Het Levensverhaal in Interpersoonlijk Perspectief: Validatie van ZKM-typologie
Self- arratives in Interpersonal Perspective: Validation of SCM-typology
Arjan B. Bentsink
Eerste begeleider: dr. R. van Geel Tweede begeleider: dr. T. Houtmans
Februari 2009 Faculteit Psychologie Afstudeerrichting Arbeids- en Organisatiepsychologie Open Universiteit Nederland
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave………………………………………………………………………………….1 Samenvatting…………………………………………………………………………………...2 Summary………………………………………………………………………………………. 3 1
Inleiding…………………………………………………………………………………….4
1.1 Waarderingstheorie en ZKM……………………………………………………………….5 1.2 Interpersoonlijke theorie…………………………………………………………………. 10 1.3 Overeenkomsten tussen waarderings- en interpersoonlijke theorie………………………13 1.4 Verschillen tussen waarderings- en interpersoonlijke theorie…………………………… 14 1.5 Onderzoeksdoel, -vraag en –verwachtingen………………………………………………15 Studie 1: Factorieële circumplexiteit van de IAS-48………………………………………….16 Inleiding……………………………………………………………………………………...16 Methode……………………………………………………………………………………...17 Resultaten…………………………………………………………………………………… 19 Discussie……………………………………………………………………………………..25 Studie 2: ZKM-typologie in interpersoonlijk perspectief…………………………………..... 27 Inleiding……………………………………………………………………………………...27 Methode……………………………………………………………………………………...28 Resultaten en discussie……………………………………………………………………....30 Algemene discussie …………………………………………………… ……………………..37 Literatuur………………………………………………… …………………………………...41
Bijlage 1 - Vragenlijst IAS-48- proefversie (Van Geel, Castelijn, Dercks, Heldens en Reith, 2006)……………………………………………………………………………….. 45 Bijlage 2 - Dendogram uit clusteranalyse IAS 48 (n=787) …………………………………...47 Bijlage 3 - Inter item correlaties 48 IAS items…………………………………………..……48 Bijlage 4 - Ontlokkers, zoals gebruikt tijdens het ZKM-gesprek……………………..………52 Bijlage 5 - Beslisregels ZKM-typering standaard, streng, soepel en Tschudi………….. ……53 Bijlage 6 - Circumplexanalyse met strenge, soepele en Tschudi typering…………………....55
1 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Samenvatting
De ZKM (Zelf Konfrontatie Methode) is gericht op het onderzoeken van grondmotieven, die hun oorsprong vinden in de waarderingstheorie. Deze theorie gaat er vanuit dat mensen handelen vanuit twee grondmotieven, namelijk het streven naar zelfbevestiging (Z-motief) en het verlangen naar contact (A-motief). De grondmotieven worden inzichtelijk gemaakt door het formuleren van waardegebieden, hieraan wordt een affectscore gekoppeld. Deze affectscore is bepalend voor de toekenning van een ZKM-typering (Hermans & HermansJansen, 2004). De ZKM-typering is voornamelijk gebaseerd op plausibele aannames (Van Geel, 2000). Met dit onderzoek wordt getracht deze typering te voorzien van een wetenschappelijk fundament. Hiervoor worden de ZKM-typen vergeleken met begrippen uit de verwante, maar empirisch sterker gefundeerde interpersoonlijke theorie. Verwacht werd dat de ZKM-typen binnen het interpersoonlijk circumplex te projecteren zouden zijn. Met 100 deelnemers, veelal studenten aan de Open Universiteit Nederland, zijn 3 á 4 uur durende ZKM-gesprekken gevoerd. Tijdens dit gesprek heeft de respondent, met behulp van de onderzoeker, zijn eigen waardegebieden geformuleerd. Een waardegebied is een korte kernachtige zin die uitdrukt wat iemand belangrijk vind in zijn/haar leven. Aansluitend hebben de respondenten de geformuleerde waardegebieden gescoord aan de hand van de 30affectenlijst en hebben zij een Nederlandstalige proefversie van de IAS-48 ingevuld. de IAS score wordt in een tweedimensionale circumplex weergegeven en geeft inzicht in de interpersoonlijke stijl die de respondent hanteert. Na analyse van de ZKM en IAS data is een terugkoppelingsgesprek met de respondent gevoerd. De IAS-48 scores zijn toegevoegd aan reeds bestaande IAS-48 data. Met deze gecombineerde dataset is een interpersoonlijk circumplex geconstrueerd (n=787). Uit het onderzoek bleek dat de circumplexstructuur niet voldoet aan redelijke psychometrische eisen. Hierop is een circumplex geconstrueerd met een betere structuur, bestaande uit 31 items. De toegekende ZKM-typen zijn vervolgens geprojecteerd binnen het IAS-31 circumplex. Deze projectie levert slechts geringe ondersteuning op voor de veronderstelde positionering. Slechts twee van de zes ZKM-typen bevindt zich op de verwachte positie. Meer ondersteuning wordt gevonden voor de positionering van de ZKM-schalen, waaruit de typen zijn samengesteld. Hiermee is de wetenschappelijke onderbouwing van de ZKM typologie maar ten dele geslaagd. Het onderzoek toont het belang van aanvullend validatie onderzoek aan en doet hiervoor concrete aanbevelingen. 2 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Summary
The SCM (Self Confrontation Method) has been aimed at examining the basic motivations, which find their origin in the narrative valuation theory. According to this theory, people act on the basis of two basic motives, namely the striving for self-enhancement (S-motive) and the longing for contact with the other (O-motive). These two motives are made clear by the formulating of valuations. These valuations are scored using a standard list of affect terms. The affect score determines which of the six different SCM-types is applicable (Hermans & Hermans-Jansen, 2004). The SCM typing is mainly based on plausible assumptions (Van Geel, 2000). This study tries to provide the SCM- typing with a stronger scientific foundation. To accomplish this the SCM-types are compared with the concepts of the empirically more strongly founded interpersonal theory. SCM Sessions lasting 3 to 4 hours were held with 100 participants, mostly students from the Open University of the Netherlands. During these sessions, the respondents formulated with the help of the researcher, their own valuations. A valuation is a short concise statement which expresses what someone finds important in his/her life. Additionally, the respondents scored the formulated valuations on 30 affects and they also have filled in a Dutch test version of the IAS-48 questionnaire. The IAS-list measures interpersonal mechanisms, which can be pictured in a two-dimensional circumplex. After analysing the SCM- and IAS data, a feedback session was held. The IAS-48 score was added to already existing IAS-48 data. From this combined data set an interpersonal circumplex was constructed (n=787). From the research it became clear that the circumplex structure didn’t respond to reasonable psychometric requirements. Therefore a circumplex has been constructed with a better structure, consisting of 31 items. The given SCM-types were projected in the IAS-31 circumplex. This projection provides little support for the assumed positioning. Only two of the six SCM-types are located at the expected positions. More support is found for the positioning of the SCM-scales, from which the types have been composed. Hereby the scientific underpinning of the SCM typology has partly succeeded. This study shows the importance of additional validation research and provides concrete recommendations for this.
3 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
1 Inleiding De afbeelding op het titelblad is de man van Vitruvian, de bekende schets van Leonardo da Vinci. Deze vroege circumplex weergave (Wiggins, 1996) is het antwoord van Da Vinci op een klassiek wiskundig probleem, de ‘kwadratuur van de cirkel’. Is het mogelijk om met een passer en een winkelhaak een cirkel en een vierkant te construeren, zodanig dat beide dezelfde omtrek hebben? Wanneer de man zijn armen uitstrekt en ze horizontaal houdt past hij precies in het vierkant. Maar wanneer hij zijn benen spreidt en zijn armen omhoog houdt zoals in de schets, dan wordt het lichaam van de man perfect omschreven door een cirkel. De omtrek van het vierkant ‘is hiermee gelijk’ aan die van de cirkel. De schets bevat volgens sommigen verborgen, volgens enkelen zelfs heilige geometrie. Deze veronderstelde heilige Geometrie werd veel bestudeerd in spirituele mysteriescholen, en is zelfs terug te voeren tot de klassieke Egyptische beschaving. Ik zal hier niet nader op ingaan. Ik wil de schets van Da Vinci slechts gebruiken als parabel. Da Vinci vond de mens als oplossing voor een wiskundig probleem. In dit onderzoek wordt de positie van de mens echter omgedraaid. De mens wordt niet als oplossing, maar als uitgangspunt genomen. Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen de interpersoonlijke- en waarderings theorie. Beide theorieën kunnen weergegeven worden als twee geometrische figuren. Binnen de interpersoonlijke theorie vertonen de kenmerken een circulaire ordening (cirkelvorm). De waarderingstheorie kan visueel worden gerepresenteerd in een hexagon (zeshoek). Binnen dit onderzoek wordt gezocht naar het antwoord op de vraag: “Past” de mens tegelijkertijd, binnen de cirkel van de interpersoonlijke theorie en het hexagon van de waarderingstheorie? Anders gesteld, is er een relatie tussen beide theorieën? De nadere introductie van de waarderings- en interpersoonlijke theorie zullen verderop in deze inleiding aan bod komen. Allereerst wil ik ingaan op de gedeelde ontstaansgeschiedenis van de waarderings- en interpersoonlijke theorie. Mensen lijken over een natuurlijke neiging te beschikken om allerhande begrippen en eigenschappen te beschrijven in tegengestelde begrippenparen (Wiggins, 1996). Enkele van de vele bekende voorbeelden zijn Yin/yang, god/duivel, zwart-wit en van recenter datum de digitale codering 1/0. In de schets van de man van Vitruvian is het dualisme zichtbaar in goniometrie. De persoonlijkheidspsycholoog Angyal karakteriseerde ook de mens als een dualistisch begrippenpaar (Hermans & HermansJansen, 1995). Hij beschreef de mens als een “part-Gestallt” ; deze is zelf een geheel en tegelijk deel van een geheel dat hem of haar omvat. De mens is zelfbepalend en tevens participerend. Deze dualiteit wordt weergegeven in het begrippenpaar “autonomy”en 4 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
“homogeny”. Voor zover hij/zij autonoom is, handhaaft en versterkt de mens zijn eigen positie waarbij de omgeving ondergeschikt gemaakt wordt aan behoeften en wensen van het organisme. Hieruit vloeit het streven naar dominantie en superioriteit, naar bezitsvorming en naar prestatie voort. In zijn homogene hoedanigheid neemt de mens deel aan iets dat wijder en groter is dan zijn individuele bestaan. Hij deelt iets met de omgeving. Dit manifesteert zich in het deelgenootschap met een andere persoon, met een groep, met de natuur, met een almachtig wezen. Deze dualiteit van Angyal vertoont sterke overeenkomst met het begrippenpaar, ’agency’ en ‘communion’ van Bakan (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Agency heeft hier een vergelijkbare betekenis als autonomy. Terwijl communion sterke verwantschap vertoont met het begrip homogeny. Het dualiteitsbegrip van Bakan en Angyal vormt een belangrijk uitgangspunt voor de ontwikkeling van de waarderingstheorie (Hermans, Hermans-Jansen & van Gilst, 1985) en de daarop gebaseerde zelf konfrontatie methode (ZKM), als ook de Interpersoonlijke theorie (Van Geel, 2000; Wiggins, 1979). 1.1 Waarderingstheorie en ZKM De oprichter en grote initiator van de ZKM is Hubert Hermans. Als afgestudeerd psycholoog richtte hij zich midden jaren 60 van de vorige eeuw, aanvankelijk op de psychometrie. Hierbinnen staan verschillen tussen mensen centraal. Deze verschillen bieden echter weinig inzicht op individueel niveau. Uit onvrede hiermee en onder invloed van de opkomst van de humanistische psychologie onder aanvoering van Abraham Maslow en Carl Rogers, ontwikkelde Hermans eind 1972 zijn eerste experimentele ZKM-versie (Hermans, 2006). Belangrijkste doel was voor Hermans (2006) het onderzoeken van de betekenis die mensen geven aan belangrijke gebeurtenissen in hun leven. De ZKM is gebaseerd op zelfevaluatie (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Het begrip zelfevaluatie verwijst naar het narratieve proces van betekenisgeving. Narrare vindt zijn oorspong in het Latijn en betekent “vertellen, verhalen”. Door te vertellen/verhalen worden aan gebeurtenissen uit het verleden, heden en toekomst, een positieve, negatieve of ambivalente waardering toegekend. Behalve in de zojuist beschreven narratieve benadering, vindt de ZKM zijn oorsprong tevens binnen de Waarderingstheorie. De waarderingstheorie gaat er vanuit dat mensen handelen vanuit twee grondmotieven (Hermans & Hermans-Jansen, 2004). Het eerste is het Z-motief, het streven naar zelfbevestiging. Hierin staat de mens als eigen persoon centraal. Binnen deze omschrijving is het eerder genoemde begrip ‘agency’ te herkennen. Het tweede grondmotief, het A-motief toont sterke overeenkomsten met communion, het streven naar verbondenheid met iets of iemand anders. Van hieruit ervaart een persoon zich als onderdeel van een groter 5 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
geheel. Uitgangspunt is dat beide motieven in iemands leven even belangrijk zijn. Maar vaak voert één van de beide motieven de boventoon (Hermans & Hermans-Jansen, 2004). Ieder mens handelt in zijn leven vanuit deze grondmotieven. Ze liggen ten grondslag aan ons denken, voelen en handelen. Tevens stimuleren ze ons om bepaalde doelen in het leven te realiseren (Hermans & Hermans-Jansen, 2004). De ZKM is gericht op het onderzoeken van de eerder genoemde grondmotieven. Bij deze methode bevindt de persoon zich in de positie van zelfonderzoeker en medeonderzoeker. Degene die onderzocht wordt, is expert in zijn eigen leven (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). In een ZKM-zelfonderzoek vertelt iemand zijn eigen levensverhaal. Daarin komt naar voren wat hij/zij op een willekeurig moment in zijn/haar leven belangrijk vind. Het is de taak van de ZKM-helper, om de zelfonderzoeker te ondersteunen, om deze belangrijke ervaringen goed onder woorden te brengen. Het onder woorden brengen van belangrijke ervaringen gebeurt in een korte kernachtige beschrijving (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Deze beschrijving wordt binnen de ZKM een waardegebied genoemd. Van belang bij het formuleren van een waardegebied, is dat het waardegebied een gevoelswaarde vertegenwoordigt bij de zelfonderzoeker. Om achter de persoonlijke betekenis van een waardegebied te komen en te ontdekken welk grondmotief leidend is, is het belangrijk om uitgebreid aandacht te besteden aan de gevoelens die met de afzonderlijke waardegebieden gepaard gaan (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Deze inventarisatie van gevoelens per waardegebied, gebeurt met behulp van een lijst met affecttermen. Deze affecten hebben betrekking op het streven naar zelfbevestiging (Z-motief) dan wel het streven naar verbondenheid met anderen (A-motief). De affectlijst bestaat verder uit positieve- en negatieve affecten (Hermans & Hermans-Jansen, 1995), zie tabel 1. Tabel 1 Samenstelling Z, A, P, N schalen opgebouwd uit 30 affecten Z(elf)
A(nder)
P(ositief)
N(egatief)
eigenwaarde krachtigheid zelfverzekerdheid trots energie vrijheid
zorgzaamheid liefde tederheid intimiteit saamhorigheid warmte
vreugde geluk genieten rust vertrouwen veiligheid
machteloosheid angst zorgen maken gespannenheid zichzelf niet zijn ongelukkig zijn schuld eenzaamheid minderwaardigheid kwaadheid neerslachtigheid teleurstelling
6 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Onderzoek heeft aangetoond dat waardegebieden in zes hoofdtypen kunnen worden onderverdeeld, die aansluiten bij de twee grondmotieven (Hermans & Hermans-Jansen, 1995; Van Geel, 2000). Deze hoofdtypen zijn gebaseerd op de gevoels (affect) score van de persoon bij het betreffende waardegebied. Deze wordt bepaald door het vergelijken van de affectscores uit de vier schalen zoals in tabel 1 weergegeven. Een waardegebied met hoge affectscores, die betrokkenheid op de ander weergeven (zoals liefde, intimiteit, tederheid, e.d.), neemt dan een hoog niveau in op de A schaal. Als bij ditzelfde waardegebied ook veel positieve gevoelens aanwezig zijn, wordt dit waardegebied als +A getypeerd. Indien er sprake is van een hoge A en Z, samengaand met een hoge score van positieve affecten, wordt de typering +HH toegekend. Indien er sprake is van een sterke negatieve score en A en Z scores ontbreken, dan krijgt het betreffende waardegebied de typering –LL. Hieronder staan, in Tabel 2, de 6 typen weergegeven. Van elk type is een korte omschrijving gegeven met de belangrijkste sleutelwoorden. Ter illustratie zijn per type twee kenmerkende waardegebieden weergegeven, zoals deze tijdens het onderzoek zijn geformuleerd.
Tabel 2 Omschrijving van de 6 typen waardegebieden met voorbeelden zoals tijdens het onderzoek geformuleerd +Z
Dit zijn positieve waardegebieden die te maken hebben met het streven naar zelfbevestiging. Autonomie en succes zijn belangrijke sleutelwoorden.
1 Reizen geeft mij een ultiem gevoel van vrijheid, het geeft mij de kans om een nieuwe wereld te ontdekken. 2 De studie geeft mij veel voldoening, draagt bij aan mijn ontwikkeling.
+A
Deze positieve waardegebieden zijn verbonden met het streven naar verbondenheid. Karakteriserende woorden zijn Liefde en eenheid
1 Het is mooi als je in kinderen ziet dat je ze “iets” hebt doorgegeven. Misschien alleen genen, misschien ook “levenskunst”. 2 Mijn beste vriendin ken ik al 20 jaar. Ze kent me heel goed en weet wat ik allemaal heb meegemaakt. We steunen elkaar met alles en nemen elkaar zoals we zijn.
