Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
Het Noordpoolgebied: Wildernis en Wingewest. Mevrouw de Decaan, dames en heren Op 31 december 2012 liep het Shell boorplatform Kulluk in een vliegende storm op de kust van Kodiak Eiland. Het ongeluk gebeurde op het voor Shell slechtst denkbare moment. Shell was de hele zomer hinderlijk gevolgd door Greenpeace, die op allerlei manieren had geprobeerd te voorkomen dat de multinational in het Noordpoolgebied naar olie zou gaan boren. Het Shell project was goed voorbereid en op een paar onderbrekingen na was de boorcampagne naar tevredenheid verlopen.1 Er was nog geen olie aangeboord maar de directie van SHELL was er vast van overtuigd dat dat het volgende zomerseizoen zou gebeuren. Dan gaat het op weg naar het zuiden toch nog mis. De Kulluk loopt op het strand van Kodiak Eiland, een eiland op dezelfde breedte als het Verenigd Koninkrijk en nog wel op een komkommer moment van de pers. Grote stukken op de voorpagina van de kranten en volop aandacht in de nieuws- en actualiteitenprogramma’s op radio en televisie.2 Een pagina grote advertentie van Greenpeace in de ochtendbladen strooide vervolgens nog eens zout in de wonden van de multinational.3 ‘Het is het zoveelste incident waaruit blijkt dat oliemaatschappijen als SHELL niet zijn opgewassen tegen de extreme weersomstandigheden in het Noordpoolgebied’, aldus Joris Thijssen, campagnedirecteur van Greenpeace.4 Het platform werd al na enkele dagen vlot getrokken maar het kwaad was al geschied: het imago van SHELL had een enorme deuk opgelopen.
Het ongeluk met de Kulluk maakte twee dingen duidelijk: 1. SHELL of zijn onderaannemer had de weersomstandigheden in de Beringzee zwaar onderschat.5 2. De Kulluk was goed geprepareerd voor de zware Arctische omstandigheden want er is bij de stranding geen liter van de 568.000 liter diesel aan boord van de Kulluk in zee terechtgekomen. 1
Robert Blaauw, Shell operaties in het Arctisch gebied; Den Haag 17 december 2012 Zie onder andere Anchorage Daily News 1 januari 2013, NRC 2-01-2013, Trouw 2-01-2013, De Standaard 2-012013, De Volkskrant 04-01-2013 en diverse radio en tv programma’s zoals het NOS Journaal en het RTL Nieuws op 2-01-2013. 3 Trouw 7-01-2013. 4 www.greenpeace.nl/2013/nieuwsberichten/klimaat--energie/olieboringen-op-noordpool-nooit-veilig/ bezocht 406-2013. 5 Na mijn rede werd bekend dat Shell het boorschip Kulluk van Dutch Harbour naar Seatle heeft willen verplaatsen om extra belastingen te ontlopen. Trouw 29-05-2013. 2
1
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
Het onderschatten van de Arctische en subarctische weersomstandigheden komt steeds vaker voor. Enerzijds omdat het weer door alle klimaatveranderingen lastiger is te voorspellen in het poolgebied en anderzijds omdat onze perceptie van het poolgebied is veranderd waardoor we de weersomstandigheden onderschatten. Door de verandering van het klimaat is de omvang en de dikte van het zeeijs in de Arctische Oceaan sinds 1979 gehalveerd. In september 1979 was er volgens het National Snow and Data Centre (NSDC) in Boulder, Colorado, USA 7.000.000 km² zeeijs in de Arctische Oceaan en in september 2012 was dat oppervlak geslonken tot 3.400.000 km².6 Bovendien is in diezelfde periode het meerjarig ijs bijna helemaal uit de poolzee verdwenen. Toch is de Arctische Oceaan er niet toegankelijker door geworden. De trend in de hoeveelheid zeeijs mag dan een afname aangeven, jaarlijks kunnen er grote verschillen optreden waardoor de aanwezigheid van het zeeijs moeilijk te voorspellen is. De grilligheid van het weer lijkt zelfs te zijn toegenomen; de toegenomen stormfrequentie en de grotere golfhoogte maken het gebied en zijn bodemschatten nog steeds moeilijk bereikbaar en het lijkt wel of daar geen rekening mee wordt gehouden.7 Shell was de hele zomer van 2012 met 22 schepen en 2000 personen actief in de Chuckchi- en de Beaufortzee. De multinational had gedwongen door de omstandigheden veel voorzorgsmaatregelen genomen maar toch verliep het seizoen niet vlekkeloos. De boringen werden bemoeilijkt omdat er in 2012 ongewoon veel zeeijs op beide locaties was, het walvisvangstseizoen door slechte weersomstandigheden later begon en langer duurde, de speciaal voor het boren in de Arctis ontwikkelde verontreinigingsbeveiliging8 tijdens het testen beschadigde en het verlenen van de nodige vergunningen door bureaucratie werd vertraagd. Toch werden er twee boringen uitgevoerd, veel ervaring opgedaan en al het werk veilig afgerond. Het gehele project werd ondersteund door lokale gemeenschappen en alle vergunningen konden op hun bruikbaarheid getoetst worden.9 Maar als het allemaal zo ingewikkeld is en er aan zoveel voorwaarden van de verantwoordelijke overheden moet worden voldaan, waarom besluit een multinational als Shell dan toch in het Noordpoolgebied te gaan boren?
