvan degene die de inrichting drijft ten genoegen van het bevoegd gezag aantoont dat die stof onder zodanige omstandigheden in de inrichting of het betrokken onderdeel aanwezig is, dat deze geen gevaar voor een zwaar ongeval kan opleveren. 4. Het bevoegd gezag neemt zijn beslissing in overeenstemming met:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 5 of 20
a. de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder; b. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen, tenzij burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn, en de burgemeester van die gemeente; c. het bestuur van de regionale brandweer binnen wier gebied de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen. 5. Het bevoegd gezag zendt een exemplaar van een besluit, als bedoeld in het vierde lid, aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Artikel 11 1. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers, de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de Arbeidsomstandighedenwet, en de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de Arbeidsomstandighedenwet, desgewenst kennis kunnen nemen van het veiligheidsrapport en de wijziging daarvan, voorzover het betreft de onderdelen a, c, d, e, onder 1°, f, h tot en met l, n, p en q van bijlage III, onder 1, voorzover die onderdelen verband houden met de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf of de inrichting of een deel daarvan werkzame werknemers. 2. De werkgever voert over de onderdelen van het veiligheidsrapport, genoemd in het eerste lid, en de wijziging daarvan, voorafgaand aan de toezending aan het bevoegd gezag, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg met de belanghebbende werknemers. Artikel 12 De artikelen 15, 16 en 18 zijn niet van toepassing op de onderdelen van een veiligheidsrapport die bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 5.15, 5.17 of 5.18 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer worden ingediend. Artikel 13 1. Indien een aanvraag als bedoeld in artikel 12 wordt ingediend, bevat het veiligheidsrapport mede de gegevens, bedoeld in bijlage III, onder 1, onder e, 3°, en onder r. Artikel 5.15, derde en vierde lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is van overeenkomstige toepassing op de gegevens, bedoeld in de eerste volzin. 2. Degene die een inrichting gaat drijven, zendt voordat de inrichting of een onderdeel daarvan in werking wordt gebracht, ter completering van de onderdelen van het veiligheidsrapport bedoeld in artikel 5.15 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, aan het bevoegd gezag de gegevens die een veiligheidsrapport dient te bevatten en die nog niet krachtens dat artikel en krachtens het eerste lid zijn verstrekt. 3. Degene die een inrichting drijft zendt telkens voordat een verandering van de inrichting of van de werking daarvan of een verandering van de installatie of van de werking daarvan wordt aangebracht die voor de risico's van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben aan het bevoegd gezag die onderdelen van het veiligheidsrapport die nodig zijn voor de beoordeling van de risico's die samenhangen met die verandering. Daartoe zendt hij, voor zover van toepassing, ter completering van de onderdelen van het veiligheidsrapport bedoeld in artikel 5.17 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, dan wel ter completering van de gegevens die bij de melding overeenkomstig artikel 8.19 van de Wet milieubeheer zijn verstrekt, aan het bevoegd gezag de gegevens die een veiligheidsrapport dient te bevatten en die nog niet krachtens die artikelen en krachtens het eerste lid zijn verstrekt. 4. De artikelen 16 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de gegevens, bedoeld in het eerste lid. 5. De artikelen 15 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvullende gegevens, bedoeld in het tweede lid en het derde lid, tweede volzin. Artikel 14 1. Degene die een inrichting drijft, evalueert het veiligheidsrapport tenminste eenmaal per vijf jaar en zendt daarna onverwijld een bijgewerkt veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag. 2. In afwijking van het eerste lid zendt degene die een inrichting drijft op enig ander tijdstip op eigen initiatief dan wel op verzoek van het bevoegd gezag een veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag, indien nieuwe feiten, nieuwe kennis over veiligheid of ontwikkelingen in de kennis inzake de evaluatie van gevaren daartoe aanleiding geven. Het bevoegd gezag doet dit verzoek na overleg met de in artikel 6, tweede lid, onder b en c bedoelde ambtenaren en de onder d tot en met f genoemde bestuursorganen.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 6 of 20
3. Voor die onderdelen van het veiligheidsrapport die ten opzichte van het vorige veiligheidsrapport niet zijn gewijzigd, kan worden volstaan met een verwijzing naar het veiligheidsrapport waarin die onderdelen volledig zijn opgenomen. 4. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de gegevens die in een geval als bedoeld in het derde lid in ieder geval moeten worden overgelegd. Artikel 15 1. Het bevoegd gezag tekent na ontvangst van een veiligheidsrapport daarop onverwijld de datum van ontvangst aan. 2. Het zendt degene die het rapport heeft ingediend onverwijld een bewijs van ontvangst, waarin die datum is vermeld. 3. Het bevoegd gezag zendt uiterlijk binnen twee weken het veiligheidsrapport of de gewijzigde gedeelten daarvan, of, indien toepassing is gegeven aan artikel 16, vierde lid, de aanvullingen op het rapport, en elk verzoek krachtens artikel 14, tweede lid, aan: a. de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder; b. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen, tenzij burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn, en de burgemeester van die gemeente; c. het bestuur van de regionale brandweer binnen wier gebied de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen. 4. Het bevoegd gezag stelt het bestuursorgaan dat tot het verlenen van de vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren bevoegd is, in de gelegenheid advies uit te brengen over die onderdelen van het veiligheidsrapport, die betrekking hebben op de risico's voor het oppervlaktewater. Artikel 16 1.
De in artikel 15, derde lid, genoemde bestuursorganen en de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder, beoordelen het veiligheidsrapport en stellen door tussenkomst van het bevoegd gezag degene die de inrichting drijft, binnen zes maanden na de ontvangst van het veiligheidsrapport schriftelijk in kennis van hun conclusies naar aanleiding van het veiligheidsrapport.
2.
De in het eerste lid bedoelde termijn kan eenmaal met ten hoogste drie maanden worden verlengd. Van deze verlenging wordt door tussenkomst van het bevoegd gezag mededeling gedaan aan degene die de inrichting drijft.
3.
De in het eerste lid bedoelde beoordeling vindt plaats nadat onderzocht is of het veiligheidsrapport voldoet aan artikel 10, eerste lid, aan bijlage III en aan het gestelde krachtens artikel 10, tweede lid.
4.
Indien een van de in het eerste lid bedoelde bestuursorganen of de daar bedoelde toezichthouder van oordeel is dat het veiligheidsrapport onvolledig is, verzoekt dat bestuursorgaan of die toezichthouder, door tussenkomst van het bevoegd gezag, binnen acht weken na de ontvangst van het veiligheidsrapport om aanvullende inlichtingen te verstrekken binnen een bij het verzoek te stellen termijn van ten hoogste zes weken. De in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden wordt opgeschort met ingang van de dag dat het in de eerste volzin bedoelde verzoek is gedaan tot de dag waarop de aanvullende inlichtingen zijn verstrekt of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Het bevoegd gezag stelt de in het eerste lid bedoelde bestuursorganen en de daar bedoelde toezichthouder van het verzoek in kennis.
5.
Degene aan wie een verzoek als bedoeld in het vierde lid is gedaan, is verplicht daaraan binnen de bij dat verzoek gestelde termijn te voldoen.
6.
Bij de conclusies, bedoeld in het eerste lid, en het verzoek, bedoeld in het vierde lid, bewaakt en bevordert het bevoegd gezag vanuit zijn coördinerende rol de eenduidigheid, onderlinge samenhang en tijdigheid van die conclusies of dat verzoek en neemt daartoe de noodzakelijke initiatieven.
Artikel 17 De stukken bedoeld in de artikelen 13, 14 en 16, vierde lid, worden in zevenvoud ingediend. Op verzoek van het bevoegd gezag worden meer exemplaren daarvan verstrekt. Artikel 18 1. Uiterlijk twee weken nadat het bevoegd gezag de conclusies, bedoeld in artikel 16, eerste lid, heeft bekendgemaakt, doet het bevoegd gezag van deze conclusies en van het veiligheidsrapport gelijktijdig mededeling door:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 7 of 20
a. terinzagelegging; b. kennisgeving in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. 2. De mededeling strekt mede ter voldoening aan de verplichting die ingevolge artikel 10c, eerste lid, van de Wet rampen en zware ongevallen rust op het college van burgemeester en wethouders en ter voldoening aan de verplichting die ingevolge artikel 7 van de Arbeidsomstandighedenwet rust op de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder. 3. Gedurende vier weken vanaf de dag waarop het veiligheidsrapport ter inzage is gelegd, kunnen de stukken worden ingezien op een tijd en plaats die bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is vermeld. 4. Gelijktijdig met de mededeling, bedoeld in het eerste lid, zendt het bevoegd gezag een exemplaar van het veiligheidsrapport aan: a. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of gedeeltelijk is gelegen, tenzij burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn, en de burgemeester van die gemeente; b. burgemeester en wethouders van de gemeenten waarvan het grondgebied is gelegen binnen de lijn van 10-8 van het plaatsgebonden risico, bedoeld in bijlage III, onder 2, onder c, en de burgemeester van die gemeenten; c. de commissaris van de Koningin in de provincie waarin een gemeente als bedoeld onder a of b is gelegen; d. het bestuur van de regionale brandweer binnen wier gebied een gemeente als bedoeld onder a of b is gelegen; e. het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, en; f. het bestuursorgaan dat bevoegd is tot verlening van de vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. 5. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zendt, indien de lijn van 10-8 van het plaatsgebonden risico, bedoeld in bijlage III, onder 2, onder c, zich uitstrekt over het grondgebied van een andere staat een exemplaar aan die staat. In dat geval zendt hij tevens een exemplaar aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 6. In een geval als bedoeld in het vijfde lid, eerste volzin, zendt Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, indien krachtens artikel 19.3 van de Wet milieubeheer een tweede tekst is overgelegd, een exemplaar van deze tekst aan de betrokken staat. Artikel 19 Als gegevens als bedoeld in artikel 19.3, eerste lid, laatste volzin, van de Wet milieubeheer worden persoonlijke gegevens aangewezen. Artikel 20 1. Met betrekking tot een inrichting waarop dit besluit van toepassing is beziet het bevoegd gezag telkens of de beperkingen waaronder de vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is verleend, en de voorschriften die daaraan zijn verbonden, aanpassing behoeven op grond van de in het veiligheidsrapport genoemde maatregelen en op grond van de gegevens met betrekking tot de risico's, bedoeld in bijlage III, onder 2, onder b en c. 2. Indien het bestuur van de regionale brandweer binnen wier gebied de inrichting is gelegen met het oog op de toepassing van het eerste lid een advies heeft uitgebracht, betrekt het bevoegd gezag dat advies bij de actualisering van de vergunning, bedoeld in het eerste lid. Artikel 21 1. Degene die een inrichting drijft, houdt een bijgewerkte lijst van in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen bij en zorgt er voor dat deze lijst door een ieder kan worden geraadpleegd. Indien krachtens artikel 19.3 van de Wet milieubeheer een tweede tekst van het veiligheidsrapport is overgelegd waar uit de beschrijving van de stoffen ingevolge Bijlage III, eerste lid, onderdeel j, stoffen zijn weggelaten, blijft vermelding van die stoffen op de lijst, bedoeld in de eerste zin, achterwege. 2. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid. Artikel 22 1. Degene die een inrichting drijft, stelt een intern noodplan op voor bij een zwaar ongeval binnen de inrichting ten
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 8 of 20
uitvoer te leggen maatregelen, gericht op het beperken en beheersen van zware ongevallen en de gevolgen ervan voor de werknemers. Het intern noodplan bevat tenminste de gegevens en beschrijvingen, bedoeld in bijlage IV. 2. Degene die een inrichting drijft draagt er zorg voor dat het intern noodplan tenminste eens per drie jaar wordt geëvalueerd, beproefd en zonodig gewijzigd. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met veranderingen die zich in de inrichting hebben voorgedaan, en met nieuwe kennis en inzichten omtrent de bij een zwaar ongeval te nemen maatregelen. 3. Het intern noodplan en de wijziging daarvan worden, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, opgesteld met raadpleging van de belanghebbende werknemers. Over het intern noodplan en de wijziging daarvan worden tevens de werknemers geraadpleegd van andere werkgevers die op basis van een langlopende overeenkomst tot aanneming van werk mede in de inrichting werkzaam zijn. 4. De werkgever zorgt ervoor dat de werknemers, de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, en de externe hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de wet, de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de Arbeidsomstandighedenwet, de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de Arbeidsomstandighedenwet, en de werknemers van andere werkgevers, die mede in de inrichting werkzaam zijn, desgewenst kennis kunnen nemen van het intern noodplan. 5. Het intern noodplan wordt vastgesteld: a. voor inrichtingen die na de inwerkingtreding van dit besluit worden opgericht: voor de inbedrijfstelling er van; b. voor inrichtingen die voor de inwerkingtreding van dit besluit niet verplicht waren tot opstelling van een rapport inzake de externe veiligheid op grond van de Wet milieubeheer of een arbeidsveiligheidsrapport op grond van de Arbeidsomstandighedenwet: binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit; c. voor andere inrichtingen: binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
Paragraaf 4. Verdere bepalingen, overgangs- en slotbepalingen Artikel 23 1.
