Aandacht voor ambacht Het Zuiderzeemuseum in het Jaar van het Doen
“Het Zuiderzeemuseum heeft een meerwaarde als educatieve partner” De dijkgraaf aan het woord
“Mensen willen als ze thuiskomen een verhaal te vertellen hebben” In gesprek met Guido van Woerkom, directeur ANWB
1
land of water maart 2012 jaargang 6
Studio Glithero – Blueware, 2010
Colofon Auteurs Ingelies Vermeulen en Charlotte Zwemmer Fotografen Erik en Petra Hesmerg, Petr Krejc, Niels Lauwers, Malin Ngoie, Studio Room, Willem van der Zel Redactie Kris Callens, Saskia Grogniet en Heliante Moningka Eindredactie Heliante Moningka Vormgeving M/vG ontwerpers, Breda – Berry van Gerwen Print Drukkerij Gianotten, Tilburg Copyright Zuiderzeemuseum, maart 2012
Zuiderzeemuseum Wierdijk 12-22 Postbus 42 1600 AA Enkhuizen T +31 (0)228 351 111 F +31 (0)228 351 212 E
[email protected] I www.zuiderzeemuseum.nl
Inhoud
4
Aandacht voor ambacht
Een beschouwing over het Zuiderzeemuseum in het Jaar van het Doen
Ingelies Vermeulen
11 “Het Zuiderzeemuseum heeft een meerwaarde als educatieve partner”
Dijkgraaf Luc Kohsiek en Nina Lambalk van het Hoogheemraadschap
Hollands Noorderkwartier aan het woord
Charlotte Zwemmer
16 “Mensen willen als ze thuiskomen een verhaal te vertellen hebben”
Interview met Guido van Woerkom, directeur ANWB
Charlotte Zwemmer
Aandacht voor Ambacht Het Zuiderzeemuseum in het Jaar van het Doen Het Zuiderzeemuseum vroeg Ingelies Vermeulen een beschouwing te geven over het Jaar van het Doen. Ingelies Vermeulen is schrijver voor o.a. MuseumVisie en zelfstandigtentoonstellingsmaker otte+Vermeulen kunstprojecten.
Unfold i.s.m.Tim Knapen - L’Artisan Électronique, 2010
Het Zuiderzeemuseum ziet het als zijn taak om met zijn historische collectie als uitgangspunt ook naar de toekomst te kijken. Het combineert daarbij de historische collectie met hedendaagse design. In het afgelopen jaar, het Jaar van het Doen, gebeurde dit op het gebied van het ambacht, met als hoogtepunt de tentoonstelling NIJVER |heden, samengesteld door Rianne
Makkink en Jurgen Bey van Studio Makkink & Bey. Wat gebeurde er allemaal tijdens het Jaar van het Doen en wat is daar de betekenis van voor de toekomst? Op het symposium Me Craft / You Industry, op 27 januari 2012 georganiseerd door Premsela, het Nederlands Instituut voor Design en Mode, werd de betekenis van het ambacht voor de toekomst verder uitgediept. Om de verschillende aspecten van de collectie recht te doen, legt het Zuiderzeemuseum sinds afgelopen jaar accent op vijf centrale onderwerpen – Ambacht, Water, tijd, Erfgoed en Regio – die elkaar zullen afwisselen. In het afgelopen Jaar van het Doen konden de bezoekers, naast de tentoonstelling NIJVER |heden, werk van studenten van het Sandberg Instituut geïnspireerd op oude ambachten zien en ontwierp Richard Hutten de Zuiderzeestoel. In het buitenmuseum stond iedere maand een ander ambacht centraal waar bezoekers zelf actief mee aan de slag konden. Zo vormden bezoekers in de Maand van het smeden onder begeleiding in een Smeedlab zelf op een aambeeld ijzer om tot een eigen naamplaatje. Het publiek blijkt zelden onverschillig voor de interactie tussen nieuwe vormgeving en historisch vakmanschap, zoals het museum aanbiedt. Zo zegt een bezoeker over de tot in het
voorjaar 2011 gehouden tentoonstelling Huis|Stijl: “Vaardigheden en ambachten verdwijnen uit de maatschappij. Juist vanwege de aandacht hiervoor gaan we vaak naar het Zuiderzeemuseum.”