6
National Snow and Ice Data Centre, Boulder, Colorado, USA September 16-09-2012, www.nsidc.org/seaicenews/ Arctic Climate Impact Assessment 2004. 8 Capping Stack en Arctic Containment System (ACS), www.shell.com/arctic 9 Robert Blaauw, Shell operaties in het Arctisch gebied. Den Haag, 17 december 2012 en www.shell.com/arctic. 7
2
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
Het klimaat is de afgelopen decennia inderdaad behoorlijk veranderd. Sinds 2005 is de gemiddelde jaarlijkse luchttemperatuur ongeveer 1.5°C gestegen. Dit lijkt niet zoveel, maar deze luchttemperatuur is hoger dan de gemiddelde luchttemperatuur tijdens de warme periode 1930-1950 en sinds 1980 is die temperatuur in de Arctis twee keer zo snel gestegen dan elders in de wereld.10 Deze temperatuurstijging heeft het zeeijs, de gletsjers en de ijskappen sinds 2000 sneller doen smelten dan in het decennium daarvoor en de in de vroege zomer met sneeuw bedekte oppervlakte is sinds 1966 met 18% afgenomen. De temperatuur in de permafrost is 2°C toegenomen en de zuidelijke grens van de permafrost is in Rusland sinds 1970 30 tot 80 km en in Canada 130 km naar het noorden opgeschoven. De stormfrequentie is op plaatsen als de noordkust van Alaska sterk toegenomen en de golfhoogte is door het steeds vaker ontbreken van zeeijs eveneens toegenomen waardoor de kusterosie sterker is geworden. Deze klimatologische veranderingen maken het weer steeds grilliger en onvoorspelbaarder.11 Het ziet er dus niet naar uit dat de Arctis toegankelijker is geworden. Maar spelen klimaatsveranderingen eigenlijk wel een rol bij de historische exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen?
Om deze vraag te beantwoorden gaan we terug naar juli 1979 toen een onderzoeksteam van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoek begon naar de relatie tussen de walvisvaart en het klimaat.12 Daartoe werden enkele zeventiende eeuwse walvisvangststations op de westkust van Spitsbergen archeologisch en paleo-biologisch onderzocht. Tegelijkertijd werd in de archieven in Nederland naar schriftelijke documentatie gezocht om de geschiedenis van de walvisvangst bij Spitsbergen compleet te krijgen. Eén van de vragen die in dat onderzoek centraal stonden was: welke factoren hebben de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in het verleden bepaald? Uit dit onderzoek bleek dat vooral de traanprijzen bepalend waren voor het aantal schepen in het vangstgebied. Het klimaat speelde daarbij een ondergeschikte rol. De walvis werd in de tweede helft van de zeventiende en achttiende eeuw zelfs tot in het zeeijs achtervolgd, waarbij grote risico’s werden genomen. Door de hoge traanprijzen waren de verwachtingen groot en daardoor was er veel interesse van grote investeerders. In de beginperiode werd de walvisvangst door zowel de Engelsen als de 10
Arctic Climate Issues 2011; Changes in Arctic Snow, Water, Ice and Permafrost. AMAP. Arctic Climate Issues 2011. Changes in Arctic Snow, Water, Ice and Permafrost. AMAP. 12 L.Hacquebord, 1984. Smeerenburg. Het verblijf van Nederlandse walvisvaarders op de westkust van Spitsbergen in de zeventiende eeuw. PhD thesis. Universiteit van Amsterdam. 11