2.
Een inrichting of een onderdeel daarvan mag niet in werking worden gebracht of gehouden, indien degene die de inrichting drijft duidelijk onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan, voor zover het betreft de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de in het bedrijf, de inrichting onderscheidenlijk het betrokken onderdeel daarvan werkzame werknemers. Ter zake van de naleving van het eerste lid kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Artikel 24 1. Het bevoegd gezag stelt op grond van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 10, eerste lid, en 26, eerste lid, in overeenstemming met de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen toezichthouder, en burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen, een zodanig inspectieprogramma vast dat daarmee een planmatig en systematisch onderzoek van de in de inrichting gebruikte systemen van technische, organisatorische en bedrijfskundige aard kan worden uitgevoerd. 2. Bij een inspectie wordt in ieder geval gecontroleerd of hetgeen in de inrichting wordt aangetroffen in overeenstemming is met de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 5, 6, 10 en 26, teneinde na te gaan of: a. degene die de inrichting drijft kan aantonen dat hij passende maatregelen heeft getroffen om zware ongevallen te voorkomen; b. degene die de inrichting drijft kan aantonen dat hij in passende middelen heeft voorzien om de gevolgen van zware ongevallen op en buiten het bedrijfsterrein te beperken; c. de verstrekte gegevens en informatie de situatie in de inrichting trouw weergeven. 3. Na iedere inspectie als bedoeld in het tweede lid stelt het bestuursorgaan dat, of de aangewezen toezichthouder die de inspectie heeft uitgevoerd een rapport op dan wel, indien de inspectie door meer dan één bestuursorgaan, al dan niet tezamen met de aangewezen toezichthouder, is uitgevoerd, stellen deze een gezamenlijk rapport op. Een exemplaar van het rapport wordt gezonden aan degene die de inrichting drijft. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, wordt dit binnen een redelijke termijn na de inspectie met degene die de inrichting drijft,
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 9 of 20
besproken. 4. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit stelt het bevoegd gezag voor de eerste maal een inspectieprogramma vast als bedoeld in het eerste lid. 5. Een inspectie als bedoeld in het tweede lid wordt met betrekking tot een inrichting waarop paragraaf 3 van toepassing is, tenminste eenmaal per jaar uitgevoerd. 6. Het vijfde lid is niet van toepassing indien het bevoegd gezag het in het eerste lid bedoelde inspectieprogramma heeft vastgesteld op grond van een systematische evaluatie van de gevaren van zware ongevallen. 7. Bij het opstellen van het gezamenlijk rapport, bedoeld in het derde lid, bewaakt en bevordert het bevoegd gezag vanuit zijn coördinerende rol de eenduidigheid en onderlinge samenhang van het gezamenlijk rapport en tijdige toezending van dat rapport aan degene die de inrichting drijft en neemt daartoe de noodzakelijke initiatieven. Artikel 25 1. Handelen of nalaten in strijd met het krachtens artikel 10a, derde lid, van de Wet rampen en zware ongevallen in de artikelen 13, eerste lid, 14, eerste en tweede lid, 16, vijfde lid, en 21, eerste lid, bepaalde, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten. 2. Handelen of nalaten in strijd met het krachtens artikel 6, eerste lid, tweede zin, van de Arbeidsomstandigenhedenwet in de artikelen 3, tweede lid, 5, eerste tot en met vierde lid, 6, eerste lid, 7, derde lid, 9, 11, 13, tweede en derde lid, 14, eerste en tweede lid, 16, vijfde lid, 17, 21, eerste lid, 22, eerste tot en met vierde lid, 23, 26, eerste lid, 27, eerste en derde lid, 28, eerste, tweede en vierde lid, en het krachtens artikel 29 bepaalde, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1, onder 3° van de Wet op de economische delicten. Artikel 26 1. Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit zendt degene die een inrichting drijft, als bedoeld in artikel 4, een kennisgeving aan het bevoegd gezag. Deze kennisgeving bevat de volgende gegevens: a. het adres van de inrichting; b. de naam of de handelsnaam van degene die de inrichting drijft en zijn adres; c. de naam en de functie van de met de feitelijke leiding van de inrichting belaste persoon, indien deze een ander is dan degene die de inrichting drijft; d. de aard van de in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen; e. per stof genoemd in bijlage I, deel 1, en per categorie stoffen en preparaten genoemd in bijlage I, deel 2:
f.
1°.
de maximale hoeveelheid waarvoor vergunning is verleend dan wel, indien de vergunning hierin niet voorziet, de hoeveelheid behorend bij de vergunde maximale capaciteit van de inrichting;
2°. 3°.
de hoeveelheid die bij een normale bedrijfsvoering in de inrichting aanwezig is; de fysische vorm van de betrokken gevaarlijke stof of stoffen;
met het oog op de vaststelling van domino-effecten: voor gevaarlijke stoffen behorend tot de categorie ontplofbaar, ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar, bedoeld in bijlage I, deel 2: 1°. 2°. 3°.
een aanduiding van het grootste insluitsysteem; de maximale hoeveelheid van de betrokken gevaarlijke stof die daarin aanwezig kan zijn; een aanduiding van de betrokken gevaarlijke stof alsmede een aanduiding van de categorie waartoe die stof behoort;
4°. 5°.
de plaats van het insluitsysteem in de inrichting; de druk en de temperatuur van de betrokken stoffen en preparaten in het insluitsysteem;
g. de activiteiten die in de inrichting worden uitgeoefend; h. de met de onmiddellijke omgeving van de inrichting samenhangende omstandigheden die een zwaar ongeval kunnen veroorzaken of de gevolgen daarvan ernstiger kunnen maken. 2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens op grond van een ander wettelijk voorschrift schriftelijk aan het bevoegd gezag zijn verstrekt op een tijdstip, niet eerder dan 5 jaar voorafgaande aan het in het eerste lid genoemde tijdstip, en ten aanzien van de onderwerpen waarop die gegevens betrekking hebben geen wijzigingen zijn opgetreden, kan worden volstaan met een schriftelijke mededeling aan het bevoegd gezag, waarin naar die gegevens wordt verwezen. 3. Op een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid of een mededeling als bedoeld in het tweede lid, is artikel 6, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Indien overeenkomstig het tweede lid wordt verwezen naar eerder
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 10 of 20
verstrekte gegevens, draagt het bevoegd gezag tevens zorg voor de verzending van die gegevens. 4. De in het eerste lid, onder f, bedoelde gegevens behoeven niet te worden verstrekt indien ten genoegen van het bevoegd gezag wordt aangetoond dat voor een verhoging van de risico's, bedoeld in artikel 7, eerste lid, niet behoeft te worden gevreesd. 5. Onze Ministers kunnen nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid. Artikel 27 1. Degene die op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, een inrichting drijft, als bedoeld in artikel 4, stelt binnen een jaar na dat tijdstip voor de eerste keer het document, bedoeld in artikel 5, tweede lid, op. 2. Het eerste lid is eveneens van toepassing indien het document wordt opgenomen in het veiligheidsrapport. 3. Degene die op het tijdstip waarop dit besluit in werking treedt, een inrichting drijft, als bedoeld in artikel 8, stelt binnen drie maanden na dat tijdstip voor de eerste keer de stoffenlijst, bedoeld in artikel 21, op. Artikel 28 1.
Degene die op het tijdstip, waarop dit besluit in werking treedt, een inrichting drijft als bedoeld in artikel 8, waarop paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen dan wel artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit niet van toepassing was, zendt uiterlijk 3 februari 2002 een veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag.
2.
Degene die op het tijdstip, waarop dit besluit in werking treedt, een inrichting drijft, als bedoeld in artikel 8, waarop paragraaf 3 van het Besluit risico's zware ongevallen dan wel artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing was, zendt uiterlijk 3 februari 2001 een veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag.
3.
Indien op degene die een inrichting drijft het tweede lid van toepassing is en deze op enig tijdstip in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de dag van de indiening van het veiligheidsrapport heeft zorggedragen voor: a. opstelling of wijziging van een arbeidsveiligheidsrapport als bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, zoals dat op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit luidde, en voor verzending ervan aan de daartoe aangewezen toezichthouder, of b. de indiening van een rapport inzake de externe veiligheid als bedoeld in artikel 4 van het in het tweede lid genoemde besluit, is artikel 14, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing voor zover de in het arbeidsveiligheidsrapport onderscheidenlijk de in het rapport inzake de externe veiligheid opgenomen gegevens en beschrijvingen voldoen aan hetgeen bij en krachtens dit besluit is bepaald omtrent de inhoud van het veiligheidsrapport.
4.
Indien bij de verzending van het veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag met toepassing van het derde lid is verwezen naar een arbeidsveiligheidsrapport als bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet of naar een rapport inzake de externe veiligheid als bedoeld in artikel 4 van het in het tweede lid genoemde besluit, worden de in die rapporten vervatte gegevens waarnaar is verwezen ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in artikel 14, eerste lid, geëvalueerd en wordt een bijgewerkt veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag gezonden binnen vijf jaar nadat de gegevens waarnaar verwijzing heeft plaatsgevonden werden verzonden aan de daartoe aangewezen toezichthouder onderscheidenlijk binnen vijf jaar nadat die gegevens werden verzonden aan het bevoegd gezag.
