Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Junior adviseurs: Senior adviseur: Datum: In opdracht van: In samenwerking met:
I.M. ten Have E.M. Roelofs A.L. Wessels Boer A.J. Koop – van Rijn Januari 2008 Sting en Bureau Kwiek Opleiding Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Junior adviseurs: Senior adviseur:
I.M. ten Have E.M. Roelofs A.L. Wessels Boer A.J. Koop – van Rijn
Datum:
Januari 2008
In opdracht van:
Sting en Bureau Kwiek
In samenwerking met:
Opleiding Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam
Copyright:
Sting en Bureau Kwiek
Afbeelding voorblad:
Het moderne scheppingsverhaal - Mw. Harmsen-Ridderhof
Trefwoorden:
Levensverhaal Ouderen Verpleeghuis Mentaal welbevinden
Voorwoord In opdracht van Sting en Bureau Kwiek hebben wij, studenten in de afstudeerfase van de Hogeschool van Amsterdam, opleiding Ergotherapie, gewerkt aan het afstudeerproject ‘De kunst v an het ouder worden’. Met elkaar hebben wij een bestand met werkvormen voor verzorgenden gemaakt, om in gesprek te gaan met ouderen en een ergotherapeutische visie opgesteld, over het integreren van het heden en verleden in het leven van ouderen. Bij de totstandkoming van dit product zijn verschillende mensen betrokken geweest. Een bedankje voor de volgende mensen is daarom op zijn plaats: M. van Uden van Sting, voor de samenwerking tijdens dit project. Ervaringsdeskundigen W.Huizing, M. Mulder, H. Lucassen en L. van Well. en de verzorgenden N. Bikker, W. Busse en S. van de Bunt. Tevens willen we T. Tromp en M. Schulpen bedanken voor hun inzet bij het bereiken van de verzorgenden. A.J. Koop - van Rijn, senior adviseur, voor haar deskundigheid en feedback. Bedankt voor de fijne samenwerking. I.M. ten Have E.M. Roelofs A.L. Wessels Boer
Inhoudsopgave 1.
Levensverhalen in de zorg .............................................................................................. 7 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
2.
Normen voor Verantwoorde Zorg ...............................................................................7 Wat is een zorgleefplan ................................................................................................8 Doel zorgleefplan...........................................................................................................9 Opstellen zorgleefplan..................................................................................................9 Praktijk ervaring .......................................................................................................... 10 Wettelijke eisen en voorwaarden.............................................................................. 10 Een dynamisch zorgleefplan..................................................................................... 10 Conclusie...................................................................................................................... 10
Levensverhalen in de zorg: wat is het effect? .........................................................12 2.1. Het Levensverhaal ....................................................................................................... 12 2.1.1. Therapeutisch effect........................................................................................... 13 2.2. Reminiscentie .............................................................................................................. 13 2.2.1. Positieve aspecten............................................................................................... 14 2.2.2. Negatieve aspecten............................................................................................. 14 2.2.3. Aandachtspunten bij het werken met levensverhalen.................................. 15 2.3. Conclusie...................................................................................................................... 15
3.
Verzorgenden en het welzijn van de ouderen ........................................................17 3.1. Effecten/doelen bij het werken met levensverhalen............................................. 17 3.2. Interventies .................................................................................................................. 18 3.3. Werkvormen................................................................................................................. 18 3.4. Het levensverhaal: verbinding verleden en heden................................................. 19 3.4.1. Gewoontes ............................................................................................................ 19 3.4.2. Waarden............................................................................................................... 20 3.4.3. Interesses ............................................................................................................. 20 3.5. Reflectieve vragen bij cliëntgericht werken............................................................ 20 3.6. Manieren om om te gaan met iets waardevols uit het verleden......................... 21 3.7. Keerzijde....................................................................................................................... 22 3.8. Conclusie...................................................................................................................... 23
4.
Conclusie ............................................................................................................................24
Bronnenlijst................................................................................................................................26 Bijlage 1
Beroepscode van Verzorgenden.................................................................28
Bijlage 2
Interviews ervaringsdeskundigen..............................................................30
Bijlage 3
Interviews verzorgenden ..............................................................................36
Bijlage 4
Onderzoeksopzet............................................................................................38
Bijlage 5
Format werkvormen .......................................................................................43
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Inleiding Voor u ligt de literaire onderbouwing bij het ontwikkelde werkvormenbestand, waarin werkvormen zijn opgenomen voor verzorgenden om in gesprek te gaan met ouderen en zo cliëntgerichte zorg te kunnen bieden. Op basis van deze literaire onderbouwing is het werkvormenbestand tot stand gekomen. Verzorgenden worden, naar aanleiding van de “Norm voor Verantwoorde zorg”, geacht een bijdrage te leveren aan het mentaal welbevinden van ouderen, die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Voor het welbevinden is het van belang dat men structureel aandacht heeft voor de levensloop en de ervaringen van de ouderen. In de praktijk vinden de medewerkers, die ingesteld zijn op het geven van praktische zorg, het moeilijk om bewoners te stimuleren hun levensverhalen te vertellen. Naar aanleiding hiervan hadden Sting en Bureau Kwiek de volgende vraagstellingen: Het maken van een werkvorm met concrete tips en enthousiastmerende voorbeelden voor verzorgende n, gericht op het integreren van het verleden en heden met oog op het welzijn van de bewoners. Het maken van een beschrijving van de ergotherapeutische visie over de integratie van heden en verleden in het leven van ouderen. Het projectteam is begonnen met een literatuuronderzoek. De literatuur werd gezocht in verschillende databases en in verschillende boeken en scripties. Vervolgens heeft er een analyse van de artikelen plaatsgevonden. Het bleek dat in de literatuur niet genoeg informatie te vinden was. Het projectteam heeft vervolgens besloten om interviews af te nemen. De gekozen methode hiervoor is de sneeuwbalmethode. De volledige onderzoeksopzet staat beschreven in bijlage 4. Het doel van deze interviews was het verkrijgen van ervaringsverhalen, met betrekking tot het werken met werkvormen om in gesprek te gaan met ouderen. Aan de hand van de gevonden informatie welke relevant was voor dit project, is een format gemaakt voor het werkvormenbestand, zie bijlage 5. Tevens is aan de hand van deze informatie de ergotherapeutische visie opgesteld. De twee vraagstellingen hebben uite indelijk geleid tot 3 producten: • De theoretische onderbouwing: hierin staat het belang beschreven van het werken met levensverhalen in de zorg en hoe er samen met de ouderen met het levensverhaal gewerkt kan worden en hoe dit vervolgens kan worden vertaald naar zorgwensen. • Een visie over hoe de ergotherapie kijkt naar het levensverhaal en het integreren van het heden en het verleden in het leven van ouderen. Deze is terug te vinden in het rapport ‘Het levensverhaal in de zorg van alle dag’. • Een bestand met werkvormen voor verzorgenden. Deze is terug te vinden in het product ‘werkvormen’.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 5 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
De theoretische onderbouwing is opgebouwd uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk geeft antwoord op de vraag, Waarom moet er aandacht zijn voor levensverhalen in de zorg en hoe kan dit levensverhaal gedocumenteerd worden? Hoofdstuk 2 geeft antwoord op de vraag, Wat is het effect van het werken met levensverhalen in de zorg ? De informatie voor dit hoofdstuk komt uit verschillende artikelen. In hoofdstuk 3 wordt beschreven hoe de verzorgenden kunnen bijdragen aan het welzijn van ouderen en in hoofdstuk 4 wordt de conclusie van de theoretische onderbouwing gegeven.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 6 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
1. Levensverhalen in de zorg In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag: Waarom moet er aandacht zijn voor levensverhalen in de zorg en hoe kan dit levensverhaal gedocumenteerd worden? In de eerste paragraaf wordt uitgelegd waarom deze vraag onderzocht wordt. Vervolgens wordt cliëntgerichte zorg toegelicht. In paragraaf 1.2 wat het zorgleefplan inhoud en wanneer het gebuikt wordt. Vervolgens wordt het doel van een zorgleefplan beschreven, hoe het opgesteld moet worden en wat de ervaringen zijn. In paragraaf 1.6 worden de wettelijke eisen waaraan een zorgleefplan moet voldoen weergegeven. In de laatste paragraaf wordt beschreven wat een dynamisch zorgleefplan is en waarom dit belangrijk is. 1.1. Normen voor Verantwoorde Zorg In 2005 zijn de Normen voor Verantwoorde Zorg uitgekomen. Vanaf toen werd er in de zorg naast naar de lichamelijke gezondheid, ook gekeken naar de kwaliteit van leven. Is een cliënt in staat te doen wat hij wil doen? Leeft de cliënt zoals hij zou willen leven? Is iemand tevreden over zijn kwaliteit van leven? Normen voor Verantwoorde Zorg De landelijke verenigingen van cliënten, professionals en zorgaanbieders hebben in 2005 samen beschreven wat zij verstaan onder verantwoorde zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen. Een professionele zorgorganisatie levert verantwoorde zorg. Dit is zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig, veilig en patiëntgericht verleend wordt en die is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. De geleverde zorg voldoet aan veld- en beroepsnormen en is gewaarborgd door een werkend kwaliteitssysteem. Verantwoorde zorg is gebaseerd op ‘Kwaliteit van leven’: mensen moeten ondersteund worden om zoveel mogelijk het leven te kunnen leiden zoals ze dat willen en gewend zijn, en de dingen te kunnen doen die ze, gelet op hun mogelijkheden en beperkingen, zelf belangrijk en zinvol vinden (Arcares, AVVV, LOC, NVVA, Sting, 2005) Om de kwaliteit van leven te verhogen, heeft er in de zorg een omslag moeten plaatsvinden van taakgerichte naar cliëntgerichte zorg. Ouderen moeten ondersteund worden, om zoveel mogelijk het leven te kunnen leiden dat ze willen en de dingen te kunnen doen die ze, gelet o p hun mogelijkheden en beperkingen, zelf belangrijk en zinvol vinden. Ouderen moeten kunnen kiezen welke kleding ze aan hebben, met wie ze contact onderhouden en wat hun dagbesteding is. Voor professionals werkzaam in de sector betekent dit een fundamenteel ander vertrekpunt in het kijken naar en in het benaderen van cliënten. Eerst richtte de zorg zich voornamelijk op ondersteunen bij algemeen dagelijkse levensverrichtingen, zoals aankleden, schoonmaken en voeding en op aspecten die met de gezondheid te maken hebben, zoals wondverzorging en medicatie. De zorginstellingen gaven aan wat ze te bieden hadden en de cliënten maakten gebruik van deze zorg. Volgens de Normen voor Verantwoorde Zorg is dat niet genoeg. De zorg moet de cliënten de ondersteuning bieden die hij nodig heeft om te leven zoals hij/zij dat wenst. Er moet aandacht zijn voor vier zorgdomeinen: lichamelijk welbevinden/gezondheid, woon- en leefomstandigheden, de participatie van de cliënt, en het mentaal welbevinden. Samen met de cliënt moet ge zocht worden naar vormen I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 7 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