+HH Waardegebieden zijn de meest positieve gebieden. Er is sprake van een hoge mate van streven naar zelfbevestiging, maar ook naar verbondenheid met de ander. Deze waardegebieden worden getypeerd met Kracht en eenheid.
1 Ik geniet van samen zijn met man, kinderen en vrienden. Samen eten, goed gesprek, diepgang. 2 Mijn vrienden zijn belangrijk voor me! Ik vind dat ik er veel heb, en ik ben blij en trots dat het mijn vrienden zijn.
7 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
-Z
Dit zijn de waardegebieden waarbij er meer streven is naar zelfbevestiging dan naar verbondenheid. Maar deze zelfbevestiging wordt niet bereikt. Dit leidt tot de kenmerken boosheid en verzet.
1 Ik werd vroeger gepest vanwege mijn familie en afkomst. Dit gaf mij een machteloos gevoel. Maakte me toen, en ook nu nog erg kwaad. 2 Mijn relatie met mijn ex heeft krassen op mijn ziel achtergelaten.
-A
Bij deze waardegebieden is het streven naar verbondenheid groter dan het verlangen naar zelfbevestiging. Dit wordt gekenmerkt door onvervuld verlangen.
1 Mijn partner en ik willen graag een kindje, al jaren mee bezig, maar het lukt nog niet. Heb ik het moeilijk mee, vooral omdat “iedereen” in mijn omgeving wel zwanger wordt. 2 Een unieke kans op een relatie ging niet door. Dat was een grote teleurstelling.
-LL
Dit zijn de meest negatieve waardegebieden. Er is geen streven naar zelfbevestiging en/of verbondenheid. Machteloosheid en isolement zijn voor dit gebied typerend.
1 Op de lagere school was ik een buitenstaander, ik werd buitengesloten 2 Pijn! Bij het bed van mijn kind staan en me realiseren dat ik weg moet, door de scheiding.
Omdat mensen zich in uiteenlopende situaties begeven, hebben zij ook meerdere, uiteenlopende waardegebieden. Bovendien kunnen zij in de tijd veranderen. Samen vormen deze waardegebieden het individuele waarderingssysteem (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). De typering van de waardegebieden en hun onderlinge posities kunnen grafisch worden weergegeven in een hexagon (zeshoek), zie onderstaand Figuur 1. Deze visuele weergave biedt zowel de ZKM-helper als de zelfonderzoeker, een goed inzicht in het individuele waarderingssysteem van de zelfonderzoeker (Van Geel, 2000; Van Geel & Castelijn, 2006; Van Geel & De Mey, 2003). De opbouw van het waarderingssysteem kan inzicht geven in de motieven van waaruit iemand denkt en handelt (Hermans, 2006; Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Er is veel empirische ondersteuning voor de ZKM als effectieve methode voor zelfonderzoek (Lyddon, Yowell & Hermans, 2006).
8 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Figuur 1 ZKM hexagon, grafische weergave typologie (Hermans & Hermans-Jansen, 1995, 2004) Vanuit wetenschappelijk oogpunt, is het interessant om na te gaan of er inter-individuele verschillen bestaan tussen deze individuele waarderingssystemen. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn. Vele onderzoekers hebben aangetoond dat er gender en cultuur verschillen waar te nemen zijn tussen de zelfbeelden die mensen van zichzelf hebben (Guisinger & Blatt, 1994; Hofstede & McCrea, 2004; McAdams & Pals, 2006). Mensen uit verschillende culturen hebben verschillende beelden van zichzelf en anderen. In Oosterse culturen spelen andere mensen een belangrijkere rol, dan in onze meer individualistische westerse cultuur (Guisinger & Blatt, 1994; Hofstede & McCrea, 2004; McAdams 2001; Yik, 2007; Yik & Russell, 2004) Deze gerichtheid op belangrijke anderen komt overeen met het A motief. In een individualistischer cultuur daarentegen, bestaat meer aandacht en waardering voor het individu. Binnen de ZKM wordt dit gerepresenteerd door een Z-motief. Deze verschillen in cultuur kunnen leiden tot onderling afwijkende affectscores (Huiberts, 2002). Huiberts vindt bij het construeren van emotieschalen verschillen in affectscore tussen adolescenten met een verschillende etnische achtergrond. Hoewel er veel empirische ondersteuning is voor het bestaan van cultuurverschillen, is er geen expliciet onderzoek gedaan naar de culturele verschillen tussen individuele waarderingssystemen. Verschillen zijn wel aangetoond tussen de seksen. Hermans, Hermans-Jansen en van Gilst (1985), Van Geel (2000) en Castelijn (2007) vinden dat mannen meer +Z gebieden formuleren en vrouwen meer +A gebieden. Deze genderverschillen kunnen ook gezien 9 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
worden als uiting van culturele verschillen. De cultureel waarin men leeft en opgroeit, heeft een belangrijke invloed op de ontstaan van genderverschillen (Guisinger & Blatt, 1994; McAdams, 2001). Binnen de dagelijkse ZKM-praktijk spelen deze cultuur- en gender verschillen een minder belangrijke rol. Het gaat bij de toepassing van de ZKM vooral om het inzichtelijk maken van de aanwezige grondmotieven en hun positionering in het individuele waarderingssysteem. Uit diverse onderzoeken blijkt dat er sprake is van een zekere mate van “eenzijdigheid”. Niet alle waardegebieden komen even veel voor (Castelijn, 2007; Hermans & Hermans-Jansen, 1995; Van Geel, 2000). De -A gebieden komen relatief weinig voor in het individuele waarderingssysteem. De +Z en +HH gebieden zijn daarentegen ruim oververtegenwoordigd. Dit werpt de vraag op of dit een kenmerk is van een gelukkige, naar zelfbevestiging strevende onderzoeksgroep. Of is hier sprake van een ongewenste eenzijdigheid van de ZKMtyperingen? Waarom worden sommige affecten weinig gescoord? Het huidige onderzoek kan bijdragen aan een beter inzicht.
1.2 Interpersoonlijke theorie De eerder beschreven dualistische grondmotieven ”agency and communion” vormden naast het ontstaan van de waarderingstheorie, ook een belangrijke pijler onder het ontstaan van de interpersoonlijke theorie (Horowitz, Wilson, Turan, Zolotsev, Constantino & Henderson, 2006; Wiggins, 1979). Interpersoonlijke theorieën ontstonden vanaf 1950 als aanvulling op de toen heersende theorieën als psychoanalyse en behaviorisme. Leary en Sullivan vulden deze stromingen aan met nieuwe inzichten over het belang van de sociale interactie (Horowitz et al., 2006; Wiggins, 1979). Harry Stack Sullivan was volgens Rouckhout en Schacht (2000; 2007) de eerste die een persoonlijkheidstheorie voorstelde met een expliciete interpersoonlijke component. Sullivan stelde dat persoonlijkheid niet te bestuderen was binnen het individu, maar dat persoonlijkheid onderzocht moest worden in de interactie tussen individuen. Zijn ideeën zijn overgenomen door wetenschappers verbonden aan het Kaiser Foundation Research project. Zij zetten het onderzoek naar interpersoonlijke stijlen voort (Rouckhout & Schacht, 2000; 2007). Dit onderzoek resulteerde in de interpersoonlijke theorie. Deze komt tot uiting in een voorstelling van wat nu bekend staat als het interpersoonlijk circumplex: een tweedimensionale weergave van interpersoonlijk gedrag, zie figuur 2.
10 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Figuur2 Het interpersoonlijk circumplex: 16 categorieën van interpersoonlijk gedrag geordend rond 2 orthogongale assen. Een gearceerd bloemvormig patroon typeert het gedrag van het individu. De vector fungeert als resultante van dit patroon. De namen voor de segmenten zijn de vertaling van de Nederlandstalige IAS van Rouckhout en Schacht (2000) Binnen deze cirkelvormige weergave zijn interpersoonlijke variabelen gepositioneerd rondom twee loodrecht (orthogonaal) op elkaar staande assen (Rouckhout & Schacht, 2000; 2007). In het interpersoonlijk circumplex worden die assen gevormd door twee bipolaire dimensies. De horizontale as wordt gevormd door de twee polen vijandigheid/haat en vriendelijkheid/liefde. De loodrecht hierop staande as wordt gevormd door de contrasterende polen onderdanigheid versus dominantie. Deze interpersoonlijke stijlen worden bepaald door enerzijds de mate van warmte of liefde die men iemand toedraagt in een relatie, en anderzijds door de (machts) positie die men inneemt tegenover de ander. Hierin kunnen de eerder genoemde grondmotieven, die aan het ontstaan van de interpersoonlijke theorie ten grondslag liggen, herkend worden. Agency (onafhankelijkheid) kan worden herkend in het contrast tussen onderdanigheid en dominantie. Communion (verbondenheid) daarentegen komt naar voren in de tegenstelling vijandigheid en vriendelijkheid (Horowitz et al., 2006; Wiggins, 1979). Behalve binnen de interpersoonlijke theorie zijn circumplex modellen toegepast op velerlei variabelen binnen de persoonlijkheidspsychologie (Acton & Revelle, 2002; 2004; De Raad & Hofstee, 1993; Fournier, Moskowitz, & Zuroff, 2008; Hofstee, de Raad & Goldberg, 1992; McCrea & Costa, 1989). Voorbeelden hiervan zijn; de affectieve staat, interpersoonlijke trekken, -problemen en –doelen, interpersoonlijke waarden, interpersoonlijke interacties, 11 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
sociale vergelijking, sociale steun, familierelaties, persoonlijkheidsstoornissen, Big Five persoonlijkheidstrekken. Niet bij al deze variabelen is met evenveel succes de circumplexiteit aangetoond (Acton & Revelle, 2004). De meest gebruikte methode voor het onderzoeken van een circumplex structuur, is volgens Acton en Revelle, de “eye ball” methode. Deze methode wordt door Acton en Revelle afgedaan als intuïtief juist maar niet systematisch. Zij pleiten en doen aanbevelingen voor strengere criteria voor het aantonen van circumplexiteit (Acton & Revelle, 2002; 2004). Het verwijt van Acton en Revelle geldt echter in mindere mate voor de interpersoonlijke adjectieven schaal (IAS) (Acton & Revelle, 2002; McCrea & Costa, 1989). De IAS van Wiggins (Gurtman & Pincus, 2000; Rouckhout & Schacht, 2000; 2007; Wiggins, 1979; Wiggins, Trapnell, & Phillips, 1988) is een zelfrapportage, die bestaat uit Engelstalige bijvoeglijke naamwoorden (adjectives). De score op de adjectieven geven inzicht in iemands interpersoonlijke stijl. Wiggins selecteerde hiervoor adjectieven, die gedrag, trekken, gevoelsuitingen of houdingen beschreven en die in een interactie tussen twee personen duidelijke sociale status en emotionele consequenties zouden hebben voor beide deelnemers aan de interactie (De Raad & Hofstee, 1993; Hofstee et al., 1992; Rouckhout & Schacht, 2000; Yik & Russell, 2004). Deze adjectieven bracht hij onder in 16 schalen/ categorieën (Wiggins, 1979). Op basis van de correlaties tussen de categorieën construeerde Wiggins een circumplex, bestaande uit 8 bipolaire dimensies (is 16 segmenten) zie figuur 2. In 1988 reviseerden Wiggins, Trapnell en Phillips, de oorspronkelijke IAS. Zij kwamen toen met de IAS-R, die korter was, 64 adjectieven, en bovendien beter voldeed aan de theoretische circumplexstructuur (Acton & Revelle, 2002; McCrea & Costa, 1989; Wiggins et al., 1988). Op basis van deze IAS-R, is voor het Nederlands taalgebied in 2000, een Nederlandstalige IAS (N-IAS) geconstrueerd door Rouckhout en Schacht. De individuele scores op de afzonderlijke IAS-items kunnen in het interpersoonlijk circumplex worden geprojecteerd. Uit de vorm die de scores van een persoon binnen het interpersoonlijk circumplex hebben, wordt de interpersoonlijke stijl van de persoon gevisualiseerd. Deze interpersoonlijke stijl kan worden voorgesteld door een bloemvormig patroon, samengesteld uit de interpersoonlijke segmenten. Hoe meer de kenmerken van een bepaalde categorie aanwezig zijn, hoe meer het betrokken segment wordt opgevuld, vergelijkbaar met de bekende “roos van Leary” (Wiggins, 1996). Het interpersoonlijk patroon kan ook worden voorgesteld als een vector in de tweedimensionale ruimte van het circumplex (Wiggins, 1979). Zowel de richting als de lengte van de vector is daarbij van betekenis. De richting bepaalt iemands interpersoonlijke stijl. De lengte vormt hierbij een maat voor de intensiteit, hoe langer de vector hoe krachtiger een bepaalde stijl (Ghaed & Gallo, 2006; 12 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Gurtman, 1992; Rouckhout & Schacht, 2000; 2007). Pathologisch gedrag kan herkend worden aan een lange vector samen met een smal bloemvormig patroon. Zo’n smal patroon geeft aan dat er maar beperkt gebruik wordt gemaakt van alternatieve mechanismen (Rouckhout & Schacht, 2000; 2007; Wiggins, 1979). Interpersoonlijke problemen en persoonlijkheidsstoornissen kunnen in alle segmenten van het circumplex naar voren komen (Ghaed & Gallo, 2006; Locke, 2000).
1.3 Overeenkomsten tussen waarderings- en interpersoonlijke theorie In deze inleiding is reeds gewezen op de gezamenlijke dualistische oorsprong van de interpersoonlijke- en waarderingstheorie. Beide theorieën hechten veel belang aan de balans tussen deze dualiteiten. Een eenzijdig en inflexibel waarderingssysteem is disfunctioneel evenals beperkingen en starheid in het interpersoonlijke gedrag. Een disbalans heeft gevolgen voor het psychisch en fysiek welbevinden (Ghaed & Gallo, 2006; Hermans & van Gilst, 1991; Locke, 2000; Rouckhout & Schacht, 2000; Van Geel, 2000). Ook binnen de afzonderlijke typologie van beide theorieën is een sterke gelijkenis waar te nemen (Van Geel, 2000). Zo vertoont dominantie uit de interpersoonlijke theorie gelijkenis met +Z waarderingen, waarin autonomie en succes kenmerkende thema’s zijn. Vriendelijkheid laat overeenkomsten zien met positieve gerichtheid op de ander, kenmerkend voor +A waarderingen. Vijandigheid is te herkennen in –Z waarderingen en in mindere mate is onderdanigheid herkenbaar in –A waarderingen (Van Geel, 2000). Castelijn (2007) vindt in haar onderzoek naar de relatie tussen ZKM-typologie en interpersoonlijke stijl, enige bevestiging voor de resultaten van Van Geel. Zij vindt voornamelijk binnen de negatief getypeerde waardegebieden (in het onderzoek relatiegebieden genoemd) steun voor de theoretisch veronderstelde relatie. Castelijn (2007) heeft zich voor wat betreft de waardegebieden binnen de ZKM echter beperkt tot relaties van personen met anderen. In de dagelijkse ZKM-praktijk wordt de aandacht echter niet beperkt tot relaties, maar gericht op “alles” wat voor iemand belangrijk is. Dit onderzoek kan daarom gezien worden als een vervolg op de studie van Castelijn, meer aansluitend bij de dagelijkse ZKM-praktijk. Een volgende belangrijke overeenkomst tussen waarderings- en interpersoonlijke theorie, betreft de visuele weergave van de variabelen. Het hexagon, waarbinnen Hermans de zes waardegebieden representeert en het interpersoonlijk circumplex kunnen op elkaar gelegd worden, zoals in figuur 3 getoond. Vier typen waardegebieden vallen hier samen met de polen van de twee belangrijkste dimensie uit de interpersoonlijke theorie. Tenslotte kan de laatste 13 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
overeenkomst gevonden worden in de interactie met “belangrijke anderen”. Binnen de interpersoonlijke theorie is dit interactie aspect natuurlijk heel prominent aanwezig. Maar ook de waardegebieden van mensen komen veelal tot stand binnen de interactie met “belangrijke anderen” (Hermans & Hermans-Jansen, 1995; 2004).
Figuur 3 Hexagon van typen waardegebied in relatie tot de bipolaire hoofddimensies van het interpersoonlijk circumplex, uit Van Geel (2000)
1.4 Verschillen tussen waarderings- en interpersoonlijke theorie Hoewel beide theorieën veel overeenkomsten vertonen, hebben ze lange tijd naast elkaar bestaan. Dit is voor een belangrijk deel te verklaren door een fundamenteel verschil (Van Geel, 2000). De waarderingstheorie heeft zijn wortels in de narratieve psychologie. Hierbij vertrekt men vanuit het unieke van ieder mens (idiografisch). De interpersoonlijke theorie daarentegen is tot ontwikkeling gekomen binnen de trekkentheorie. Binnen deze belangrijke persoonlijkheidspsychologische stroming, wordt juist niet naar de verschillen, maar naar de overeenkomsten tussen mensen gezocht (nomothetisch). Ondanks deze fundamentele verschillen, is het interessant te onderzoeken, waar de overeenkomsten tussen de theorieën zijn en waar ze elkaar mogelijk kunnen aanvullen. Dit past binnen een langer bestaande traditie waarin nomothetische- en idiografische onderzoeksmethoden gecombineerd worden (Hermans et al., 1985; McAdams, 2001; Van Geel, 2000). Binnen deze onderzoekstraditie is een trend waarneembaar waarbij wordt getracht inzichten uit de persoonlijkheids- de 14 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
narratieve- en sociale psychologie te integreren (Fournier et al., 2008; Horowitz et al., 2006; McAdams & Pals, 2006). McAdams en Pals (2006) gaan het verst met deze integratie. Zij stellen een raamwerk voor opgebouwd uit 5 fundamentele principes. Dit zijn (1) een genetisch uniek patroon (2) dat zich ontwikkeld tot een dispositioneel patroon van trekken (2) en aanpassingsgedrag (3) een betekenisvol levensverhaal (4) en tenslotte de culturele/sociale context (5). Samengevoegd vormt deze “nieuwe Big 5” een compleet inzicht in de mens als geheel. Het voorgestelde raamwerk is theoretisch van aard en vraagt dringend om nadere onderbouwing.