Artikel 29 Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die diegene die een inrichting drijft na een zwaar ongeval verstrekt aan de aangewezen toezichthouder en met betrekking tot het door hem uit te oefenen toezicht. Artikel 30 [Wijzigt het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.] Artikel 31 Het Besluit risico's zware ongevallen wordt ingetrokken. Artikel 32
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 11 of 20
[Wijzigt het Besluit milieuverslaglegging.] Artikel 33 [Wijzigt het Besluit bedrijfsbrandweren.] Artikel 34 [Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.] Artikel 35 Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. Artikel 36 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit risico's zware ongevallen 1999. Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. 's-Gravenhage, 27 mei 1999 Beatrix De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. P. Pronk De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. M. de Vries De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst Uitgegeven de zeventiende juni 1999 De Minister van Justitie, A. H. Korthals Bijlage I Toepassing van dit besluit 1. Mengsels en preparaten worden behandeld als zuivere stoffen, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven zoals deze zijn opgenomen in de in deel 2, voetnoot 4, genoemde richtlijnen welke aan de hand van hun eigenschappen krachtens de desbetreffende richtlijn of de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang zijn vastgesteld, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven. 2. De onderstaande drempelwaarden gelden per inrichting. 3. De voor de toepassing van de artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden die op grond van de vergunning aanwezig mogen zijn. Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2% of minder van de vermelde drempelwaarde in een inrichting aanwezig zijn of mogen zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige hoeveelheid buiten beschouwing gelaten, indien zij zich op een zodanige plaats in de inrichting bevinden dat deze niet de oorzaak van een zwaar ongeval elders binnen de inrichting kan zijn. 4. De in deel 3 vermelde regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke stoffen zijn in voorkomende gevallen op deel 1 en deel 2 van toepassing. 5. Onder een gas wordt een stof verstaan die bij een temperatuur van 20°C een absolute dampspanning van ten minste 101,3 kPa heeft. 6. Onder een vloeistof wordt een stof verstaan die niet als gas gedefinieerd is en die bij een temperatuur van 20°C en een standaarddruk van 101,3 kPa niet in vaste toestand is.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 12 of 20
Deel 1. Met name genoemde stoffen Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Gevaarlijke stof
Drempelwaarde in ton voor de toepassing van de artikelen 4, 5, 6 en 26
Drempelwaarde in ton voor de toepassing van de artikelen 8, 9, 11, 13, 14, 21 en 22
1. Acetyleen
5
50
2a. Ammoniumnitraat1
5000
10000
2b. Ammoniumnitraat2
1250
5000
2c. Ammoniumnitraat3
350
2500
2d. Ammoniumnitraat4
10
50
3a. Kaliumnitraat5
5000
10000
3b. Kaliumnitraat6
1250
5000
4. Arseentrihydride (arsine)
0,2
1
5. Aardolieproducten: 2500 a. benzines en nafta’s; b. petroleum (met inbegrip van kerosines en luchtvaartbrandstoffen), en c. gasolie (met inbegrip van diesel, huisbrandolie en gasolie mengstromen)
25000
6. Broom
20
100
7. Carbonylchoride (fosgeen)
0,3
0,75
8. Chloor
10
25
9. Diarseenpentoxide, arseen(V)zuur en/of zouten daarvan
1
10. Diarseentrioxide, arseen(III)zuur en/of zouten daarvan
2 0,1
11. Ethyleenimine
10
20
12. Ethyleenoxide
5
50
13. Fluor
10
20
14. Formaldehyde (concentratie ≥ 90%)
5
50
15. Fosfortrihydride (fosfine)
0,2
1
16. Loodalkylen
5
50
17. Methanol
500
5000
18. poedervormige 4,4-methyleenbis (2-chlooraniline) en/of zouten daarvan
0,01
19. Methylisocyanaat
0,15
20. Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen (nikkelmonoxide, nikkeldioxide, nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide)
1
21. Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief TCDD) uitgedrukt in TCDD-equivalent7
0,001
22. Propyleenoxide
5
50
23. Tolueendiisocyanaat
10
100
24. Waterstof
5
50
25. Zeer licht ontvlambare vloeibare gassen (inclusief LPG) en aardgas
50
200
26. Zoutzuur (vloeibaar gas)
25
250
27. Zuurstof
200
2000
28. Zwaveldichloride
1
1
29. Zwaveltrioxide
15
75
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 13 of 20
Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Gevaarlijke stof
Drempelwaarde in ton voor de toepassing van de artikelen 4, 5, 6 en 26
Drempelwaarde in ton voor de toepassing van de artikelen 8, 9, 11, 13, 14, 21 en 22
30. De volgende carcinogenen in concentraties van meer dan 5 gewichtspercenten: 4-aminobifenyl en/of zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of de zouten daarvan, di(chloormethyl)ether, chloormethylether, 1,2-dibroomethaan, diethylsulfaat, dimethylsulfaat, dimethylcarbomoylchloride, 1,2-dibroom-3chloorpropaan, 1,2dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 2-naftylamine en/of de zouten daarvan, 4-nitrodifenyl en 1,3 propaansulton
0,5
2
Deel 2. Categorieën stoffen, mengsels en preparaten die niet uitdrukkelijk in deel 1 worden genoemd Kolom 1
Kolom 2
Gevaarlijke stoffen en preparaten die zijn ingedeeld als: 8
Drempelwaarde in ton voor Drempelwaarde in ton voor de de toepassing van de toepassing van de artikelen 8, artikelen 4, 5, 6 en 26 9, 11, 13, 14, 21 en 22
1. Zeer giftig
Kolom 3
5
20
2. Giftig
50
200
3. Oxiderend
50
200
4. Ontplofbaar9, indien de stof, het preparaat of het
50
200
10
50
5000
50000
50
200
5000
50000
10
50
voorwerp onder ADR-subklasse 1.4 valt 5. Ontplofbaar9, indien de stof, het preparaat of het voorwerp onder een of meer van de ADR-subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 en 1.6 of onder waarschuwingszin R2 of R3 valt 6. Ontvlambaar10 7a. Licht ontvlambaar11.1 en 11.2 7b. Licht ontvlambaar11.3 8. Zeer licht ontvlambaar12 9. Gevaarlijk voor het milieu in combinatie met waarschuwingszin: a. R50: zeer vergiftig voor in het water levende organismen;
100
200
b. R50/53: zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken, en
100
200
c. R51/53: vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
200
500
100 50
500 200
10. Stoffen en preparaten die niet zijn ingedeeld in een van de bovengenoemde categorieën in combinatie met de volgende waarschuwingszinnen: a. R14 (reageert heftig in contact met water) (inclusief R14/15) b. R29 (vormt vergiftig gas in contact met water) NOTEN 1. Ammoniumnitraat (5000/10000): meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 14 of 20
Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (een gemengde/samengestelde meststof bevat ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat) waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat: –
15,75*–24,5** gewichtsprocent of minder is en die niet meer dan 0,4% in totaal aan brandbare of organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij richtlijn nr. 80/876/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte (PbEG L 250), en
–
15,75*** gewichtsprocent of minder is waarbij de hoeveelheid brandbare stoffen niet gelimiteerd is,
en die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding overeenkomstig de VN-goottest (zie United Nations Recommendations on the Transport of Dangerous Goods: Manual Tests and Criteria, Part III, subsection 38.2), (Aanbevelingen van de Verenigde Naties inzake het vervoer van gevaarlijke goederen: «Handboek beproevingen en criteria, deel III, onderafdeling 38.2)». * Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 45% ammoniumnitraat. ** Een stikstofgehalte van 24,5 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 70% ammoniumnitraat. *** Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 45% ammoniumnitraat. 2. Ammoniumnitraat (1250/5000): meststofkwaliteit. Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat: –
hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van ammoniumnitraat en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90%;
– –
hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat, en hoger is dan 28 gewichtsprocent**** voor mengsels van ammoniumnitraat en dolomiet, kalksteen of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90%,
en die voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij richtlijn nr. 80/876/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte (PbEG L 250). **** Een stikstofgehalte van 28 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 80% ammoniumnitraat. 3. Ammoniumnitraat (350/2500): technisch zuivere stof. Dit is van toepassing op: –
ammoniumnitraat en ammoniumnitraatpreparaten waarin het stikstofgehalte, afkomstig van het ammoniumnitraat;
– – –
gelegen is tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,4% aan brandbare stoffen bevatten; hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2% aan brandbare stoffen bevatten, en waterige ammoniumnitraatoplossingen met een ammoniumnitraatconcentratie van meer dan 80 gewichtsprocent.
4. Ammoniumnitraat (10/50): «off-specs-materiaal» en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van de detonatietest. Dit is van toepassing op:
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 15 of 20
–
afgekeurd materiaal afkomstig uit het fabricageproces en op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatpreparaten, enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als bedoeld in de voetnoten 2 en 3, die van de eindgebruiker zijn of worden geretourneerd aan een fabrikant, een installatie voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een veilig gebruik omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van de voetnoten 2 en 3, en
–
meststoffen als bedoeld in de voetnoten 1, eerste streepje, en 2, die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij richtlijn nr. 80/876/EEG van de Raad van 15 juli 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake enkelvoudige meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte (PbEG L 250).
5. Kaliumnitraat (5000/10000): samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat bestaande uit kaliumnitraat in de vorm van prills of granules. 6. Kaliumnitraat (1250/5000): samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat bestaande uit kaliumnitraat in kristalvorm. 7. De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de volgende wegingsfactoren: Internationale Toxische Equivalentie Factoren (ITEF) voor de van belang zijnde congeneren (NATO/CCMS) 2,3,7,8-TCDD
1
2,3,7,8-TCDF
0,1
1,2,3,7,8-PeDD
0,5
2,3,4,7,8-PeCDF
0,5
1,2,3,7,8-PeCDF
0,05
1,2,3,4,7,8-HxCDD
0,1
1,2,3,6,7,8-HxCDD
0,1
1,2,3,4,7,8-HxCDF
0,1
1,2,3,7,8,9-HxCDD
0,1
1,2,3,7,8,9-HxCDF
0,1
1,2,3,6,7,8-HxCDF
0,1
2,3,4,6,7,8-HxCDF
0,1
1,2,3,4,6,7,8-HpCDD 0,01
OCDD
0,001 1,2,3,4,6,7,8-HpCDF 0,01 1,2,3,4,6,8,9-HpCDF 0,01 OCDF
0,001
(T=tetra, P=penta, Hx=hexa, HP=hepta, O=octa) 8. Stoffen en preparaten worden ingedeeld volgens de volgende richtlijnen en de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang: –
richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196);
–
richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200);
Voor stoffen en preparaten die niet volgens een van de bovenstaande richtlijnen als gevaarlijk zijn ingedeeld, bijvoorbeeld afvalstoffen, maar in een inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de inrichting heersende omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar ongeval betreft, worden de procedures voor de voorlopige indeling overeenkomstig het desbetreffende artikel van de toepasselijke richtlijn gevolgd. Voor stoffen en preparaten die zodanige eigenschappen hebben dat ze op verschillende wijzen kunnen worden ingedeeld, geldt de laagste drempelwaarde. Wat evenwel de toepassing van de in deel 3 van deze bijlage bedoelde sommatieregel betreft, wordt altijd de drempelwaarde gebruikt welke met de indeling in kwestie overeenkomt.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 16 of 20
9. Onder ontplofbare stoffen en preparaten wordt verstaan: a.
stoffen en preparaten die ontploffingsgevaar opleveren door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken (waarschuwingszin R2);
b. stoffen en preparaten die ernstig ontploffingsgevaar opleveren door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken (waarschuwingszin R3), en c. stoffen, preparaten en voorwerpen van klasse 1 van het ADR. Onder c vallen ook pyrotechnische stoffen die voor de toepassing van voornoemde richtlijn omschreven worden als stoffen of mengsels van stoffen die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook of een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties. Indien een stof of preparaat zowel onder de ADR-indeling als onder waarschuwingszin R2 of R3 valt, prevaleert de ADR-indeling boven die van de waarschuwingszinnen. Stoffen en voorwerpen van klasse 1 worden volgens het ADR-indelingsschema ingedeeld in de subklassen 1.1 tot en met 1.6. De subklassen zijn: subklasse 1.1: stoffen en voorwerpen met gevaar voor massa-explosie (een massa-explosie is een explosie die praktisch op hetzelfde ogenblik plaatsvindt in nagenoeg de gehele lading); subklasse 1.2: stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, zonder gevaar voor massa-explosie; subklasse 1.3: stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk- of scherfwerking of met gevaar voor beide, maar niet met gevaar voor massa-explosie: a) waarvan de verbranding aanleiding geeft tot een aanzienlijke warmtestraling, of b) die een voor een uitbranden, waarbij een geringe luchtdruk- of scherfwerking of beide optreden; subklasse 1.4: stoffen en voorwerpen die slechts gering gevaar opleveren indien zij tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen. De gevolgen blijven in hoofdzaak beperkt tot het collo en leiden niet tot scherfwerking van enige omvang of reikwijdte. Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een explosie op praktisch hetzelfde ogenblik van nagenoeg de gehele inhoud van het collo; subklasse 1.5: zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massa-explosie, die zo weinig gevoelig zijn dat er onder normale vervoersomstandigheden een zeer geringe kans bestaat op inleiding of op de overgang van verbranding naar detonatie. Als minimumvoorwaarde geldt dat ze niet mogen exploderen bij de uitwendige brandproef, en subklasse 1.6: extreem weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massa-explosie. Deze voorwerpen bevatten alleen extreem weinig gevoelige springstoffen en vertonen een verwaarloosbare kans op een onbedoelde inleiding of voortplanting. Het gevaar is beperkt tot de explosie van een enkel voorwerp. Deze definitie behelst ook in voorwerpen aanwezige ontplofbare of pyrotechnische stoffen of preparaten. In het geval van voorwerpen met ontplofbare of pyrotechnische stoffen of preparaten is de hoeveelheid van de stof of het preparaat, indien bekend, bepalend voor de toepassing van deze richtlijn. Indien de hoeveelheid niet bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van deze richtlijn als ontplofbaar aangemerkt. 10. Onder ontvlambare stoffen en preparaten wordt verstaan: ontvlambare vloeistoffen: stoffen en preparaten met een vlampunt van ten minste 21°C en ten hoogste 55°C (waarschuwingszin R10), die blijven branden. 11. Onder licht ontvlambare stoffen en preparaten worden verstaan: licht ontvlambare vloeistoffen: 1°.
stoffen en preparaten die warm kunnen worden en tenslotte in contact met de lucht bij de
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 17 of 20
omgevingstemperatuur, zonder toevoer van energie, vlam kunnen vatten (waarschuwingszin R17); 2°.
stoffen en preparaten die een vlampunt hebben, dat lager ligt dan 55° C en die onder druk vloeibaar blijven en die onder bepaalde procescondities, zoals hoge druk en hoge temperatuur, gevaar voor een zwaar ongeval kunnen veroorzaken;
3°.
stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat lager is dan 21°C en die niet zeer licht ontvlambaar zijn (waarschuwingszin R11, tweede streepje).