FormaFantasma - Autarchy, 2010
5
NIJVER|heden Het grootste project tijdens het Jaar van het Doen was de tentoonstelling NIJVER|heden. Het Zuiderzeemuseum vroeg gastcuratoren Rianne Makkink en Jurgen Bey van Studio Makkink & Bey om op eigen wijze het verhaal van de Zuiderzee te vertellen. Zij focussen op de periode na de afsluiting van de Zuiderzee (1932), een periode waarin er een transformatie plaatsvond in de lokale economie en cultuur van het gebied. Zout water werd zoet; doordat de visserij werd geminimaliseerd, moest een aanzienlijk deel van de bevolking op zoek naar andere manieren om hun brood te verdienen, zoals landbouw en kleinschalige industrie.
6
De tentoonstelling is opgebouwd rond drie thema’s die verbonden zijn met de polder, de industrie en de geschiedenis van de Zuiderzee. Het eerste deel, GROND|heden, gaat over de verwerking en het dubbelgebruik van grondstoffen. De Noordoostpolder, nog geen eeuw oud, is een goede plek om met een kritische blik te kijken naar het gebruik van energie en reststoffen. NIJVER|heden, het tweede deel, toont hoe de lokale handelsen ondernemersgeest zich hervond in kleinschalige fabriekjes tussen de woonhuizen in, waar de kuiper een houthandel begon en de scheepssmederij voortaan plaatconstructies maakte. Het derde thema, WONDER|heden, vertelt hoe de wisselwerking tussen culturen kan leiden tot innovatie. Makkink & Bey tonen 28 hedendaagse ontwerpers die zich verdiepen in de drie verschillende thema’s. Hun actualisering van kleinschalige productieprocessen toont aan dat de oude technieken een innovatieve waarde hebben. Jurgen Bey zei daarover: “Jonge ontwerpers ontwikkelen nu zelf apparatuur waarmee ze hun producten efficiënt en in een kleine oplage vervaardigen. Die nieuwe mechanisatie leidt tot producten die – al zijn ze in serie gemaakt – er toch anders uitzien dan wanneer ze geheel automatisch waren gemaakt.” Door maatwerk te leveren, kan deze manier van ontwerpen en produceren een bijdrage leveren aan maatschappelijke vraagstukken. De tentoonstelling NIJVER|heden is veelvuldig in de pers besproken, zo werd er over geschreven in het Financieel Dagblad, De Volkskrant en NRC. Ook vanuit de museum- en designwereld bleek er grote interesse. De tentoonstelling is behandeld in het Jaarboek Dutch Design en Jurgen Bey heeft als keynotespeaker de tentoonstelling geanalyseerd tijdens het Museumcongres in Leiden afgelopen oktober 2011.
Premsela & Zuiderzeemuseum presenteren
Symposium over de maakbare toekomst van de industrie Met o.a.: Peter Sloterdijk (o.v.b.) Iftikhar Dadi Fiona Raby Jurgen Bey Begin 2012 Datum n.t.b. Zuiderzeemuseum Enkhuizen Kijk voor actuele informatie op premsela.org
100% Sap, Sap Raw Color, 2007. Door diverse groenten te assembleren worden natuurlijke drukinkten verkregen.Uit de tentoonstelling NIJVER|heden, samengesteld door Studio Makkink & Bey in het Zuiderzeemuseum. Foto: Raw Color
Nederlands Instituut voor Design en Mode
Me Craft / You Industry Premsela organiseerde het symposium Me Craft / You Industry als inhoudelijke discussie aan het einde van het themajaar. In de visie van Makkink en Bey, die ook ten grondslag ligt aan het symposium, is nijverheid in te zetten om het industriële landschap, het werklandschap, mee vorm te geven en te werken aan kleinschalige, lokale innovatie en industrie. Een werklandschap dat lijkt op dat van de dorpen aan de Zuiderzee in de jaren dertig. Nederlandse en internationale sprekers, zowel wetenschappers, filosofen als vormgevers, gingen met elkaar in gesprek rond verschillende thema’s: nieuwe ontwikkelingen in organisatie, grondstoffen, productie en infrastructuur.