1.5 Onderzoeksdoel, -vraag en -verwachtingen In deze inleiding zijn de doelen van het onderzoek reeds beschreven. In deze paragraaf volgt een korte samenvatting. De centrale vraag binnen dit onderzoek luidt; Wat is de relatie tussen ZKM-typologie en de interpersoonlijke categorieën? Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt een tweetal studies uitgevoerd. Allereerst wordt in studie 1, nagegaan of er ondersteuning kan worden gevonden voor de aanname, dat de Nederlandstalige versie van Wiggins (1979) Interpersonal Adjectives Scale (IAS-48)- proefversie (Van Geel, Castelijn, Heldens, Dercks, & Reith, 2006) een goede weergave biedt van het interpersoonlijk circumplex. In studie 2 wordt vervolgens het interpersoonlijk circumplex als vergelijkingsstandaard gebruikt voor het beantwoorden van de centrale vraag. Hiervoor worden de door hun affectscore getypeerde waardegebieden binnen het interpersoonlijk circumplex geprojecteerd. Hierbij wordt verwacht dat de ZKM-typologie zich binnen het interpersoonlijke circumplex positioneert zoals eerder in figuur 3 is weergegeven. Deze figuur representeert de visuele weergave van de volgende hypothesen. (1) De als +Z getypeerde waardegebieden zullen veelal terug te vinden zijn in de dominante segmenten (rondom AP). (2) In de tegenoverliggende, onderdanige segmenten (HI) zullen de –A gebieden gepositioneerd zijn. (3) Voor de andere orthogonale as geldt de verwachting dat de +A gebieden zich in de vriendelijke segmenten (LM) bevinden. (4) De –Z gebieden zullen zich in de tegenovergelegen vijandige segmenten (DE) bevinden. (5) De +HH gebieden liggen binnen de levendig/enthousiaste segmenten (NO). (6) Tenslotte de veronderstelling, de –LL gebieden zijn vooral gelokaliseerd binnen het gereserveerde/afzijdige segment (FG).
15 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Het beantwoorden van de centrale vraag dient een tweeledig doel. Een beter inzicht in de relatie tussen waarderings- en interpersoonlijke theorie kan bijdragen aan de validering van de typering zoals in de ZKM wordt toegepast. Behalve binnen de ZKM-praktijk, kan een beter inzicht in de relatie tussen de interpersoonlijke en waarderingstheorie een bijdrage leveren aan de verdere integratie, van afzonderlijke stromingen binnen de persoonlijkheidpsychologie.
Studie 1: Factorieële circumplexiteit van de IAS-48
Inleiding
In het huidige onderzoek wordt gekeken naar de ruimtelijke positionering van de ZKM typologie binnen het interpersoonlijke domein. Om iets te kunnen zeggen over deze positionering, is het natuurlijk van belang dat het interpersoonlijk domein een representatieve weergave vormt. Het interpersoonlijke domein, gevormd door interpersoonlijke adjectieven, vertoont idealiter een perfecte circumplexstructuur. Lijsten met interpersoonlijke adjectieven zijn in vele vertalingen en versies verschenen. Rouckhout en Schacht hebben een Nederlandstalige IAS (N-IAS) ontwikkeld vanuit hun Vlaamse achtergrond. Hierdoor zijn adjectieven opgenomen als “dikhuidig en fier”, die in Nederland niet erg gangbaar zijn (Castelijn, 2007). Dit was voor een aantal studenten van de Open Universiteit Nederland, onder leiding van Van Geel, aanleiding om een eigen Nederlandstalige versie te ontwikkelen: de Nederlandstalige verkorte versie van Wiggins (1979) Interpersonal Adjective Scales (IAS48)- proefversie (Van Geel et al., 2006). Castelijn (2007) en de Schutter (2008) hebben onderzocht of deze proefversie een goede weergave biedt van het interpersoonlijk circumplex, wat niet het geval blijkt te zijn. Hierop doen zij voorstellen voor een aangepaste circumplex. Castelijn (2007) verwijderde een 16-tal, “niet passende adjectieven”. Hierdoor ontstond een nieuwe IAS-32, bestaande uit 8 segmenten met elk 4 items. Deze 32 items vormen een redelijke benadering van de ideale circumplexstructuur. Heldens (2007) vindt echter een zeer lage inter-item correlatie binnen de BC-schaal en doet onderzoek met een IAS-31. De Schutter (2008) stelt een circumplex voor met 34 items, waarbij één schaal wordt opgedeeld in een tweetal subfactoren. Hiermee wijkt hij af van het door Wiggins voorgestelde circumplex. Voor de eerder genoemde onderzoeken geldt het belangrijke bezwaar dat het veelal kleine onderzoeksgroepen betreft. Daarom wordt in deze studie gewerkt met een grotere dataset. Hiervoor wordt reeds bestaande data samengevoegd en aangevuld. In dit 16 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
onderzoek wordt nagegaan of het met deze grotere dataset mogelijk is een circumplex met 48 adjectieven, naar het voorbeeld van Wiggins, te construeren, die de toets van circumplexiteit kan doorstaan. Hierbij rekening houdende met de belangrijke kanttekening dat de ideale circumplex slechts hypothetisch bestaat, er kan hooguit sprake zijn van een goede benadering (Gurtman & Pincus, 2000; Wiggins, 1979).
Methode Respondenten De onderzoeksgroep van studie 1, bestaat uit 787 respondenten. Deze populatie is samengesteld uit een viertal afzonderlijke onderzoeksgroepen. Deze groepen maken allen deel uit van onderzoeken die zijn uitgevoerd door studenten van de Open Universiteit. Hieronder volgt een korte beschrijving van de afzonderlijke populaties. De onderzoeksgroep van Heldens en Dercks (Heldens, 2007; Dercks 2007) bestaat uit 155 psychologiestudenten van de Open Universiteit Nederland. De onderzoeksgroep van de Schutter (2008) bestaat uit 429 studenten, oud-studenten, werknemers en passanten van de Open Universiteit Nederland. Van deze respondenten heeft 39% een Vlaamse afkomst. De respondenten van de stagegroep 2006 bestaat uit 103 Open Universiteitsstudenten afkomstig uit de regio Nijmegen/Eindhoven. En tenslotte de onderzoeksgroep van stagegroep 2008, deze bestaat uit 100 respondenten. Hiervan volgen er 85 een studie aan de Open Universiteit. De overige 15 zijn geïnteresseerden die zich dankzij mond op mond reclame voor het onderzoek hebben aangemeld. Meer details over deze laatste onderzoeksgroep komen ter sprake bij studie 2. De belangrijkste kenmerken van de afzonderlijke groepen, staan hieronder in Tabel 3 vermeld.
Tabel 3 Samenstelling en kenmerken van de onderzoekspopulatie studie 1 Onderzoeksgroep Aantal
Man (%)
Vrouw (%)
Leeftijd M
SD
Helden en Dercks
155
34 (22)
121 (78)
40.8
9.2
De Schutter
429
139 (32)
290 (68)
40.6
10.6
Stage 2006
103
27 (26)
76 (74)
42.4
8.7
Stage 2008
100
36 (36)
64 (64)
43.4
9.9
Totaal
787
236 (30)
551 (70)
41.2
10.1
17 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Procedure Voor de vier afzonderlijke onderzoeken geldt, dat alle respondenten via de mail zijn uitgenodigd voor deelname. Bij alle onderzoeken vormde het scoren van de IAS-items, een onderdeel van een breder opgezet onderzoek. In alle gevallen is de IAS-48 lijst “thuis” ingevuld. Na de ontvangst van de ingevulde lijsten, zijn de gegevens ingevoerd in een voor het betreffende onderzoek samengesteld SPSS bestand. Voor het huidige onderzoek zijn de IAS-data van de afzonderlijke groepen samengevoegd in een nieuw SPSS (n=787) bestand. Met dit bestand zijn de analyses naar de circumplexiteit uitgevoerd. Instrumenten Voor het meten van de interpersoonlijke stijl is gebruik gemaakt van de Nederlandstalige versie van Wiggins (1979) Interpersonal Adjective Scales (IAS-48) – proefversie (Van Geel et al., 2006). De lijst is opgenomen als Bijlage 1. Deze bestaat uit 48 woorden (adjectieven) die de omgang met anderen beschrijven, zoals bescheiden en vriendelijk. Aan de respondent wordt gevraagd per adjectief aan te geven in welke mate iemand zichzelf hierin herkent. Men kan per adjectief scoren van; klopt helemaal niet (score1) tot klopt helemaal (score6). Analyse Om na te gaan of met de aanvulling van de huidige onderzoeksgroep een psychometrisch goede IAS-48 geconstrueerd kan worden, is gebruik gemaakt van een aantal “algemene” analysetechnieken, zoals variantieanalyse en schaalanalyse, correlatieanalyse en clusteranalyse. De belangrijkste analysemethode voor dit onderzoek is echter de orthogonale procrustesrotatie. Deze analyse dankt zijn naam aan een herbergier uit de Griekse mythologie. Deze herbergier, Procrustes genaamd, maakte zijn gasten op maat naar de beschikbare bedden. Hij deed dit door hen op te rekken danwel een stuk van de benen af te hakken (Steenkamp in Castelijn 2007). Bij de orthogonale procrustesrotatie worden uiteraard geen “reizigers vervormd”, maar wordt de data in een gewenste vorm gedwongen. De interpersoonlijke theorie veronderstelt dat de items een cirkelvormige ordening in een plat vlak vertonen. Om na te gaan of deze ordening zichtbaar aanwezig is in de data, worden de IASitems in een twee dimensionele ruimte geprojecteerd, met hun factorladingen als coördinaten. Aansluitend wordt met de orthogonale procrustesrotatie de structuur van de factorladingen geroteerd totdat deze zo goed mogelijk past op de doelstructuur (Rouckhout & Schacht, 2007). De doelstructuur is in deze studie de cirkelvorm bestaande uit 8 segmenten. De orthogonale procrustesrotatie wordt uitgevoerd met behulp van een SPSS-syntaxprogramma (Van Geel, 2008a).
18 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Resultaten
Als eerste is nagegaan of de gebruikte Nederlandstalige versie van Wiggins (1979) Interpersonal Adjective Scales (IAS-48) – proefversie (Van Geel et al., 2006) een goede circumplexstructuur vertoont. Het onderzoek naar deze structuur kan vertaald worden als het nagaan van de belangrijkste vorm van validiteit, de constructvaliditeit (Rouckhout & Schacht, 2007). Deze constructvaliditeit is getoetst met de “eyeball methode”. Het belangrijkste criterium van deze methode is het “op het oog” mooi rond zijn van het circumplex. Rouckhout en Schacht (2007) noemen dit criterium, zeer toepasselijk face validity. Deze “visuele rondheid” is echter niet voldoende om van circumplexiteit te mogen spreken (Acton & Revelle, 2002; 2004; Rouckhout & Schacht, 2007). De variabelen moeten alle even ver van het middelpunt van de cirkel liggen (constant radius). Tevens moeten ze gelijkmatig over de cirkelrand verdeeld zijn (equal spacing). Deze aanvullende eisen worden binnen deze studie visueel nagegaan. De orthogonale procrustesrotatie met de 48 items leverde geen goed circumplex, zie figuur 4. De items zijn niet evenredig verdeeld over de 8 segmenten. Met name in het kil-vijandige segment DE zijn veel items terug te vinden. In het bescheiden openhartige segment JK daarentegen zijn weinig items te vinden (geen equal spacing). Verder levert de IAS-48 geen “mooie ronde” cirkel op (geen constant radius).
Figuur 4 Interpersoonlijk circumplex van 48 IAS adjectiefscores na procrustesrotatie 19 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Hierna is getracht om voor de n=787 populatie een betere circumplex te construeren. Of anders gezegd; de minder goed passende items worden verwijderd. Voor een goede constructie is allereerst een hiërarchische clusteranalyse uitgevoerd, en vervolgens zijn de correlaties berekend tussen de 48 IAS-items. De hiërarchische clusteranalyse levert een visuele weergave, het dendogram. Dit dendogram is gebaseerd op euclidische afstanden tussen de IAS-items. Hoe geringer deze afstand des te meer zijn de objecten aan elkaar verwant. Het dendogram van de 48 IAS-items laat een 8-tal afzonderlijke groepen zien. De resultaten van de clusteranalyse zijn opgenomen als bijlage 2. In het dendogram zijn de afzonderlijke groepen voorzien van een eigen kleur. Deze groepssamenstelling komt goed overeen met de theoretisch veronderstelde schaal samenstelling. Om de overeenkomsten te tonen zijn dezelfde kleuren ook in de circumplex doorgevoerd. Voor de definitieve keuze van de circumplex-items, wordt in dit onderzoek de eis gesteld dat de items in het dendogram dicht bij elkaar moeten liggen. Als tweede aanvullende analyse is gekeken naar de onderlinge correlaties tussen de items. In een perfect interpersoonlijk circumplex correleren de items het sterkst met de items uit dezelfde schaal. De correlaties met de tegenoverliggende schaal is negatief (Acton & Revelle, 2004; Rouckhout & Schacht, 2007; McCrea & Costa, 1989; Wiggins, 1979). De correlatiematrix is weergegeven in bijlage 3. Binnen een zelfde schaal worden alleen die items opgenomen, die onderling het sterkst correleren. In geen geval mogen de items binnen een schaal onderling negatief correleren. De resultaten van de hiërarchische cluster- en correlatie analyse leveren een goede basis voor de selectie van de items en hun onderlinge schaalsamenstelling. Maar het belangrijkste criterium voor het al dan niet opnemen van een item, is de “mooie” ligging in het circumplex. Hiervoor is met de eerder gevonden schalen de orthogonale procrustesrotatie uitgevoerd. Dit levert een mooi rond circumplex op (Figuur 5). Het arrogant-berekenende segment (BC), vertoont als enige, een minder goede positionering binnen het circumplex. Binnen dit segment liggen alleen de drie items dominant, brutaal en autoritair goed. Het streven is om minimaal vier items op te nemen per schaal. Maar hier wordt toch vanaf geweken. De items verwaand, tactloos en uitbuitend laten behalve een slechte positionering in het circumplex, geen van drieën een sterke correlatie zien met de overige items; dominant, brutaal en autoritair. Naast de eerder gestelde positie- en correlatie eisen, is er ook gekeken naar de homogeniteit van de schalen. De schalen hebben allemaal een waarde voor de interne consistentie die voldoende is (α ≥ .60), zie tabel 4. Het construeren van een BC schaal bestaande uit slechts 3 items leidt niet tot een verslechtering van de homogeniteit. Op basis van de eyeball methode, de clusteren correlatie analyse zijn de beste acht schalen geconstrueerd (Tabel 3). 20 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Tabel 3 Selectie van items en schaalconstructie (IAS-31) Interpersoonlijke schaal
Items
AP (zelfverzekerd – krachtig)
Assertief, vastberaden, zelfverzekerd, krachtig
BC (arrogant – berekenend)
Autoritair, dominant, brutaal
DE (kil – vijandig)
Hardvochtig, berekenend, doortrapt, geslepen
FG (gereserveerd – afzijdig)
Afstandelijk, gesloten, gereserveerd, afzijdig
HI (onzeker – onderdanig)
Timide, bedeesd, onderdanig, ingetogen
JK (bescheiden – openhartig)
Bescheiden, weinig eisend, inschikkelijk, zichzelf wegcijferend
LM (warm – vriendelijk)
Vriendelijk, liefdevol, respectvol, attent
NO (levendig – enthousiast)
Levendig, vrolijk, enthousiast, open
Deze schalen vormen tezamen een mooie ronde circumplex, zie Figuur 6, waarbij opgemerkt moet worden dat AP en JK net niet helemaal voldoen aan de eis voor gelijkmatige verdeling (equal spacing).
Figuur 5 Interpersoonlijk circumplex van 31 IAS adjectiefscores na procrustesrotatie
21 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Figuur 6 Interpersoonlijk circumplex van 31-IAS schalen na procrustesrotatie
Uit Tabel 4 blijkt dat de onderzoekspopulatie het hoogst scoort op de schalen warmvriendelijk en levendig-enthousiast. Op de schalen BC, AP en JK is de score voor mannen en vrouwen nagenoeg gelijk. Mannen scoren echter significant hoger op de “koude” schalen kilvijandig, gereserveerd-afzijdig en onzeker-onderdanig. Vrouwen daarentegen scoren hoger op de “warmere schalen” warm-vriendelijk en levendig-enthousiast.
Tabel 4 Cronbach’s Alpha, gemiddelden, en standaarddeviaties per schaal en vergelijking van de gemiddelde IAS-31 schaalscores tussen mannen en vrouwen
Interpersoonlijke schalen
Totaal
Mannen
Vrouwen
N = 787
N = 236
N= 551
Verschil
α
M
SD
M
M
t-waarde
p
AP (zelfverzekerd – krachtig)
.87
3.06
.10
2.98
3.35
-1.76
.079
BC (arrogant – berekenend)
.73
1.52
.32
1.59
1.59
1.34
.182
DE (kil – vijandig)
.81
.87
.36
1.25
.71
9.10
.000*
FG (gereserveerd – afzijdig)
.80
1.58
.31
1.82
1.48
5.40
.000*
HI (onzeker – onderdanig)
.76
1.44
.42
1.64
1.36
4.52
.000*
JK (bescheiden – openhartig)
.66
2.22
.30
2.21
2.22
-.24
.812
LM (warm – vriendelijk)
.74
3.55
.35
3.34
3.64
-5.89
.000*
NO (levendig – enthousiast)
.84
3.40
.10
3.13
3.51
-6.02
.000*
22 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
In Tabel 5 staan de verschilscores weergegeven, van de afzonderlijke onderzoeksgroepen, waaruit de huidige onderzoekspopulatie is samengesteld. Een positieve score betekent, dat de gemiddelde score voor mannen hoger ligt. De verschillen in score tussen mannen en vrouwen, zijn voor de afzonderlijke onderzoeksgroepen in grote lijnen gelijk. De verschillen in significantie lijken vooral veroorzaakt door de omvang van de onderzoeksgroep.