van zorg, service en dienstverlening die passen bij de voorkeuren en wensen van de cliënt. Goede zorg kan door een instelling pas geboden worden als de medewerkers veel weten over hun cliënten. Onder andere moet bekend zijn wat iemand echt wil, hoe iemand heeft geleefd en hoe iemand nu zou willen leven. Dit kan men te weten komen, door iemands levensverhaal te kennen. Ook uit de ervaringen van mevr. Lucassen (2007) blijkt dat je goede zorg pas kunt bieden als je veel weet over een persoon. Door in gesprek te gaan, kom je dingen te weten die je kunt meenemen in de zorg van alle dag. Het effect daarvan is ook daadwerkelijk het bieden van betere en gerichtere zorg. Er worden o.a. veranderingen en aanpassingen in b.v. de kamer aangebracht en het contact met de ouderen verbetert. Uit voorgaande paragraaf blijkt, dat werken met het levensverhaal , het welzijn van de ouderen in de zorg verbetert. Een manier om vast te leggen wie iemand is en wat hij wil, is het zorgleefplan. 1.2. Wat is een zorgleefplan Het zorgleefplan is een concrete methode om verzorgenden een handvat te geven voor vraaggericht en vraaggestuurd werken. Een zorgleefplan is een praktisch hulpmiddel waarmee de persoonlijke situatie op een aantal levensterreinen in kaart gebracht kan worden (Verbeek, 2005). Hierdoor is het mogelijk het zorgleefplan als werkvorm voor het achterhalen van het levensverhaal te gebruiken. Tevens wordt in het zorgleefplan beschreven welke behoeften aan ondersteuning iemand heeft en welk (zorg)aanbod nodig is om dit te realiseren. In een zorgleefplan staan haalbare afspraken opgenomen waarmee de doelen van de oudere worden gerealiseerd. Er is sprake van haalbaarheid in termen van: mogelijkheden voor de oudere , tijd en beschikbare middelen. Een zorgleefplan is een plan van een mens. Een zorgleefplan is eigendom van de schrijver (de oudere), niet van de instelling. Een zorgleefplan moet niet worden opgelegd en niet worden gestuurd. De oudere moet juist zijn zelfstandigheid behouden op belangrijke levensterreinen. Volgens Brouwer hoort een zorgleefplan bij te dragen aan de kwaliteit van iemands leven. Alleen de persoon zelf kan aangeven welke aspecten belangrijk zijn en hoe deze gewaardeerd worden. Het opstellen van een zorgleefplan is niet altijd nodig. Een zorgleefplan is een hulpmiddel, geen doel op zich. Bij eenvoudige zorg of hulp is het meestal duidelijk wat er moet gebeuren. Als er maar één medewerker betrokken is, heeft het opstellen van een leefplan weinig zin. Wie uitsluitend gebruik maakt van een sy steem als tafeltje-dekje en een boodschappendienst, heeft minder behoefte aan een uitgebreide exercitie over het eigen leven. Een zorgleefplan is zinvol bij mensen (Verbeek, 2005): 1. Voor wie een ‘eigen leven’ belangrijk is. 2. Die gebruikmaken van complexe zorg- en dienstverlening voor langere tijd. 3. Die behoefte hebben aan ondersteuning op meerdere (minimaal twee) levensterreinen. 4. Bij wie verschillende medewerkers zorg en ondersteuning leveren.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 8 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Het zorgleef(behandel)plan is binnen de vraaggerichte zorg een belangrijk instrument om cliënten en professionals handvatten te bieden in de samenwerking van de zorgverlening. Vraaggerichte zorg is een manier van werken in de verpleging en verzorging, die cliënten ondersteunt bij het leiden van een leven zoals zij dat gewend zijn en waarvoor ze zelf kiezen. Het geeft cliënten de mogelijkheid die dingen te doen die ze – gezien hun mogelijkheden en beperkingen – zélf belangrijk en zinvol vinden (Zorg voor beter, 2007). 1.3. Doel zorgleefplan Het doel van een zorgleefplan voor de oudere is om de zorg in eigen hand te houden (Verbeek, 2005). Door het opstellen van een zorgleefplan kan de ouderen zelf zijn keuzes aangeven. Door een doel te stellen is de kans veel groter dat men dit kan realiseren. Nadenken over wat men wil, terugkijkend naar doelen die wel of niet gerealiseerd zijn en bekijken wat te doen met de tijd die er nog is, helpen om bewust te sturen. Dit in plaats van, “zich laten leven” door toevalligheden. Het doel voor de ouderen: 1. Om met behulp van zorg en dienstverlening een eigen leven te leiden, waarin plaats is voor persoonlijke behoeften, voorkeuren en eigen regie. Het leefplan helpt je als oudere om de zorg aan te sturen volgens je eigen plan, in plaats van aangestuurd te worden door de mogelijkheden die er toevallig wel of niet zijn. Het zorgleefplan is een instrument voor het maken van eigen keuzes. 2. Om het zorg en dienstverleningsaanbod te differentiëren, zodat het past bij een individu. Het gaat dan om het omzetten van standaardaanbod naar individueel aanbod. De uitdaging voor de verzorging is om het methodische, vakmatige handelen ondersteunend te laten zijn aan het persoonlijke leefplan van ouderen. (Verbeek, 2005) 1.4. Opstellen zorgleefplan Bij het opstellen van een zorgleefplan maakt het veel uit hoe het levensperspectief is. Heb je nog een groot deel van je leven voor je liggen? Dan is het belangrijk om niet alleen plannen en doelen voor de korte termijn op te stellen, maar ook voor de middellange en lange termijn. Bij mensen met een handicap, met name jongeren wordt bijvoorbeeld een toekomstplan gemaakt. Bij mensen met een zintuiglijke handicap een ondersteuningsplan en bij ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen wordt een zorgleefplan opgesteld. In deze plannen komt het leven van de oudere centraal te staan. Er wordt uitgegaan van hun mogelijkheden in plaats van (alleen) de beperkingen en handicaps. (Verbeek, 2005) In de praktijk blijkt dat het voor veel mensen prettig is een zorgleefplan op te stellen aan de hand van belangrijke levensgebieden. (Verbeek, 2005). Er kan gebruikt worden gemaakt van het model: Leefplan: ‘Schijf van vijf’. Dit model is geschreven vanuit een perspectief op kwaliteit van leven. Leefplan: ‘schijf van vijf’
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 9 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
1.5. Praktijk ervaring Uit interviews met ervaringsdeskundigen en interviews met verzorgenden (zie bijlage 2 en 3) blijkt dat de verzorgenden het maken van een zorgleefplan leuk en nuttig vinden. De verandering van taakgerichte naar vraaggerichte zorg, wordt gezien als een goede verandering. Verzorgenden ervaren het als goed om meer aandacht te hebben voor het welzijn van de ouderen, ze te spreken over vroeger en te ontdekken wat iemands wensen zijn. Ze hebben het idee dat de oudere het opstellen van een zorgleefplan ook als positief ervaart. De verzorgenden zijn echter niet alleen maar positief. Ze komen ook problemen tegen. Zo kost het opstellen van een zorgleefplan meer tijd dan er beschikbaar is. Het effect daarvan is dat ze het gevoel hebben nog meer administratieve tijd te hebben en nog minder tijd voor de bewoners. Het evalueren en opnieuw opstellen van een zorgleefplan, gebeurt in de praktijk dan ook nauwelijks. Een ander probleem is dat de instelling niet altijd de zorg en hulp bieden, waarvan de oudere in het zorgleefplan aangeeft deze te wensen. 1.6. Wettelijke eisen en voorwaarden Zorgplannen en leefplannen zijn gebonden aan wettelijke eisen (Verbeek, 2005). Dit zijn o.a.: 1. De wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) In principe mag er geen behandeling plaats vinden zonder toestemming van de oudere. 2. Elke hulpverlener is verplicht om in begrijpelijke taal informatie te verschaffen over wat er aan de hand is. Iemand heeft recht zijn dossier/zorgplan in te zien. 3. Het dossier moet bewaard blijven op een plek die alleen toegankelijk is voor mensen die daartoe bevoegd zijn. 4. In het zorgplan voor wilsonbekwame moet staan welke middelen en maatregelen toegepast mogen worden voor de bescherming van de oudere . 1.7. Een dynamisch zorgleefplan Het zorgleefplan draagt bij aan de kwaliteit van iemands leven (Verbeek, 2005). Omdat alleen de persoon zelf kan aangeven welke aspecten belangrijk zijn en hoe deze gewaardeerd worden. Het zorgleefplan moet nadat het opgesteld is, verder worden bijgewerkt. In de praktijk gebeurt dit nog maar weinig en wordt het zorgleefplan opgesteld als de oudere binnenkomt in de instelling en wordt vervolgens niet meer aangepast. Maar de wensen die iemand heeft kunnen veranderen tijdens het verblijf in de instelling. Een zorgleefplan moet een dynamisch plan zijn. Er moet continue gesproken worden met de ouderen, om op de hoogte te blijven van de wensen van de oudere. Je moet zorgen dat je de oudere kent. B.v. als iemand in het eerste contact aangeeft dat hij graag hagelslag op zijn brood heeft, hoeft dit niet te betekenen, dat hij de komende 5 jaar hagelslag op zijn brood wil. 1.8. Conclusie Waarom moet er aandacht zijn voor levensverhalen in de zorg en hoe kan dit levensverhaal gedocumenteerd worden? Het levensverhaal is van essentieel belang in de zorg , om cliëntgericht te kunnen werken. Het is van groot belang dat er een omslag in de zorg plaatsvindt, van taakgericht werken naar vraaggericht werken. Een zorgleefplan is een praktisch hulpmiddel waarmee de persoonlijke situatie op een aantal levensterreinen in kaart gebracht kan worden. In het zorgleefplan staan de I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 10 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
persoonlijke keuzes van de oudere, met de hierbij horende afspraken. Door middel van deze afspraken kunnen de doelen die de oudere gesteld heeft worden behaald. Bij het opstellen kan gebruik worden gemaakt van de vier levensdomeinen uit de Normen voor Verantwoorde Zorg namelijk lichamelijk welbevinden/gezondheid, woon- en leefomstandigheden, de participatie van de cliënt, en het mentaal welbevinden. Het is belangrijk het zorgleefplan dynamisch te houden. Bij cliëntgericht werken is het belangrijk aandacht te hebben voor het levensverhaal. Omdat op deze manier voortdurend de wensen en behoeften van de oudere kunnen worden nagestreefd.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 11 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
2. Levensverhalen in de zorg: wat is het effect? In dit hoofdstuk worden de begrippen levensverhaal en reminiscentie toegelicht en worden de hierbij behorende therapeutische effecten, de positieve en negatieve aspecten beschreven. In paragraaf 2.2.3 worden enkele aandachtspunten beschreven waar opgelet moet worden bij reminiscentie. De vraag die hierbij centraal staat is: Wat is het effect van het werken met levensverhalen in de zorg? 2.1. Het Levensverhaal Momenteel besteden de verzorgenden 80 tot 90% van de totale werktijd aan de ouderen. Op de lange termijn is de zorg gebaseerd op routine en op dagelijkse activiteiten, zoals douchen, eten en schoonmaken. Deze activiteiten worden gezien als “iets doen” voor de oudere. Deze vorm van zorg kan er echter voor zorgen dat de afstand tussen verzorger en oudere groot blijft, en sluit de ontwikkeling van een betekenisvolle relatie tussen beiden uit (Heliker, 2007). Levensverhalen geven meer inzicht, over hoe de ouderen denken en hoe ze zich voelen, meer dan alleen wat ze doen of gedaan hebben. Wat ze willen vertellen en hoe open hun onderlinge verstandhouding is, ligt bij de oudere. Levensverhalen geven nieuwe, belangrijke informatie en zorgen ervoor dat er cliëntvriendelijker gewerkt kan worden en dat er een betekenisvolle relatie tot stand kan komen (Hawkins & Lindsay, 2006). Tevens stimuleert het werken met levensverhalen de creativiteit van de deelnemers (Sierpina & Cole, 2004) (Bohlmeijer, et al., 2005) en wordt het over het algemeen als positief ervaren, vooral bij onderling contact tussen de deelnemers (Hong, et al., 2004) (Bohlmeijer, et al., 2005) (Plastow, 2006). Deelnemers aan een workshop om levensverhalen te vertellen, keken uit naar deze workshop en voelde zich na deelname beter. (Mastel-Smith, McFarlane, Sierpina, Malecha, & Haile, 2007). Een levensverhaal wordt niet gevormd door een reeks antwoorden op specifieke vragen. (Bohlmeijer, Mies & Westerhof, 2007) Het levensverhaal bespreken is geen gesloten interview, maar een semi -gestructureerd gesprek met de betrokkene. De onderzochte is vrij in wat hij/zij wil vertellen. De vraagstelling moet daarop afgestemd zijn, deze moet betrekkelijk open zijn. Wel kan een onderzoeker bepaalde onderwerpen aansnijden, zoals “iemands ziekte”, “schoolhistorie”, “ beroepsverleden” of een bepaalde periode uit iemands leven. Het levensverhaal is een persoonlijke visie op het leven, gebaseerd op een aantal belangrijke ervaringen en waarden, die richting en betekenis geven aan het leven en “brandstof” levert om doelen te verwezenlijken. Herinneringen helpen ons om te gaan met moeilijke gebeurtenissen en omstandigheden. Ze kunnen twijfels bezweren, door terug te kijken naar hetere vuren. (Bohlmeijer, Mies & Westerhof, 2007) Levensverhalen zijn gebaseerd op het idee dat, ook al bestaat iemands leven uit perioden of hoofdstukken, het gehele verhaal een samenhangend geheel vormt door de tijd heen (Mies, 1999). Het levensverhaal van ieder mens geeft een verbinding weer tussen heden, verleden en toekomst. Narrativiteit is een manier van denken over verandering ten aanzien van de toekomst en ontstaan vanuit het verleden. Daarbij kan het levensverhaal in de tijd verschillen. Dit kan omdat er nieuwe feiten en gebeurtenissen herinnerd worden, of omdat andere tijden en nieuwe ervaringen ertoe kunnen leiden, dat met een andere blik wordt teruggekeken op wat eerder gebeurd is, waardoor het verhaal anders wordt (Mies, 1999).