12. Onder zeer licht ontvlambare stoffen en preparaten worden verstaan: zeer licht ontvlambare gassen en vloeistoffen: 1°.
vloeibare stoffen en preparaten die een vlampunt hebben dat lager is dan 0°C en een kookpunt of, in geval van een kooktraject, een eerste kookpunt, dat bij normale druk ten hoogste 35°C is (waarschuwingszin R12, eerste streepje);
2°.
gassen die in contact met de lucht bij kamertemperatuur en normale druk ontvlambaar zijn (waarschuwingszin R12, tweede streepje), ongeacht of zij in gasvormige toestand of in superkritische toestand verkeren, en
3°.
ontvlambare en licht ontvlambare vloeibare stoffen en preparaten, die op een temperatuur worden gehouden die hoger ligt dan hun kookpunt.
Deel 3 Formule als bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b, en 8, eerste lid, onderdeel b. Dit besluit is van toepassing indien de som q1/QH1 + q2/QH2 + q3/QH3 + q4/QH4 + q5/QH5 + ... groter is dan of gelijk is aan 1. Hierbij is: qx = de hoeveelheid gevaarlijke stof x of categorie van gevaarlijke stoffen, genoemd in deel 1 of deel 2, en QHx = de in kolom 3 van deel 1 of deel 2 bij die stof of categorie vermelde drempelwaarde. Dit besluit is met uitzondering van de artikelen 8 tot en met 22 van toepassing indien de som q1/QL1 + q2/QL2 + q3/QL3 + q4/QL4 + q5/QL5 +... groter is dan of gelijk is aan 1. Hierbij is: qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of categorie van gevaarlijke stoffen, genoemd in deel 1 of deel 2, en QLx = de in kolom 2 van deel 1 of deel 2 bij die stof of categorie vermelde drempelwaarde. Deze formule wordt gebruikt ter beoordeling van de gevaren die samenhangen met toxiciteit, ontvlambaarheid en ecotoxiciteit. De regel wordt daarom achtereenvolgens toegepast voor de sommatie van de: 1. in deel 1 genoemde stoffen en preparaten, die als vergiftig of zeer vergiftig zijn ingedeeld, tezamen met stoffen en preparaten die tot categorie 1 of 2 als bedoeld in deel 2 behoren; 2. in deel 1 genoemde stoffen en preparaten, die als oxiderend, ontplofbaar, ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar zijn ingedeeld, tezamen met stoffen en preparaten die tot categorie 3, 4, 5, 6, 7a, 7b of 8 als bedoeld in deel 2 behoren; 3. in deel 1 genoemde en als gevaarlijk voor het milieu ingedeelde stoffen en preparaten met waarschuwingszinnen R50, R50/53 of R51/53, tezamen met stoffen en preparaten die tot categorie 9a, 9b, of 9c als bedoeld in deel 2 behoren. Dit besluit is van toepassing indien het sommeringsresultaat in ten minste een van de drie gevallen groter is dan of gelijk is aan 1. Bijlage II.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 18 of 20
In het veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 5, derde lid, komen aan de orde: a.
die onderdelen van het algemene beheerssysteem waartoe de organisatorische structuur, de verantwoordelijkheden, de gebruiken, de procedures, de procédés en de hulpmiddelen behoren welke het mogelijk maken het beleid ter voorkoming van zware ongevallen te bepalen en uit te voeren;
b. de organisatie en de werknemers: de taken en verantwoordelijkheden van de werknemers die op alle organisatorische niveaus bij het beheersen van de risico’s van zware ongevallen zijn betrokken, het onderkennen van de behoeften aan opleiding van die werknemers, de organisatie van die opleiding en de deelname daaraan door de werknemers en de in de inrichting werkzame werknemers van aannemers en onderaannemers; c. de identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico's van zware ongevallen: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische identificatie van de ongewenste gebeurtenissen die tot zware ongevallen kunnen leiden die zich bij normale en abnormale werking kunnen voordoen en de beoordeling van de kans op en de omvang van die ongevallen; d. de beheersing van de uitvoering: de vaststelling en de toepassing van procedures en instructies voor de beheersing van de veiligheid van de bedrijfsvoering, met inbegrip van het onderhoud van de installaties en de tijdelijke onderbrekingen; e. de wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de planning van wijzigingen met betrekking tot de inrichting of onderdelen daarvan dan wel met betrekking tot het ontwerpen van een nieuw procédé; f.
de planning voor noodsituaties: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische identificatie van noodsituaties alsmede voor het uitvoeren, beoefenen en toetsen van de noodplannen en de daartoe strekkende opleiding van de betrokken werknemers. De opleiding geldt voor de werknemers van de inrichting, met inbegrip van de in de inrichting werkzame werknemers van aannemers en onderaannemers;
g. het toezicht op de prestaties: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de permanente beoordeling van de inachtneming van de doelstellingen van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en van het veiligheidsbeheerssysteem, alsmede de invoering van regelingen voor onderzoek en correctie bij het niet in acht nemen daarvan. Tot deze procedures behoren het systeem voor de melding van zware ongevallen en bijnaongevallen, met name die waarbij de beschermende maatregelen hebben gefaald, het onderzoek daarnaar en de nazorg, een en ander op grond van de ervaringen uit het verleden; h. audits en beoordeling: de vaststelling en de toepassing van procedures voor de systematische periodieke evaluatie van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en van de doeltreffendheid en de deugdelijkheid van het veiligheidsbeheerssysteem alsmede voor de met documenten gestaafde analyse door de directie van de resultaten van het gevoerde beleid, van het veiligheidsbeheerssysteem en van de actualisering daarvan. Bijlage III. 1. Het veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bevat tenminste: a.
gegevens met betrekking tot het veiligheidsbeheerssysteem en de organisatie van de inrichting met het oog op het voorkomen van zware ongevallen als bedoeld in artikel 5, derde lid;
b. een beschrijving van de inrichting en haar omgeving, met inbegrip van de geografische ligging, de meteorologische, geologische en hydrografische gegevens en, voor zover deze van belang is voor de beoordeling van de risico's, de voorgeschiedenis van de inrichting; c. een indicatie van het maximale aantal personen dat in de inrichting werkzaam is en het maximale aantal personen binnen en buiten de inrichting dat aan het risico van een zwaar ongeval is blootgesteld, alsmede een indicatie van de verdeling van het aantal personen over de inrichting; d. een beschrijving van de installaties en van andere activiteiten binnen de inrichting die een zwaar ongeval kunnen veroorzaken; e. een beschrijving van de zones die door een zwaar ongeval zouden kunnen worden getroffen, voor zover zij van belang zijn voor: 1°. 2°. 3°. f.
de interne veiligheid; de externe veiligheid; de voorbereiding van de rampenbestrijding;
een beschrijving van de voornaamste werkzaamheden en producten uit de onderdelen van de inrichting die van belang zijn uit veiligheidsoogpunt;
g. een beschrijving van de zware ongevallen binnen de inrichting, die buiten de inrichting gevaar kunnen opleveren, en een opsomming van de maatregelen die zijn genomen om de kans dat deze ongevallen zich voordoen te
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 19 of 20
verkleinen en de gevolgen daarvan te beperken; h. per installatie een beschrijving als bedoeld onder g, voor zover het betreft zware ongevallen die binnen de inrichting gevaar kunnen opleveren; i. een beschrijving van de processen die in de inrichting plaatsvinden, alsmede het verloop daarvan; j. een beschrijving van de in de inrichting voorkomende stoffen en de eigenschappen en gedragingen van deze stoffen onder de in de inrichting geldende omstandigheden en bij een voorzienbaar ongeval, alsmede de hoeveelheden waarin deze stoffen in de inrichting kunnen voorkomen; k.
per installatie een gedetailleerde beschrijving van de scenario's voor mogelijke zware ongevallen en van de omstandigheden waarin deze zich kunnen voordoen, met inbegrip van een samenvatting van de voorvallen die bij het op gang brengen van deze scenario's een belangrijke rol kunnen spelen;
l.
een beschrijving van de scenario's voor een mogelijk zwaar ongeval op het terrein van de inrichting die bepalend zijn voor de inhoud van het intern noodplan, bedoeld in artikel 22, en voor de omvang en de uitrusting van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bedrijfsbrandweren;
m. een beschrijving van de organisatie van de nodig geachte bedrijfsbrandweer, waaronder de omvang van het personeel en het materieel; n. een beoordeling van de omvang en de ernst van de gevolgen van de geïdentificeerde zware ongevallen, met inbegrip van kaarten, beelden of, indien nuttig, gelijkwaardige beschrijvingen waarop de gebieden zijn aangegeven die door dergelijke door de inrichting veroorzaakte ongevallen waarschijnlijk zullen worden getroffen; o. een risico-analyse als bedoeld onder 2, alsmede een beschrijving van de risico's voor het milieu; p. een beschrijving van de technische parameters en van de voor de veiligheid van de installaties aangebrachte apparatuur; q. een beschrijving van de beschermings- en interventiemiddelen om de gevolgen van een zwaar ongeval binnen de inrichting te beperken, waaronder in ieder geval wordt begrepen een beschrijving van: 1°. 2°. 3°. 4°. r. s.
de apparatuur die op de installatie is aangebracht om de gevolgen van zware ongevallen te beperken; de organisatie van het alarm en de interventie; de inzetbare interne of externe middelen; de consequenties die de in dit onderdeel bedoelde beschrijvingen hebben voor het intern noodplan bedoeld in artikel 22;
andere gegevens die met het oog op de voorbereiding van de rampenbestrijding nodig zijn; de relevante organisaties die betrokken zijn bij de opstelling van het veiligheidsrapport.