Autarkie versus industrie Tijdens het symposium hield filosoof Henk Oosterling een pleidooi voor vakmanschap. Hij noemt deze vaardigheden ‘reflactief ’, zowel reflectief als actief, en daarmee dubbel waardevol. Zonder vakmanschap missen we de zelfredzaamheid om tegenslagen te verwerken. Om onze footprint zo klein mogelijk te houden, bepleit Oosterling een werklandschap op kleine schaal. Een vorm van autarkie in een groep die in staat is de benodigde producten te maken. Het werk Autarky van Studio FormaFantasma sluit aan bij het idee van Oosterling. Deze installatie draait om een zelfvoorzienende gemeenschap, gebaseerd op een Siciliaans dorp. Containers, potten, kommen en lampen werden vervaardigd uit etenswaren en natuurlijke restproducten. Pieter Tordoir keek dan weer vanuit de economische geografie en stedelijke planning naar de bredere structuren. Hij wees op de grote veranderingen in ons werklandschap: tegenwoordig werkt nog maar 2,5% van de bevolking in de landbouw en 8% verricht handmatige arbeid: de overige bijna 90% werkt in de dienstverlening, een tendens die zich nog verder zal doorzetten. Er zijn grote technische landschappen ontstaan, bijvoorbeeld havengebieden en luchthavens, waar relatief weinig mensen werken en veel geautomatiseerd is. Deze industriële gebieden leefbaar en aantrekkelijk te houden is, wat hem betreft, de grote uitdaging.
Hans Kennepohl, Premsela
Makking & Bey zien de kleine industrie - nijverheid - juist terugkeren naar de woonomgeving, zoals dat eerder in de Zuiderzeedorpen ook het geval was. Zij voorzien dat er een industriële periode aanbreekt waarin wonen en werken weer dichter bij elkaar komt. Productie vindt in dat geval direct bij de afzetmarkt plaats, wat een aanzienlijke tijds- en energiebesparing kan opleveren. Bovendien ontstaat er zo een grotere diversiteit binnen de stedelijke arbeidsstructuur. Meer ambachtslieden en creatieve werkplaatsen in de stad bieden een dynamische aanvulling in de op diensten gerichte steden, waarmee ze zichzelf in de toekomst zelfs onmisbaar kunnen maken.
7
8
Tentoonstelling NIJVER |heden
Social Design Een veel aangehaalde definitie van ambacht is die van de Amerikaanse socioloog Richard Sennett. In zijn boek The Craftsman definieert hij ambacht, in tegenstelling tot vakmanschap, als een sociaal proces. Zo ziet hij ambachtelijkheid als reactie op de steeds onpersoonlijk wordende virtuele samenleving. Ambachtslieden ontwikkelen hun specifieke ambachtelijktechnologische vaardigheiden in een gedeelde werkplaats of een laboratorium waarbij de interactie met anderen zorgt voor een kruisbestuiving van kennis en vaardigheden. De IJslandse softwareontwikkelaar en schrijver Smári McCarthy stelt dat de menselijke interactie in de industrie nu marginaal is. Volgens hem is het tijd voor een grote doorbraak waarbij er een peer-to-peer structuur voor design ontstaat. Hij vergelijkt dit met het ontstaan van Napster, een peer-to-peer muzieksite waarmee iedereen zijn eigen Cd’s kon branden. Het wachten is op een ‘Napster moment’ voor het maken van je eigen producten, waarbij professionele designers en amateurs informatie en technieken uitwisselen. Tijdens het debat werd hier een kanttekening bij geplaatst door Dries Verbruggen van Unfold, die stelde dat design meer te vergelijken valt met het zelf muziek maken, dan met muziek downloaden. Dit idee kan worden verbonden met de toenemende aanwezigheid van customizing. Consumenten willen en kunnen steeds meer hun eigen stempel zetten op het eindresultaat, een persoonlijk object of belevenis. Tegelijk blijkt de vrijheid om het ontwerp naar eigen geschiedenis te kleuren vaak moeilijk in te vullen. Hier lijkt een waardevolle rol weggelegd voor de vormgever. Zo ontwikkelde Trikoton een breimachine die wordt bestuurd door middel van stemgeluid. Dit idee is ook al verder commercieel uitgewerkt: je kunt via een website een geluidsfragment opgeven, waar een trui of das van wordt gebreid in een breifabriek in Oost-Duitsland. Het eindproduct is uniek en vertelt een persoonlijk verhaal voor diegene die het geluidsfragment heeft ingezonden. Opmerkelijk is dat klanten het idee van de stemgestuurde breimachine erg leuk vinden, maar via de website vaak naar vooraf gedefinieerde keuzemodellen vragen, bijvoorbeeld op basis van geluid op muziek die zij leuk vinden.