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 12 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
2.1.1. Therapeutisch effect Ouderen vertellen in hun dagelijks leven, over hun leven en halen herinneringen op (Mies, 1999). Zo wordt ‘geoefend’ in het interpreteren, aanvaarden en communiceren van de eigen levensweg, komt men ‘op verhaal’ en kan het besef van continuïteit of integriteit zich ontwikkelen. Dit natuurlijke proces heeft mogelijkheden tot groei en verandering en biedt een natuurlijke therapie. De functie van het terugkijken op gebeurtenissen uit iemands leven, is volgens Mies het vergroten van relationele intimiteit, afnemen van interpersoonlijke onzekerheid, coping en het onderzoeken van iemands identiteit. Tevens draagt het bij tot het besef dat het leven zin en betekenis heeft. Het vertellen van verhalen heeft o.a. de functie van communicatie. Verhalen zijn onthullend voor de betrokkenen en voor anderen en maken een verbinding tussen verteller en luisteraar. Het verhaal krijgt vorm doordat we vertellen wat we hebben gedaan, waar we vandaan komen, over ons werk, familie, plannen, idealen en teleurstellingen. Met verhalen kennen we betekenissen toe en met betekenissen creëren we een zinvol levensperspectief. Ook wordt door het vertellen van verhalen de identiteit behouden. Door het vertellen van verhalen worden individuen gehoord en het geeft hen het gevoel iemand te zijn. Ook heeft het vertellen van verhalen een motiverende functie. Verhalen zeggen ons niet alleen wie we zijn, ook wie we zijn geweest en wie we zouden kunnen zijn, ze geven een beeld van iemands belangrijkste levensdoelen en van de factoren die zin geven aan het leven. Verhalen kunnen op deze manier motiveren ten aanzien van toekomstige situaties en toekomstig handelen. 2.2. Reminiscentie Reminiscentie wordt momenteel wereldwijd en op vele manieren toegepast. Er is echter nog weinig bewijs over welke interventie het meest bruikbaar is en wat de beste resultaten zijn (Bohlmeijer, Valenkamp, Westerhof, Smit, & Cuijpers, 2005) (Haber, 2006) (McKeown, Clarke, & Repper, 2006). Reminiscentie gaat om het oproepen van herinneringen en gebeurtenissen uit het verleden (Hong, Heathcote, Quinn, & Plummer, 2004). Reminiscentie gaat vaak automatisch, maar kan ook in therapeutische situaties gebruikt worden. Het functioneert als een communicatie hulpmiddel, om doelen te bereiken en te voorzien in de behoeften van de oudere . Reminiscentie kan zowel individueel als in groepsverband worden toegepast. Voor reminiscentie kunnen verschillende hulpmiddelen gebruikt worden: - Visuele hulpmiddelen zoals, foto’s, advertenties, kranten, magazines en films. - Auditieve hulpmiddelen zoals, muziek en geluiden. - Hulpmiddelen om te ruiken zoals, zeep en oude recepten. - Tactiele hulpmiddelen zoals, hoeden, handschoenen, kleding en stoffen. In de literatuur is onduidelijk of reminiscentie alleen maar in moet gaan op positieve ervari ngen uit het leven, of ook op de minder positieve ervaringen (Haber, 2006). Over het geheel genomen zijn er meer positieve dan negatieve herinneringen. Dat wil niet noodzakelijkerwijs zeggen dat de ouderen meer aangename dan onaangename dingen in het leven hebben meegemaakt. Het is een positiviteitseffect in de herinnering, dat toeneemt met het stijgen van de leeftijd van de persoon die herinnerd (Kennedy et al., 2004/ 0f: Bohlmeijer, et al., 2007). Belangrijk is dat de deelnemers zelf de keuzes mogen maken, wat ze wel en wat ze niet willen bespreken en wat er met de informatie wordt gedaan (Hong, Heathcote, Quinn, & Plummer, 2004) (McKeown, et al., 2006) (Plastow, 2006). I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 13 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
2.2.1. Positieve aspecten Eén van de positieve effecten van reminiscentie voor de verzorgenden is, dat de meeste verzorgenden een vollediger, meer gedetailleerde inhoud over de bewoner kunnen geven ná interventie (Mastel-Smith, et al., 2007) (Hansebo & Kihlgren, 2000). Ook waren er verzorgenden die de bewoners als jonger zagen, dan voor dat ze he t levensverhaal kenden. Tevens kreeg de familie een betere band met het personeel, doordat er wederzijds meer begrip ontstond. En het personeel paste in een aantal gevallen de dagstructuur aan, om bewoners te kunnen laten deelnemen aan activiteiten (McKeown, et al., 2006) (Plastow, 2006) (Hansebo & Kihlgren, 2000) (Heliker, 2007) (Sierpina & Cole, 2004) (Hawkins & Lindsay, 2006). Het werken met reminiscentie kan tevens diverse positieve effecten voor ouderen met zich meebrengen. Zo blijkt uit meerdere onderzoeken dat ouderen die hun levensverhaal beschrijven, significant minder depressieve symptomen hebben, dan mensen die dit niet doen, maar wel de behoefte hebben om dit te doen (Hong, et al., 2004) (Plastow 2006) (Sierpina & Cole, 2004) (Mastel-Smith, et al., 2007). Ook blijkt dat reminiscentie helpt bij het verwerken van life events, zoals het overlijden van een echtgenoot, pensioen en lichamelijke en/of geestelijke achteruitgangen. Het helpt de deelnemers om terug te kijken op hun leven en de positieve aspecten eruit te herkennen, zoals familie, werk, persoonlijke successen, geloof en andere levensdomeinen (Plastow 2006) (Bohlmeijer, et al., 2005) (Haber, 2006) (Sierpina & Cole, 2004). Tevens kan reminiscentie het gevoel van eigenwaarde vergroten. Dit komt doordat reminiscentie de mensen helpt hun identiteit te behouden en de deelnemers helpt een stem te geven, om zo weer vat te krijgen op hun leven (Hong, et al., 2004) (Bohlmeijer, et al., 2005). Volgens Hong kan reminiscentie de communicatie en de integratie tussen ouderen verbeteren (Hong, et al., 2004) . Door het vertellen van levensverhalen ervaren ouderen meer vriendschap met medebewoners. Een vriendschap die lange tijd blijft bestaan en resulteert in een positievere stemming (Hawkins & Lindsay, 2006). Ook helpt reminiscentie de band tussen familie en ouderen te verbeteren, het geeft hun een nieuwe focus en helpt goede tijden te herinneren. (McKeown, et al., 2006). Volgens Haight, Watt en Cappeliez kan het toevoegen van evaluatievragen na een interventie over levensverhalen, waarin de betekenis van gebeurtenissen uit het verleden aan bod komt en gediscussieerd kan worden over de antwoorden die worden gegeven, er toe bijdragen dat het proces van integratie een stimulans krijgt en de effectiviteit van de interventie vergroot. Bij het expliciet introduceren van een evaluatie en terugblik op de interventie, kunnen grotere resultaten verwacht worden (Haight et al., 1998; Watt & Cappeliez, 2000). 2.2.2. Negatieve aspecten Naast deze positieve effecten, komen er ook kritische kanttekeningen uit de literatuur naar voren met het werken met levensverhalen. Zo zijn er diverse factoren die de relatie tussen reminiscentie en psychologische gezondheid beïnvloeden. Dit kunnen zowel positieve als negatieve effecten zijn (McKee, et al., 2005). Zo werd in het onderzoek van McKee het meedoen aan de reminiscentie geassocieerd met positieve psychologische gezondheid, maar werd een hoge frequentie van reminiscentie en de aanwezigheid van berouw geassocieerd met een negatieve psychologische gezondheid. Het aanwezig zijn van berouw bij ouderen kan een indicatie zijn dat reminiscentie als een activiteit geen positieve uitwerking heeft en dat een meer gestructureerde, therapeutisch psychologische bijdrage nodig is. Voor vertellers die hun leven liever anders hadden I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 14 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
zien verlopen kan het vertellen van het levensverhaal uiterst pijnlijk zijn. Daarom vertellen niet alle ouderen graag over hun herinneringen (Bohlmeijer, et al., 2007). Reminiscentie is niet geschikt voor iedereen, sommige mensen willen gewoonweg niet herinneren (Hong, et al., 2004). Anderen willen misschien delen van het verleden op halen, maar niet praten over pijnlijke herinneringen. Om met levensverhalen te werken is het dan ook belangrijk, om vooraf aan te geven dat de oudere n niet overal over hoeven te vertellen. 2.2.3. Aandachtspunten bij het werken met levensverhalen Bij het werken met levensverhalen blijken er etnische verschillen te zijn. Zo blijken negroïde mensen vaker reminiscentie te gebruiken om het leven te begrijpen en o m anderen inzicht te geven in hun leven. Ook zijn er sekseverschillen. Zo blijken mannen meer persoonlijke waarden en idealen te beschrijven en vrouwen meer individuele aspecten (Haber, 2006). Omdat blijkt dat er onvoldoende evidence is, over hoe er het be st met de levensverhalen gewerkt kan worden (McKeown, et al., 2006), moet er voorzichtig worden omgegaan met de bewering, dat reminiscentie bij kan dragen aan een beter leven van ouderen (McKee, et al., 2005). Daarnaast kan reminiscentie niet gebruikt worden als waarheidsoriëntatie techniek. Het geeft niet altijd de waarheid weer, maar hoe het verleden wordt gezien vanuit het heden (Hong, et al., 2004) (Bohlmeijer, et al., 2005). 2.3. Conclusie Wat is het effect van het werken met levensverhalen in de zorg? Voo r de ouderen is een positieve verandering in de zorg, dat het vertellen van het levensverhaal hun gevoel van eigenwaarde vergroot. Tevens heeft het vertellen van het levensverhaal een positieve uitwerking op hoe de verzorgenden de ouderen ziet. De meeste verzorgenden kunnen een vollediger, meer gedetailleerde inhoud over de bewoner geven na reminiscentie. Ook waren er verzorgenden die de bewoners als jonger zagen. Verzorgenden weten meer over de achtergronden, waarden en normen van een bewoner, waardoor ze zich beter in kunnen leven in de ouderen en bij de zorgverlening rekening kunnen houden met de individuele wensen en behoeften van de ouderen. In een aantal gevallen werd de dagstructuur aanpast, om bewoners te kunnen laten deelnemen aan activiteiten. Het werken met levensverhalen wordt door de ouderen vaak als positief ervaren. In de praktijk is het van belang dat er echt iets gedaan wordt met het levensverhaal van de ouderen. Dat de verzorgenden meer weten over het levensverhaal betekent ook, dat zij meer voor de oudere kunnen betekenen. Het aanpassen van de dagstructuur aan de wensen en behoeften van de ouderen is een goed begin. Tevens is het voor de ouderen van belang een goed gevoel van eigenwaarde te hebben en beter begrepen en gerespecteerd te worden. Naast positieve aspecten voor de ouderen, heeft reminiscentie ook een positieve uitwerking voor de familie. De familie krijgt na reminiscentie een betere band met het personeel, doordat er wederzijds meer begrip ontstaat. Door de betere band en communicatie tussen familie en verzorgenden wordt de zorg voor de ouderen beter, doordat beter kenbaar gemaakt wordt wat de wensen en behoeften van de familie voor de ouderen zijn.