2. De onder 1, onder o, bedoelde risico-analyse bevat: a.
een schatting van de kans dat de onder 1, onder g, bedoelde zware ongevallen zich voordoen en de geschatte omvang van de gevolgen van die ongevallen buiten de inrichting;
b. een grafiek, waarin is aangegeven het verband tussen de logaritme van de omvang van de gevolgen van de onder 1, onder g, bedoelde zware ongevallen, uitgedrukt in aantallen dodelijk getroffenen buiten de inrichting, en de logaritme van de kans op het zich voordoen van deze ongevallen; op de horizontale as van de grafiek wordt de logaritme van het aantal dodelijk getroffenen uitgezet, waarbij de getallen 0 tot en met 4 worden aangegeven; op de verticale as wordt de logaritme van de cumulatieve kans per jaar op het zich voordoen van de voorvallen met ten minste die omvang uitgezet, waarbij de getallen -9 tot en met 0 worden aangegeven; c. de op de omgeving van de inrichting betrekking hebbende standaard topografische kaart of kaarten, schaal 1 op 10 000, waarop met een lijn de plaatsen buiten de inrichting zijn verbonden waar het plaatsgebonden risico onderscheidenlijk 10-4, 10-5, 10-6, 10-7 en 10-8 bedraagt. Bijlage IV. Het intern noodplan, bedoeld in artikel 22, eerste lid, bevat de volgende gegevens en beschrijvingen: a.
de naam en functie van de personen die bevoegd zijn om noodprocedures in werking te laten treden en van de persoon die belast is met de leiding en coördinatie van de maatregelen ter bestrijding van een ongeval binnen de inrichting;
b. de naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de contacten met de voor het externe noodplan verantwoordelijke autoriteiten; c. voor voorzienbare omstandigheden of gebeurtenissen die een doorslaggevende rol kunnen spelen bij het ontstaan van een zwaar ongeval, een beschrijving van de te nemen maatregelen ter beheersing van de toestand
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - BWBR0010475
Page 20 of 20
of de gebeurtenis en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van een beschrijving van de beschikbare veiligheidsuitrusting en middelen; d. de maatregelen ter beperking van het risico voor personen binnen de inrichting, waaronder het alarmsysteem en de gedragsregels bij het afgaan van het alarm; e. de regelingen om de autoriteit die verantwoordelijk is voor het in werking laten treden van het externe noodplan bij een ongeval snel in te lichten, de inlichtingen die onmiddellijk moeten worden verstrekt en de regelingen voor het verstrekken van uitvoeriger inlichtingen, wanneer deze beschikbaar komen; f. de regelingen om de werknemers op te leiden voor het vervullen van de taken die van hen verwacht worden en indien nodig de coördinatie hiervan met de externe hulpdiensten; g. de regelingen voor de verlening van steun aan externe bestrijdingsmaatregelen.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0010475/geldigheidsdatum_17-09-2009/afdrukken
17-9-2009
: " 0 + + $ &?AA
0@
!A
!F ! B B
!)&9+)(9&(,&)=;&&!E(&&>:##! 8#(&""!"&"&!)#(#,#&+; #&&&8#!(&:&((&=?&&&! =! &"(& +%"&!+>&!G
)&8&#!(:++)&=?9&)8++9&( +!)&9+)8#!9&(E(&&>8#("&&")G
8#(&""!"8&#!(:++)&=?9&)
-&&;(9&(,&)=;+%,#8#!&&! '+#!#E&9&()&(#!88#!)& ,+"!"8#!)&:&((&=?&&&! 8#("&(&)G
,&'9=8!">&(9+)&? '+#!#E&
0&8#(9&(E(&&>&&!&H%'&(&?+%%&!" (&!)&'+8+&:&((&=?&&&!&!)& '+&;&&!'&>&(:&((&=?& +!)&)&&!8#!9&('+>%#!'& &"&&!!(&!&#;%#?&!5 >#!#"&>&!(E(&&>:##!)&!#&8!" %+'&)&&!!('(& 8#!)& &&&!"&,+")G
#'(&8&'&&!!":= "!"&!
##!%#!")#(#,#&+;&"(&,= !&:&&"&
1+)(9&(,&)=;9&(E(&&>#'(&&&! 8+&)"G
3!)& +&?(9&(,&)=;('(&&)&))&=?9&)&!)&!#&&;,##9&)8#!)& :&((&=?&&&!G
0 8&%&)!"8&
!9+)8&
#"&!)#)&'(&+8&&"
!9+)"&)#"'+)&
&8&:"&)#"'+)&&?&-=##
0=!)&8&&!)&"&)#"'+)&,&?&!),= )&>&)&:&?&G
8&%&)!""&)#"'+)&
1!)&"&)#"'+)&&H%'&(##!"&)) :#(8#!)&>&)&:&?&:+)(8&:#'9( ! #?&+%&!9&)5+%&)!"5%+$#'(8(&( &! &;?('9&9+)!"(&!##! &!8#! &"&!#&8!"G
!9+)"&)#"'+)&
&&;(9&(,&)=;&&!+%'9;("&(&)&5 "&)#"&!8&+%&"&!#&8!"G
(&!()&)&'(&9&('+>%#!'& >#!#"&>&!(E(&&>G -&&;(9&(,&)=;&&!"&)#"'+)&:##! '+!'&&(8#("&&"):#(9&(,&)=;8#! )&:&?!&>&8&:#'9((#8 &"&!#&8!"G
-3
7? A <
<@A
0@
!F B ! B
!A
-&&;(9&(,&)=;&&!"&'&(;'&&) >#!#"&>&!(E(&&>G@,8 O0AG
:&?&!)>#!#"&>&!(E(&&>
-2+)(9&(+!)&9#8"&>#!#"&>&!(E(&&> E(&>#('9(+&"&%#(8++9&(,+"&!8#! &"&!#&8!"G
%+'&)&"&'9(+%&"&!#&8!"
--(&(9&(,&)=;+,=&'(&8&"&?:#!(;'&&)& )+&(&!"&!8#((&!##! &!8#! &"&!#&8!"G
>#H>>##!(##;:=?!"&!
)+&(&!"&!>&&(,##&!('9
-0(&(9&(,&)=;=##%#!!&!+%:##! 8++"&!+>&!#'(& =!"&)&;!&&)(&! ##! &!8#!&"&!#&8!"G
))&=?:&)&#'(&(8+&(
))&=?:#!!&&)&#'(&"&&&)
-1&&;(9&(,&)=;8#("&(&)9+&)& !#&8!"%&(#(&:+)(,&%##)G
%+'&)&>&(!"!#&8!"%&(#(&
>&(!"+,=&'(&;&!&%+)'&&,##
-32+)()&!#&8!"%&(#(&%#!>#(" "&>&(&!G
#%%+(#"&8#!)&>&(!"
-. &"(&&(9&(,&)=;E(&>#('9 #;:=?!"&!(&!##! &!8#!&"&!#&8!"G
'+!(!&%#!>#("&&"(#(&
-6!)& +&?(9&(,&)=;E(&>#('9)& ++ ##?8#!)& &#;:=?!"&!G
&"(#(&+!)& +&?
8#(&""!"#'(&@:&5:#!!&&A
>+!(+!"(8+&!"#'(&
+%&)!"%#!
!9+)
-!)&!&&>(9&(,&)=;E(&>#('9#'(& !####!&)!"8#!9&(+!)& +&?!##)& ++ ##?8#!#;:=?!"&!(&8&,&(&!"8#! )&!#&8!"%&(#(&G -&&&!:&?:= &9+&!&:& :&?!('(&(#8&"&!#&8!"##! >&)&:&?&:+)&!"&'+>>!'&&)G
!+8&&">&()&+8&9&)&!&8&!(&&)&,#!'9&+"#!#(&?#!&&!#;:=?&!)&&:+)&!,&%##)
-.
+ @@ B
0@
!A
!F B ! B
0&&;(9&(,&)=;&&!;!'(+!#@9&!# (&!+&>&!'+>%#!'&+;;'&A+;#;)&!" @9&!#(&!+&>&!'+>%#!'&#;)&!"A )&(+& &(+%)&&"&!#&8!")++9&( ,&)=;G
;!'(&$+;#;)&!"+>'9=8!"
0=!)&(#?&!5,&8+&")9&)&!&! 8&#!(:++)&=?9&)&!8#!)&'+>%#!'& +;;'&+;'+>%#!'&#;)&!"'9;(&=? 8#("&&")G
&&!))"&8#(&""!"(#?&!5 ,&8+&")9&)&!&! 8&#!(:++)&=?9&)&!
0-&&&!8&8#!"!"&"&!"8++9&( "&8#)#()&'+>%#!'&+;;'&#;:& " G
##!"&:& &!%&++!,='+>%#!'& #;)&!"D,& &((!""&"##!)&&)
%&+)&?>!(&!(:&&>##%&=##
8&#"&!"&%&??&!>&()&+8&9&)
!9+),&%&?!"&!
01 #%%+(&&()&'+>%#!'&+;;'&+; '+>%#!'&#;)&!"&'9((&&?##!9&( 9++"(&>#!#"&>&!(&!+!#;9#!?&=? 8#!)&"&!&!)&,!!&!9&(,&)=; 8&#!(:++)&=? =!8++)& &"&!#&8!"G
)&&!#>&'+>%#!'&+;;'&!9++"(& >#!#"&>&!(+8&&"
03)&'+>%#!'&+;;'&+;'+>%#!'& #;)&!",&8+&")(&%&?&!!#>&!9&( ,&)=;G
,&8+&")9&)'9;(&=?8#("&&")@:#(5 :&A
0.&&;()&'+>%#!'&+;;'&#)&R#(& &8#!"5+%&)!"&!(#!!"+%"&)##!G
(#!!"'+>%#!'&+;;'& %&+!&&)+&
!A
!F B
!
B
1 +>>!'&&(9&(,&)=;+%+%&!:= &>&(+8&9&)5+>:+!&!)&!&!#!)&& ,&#!"9&,,&!)&!+8&)&&"&!&"&!#&8!"G
1 +>>!'&&(9&(,&)=;+%+%&!:= &>&(,&#!"9&,,&!)&!+8&)&:&?!"&!)& &(#(&!8#!9&('+>%#!'&E(&&>G
1-(&(9&(,&)=;&&!=##8&#"+%:##!:+)("&#%%+(&&)+8&)&&"&! !#&8!"%&(#(&G
102+)()(=##8&#",&'9?,##"&(&)##!,&#!"9&,,&!)&!G
11&>&)()(=##8&#")&%&(#(&8#!9&(,&)=;(&!##! &!8#!9&(!#&8&!8#!#& &&8#!(&:&((&=?&&&!G
13)(=##8&#"(#!%##!(&!&&!))"G
00!)&9+)()&'+>%#!'&+;;'&+; '+>%#!'&#;)&!"'+!(#'(&!>&()& +8&9&)>&(,&(&??!"(+(9&()&;!<&! 8#!)&,&(&?&!8#!:&((&=?&&&!8++ 9&(,&)=;G
)
-6
6B
?A
0@
!FB ! B
!A
3&&;(9&(,&)=;##!)&:&?!&>&&! ,&()&))&=?"&>##?(:&?& >##(&"&&!9&(,&)=;!&&>(>&( ,&(&??!"(+(%&+!&!)&:&!&! :&(&!+8&(&)!"&!,&"##!G
!(&!8#("&&")&#;%#?&!
3&&;(9&(,&)=;##!)&:&?!&>&&! ,&()&))&=?"&>##?()#(9&( ,&)=;"&&!>##(&"&&!!&&>((+( )&"&!&)&+!+% &((&=?&+8&(&)!"&! >&)(G
!(&!8#("&&")&#;%#?&!
=(>&(;!'(&
'(++;#)&"&8+&"&;!'(&
'&&!!"%+'&)&
'9;(&=?8#("&&")&>##(&"&&!,= !&(!(&"&9#!)&&!
>!(&!(:&&>##%&=##(&&?%+&;
&(#(&!(&&?%+&;8#("&&")! #%%+(#"&
33&&>(9&(,&)=;>&(&&!>##(&"&&!,= 9&('+!(#(&&!8#!+8&(&)!"&!G
8#("&&")&>##(&"&&!
3.&&;(9&(,&)=;##!)&:&?!&>& ))&=?"&>##?()#(9&(>&)&!8#! +8&(&)!"&!8&%'9(G
!(&!8#("&&")&#;%#?&!
!&&(&"?+%%&!">&)!"8#!( >#!#"&>&!(
&&!8+)"&>&)!"%+'&)&
>+"&=?&"&8+"&!8#!)&>&)!" =! )&>&)&,&?&!)