3
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
Nederlanders in compagnieverband uitgevoerd. De Engelse compagnie heette de Muscovy Company en de Nederlandse de Noordse Compagnie. Beide bedrijven hadden een monopolierecht van hun overheid ontvangen. De Noordse compagnie bestond uit een aantal zelfstandige ondernemingen (kamers) uit de belangrijkste havenplaatsen in de Republiek. Gezamenlijk bepaalden de vertegenwoordigers van de kamers voor het seizoen hoeveel walvissen ze wilden vangen en na het seizoen bepaalden ze aan de hand van de traanproductie de verkoopprijs van de traan. Ze handelden daardoor als een kartel en door hun prijs- en vangstafspraken creëerden ze een min of meer duurzame jacht.13 Jaarlijks werden door de Engelse en Nederlandse walvisvaarders samen niet meer dan gemiddeld 300 walvissen gedood en verwerkt.14 Halverwege de zeventiende eeuw liep het monopoliecontract van de Noordse Compagnie af en omdat de betrokken kooplieden geen verlenging aanvroegen werd de Nederlandse walvisvangst toegankelijk voor iedereen. De grote investeerders liepen weg en hun rol werd overgenomen door minder kapitaalkrachtige, meest lokale kooplieden. De jacht werd vanaf dat moment geheel gestuurd door de traanprijs op de wereldmarkt. Het aantal schepen nam sterk toe en de jachtdruk steeg. De exploitatie ging daardoor over in een marktgestuurde en later zelfs gesubsidieerde jacht. Het aantal walvissen dat jaarlijks werd gevangen steeg tot boven de 2000 en het resultaat was dat de walvispopulatie werd uitgeroeid en de bron uitgeput.15
In de achttiende en negentiende eeuw waren hoge traan- en ivoorprijzen de drijfveer voor de start van de walrusjacht op Spitsbergen en Nova Zembla. De jacht werd uitgevoerd door de Pomoren, bewoners van de kust van Noord-Rusland en betaald door kooplieden uit St Petersburg. Ook hier hadden de kooplieden grote verwachtingen en dus veel interesse om te investeren. Het was ook nu een marktgestuurde activiteit die aanvankelijk werd uitgevoerd door de Russen en later in handen kwam van de Noren. Tijdens het International Polar Year (2007-2008) werd door een onderzoeksteam van het Arctisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen in het centrum van Spitsbergen delen van een Russisch jachtstation opgegraven. Het onderzoek was vooral gericht op het botmateriaal om meer te 13
C. de Jong, 1972. Geschiedenis van de Oude Nederlandse Walvisvaart. Deel I. Universiteit van Suid Afrika, Pretoria, RSA, 14 L.Hacquebord, 1984. Smeerenburg. Het verblijf van Nederlandse walvisvaarders op de westkust van Spitsbergen in de zeventiende eeuw. PhD Thesis Universiteit van Amsterdam. 15 L.Hacquebord, 1999. The hunting of the Greenland right whale in Svalbard, its interaction with climate and its impact on the marine ecosystem. Polar Research 18(2), 375-382 en L.Hacquebord 2001, Three Centuries of Whaling and Walrus Hunting in Svalbard and its Impact on the Arctic Ecosystem. Environment and History 7 (2001), 169-185.