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 15 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bij het werken met levensverhalen zijn enkele aandachtspunten te noemen. Uit een aantal artikelen blijkt dat het belangrijk is om de deelnemers zelf de keuze te laten maken, over wat ze wel en niet willen bespreken en wat er met de informatie gedaan wordt. Tevens moeten verzorgenden weten dat er voorzichtig omgegaan moet worden met het werken met reminiscentie, niet alle ouderen willen het verleden ophalen en het is niet voor alle ouderen goed om met het verleden geconfronteerd te worden. Voor de verzorgenden is het dus een aandachtspunt om te luisteren naar de oudere en niet door te v ragen wanneer de oudere duidelijk aangeeft dat hij/zij het niet over een bepaald onderwerp wil hebben. In de praktijk is het van belang dat de verzorgenden zich realiseren, dat er etnische en sekseverschillen zijn bij het werken met levensverhalen. Negroïde mensen gebruiken vaker reminiscentie om het leven te begrijpen en om anderen inzicht te geven in hun leven. Mannen beschrijven meer persoonlijke waarden en idealen en vrouwen meer individuele aspecten. In de praktijk kunnen verzorgenden door te weten wat de etnische en sekseverschillen zijn bij het werken met levensverhalen van te voren een inschatting maken, welke werkvorm het meest geschikt is voor welke persoon. Het levensverhaal zorgt ervoor dat een verzorgende de oudere goed leert kennen, waardoor er een betekenisvolle relatie aangegaan kan worden. Zo kan de verzorgende beter meedenken met de oudere over welke zorg hij zou kunnen gebruiken. Ook kan de oudere, door te praten over vroeger, een verbinding leggen met het heden, waardoor hij zijn identiteit behoudt. Het kan leiden tot nieuwe levensdoelen en kan sombere gevoelens verminderen.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 16 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
3. Verzorgenden en het welzijn van de ouderen In dit hoofdstuk gaat het over de verzorgenden en het levensverhaal. In de eerste paragraaf wordt uitgelegd wat de effec ten en doelen zijn bij het werken met levensverhalen. Vervolgens worden enkele werkvormen toegelicht. In paragraaf 3.3 worden werkvormen beschreven om het levensverhaal te achterhalen. Vervolgens wordt de verbinding tussen het verleden en het heden met behulp van het levensverhaal toegelicht. Tevens wordt beschreven welke vragen de verzorgenden kan stellen, om in gesprek te komen met de ouderen. Ook wordt in dit hoofdstuk de keerzijde hiervan besproken. De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is: Hoe kunnen de verzorgenden bijdragen aan het welzijn van de ouderen? 3.1. Effecten/doelen bij het werken met levensverhalen De verzorgenden spelen een centrale rol bij het ondersteunen van ouderen in het leiden van het leven zoals zij dat gewend waren en willen. De verzorgende is veel op de afdeling en heeft het meeste contact met de ouderen. Andere disciplines zitten vaak vast aan gemiddeld 30 minuten therapietijd en slechts één of enkele malen per week. Een verzorgende kan op vele momenten in gesprek komen met de ouderen én hun naasten. Tevens heeft de verzorgende het beste inzicht in de dagindeling van de ouderen en hoe zij deze beleven. Waar wordt veel plezier aan beleefd? Wat is vervelend of erg vermoeiend? Vervolgens kan hier op ingespeeld worden. B .v. iemand die graag uitslaapt wat langer laten liggen. Dit kan men ook meenemen naar de andere disciplines, b.v. geen fysiotherapie voor of na visite, i.v.m. vermoeidheid. Ook kan er in gespreken bewust op bepaalde onderwerpen worden ingegaan, b.v. iemands vroegere werk of kleinkinderen, omdat hij/zij daar zo trots op is. Ook volgens Mastel-Smith, et al. blijkt dat verzorgenden de juiste personen zijn om met de werkvormen te gaan werken. De familie kreeg een betere band met het personeel doordat er wederzijds meer begrip ontstond. En het personeel paste in een aantal gevallen de dagstructuur aan, om bewoners te kunnen laten deelnemen aan activiteiten (b.v. de koffie een half uur later serveren, zodat de mensen die dat willen, eerst naar de kerkdienst in de aula kunnen en vervolgens met de rest van de bewoners koffie kunnen drinken) (McKeown, et al., 2006) (Plastow, 2006) (Hansebo & Kihlgren, 2000) (Heliker, 2007) (Sierpina & Cole, 2004) (Hawkins & Lindsay, 2006). Dat kan alleen maar plaats vinden door meer kennis over de persoon. Uit onderzoek bleek dan ook dat de meeste verzorgenden een vollediger, meer gedetailleerde beschrijving over de bewoner kunnen geven na gebruik van het levensverhaal. Ze weten meer over de achtergronden, waarden en normen van een bewoner, waardoor ze zich beter in kunnen leven en hier rekening mee kunnen houden. (Mastel-Smith, et al., 2007) (Hansebo & Kihlgren, 2000). Tevens blijkt uit onderzoek van McKeown, et al. dat de verzorgenden de bewoners als jonger zagen, dan voor dat ze hun levensverhaal kenden.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 17 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Uit deze paragraaf en voorgaande hoofdstukken blijkt het volgende: • De oudere kan, door te praten over vroeger, een verbinding leggen met het heden, waardoor hij zijn identiteit behoudt en waardoor sombere gevoelens kunnen verminderen. • De verzorgende die het levensverhaal van de oudere kent en weet wat belangrijk voor hem is, kan beter meedenken met de oudere over welke zorg hij zou kunnen gebruiken. Ook kan de verzorgende de oudere ondersteunen het leven te leiden zoals hij dat gewend was, of nu wil. • Het levensverhaal zorgt ervoor dat de verzorgende de oudere goed leert kennen, waardoor er beter contact en een vertrouwensband ontstaat. • Het vertellen van het levensverhaal kan ertoe leiden dat de ouderen elkaar beter leren kennen. Dit kan mogelijk leiden tot beter contact. • Het praten over het levensverhaal kan ervoor zorgen dat het contact tussen de verzorgende en de familie van de oudere verbeterd. In de Nationale Beroepscode van Verzorgenden (bijlage 1) staan een aantal competenties die aangeven dat de verzorgende in staat is, om te gaan met deze verandering. De situatie in de zorg is momenteel zo, dat alleen de verzorgenden de hele dag op een afdeling aanwezig zijn. Mede om deze reden zijn zij de juiste persoon om te gaan werken met levensv erhalen van ouderen. Wil je dat mensen hun leven kunnen leven zoals zij dit graag willen, dan zal er vanuit een zorgleefplan gewerkt moeten worden. Het zorgleefplan wordt door de verzorgende ingevuld en bijgehouden, waardoor zij een goed zicht kunnen hebben op de wensen en behoeftes van de ouderen. 3.2. Interventies In de ouderenzorg wordt het spontaan terugkijken op het leven voornamelijk als positief ervaren (Mies, 1999). Hierdoor wordt het terugblikken ook doelbewust toegepast als interventie in ouderenzorg en ouderenwerk. Met betrekking tot levensverhaalmethoden, betekent dit dat doelbewust gebruik wordt gemaakt van de herinnering van ouderen, om te bevorderen dat mensen zich op vertellende wijze handhaven. Het stellen van een vraag (‘Hoe waste u zich vroeger?’, ‘Wat voor werk heeft u gedaan?’) is vaak al voldoende om de oudere terug te laten denken aan vroeger. Er zijn therapeutisch en niet therapeutische vormen van interventie te onderscheiden. Bij een niet therapeutische interventie valt te denken aan de activiteitenbegeleider die samen met de ouderen een levensboek maakt, of aan een autobiografiegroep die onder begeleiding wekelijks samenkomt. Bij een niet therapeutische vorm van interventie gaat het om het begeleiden van de ouderen, bij het vertellen van het levensverhaal. Het maken van een levensboek en een autobiografiegroep zijn werkvormen om het levensverhaal te achterhalen. Bij een therapeutische vorm kan men denken aan de psycholoog die de oudere helpt bij het verwerken van moeilijke, negatieve herinneringen. Hierbij is er sprake van therapie. 3.3. Werkvormen Het levensboek is een methode om het levensverhaal op te schrijven. Het kan het verleden beschrijven, het heden en de gewenste toekomst. Diepgaand schrijven over gevoelens betreffende belangrijke levensgebeurtenissen leidt in eerste instantie tot meer verontrusting en somberheid, maar in tweede instantie tot meer welbevinden, I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 18 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
actievere copingstijlen en fysiologisch beter functioneren. Het meeste begrip ontstaat wanneer emotie en beleving omgezet worden in woorden en taal. Zo ontstaat begrip over wat ons overkomt en waarnaar we naar op zoek zijn (Bohlmeijer, 2007). Het maken van een levensboek kan therapeutisch werken voor de deelnemer, kan de communicatie tussen deelnemer en het personeel bevorderen en kan de communicatie tussen de bewoners onderling bevorderen. Zowel het maken van een levensboek, als het hebben van een levensboek wordt dus gezien als betekenisvol en kan depressiviteit tegen gaan (Plastow, 2006). Door Elfrod wordt het levensboek gezien als een mogelijkheid tot oefenen met schrijven en herinneren, en een manier om sleutelverhalen te delen met anderen (Elford, et al., 2005) . Het gebruik van reminiscentie aan de hand van het schrijven van een boek is een mogelijkheid om de psychologische gesteldheid van ouderen te verbeteren. De bevindingen in het onderzoek van Mastel-Smith ondersteunen ander onderzoek dat zegt dat schrijven de gezondheid kan bevorderen (Mastel-Smith, et al., 2007). De interventie groep in het onderzoek van Mastel-Smith had na een 10-weekse schrijfworkshop significant minder depressieve symptomen. De deelnemers keken elke week uit naar de workshop en voelde zich beter na deelname. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Sierpina & Cole. Een significante uitkomst van bijna elke schrijfgroep was dat deelnemers een grote behoefte hadden door te gaan met het schrijven en delen van hun verhalen (Sierpina & Cole, 2004). Een grote motivatie was dat je weet dat de groep wacht op het verhaal dat je gaat vertellen. Veel van de deelnemers deelden hun geschreven verhalen ook met familie en vrienden. Wel is er voorzichtigheid geboden wanneer ouderen aangemoedigd worden hun verhaal op te schrijven. Er moet rekening gehouden worden met zelfvertrouwen en het publiek (Elford, et al., 2005). Naast het schrijven van een levensboek zijn er andere werkvormen om te werken met het levensverhaal. Te denken valt aan spelen en het voeren van gesprekken aan de hand van themakaarten en voorwerpen. Deze werkvormen zijn opgenomen in het product “werkvormen”. Uit de artikelen blijkt dat het werken met levensverhalen een positieve uitwerking heeft op de ouderen. Er is echter geen onderzoek gedaan naar werkvormen zoals een spel of fotokaarten. Ook hadden de verzorgenden die wij geïnterviewd hebben, geen ervaring met het werken met andere werkvormen. 