3-&&;(9&(,&)=;&&!+8& '9(8#! ;#)&"&8+&"&;!'(&G
30&&;(9&(,&)=;>##(&"&&!"&!+>&! +>&8++(& +"&!)#( $ ;#)&"&8+&"&;!'(&:+)&!,&?&&) )++%&+!&!)&!(&"&9#!)&&!G 31&&;(9&(,&)=;&&!E(&&>+> (&&?%+&;"&:=(&'+!(+&&!+;)& ?('9&;#)&"&8+&"&(#?&!!(&"& :+)&!("&8+&)G
36&&;(9&(,&)=;&&!E(&&>+>9&( >&)&!8#!+8&(&)!"&!(&,&>+&)"&!G
-
Notitie Aan:
Projectgroep systeemgericht toezicht Zeeland
Adres
t.a.v.
G. Gabriëlse (Provincie Zeeland), Eddy Erdtsieck (Rijkswaterstaat)
Marshalllaan 91
Kopie: Van:
M. van der Ende (Ovet) M.A. de Bree
[email protected]
Betreft:
Verslag bespreking
Datum: Projectnummer:
31 december 2009 NSM09022
Next Step Management 3223 HC Hellevoetsluis telefoon 0181-312756 www.nextstepmanagement.nl
Besprekingverslag Datum, plaats:
29 december 2009, Terneuzen
Aanwezig:
Martin van der Ende, Ovet Martin de Bree, Next Step Management
1. Opening en inleiding De Provincie Zeeland en Rijkswaterstaat hebben Next Step Management opdracht gegeven om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden om bij Zeeuwse industriële bedrijven systeemtoezicht te gaan invoeren. Na een presentatie in de BZW bijeenkomst van 22 oktober 2009 heeft een negental bedrijven zich aangemeld voor de eerste verkennende bespreking. Het doel van de verkennende bespreking is om na te gaan van welke wettelijke eisen de naleving geborgd is en door middel van welke delen van het management systeem dit gebeurt en waar voor het bedrijf de interesse en kansen liggen voor systeemtoezicht. De verkenning bestaat er uit dat NSM per deelnemend bedrijf een interview afneemt waarin informatie wordt verzameld over dat deel van het managementsysteem. Doorgaans zal het interview worden gehouden met de manager kwaliteit, arbo en milieu of een functionaris met een vergelijkbare positie. Van elke afzonderlijke verkenning, dus per bedrijf, wordt een beknopt bevindingenverslag opgesteld door NSM waarin het antwoord wordt gegeven op de bovengenoemde twee punten.
Opgesteld door Next Step Management
pagina 1 van 3
2. Compliance management Aan de hand van de checklist compliance competence wordt nagegaan welke delen van het systeem Ovet heeft opgezet en geïmplementeerd. Ovet is voor 2/3 in Franse handen (Manufrance / Atic Service = Arcelor Mittal, Electricité de France en Total) en 1/3 in Nederlandse handen (HES Beheer). Activiteiten zijn op- en overslag van kolen, cokes anthraciet en verwante producten en bewerking (zeven, wassen, opzakken, drogen, ontijzeren, breken). Ovet (ca. 110 m/v) heeft drie locaties: twee productielocaties Vlissingen (33 ha) en Terneuzen (16 ha) en een hoofdkantoor in Terneuzen. Hoofdstuk 1; Systeem wettelijke kaders Ovet heeft een overzicht van de wettelijke eisen en onderhoudt dit actief. Per kwartaal wordt een overzicht opgesteld van de wijzigingen in het wettelijk kader en wordt nagegaan welke impact deze op het bedrijf hebben. Een en ander is vastgelegd in een procedure. Bronnen zijn nieuwsbrieven (o.a. Haskoning) en externe werkgroepen. Ovet heeft de risico’s per milieu aspect gekwantificeerd (kans x effect) door middel van een interne brainstorm met betrokkenen en studenten. De beheersmaatregelen (dus ook het restrisico) zijn niet gekwantificeerd (wel vastgesteld). Hoofdstuk 2: Visie en gedrag Ovet heeft een beleidsverklaring waarin is opgenomen dat men conform de wettelijke eisen werkt. Ovet zet o.a. postercampagnes in om de visie van het management t.a.v. compliance te laten doordringen. Daarnaast staat KAM vast op de agenda van diverse overleggen. Hoofdstuk 3: Kwaliteitsdenken opleiding, zelfkritische houding en continue verbetering Ovet heeft een management systeem dat gecertificeerd is volgens ISO9001, ISO14001, GMP+ (Veritas) en ISPS. Ovet richt zich met name in de vestiging Terneuzen op kwaliteit door middel van bewerking. Vlissingen is meer een locatie waar op basis van grote doorzet wordt gewerkt (kwantiteit). Daarnaast maakt het Hoofd KAM maandelijks met 2 MT leden (wisselend) een milieu- en veiligheidsronde over het terrein en krijgt de vestiging een rapportcijfer voor de diverse aspecten (o.a. milieu en veiligheid). Hierbij wordt gewerkt met een vastgesteld punten systeem waarbij bij tekortkomingen (ook als deze niet een overtreding van een vergunningvoorschrift zijn, maar wel een overtreding van een interne eis) punten in mindering worden gebracht. De wettelijke punten op milieugebied zijn samengebracht in 7 onderwerpen, die standaard beoordeeld worden. Het doel is om een 8 te scoren op alle aspecten op een schaal van tien (gezien: rapporten met foto’s en scorelijsten). Dit puntensysteem ziet er zeer effectief en efficiënt uit. Naast het meten van de compliance is een groot bijkomend voordeel van deze rondes dat het management zichtbaar aanwezig is op de werkvloer. Voor externe klachten heeft Ovet ook een kwantitatieve doelstelling (2009: maximaal 12). Ovet is actief om de echte issues op milieugebied (morsingen, stof en geluid) aan te pakken. Elk kwartaal wordt een mini management review uitgevoerd en per jaar een volledige. Hoofdstuk 4; Compliance officer en proactiviteit De Hoofd KAM heeft zeer ruime ervaring als milieukundige, lead auditor en docent handhaving. Voor interne audits zijn er 10 mensen opgeleid als interne auditor. Deze worden regelmatig op pad gestuurd om de naleving van de vergunningen te toetsen (gezien: detailrapporten). Dit leidt regelmatig tot discussies tussen interne auditors en audittee over de interpretatie van vergunningvoorschriften.
Opgesteld door Next Step Management
pagina 2 van 3
Het Hoofd KAM vervult duidelijk een belangrijke rol in de verandering naar een proactieve cultuur (mbt veiligheid en milieu) en kan als lid van het MT ook direct invloed uitoefenen op het hoogste niveau van het bedrijf. Ovet werkt actief in werkgroepen met de overheid (RWS, VROM) samen om o.a. te komen tot nieuwe regelgeving t.a.v. morsvoorkoming (business cluster morsvoorkoming). Tevens is Ovet betrokken bij aanpassing van de NER (VROM). Hoofdstuk 5: Openheid en jaarverslagen Ovet heeft een uitgebreid publiek milieujaarverslag dat op de website staat (gezien: verslag 2008) . Hierin wordt uitgebreid gerapporteerd over o.a. stofemissies, energie, klachten, maatregelen en het milieujaarprogramma voor 2009. Hoofdstuk 6: Pre-screening medewerkers en disciplinaire maatregelen Het meldingensysteem is laagdrempeling en gemakkelijk in het gebruik. Per melding (melding ter verbetering MTV) wordt uitgebreid gekeken naar oorzaken, verbeterkansen e.d. Ovet heeft een ondergrens voor het extern melden van stofemissies en morsingen (de exacte grenswaarde kon in de beperkte tijd niet worden gevonden). Algemene indruk is dat het compliance management systeem van Ovet zeer compleet is en ook in de praktijk goed leeft. Hiermee is er een prima basis voor systeemtoezicht. Aantekening is wel dat het bedrijf komt uit een havencultuur die soms nog wat strijdig kan zijn met een goede veiligheidscultuur (en milieu-). De verbeteringen die de afgelopen jaren op dit gebied zijn geboekt stemmen hoopvol. Wel is het nodig dat dit constante aandacht houdt. De rol van het Hoofd KAM is hierbij essentieel. 3. Meerwaarde systeemtoezicht Ovet heeft sinds 2005 een management systeem n.a.v. een wens van de Provincie. Omdat Ovet veel op en aan water werkt (o.a. met drijvende kranen op de Westerschelde) heeft Ovet veel met RWS te maken. Tendens is dat het aantal controlebezoeken van de Provincie vermindert. Vroeger was dit elke maand, nu is dat tweemaal (1 per vestiging). Ovet ziet vooral meerwaarde in systeemtoezicht omdat hiermee het eigen managementsysteem verder kan worden verbeterd. Het leereffect is dus belangrijk. Hierbij is wel gewenst dat een integrale benadering wordt aangehouden (milieu en veiligheid). Systeemtoezicht kan ook een bijdrage leveren aan het verder verbeteren van de cultuur binnen Ovet en kan zodoende een steun in de rug vormen voor de KAM functie van Ovet.
Opgesteld door Next Step Management
pagina 3 van 3
: . + ( + (
+
8
&)=;9&&;("&&!"&'&(;'&&)E(&&>+%,#8#!0+;+;+%&&!
#!)&:= &9&(?:#(&()&!?&!##!(++!,##!"&8+&)
8
&)=;9&&;(&&!"&'&(;'&&)E(&&>+%,#8#!0+;+;+%&&!
#!)&:= &9&(?:#(&()&!?&!##!(++!,##!"&8+&)
8-
x
J8+)+&!##!)&8+"&!)&+!)&)&&!8#!)&8#"&!=(UD 55-5051555-50515-5-5--5-05-15-35-.5-65-
x
+%>!>##1J8#!)&8+"&!)&+!)&)&&!8#!)&8#"&!=(8+)+&!D35-5 05050-50050150350.535353353.536
>!!8-(&,=8&!>+&(:&:+)&!8+)##!##!)&8+"&!)&8++:##)&!D x
#=+,&8!)!"&!)&(=)&!=##=?&(+&(!":+)&!"&'+!(#(&&):+)&! + %+&)">+"&=?&!(&=?,!!&!)&>##!)&!8&9+%&!!)&>#=+ ,&8!)!"&!:+)(8&(##!D&&!!&"#(&8&'+&+%II!8#!)&8+"&!)&+!)&)&&! 8#!)&8#"&!=(UD55-505153555-50515-5-5--5-05 -15-35-.5-65-5-505050-50050150350.535353353.5368++ +8&)& &&(+&&)&!)#(!&(##!)&&&!8#!)&,+8&!"&!+&>)&(:&&%!(&! :+)(8+)##!&!O+;&&!+8&(&)!"+%&&!#%&'(!)&9++"(&'+'#(&"+&UU
80
x
!>##H%&=##(+&(!"8#!9&(E(&&>
x
/,=)&)&)&=##=?&(+&(!",=?()#(##!J8#!)&8+"&!)&+!)&)&&! 8#!)&8#"&!=(U:+)(8+)##!D55-505153555-50515 -5-5--5-05-15-35-.5-65-5-505050-50050150350.53535 3353.536
>!!80(&,=8&!>+&(:&:+)&!8+)##!##!)&8+"&!)&8++:##)&! x
#=+,&8!)!"&!)&(=)&!=##=?&(+&(!":+)&!"&'+!(#(&&):+)&! + %+&)">+"&=?&!(&=?,!!&!)&>##!)&!8&9+%&!!)&>#=+ ,&8!)!"&!:+)(8&(##!D&&!!&"#(&8&'+&+%II!8#!)&8+"&!)&+!)&)&&! 8#!)&8#"&!=(UD55-505153555-50515-5-5--5-05 -15-35-.5-65-5-505050-50050150350.535353353.536&!O+; &&!+8&(&)!"+%&&!#%&'(!)&9++"(&'+'#(&"+&UU
x
!>##H%&=##(+&(!"8#!9&(E(&&>
U>&(8#"&!=(:+)(,&)+&))&8#"&!=('+>%#!'&'+>%&(&!'&#)(@,=#"&0A>&()& ,=,&9+&!)&(+&'9(!"@,=#"&0A UU)(>##(:&?%&,&)=;
03
: 9 $@A +(
%
1
2= &8#!(+& '9(
8&(&)!"&!)&9&(,&)=; &;9&&;("&'+!(#(&&)&!