Tabel 5 Vergelijking van de gemiddelde IAS-31 schaalscores tussen mannen en vrouwen voor de afzonderlijke onderzoekspopulaties =155
=429
=103
=100
=787
m-v
p
m-v
p
m-v
p
m-v
p
m-v
p
AP
+
.274
-
.113
_
.229
-
.388
-
.079
BC
+
.214
+
.453
_
.691
+
.376
+/-
.182
DE
+
.000
+
.000
+
.002
+
.000
+
.000
FG
+
.238
+
.000
+
.002
+
.029
+
.000
HI
+
.928
+
.003
+
.047
+
.003
+
.000
JK
-
258
+
.713
-
.734
+
.911
+/-
.812
LM
-
.017
-
.000
-
.013
-
.294
-
.000
NO
-
.251
-
.000
-
.029
-
.007
-
.000
Voor het huidige onderzoeksdoel is het van belang of er behalve op schaalniveau, ook sekse verschillen zijn waar te nemen binnen het interpersoonlijk circumplex. Dit blijkt inderdaad het geval, zie Figuur 7. Mannen vertonen een grotere spreiding in de segmenten BC en DE. De visuele overeenkomst is echter dermate groot dat er geen sprake is van een seksespecifieke circumplex.
23 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
(A)
(B)
Figuur 7 Interpersoonlijk circumplex van 31 IAS adjectiefscores na procrustesrotatie. (A) mannen (n=236), (B) vrouwen (n=551)
24 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Discussie
Uit de resultaten blijkt dat de IAS-48 proefversie, geen optimale circumplex structuur vertoont. Deze resultaten komen overeen met eerdere bevindingen van Castelijn (2007) en De Schutter (2007). De Schutter en Castelijn hebben andere onderzoeksgroepen gebruikt. Gehoopt werd dat met het selecteren van en aanvullen met kwalitatief goede (betrouwbare) data deze circumplexstructuur wel werd gevonden. Castelijn komt in haar onderzoek met een voorstel voor een IAS met 32 items. Deze keuze van de items/schalen, wijkt enigszins af van de voorgestelde IAS-31. De selectie van items door Castelijn komt enigszins willekeurig over. Er wordt niet duidelijk verantwoord welke criteria, in welke fase, leidend zijn geweest voor selectie. Dit verwijt geldt in mindere mate voor de Schutter (2008). Hij stelt een IAS-34 voor met een onderverdeling van het segment DE in 2 subfactoren. Dit sluit aan bij het voorstel van Van Geel, Reith, Castelijn, Heldens en Dercks (2008). Zij stellen een circumplex voor met 9 segmenten, ieder bestaande uit 3 items. Van Geel et al. vullen het voorgestelde “harde” segment DE, aan met een “onverschillig” segment. Hiermee wordt echter geweld gedaan aan het kenmerkende bipolaire karakter van het circumplex. Binnen het huidige onderzoek is daarom gestreefd naar het construeren van een circumplex bestaande uit 8 segmenten, waarbij de selectie van de items op een gestructureerde, objectieve wijze tot stand is gekomen. Dit sluit aan bij de aanbevelingen van Acton en Revelle (2002). Zij constateren dat het creëren van een circumplex veelal een trial and error procedure is (Wiggins, 1979, p.397). Het opvoeren van Acton en Revelle brengt echter direct de belangrijkste criticasters, van de in dit onderzoek gehanteerde Eyeball methode, ten tonele. In 2002 en 2004 stellen zij diverse methodologische criteria aan circumplexiteit. De belangrijkste reden hiervan is het terugdringen van de in hun ogen subjectieve “Eyeball methode”. Voor het beantwoorden van de huidige onderzoeksvraag voert het echter te ver om aan al de gestelde criteria van circumplexiteit te voldoen. In dit onderzoek sluiten we aan bij de tegenwerpingen van Gurtman en Pincus (2000). Zij benadrukken en tonen het grote praktische belang aan van de op het oog geconstrueerde circumplex. Het construeren van een Nederlandstalig IAScircumplex, conform de criteria van Acton en Revelle, kan in de toekomst natuurlijk wel een interessante uitdaging zijn voor vervolgonderzoek. De voorgestelde circumplex voldoet op slechts één aspect niet aan de vooraf gestelde eisen. In het segment BC zijn slechts 3 items opgenomen. De verantwoording hiervoor is reeds gegeven bij de resultaten. Het verdient de voorkeur, de aanbevelingen van Van Geel et al. (2008) over te nemen en bij toekomstig gebruik de drie geselecteerde BC items aan te vullen 25 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
met het item “dwingend”. Zij vonden namelijk een goede positionering van dit ZKMgedragsitem binnen het dominante segment. In het IAS-31 circumplex liggen de items dicht bij elkaar gegroepeerd, duidelijk gescheiden van de belendende segmenten. Dit is methodologisch gewenst, een clustering betekent immers een hoge interne consistentie van een schaal, maar in de praktijk is interpersoonlijk gedrag niet scherp begrensd. Overgangen zijn altijd gradueel of geleidelijk (Acton & Revelle, 2002). Hierbij kan de vraag gesteld worden of de items in hetzelfde segment, geen synoniemen van elkaar zijn? Moet een circulaire ordening van interpersoonlijk menselijk gedrag niet juist een grotere spreiding laten zien? Er zijn op schaalniveau sekseverschillen gevonden. Deze verschillen komen overeen met eerdere onderzoeken die gedaan zijn met de gehanteerde IAS. De hogere scores van mannen voor de koudere dimensies DE en FG, en voor vrouwen op de warmere dimensies LM en NO komen overeen met eerdere bevindingen. Als verklaring hiervoor worden vaak ‘sociaal wenselijke” sekserollen opgevoerd (Ghead & Gallo, 2006; Guisinger & Blatt, 1994; Rouckhout & Schacht, 2000). Opvallend is de hogere score van mannen op de traditioneel vrouwelijke schaal onzeker-onderdanig. Castelijn (2007) vindt dit resultaat ook in haar onderzoek. Als mogelijke reden hiervoor voert zij aan dat het onderzoek vooral mannen heeft aangetrokken die ten tijde van het onderzoek minder lekker in hun vel zaten. Deze verklaring zou ook kunnen gelden binnen dit onderzoek. Hiermee is ook de hogere score van vrouwen op het zelfverzekerde-krachtige segment AP te verklaren. Daaruit kan natuurlijk wel de verstrekkende vraag gesteld worden: zegt een IAS-score iets over het interpersoonlijk gedrag van een individu of vormt het een maat voor het welbevinden van een onderzoekspopulatie? Tijdens het bespreken van de IAS-resultaten gaven veel respondenten aan dat ze bij het invullen vaak een specifieke context in gedachten hadden. Bij de invulinstructie wordt geappelleerd aan het begrip, hoe ben je in het algemeen. Bij het scoren gaven respondenten echter aan dat ze zichzelf vaak in een specifieke context plaatsten. Een voorbeeld hiervan: tijdens mijn werk als leidinggevende ben ik dominant, dus scoor ik hoog. Vanuit deze werkcontext verder invullend, wordt er vervolgens laag gescoord op bv. teder. Het invullen van de items in de context van het ouderschap, zou wellicht een hogere score opleveren bij teder. Dit sluit aan bij het belang van de situationele context zoals betoogd door McAdams en Pals (2006), McCrea en Costa (1989) en Castelijn (2007). Bij vervolgonderzoek dient meer rekening gehouden te worden met situationele context.
26 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Resumerend, er zijn nog veel zaken te onderzoeken rondom het interpersoonlijk circumplex. Maar voor het doel van dit onderzoek, het bieden van een achtergrond/ vergelijkingsmaat voor de ZKM-schalen biedt het IAS-31 circumplex een zeer bruikbaar kader.
Studie 2: ZKM-typologie in interpersoonlijk perspectief
Inleiding
Binnen studie 2 wordt het antwoord op de centrale vraag gezocht, wat is de relatie tussen ZKM-typologie en de interpersoonlijke categorieën? Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden de hypothesen getoetst en van commentaar voorzien. Om de hypothesen te kunnen toetsen, worden de ZKM-typen geprojecteerd binnen het interpersoonlijk circumplex. Het ideale interpersoonlijk circumplex, zoals in de vorige studie (1) is geconstrueerd, dient hierbij als vergelijkingsmaat. Het interpersoonlijk circumplex kent een stevige empirische fundering. De ZKM-typering daarentegen is voornamelijk gebaseerd op plausibele aannames (Van Geel, 2000). Inmiddels is door Van Geel, veel onderzoek gedaan naar de nadere empirische onderbouwing van de ZKM (Castelijn, 2007; Dercks, 2007; Heldens, 2007; Van Geel, 2000). Het huidige onderzoek sluit hierop aan, met als belangrijkste toevoeging, de aansluiting bij de dagelijkse ZKM-praktijk. Castelijn (2007) heeft zich, net zoals in dit onderzoek, gericht op de ZKM-typologie binnen het interpersoonlijk circumplex. Castelijn vindt enige steun voor de in Figuur 3 veronderstelde relatie. Alleen binnen de negatieve ZKM typeringen, vindt zij vaker een specifieke interpersoonlijke stijl. Voor wat betreft de ZKM-data, heeft zij zich echter moeten beperken tot het formuleren van relatiegebieden. In de dagelijkse ZKM praktijk worden ook waardegebieden geformuleerd, die zich niet beperken tot relaties. In het huidige onderzoek is het mogelijk geweest om een praktijkgetrouw ZKM-gesprek te houden, met “echte” waardegebieden en bijbehorende affectscores. Dit onderzoek kan dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan de construct validering van de ZKM-typologie.
27 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Methode
Respondenten Vanuit de betrokkenheid bij de Open Universiteit is de pragmatische keuze gemaakt om respondenten te werven onder nabij wonende medestudenten. Hiervoor zijn mailadressen geselecteerd van studenten woonachtig binnen de denkbeeldige driehoek Enschede/ Venlo/ Wageningen. Studenten van alle studierichtingen, zijn via de mail benaderd, met het verzoek deel te nemen aan het onderzoek. Vooraf was de “wens” neergelegd om verdeeld over 5 onderzoekers, met 100 respondenten het zelfonderzoek te houden. In totaal zijn 2167 mails verstuurd. Dit heeft 85 respondenten opgeleverd (3.9% respons). 15 respondenten zijn geworven via mond op mond reclame. Deze 15 respondenten zijn geen student aan de Open Universiteit. De overige kenmerken van de onderzoekspopulatie zijn reeds bij studie 1 weergegeven (tabel 3).
Procedure De respondenten zijn via de mail benaderd met het verzoek deel te nemen aan het onderzoek. Hierop kregen geïnteresseerden een vervolg mail met aanvullende informatie en uitsluitende voorwaarden. Personen met een psychiatrische voorgeschiedenis werden uitgesloten voor deelname (Bentsink, 2008). Na het lezen van de informatie zijn afspraken gepland met 100 respondenten. Hiermee zijn een tweetal gesprekken gevoerd, onder leiding van een 5-tal verschillende onderzoekers. Het eerste gesprek bestond uit een “ZKM-gesprek”. Tijdens deze “diepte interview” gesprekken met een duur van 3 à 4 uur werd nagegaan wat belangrijke thema’s waren/zijn in iemands leven. Deze belangrijke thema’s zijn door de respondenten opgeschreven in korte kernachtige zinnen (waardegebieden). Gemiddeld formuleerden de respondenten 30 waardegebieden. Om structuur en uniformiteit in het gesprek aan te brengen, werd gebruik gemaakt van ontlokkers. Dit zijn vragen die de respondent uitnodigen om te reflecteren op zijn/haar verhaal (Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Deze ontlokkers hebben betrekking op het heden, verleden en toekomst. In de ZKM-praktijk zijn meerdere versies in omloop. De binnen dit onderzoek gebruikte ontlokkers zijn opgenomen als Bijlage 4. Na afloop van het eerste gesprek werden de geformuleerde waardegebieden, door de onderzoeker, in een Excel-bestand ingevoerd en gekoppeld aan de 30-affectenlijst. Dit bestand werd per mail toegestuurd naar de deelnemers om thuis te scoren. Daarnaast ontvingen de deelnemers aan het onderzoek een afzonderlijk bestand met een drietal digitale vragenlijsten. Te weten, de IAS-48 en de voor dit onderzoek niet relevante Personal Style 28 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Inventory (PSI) en de Hechtings Stijl Vragenlijst (HSL). De geretourneerde lijsten zijn geanalyseerd met behulp van SPSS. Op basis van de uitkomsten werd door de onderzoeker een rapportage opgesteld (voor een voorbeeld zie Bentsink, 2008). Deze bestond uit een ZKM-deel, waarbij de toegekende typering en de positie van de waardegebieden in het ZKMcircumplex centraal stonden. Het tweede deel van de rapportage bestond uit de terugkoppeling van de resultaten van vragenlijsten. Tijdens het tweede gesprek werden de resultaten teruggekoppeld. Belangrijk hierbij was om na te gaan of de deelnemer zichzelf herkende in de uitkomsten. En hierbij werd natuurlijk gehoopt op meer zelfinzicht bij de deelnemers, het primaire doel van de ZKM (Bentsink 2008). De onderzoeksgegevens van alle 100 deelnemers zijn samengevoegd in één SPSS-bestand.
Instrumenten Voor het scoren van de waardegebieden is gebruik gemaakt van de 30-affectenlijst zoals opgenomen in de programmatuur van de Stichting W&Z (2007). In Tabel 1 zijn deze 30 affecten reeds weergegeven. Er is gekozen voor het scoren van “affecten” in navolging van Hermans (Hermans, et al., 1985; Hermans & Hermans-Jansen, 1995). Bij de ontwikkeling van de waarderingstheorie heeft Hermans duidelijk gekozen voor “affecten” als belangrijkste ingang van het waarderingsleven. Van Geel en De Mey (2003) hebben een uitgebreide studie gedaan naar de validiteit en interne consistentie van de vier affectschalen. Op basis hiervan stelden zij een alternatieve lijst van 24 affecttermen voor, bestaande uit vier schalen van ieder zes affecttermen. Om een waardegebied correct te kunnen scoren, blijken in de praktijk vaak meerdere negatieve affecten gewenst. Daarom wordt de 30-affectlijst het meest toegepast in de dagelijkse ZKM-praktijk (Huiberts, 2002). Deze bestaat uit de 24 lijst, aangevuld met 6 extra negatieve affecten. Het scoren van de affecten gebeurt middels een 6-punts- likertschaal. De respondent wordt gevraagd per waardegebied aan te geven in welke mate hij/zij de 30 affecten ervaart. De score loopt hierbij van niet (score0) tot heel veel (score5). De 30 affecten zijn onderverdeeld in vier ZKM-schalen Z(elf), A(nder), P(ositief), N(egatief). De vier schalen hebben alle een hoge interne consistentie, de Cronbach’s Alpha van de schalen is respectievelijk: 0.93, 0.95, 0.94, 0.94.
29 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Op basis van de scores op de vier schalen, wordt per waardegebied een typering toegekend. De toekenning van deze typering is arbitrair. De criteria die Hermans stelt zijn volgens Van Geel en De Mey (2003) vrij streng. Hierdoor zijn onnodig veel waardegebieden niet eenduidig te typeren (in Castelijn, 2007). Om voldoende waardegebieden te kunnen typeren worden in dit onderzoek de gehanteerde beslisregels uit het onderzoek van Castelijn (2007) overgenomen, deze zijn weergegeven in bijlage 5. Deze beslisregels zijn ingevoerd in een SPSS-syntax bestand. Hiermee is per waardegebied de juiste typering toegekend. De toegekende typeringen en de scores op de afzonderlijke vragenlijsten zijn samengevoegd in een gezamenlijk moederbestand (n=100). Dit bestand wordt gebruikt voor de verdere analyse.
Analyse De analyses die binnen deze studie worden uitgevoerd, zijn de t-toets en correlatieanalyse, maar de belangrijkste is de circumplexanalyse. Deze is uitgevoerd met een SPSS syntaxprogramma (Van Geel, 2008b). Met behulp van circumplexanalyse worden de gevonden correlaties visueel zichtbaar gemaakt. Hierdoor is het mogelijk na te gaan of de ZKM-typen zich in het IAS-31 circumplex positioneren, zoals verwacht (Figuur 3).
Resultaten en discussie
Allereerst is gekeken naar het aantal waardegebieden per type, zie tabel 6. In totaal zijn 2994 waardegebieden geformuleerd. Aan 2144 (72%) van de waardegebieden is een typering toegekend. Er is een groot verschil in aantallen tussen de verschillende typen. Van de getypeerde waardegebieden komen de +HH gebieden het meest voor met een aantal van 797 (38%). De –A, -Z, +A en gebieden komen daarentegen met een aantal van resp. 102 (5%), 131 (6%), 151 (7%) het minst voor. De +HH- en +Z gebieden vormen gezamenlijk een grote meerderheid (69%) van de getypeerde waardegebieden. Binnen de onderzoekspopulatie scoren mannen alleen hoger op +Z. Dit verschil is echter niet significant. Daarnaast zit de grootste afwijking (niet significant) tussen mannen en vrouwen in het aantal geformuleerde waardegebieden.