3.4. Het levensverhaal: verbinding verleden en heden Het kunnen vertellen van het eigen verhaal, helpt in het proces van bewustwording van keuzes in het handelen van mensen (Medema & Otten, 1998). In verhalen wordt uitgedrukt wat men meer of minder belangrijk vindt. De accenten die in een verhaal of een handeling naar voren komen, zeggen iets over wat men van betekenis vindt. Verweven in verhalen en handelingen zitten de gewoontes van een persoon, zijn waarden, het beeld wat iemand van zichzelf heeft en de interessen. Uit levensverhalen en handelingen van ouderen kun je meer informatie verkrijgen over gewoontes, waarden en interessen. In onderstaande paragrafen wordt uitgelegd wat gewoontes, waarden en interesses zijn en hoe de zorg hierop aangepast kan worden. 3.4.1. Gewoontes Een gewoonte kan het laten stromen van een kraan tijdens het tanden poetsen zijn, of het wekelijkse eten met een kleindochter (Medema & Otten, 1998). Ouderen hebben tijdens hun leven gewoontes ontwikkeld, die bepalen hoe de oudere een activiteit uitvoert. Tevens zorgt een gewoonte ervoor dat zaken steeds op dezelfde manier verlopen, wat veiligheid biedt. Na verhuizing naar een verpleeghuis is de omgeving I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 19 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
totaal veranderd, waardoor oude gewoontes niet langer kunnen blijven bestaan en de oudere zich minder thuis voelt. Aan gewoontes valt te zien wat iemand belangrijk vindt (waarden), waar iemand belangstelling voor heeft (interesses) en het beeld dat iemand heeft van wat hij kan (Medema & Otten, 1998). Tevens kan het levensverhaal van ouderen gebruikt worden, om activiteiten uit het levensverhaal toe te passen in het dagelijkse leven. De ergotherapeut zoekt naar manieren om een activiteit weer mogelijk te maken of zoekt hiervoor een alternatief. Het levensverhaal van iemand geeft tevens aan hoe een oudere benaderd willen worden. Daarom is het verstandig bestaande gewoontes van de ouderen zo min mogelijk te veranderen en moet bekeken worden in hoeverre deze gewoontes kunnen blijven bestaan. Dhr I. was gewend om na het eten met een sigaar en een kopje koffie met warme melk naar het journaal te kijken. Voor hem betekend dit dat hij zich op zijn gemak voelt. In het verpleeghuis is nu geregeld dat dhr. na het eten in een aparte ruimte, met een sigaar en een kopje koffie met warme melk naar het journaal kan kijken. 3.4.2. Waarden Ouderen hebben hun hele leven waarden meegekregen en/of ontwikkeld (Medema & Otten, 1998). Doordat het handelen moeilijker wordt, kunnen ouderen vaak niet meer aan hun eigen waarden voldoen. Door het levensverhaal, kunnen waarden die zorgen voor de keuzes die de oudere maakt achterhaald worden. Vervolgens kan de oudere geholpen worden om weer vorm te geven aan zijn leven. Hierdoor is de oudere weer in staat (zo goed en kwaad als het kan) te handelen naar voor hem belangrijke waarden. Mw. H. voelt zich inactief en nutteloos. Haar leven lang heeft ze voor anderen klaargestaan en is ze actief geweest. Op zoek naar haar mogelijkheden blijkt dat mevrouw nog steeds goed kan naaien en dat ze dit graag doe t voor anderen. Het blijkt dat er op de afdelingen veel kleine naaiklusjes zijn, waar niemand aan toe komt. Uiteindelijk gaat mevrouw twee ochtenden in de week zitten naaien. Ze is hier erg blij mee, bloeit weer wat op, omdat ze weer iets betekent voor anderen. 3.4.3. Interesses Interesses zijn belangrijk bij de benadering van ouderen in het verpleeghuis (Medema & Otten, 1998). Weten wat iemands interesses zijn, kan bijdragen aan het hebben van waardevolle gesprekken. Doordat de interesses van de ouderen bekend zijn, kunnen ouderen gestimuleerd worden activiteiten met betrekking tot deze interesses weer op te pakken. Ook moeten er mogelijkheden gecreëerd worden om deze activiteiten weer uit te kunnen voeren. Belangrijk om te weten is, dat ouderen soms liever een nieuwe interesse ontwikkelen, dan dat ze op een aangepaste manier (op een lager niveau dan voorheen) zijn of haar oude interesses (hobby) uitvoeren. 3.5. Reflectieve vragen bij cliëntgericht werken Een gesprek ontstaat al bij een vraag naar iemands leven van vroeger. Wat iemand vroeger deed, of waar een schilderijtje vandaan komt. Alles wat iemand doet, zegt iets over die persoon en kan aanleiding geven tot een gesprek. Tijdens het douchen, kan in een gesprek naar voren komen, dat de oudere het wassen vroeger op een andere I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 20 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
manier deed. Op dit soort momenten kan de hulpverlener hier direct op ingaan, door te vragen hoe dit dan ging en of de oudere het nu weer zo zou willen. Dit kan vervolgens met toestemming van de oudere in het zorgleefplan opgenomen worden. Door het frequente contact dat de verzorgende heeft, heeft ze het beste inzicht in de dagindeling van de ouderen en hoe zij deze beleven. Waar wordt plezier aan beleefd? Wat vindt iemand vervelend of vermoeiend? Welke activiteit doet of deed iemand? Waar is iemand trots op? Zijn er dingen die iemand niet graag doet? Of is iemand in staat om de verschillende dingen te doen, die hij wil doen? In een gespre k met een oudere kan bewust een gespreksonderwerp ge kozen worden, waar hij het graag over heeft, zoals iemands vroegere werk of kleinkinderen, omdat hij/zij daar trots op is en daar graag over praat. Het stellen van een vraag (‘Hoe waste u zich vroeger?’, ‘Wat voor werk heeft u gedaan?’) is vaak al voldoende , om de oudere terug te laten denken aan vroeger. Ook de inrichting van de kamer en de spullen die iemand heeft meegenomen, vertellen veel over de oudere en levert veel gespreksstof op, tot het vertellen van het levensverhaal. De “antwoorden” uit een gesprek kunnen meegenomen worden in de zorgbehoeftes, door bijvoorbeeld de oudere met opstartproblemen in de ochtend niet te veel te belasten en te zorgen dat de andere betrokken disciplines dit ook respecteren. Of door kleine aanpassingen in de dagstructuur te maken, zodat een oudere kan deelnemen aan activiteiten. Zoals de koffie een half uur later serveren, zodat de mensen die dat willen, eerst naar de kerkdienst in de aula kunnen en vervolgens met de rest van de bewoners koffie kunnen drinken. 3.6. Manieren om om te gaan met iets waardevols uit het verleden Iemand kan er in gesprekken over vroeger achter komen, dat hij het wekelijkse gezinsetentje altijd zo waardevol vond, omdat het hem in de gelegenheid stelde te volgen hoe het met iedereen ging. Hij voelde zich zo verbonden met zijn familie. Dit geeft de mogelijkheid om met iemand te onderzoeken wat hij met deze ervaring wil in het heden: Er zijn meerdere manier om met iets waardevol s uit het verleden om te gaan: 1. Herstel, zorgen dat de activiteit weer plaats kan vinden. (Mijnheer gaat weer naar het wekelijkse etentje, en heeft de oude rol). 2. Op een aangepaste manier de activiteit weer plaats laten vinden. (Mijnheer gaat weer naar het wekelijkse etentje en heeft hierbij een nieuwe (passievere) rol. Hij luistert b.v. zonder mee te praten, omdat hij verbale problemen heeft). 3. Een alternatief, waarbij één of enkele aspecten van de oude activiteit aanwezig zijn. (Een gespreksgroepje waarbij hij ook de verbondenheid ervaart of eenmaal per week aanwezig zijn bij een koffiepauze van verzorgenden, waarbij hij hoort wat er speelt in de maatschappij). 4. Afscheid nemen van de oude activiteit. Erop terug kijken en zien dat het goed was. Eventueel een waardevol moment in het heden een plek geven, door een foto die helpt herinneren aan ‘hoe leuk dat was’. Frequent praten met de oudere over zijn levensverhaal en de ontvangen zorg is een goede manier om hem te laten ontdekken wat hij wil en om doelen te stellen voor wat hij nog zou willen doen of wat hij anders zou willen.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 21 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
3.7. Keerzijde Uit ervaringen van mevr. Lucassen (2007) blijkt dat de verzorgenden gericht bezig zijn met hun eigen taak. De bewoners wassen, het eten verzorgen, etc. Veel verzorgenden werken aan de hand van de klok, b.v. om 10.00 uur moet iedereen gewassen aan tafel zitten. Verzorgenden werken vaak taakgericht in plaats van cliëntgericht. Een gesprek aan gaan met bewoners, er echt voor gaan zitten, zien de verzorgenden vaak als niets doen. Ze beseffen echter niet dat de tijd gedurende b.v. het ochtendritueel, heel kostbare tijd is. Juist tijdens het wassen en aankleden is er tijd om een gesprek aan te gaan met de bewoners. Volgens mevr. Lucassen (2007) en dhr. Huizing (2007) zien verzorgenden het vaak niet als hun taak om op die manier bewuste aandacht aan de bewoners te geven of ze zijn zich er niet van bewust, dat juist deze tijd hier uitermate geschikt voor is. Een stukje bewustwording ontbreekt. Volgens de verzorgenden zouden zij graag meer persoonlijke aandacht aan de bewoners geven, echter ontbreekt hier de tijd voor. Ook uit ervaringen van mevr. Mulder (2007) blijkt dat er helaas weinig tijd is in de zorg. Alles moet in rap tempo gebeuren. Het komt regelmatig voor dat verzorgenden bang zijn iets simpels te vragen als: “Hoe gaat het met u?” Omdat ze vervolgens misschien een half uur in gesprek zijn. Ook vindt zij dat de opleiding van verzorgenden voornamelijk cognitief georiënteerd is, waardoor er in de praktijk verschillende problemen kunnen ontstaan zoals: • Taalproblemen/ misverstanden: “ik kom u helpen met de A.D.L.”, de term A.D.L. is vaktaal en wordt niet altijd door de ouderen begrepen. • Routineproblemen (op routine gericht in plaats van persoonlijk), zoals het ontbijt brengen om 9.00uur ongeacht of de oudere dit wil. • De druk in de praktijk, tijdsdruk en druk met plannen, van wat er allemaal gebeuren moet. • Verzorgenden zijn bang voor emotionele betrokkenheid, bang dat ze de problemen die de bewoner heeft mee naar huis nemen. • Daarnaast zijn verzorgenden niet therapeutisch geschoold. Uit ervaringen van dhr. Huizing (2007) blijkt dat de verzorgenden wel veel bezig zij n met welzijn, maar ze zich er vaak niet van bewust zijn. Een ander punt is dat ze het niet als werk zien, waardoor er vanuit het management geen extra uren voor komen. Hij vindt dat praten gewoon moet worden in de zorg. Uit onderzoek van dhr. Huizing (He t effect van werken met levensboeken) blijkt dat vrijwilligers (als het gaat om het maken van levensboeken) het op dit moment zelfs beter lijken te doen dan verzorgenden. Vrijwilligers hebben over het algemeen meer tijd, geven meer kwaliteit en bieden meer rust tijdens de gesprekken. Waarschijnlijk ook mede doordat ze er helemaal voor willen gaan en zich er helemaal op kunnen focussen. Terwijl verzorgenden vaak moeite hebben met de tijdsdruk waarbinnen het werk af moet komen.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 22 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