Natuurlijk ingrijpen De tentoonstelling NIJVER|heden liet het werk van een aantal vormgevers zien die het verloop van natuurlijke processen analyseren en toepassen. Zo onderzocht Sonja Bäumel in haar werk Crocheted Membrane hoe bacteriën groeien op de huid onder invloed van temperatuur. Deze onderzoeksgegevens vormen de basis voor een ingenieus haakpatroon: op de plekken waar de huid warmte verliest, is het haakwerk dichter en fijner; op warme plekken heeft het een meer open structuur. Waarom geeft het werk van Bäumel de kijker een bevreemdend, unheimisch gevoel? Wat zegt dit over de rol van designers in het vormgeven van biologische systemen? Fiona Raby van het duo Dunne&Raby stelt dat de manier waarop we de natuur ondergaan anders is dan de manier waarop we technologie beleven. De afstand tussen de gewone mens en vaak ingewikkelde nieuwe technologieën wordt steeds groter. Juist kunstenaars en vormgevers kunnen met reflectie en speculatieve toekomstscenario’s een interessante bijdrage leveren aan het debat over de toepasbaarheid van de wetenschap. Als de wetenschap op haar beurt interesse toont in de zienswijze van vormgevers en die terugkoppelen in het voortschrijdende onderzoek, dan kan een spannende wisselwerking ontstaan. 9
Het Zuiderzeemuseum heeft met NIJVER|heden een tentoonstelling neergezet die de vinger legt op een aantal tendensen dat op dit moment speelt. Actieve of zelfs autarkische gemeenschappen, nieuwe meer klimaatneutrale materialen en de steeds verder gedigitaliseerde maatschappij zijn onderdeel van het debat. Het Zuiderzeemuseum is er goed in geslaagd om deze wereldwijde zorg en discussie op een esthetische en zorgvuldige manier gezicht te geven. Het is interessant om over vijf jaar te kijken welke ontwikkelingen werkelijk plaatsvinden en hoe het voortschrijdende inzicht zich heeft ontwikkeld. Het Zuiderzeemuseum kan in 2016, als start van een nieuwe cyclus van zijn vijf vaste thema’s, opnieuw het platform zijn waarop verschillende visies en onderzoeken elkaar ontmoeten en aanspreken. Hoe zal het museum dan opnieuw de verbinding leggen met de eigen collectie en omgeving? Welke mogelijkheden ontstaan voor het publiek in het ontwerpproces? Welke rol kunnen designers spelen in het vormgeven van de toekomst?
Een eigenzinnige positie Doordat het Zuiderzeemuseum een cultuurhistorisch museum is en geen designmuseum, kan het met een open blik naar vormgeving kijken; design is geen doel, maar een middel. Het Zuiderzeemuseum pretendeert geen overzicht te bieden van de wereld van design, maar zoekt de samenwerking met vormgevers op om zijn collectie met het heden te verbinden en het verleden met een frisse blik te blijven bezien. Ze verstrekt opdrachten en koopt ook werk aan, waar dat een waardevolle aanvulling en reflectie op de cultuurhistorische collectie is. Het Zuiderzeemuseum doet dat op een eigenzinnige manier, zonder zich te laten leiden door een canon van het design. Wel blijkt, wanneer je het begin 2012 verschenen boek Hands on! van Jeroen Junte, over Nederlands design van de afgelopen tien jaar bekijkt, dat 90% van de genoemde vormgevers in de museumcollectie is vertegenwoordigd.