30 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Tabel 6 Vergelijking van het aantal geformuleerde ZKM-typen tussen mannen en vrouwen
ZKM-type
Mannen
Vrouwen
N=36
N=64
t-toets
M
SD
M
SD
t
p
+HH
6.86
5.82
8.59
5.09
-1.55
.12
+Z
7.00
4.74
6.41
4.12
.66
.52
-Z
1.28
1.41
1.33
1.69
-.15
.88
+A
1.03
1.28
1.78
2.31
-1.80
.07
-A
.81
1.56
1.14
1.63
-1.00
.32
-LL
2.44
2.89
3.33
3.67
-1.24
.22
Totaal
27.81
5.29
31.14
5.60
-2.91
.04
Tweezijdig getoetst, significant p<0.01
Primair gaat het bij deze studie niet om de score van de afzonderlijke typeringen, maar om hun relatie met de interpersoonlijke kenmerken. Om deze relatie na te gaan, zijn als eerste de correlaties tussen ZKM hoofdschalen: Z,A,P en N, en de 8 interpersoonlijke schalen berekend (tabel 7). De hoogste positieve correlaties van Z, A en P liggen alle in de energieke/warme segmenten LM en NO. De gemiddelde negatieve schaalscore correleert het sterkst met het onzeker onderdanige segment HI. Hiermee komen de correlaties van P en N, overeen met de verwachtingen, zoals visueel weergegeven in figuur 3. Vervolgens zijn de 4 ZKM schalen geprojecteerd binnen het interpersoonlijk circumplex. Deze projectie is weergegeven in figuur 8. Uit de figuur blijkt dat de gemiddelde P en N waarden in de nabijheid van diagonaal NO – FG liggen. Hierbij bevindt P zich in het segment NO en N binnen segment FG. Links van deze diagonaal, in het segment AP bevindt zich de gemiddelde Z-score. Aan de rechterzijde in het segment LM is de gemiddelde A-score gepositioneerd. Hiermee liggen de gemiddelden van de positieve (P) affectscore en de negatieve (N) affectscore, exact op de verwachte posities van de typen +HH en –LL. De gemiddelde scores van Z en A, liggen op de veronderstelde posities van +Z en +A. De posities van de hoofddimensies positief/negatief, zelf/ander zijn natuurlijk terug te herkennen in het ZKM-hexagon (figuur 1). Hiermee mag de voorzichtige conclusie getrokken worden dat de 4 ZKM-schalen zich gedragen conform de veronderstelling. Hierbij wordt wel de belangrijke opmerking geplaatst, dat de ligging voor P en N beter is dan voor A en Z. Idealiter hadden de gemiddelde Z en A score, zich bevonden op de diagonaal BC/JK.
31 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Figuur 8 Gemiddelde Z, A, P en N schaalscore geprojecteerd binnen het IAS-31 circumplex
Voor de veronderstelde positionering van de schalen, wordt dus gedeeltelijke bevestiging gevonden. Maar hoe is dit voor de afzonderlijke 6 ZKM-typen? Om dit na te gaan zijn eerst de correlaties berekend tussen de ZKM-typologie en de interpersoonlijke schalen. De correlaties zijn berekend met behulp van een “gemiddelde maat”. Hiervoor is per ZKM-type, het aandeel (de proportie) van een type op het totaal aantal waardegebieden berekend. De correlaties tussen deze proporties en de interpersoonlijke schalen, zijn weergegeven in Tabel 7. +HH vertoont de meeste significante correlaties met de interpersoonlijke schalen. De typen –Z, -A en +A correleren slechts significant met één schaal. Hierbij valt het op dat zowel +A als –A negatief correleren met het kil-vijandige segment DE. Bij de veronderstelde positionering van de typen binnen het circumplex (figuur 3), ligt +HH tegenover –LL, +Z tegenover –A, en –Z tegenover +A. Voor de correlaties van deze drie paren geldt dat de onderlinge correlaties tegengesteld moeten zijn. Deze wetmatigheid gaat op voor nagenoeg alle interpersoonlijke segmenten (tabel 7). Voor slechts twee combinaties geldt dit niet, voor +A/-Z binnen het segment FG en voor –Z/+A binnen segment DE. Hiermee lijken de resultaten van de correlatieanalyse hoopgevend voor de hierop volgende circumplexanalyse.
32 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Tabel 7 Correlaties tussen ZKM-schalen, ZKM-typen(proportie) en interpersoonlijke IAS-31 schalen (n=100) gemZ gemA gemP gem .405** .252** .415** .205*
+HH +Z .245** .198*
-Z .125
+A .100
-A .120
-LL .390**
.335**
.197*
.287**
.216*
.170*
.107
.215*
.079
.130
.264**
DE (kil - vijandig)
.267**
.155
.259**
.128
.166*
.144
.056
.215* .172*
.223*
FG (gereserveerd -
-.097
-.160
-.096
.164
.186*
.164
.066
.031
.086
.159
-.146
-.046
-.131
.224*
-.067
-102
.144
.016
.080
.144
-.136
-0.37
-.094
.018
-.022
.183*
.069
.084
.014
.209*
.365** .369** .435**
-.045
.351**
.061
.081
.131
.073
.194*
.424** .364** .426**
.034
,345**
,056
,103
,161
,076
,318**
AP (zelfverzekerd krachtig)
BC (arrogant – Berekenend)
afzijdig)
HI (onzeker – onderdanig)
JK (bescheiden – openhartig)
LM (warm – vriendelijk)
O (levendig – enthousiast)
**. Correlation is significant at the 0.01 level (1-tailed). *. Correlation is significant at the 0.05 level (1-tailed). De hoogste positieve en negatieve correlaties per ZKM-type zijn vetgedrukt
De correlatieanalyse geeft een globaal inzicht in de relatie tussen de interpersoonlijke stijlen en de ZKM-typen. Met behulp van correlatieanalyse zijn echter geen uitspraken mogelijk over de positionering van de ZKM-typologie tegen de achtergrond van een vergelijkingsstandaard, in dit onderzoek het ideale interpersoonlijk circumplex. Hiervoor wordt een circumplexanalyse uitgevoerd. Dit levert de volgende visuele weergave, figuur 9.
33 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Figuur 9 ZKM-typen geprojecteerd binnen het IAS-31 circumplex Binnen de circumplex is het niet mogelijk de begrenzing tussen de interpersoonlijke segmenten exact te bepalen en weer te geven. Hierdoor is minder nauwkeurig af te lezen in welk interpersoonlijk segment de typen thuishoren. Toch levert de weergave voldoende inzicht over de locatie van de afzonderlijke typen in het circumplex. +HH is gepositioneerd binnen het levendig-enthousiaste segment NO. –LL ligt in het onzeker-onderdanige segment HI. +Z en -Z bevinden zich binnen het segment BC (arrogant-berekenend). –A en +A bevinden zich in de nabijheid van –LL op de grens van de segmenten HI (onzekeronderdanig) en JK (bescheiden-openhartig). De veronderstelde relatie tussen de ZKM-typologie en de interpersoonlijke categorieën is eerder beschreven in een zestal hypothesen en visueel weergegeven in figuur 3. Het toetsen van de 6 hypothesen levert voor slechts 2 hypothesen ondersteuning. Alleen de +HH en –A typen zijn op de verwachte locatie gepositioneerd. De +HH getypeerde gebieden bevinden zich binnen het levendig-enthousiaste segment. Van –A werd aangenomen dat deze zich bevindt binnen het onzekere-onderdanige segment (HI). Deze aanname is correct, -A is gepositioneerd binnen het grensgebied van HI en JK.
34 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Voor de volgende 4 hypothesen wordt geen ondersteuning gevonden. Voor +Z werd verondersteld dat het zich in het krachtige segment (AP) bevindt, +Z is echter gelokaliseerd binnen het grensgebied van de segmenten BC en DE. +A is gepositioneerd tussen HI en JK. Deze werd echter verondersteld zich binnen het warm-vriendelijke segment LM te bevinden. –Z werd binnen het kille-vijandige segment (DE) verwacht. –Z is echter geprojecteerd binnen het segment BC, aan de zijde van AP. Tenslotte werd verwacht dat –LL zich bevindt binnen het gereserveerde segment (FG), dit blijkt niet het geval. –LL bevindt zich op de grens tussen HI en JK.
Op basis van de hypothesetoetsing kan gesteld worden dat er weinig ondersteuning gevonden wordt voor de veronderstelde relatie. Met name de positionering van de –A, –Z en –LL typen is sterk afwijkend. Hier speelt mogelijk het geringe aantal –Z, +A en –A gebieden een rol (tabel 6). De ondervertegenwoordiging van –Z, +A en –A, of anders gesteld de oververtegenwoordiging van +Z en +HH typen komt overeen met eerdere onderzoeken van Hermans en Hermans-Jansen (1995), Van Geel (2000), Castelijn (2007). Deze eenzijdigheid van het waarderingssysteem is volgens Hermans en Hermans-Jansen (1995) een normaal kenmerk van een gezond individu. Voor het huidige onderzoek zijn mensen met een psychiatrische voorgeschiedenis uitgesloten. Aangenomen kan worden dat door het uitsluiten van deze laatste groep, er minder negatief getypeerde waardegebieden zijn gescoord. Tevens betogen Hermans en Hermans-Jansen (1995) dat mensen van middelbare leeftijd meer +HH en +Z waardegebieden scoren. Binnen het onderzoek van Van Geel (2000) met veelal jonge studenten is het aandeel van +HH en +Z 54%. In dit onderzoek, met een hogere gemiddelde leeftijd, is dit gezamenlijk aandeel 69%. De hogere leeftijd en goede geestelijke gezondheid van de deelnemers vormen een aannemelijke verklaring voor de gevonden eenzijdigheid van het waarderingssysteem. Maar er kan tevens gewezen worden op een alternatieve verklaring. De eerder genoemde onderzoeken hebben alle een overeenkomstige wijze van typering. Over de juistheid van de typeringswijze bestaat echter geen consensus. Zoals reeds beschreven is de eerder gehanteerde type-indeling minder streng dan voorgesteld door Hermans (Van Geel & De Mey, 2003). Toch worden met deze minder strenge eisen maar 72% van de waardegebieden getypeerd. Hiermee wordt een kwart van de data niet betrokken bij de analyse. Tijdens een zelfonderzoek worden belangrijke “zaken” in iemands leven geformuleerd. Er kan getwijfeld worden aan de rechtvaardiging belangrijke zaken buiten beschouwing te laten vanwege een arbitraire typeringswijze. Hiermee is er voldoende aanleiding om de eerdere 35 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
circumplexanalyse tevens uit te voeren met afwijkend geformuleerde typen. De in de praktijk gangbare wijze van typering is te omschrijven als een conjunct model. Een bezwaar tegen dit “conjunct model” is de arbitraire, enigszins willekeurige, toepassing van de beslissingsregels. Deze nadelen gelden minder voor het “compensatorisch model” zoals voorgesteld door Tschudi (1996). Deze methode wordt nader beschreven in bijlage 5. Om het effect van de afwijkende typering na te gaan zijn drie nieuwe databestanden samengesteld. De eerste twee zijn samengesteld door toepassing van een soepelere- en strengere beslissingsregel volgens het gebruikelijke conjunctmodel. Ten derde is een databestand samengesteld met behulp van het compensatorisch model (hierna Tschudi-typering genoemd). De beslisregels waarmee de databestanden zijn geconstrueerd, zijn weergegeven in bijlage 5. Het wijzigen van de typeringscriteria geeft een verschuiving in de proporties en het aandeel getypeerde waardegebieden (tabel 8). De onderlinge verhoudingen tussen de typen, veranderen echter niet veel. Het gezamenlijk aandeel van +HH en +Z blijft hoog, de proportie -Z, +A, en -A blijft laag. Dit heeft ook zijn effect op de projectie van de strenge-, soepele- en Tschudigedefinieerde typen. De resultaten van de circumplexanalyse wijken nauwelijks af van de eerdere weergave in figuur 9. De aanvullende projecties zijn opgenomen als bijlage 6.
Tabel 8 proportionele typetoekenning bij verschillende typeringen
standaard soepel streng Tschudi
+HH
+Z
-Z
+A
-A
LL
27.1 27.5 26.0 43.9
22.0 24.0 19.9 22.6
4.4 6.2 2.9 6.5
4.9 5.4 4.6 5.5
3.2 4.0 2.6 4.9
9.8 11.9 7.0 16.6
Getyp. % 72 81 63 85
36 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Algemene discussie
Deze discussie wil ik starten met het in herinnering roepen van de afbeelding van de man van Vitruvian. De vraag of de mens tegelijkertijd past binnen het interpersoonlijk circumplex en de ZKM-hexagram, dient ontkennend beantwoord te worden. Je zou kunnen zeggen dat de figuren onvoldoende overlap vertonen, waardoor er te weinig ruimte is voor de “gehele mens”. Dit roept de vraag op of dit komt doordat de figuren niet de verwachte vorm hebben, of dat de figuren minder gunstig ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn. In deze algemene discussie wordt naar een antwoord gezocht. Tevens worden aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.
Binnen dit onderzoek wordt de interpersoonlijke circumplex als een ideale vergelijkingsmaat voorgesteld. Hier zijn echter een aantal kanttekeningen bij te plaatsen. Aanvankelijk is een circumplex geconstrueerd met 48 items, deze voldeed niet aan redelijke (visuele) eisen. Door het verwijderen van slecht passende items is een “ideaal” 31 item circumplex geconstrueerd. De keuze van de verwijderde items is voornamelijk gebaseerd op de onderlinge gelijkenis. Mogelijk zijn door het verwijderen relevante interpersoonlijke gedragingen niet opgenomen in het circumplex. Bij het geconstrueerde circumplex zijn echter meer kanttekeningen te plaatsen (zie discussie studie 1). Met name het bezwaar van “unequal spacing” heeft zijn doorwerking binnen studie 2. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar binnen de segmenten AP, NO en LM. Deze liggen alle binnen hetzelfde kwadrant. Hiermee is ook te verklaren waarom zowel de gemiddelde scores van Z, A en P alle dicht bij elkaar gegroepeerd zijn. De methodologische bezwaren tegen het circumplex kunnen verklaren waarom Van Geel (2000) en Van Geel, et al. (2008) meer ondersteuning vinden voor de veronderstelde positionering. Een tweede bezwaar tegen het circumplex als ideale achtergrond richt zich op het kwalitatieve vlak. Het is niet altijd logisch en relevant om waardegebieden in verband te brengen met een specifieke interpersoonlijke stijl. Ter illustratie noem ik hier een voorbeeld van een waardegebied: Ik wil mijn opleiding afmaken. De affectscore van de respondent leidde tot een toekenning van het +Z type. De formulering van het waardegebied levert echter geen eenduidig zicht op een bijbehorende interpersoonlijke stijl. Iemand kan immers zijn belangrijkste prioriteit stellen bij de studie en hierbij een vermijdende stijl hanteren in contact met mensen uit de directe omgeving. Tegelijkertijd kan dezelfde persoon een warme interpersoonlijke stijl hanteren in het contact met medestudenten. De +Z typering kan dus logisch samenhangen met vele interpersoonlijke stijlen. Dat er wel een relatie gevonden is 37 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
tussen de interpersoonlijke stijl en ZKM lijkt te verklaren vanuit de causaliteit van de relatie. De ZKM geeft inzicht in de motieven van waaruit mensen handelen en denken (Hermans, 2006; Hermans & Hermans-Jansen, 1995). De resultaten van het huidige onderzoek lijken onderbouwing te geven aan de veronderstelling dat (interpersoonlijk) gedrag voor een deel bepaald wordt door de betekenis die men ontleent aan het eigen levensverhaal. Hiermee wordt ondersteuning gevonden voor het theoretische raamwerk van een “nieuwe Big5” van McAdams en Pals (2006). Door McAdams en Pals (2006) wordt tevens gewezen op het belang van de situationele context. In de discussie van studie 1 is reeds gewezen op het ontbreken van een situationele context bij het scoren van de IAS-items. Het ontbreken van een specifieke context geldt ook voor de formulering van de waardegebieden. Sterker, met behulp van ontlokkers is juist geprobeerd een zo breed mogelijke context te beschrijven. Castelijn (2007) heeft in haar onderzoek de formulering van de waardegebieden beperkt tot interpersoonlijk gedrag. De opzet en onderzoekspopulatie, maar ook methodologische tekortkomingen van het circumplex, vertonen grote overeenkomsten met het huidige onderzoek. De positionering van de ZKM-typen binnen het interpersoonlijk circumplex leveren bij het onderzoek van Castelijn echter een gunstiger beeld. Het lijkt aannemelijk dat deze betere positionering veroorzaakt wordt door de inperking van de waardegebieden tot interpersoonlijke relaties.