8&(&)!"&!)&)& *+8!'&'+!(#(&&(&!)&
:##8++#;)+&!)&#'(&
9&(,&)=;!&(9&&;(
"&!+>&!8++9&(&&!
"&'+!(#(&&)V;)&9&(
8++?+>&!8#!9&9#!"
,&)=;9&&;("&'+!(#(&&)5 >##:##8++"&&!+; +!8+)+&!)&#'(& "&!+>&!8++9&(&&! 8++?+>&!8#!9&9#!"
8
+& '9(+%+(%(
&(##!)&9#!)9#8!"(#(&"&
8
+& '9(+%+(%(%
&(##!)&9#!)9#8!"(#(&"&
&8&!(&&,+((+>% E(&&>"&'9((+& '9(
8-
E(&&>"&'9((+& '9(
&(&'9(&=?+%(&)&!
!&&,&(&'9(&=?
&&)&=?&8&'98!"5
!&(!+)"+!)&8++:##)&
+%(&)&!F>&(&&!(#%
#;9#!?&=?8#!&8#!">&(
8#!&&!#)&R#(&##!%#?
>!)&)#!!)&9)"&
&!8&(+:&!!9&(
)++9&(,&)=;
9#!)9#8!"(#(&"&
E(&&>
&%+8!'&,&8&("()&
&"8#!###"&
!)'#(&;&!),&&)'#
+8&(&)!">&(8&>&)!"
!8,=>#=+,&8!)!"&!
1JE(&&>(+& '9(&!1
#)&R#(&#;9#!)&!",&)=;
/;:=?!"&!8#!)& &
J(+& '9(+%+(%(
!&&!,&;
#;%##? =!>+"&=?5>( +!)&,+:)
80
E(&&>"&'9((+& '9(D
&(&'9(&=?+%(&)&!
!&&,&(&'9(&=?
!)'#(&;D6J
!&(!+)"+!)&8++:##)&
+%(&)&!F>&(&&!(#%
E(&&>(+& '9(&!J
8#!&&!#)&R#(&##!%#?
>!)&)#!!)&9)"&
(+& '9(+%+(%(
)++9&(,&)=;
9#!)9#8!"(#(&"&
&%+8!'&,&8&("()&
&"8#!###"&
+8&(&)!">&(8&>&)!"
!8,=>#=+,&8!)!"&!
#)&R#(&#;9#!)&!",&)=;
/;:=?!"&!8#!)& &
!&&!,&;
#;%##? =!>+"&=?5>( +!)&,+:)
0.
Bijlage 8 Vergelijking Checklist Compliance Competence en ISO 14001 Vergelijking Checklist Compliance Competence van MWH B.V. en eisen uit ISO 14001: 2004 concept versie 12 februari 2008 Nr. eis
Eis uit Checklist Compliance Competence van MWH B.V. (versie 11 december 2007)
8ik%@JF 14001:2004 norm
Toelichting t.a.v. ISO 14001:2004
1. Systeem wettelijke kaders 1.1
Onderhoudt het bedrijf een systeem waarin alle relevante wettelijke eisen zijn opgenomen?
art. 4.3.2
Een volledig overzicht van zowel de wettelijke als de overige eisen die een organisatie onderschrijft moet aanwezig zijn.
1.2
Is de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van het systeem vastgelegd?
art. 4.3.2
Er moet procedure zijn waarin ook verantwoordelijkheid vastligt. Formeel hoeft procedure niet schriftelijk te zijn vastgelegd. Dat is deze meestal wel.
1.3
Heeft het bedrijf op basis van een risicoanalyse het detailniveau van de borging van de wettelijke eisen vastgesteld?
art. 4.3.2/ 4.3.3/4.4.6
Het begrip risicoanalyse wordt in de ISO 14001 niet gebruikt. Uitgangspunt is volledige naleving. De mate van borging (art. 4.4.6) wordt bepaald op basis van de belangrijkheid van een milieuaspect. Impliciet is hier ook het risico element in opgenomen.
1.4
Bevat het systeem een expliciete koppeling tussen de risicovolle wettelijke eisen en de onderdelen van het compliancesysteem waarin de naleving van deze eisen is geborgd?
art. 4.5.2
De organisatie moet periodiek de eigen naleving van wettelijke eisen controleren en daarvan registraties bijhouden. Om hier uitvoering aan te geven zullen de meeste organisaties een overzicht hebben met eisen en de wijze waarop (b.v. procedures, maatregelen etc.) deze zijn gerealiseerd of geborgd.
1.5
Houdt het bedrijf het systeem actueel en volledig?
art. 4.3.2
In de procedure moet zijn vastgelegd op welke wijze het overzicht van wettelijke eisen actueel wordt gehouden.
1.6
Onderzoekt het bedrijf strucart. 4.5.2 tureel de duidelijkheid en de naleefbaarheid van de wettelijke eisen?
60
Een organisatie is verplicht periodiek de eigen naleving te beoordelen. Op dat moment wordt de duidelijkheid en naleefbaarheid onderzocht.
Nr. eis
Eis uit Checklist Compliance Competence van MWH B.V. (versie 11 december 2007)
8ik%@JF 14001:2004 norm
Toelichting t.a.v. ISO 14001:2004
2. Visie en gedrag 2.1
Heeft het bedrijf een op schrift gestelde, gedragen visie op regelnaleving?
art. 4.2
De directie moet het milieubeleid schriftelijk vastleggen die een verbintenis bevat tot de naleving van wettelijke eisen. Het beleid dient kenbaar te worden gemaakt aan alle personen die voor of namens de organisatie werken.
2.2
Steunt de directie het compliance managementsysteem?
art. 4.2/4.6
De directie moet het beleid definiëren; een vertegenwoordiger van de directie benoemen en minimaal jaarlijks een directiebeoordeling uitvoeren waarbij ook de naleving van wet- en regelgeving aan de orde is.
2.3
Heeft het bedrijf een gedragscode waarin concreet is vastgelegd wat het bedrijf van de werknemers verwacht t.a.v. regelnaleving?
n.v.t. (evt. art. 4.4.2)
ISO 14001-norm vraagt geen gedragscode. Wel dient een organisatie werknemers bewust te maken van het belang van naleving van het milieubeleid en -procedures; de belangrijke milieuaspecten en de relatie met eigen werk; taken en verantwoordelijkheden en mogelijke gevolgen van afwijkingen.
2.4
Zijn de visie en de gedragscode bekend bij de medewerkers?
Visie: art 4.2 Code: n.v.t.
Het milieubeleid/de visie moet bekend worden gemaakt bij alle personen die voor of namens de organisatie werken. ISO 14001-norm vraagt geen gedragscode.
2.5
Is in de gedragscode expliciet aangeduid wat van de medewerkers wordt verwacht inzake openheid, opleiding, pro-activiteit en zelf kritische houding ten aanzien van regelnaleving?
n.v.t.
61
Nr. eis
Eis uit Checklist Compliance Competence van MWH B.V. (versie 11 december 2007)
8ik%@JF 14001:2004 norm
Toelichting t.a.v. ISO 14001:2004
3. Kwaliteitsdenken, opleiding, zelfkritische houding en continue verbetering 3.1
Heeft het bedrijf een gecertificeerd managementsysteem?
3.2
Wordt het onderhavige managementsysteem systematisch toegepast voor het borgen van regelnaleving?
art. 4.3.2/ 4.4.6/4.5
Regelnaleving is naast continue verbetering een van de basisdoelstellingen van het milieumanagementsysteem. De samenhang van verschillende normelementen (inventarisatie; beheersing werkzaamheden; monitoring; beoordeling naleving; corrigerende maatregelen; interne audits) moet een geborgde wijze van regelnaleving opleveren.
3.3
Stelt het bedrijf objectieve gekwantificeerde doelstellingen vast ten aanzien van regelnaleving?
art. 4.3.3
ISO 14001 vereist 100% naleving. Het gedeeltelijk naleven is geen optie. Een organisatie dient doel-, taakstellingen en programma’s te formuleren. Deze zijn enerzijds gericht op het behalen van de eisen uit de wet- en regelgeving en anderzijds op eventuele verbetering van onderdelen waar afwijkingen zijn. Deze dienen door de overheid te zijn geaccordeerd.
3.4
Stelt het bedrijf jaarplannen op waarin voorgenomen acties zijn gedefinieerd ten aanzien van regelnaleving?
art. 4.3.3
ISO 14001 vereist dat programma’s worden opgesteld om de doel- en taakstellingen te realiseren.
3.5
Heeft het bedrijf vastgesteld hoe de nalevingsprestatie wordt bepaald?
art. 4.5.2
De wijze van vaststelling van de naleving dient in een procedure te zijn vastgelegd.
3.6
Wordt de nalevingsprestatie planmatig gemeten?
art. 4.5.1 en 4.5.2
Op basis van art. 4.5.1 dient een organisatie de belangrijkste kenmerken van haar werkzaamheden te monitoren en meten. Dit bevat ook onderdelen van wet- en regelgeving. Op basis van 4.5.2 is de organisatie. verplicht systematisch beoordelen van eigen naleving.
3.7
Registreert het bedrijf systematisch afwijkingen ten aanzien van regelnaleving?
art. 4.5.2
Registraties moeten worden bijgehouden van beoordeling van de eigen naleving.
3.8
Onderzoekt het bedrijf systematisch de oorzaak van deze afwijkingen?
art. 4.5.3
ISO 14001 vereist dat zowel feitelijke als mogelijke afwijkingen worden onderzocht.
3.9
Onderneemt het bedrijf systematisch actie naar aanleiding van het onderzoek naar de oorzaak van afwijkingen ter verbetering van de nalevingsprestatie?
art. 4.5.3
ISO 14001 vereist dat zowel feitelijke als mogelijke afwijkingen worden onderzocht en corrigerende en preventieve maatregelen worden genomen. Vervolgens dienen de resultaten en doelmatigheid van de genomen maatregelen te worden beoordeeld.
3.10
Is er een werkwijze hoe nieuwe werkinstructies t.a.v. regelnaleving aan medewerkers worden gecommuniceerd?
art. 4.4.2
De organisatie dient een procedure te hebben om personen bewust te maken van het belang van naleving van het milieubeleid en hun taken en verantwoordelijkheden. Er wordt geen werkinstructie vereist specifiek voor communicatie van regelnaleving.
62
Aan voldaan bij ISO 14001-certificaat.
Nr. eis
Eis uit Checklist Compliance Competence van MWH B.V. (versie 11 december 2007)
8ik%@JF 14001:2004 norm
Toelichting t.a.v. ISO 14001:2004
4. Compliance officer en pro-activiteit 4.1
Heeft het bedrijf een functionaris (hierna te noemen compliance officer) of afdeling (hierna te noemen compliance afdeling) die toeziet op de regelnaleving door het bedrijf?
art. 4.5.2
ISO 14001 verplicht de organisatie niet om één verantwoordelijke persoon of afdeling vast te leggen die continue toeziet op de regelnaleving. Voor de uitvoering van art. 4.5.2 moet een procedure worden opgesteld waarin wordt vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de periodieke beoordeling van de naleving. Dit is dan geen continue toezicht op naleving maar een periodieke uitvoering.
4.2
Zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de compliance officer of compliance afdeling schriftelijk vastgelegd?
n.v.t.
ISO 14001 vereist dat bepaalde taken worden uitgevoerd en niet de aanwezigheid van een functionaris of afdeling. Er hoeft derhalve geen compliance officer of -afdeling te zijn .
4.3
Is er een vervangingsregeling voor het geval dat de compliance officer afwezig is?
n.v.t.
Geborgd moet zijn dat werkzaamheden ook bij afwezigheid van bepaalde functionarissen worden uitgevoerd. Dit zou kunnen met een vervangingsregeling. De ISO 14001-norm vereist dit niet.
4.4
Onderhoudt de compliance officer of compliance afdeling contacten met de overheid met betrekking tot het definiëren van de betekenis van wettelijke eisen voor het bedrijf?
n.v.t.