3.8. Conclusie In de conclusie wordt antwoord gegeven op de vraag: Hoe kunnen de verzorgenden bijdragen aan het welzijn van de ouderen? Sinds de Normen voor Verantwoorde Zorg zijn ingevoerd, is vastgesteld dat de zorg zich richten op de wens van de oudere. Er moet gestreefd worden naar zorg op maat voor ieder individu. Om dit te kunnen bereiken is contact met de ouderen en het achterhalen van het levensverhaal van groot belang. De verzorgenden is de hele dag op de afdeling aanwezig en kan doormiddel van het voeren van gesprekken en het observeren van de ouderen veel te weten komen over zijn/haar verleden. De verzorgende zorgt ervoor dat er een zorgrelatie tot stand komt waarbij de rol van de ouderen gerespecteerd wordt. De informatie die de verzorgenden van de ouderen krijgt, wordt zorgvul dig vastgelegd in een zorgleefplan, zodat dit voor het hele team beschikbaar is. Het werken met werkvormen m.b.t het levensverhaal helpt de verzorgenden bij het achterhalen van de specifieke zorgbehoeften, waarden en normen, culturele en levensbeschouwelijke opvattingen. Er zijn meerdere werkvormen om met het levensverhaal te werken, beschrijvingen hiervan staan in het product werkvormen. Er kan een levensboek gemaakt worden en er kan geluisterd worden naar het levensverhaal van de oudere . Door naar het levensverhaal te luisteren en te letten op handelingen kunnen belangrijke gewoontes, waarden en interesses achterhaald worden en kan de zorg hierop aangepast worden. Ook durven de ouderen door de vertrouwensband die verbeterd, meer te vragen. Dit kan gevolgen hebben voor zowel de lichamelijke als geestelijke gezondheid. Iemand doet weer dingen waar hij zich prettig bij voelt, die voor hem belangrijk zijn. Die een goed gevoel geven, in plaats van een somber gevoel. Uit ervaringen van verschillende praktijkdeskundigen blijkt echter dat er ook een aantal punten zijn die bij de verzorgenden (nog) ontbreken. De verzorgenden moeten er bewust van gemaakt worden, dat ook het “in gesprek” gaan met de ouderen bij hun takenpakket behoord, dat ze onbewust al wel veel be zig zijn met welzijn. En dat er niet altijd veel tijd vrij gemaakt hoeft te worden om met de ouderen in gesprek te gaan, maar dat gesprekken ook goed tijdens de dagelijkse handelingen plaats kunnen vinden. De verzorgenden geven zelf aan dat zij graag meer persoonlijke aandacht aan de bewoners willen geven, echter ontbreekt hier de tijd voor.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 23 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
4. Conclusie Verzorgenden worden, naar aanleiding van “de Normen voor Verantwoorde zorg”, geacht, een bijdrage te leveren aan het mentaal welbevinden van ouderen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. Sinds de Normen voor Verantwoorde Zorg zijn ingevoerd, is vastgesteld dat de zorg zich richt op de wensen van de oudere. Er moet gestreefd worden naar zorg op maat voor ieder individu. Voor het welbevinden is het van belang dat men structureel aandacht heeft voor de levensloop en de ervaringen van de ouderen. In de praktijk, vinden de medewerkers die ingesteld zijn op het geven van praktische zorg, het moeilijk om bewoners te stimuleren hun levensverhalen te vertellen. Het levensverhaal is van essentieel belang in de zorg om cliëntgericht te kunnen werken. Het is van groot belang dat er een omslag in de zorg plaatsvindt, van taakgericht werken naar vraaggericht werken. Het levensverhaal zorgt ervoor dat de verzorgende de oudere goed leert kennen, waardoor er een betekenisvolle relatie aangegaan kan worden. De verzorgende die het levensverhaal van de oudere kent en weet wat belangrijk voor hem is, weet hoe de oudere zijn leven in zou willen vullen en wat voor hem betekenisvol is. Tevens kan de verzorgende beter meedenken met de oudere over welke zorg hij zou kunnen gebruiken. Het aanpassen van de dagstructuur aan de wensen en behoeften van de ouderen is een goed begin. Ook kan de oudere, door te praten over vroeger, een verbinding maken met het heden, waardoor hij zijn identiteit behoudt en het gevoel van eigenwaarde vergroot. Het kan leiden tot nieuwe levensdoelen en kan sombere gevoelens verminderen. Echter zijn er ook oudere die over bepaalde onderwerpen niet willen praten of ni et willen herinneren. Het is voor de verzorgenden een aandachtspunt om te luisteren naar de oudere en niet door te vragen wanneer de oudere duidelijk aangeeft dat hij/zij het niet over een bepaald onderwerp wil hebben. Het werken met levensverhalen wordt door zowel de ouderen, verzorgenden en de familie van de ouderen vaak als positief ervaren. De verzorgende kan bij het werken met levensverhalen gebruik maken van verschillende werkvormen. Er zijn meerdere werkvormen om met het levensverhaal te werken, zoals spelen en het voeren van gesprekken aan de hand van themakaarten en voorwerpen. De beschrijvingen hiervan staan in het product ‘werkvormen’. Ter documentatie is het van belang dat de verzorgenden belangrijke aspecten uit het levensverhaal van de ouderen, vastleggen in het zorgleefplan. De wensen en behoeften van de oudere kunnen voortdurend veranderen, daarom is het belangrijk het zorgleefplan dynamisch te houden. Uit ervaringen van verschillende praktijkdeskundigen blijkt echter dat er ook een aantal punten zijn die bij de verzorgenden (nog) ontbreken. De verzorgenden moeten er bewust van gemaakt worden, dat ook het “in gesprek” gaan met de ouderen bij hun takenpakket behoord. Er hoeft niet altijd tijd vrij gemaakt te worden, om met de ouderen in gesprek te gaan. Gesprekken kunnen ook tijdens de dagelijkse handelingen plaats vinden. De verzorgenden geven zelf aan dat zij graag meer persoonlijke aandacht aan de bewoners willen geven, maar dat de tijd hiervoor ontbreekt. I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 24 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Toch blijven er nog dingen onduidelijk. Over de praktijkervaringen met de werkvormen is weinig wetenschappelijk bewijs gevonden. De ervaringen komen uit interviews met vier ervaringsdeskundigen en met drie verzorgenden. Naar de ze ervaringen is nog meer onderzoek nodig. Echter durven wij, naar aanleiding van verschillende boeken en ervaringen, te stellen dat de verandering die in de zorg plaats zou moeten vinden, het meer aandacht besteden aan praten is. Belangrijk is dat de verz orgende aandacht heeft voor de dingen die de oudere bezig ho uden. Praten zou in de zorg ook als werk beschouwd moeten worden.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 25 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bronnenlijst Arcares, AVVV, LOC, NVVA, Sting. (2005). Normen voor Verantwoorde Zorg, Utrecht. Bohlmeijer E, Mies L. & Westerhof G (2007). De betekenis van levensverhalen, theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten, Bohn Stafleu van Loghum. Bohlmeijer E, Valenkamp M, Westerhof G, Smit F & Cuijpers P (2005). Creative reminiscence as an early intervention for depression: Results of a pilot. Aging & mental health. 9, 302-4. B rouwer, A.M.A. (2004), verkennend onderzoek inzake kwaliteit van leven van ouderen. Bilthoven, zorgconsult Elford H , Wilson F , McKee KJ, Chung MC, Bolton G & Goudie F. (2005) Psychosocial benefits of solitary reminiscence writing: An exploratory study. Aging & mental health. 9, 305-14. Haber D. (2006). Life review: Implementation, theory, research, and therapy. International journal of aging & human development. 63, 153-171. Hansebo G & Kihlgren M (2000). Patient life stories and current situation as told by carers in nursing home wards. Clinical Nursing Research. 9, 260-79. Hawkins J & Lindsay E (2006). We listen but do we hear? The importance of patient stories. Britisch Journal of Community Nursing. 11, S6-14. Heliker D (2007). Story Sharing Restoring the reciprocity of caring in long-term care. Journal of psychosocial nursing & mental health services. 45, 20-23. Hong C.S, Heathcote J, Quinn P & Plummer M (2004) Part one: The value of reminiscence. Nursing & Residential Care. 7, 27–29. Huizing, W. (2007, november 23). Interview met geestelijk verzorgende dhr. Huizing, werkt mee aan het onderzoek naar het effect van het werken met levensboeken. Den Haag. Kinebanian, A., Le Granse, M. (2006) Grondslagen van de ergotherapie. Maarssen, Elsevier. Lagrou, L (2005) Onderzoek naar de functie van de ergotherapeut in de residentiële ouderenzorg. Hogeschool West-Vlaanderen Departement HIEPSO Opleiding ergotherapie. Leven, van 't, N. (2002) Zijn en bezig zijn in een verpleeghuis, Een kwalitatief onderzoek over omgevingsinvloeden op dagelijks handelen. Rotterdam: Hogeschool van Rotterdam
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 26 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Lucassen, H. (2007, november 20). Interview met activiteitenbegeleidster mevr. Lucassen, geeft ondersteuningsprogramma’s & lezingen voor mantelzorgers . Spankeren. Mastel-Smith BA, McFarlane J, Sierpina M, Malecha A & Haile B (2007). Improving depressive symptoms in community -dwelling older adults. Journal of Gerontological Nursing. 33, 13-9. McKee KJ, Wilson F , Chung MC, Hinchliff S, Goudie F, Elford H & Mitchell C. (2005) Reminiscence, regrets and activity in older people in residential care. Associations with psychological health. Britisch Journal of Psychology. 44, 543-561 McKeown J, Clarke A. & Repper J. (2006). Life story work in health and social care : systematic literature review. Journal of Advanced Nursing. 55, 237–247. Medema, J., Otten, A. (1998) MOHO en verpleeghuizen. Hogeschool van Amsterdam. Instituut Ergotherapie. Mies, L. (1999). Doctoraalscriptie: Het levensverhaal als (zingevings)interve ntie bij ouderen. Amsterdam, Vrije Universiteit. Mulder, M. (2007, november 23). Interview met geestelijk verzorgende mevr. Mulder, bij zorggroep Tellens. Bolsward. Offringa M., Assendelft W.J.J., Scholten R.J.P.M. (2000). Inleiding in evidence-based medicine; Klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Plastow NA. (2006). Libraries of Life: Using Life History Books with Depressed Care Home Residents. Geriatric nursing. 27, 217-21. Sackett D., Strauss S., Richardson W., Rosenberg W., Haynes R. (2000) Evidence-based Medicine. How to Practice and Teach EBM. Edinburg: Churchill Livingstone. Sierpina M & Cole TR (2004). Stimulating creativity in All elders. Care Management Journals. 5, 175-182. Verbeek G., (2005). Van zorgplan naar leefplan. Maarssen, Elsevier. Verpleegkundigen & verzorgenden Nederland. (2007). De Nationale Beroepscode. Geraadpleegd op 26 oktober 2007 op het World Wide Web: http://www.venvn.nl/publicaties.php?id=131 Zorg voor beter (2007). Zorgleef(behandel)plan, geraadpleegd op 30 november 2007 op http://www.zorgvoorbeter.nl/onderwerpen/over/verantwoordezorg/zorgleefbehandelplan