4
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
weten te komen over de jachtpatronen. Het onderzoek maakte duidelijk dat de walrus het belangrijkste jachtdoel was. Er werden in het station relatief veel bovenkaken van walrussen gevonden, waaruit de tanden waren gekapt. In de negentiende eeuw ontstond een hevige competitie tussen de Russen en de Noren waardoor de jachtdruk erg toenam. De opgravingen van het Russische jachtstation toonden aan dat het in de negentiende eeuw was overgenomen door Noorse jagers.16 Uiteindelijk was ook bij deze exploitatie uitputting van de bron het resultaat.17
Aan het eind van de negentiende eeuw stegen als gevolg van de economische ontwikkelingen de steenkoolprijzen, eerst langzaam maar na de Eerste Wereldoorlog zelfs explosief.18 Ook nu weer veroorzaakte de prijsstijging een run op de natuurlijke hulpbronnen in de Arctis. Er was veel interesse voor de steenkool in Groenland en Spitsbergen en de verwachtingen van de investeerders waren hooggespannen. Ondernemers uit Amerika, Groot Brittannië, Zweden en Noorwegen investeerden in de steenkoolvelden van Spitsbergen. Ook Nederlandse ondernemers namen deel aan de run op de steenkool van Spitsbergen. Havenbaronnen uit Rotterdam stuurden in 1920 de SS Mont Cenis met een groep mijnwerkers uit het Roergebied naar het noorden. Ze legden op de Bohemannvlakte een mijn aan en bouwden een nederzetting van prefab huizen. Na een zomer en een winter waarin veel steenkool was gedolven werd duidelijk dat de steenkool door de ondiepe baai moeilijk af te voeren was. De directie van de inmiddels opgerichte Nederlandse Spitsbergen Compagnie (NESPICO) verplaatsten daarop de nederzetting naar de andere kant van de fjord en begonnen daar een nieuwe mijn, die ze Barentsburg noemden. Toen deze klaar was en de productie op gang kwam was de steenkoolprijs zo gedaald dat NESPICO geen kapitaal meer had voor de noodzakelijke investeringen. De eigenaren besloten daarom de mijn te verkopen aan het Russische staatsbedrijf Arktikugol.19 De koop werd in 1932 geëffectueerd. Ook de andere ondernemingen trokken zich vanwege de dalende steenkoolprijs en de
16
Y.I.Aalders, Dag Avango, Ulf Gustafsson, Hidde de Haas, Louwrens Hacquebord, Cameron Hartnell and Frigga Kruse 2009. LASHIPA 5; Archaeological expeditions on Spitsbergen, 27 July-17 August 2008, Internal report, Arctic Centre, Groningen. 17 Avango, D., L. Hacquebord, Y.I. Aalders, H. De Haas, U.I.Gustafsson and F. Kruse, 2011. Between markets and geo-politics: natural resource exploitation on Spitsbergen from 1600 to the present day. Polar Record 47, 29-39. 18 H. de Haas, 2012. In Search of Profit in the High Arctic. The Commercial Background of the Dutch Expedition to Spitsbergen in 1920. In: L.Hacquebord (ed.), 2012. LASHIPA, History of Large Scale Resource Exploitation in Polar Areas. Circumpolar Studies 8, Groningen, p. 47-59. 19 A. Portsel, 2012. Barentsburg; The Soviet Period in the History of the Mine. In: L.Hacquebord (ed.), 2012, LASHIPA. History of Large Scale Resource Exploitation in Polar Areas, Groningen, Circumpolar Studies nr. 8.
5
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
geopolitieke veranderingen één voor één terug uit de steenkoolwinning op Spitsbergen. De velden in Spitsbergen zijn thans zo goed als uitgeput. Alleen een Russisch en een Noors bedrijf zijn nog bezig met de winning van steenkool maar hun activiteiten zijn ook nu nog politiek gestuurd. Aan het eind van de twintigste eeuw zien we de prijs van een vat ruwe olie sterk stijgen.20 Wederom zijn de verwachtingen groot en opnieuw is er veel belangstelling van investeerders voor de winning van natuurlijke hulpbronnen in het noorden. Op dit moment wordt op vijf plaatsen in het poolgebied olie of gas gewonnen: North Slope Alaska, Mackenzie delta, de Noorse Arctis, het Timan-Petchora gebied en West-Siberië.21 Multinationals, als Shell, BP, Exxon Mobil, Statoil, Gazprom, Rosneft, Lukoil en Gulf proberen ondanks enorme technische uitdagingen in het poolgebied olie en vooral gas te winnen. De meeste productieboringen zijn op land maar ten noorden van Alaska en in de Noorse zee wordt ook offshore olie en gas gewonnen. Zolang de prijs boven de 100$ per vat ruwe olie blijft zal de interesse voor olie en gas uit het poolgebied blijven bestaan. We zien dus dat ook bij de huidige exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in het poolgebied de prijs bepalend is. Het uiteindelijke resultaat zal ook nu weer uitputting van de bron betekenen.