10
Twee jaar geleden nam het Zuiderzeemuseum voor het eerst deel aan een conferentie van MUSCON, sinds 1996 het toonaangevend internationaal platform voor musea gespecialiseerd in design, hedendaagse kunst en architectuur. Er zijn ruim honderd musea aangesloten waaronder giganten als het Victoria and Albert Museum, het Centre Georges Pompidou en het Stedelijk Museum Amsterdam. Toen het Zuiderzeemuseum voor het eerst deelnam aan een conferentie van dit platform, keken de andere museummedewerkers een beetje vreemd op: wat deed een openluchtmuseum in hun midden? Maar in 2011 werd het Zuiderzeemuseum zelf uitgenodigd om te praten over zijn samenwerking met vormgevers. Met zijn eigenzinnige visie op de toepassing van design weet het Zuiderzeemuseum zich op authentieke wijze te onderscheiden en levert het een unieke toevoeging aan het museumwezen. Een collectie als van het Zuiderzeemuseum, die ook bestaat uit boten en huizen, vergt veel onderhoud en is in verhouding duur. Het is van belang steeds te laten zien waarom het nodig is om dit erfgoed te behouden voor de toekomst. Door met zijn cultuurhistorische collectie als uitgangspunt naar de toekomst te kijken, actualiseert het museum de eigen collectie en verstevigt het zijn bestaanswaarde. De interesse van vormgevers en kunstenaars om met de collectie aan de slag te gaan, laat zien dat de museale objecten, kunst of ambacht, die in het verleden zijn gemaakt, als bouwstenen voor de toekomst dienen. Daarom is het belangrijk dat het Zuiderzeemuseum zijn collectie voor nu en de toekomst zorgvuldig bewaart, beheert en tentoonstelt.
Jeroen Junte schreef in De Volkskrant van 8 mei 2011 als volgt over NIJVER|heden: “Studio Makking & Bey laat zien dat traditionele ambachten ook vandaag nog relevant kunnen zijn en zelfs urgentie bezitten. Vergeten grondstoffen en versleten technieken die aanknopingspunten bieden voor innovatieve manieren van handmatige productie; het is een verrassende kijk op een werkwijze die veel te weinig aandacht krijgt. Oude ambachten kunnen nog relevant zijn en zelfs urgentie bezitten. Traditioneel handwerk moet net zo innovatief zijn geweest als een kunststof lamp die met één druk op de knop uit een kastje rolt.” Een tentoonstelling als NIJVER|heden laat zien dat het museum slaagt in zijn opzet.
“Het Zuiderzeemuseum heeft een meerwaarde als educatieve partner”
Het Zuiderzeemuseum heeft samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) het educatieve programma Droge voeten in NoordHolland ontwikkeld. Dijkgraaf Luc Kohsiek en communicatieadviseur Nina Lambalk
Charlotte Zwemmer
van het HHNK vertellen waarom.
11
Waarom heeft het HHNK meegewerkt aan het educatieve programma? Luc Kohsiek: “De jeugd is voor ons een hele belangrijke factor. Er zijn nog weinig kinderen die weten dat wij onder zeeniveau wonen. Het is er toch altijd droog! Het is onze taak om zeker ook de toekomstige generatie heel vroegtijdig bij te brengen dat dit niet vanzelf gaat. Met dit programma hopen we veel kinderen en scholen in het Noord-Hollandse gebied te bereiken.”
Waarom is het belangrijk dat kinderen leren over waterbeheer? Nina Lambalk: “Juist de komende generaties zullen steeds meer te maken krijgen met de stijging van de zeespiegel en het onstuimige klimaat. We investeren veel in dijkversterkingen en waterbergingen. Omdat we het goed geregeld hebben, valt het minder op dat we onder zeeniveau leven. De stilte is dus positief, maar we willen jongeren en volwassenen ervan bewustmaken dat we daar veel voor moeten doen: versterking van dijken, boezemkades en het aanleggen van waterbergingen.” Luc Kohsiek
Luc Kohsiek: “Toen een poosje geleden overstroming dreigde in het noorden van het land, zag je dat de oudere mensen heel nuchter reageren: ‘Ach, dat is altijd al zo geweest’. Vroeger leefde men met het water, maar dat is de laatste dertig à veertig jaar drastisch veranderd. Je moet het op een andere manier aanpakken en mensen meenemen. Vandaar ook dit soort lespakketten.”