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 27 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bijlage 1
Beroepscode van Verzorgenden
Onderstaand zijn de competenties uit de beroepscode vermeld die belangrijk zijn voor dit project. Beroepscode van Verzorgenden: De verpleegkundige/verzorgende in relatie tot de zorgvrager. (Verpleegkundigen & verzorgenden Nederland, 2007) De term verzorgende: De Nationale Beroepscode is bedoeld voor verpleegkundigen, verzorgenden, helpenden en zorghulpen. Om de leesbaarheid te bevorderen staat er echter verpleegkundige/verzorgende. Voor verzorgende moet gelezen worden: verzorgenden, helpenden en zorghulpen. 2.2 Als verpleegkundige/verzorgende stel ik in de zorgverlening de belangen van de zorgvrager centraal. Dat betekent met name: • Dat ik de zorg verleen die voor deze zorgv rager nodig is; • Dat ik, indien nodig, opkom voor de belangen van de zorgvrager; • Dat ik op een rechtvaardige manier prioriteiten stel in de belangen van verschillende zorgvragers die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd; • Dat ik ervoor zorg dat de gezondheid en veiligheid van de zorgvrager niet in gevaar komt bij arbeidsonrust en stiptheidsacties. 2.3 Als verpleegkundige/verzorgende stem ik de zorgverlening zoveel mogelijk af op de zorgbehoeften, waarden en normen, culturele en levensbeschouwelijke opvattingen van de zorgvrager. Dat betekent met name: • Dat ik mij verdiep in de waarden en normen, cultuur en levensbeschouwing van de zorgvragers waarmee ik in aanraking kom; • Dat ik bij mijn zorgverlening rekening houd met de leefregels en gewoontes die voor de zorgvrager belangrijk zijn op grond van zijn culturele en levensbeschouwelijke identiteit voorzover dat niet schadelijk is voor de gezondheid van de zorgvrager, niet in strijd is met de plicht van een goed hulpverlener en rekening houdend met de belangen van andere zorgvragers; • Dat ik mij bewust ben van een mogelijk verschil tussen mijn eigen waarden en normen en de waarden en normen van de zorgvrager. 2.4 Als verpleegkundige/verzorgende zorg ik dat er een zorgrelatie met de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger) tot stand komt. Dat betekent met name: • Dat ik mij ervan bewust ben dat een goede zorgrelatie van belang is voor een goede zorgverlening; • Dat ik mij inzet voor een relatie met de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger), die op wederzijds vertrouwen gebaseerd is; • Dat ik mij ervan bewust ben dat de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger) het recht heeft om de zorgrelatie niet aan te gaan of te beëindigen en dat ik zijn beslissing respecteer; I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 28 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
• Dat ik mij er tegelijkertijd van bewust ben dat het nodig is om sommige zorgvragers actief te blijven benaderen met een zorgaanbod. 2.5 Als verpleegkundige/verzorgende erken en respecteer ik de rol van de zorgvrager en zijn naasten als partners in de zorg. Dat betekent met name: • Dat ik de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger) betrek bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het verpleeg- of zorgplan; • Dat ik de zorgvrager stimuleer tot het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn gezondheid en tot actief deelnemen aan de zorg binnen zijn mogelijkheden; • Dat ik met toestemming van de zorgvrager zijn naasten betrek bij het opstellen, uitvoeren en evalueren van het verpleeg- of zorgplan. 2.7 Als verpleegkundige/verzorgende vraag ik de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger) om toestemming voordat ik tot zorgverlening overga. Dat betekent met name: • Dat ik de zorgvrager altijd uitleg wat ik ga doen en om toestemming vraag voor de handeling; • Dat ik de weigering van een behandeling of zorgaanbod door een wilsbekwame zorgvrager respecteer; • Dat ik de weigering van een behandeling of zorgaanbod voor de zorgvrager door een vertegenwoordiger respecteer, tenzij respecteren van die weigering in strijd is met de zorg die van mij als goed hulpverlener wordt verwacht. 2.8 Als verpleegkundige/v erzorgende ga ik op verantwoorde wijze om met de verslaglegging van gegevens van de zorgvrager in het verpleegkundig of zorgdossier. Dat betekent met name: • Dat ik noteer welke informatie er aan de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger) gegeven is; • Dat ik noteer welke afspraken er gemaakt zijn met de zorgvrager (en/of zijn vertegenwoordiger); • Dat ik de gegevens zo beschrijf dat er geen persoonlijke vooringenomenheid in doorklinkt; • Dat ik alleen gegevens noteer die voor de zorgverlening aan de zorgvrager van belang zijn. (Verpleegkundigen & verzorgenden Nederland, 2007)
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 29 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bijlage 2
Interviews ervaringsdeskundigen
Tijdens onze literatuurstudie hebben we informatie gevonden over het werken met levensverhalen en verschillende werkvormen die op de markt zijn om het levensverhaal te achterhalen en te gebruiken in de zorg. De meeste spelen de we tegenkwamen zijn individueel of in groepsverband, en kunnen met of zonder training van de spelleiding gebruikt worden. De een met korte, de ander met lange speltijden, geschikt voor verschillende doelgroepen, maar allemaal om het levensverhaal van de ouderen te achterhalen. We waren benieuwd naar ervaringen van mensen die gewerkt hebben met individuele werkvormen, waarbij geen training nodig is, ook omdat deze tijdens de dagelijkse activiteiten uitgevoerd kunnen worden. Vervolgens zijn we op zoek gegaan naar ervaringsdeskundigen om het aan te vragen. We hebben vier ervaringsdeskundigen geïnterviewd. Deze personen ondersteunen verzorgenden hoe ze kunnen werken met het levensverhaal bij ouderen. Deze personen waren Liesbeth van Well, Hilleken Lucassen, Wout Huizing, Marcelle Mulder. 1. Liesbeth van Well Zij is van origine activiteitenbegeleidster. Ze organiseert projecten die ouderen uit een Rotterdamse wijk met een verschillende culturele achtergrond in contact met elkaar brengt om levensverhalen uit te wisselen. Knelpunten in de zorg op dit moment Er wordt te veel routinematig gewerkt. Alles moet op een vaste manier, op vaste tijden en daar wordt niet of nauwelijks vanaf geweken. Veranderingen die in de zorg zouden moeten plaats vinden De routine in de zorg moet er uit. De verzorgenden moeten inzien waarom iemand iets wel of juist niet wil. Een verzorgingshuis zou meer moeten fungeren als hotel. Effect van werken met levensverhalen op de ouderen Tijdens de projecten van Mevr. Van Well is gebleken dat het in contact komen met ouderen vanuit verschillende culturen en verschillende leeftijdsgroepen effect heeft gehad op de deelnemers. Vooroordelen zijn verminderd. Duidelijk is dat andere culturen eigenlijk een hoop van dezelfde life events mee hebben gemaakt en dat er veel overeenkomsten zijn die leuk zijn om over te praten. “Het kleurtje kan iets extra’s leveren.” Bij sommige groepen kwamen er zelfs vriendschappen uit voo rt. Er zijn tijdens de projecten dan ook geen ouderen geweest die de groepssessies met ouderen uit andere culturen als negatief hebben ervaren. Van te voren waren er wel ouderen die het niet zagen zitten om met de andere culturen in gesprek te gaan, er waren veel vooroordelen. Effect op verzorgende na het werken met levensverhalen Er wordt tijdens de projecten vooral gewerkt met vrijwilligers, die het van te voren best wel eng vonden, maar na een korte training erg veel zin kregen. Zij hebben het als heel leuk ervaren. Als begeleider moet je er voor zorgen dat het persoonlijke verhalen blijven en zorgen dat iedereen aan bod komt. Vervolgens kwamen de verhalen eigenlijk altijd van zelf. Het werken met werkvormen De vrijwilligers nemen tijdens de training, om te oefenen eerst zelf een trigger mee. Eerst hebben ze vaak geen idee hoe ze moeten beginnen, maar na de training en het oefenen, is het eigenlijk nog altijd goed gegaan. En ervaren ze het als heel erg leuk en waardevol. I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 30 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
2. Hilleken Lucassen Zij is activiteitenbegeleidster en geeft ondersteuningsprogramma’s & lezingen voor mantelzorgers over het herinneringsboek. Zij heeft meegeholpen het Cerein levenslijnspel te ontwikkelen. Knelpunten in de zorg op dit moment Op dit moment richt de zorg zich nog onvoldoende op cliëntgericht werken. Problemen die voorkomen zijn o.a. communicatieproblemen. Doordat de opleiding van verzorgenden voornamelijk cognitief georiënteerd is, ontstaan er in de praktijk communicatieproblemen. Een verzorgende kan zeggen: “ik kom u helpen met de A.D.L.” en “Ik doe handelingen”. Dit wordt echter vaak niet begrepen. Daarnaast hebben verzorgenden moeite om praten als hun taak te zien. Als ze aan hun taken denken, denken ze vooral aan zorg en niet aan het gehele welzijn. Veranderingen die in de zorg zouden moeten plaats vinden Het hele huis zou getraind moeten worden in het werken om welzijn te verbeteren. Niet alleen verzorging, juist ook het management. Goede zorg kan je pas bieden als je een heleboel weet, als je weet wat iemand echt wil. Ook zou er hulp moeten zijn om een begeleidingsplan op te stellen bij een bewoner met verdriet of familieruzie. In SAMPC zou i.p.v. “zorgprobleem”, ”begeleidingsthema” kunnen staan. Daar kunnen actieplannen gericht op welzijn uit volgen, zoals: “wekelijks 5 minuten met een bewoner praten hoe die zich voelt over zijn verdriet”. Effect van werken met levensverhalen op de ouderen Goede zorg kan door een instelling pas geboden worden als de medewerkers een heleboel weten van hun bewoners. Onder andere moet bekend zijn wat iemand echt wil. Het effect van werken met levensverhalen is dan ook daadwerkelijk het bieden van betere en gerichtere zorg, veranderingen aanpassingen in de (huis)kamer en een beter onderling contact. Een betere band tussen de ouderen en de verzorgenden. Effect op verzorgenden na het werken met levensverhalen De kijk van de verzorgenden op de ouderen, lijkt door het werken met levensverhalen te veranderen. Dit is echter niet bij alle verzorgenden het geval. Het werken met werkvormen Het werken met levensverhalen is niet geschikt voor iedereen, bijvoorbeeld niet bij wantrouwende ouderen. Er moet in ieder geval een professionele achterwacht aanwezig zijn, want het ophalen van herinneringen kan een ontreddering geven. 