Een organisatie zal indien nodig contact met de overheid onderhouden (b.v. voor aanvraag vergunning of melding van incidenten etc.). De ISO 14001 kent niet het begrip compliance officer. De contacten met de overheid kunnen ook door anderen binnen de organisatie worden onderhouden.
4.5
Rapporteert de compliance officer of compliance afdeling rechtstreeks aan het hoogste management en onafhankelijk van degenen die binnen het bedrijf verantwoordelijk zijn voor de regelnaleving?
n.v.t. (evt. 4.6)
Het resultaat van de interne beoordeling van de naleving dient bij de directiebeoordeling aan de orde te worden gesteld. Functiescheiding wordt in de ISO 14001-norm niet geëist.
4.6
Is de compliance officer of compliance afdeling bevoegd te spreken namens het bedrijf?
n.v.t.
ISO 14001-norm vereist niet de benoeming van een compliance officer of afdeling.
4.7
Heeft de compliance officer adequate ervaring, opleiding en training opgedaan?
n.v.t. (evt. 4.4.2)
ISO 14001-norm vereist niet de benoeming van een compliance officer of afdeling. Wel dienen op basis van 4.4.2 personen adequaat te zijn opgeleid.
63
Nr. eis
Eis uit Checklist Compliance Competence van MWH B.V. (versie 11 december 2007)
8ik%@JF 14001:2004 norm
Toelichting t.a.v. ISO 14001:2004
5. Openheid en jaarverslagen 5.1
Communiceert het bedrijf op open wijze met overheid, omwonenden en andere belanghebbenden over de eigen regelnaleving?
n.v.t. (evt. 4.4.3 en EA 7/04*)
ISO 14001 vereist dat een organisatie een besluit neemt over communicatie met externe partijen over de belangrijke milieuaspecten. Open communicatie is geen basis eis. Wel dient een organisatie op basis van EA 7/04* te communiceren met de overheid in het geval wet- regelgeving niet wordt nageleefd over de wijze waarop dit wordt opgelost. Voorwaarde voor certificatie is een akkoord van de overheid op het verbeteringsplan.
5.2
Communiceert het bedrijf op open wijze met belanghebbenden over de werking en de resultaten van het compliancesysteem?
n.v.t.
ISO 14001 vereist geen communicatie.
5.3
Stelt het bedrijf een jaarverslag op waarin wordt gerapporteerd over de eigen nalevingsprestatie?
n.v.t.
Opstellen van jaarverslag is geen ISO 14001-eis. Wel van toepassing op EMAS-geregistreerde organisaties.
5.4
Wordt dit jaarverslag beschikbaar gesteld aan belanghebbenden?
n.v.t.
Opstellen van jaarverslag is geen ISO 14001-eis. Wel van toepassing op EMAS-geregistreerde organisaties.
5.5
Vermeldt dit jaarverslag de prestatie van het bedrijf ten aanzien van het naleven van alle relevante wettelijke eisen?
n.v.t.
Opstellen van jaarverslag is geen ISO 14001-eis. Wel van toepassing op EMAS-geregistreerde organisaties.
5.6
Is dit jaarverslag transparant en eenduidig?
n.v.t.
Opstellen van jaarverslag is geen ISO 14001-eis. Wel van toepassing op EMAS-geregistreerde organisaties.
64
* EA 7/04 Legal Compliance as a part of Accredited ISO 14001: 2004 certification. Dit is een richtlijn van de European Co-operation for Accreditation (Europees samenwerkingsverband van Nationale accreditatie-instellingen) die door alle certificatie-instellingen erkend in een EU-lidstaat dient te worden gehanteerd.
Nr. eis
Eis uit Checklist Compliance Competence van MWH B.V. (versie 11 december 2007)
8ik%@JF 14001:2004 norm
Toelichting t.a.v. ISO 14001:2004
6. Pre-screening medewerkers en disciplinaire maatregelen 6.1
Heeft het bedrijf aan de werkn.v.t. nemers en bestuurders duidelijk gemaakt welke maatregelen het bedrijf neemt met betrekking tot personen die willens en wetens overtredingen begaan?
Geen eis in ISO 14001.
6.2
Heeft het bedrijf aan de werkn.v.t. nemers en bestuurders duidelijk gemaakt dat het bedrijf geen maatregelen neemt tot degene die onopzettelijke overtredingen meldt?
Geen eis in ISO 14001.
6.3
Heeft het bedrijf een overzicht van fraudegevoelige functies?
n.v.t.
Geen eis in ISO 14001.
6.4
Heeft het bedrijf maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat fraudegevoelige functies worden bekleed door personen die integer handelen?
n.v.t.
Geen eis in ISO 14001.
6.5
Heeft het bedrijf een systeem om steekproefsgewijs te controleren of de kritische fraudegevoelige taken integer worden uitgevoerd?
n.v.t.
Geen eis in ISO 14001.
6.6
Neemt het bedrijf meteen maatregelen bij het constateren van overtredingen?
n.v.t.
Geen eis in ISO 14001.
6.7
Heeft het bedrijf aan de werknemers duidelijk gemaakt dat het melden van overtredingen verplicht is?
n.v.t.
Geen eis in ISO 14001.
6.8
Heeft het bedrijf een systeem om het melden van overtredingen te bemoedigen?
n.v.t.
Geen eis in ISO 14001.
65
29-11-2010
Apply Opleidingen promotie 1 Examenrapportage HVK module 4 Kwaliteitseisen - audits
Het onderzoeken of participeren aan het project systeemgericht toezicht een meerwaarde voor OVET kan hebben
MvdE verdediging HVK
1
Wie is Martin van der Ende?
Woon in Terneuzen met vrouw en 2 jongens van 11 jaar VWO technische vakken –Koninklijke Militaire Academie Studie Wapentechniek; 10 jaar officier pantserinfanterie Daarna 10 jaar LG in petrochemie + docent procestechniek Thans 8 jaar manager QHSE bij Ovet; staflid en MT-lid Freelance docent / consultant
MvdE verdediging HVK
2
Ovet Op- en overslagbedrijf van kolen, (pet)cokes, ijzererts, biomassa Opslagterminals te Terneuzen (16 ha) en Vlissingen-Oost (35 ha) Aanvoer geschiedt in grote zeeschepen, afvoer in kleinere zeeschepen, lichters, vrachtwagens, treinen Bedrijfsmiddelen: drijvende kranen, walkranen, laadschoppen Grootste gevaren: te water raken, beknelling tussen voertuigen of tussen lasten, verstikking (ladingen!), fysieke belasting
MvdE verdediging HVK
3
1
29-11-2010
De examenrapportage Hoofdvraag : Welke meerwaarde kan er zijn voor OVET bij het participeren aan het project SGT?
Doelstelling tweeledig: 1) Inzicht verwerven in de mogelijke meerwaarde bij het participeren aan het project SGT 2) Opstellen van een uitvoeringsplan
MvdE verdediging HVK
4
Het onderzoek-1 Theoretisch onderzoek literatuur Welke managementsystemen heeft OVET? Welke Overheden houden toezicht bij OVET en met welke doelstellingen en met welke sanctiemogelijkheden? Waar staat SGT voor?
Nulmeting (eerste verkenning) Welke maatregelen moeten worden genomen om te kunnen participeren aan het project SGT?
Wat zijn dan voor OVET de voor- en nadelen hiervan? MvdE verdediging HVK
5
Het onderzoek-2 Hoe moeten de maatregelen worden geïmplementeerd? Wat wordt het uitvoeringsplan met de vereiste kennis van de auditoren en met meet- en verificatiepunten?
MvdE verdediging HVK
6
2
29-11-2010
Huidige systemen en toezicht door overheden Managementsysteem gecertificeerd ISO9001 en 14001 Rijkswaterstaat (maandelijks) en Provincie Zeeland (per kwartaal) meeste controles bij OVET (toezicht op output!) Sancties vaak eerst formele waarschuwing met termijn OVET methodiek beoordeling naleving vergunningseisen
MvdE verdediging HVK
7
Systeemgericht toezicht
MvdE verdediging HVK
8
Systeemgericht toezicht Randvoorwaarden voor SGT
Basisniveau van vertrouwen Competenties toezichthouders Bijdrage aan effectiviteit en efficiëntie van toezicht Acceptatie van betrokkenen
Opleidingseisen toezichthouders SGT zijn de ‘Opleiding Basiskennis Auditvaardigheden’ en de ‘NIM-opleiding’
MvdE verdediging HVK
9
3
29-11-2010
Vier niveaus van CM
MvdE verdediging HVK
10
Voor- en nadelen voor OVET bij participatie aan SGT Voordelen
Minder toezicht Bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd Beter benutten van het managementsysteem Betere relatie met overheden Beter imago Mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur
Nadelen
(Meteen een dwangsom bij bepaalde situaties), Het huidige nog onvoldoende niveau van het managementsysteem De nog steeds heersende havencultuur Gebrek aan kennis en ervaring van systeemtoezicht MvdE verdediging HVK
11
Hoe ziet systeemgericht toezicht eruit?
Handhaving Overtredingen die het bedrijf zelf heeft geconstateerd en waarvoor voldoende actie is genomen voor herstel en voorkomen van herhaling Overtredingen die de Provincie constateert en die het bedrijf niet heeft geconstateerd Overtredingen die het bedrijf heeft geconstateerd, maar waarvoor geen of onvoldoende actie is genomen
Bestuursrechtelijk optreden niet nodig
Bestuursrechtelijk optreden met een stap minder dan in de toezicht- en sanctiestrategie
Bijeenkomst systeemgericht toezicht Zeeland, 16 maart 2010, copyright (c) 2010
MvdE verdediging HVK
12
4
29-11-2010
Uitvoeringsplan
Nadelen minimaliseren uitvoeringsplan
Interne maatregelen
Managementsysteem Opleidingen Cultuurverandering
Beoordeling van implementatie van externe maatregelen
Eind 2010 beoordeling door MT van OVET MvdE verdediging HVK
13
Conclusies
Meerwaarde voor OVET bij participeren aan het project SGT:
Minder toezicht Bestuursrechtelijk optreden bij bepaalde situaties niet benodigd Beter benutten van het managementsysteem Betere relatie met overheden Beter imago Mogelijke bijdrage aan het verbeteren van de cultuur
Nadelen kunnen geminimaliseerd worden uitvoeringsplan
OVET moet dit dan wel ook willen MvdE verdediging HVK
14
Aanbevelingen Presenteer resultaten van dit onderzoek in het MT Volg gezamenlijke compliance +ISO14001-audit bij Shell Moerdijk Geef uitvoering aan uitvoeringsplan (eind 2010 beoordeling MT) Stuur bij op uitvoeringsplan naar aanleiding van meetpunten Voer verificatie uit van het bereiken van 3 CM
MvdE verdediging HVK
15
5
29-11-2010
SVZ eind 2010 BG Zeeland heeft sanctiestrategie ´versoepeld´ OVET heeft in november 2011 twee ´STG achtige´ Controlebezoeken gehad van BG Interne milieuaudits bij OVET besproken Externe audit ISO14001 besproken Incidentenmanager OVET besproken (systeem voor registratie van afwijkingen, correctieve en preventieve maatregelen) Systematiek van interne terreinrondgangen OVET besproken
Meerwaarde van milieuzorgsysteem ´gevoeld´! MvdE verdediging HVK
16
In uitvoering MT van OVET heeft positief beslist over deelname Uitvoeringsplan tot niveau CM 3 te komen --> systeemaudit BG Cultuur verbeterproject ´Verhogen van (veiligheids)bewustzijn´ Opstellen document met werkafspraken SGT tussen OVET – BG
Rapportages interne milieuaudits Meelopen terreinrondgangen Periodieke overzichten incidentenmanager SGT tezamen met externe ISO14001 audit MvdE verdediging HVK
17
Vervolg Deelname Zeeuwse bedrijven: Dow, Zalco en Ovet Aanbevelingen opvolgen en uitvoeringsplan doorlopen binnen ± één jaar (eind 2011) kan deelnemen aan SGT
MvdE verdediging HVK
18
6