Wat is de meerwaarde van de samenwerking met het Zuiderzeemuseum? Luk Kohsiek: “Ten eerste is het natuurlijk een museum in ons gebied. Bovendien is het een museum over de historie van de Zuiderzee en de aanpalende gebieden. Waterschappen bestaan al ruim zevenhonderd jaar, dus die historie, daar kunnen ze zich goed in vinden. Ten derde ontvangt het museum per jaar meer dan 200.000 bezoekers, onder wie veel kinderen. Er is een professionele staf met veel ervaring op het gebied van de educatie van jonge kinderen. Daarom heeft het Zuiderzeemuseum een echte meerwaarde als educatieve partner.” Nina Lambalk
Denkt u aan een structurele samenwerking? Luc Kohsiek: “We hebben de overeenkomst vorig jaar ondertekend en tijdens dit Jaar van het Water loopt het programma voor de eerste keer. Het zou goed kunnen dat we het volgend jaar voortzetten onder een ander thema, want het is een prima manier om veel kinderen in Noord-Holland te bereiken. Als het een succes is, dan smaakt het altijd naar meer. Dat versta ik onder cultureel ondernemerschap: de middelen worden minder en dan moet je op zoek gaan naar nieuwe kansen. Volgens mij liggen hier mogelijkheden die voor beide partijen zeer aantrekkelijk zijn. Want een museum heeft er dan plotseling weer een thema bij dat veel mensen in Nederland trekt. Dat is voor het museum dan weer aantrekkelijk.”
Kunt u wat meer vertellen over het programma? Nina Lambalk: “Er zijn vier modules voor verschillende leeftijden, van de jongste kinderen in het basisonderwijs tot en met de onderbouw in het voortgezet onderwijs: een evacuatiespel, watertoppers, het grote waterexperiment en waterlast in de polder. We hebben de pakketten samen uitgewerkt, waarbij wij de rode draad hebben aangegeven van de thema’s die we belangrijk vinden en die aansluiten bij ons veiligheidsbeleid. De educatiemedewerkers van het Zuiderzeemuseum hebben dat vervolgens verder uitgewerkt voor scholen, zodat het aansluit bij de belevingswereld van kinderen en natuurlijk bij de lesprogramma’s van de leerkrachten. We hebben de handen ineengeslagen om samen een goed programma neer te zetten, daar zijn we van overtuigd.”
Kunnen scholen het programma al boeken? Nina Lambalk: “De praktijklessen beginnen in april als het buitenmuseum opengaat, maar de lessen kunnen vooraf al worden geboekt en er zijn kennismodules die voorafgaan aan het museumbezoek. We hebben als doelstelling om de thema’s zo vroeg mogelijk te laten beklijven bij de kinderen. Onderzoek heeft aangetoond dat eerst kennis, daarna beleving, gevolgd door een herhalingsles een goede manier is om dat te bereiken en om het bovendien leuk te maken. Want dat is ook belangrijk: dat de kinderen op een leuke manier leren en er daarna misschien ook wel over gaan praten met hun ouders. Zo krijgen zij ook informatie over wat we doen en hoe belangrijk dat is.”
13
14
Is het de eerste keer dat het HHNK zo’n lespakket ontwikkelt? Nina Lambalk: “We hebben allerlei kleinere initiatieven, zoals de activiteiten van ons eigen bezoekerscentrum Dijk te Kijk in Petten of de puzzeltocht ‘Droppie Water’ waarbij kinderen de rol van dijkwacht spelen. Maar zo’n grootschalige samenwerking als nu met het Zuiderzeemuseum, dat is de eerste keer. We hopen ongeveer duizend scholen te bereiken en daarmee duizenden kinderen.”