De ijssituatie was in de meeste hier genoemde exploitatie perioden slechter dan tegenwoordig. De exploitatiegeschiedenis van het Noordpoolgebied leert ons dat het klimaat wel de strategie maar niet de besluitvorming bepaalt. De prijzen op de wereldmarkt zijn voor de besluitvorming veel belangrijker. Hoge traan-, ivoor-, steenkool- en ruwe olieprijzen hebben in het verleden de intensiteit van de activiteiten in het poolgebied sterk bepaald. Zelfs in perioden met veel zeeijs en dichtgevroren baaien en fjorden (Kleine IJstijd) werden de natuurlijke hulpbronnen geëxploiteerd en was het de markt die de exploitatie activiteiten aanstuurde en er is eigenlijk niet veel veranderd. De huidige booractiviteiten in het Noordpoolgebied zijn dus allereerst markt gestuurd, met andere woorden ze zouden ook hebben plaatsgevonden als er geen klimaatveranderingen waren geweest.
20 21
Energy Information Administration and USA bureau of Labor Statistic. www.nordregio.se
6
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
Maar zijn markt en klimaat de enige factoren die een rol spelen bij de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de Arctis of spelen veranderingen in de beeldvorming van het Noordpoolgebied ook nog een rol?
Het ongeval met de Kulluk toont aan dat er in de afgelopen decennia veranderingen in de representatie van het poolgebied zijn opgetreden. Tien jaar geleden zou geen rederij er over denken om in de winter een boorplatform via de Beringzee naar Seatle in de staat Washington (USA) te slepen, ook niet om belastingtechnische redenen. De veranderde klimatologische omstandigheden en het vertrouwen in de huidige technologie hebben multinationals als Gazprom, Rosneft, Statoil, BP, Exxon-Mobil en Shell mogelijk overmoedig gemaakt. De afname van het zeeijs heeft de natuurlijke omstandigheden in het noorden niet echt gemakkelijker gemaakt waardoor het opvallend is dat er zowel op land als in zee naar olie en gas wordt geboord. Hoewel de wereldolieprijzen behoorlijk zijn gestegen kan dat toch niet de enige verklaring zijn voor de toename van booractiviteiten in het poolgebied. Het lijkt erop dat de wereld anders tegen het poolgebied is gaan aankijken.
Het middeleeuwse beeld van het Noordpoolgebied werd bepaald door vier poollanden rondom een zee met daarin een rots waarop de Noordpool lag. Het gebied werd gezien als een woest gebied met maalstromen en draaikolken, dat bewoond werd door draken en monsters. Het was tevens het woongebied van de anti-christ.22 Gerard Mercator gaf dit middeleeuwse beeld van de Arctis weer op een inzetkaart van zijn wandkaart van de wereld van 1569.23 In een brief aan John Dee uit 1577 verklaarde Mercator dat hij dat beeld had ontleend aan een beschrijving van een monnik in het verdwenen boek Inventio Fortunatae, die in de 14de eeuw op Groenland was geweest24 Aan het eind van de 16de eeuw verdwenen de vier poollanden van de kaart en werd de Arctische Oceaan dankzij de kaart van Willem Barentsz een open zee.25 Het idee van een poolcontinent bleef echter bij sommige geografen en ontdekkingsreizigers nog tot diep in de 19de eeuw bestaan. Zo tekende de Duitse kartograaf August Petermann in 1865 in de Arctische Oceaan nog land dat zich uitstrekte van Groenland 22
Olaus Magnus, 1555 in Barry Lopez, 1986, Arctic Dreams. Scribners, New York Gerard Mercator, 1569. Orbis Terrea descriptio ad usum navigantium emendata et accomodata. 24 Taylor, E.G.R. 1956. A letter dated from Mercator to John Dee. Imago Mundi, Vol. 13, 56-69. 25 Willem Barentsz Poolkaart uitgegeven door Cornelis Claesz Amsterdam 1598. 23
7
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