Het hoge aantal +HH en +Z scores geeft het beeld van een populatie met een overwegend positief waarderingsleven. Is de huidige onderzoekspopulatie werkelijk overwegend gelukkig en gericht op succes? Hiervoor kan wel enige bevestiging worden aangedragen. Het grootste deel van de respondenten uit studie 1 en 2, bestaat uit studenten aan de Open Universiteit. Met hun gemiddelde leeftijd rond de 43 jaar zijn het veelal mensen die naast hun werk- en gezinsleven de motivatie opbrengen ook nog een opleiding te volgen. Het lijkt aannemelijk dat juist de mensen die streven naar zelfstandigheid en succes, kiezen voor een opleiding aan de Open Universiteit. Hiermee kan mogelijk de hoge +Z score verklaard worden. Tevens kunnen hierbij de humanistische theorieën van Rogers (1970) en Maslow (1970) worden aangehaald. Maslow en Rogers gaan er vanuit dat mensen een natuurlijke (geestelijke) groeibehoefte hebben en gelukkig worden indien deze groei gerealiseerd kan worden. Het is aannemelijk dat mensen die in de mogelijkheid verkeren zich te blijven ontwikkelen door middel van studie meer geluk ervaren, lees +HH gebieden scoren. Wat verder een rol speelt bij de samenstelling van de populatie is de vrijwilligheid van deelname. De respondenten zijn geworven met het verzoek hun levensverhaal te vertellen. Op 38 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
deze oproep heeft slechts 4% van de aangeschreven studenten positief gereageerd. Hier is wellicht sprake van een zelfselecterend mechanisme. Mensen die graag vertellen, die lekker in hun vel zitten, voldoende tijd hebben, zijn wellicht eerder bereid deel te nemen. Opvallend is hierbij ook de oververtegenwoordiging van vrouwen. Of de zelfselecterende mechanismen verantwoordelijk zijn voor een gelukkige, veel +Z en +HH scorende populatie, kan niet met zekerheid worden gesteld. Wel kan met zekerheid worden gesteld dat de onderzoekspopulatie, zeker ook door het uitsluiten van deelnemers die bekend zijn met psychische klachten, niet representatief is voor de Nederlandse bevolking.
Aanbevelingen De titel van dit onderzoek, de validatie van de ZKM-typologie, suggereert wellicht dat dit onderzoek een definitief antwoord oplevert. Niets is echter minder waar. Het onderzoek heeft aangetoond dat de vier hoofdschalen van de ZKM terug te vinden zijn binnen het interpersoonlijk circumplex. Hiermee is echter de wetenschappelijke onderbouwing van de ZKM typologie maar ten dele geslaagd. Aanvullend validatie onderzoek is zeker gewenst. Uit de algemene discussie volgen twee centrale aandachtsgebieden voor vervolgonderzoek. De eerste richt zich op het interpersoonlijk circumplex als vergelijkingsmaat (1) en het tweede aandachtsgebied richt zich op de toekenning van de ZKM-typering (2). (1) Eerdere onderzoeken hebben de relatie tussen ZKM en Interpersoonlijke theorie reeds aangetoond. De resultaten van het huidige onderzoek zijn minder overtuigend, maar zeker niet in tegenspraak. Ook het huidige onderzoek toont aan dat hoofddimensies van de ZKM terug te vinden zijn binnen het interpersoonlijk circumplex. Hiermee kan de interpersoonlijke theorie ook bij vervolgonderzoek een rol als vergelijkingsstandaard spelen. De resultaten van het huidige onderzoek, leveren hiervoor een aantal aanbevelingen. 1. Het is van belang dat de interpersoonlijke circumplex de grootst mogelijke gelijkenis vertoont met de “ideale”, theoretisch veronderstelde circumplex. Het lijkt hierbij zinvol om de methodologische criteria zoals opgesteld door Acton en Revelle (2002, 2004), als uitgangspunt te nemen. 2. In het huidige onderzoek is de interpersoonlijke theorie, vanwege zijn sterkere empirische onderbouwing, gekozen als vergelijkingsstandaard. In vervolg onderzoek zou deze positie wellicht omgedraaid kunnen worden. Er lijkt immers sprake van een causale relatie, waarbij gedrag ontstaat onder invloed van motieven. De interpersoonlijke schalen kunnen binnen het ideale ZKM-hexagon geprojecteerd worden. Van Geel en De Mey (Van Geel, 2000; Van Geel
39 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
& de Mey, 2003) doen in hun onderzoek aanbevelingen voor de constructie van het ideale hexagon. Hierop kan worden aangesloten. 3. Er dient voldoende aandacht te zijn voor de specifieke context. Wanneer interpersoonlijk gedrag en waardegebieden op een zelfde domein betrekking hebben, zijn wellicht sterkere relaties zichtbaar. 4. In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van een door studenten van de Open Universiteit ontwikkelde IAS-proefversie. Deze blijkt geen optimale circumplexstructuur te beschrijven. Wellicht is het in de toekomst zinvol om gebruik te maken van de NIAS, van Rouckhout en Schacht (2007). Het nadeel, een aantal minder gangbare Nederlandstalige adjectieven, weegt wellicht niet op tegen de betere psychometrische eigenschappen.
(2) Binnen de ZKM worden de –A, +A en –Z typen in verhouding erg weinig gescoord. Hoewel er verklaringen zijn voor deze eenzijdigheid, lijkt aanvullend onderzoek naar deze eenzijdigheid zeker gerechtvaardigd. 1. Voor een betere inhoudelijke validatie kan in vervolgonderzoek de aandacht gericht worden op de kwalitatieve aspecten van de geformuleerde waardegebieden. Hiërarchische clusteranalyse biedt wellicht inzicht in de inhoudelijke verschillen en -samenhang tussen de waardegebieden. Overeenkomstige thema’s kunnen vergeleken worden met de huidige typering. Hierin kunnen tevens de ruim 3000 waardegebieden die geformuleerd zijn tijdens dit onderzoek betrokken worden. Het is wenselijk deze aan te vullen met waardegebieden van respondenten, die geen student van de Open Universiteit zijn. 2. Een tweede aanbeveling betreft de ZKM-typering. Het is belangrijk consensus te bereiken over de “beste” wijze van typering. Hierbij lijkt het compensatorisch model van Tschudi de betere kaarten in handen te hebben. De Tschudi-typering kent een logischer opbouw dan het conjunctmodel.
Resumerend kan gesteld worden dat met de resultaten van dit onderzoek enige empirische ondersteuning geboden wordt aan de ZKM. Met dit onderzoek is echter niet het hele verhaal verteld. Zoals het levensverhaal van een zelfonderzoeker zich verrijkt onder invloed van tijd, ervaring en nieuwe inzichten, zo is het wenselijk, het inzicht en de empirische onderbouwing van de ZKM, door toekomstig onderzoek, te verrijken met nieuwe analysemethoden, doelgroepen en onderzoeksopzetten.
40 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Literatuur
Acton, G. S., & Revelle, W. (2002). Interpersonal personality measures show circumplex structure based on new psychometric criteria. Journal of personality assessment, 79(3), 446-471. Acton, G. S., & Revelle, W. (2004). Evaluation of ten psychometric criteria for circumplex Structure. Methods of Psychological Research Online, 9(1). Bentsink, A.B. (2008). Wil jij je verhaal vertellen? Het voeren van ZKM-gesprekken. Een stageverslag. Unpublished work. Castelijn, V. (2007). Verhalen over relaties: een interpersoonlijke benadering van de waarderingstheorie. Masters thesis. Unpublished work. Dercks, C. J. G. M. (2007). De waarderingstheorie van Hermans in perspectief van intieme relaties. Masters thesis. Unpublished work. De Raad, B., & Hofstee, W.K. (1993). A circumplex approach to the five factor model: A facet Structure of trait adjectives supplemented bij trait verbs. Personlity and Individual Differences, 15(5), 493-505. De Schutter, S. (2008). Stageverslag onderzoeksstage. Unpublished work. Fournier, M. A., Moskowitz, D.S., & Zuroff, D. C. (2008). Integrating dispositions, signature, and the interpersonal domain. Journal of personality and social Psychology, 94(3), 531-545. Ghaed, S.G., & Gallo, L. C. (2006). Distinctions among agency, communion, and unmitigated agency and communion according to the interpersonal circumplex, five-factor model, and social-emotional correlates. Journal of Personality Assessment, 86(1), 77-87. Guisinger, S., & Blatt, S. J. (1994). Individuality and relatedness: Evolution of a fundamental dialectic. The American Psychologist, 29(2), 104-11. Gurtman, M. B. (1992). Construct validity of interpersonal personality measures: The interpersonal circumplex as a nomological net. Journal of Personality and social Psychology bulletin, 63(1), 105-118. Gurtman, M. B., & Pincus, A.L. (2000). Interpersonal adjective scales: Confirmation of circumplex structure from multiple perspectives. Personality and social psychology bulletin, 26(3), 274-384. Heldens, R. L. J. M. (2007). De Waarderingstheorie van Hermans in Perspectief van Persoonlijke Relaties. Master thesis. Unpublished work.
41 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Hermans, H. J. M. (2006). Moving through three paradigms, yet remaining the same thinker. Counselling Psychology Quarterly, 19(1), 5-25. Hermans, H. J. M., & Hermans-Jansen E. H. (1995). Self narratives. The Construction of meaning in psychotherapy. New York: The Guilford Press. e
Hermans, H. J. M., & Hermans-Jansen E. H. (2004). Het verdeelde gemoed (8 ed.). Soest: Nelissen. Hermans, H. J. M., Hermans-Jansen, E., & Van Gilst, W. (1985). De grondmotieven van het menselijk bestaan: Hun expressie in het persoonlijk waarderingsleven. Lisse: Swets & Zeitlinger. Hermans, H. J. M., & Van Gilst, W. (1991). Self-Narrative and Collective Myth An Analysis of the Narcissus Story. Canadian Journal of Behavioural Science, 23(4), 423-440. Hofstede, G., & McCrea, r. R. (2004). Personality and culture revisited: Linking traits and dimensions of culture. Cross-cultural Research, 38(1), 52-88. Hofstee, W.K, de Raad, B., & Goldberg, L.R. (1992). Integration of the big five and circumplex approaches tot trait structure. Journal of Personality and Social Psychology, 63(1), 146-163. Horowitz, L. M., Wilson, K. R., Turan, B., Zolotsev, P., Constantino M. J., & Henderson, L. (2006). How interpersonal motives clarify the meaning of interpersonal behavior: A revised circumplex model. Personal Social Psychology, 10(1), 67-86. Huiberts, A. M. P. (2002). Individualisme en collectivisme in de adolescentie: studies onder :ederlandse, Marokaanse en Turkse jongeren. Unpublished doctoral dissertation, Universiteit Utrecht. Lyddon, W. J., Yowell, D. R., & Hermans, H. J. M. (2006). The self-confrontation method: Theory, research and practical utility. Counselling Psychology Quarterly, 19(1), 27– 43. Locke, K. D. (2000). Circumplex scales of interpersonal values: reliability, validity, and applicability to interpersonal problems and personality disorders. Journal of personality assessment, 75(2), 249-267. Maslow, A. H. (1970). Motivation and Personality (2nd ed.). New York: Harper & Row.
42 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
McAdams D.P. (2001). The Psychology of Life Stories. Review of General Psychology, 5(2), 100-122. McAdams, D. P., & Pals J. L. (2006). A new big five: Fundamental principles for an integrative science of personality. American Psychologist, 61(3), 204–217. McCrae, R. R., & Costa, T. T. Jr. (1989). The Structure of Interpersonal Traits: Wiggins's Circumplex and the Five-Factor Model. Journal of Personality and Social Psychology, 56(4), 586-595. Rogers, C. R. (1970). On becoming a person. Boston: Houghton Mifflin. Rouckhout, D., & Schacht, R. (2000). Ontwikkeling van een Nederlandstalig interpersoonlijk Circumplex. Diagnostiekwijzer 4(3), 96-118. Rouckhout, D., & Schacht, R. (2007). :ederlandse Interpersoonlijke Adjectieven Schalen Handleiding (Versie 1.2 –2007). Stichting Waarderingstheorie en Zelfkonfrontatiemethode (W&Z), (2007). De ZKM 30affectenlijst. Tschudi, F. (1996). Using Flexigrid to analyse SCM matrices (Hermans’ grids). Unpublished work. Van Geel, R. (2000). Agency and Communion in Self-Narratives. A psychometric Study of the Self Confrontation Method. Katholieke Universiteit Nijmegen: University Press. Van Geel, R. (2008a). Orthogonale procrustesrotatie met SPSS. Nijmegen: Open Universiteit Nederland. Van Geel, R. (2008b). Circumplex-analyse met SPSS. Nijmegen: Open Universiteit Nederland. Van Geel, R., & Castelijn, V. (2006). Hexagon-analyse van ZKM-gegevens met Excel 2003. :arrator: vakblad voor ZKM-beoefenaars, 44, 16-19. Van Geel, R., & De Mey, H. (2003). Self, other, positive, and negative affect scales of the Self-Confrontation Method: factorial structure and unidimensionality. Personality and Individual Differences, 35, 1833-1847. Van Geel, R., Castelijn, V., Heldens, L., Dercks, C., & Reith, A. (2006). De :IAS-48: de :ederlandstalige Interpersoonlijke Adjectieven Schalen. Heerlen: Open Universiteit. Van Geel, R., Reith, A., Castelijn, V., Heldens, L., & Dercks, C. (2008). Verbondenheid, zelfbevestiging en macht: een psychometrische studie naar ZKM-gedragsschalen. :arrator: vakblad voor ZKM-beoefenaars, 49, 4-10.
43 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Wiggins, J. S. (1979). A psychological taxonomy of trait-descriptive terms: the interpersonal domain. Journal of Personality and Social Psychology 37(3), 395-412. Wiggins, J. S. (1996). An Informal History of the Interpersonal Circumplex Tradition. Journal of personality assessment, 66(2), 217-233. Wiggins, J. S., Trapnell, P., & Phillips, N. (1988). Psychometric and geometric characteristics of the revised interpersonal adjective scales. Multivariate Behavioural Research, 23, 517-530. Yik, M. (2007). Culture, gender, and bipolarity of momentary affect. Cognition and Emotion, 21(3), 664-680. Yik, M. S. M., & Russell, J. A. (2004). On the relationship between circumplexes: Affect and Wiggins’IAS. Multivariate Behavioral Research, 39(2), 202-230.