Het HHNK en het Zuiderzeemuseum zijn complementair? Luc Kohsiek: “Onze inhoudelijke kennis van het water en de historische en educatieve kennis van het museum vormen een prachtige symbiose. Een kleine anekdote daarbij: de nieuwe directeur van het Zuiderzeemuseum is geboren en getogen in Edam en het HHNK is 250 jaar gehuisvest geweest in Edam. We maakten samen een rondtocht en hij wist meer te vertellen over Edam dan ik. Dat geeft wat mij betreft aan dat hij als directeur en ik als dijkgraaf een band hebben over dit thema.”
Danielle Schipper, leerkracht van groep 3 van het Bernardus van Bocksmeer te Hoorn, nam deel aan de pilot van het project Droge Voeten in Noord-Holland. Hier volgt haar verslag. Bij aankomst namen we de veerboot naar het museum. Dat was voor de kinderen al een hele ervaring! De educator nam ons mee naar een van de leuke huisjes die het museum rijk is. Daar werd onze kennis over water geprikkeld. Wat wisten wij al en wat zouden wij hier te zien krijgen? Vervolgens werd de klas in tweeën gesplitst. De ene groep ging met reddingsvesten aan proeven doen bij het water. De leerlingen maten het waterpeil en onderzochten hoe de molen het waterpeil vroeger mat. Ze redden de dieren van een bijna ondergelopen stuk land door ze met een schuit naar de overkant te brengen. De andere groep bekeek de functies van water. Wat kun je ermee? Afwassen, wassen, drinken ... Vroeger kwam water nog niet uit de kraan: waar kwam het dan wel vandaan? De kinderen kregen alle antwoorden op hun vragen door de enthousiaste en ervaren medewerkers van het Zuiderzeemuseum. Zij bezorgden de klas een enorm leerzame, leuke, ontdekkingsvolle, uitdagende, georganiseerde en gezellige dag. Namens groep 3 hartelijk bedankt!
15
“Mensen willen als ze thuiskomen een verhaal te vertellen hebben” Charlotte Zwemmer
De leden van de ANWB verkozen het Zuiderzeemuseum in 2011 tot ‘Leukste uitje van Noord-Holland’. Een gesprek met Guido van Woerkom, directeur van de ANWB.
Guido van Woerkom
Sinds wanneer houdt de ANWB de verkiezing van het ‘Leukste uitje’? “We hebben altijd wel gepeild naar de mening van onze leden, maar nu hebben we er voor het eerst een prijsvraag aan gekoppeld. Op basis van de voorkeur van de leden hebben we het leukste uitje per provincie en later het leukste uitje van het land gekozen. Daarvoor hadden we wel allerlei contacten, maar dat was minder gestructureerd. Nu hebben we het voor het eerst met een prijsvraag gestructureerd onderzocht.” Waarom kiest de ANWB om hier een podium voor te zijn? “We merkten een stijgende behoefte aan een antwoord op de vraag: wat gaan we vandaag doen? Mensen willen op ideeën gebracht worden en daarin een goede keuze maken. Het is onze taak als ANWB om onze leden daarbij te helpen. Onze officiële naam is: Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB. Dat toerisme, die recreatie, dat zit er al in. We moeten daar ook aandacht aan besteden. We leven in een tijd van social media, die het mogelijk maken dat mensen hun mening kenbaar maken. Autoriteiten hebben niet langer het alleenrecht op kennis en inzicht. Daarom zeggen wij: gebruik die input van de leden om ze met elkaar in contact te brengen. Dat kan door middel van die aanbevelingen voor een leuk uitje. De respons van de leden was heel positief. Je ziet dat terug op de website Land van ANWB: dat is een van de meest populaire websites geworden voor de oriëntatie van vrijetijdsbesteding. We staan nummer twee en we hebben de ambitie om nummer één te worden!”