tot Wrangel en ook Fridjof Nansen vermoedde in 1897 ten noorden van Frans Jozef Land nog land dat hij Petermann Land noemde.26 In de 17de eeuw was het Europese deel van het Arctische gebied door walvisvaarders beter bekend geworden. Hoewel de monsters en de duivel af en toe nog hun kop opstaken ontstonden hele reële afbeeldingen van de eilanden Spitsbergen en Jan Mayen. De walvisvaarders hadden over het algemeen weinig oog voor de schoonheid van het gebied maar ze hadden diep ontzag voor de elementen. Vooral het zeeijs boezemde hen veel ontzag in. Ze kenden de gevaren van het zeeijs uit de verhalen en vaak ook uit eigen ervaring omdat jaarlijks meerdere schepen in het ijs van de Arctische Oceaan achterbleven.27 Ze hadden weinig gevoel bij de dieren die in het gebied verbleven en joegen op alles wat eetbaar was. De eerste biologische beschrijvingen verschenen pas aan het eind van de 17de en in het begin van de 18de eeuw.28 Het was de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) die de natuur in de achttiende eeuw een gezicht gaf, waarna een lange periode van grote interesse voor de natuur begon, die leidde tot een stroming in de westerse cultuur die we de romantiek noemen.29 Eind 18de eeuw en in de 19de eeuw openbaarde zich binnen deze stroming een ontwikkeling in de schilderkunst die het sublieme werd genoemd en waarin kunstenaars de nadruk legden op het geweld en het gevaar in de natuur om zo de beleving van de natuur te intensiveren en door pijn en de dood de sterkst mogelijke menselijke emotie op te roepen. Aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen maar ook lawines, neerstortend gletsjerijs, schipbreuken en mislukte poolexpedities waren de onderwerpen van de schilderijen. Het was de Engelse filosoof Edmund Burke (1729-1797) die dit begrip in 1757 een naam gaf en als eerste beschreef.30 We zien dit voor de Arctis bijvoorbeeld terug in de schilderijen van Christiaan J.L.Portman (1799-1868) die de dood van Willem Barentsz op een ijsschots dramatisch afbeeldde en Adolf Obermüllner (18331898) en Julius von Payer (1841-1915) die het verhaal van de Oostenrijks-Hongaarse Noordpoolexpeditie compleet met de Tegetthoff in het ijs in beelden neerzetten. Ook de Nederlandse 26
August Petermann 1865d, Map of the Arctic and Antarctic Regions Reflecting the Geographical Points of View in 1865, [and] the Sea Currents; F. Nansen, 1897. In Nacht en IJs, A.W.Sijthoff, Leiden. 27 C.G.Zorgdrager, 1720. Bloeijende Opkomst der Aloude en Hedendaagsche Groenlandsche Visscherij. Amsterdam. 28 C.G. Zorgdrager, 1720. 29 Rousseau, Jean-Jacques 1754, Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes, 30 Edmund Burke, A philosophical Inquiry into our Ideas of the Sublime and the Beautiful. Oxford University Press, New York 1990.
8
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
schilder Louis Apol (1850-1936) heeft het sublieme van het Noordpoolgebied met succes in zijn werk proberen te vangen. Hun afbeeldingen zijn door poolonderzoekers benadrukt in hun reisverhalen en zo is in het begin van de 20ste eeuw het beeld ontstaan van een woest, ijselijk en weerbarstig gebied met een onbereikbare Noordpool. Een Noordpool die koste wat kost veroverd moest worden. Er viel veel geld te verdienen en eer te behalen met het veroveren van de schier onbereikbare Noordpool. Nansen en Amundsen deden er met hun boeken nog een schep bovenop en zo kwam in de eerste decennia van de 20ste eeuw de nadruk op het ondoordringbare karakter van het gebied te liggen. Het Noordpoolgebied was een vijandig gebied geworden waarin het voor de mens moeilijk was te overleven. In 1922 publiceerde Vilhjarmur Stefansson (1879-1962) in zijn boek the Friendly Arctic echter een ander beeld van het Noordpoolgebied. Hij was de eerste die de mogelijkheid om het gebied te koloniseren opperde. Zijn collega poolonderzoekers schudden meewarig het hoofd en noemden hem een Arctic dreamer.31 Hij was daarom ook niet in staat het beeld van het Noordpoolgebied daadwerkelijk te veranderen. Het weerbarstige imago bleef bestaan en de Noordpool bleef avonturiers trekken die alleen of in groepjes, met of zonder hondensleden op zoek waren naar eeuwige roem. De discussie of Peary nu wel of niet op de Noordpool was geweest hielp daarbij. De Noordpool leek voor altijd gereserveerd te zijn voor avonturiers. Tot aan het eind van de 20ste eeuw aandacht kwam voor de schoonheid van het gebied. Boeken als Arctic Dreams, The Last Imaginary Place en the Arctic Grail, Fotoboeken als Arctic Visions, the Arctic World, Polar Dance, Glimpses of Paradise, documentaires als Frozen Planet, Poles