44 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Bijlage 1 - Nederlandstalige verkorte versie van Wiggins (1979) Interpersonal Adjective Scales (IAS-48)- proefversie (Van Geel, Castelijn, Heldens, Dercks, & Reith, 2006). Omgang met anderen (in het algemeen) (IAS-48) Lijst met woorden waarbij het de bedoeling is dat je aangeeft in welke mate je jezelf herkent in de omgang met anderen (in het algemeen): wat voor gedrag vertoont je naar anderen ( Ben je sympathiek, autoritair, verwaand….?). 0. Geheel niet van toepassing (integendeel)
1. Nauwelijks van toepassing
2. Enigszins van toepassing
3. Tamelijk van toepassing
4. Sterk van toepassing
5. Geheel van toepassing (beschrijft mij perfect)
Sympathiek Autoritair Verwaand Onverschillig Afstandelijk Timide Bescheiden Teder Levendig Dominant Geslepen Vrolijk Vastberaden Doortrapt Wreed Niet sociaal Mezelf wegcijferend Pretentieloos Attent Enthousiast Zelfverzekerd Brutaal Meedogenloos Gesloten Bedeesd Weinig eisend Vriendelijk Vol zelfvertrouwen Assertief 45 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
0. Geheel niet van toepassing (integendeel)
1. Nauwelijks van toepassing
2. Enigszins van toepassing
3. Tamelijk van toepassing
4. Sterk van toepassing
5. Geheel van toepassing (beschrijft mij perfect)
Berekenend Hardvochtig Onpersoonlijk Onderdanig Inschikkelijk Liefdevol Ongevoelig Gereserveerd Krachteloos Niet manipulerend Respectvol Open Krachtig Uitbuitend Tactloos Afzijdig Onzeker Ingetogen Hartelijk
46 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Bijlage 2 - Dendogram uit clusteranalyse, volgens de Ward methode (n=787), Squared Euclidean standardized. Rescaled Distance Cluster Combine C A S E Label Num i_zvertr i_zelfve i_assert i_vastbe i_kracht i_levend i_enthou i_vrolij i_hartel i_open i_teder i_liefde i_sympat i_vriend i_respec i_attent i_geslep i_doortr i_bereke i_meedog i_hardvo i_wreed i_uitbui i_autori i_domina i_verwaa i_brutaa i_tactlo i_afstan i_geslot i_gerese i_onpers i_ongevo i_onvers i_ni_soc i_afzijd i_kra_lo i_onzeke i_onderd i_timide i_bedees i_besche i_ingeto i_inschi i_wegcij i_we_eis i_preten i_ni_man
17 34 18 26 42 9 33 25 48 41 8 24 1 16 40 32 11 27 19 12 20 28 43 2 10 3 35 44 5 13 37 21 36 4 29 45 38 46 22 6 14 7 47 23 30 15 31 39
0 5 10 15 20 25 +---------+---------+---------+---------+---------+ ─┐ ─┼─┐ ─┘ ├───────┐ ─┬─┘ │ ─┘ │ ─┐ │ ─┤ ├─────────────────────────────────────┐ ─┼─┐ │ │ ─┘ ├─┐ │ │ ───┘ │ │ │ ─┬───┼─────┘ │ ─┘ │ │ ─┬─┐ │ │ ─┘ │ │ │ ───┼─┘ │ ───┘ │ ─┐ │ ─┼─┐ │ ─┘ ├─────┐ │ ─┬─┤ │ │ ─┘ │ │ │ ───┤ ├───────────────┐ │ │ │ │ ───┘ ─┬─┐ │ │ │ ─┘ ├─────┘ │ │ ───┤ │ │ ───┤ │ │ ───┘ │ │ ─┐ ├───────────────────────┘ ─┼───┐ │ ─┘ │ │ ───┐ ├───────┐ │ ───┤ │ │ │ ───┼─┘ │ │ ───┤ │ │ ───┘ │ │ ─┬─┐ ├───────────┘ ─┘ ├─┐ │ ───┘ ├─┐ │ ─┬─┐ │ │ │ ─┘ ├─┘ │ │ ───┤ ├─────┘ ───┘ │ ───┐ │ ───┼─┐ │ ───┘ ├─┘ ─────┤ ─────┘
47 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
i_afstan 1,00 0,49 -0,14 0,17 -0,02 -0,36 -0,35 -0,31 -0,24 0,27 -0,02 0,25 -0,37 0,13 0,56 0,10 0,53 -0,27 0,12 0,19 0,13 0,03 -0,17 -0,28 -0,18 0,14 0,03 -0,17 -0,01 0,27 -0,24 0,09 -0,09 0,35 0,18 -0,25 -0,29 0,05 -0,39 0,44 0,25 0,44 0,32 0,16 0,20 0,31 0,15 0,36
i_afzijd 0,49 1,00 -0,27 0,17 0,01 -0,38 -0,24 -0,30 -0,27 0,41 0,07 0,34 -0,34 0,11 0,45 0,12 0,42 -0,29 0,15 0,02 0,02 0,02 -0,26 -0,24 -0,28 0,20 0,11 -0,20 0,10 0,20 -0,24 0,20 -0,17 0,37 0,34 -0,17 -0,22 0,13 -0,34 0,42 0,42 0,44 0,40 0,23 0,22 0,35 0,12 0,42
i_assert -0,14 -0,27 1,00 0,11 -0,07 0,40 0,18 0,41 0,59 -0,36 -0,17 -0,28 0,31 0,13 -0,28 0,16 -0,24 0,22 0,05 0,29 0,38 0,34 0,67 0,35 0,66 0,00 -0,25 0,17 -0,23 0,05 0,14 0,00 0,56 -0,45 0,02 0,08 0,19 -0,13 0,37 -0,13 -0,47 -0,12 -0,10 -0,34 -0,27 -0,40 0,14 -0,18
i_meedog 0,17 0,17 0,11 1,00 -0,21 -0,04 -0,06 0,01 0,09 0,04 -0,07 0,00 -0,11 0,54 0,09 0,51 0,11 -0,10 0,43 0,25 0,23 0,28 0,11 -0,02 0,10 0,42 -0,07 -0,16 -0,13 0,26 -0,09 0,36 0,10 0,08 0,28 -0,01 -0,09 0,00 -0,06 0,28 0,01 0,33 0,26 0,07 -0,06 0,08 0,40 0,20
i_ni_man -0,02 0,01 -0,07 -0,21 1,00 0,05 0,08 -0,03 -0,02 0,07 0,16 0,14 0,07 -0,20 0,05 -0,26 0,04 0,06 -0,25 -0,22 -0,16 -0,17 -0,06 0,01 -0,05 -0,17 0,13 0,28 0,21 -0,19 0,14 -0,17 -0,05 0,06 -0,10 0,08 0,11 0,15 0,05 -0,12 0,14 -0,08 -0,12 -0,01 0,21 0,05 -0,18 -0,02
Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
i_afstan i_afzijd i_assert i_meedog i_ni_man i_enthou i_liefde i_levend i_kracht i_kra_lo i_inschi i_ingeto i_hartel i_hardvo i_geslot i_geslep i_gerese i_attent i_doortr i_autori i_domina i_brutaa i_zelfve i_vrolij i_zvertr i_wreed i_wegcij i_respec i_we_eis i_verwaa i_vriend i_uitbui i_vastbe i_timide i_tactlo i_teder i_sympat i_preten i_open i_onvers i_onzeke i_onpers i_ongevo i_onderd i_besche i_bedees i_bereke i_ni_soc
i_enthou -0,36 -0,38 0,40 -0,04 0,05 1,00 0,42 0,69 0,52 -0,31 0,02 -0,27 0,62 -0,01 -0,37 -0,03 -0,34 0,46 -0,07 0,05 0,18 0,21 0,50 0,65 0,43 -0,09 -0,03 0,29 -0,07 -0,04 0,40 -0,03 0,46 -0,32 -0,02 0,25 0,40 -0,02 0,55 -0,31 -0,24 -0,31 -0,21 -0,19 -0,15 -0,33 -0,09 -0,28
i_liefde -0,35 -0,24 0,18 -0,06 0,08 0,42 1,00 0,40 0,28 -0,13 0,19 0,01 0,55 -0,04 -0,23 -0,06 -0,21 0,46 -0,06 -0,07 0,00 0,03 0,20 0,37 0,18 -0,11 0,13 0,36 0,11 -0,10 0,45 -0,05 0,27 -0,09 -0,11 0,68 0,45 0,02 0,35 -0,25 -0,01 -0,25 -0,28 0,01 0,05 -0,08 -0,13 -0,20
i_levend -0,31 -0,30 0,41 0,01 -0,03 0,69 0,40 1,00 0,55 -0,31 -0,05 -0,29 0,53 0,05 -0,36 0,04 -0,35 0,34 -0,01 0,17 0,32 0,27 0,47 0,61 0,43 -0,07 -0,13 0,16 -0,12 0,02 0,30 0,04 0,47 -0,36 0,02 0,28 0,38 -0,09 0,48 -0,22 -0,26 -0,29 -0,20 -0,21 -0,22 -0,38 -0,07 -0,27
i_kracht -0,24 -0,27 0,59 0,09 -0,02 0,52 0,28 0,55 1,00 -0,45 -0,13 -0,27 0,43 0,10 -0,32 0,09 -0,30 0,24 0,02 0,26 0,37 0,30 0,63 0,44 0,57 -0,05 -0,24 0,20 -0,18 0,00 0,18 0,04 0,63 -0,43 0,04 0,14 0,27 -0,14 0,50 -0,20 -0,41 -0,21 -0,14 -0,33 -0,24 -0,35 0,02 -0,24
i_kra_lo 0,27 0,41 -0,36 0,04 0,07 -0,31 -0,13 -0,31 -0,45 1,00 0,18 0,29 -0,21 0,06 0,36 0,08 0,34 -0,17 0,15 -0,03 -0,10 -0,03 -0,41 -0,24 -0,42 0,14 0,28 -0,08 0,16 0,15 -0,04 0,18 -0,33 0,37 0,18 -0,04 -0,11 0,14 -0,24 0,21 0,54 0,35 0,27 0,46 0,27 0,41 0,07 0,31
i_inschi -0,02 0,07 -0,17 -0,07 0,16 0,02 0,19 -0,05 -0,13 0,18 1,00 0,24 0,14 -0,10 0,10 -0,07 0,10 0,14 -0,04 -0,16 -0,19 -0,14 -0,15 0,05 -0,11 -0,05 0,40 0,18 0,35 -0,05 0,19 -0,05 -0,08 0,19 -0,07 0,15 0,14 0,19 0,04 0,01 0,24 0,01 -0,02 0,36 0,31 0,23 0,00 0,00
i_ingeto 0,25 0,34 -0,28 0,00 0,14 -0,27 0,01 -0,29 -0,27 0,29 0,24 1,00 -0,12 -0,05 0,36 0,01 0,44 -0,03 0,03 -0,20 -0,27 -0,23 -0,30 -0,22 -0,26 0,04 0,27 0,08 0,26 -0,05 -0,01 -0,04 -0,16 0,45 -0,04 0,08 -0,05 0,13 -0,22 0,07 0,36 0,17 0,09 0,29 0,42 0,48 0,08 0,21
i_hartel -0,37 -0,34 0,31 -0,11 0,07 0,62 0,55 0,53 0,43 -0,21 0,14 -0,12 1,00 -0,08 -0,27 -0,12 -0,31 0,50 -0,10 -0,04 0,02 0,12 0,36 0,58 0,33 -0,11 0,06 0,42 0,13 -0,12 0,53 -0,05 0,35 -0,26 -0,14 0,40 0,55 -0,01 0,49 -0,33 -0,12 -0,33 -0,28 -0,08 -0,02 -0,18 -0,15 -0,30
48
i_hardvo 0,13 0,11 0,13 0,54 -0,20 -0,01 -0,04 0,05 0,10 0,06 -0,10 -0,05 -0,08 1,00 0,08 0,46 0,08 -0,09 0,44 0,25 0,23 0,29 0,11 -0,02 0,08 0,38 -0,12 -0,17 -0,17 0,28 -0,11 0,44 0,10 0,04 0,24 0,02 -0,10 -0,06 -0,02 0,28 -0,05 0,34 0,28 0,07 -0,08 0,03 0,49 0,21
i_geslot 0,56 0,45 -0,28 0,09 0,05 -0,37 -0,23 -0,36 -0,32 0,36 0,10 0,36 -0,27 0,08 1,00 0,07 0,55 -0,16 0,09 0,01 -0,07 -0,11 -0,32 -0,30 -0,31 0,12 0,19 -0,06 0,14 0,06 -0,12 0,00 -0,17 0,46 0,09 -0,14 -0,21 0,06 -0,55 0,28 0,41 0,39 0,25 0,27 0,34 0,53 0,13 0,37
i_geslep 0,10 0,12 0,16 0,51 -0,26 -0,03 -0,06 0,04 0,09 0,08 -0,07 0,01 -0,12 0,46 0,07 1,00 0,13 -0,05 0,64 0,33 0,29 0,27 0,09 0,01 0,07 0,30 -0,09 -0,15 -0,15 0,27 -0,07 0,39 0,11 0,03 0,20 0,02 -0,03 -0,05 -0,07 0,23 -0,03 0,24 0,19 0,10 -0,05 0,06 0,59 0,19
i_gerese 0,53 0,42 -0,24 0,11 0,04 -0,34 -0,21 -0,35 -0,30 0,34 0,10 0,44 -0,31 0,08 0,55 0,13 1,00 -0,16 0,14 0,04 -0,04 -0,14 -0,27 -0,30 -0,28 0,14 0,15 -0,04 0,07 0,08 -0,13 0,06 -0,15 0,46 0,15 -0,12 -0,22 0,10 -0,38 0,24 0,35 0,38 0,26 0,25 0,34 0,41 0,19 0,35
i_attent -0,27 -0,29 0,22 -0,10 0,06 0,46 0,46 0,34 0,24 -0,17 0,14 -0,03 0,50 -0,09 -0,16 -0,05 -0,16 1,00 -0,05 -0,07 -0,04 -0,02 0,21 0,37 0,20 -0,09 0,13 0,36 0,09 -0,13 0,43 -0,07 0,22 -0,09 -0,20 0,36 0,37 0,08 0,30 -0,27 -0,13 -0,25 -0,32 -0,04 0,06 -0,06 -0,09 -0,23
i_doortr 0,12 0,15 0,05 0,43 -0,25 -0,07 -0,06 -0,01 0,02 0,15 -0,04 0,03 -0,10 0,44 0,09 0,64 0,14 -0,05 1,00 0,25 0,19 0,24 0,03 -0,01 -0,01 0,54 -0,07 -0,20 -0,13 0,30 -0,11 0,46 0,07 0,12 0,24 0,02 -0,08 -0,03 -0,10 0,27 0,02 0,29 0,25 0,14 -0,07 0,13 0,49 0,27
Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
i_afstan i_afzijd i_assert i_meedog i_ni_man i_enthou i_liefde i_levend i_kracht i_kra_lo i_inschi i_ingeto i_hartel i_hardvo i_geslot i_geslep i_gerese i_attent i_doortr i_autori i_domina i_brutaa i_zelfve i_vrolij i_zvertr i_wreed i_wegcij i_respec i_we_eis i_verwaa i_vriend i_uitbui i_vastbe i_timide i_tactlo i_teder i_sympat i_preten i_open i_onvers i_onzeke i_onpers i_ongevo i_onderd i_besche i_bedees i_bereke i_ni_soc
i_autori 0,19 0,02 0,29 0,25 -0,22 0,05 -0,07 0,17 0,26 -0,03 -0,16 -0,20 -0,04 0,25 0,01 0,33 0,04 -0,07 0,25 1,00 0,68 0,33 0,26 0,01 0,24 0,17 -0,14 -0,16 -0,27 0,42 -0,11 0,26 0,24 -0,09 0,22 -0,03 -0,08 -0,11 0,08 0,17 -0,17 0,19 0,14 -0,05 -0,23 -0,11 0,27 0,07
i_domina 0,13 0,02 0,38 0,23 -0,16 0,18 0,00 0,32 0,37 -0,10 -0,19 -0,27 0,02 0,23 -0,07 0,29 -0,04 -0,04 0,19 0,68 1,00 0,40 0,36 0,12 0,30 0,13 -0,17 -0,15 -0,35 0,38 -0,09 0,26 0,32 -0,21 0,28 -0,04 0,01 -0,13 0,17 0,13 -0,17 0,07 0,15 -0,13 -0,29 -0,23 0,19 0,04
i_brutaa 0,03 0,02 0,34 0,28 -0,17 0,21 0,03 0,27 0,30 -0,03 -0,14 -0,23 0,12 0,29 -0,11 0,27 -0,14 -0,02 0,24 0,33 0,40 1,00 0,35 0,21 0,28 0,24 -0,20 -0,10 -0,20 0,31 0,00 0,24 0,28 -0,21 0,30 0,00 0,05 -0,17 0,20 0,15 -0,15 0,15 0,22 -0,07 -0,22 -0,22 0,19 0,09
i_zelfve -0,17 -0,26 0,67 0,11 -0,06 0,50 0,20 0,47 0,63 -0,41 -0,15 -0,30 0,36 0,11 -0,32 0,09 -0,27 0,21 0,03 0,26 0,36 0,35 1,00 0,44 0,82 -0,03 -0,29 0,15 -0,16 0,06 0,20 0,03 0,63 -0,47 0,02 0,07 0,24 -0,11 0,42 -0,10 -0,57 -0,14 -0,05 -0,40 -0,29 -0,45 0,06 -0,20
i_vrolij -0,28 -0,24 0,35 -0,02 0,01 0,65 0,37 0,61 0,44 -0,24 0,05 -0,22 0,58 -0,02 -0,30 0,01 -0,30 0,37 -0,01 0,01 0,12 0,21 0,44 1,00 0,42 -0,04 -0,05 0,29 0,01 -0,06 0,46 -0,04 0,48 -0,28 0,01 0,23 0,48 -0,01 0,42 -0,17 -0,21 -0,25 -0,14 -0,15 -0,05 -0,29 -0,06 -0,23
i_zvertr -0,18 -0,28 0,66 0,10 -0,05 0,43 0,18 0,43 0,57 -0,42 -0,11 -0,26 0,33 0,08 -0,31 0,07 -0,28 0,20 -0,01 0,24 0,30 0,28 0,82 0,42 1,00 -0,05 -0,25 0,18 -0,12 0,02 0,25 -0,02 0,56 -0,45 -0,03 0,10 0,25 -0,12 0,40 -0,07 -0,61 -0,15 -0,06 -0,36 -0,24 -0,42 0,05 -0,22
i_wreed 0,14 0,20 0,00 0,42 -0,17 -0,09 -0,11 -0,07 -0,05 0,14 -0,05 0,04 -0,11 0,38 0,12 0,30 0,14 -0,09 0,54 0,17 0,13 0,24 -0,03 -0,04 -0,05 1,00 -0,04 -0,22 -0,07 0,26 -0,14 0,37 -0,04 0,12 0,26 -0,03 -0,12 -0,01 -0,07 0,29 0,07 0,30 0,33 0,12 -0,04 0,13 0,31 0,32
i_wegcij 0,03 0,11 -0,25 -0,07 0,13 -0,03 0,13 -0,13 -0,24 0,28 0,40 0,27 0,06 -0,12 0,19 -0,09 0,15 0,13 -0,07 -0,14 -0,17 -0,20 -0,29 -0,05 -0,25 -0,04 1,00 0,14 0,25 -0,01 0,13 -0,05 -0,18 0,27 -0,03 0,11 0,09 0,19 -0,08 -0,03 0,40 0,05 -0,05 0,43 0,36 0,29 -0,08 0,06
49
i_respec -0,17 -0,20 0,17 -0,16 0,28 0,29 0,36 0,16 0,20 -0,08 0,18 0,08 0,42 -0,17 -0,06 -0,15 -0,04 0,36 -0,20 -0,16 -0,15 -0,10 0,15 0,29 0,18 -0,22 0,14 1,00 0,22 -0,27 0,47 -0,24 0,20 -0,06 -0,26 0,26 0,36 0,11 0,30 -0,27 -0,02 -0,22 -0,26 -0,03 0,19 0,01 -0,11 -0,18
i_we_eis -0,01 0,10 -0,23 -0,13 0,21 -0,07 0,11 -0,12 -0,18 0,16 0,35 0,26 0,13 -0,17 0,14 -0,15 0,07 0,09 -0,13 -0,27 -0,35 -0,20 -0,16 0,01 -0,12 -0,07 0,25 0,22 1,00 -0,10 0,24 -0,14 -0,16 0,20 -0,13 0,14 0,10 0,13 -0,02 0,01 0,20 -0,03 -0,05 0,20 0,31 0,26 -0,08 0,05
i_verwaa 0,27 0,20 0,05 0,26 -0,19 -0,04 -0,10 0,02 0,00 0,15 -0,05 -0,05 -0,12 0,28 0,06 0,27 0,08 -0,13 0,30 0,42 0,38 0,31 0,06 -0,06 0,02 0,26 -0,01 -0,27 -0,10 1,00 -0,14 0,34 0,02 0,11 0,28 -0,03 -0,10 -0,09 0,00 0,33 0,05 0,27 0,23 0,11 -0,09 0,05 0,22 0,19