Jongen in interieur van Hugo Haagman – The blue fishvendor
17
Waarom denkt u dat het Zuiderzeemuseum de prijs van ‘Leukste uitje van Noord-Holland’ gewonnen heeft? “Als je iets wilt doen in Noord-Holland, dan is er alle reden om naar Enkhuizen te gaan. Leden schreven dat ze het echt de moeite waard vonden, dat ze het leuk vonden. Het Zuiderzeemuseum is echt op de goede weg: het is verrassend, spannend, fris, eigentijds. Het maakt het verleden op een eigentijdse manier zichtbaar. De combinatie van doen en beleven, zien en herkennen, dat blijven mensen leuk vinden. Dat is voor alle groepen natuurlijk anders. Ouderen grijpen terug naar de herkenning van het verleden, naar iets wat ze zelf al hebben meegemaakt. Jongeren willen graag iets doen, die beleven het op die manier. Dat biedt het Zuiderzeemuseum en daar moet het in blijven investeren. Daarnaast is het belangrijk dat het museum in zijn totaliteit voor het gebied opkomt, zodat mensen die in de regio zijn, makkelijk denken: ‘Kom, we gaan even naar het Zuiderzeemuseum’. De volgende stap is dat de regio op zichzelf zo sterk is dat je mensen ernaartoe trekt en dat die vervolgens een bezoek brengen aan het Zuiderzeemuseum.” Ziet u het bezoek aan musea groeien in de toekomst? “De sector zelf kan ervoor zorgen dat er een positief gevoel is rond 18 museumbezoek. De bioscopen trokken vorig jaar een recordaantal bezoekers, onder andere door de hoge kwaliteit van de films en de komst van 3D. Daar merk je dat een afkalvende sector zich dankzij productvernieuwing kan heruitvinden. We zien ook dat de tweede of derde vakantie onder druk staat. In plaats van een reis naar het buitenland willen mensen iets leuks in Nederland doen, maar de platte recreatie is een beetje uit. Dat zie je ook in de vakanties, waar Spanje en Griekenland het moeilijk hebben. Als het alleen maar strand is, vinden mensen het niet meer leuk. Vroeger was dat meer, maar nu moet er iets te doen zijn. Die trend zet zich nog wel even door. Daarom is het interessant om als gebied iets te doen. Mensen vinden het prima om een huisje te huren in Bergen, maar als er verder niets te doen is, dan gaan ze er niet meer naartoe. Daarom moet het museum partnerships sluiten met activiteiten in de omgeving en zijn maatschappelijke rol in WestFriesland laten zien.”
Wat is de reden om kinderen als ‘museuminspecteur’ op pad te sturen? “Enerzijds zijn kinderen voor een heleboel mensen de reden om ergens naartoe te gaan. Je wilt ze als ouder iets meegeven. Anderzijds vinden wij het belangrijk dat kinderen op jonge leeftijd waardering krijgen voor het verleden. Voor musea is het interessant om op structurele wijze in contact te komen met kinderen. De museuminspecteurs zijn een makkelijke manier om de ogen van je toekomstige bezoekers aangereikt te krijgen. We realiseren ons niet altijd hoe kinderen naar dingen kijken. Om toekomstkansen te hebben, moet een museum altijd aansluiting bij jongeren blijven vinden. Er zijn maar een paar musea voor wie dat automatisch geldt. De Nachtwacht werkt generaties door en zal over vijftig jaar ook nog wel bezoekers trekken. Maar dat geldt niet voor alle musea die er nu zijn. Die moeten het toch hebben van hearsay en een leuk, actueel aanbod. Daarom moet een museum zich in toenemende mate afvragen wat mensen en jongeren willen.“ Welke tip geeft u mee aan musea in het algemeen en het Zuiderzeemuseum in het bijzonder? “Veel musea ontwikkelen al een actiever aanbod van hun collectie. Daar moeten ze vooral mee doorgaan: goed luisteren naar wat mensen interessant vinden, niet alleen denken vanuit het eigen perspectief en proberen relevant te zijn. Mensen willen als ze thuiskomen een verhaal te vertellen hebben. Ze willen met andere mensen bespreken wat ze meegemaakt hebben. Dat vinden mensen leuk en boeiend. Dat kun je doortrekken naar het hele gebied: wat wil de regio vertellen? Kun je als museum een onderdeel van de regio zijn en een deel van het verhaal invullen? Die ontwikkeling in museumland is nu gaande en daar heeft het Zuiderzeemuseum met zijn prachtige historie zeker een mooie bijdrage aan te leveren. Dat geldt ook voor andere musea. Ga in dat soort nieuwe dingen mee, experimenteer daarmee en zoek samenwerking. Over de algehele linie zou ik zeggen: ga zo door, onze leden komen er graag.”
19