Apart, Arctic Circle en Kingdom of the Icebear en zelfs muziekuitvoeringen als Cantus Arcticus en Frozen Planet in Concert alles werkte mee aan het nieuwe imago van de poolgebieden.32 Het Noordpoolgebied veranderde hierdoor van een woeste en ontoegankelijke ijswoestijn in een kwetsbaar natuurgebied. Het Education and Outreach program van het International Polar Year (2007-2008) heeft dat proces versterkt en zo ontstond een geheel nieuw beeld namelijk dat van een kwetsbare wildernis, met veel zeldzame dieren en planten. De ruige, ontoegankelijke ijswoestijn verdwijnt meer en meer. De Noordpool anno 2000 is een kwetsbare wereld geworden die bewoond wordt door zeldzame dieren met een hoog aaibaarheidsgehalte. Het is een wereld die niet langer exclusief is voor heldhaftige avonturiers
31
Vilhjarmur Stefansson, 1922. The Friendly Arctic. The Story of Five Years in Polar Regions, Macmillan, New York. Barry Lopez, 1986. Arctic Dreams, Scribners, New York, Robert McGhee, 2004. The Last Imaginary Place. Key Porter Books, Toronto, Canada, Pierre Berton, 1988. The Arctic Grail, Pinguin Group New York. Fred Bruemmer, 2009 Arctic Visions, Pictures from a vanished world. Fred Bruemmer, 2002. Glimpses of Paradise, Fred Bruemmer, 1997. Polar Dance, Fred Breummer, 1985, The Arctic World, Key Porter Books, Toronto, Canada 32
9
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
maar is door nucleaire ijsbrekers, vliegtuigen en ijsstations van ons allemaal geworden. In deze wereld staan NGO’s en multi-nationals recht tegenover elkaar. De NGO’s maken gebruik van het nieuwe imago van het Noordpoolgebied en voor de multi-nationals is het een gebied als vele andere met veel grondstoffen en fossiele brandstoffen die geëxploiteerd kunnen worden. De hoge grondstof- en brandstofprijzen maken exploitatie voor hen heel aantrekkelijk en de nog aanwezige beperkingen worden gezien als uitdagingen. Voor de NGO’s is de Arctische natuur een machtsmiddel geworden waarmee ze het publieke debat kunnen sturen. Ze maken daarbij graag gebruik van de indrukwekkende beelden die iedereen inmiddels kent en zetten de multinationals weg als onverantwoorde binnendringers in de kwetsbare Arctische wereld. De button van Greenpeace waarop de strijd van de kwetsbare ijsbeer tegen de duivelse Shell wordt weergegeven maakt dat duidelijk. Ook de suggestieve affiches met beren bedekt met olie getuigen van deze aanpak. Greenpeace heeft na het ongeluk van de Kulluk, dat ver buiten het Noordpoolgebied plaats vond, via het publieke debat zoveel druk op de directieleden van Shell uitgeoefend dat zij besloten om voorlopig af te zien van verdere boringen bij Alaska waardoor geen verdere expertise m.b.t. het boren in koude gebieden zal worden opgedaan. Andere, minder zorgvuldig opererende olie- en gasmaatschappijen zullen doorgaan met het zoeken naar olie en gas in de Arctische Oceaan waardoor de kans op ongelukken alleen maar toeneemt. Net als bij de Brent Spar in 1995 lijkt de triomf van de natuurbeschermingsorganisaties opnieuw een nederlaag voor SHELL te worden en uiteindelijk ook voor de natuur. De leiding van SHELL had dit kunnen weten maar het geheugen van bestuurders reikt ook in het bedrijfsleven vaak niet veel verder dan één bestuursperiode.
Een integrale benadering van het zoeken naar olie en gas met respect voor natuur en cultuur in de Arctis is de oplossing. Daar is veel kennis voor nodig en kennisinstituten kunnen een rol spelen bij het verzamelen en analyseren van die kennis. Hier liggen kansen voor het Arctisch Centrum om zijn multidisciplinaire en gedegen kennis van het gebied in te zetten. Meer dan veertig jaar ervaring met poolonderzoek en inbedding in een brede universiteit met toegang tot ontbrekende disciplines garanderen een excellente kwaliteit van zo’n integrale aanpak.
10
Afscheidsrede Louwrens Hacquebord, 27 mei 2013
Het Arctisch Centrum kan dit soort onderzoek alleen doen, maar beter nog in breder verband in het Willem Barentsz Pool Instituut. Ik heb aan beide instituten met heel veel plezier leiding gegeven en ik wens ze een heel succesvolle toekomst toe. Ik heb gezegd.
11