i_vriend -0,24 -0,24 0,14 -0,09 0,14 0,40 0,45 0,30 0,18 -0,04 0,19 -0,01 0,53 -0,11 -0,12 -0,07 -0,13 0,43 -0,11 -0,11 -0,09 0,00 0,20 0,46 0,25 -0,14 0,13 0,47 0,24 -0,14 1,00 -0,13 0,24 -0,04 -0,16 0,36 0,57 0,10 0,31 -0,21 -0,02 -0,22 -0,24 0,00 0,19 -0,01 -0,05 -0,18
i_uitbui 0,09 0,20 0,00 0,36 -0,17 -0,03 -0,05 0,04 0,04 0,18 -0,05 -0,04 -0,05 0,44 0,00 0,39 0,06 -0,07 0,46 0,26 0,26 0,24 0,03 -0,04 -0,02 0,37 -0,05 -0,24 -0,14 0,34 -0,13 1,00 0,01 0,05 0,34 0,04 -0,07 -0,02 0,01 0,21 0,06 0,26 0,28 0,12 -0,13 0,03 0,32 0,20
i_vastbe -0,09 -0,17 0,56 0,10 -0,05 0,46 0,27 0,47 0,63 -0,33 -0,08 -0,16 0,35 0,10 -0,17 0,11 -0,15 0,22 0,07 0,24 0,32 0,28 0,63 0,48 0,56 -0,04 -0,18 0,20 -0,16 0,02 0,24 0,01 1,00 -0,29 0,06 0,15 0,23 -0,12 0,33 -0,13 -0,34 -0,13 -0,10 -0,31 -0,11 -0,26 0,10 -0,17
Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
i_afstan i_afzijd i_assert i_meedog i_ni_man i_enthou i_liefde i_levend i_kracht i_kra_lo i_inschi i_ingeto i_hartel i_hardvo i_geslot i_geslep i_gerese i_attent i_doortr i_autori i_domina i_brutaa i_zelfve i_vrolij i_zvertr i_wreed i_wegcij i_respec i_we_eis i_verwaa i_vriend i_uitbui i_vastbe i_timide i_tactlo i_teder i_sympat i_preten i_open i_onvers i_onzeke i_onpers i_ongevo i_onderd i_besche i_bedees i_bereke i_ni_soc
i_timide 0,35 0,37 -0,45 0,08 0,06 -0,32 -0,09 -0,36 -0,43 0,37 0,19 0,45 -0,26 0,04 0,46 0,03 0,46 -0,09 0,12 -0,09 -0,21 -0,21 -0,47 -0,28 -0,45 0,12 0,27 -0,06 0,20 0,11 -0,04 0,05 -0,29 1,00 0,07 0,04 -0,14 0,19 -0,33 0,25 0,48 0,25 0,13 0,43 0,45 0,62 0,15 0,35
i_tactlo 0,18 0,34 0,02 0,28 -0,10 -0,02 -0,11 0,02 0,04 0,18 -0,07 -0,04 -0,14 0,24 0,09 0,20 0,15 -0,20 0,24 0,22 0,28 0,30 0,02 0,01 -0,03 0,26 -0,03 -0,26 -0,13 0,28 -0,16 0,34 0,06 0,07 1,00 -0,08 -0,16 -0,04 0,00 0,28 0,17 0,26 0,40 0,09 -0,04 0,01 0,11 0,26
i_teder -0,25 -0,17 0,08 -0,01 0,08 0,25 0,68 0,28 0,14 -0,04 0,15 0,08 0,40 0,02 -0,14 0,02 -0,12 0,36 0,02 -0,03 -0,04 0,00 0,07 0,23 0,10 -0,03 0,11 0,26 0,14 -0,03 0,36 0,04 0,15 0,04 -0,08 1,00 0,34 0,01 0,24 -0,12 0,03 -0,22 -0,20 0,09 0,10 0,02 -0,06 -0,13
i_sympat -0,29 -0,22 0,19 -0,09 0,11 0,40 0,45 0,38 0,27 -0,11 0,14 -0,05 0,55 -0,10 -0,21 -0,03 -0,22 0,37 -0,08 -0,08 0,01 0,05 0,24 0,48 0,25 -0,12 0,09 0,36 0,10 -0,10 0,57 -0,07 0,23 -0,14 -0,16 0,34 1,00 0,05 0,32 -0,22 -0,05 -0,24 -0,25 -0,06 0,08 -0,10 -0,08 -0,29
i_preten 0,05 0,13 -0,13 0,00 0,15 -0,02 0,02 -0,09 -0,14 0,14 0,19 0,13 -0,01 -0,06 0,06 -0,05 0,10 0,08 -0,03 -0,11 -0,13 -0,17 -0,11 -0,01 -0,12 -0,01 0,19 0,11 0,13 -0,09 0,10 -0,02 -0,12 0,19 -0,04 0,01 0,05 1,00 -0,04 0,03 0,11 0,04 0,00 0,17 0,21 0,11 0,03 0,13
i_open -0,39 -0,34 0,37 -0,06 0,05 0,55 0,35 0,48 0,50 -0,24 0,04 -0,22 0,49 -0,02 -0,55 -0,07 -0,38 0,30 -0,10 0,08 0,17 0,20 0,42 0,42 0,40 -0,07 -0,08 0,30 -0,02 0,00 0,31 0,01 0,33 -0,33 0,00 0,24 0,32 -0,04 1,00 -0,25 -0,24 -0,28 -0,19 -0,16 -0,18 -0,33 -0,08 -0,27
i_onvers 0,44 0,42 -0,13 0,28 -0,12 -0,31 -0,25 -0,22 -0,20 0,21 0,01 0,07 -0,33 0,28 0,28 0,23 0,24 -0,27 0,27 0,17 0,13 0,15 -0,10 -0,17 -0,07 0,29 -0,03 -0,27 0,01 0,33 -0,21 0,21 -0,13 0,25 0,28 -0,12 -0,22 0,03 -0,25 1,00 0,11 0,45 0,45 0,17 0,04 0,17 0,29 0,35
i_onzeke 0,25 0,42 -0,47 0,01 0,14 -0,24 -0,01 -0,26 -0,41 0,54 0,24 0,36 -0,12 -0,05 0,41 -0,03 0,35 -0,13 0,02 -0,17 -0,17 -0,15 -0,57 -0,21 -0,61 0,07 0,40 -0,02 0,20 0,05 -0,02 0,06 -0,34 0,48 0,17 0,03 -0,05 0,11 -0,24 0,11 1,00 0,18 0,11 0,46 0,36 0,50 -0,03 0,28
50
i_onpers 0,44 0,44 -0,12 0,33 -0,08 -0,31 -0,25 -0,29 -0,21 0,35 0,01 0,17 -0,33 0,34 0,39 0,24 0,38 -0,25 0,29 0,19 0,07 0,15 -0,14 -0,25 -0,15 0,30 0,05 -0,22 -0,03 0,27 -0,22 0,26 -0,13 0,25 0,26 -0,22 -0,24 0,04 -0,28 0,45 0,18 1,00 0,48 0,26 0,08 0,22 0,27 0,37
i_ongevo 0,32 0,40 -0,10 0,26 -0,12 -0,21 -0,28 -0,20 -0,14 0,27 -0,02 0,09 -0,28 0,28 0,25 0,19 0,26 -0,32 0,25 0,14 0,15 0,22 -0,05 -0,14 -0,06 0,33 -0,05 -0,26 -0,05 0,23 -0,24 0,28 -0,10 0,13 0,40 -0,20 -0,25 0,00 -0,19 0,45 0,11 0,48 1,00 0,19 -0,02 0,11 0,23 0,39
i_onderd 0,16 0,23 -0,34 0,07 -0,01 -0,19 0,01 -0,21 -0,33 0,46 0,36 0,29 -0,08 0,07 0,27 0,10 0,25 -0,04 0,14 -0,05 -0,13 -0,07 -0,40 -0,15 -0,36 0,12 0,43 -0,03 0,20 0,11 0,00 0,12 -0,31 0,43 0,09 0,09 -0,06 0,17 -0,16 0,17 0,46 0,26 0,19 1,00 0,30 0,39 0,13 0,24
i_besche 0,20 0,22 -0,27 -0,06 0,21 -0,15 0,05 -0,22 -0,24 0,27 0,31 0,42 -0,02 -0,08 0,34 -0,05 0,34 0,06 -0,07 -0,23 -0,29 -0,22 -0,29 -0,05 -0,24 -0,04 0,36 0,19 0,31 -0,09 0,19 -0,13 -0,11 0,45 -0,04 0,10 0,08 0,21 -0,18 0,04 0,36 0,08 -0,02 0,30 1,00 0,47 0,02 0,15
i_bedees 0,31 0,35 -0,40 0,08 0,05 -0,33 -0,08 -0,38 -0,35 0,41 0,23 0,48 -0,18 0,03 0,53 0,06 0,41 -0,06 0,13 -0,11 -0,23 -0,22 -0,45 -0,29 -0,42 0,13 0,29 0,01 0,26 0,05 -0,01 0,03 -0,26 0,62 0,01 0,02 -0,10 0,11 -0,33 0,17 0,50 0,22 0,11 0,39 0,47 1,00 0,12 0,29
i_bereke 0,15 0,12 0,14 0,40 -0,18 -0,09 -0,13 -0,07 0,02 0,07 0,00 0,08 -0,15 0,49 0,13 0,59 0,19 -0,09 0,49 0,27 0,19 0,19 0,06 -0,06 0,05 0,31 -0,08 -0,11 -0,08 0,22 -0,05 0,32 0,10 0,15 0,11 -0,06 -0,08 0,03 -0,08 0,29 -0,03 0,27 0,23 0,13 0,02 0,12 1,00 0,24
Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
i_afstan i_afzijd i_assert i_meedog i_ni_man i_enthou i_liefde i_levend i_kracht i_kra_lo i_inschi i_ingeto i_hartel i_hardvo i_geslot i_geslep i_gerese i_attent i_doortr i_autori i_domina i_brutaa i_zelfve i_vrolij i_zvertr i_wreed i_wegcij i_respec i_we_eis i_verwaa i_vriend i_uitbui i_vastbe i_timide i_tactlo i_teder i_sympat i_preten i_open i_onvers i_onzeke i_onpers i_ongevo i_onderd i_besche i_bedees i_bereke i_ni_soc
i_ni_soc 0,36 0,42 -0,18 0,20 -0,02 -0,28 -0,20 -0,27 -0,24 0,31 0,00 0,21 -0,30 0,21 0,37 0,19 0,35 -0,23 0,27 0,07 0,04 0,09 -0,20 -0,23 -0,22 0,32 0,06 -0,18 0,05 0,19 -0,18 0,20 -0,17 0,35 0,26 -0,13 -0,29 0,13 -0,27 0,35 0,28 0,37 0,39 0,24 0,15 0,29 0,24 1,00
Bijlage 3 - Inter item correlaties 48 IAS items. 51
Bijlage 4 - Ontlokkers, zoals gebruikt tijdens het ZKM-gesprek.
set 1: Verleden
set 2: Heden
Als je denkt aan het verleden, is er dan een gebeurtenis die je nu nog erg bezighoudt of die nu nog invloed uitoefent op je doen en laten?
Is er de laatste tijd iets dat je erg bezighoudt?
Zijn er in je verleden dingen gebeurd of personen geweest, die nu nog op één of andere wijze invloed uitoefenen op je huidige bestaan?
Is er in je huidige bestaan een omstandigheid of die veel invloed op je heeft?
set 3: Toekomst
set 4: Activiteiten
Als je denkt aan de toekomst, is er dan iets wat je erg bezighoudt?
Als je denkt aan de dingen die je nu doet in je studie of daarbuiten, wat is dan belangrijk voor jou (in positieve of negatieve zin)?
Zal er in je toekomst iets zijn (een doel, een gebeurtenis een persoon), waarvan je verwacht dat die van grote invloed zal zijn op je leven?
Welke dingen die je nu doet zijn erg belangrijk voor je?
set 5: Genieten
set 6: Denken
Waar kun je erg van genieten?
Waarover denk je de laatste tijd erg veel na? Zijn er zaken waarover je loopt te tobben of die je op andere wijze aan het denken brengen?
set 7: Persoon; afzetten
set 8: Groep; afzetten
Is er iemand in je leven met wie je niet kunt opschieten; tegen wie je je afzet?
Is er een groep of een type mensen bij wie je je niet thuis voelt?
Is er iemand in je leven met wie je niet kunt opschieten; tegen Is er een groep of een type mensen waaraan je een hekel wie je je afzet? hebt? Op wie zou je beslist niet willen lijken?
Is er een groep of type mensen met wie je je niet verwant voelt?
set 9: Persoon; eenheid
set 10: Groep; eenheid
Wie is de belangrijkste persoon in je leven met wie je heel goed kunt opschieten?
Is er een groep of een type mensen in je leven, die erg belangrijk voor je is of bij wie je je thuis voelt?
Is er een persoon in je leven met wie je je in hoge mate verwant Wat is de belangrijkste groep of type mensen, waarmee je voelt? je één voelt? Is er een persoon in je leven met wie je het gevoel hebt een eenheid de vormen?
Is er een groep of een type mensen met wie je je erg verwant voelt?
set 11: Maatschappij
set 12: Aanvullende gebieden
Wat vind je van de maatschappij en van de plaats die je daarin hebt? Zijn er dingen in onze maatschappij die grote invloed op je uitoefenen?
Wanneer je nu alle dingen die je hebt gezegd overweegt ... zijn er dan zaken die je hebt overgeslagen, maar die toch belangrijk voor je zijn?
52 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Bijlage 5 - Beslisregels ZKM-typering standaard, streng, soepel en Tschudi
Vereenvoudigde SPSS aansturing, type toekenning compute Z = Mean.5(eigenwaa,krachtig,zelfverz,energie,trots,vrijheid). compute A = Mean.5(tederhei,zorgzaam,liefde,warmte,saamhori,intimite). compute P = Mean.5(vreugde,geluk,genieten,vertrouw,veilighe,rust). compute N = Mean.10(machtelo,angst,zich_zor,gespanne,zichzelf, ongelukk,schuld,eenzaamh,minderwa,kwaadhei,neerslac,teleurst). If (ZAtype=1 and PNtype=2) type =+HH. If (ZAtype=2 and PNtype=1) type =-Z . If (ZAtype=2 and PNtype=2) type =+Z. If (ZAtype=3 and PNtype=1) type =-A . If (ZAtype=3 and PNtype=2) type =+A . If (ZAtype=4 and PNtype=1) type =-LL.
Standaard typering if ((Z>=2.5) and (A>=2.5) and ((ABS(z-a)< 1))) ZAtype =1. if (z>=(a+1)) ZAtype =2. if (z<=(a-1)) ZAtype =3. if ((Z<=1) and (a<=1) and ((ABS(z-a)< 1))) ZAtype = 4. if sysmis (zatype) ZAtype=5. if (P<=(N-1)) PNtype=1. if (P>=(N+1)) PNtype=2. if ((P<(N+1)) and (P>(N-1))) PNtype=3. Strenge typering if ((Z>=2.5) and (A>=2.5) and ((ABS(z-a)< 1))) ZAtype =1. if (z>=(a+1)) ZAtype =2. if (z<=(a-1)) ZAtype =3. if ((Z<=1) and (a<=1) and ((ABS(z-a)< 1))) ZAtype = 4. if sysmis (zatype) ZAtype=5. if (P<=(N-1.5)) PNtype=1. if (P>=(N+1.5)) PNtype=2. if ((P<(N+1.5)) and (P>(N-1.5))) PNtype=3. Soepele typering if ((Z>=2.5) and (A>=2.5) and ((ABS(z-a)< 1))) ZAtype =1. if (z>=(a+1)) ZAtype =2. if (z<=(a-1)) ZAtype =3. if ((Z<=1) and (a<=1) and ((ABS(z-a)< 1))) ZAtype = 4. if sysmis (zatype) ZAtype=5. if (P<=(N-0.5)) PNtype=1. if (P>=(N+0.5)) PNtype=2. if ((P<(N+0.5)) and (P>(N-0.5))) PNtype=3.
53 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Tschudi typering compute z_plus=(Z-A+P-N)/2. compute z_min =(Z-A-P+N)/2. compute a_plus=(A-Z+P-N)/2. compute a_min =(A-Z-P+N)/2. compute maximum=max.3(Z,A,P). compute minimum=min.3(Z,A,P). compute za_plus =(Z+A+P-MAXIMUM)/2 - N. compute oo_min= (-(z+a+p)+minimum)/2 + n. execute. formats z a p n (f5.2). Compute MAX_tschudi = MAX (z_plus, z_min, a_plus, a_min, za_plus, oo_min). string tschudi_type (a3). if (z_plus = MAX_tschudi) Tschudi_type = '+Z'. if (z_min = MAX_tschudi) Tschudi_type = '-Z'. if (a_plus = MAX_tschudi) Tschudi_type = '+A'. if (a_min = MAX_tschudi) Tschudi_type = '-A'. if (za_plus = MAX_tschudi) Tschudi_type = '+HH'. if (oo_min = MAX_tschudi) Tschudi_type = '-LL'. select if (max_tschudi>=1).
De in de praktijk gangbare wijze van typering is te omschrijven als een conjunct model. Een bezwaar tegen dit “conjunct model”, is de arbitraire, enigszins willekeurige toepassing van de beslissingsregels. Deze nadelen gelden minder voor het “compensatorisch model”, zoals voorgesteld door Tschudi (1996). Tschudi stelt een methode voor waarbij de P, N, A en Z score wordt uitgedrukt in drie vectoren (+H, -LL), (+Z, -A), (-A, +Z). De lengte van de vectoren is bepalend voor de toekenning. Waardegebieden met een vlak profiel, hebben een nagenoeg gelijke vectorlengte. De Tschudi typering, biedt de mogelijkheid om met het wijzigen van slechts 1 variabele, de minimaal aanvaardbare vlakheid van de profielen in te stellen. Bij de samenstelling van het databestand met de Tschudi typering is het minimale vectorlengteverschil op 1 gesteld, hierdoor krijgen zeer vlakke profielen geen typering.
54 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
Bijlage 6 - Circumplexanalyse met strenge, soepele en Tschudi type-toewijzing (A) Strenge ZKM-typen geprojecteerd binnen het IAS-31 circumplex
(B) Soepele ZKM-typen geprojecteerd binnen het IAS-31 circumplex
55 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie
(C) Tschudi ZKM-typen geprojecteerd binnen het IAS-31 circumplex
56 Het levensverhaal in interpersoonlijk perspectief: validatie van ZKM-typologie