3. Wout Huizing Hij is geestelijk verzorgende en werkt mee aan het onderzoek naar het effect van het werken met levensboeken. Hij is 1 van de 2 makers van het spel: “open kaart”. Knelpunten in de zorg op dit moment Volgens Dhr. Huizing is de context en de cultuur van een zorginstelling uiteindelijk bepalend voor het cliëntgericht werken. De organisatie van de zorg en de financiële kaders (uurtje factuurtje) leveren momenteel moeilijkheden op bij cliëntgericht werken. Het welzijn is waarschijnlijk de afgelopen jaren afgenomen, omdat de tijd van de verzorgenden en andere medewerkers in bijvoorbeeld administratie, certificeringen en audits gaat zitten, i.p.v. in direct contact. We kunnen ons dus afvragen of alle indirecte werktijd wel de kwaliteit in de zorg verbeterd. Het welzijn is echter ook een aspect in de gezondheidszorg, alleen zien de verzorgenden het niet altijd als werk en geven de managers er geen extra uren voor. I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 31 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Onbewust helpen de verzorgenden wel bij het welbevinden van de ouderen, ze zijn zich er echter niet bewust van. Veranderingen die in de zorg zouden moeten plaats vinden Praten moet gewoon worden in de zorg. Pas dan kan er een (vertrouwens)band met de oudere ontstaan, die leidt tot wederzijds begrip, inzicht in wat voor de oudere belangrijk is en uiteindelijk tot betere zorg. Effect van werken met levensverhalen op de ouderen Het proces tijdens het maken van een levensboek geeft plezier aan de ouderen. De ouderen hebben aangegeven dat ze hebben genoten van het vertellen van hun verhaal en het verzamelen van materialen. Het hebben van een levensboek betekent veel voor (in ieder geval een aantal) ouderen. Er is een groep ouderen, die na het project van Dhr. Huizing en Dhr. Tromp met de mijn leven in kaart methode, 1x per 2 weken levensloop gesprekken houden met elkaar. Deze mensen integreren sociaal beter met behulp van hun levensboek. Het welbevinden van de ouderen na het maken van een levensboek is (nog) niet aantoonbaar verbeterd. Wel lijkt het welbevinden van mannen sterker te verbeteren dan dat van de vrouwen. De schaduwkanten die iemand in het leven ervaren heeft, komen 6 maanden na het maken van het levensboek in een open gesprek meer (en uit de persoon zelf) naar voren. Het heeft een plekje gekregen. Daarnaast wordt er meer samenhang in het leven ervaren. Effect op verzorgenden na het werken met levensverhalen De zorgrelatie (hoe de oudere de zorg, die hij van de verzorgende krijgt, ervaart) is in de metingen die zijn gedaan nog niet veranderd. Dit blijkt lastig eerlijk te meten te zijn, aangezien alle ouderen aangeven tevreden te zijn met hun verzorgende, als ze die al voor het maken van een levensboek kenden, “want die meiden hebben het zo druk en doen zo hun best”. Er is ook nog niet gemeten of de verzorgenden de relatie anders ervaren. De vrijwilligers hebben echter al wel aangegeven dat ze een vertrouwensband ervaren met de ouderen. Echter kenden zij de oudere van te voren niet. Het werken met werkvormen De vrijwilligers die helpen bij het maken van een levensboek lijken het maken van een levensboek beter te doen dan de verzorgenden. De vrijwilligers hebben meer tijd, geven meer kwaliteit, hebben soms als hobby of als beroep schrijven en de vrijwilligers bieden meer rust tijdens de gesprekken. De verzorgenden hebben moeite met de tijdsdruk waarin het werk moet gebeuren. Daarnaast leveren ze soms mooie levensboeken af, maar soms ook beschamende levensboeken. Verzorgenden hebben behoefte aan houvast. Bij het schrijven van een boek hebben ze houvast nodig hoe het eruit moet komen te zien en welke vragen ze moeten stellen. Zo hebben ze veel aan kaartjes met thema’s, dit geeft nieuwe uitgangspunten aan. Het is volgens alle ervaringsdeskundigen belangrijk om niet alleen de mooie kanten uit het levensverhaal naar voren te laten komen, maar ook de negatieve levenservaringen. Een bewoner komt binnen in een verzorgingshuis met zijn hele leven, niet alleen met de positieve dingen uit zijn leven. De negatieve herinneringen kun je dan ook niet negeren, want het is belangrijk ook deze een plek te geven. Veranderingen, zoals gaan wonen in een nieuwe omgeving, hebben vaak ook te maken met negatieve herinneringen. Bijvoorbeeld lichamelijke of geestelijke achteruitgang of het overlijden van een partner. Het gebruik van een levensboek is niet voor iedereen geschikt, bijvoorbeeld niet voor ouderen met traumatische ervaringen. Het gebruik van een levensboek is zeer geschikt voor de ouderen die aangeven dat ze graag een levensboek willen maken. I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 32 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
4. Marcelle Mulder Zij is geestelijk verzorgende bij zorggroep Tellens. Zij is deskundige in het omg aan met levensvragen. Knelpunten in de zorg op dit moment Er zijn routineproblemen. De routine overheerst soms in het belang, in plaats van persoonlijke zorg en aandacht. Om 09:30 moet iedereen ontbeten hebben, ook in het weekend, uitslapen is er niet bij. De middagmaaltijd is warm en wordt op losse borden geserveerd. Warm eten ‘s avonds of een maaltijd opscheppen uit schalen is niet mogelijk. De verzorgenden worden in de praktijk psychisch zwaar belast. De druk van wat er allemaal moet gebeuren op een dag is hoog. Er is weinig tijd, alles moet op tempo. Verzorgenden zijn wel eens bang dat als ze de ouderen vragen hoe het gaat, ze vervolgens 30 minuten in gesprek zijn. Toch kan de ene verzorgende de bewoner het gevoel geven alle tijd van de wereld te hebben, terwijl de andere gejaagd overkomt. Hetzelfde bij de huisarts. Alle huisartsen hebben 3-5 minuten. De ene geeft je het gevoel direct de deur uit te moeten. De andere huisarts geeft het gevoel geïnteresseerd te zijn in de persoon tegenover zich. Dat gevoel maakt het verschil. Naast de persoonlijke zorg zijn de verzorgenden ook nog eens druk met plannen wat er allemaal nog moet gebeuren en wat er nog geregeld moet worden. Daarnaast voelen de verzorgenden zich emotioneel betrokken bij de ouderen. Ze nemen de problemen die de bewoner heeft verteld wel eens mee naar huis. Het mee naar huis nemen van de problemen en het verantwoordelijkheidsgevoel wat ze voelen naar de bewoners toe, maakt dat verzorgenden een grotere kans hebben om een burn-out te krijgen. Veranderingen die in de zorg zouden moeten plaats vinden De omslag die in de zorg gemaakt zou moeten worden, is het ondersteunen van het leven wat de mensen leiden. De bewoners moeten weer als unieke personen gezien worden en als unieke personen benaderd worden, in plaats van dat er “handelingen verricht” worden. De routine moet eruit en bewoners moeten als mensen ondersteund worden bij het leven wat ze lijden. Daarnaast zouden de verzorgenden extra ondersteund moeten worden. Er is iemand nodig waarbij ze hun verdriet kunnen uiten. Effect van werken met levensverhalen op de ouderen De bewoners worden meer als persoon gezien en benaderd. Het contact tussen bewoners en verzorgenden verbeterd. Effect op verzorgenden na het werken met levensverhalen Na de cursus “levensvragen in de zorg praktijk”, durven verzorgenden op terminale patiënten af te stappen met een levensvraag. De verzorgenden hebben aangegeven de ouderen niet meer als lastig te zien, maar hebben bewondering voor hoe iemand is, ook als ze die persoon voorheen wel lastig vonden. Er wordt meer cliëntgericht gekeken en gewerkt. Als een bewoner aangeeft wat hij wil, wordt er gekeken hoe dat mogelijk gemaakt kan worden. Het werken met werkvormen De cursus van Mevr. Mulder biedt handvaten om het contact met de bewoner te verbeteren. Zelf bedenken of iemand na 6 maanden zich nog verdrietig mag voelen. Wat een verlieservaring voor iemand betekend. Met behulp van een praktijk voorbeeld erover nadenken welke ondersteuning iemand helpt en welke ondersteuning iemand juist als vervelend ervaart. I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 33 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
De mening die je over iemand hebt, wordt zowel bepaald door de ander, als door jezelf, door je eigen ervaringen. Conclusie De zorg is momenteel onvoldoende gericht op cliëntgericht werken. Problemen die tegen het cliëntgericht werken ingaan, zijn communicatieproblemen, waarbij de oudere niet begrijpt wat de verzorgende bedoeld. Ook overheerst de routine in plaats van persoonlijke zorg en aandacht. Er is tijd tekort, om buiten de handelingen om, een goed gesprek te voeren en oudere te begeleiden bij hun wensen. Daarnaast worden er tijdens het uitvoeren van handelingen, vrij weinig persoonlijke gesprekken aangegaan. De context en de cultuur van een zorginstelling is uiteindelijk bepalend voor cliëntgericht werken. De organisatie van de zorg en de financiële kaders leveren momenteel moeilijkheden op bij cliëntgericht werken. Het is de vraag of de tijd die de verzorgenden en andere medewerkers in administratie, certificeringen en audits moeten stoppen, goed is voor het welzijn van de bewoners. De omslag die in de zorg gemaakt zou moeten worden, is het ondersteunen van het leven wat de mensen leiden. Goede zorg kan door een instelling pas geboden worden als de medewerkers veel weten van de bewoners. Er moet bekend zijn wat iemand echt wil. Het effect van werken met levensverhalen is dan ook daadwerkelijk het bieden van betere, gerichtere zorg en een beter contact tussen de hulpverleners en de ouderen. Er zouden aan de hand van gesprekken met de ouderen begeleidingthema’s moeten zijn met persoonlijke aandacht, naast de al bestaande zorgbegeleiding. De bewoners moeten weer als unieke personen gezien worden en als unieke personen benaderd worden, in plaats van dat er “handelingen verricht” worden. De routine moet eruit en bewoners moeten als mensen ondersteund worden bij het leven wat ze leiden. Het verzorgingshuis zou als hotel moeten fungeren. Het hele huis zou in dienst moeten staan om het welzijn van de oudere te verbeteren. Niet alleen de verzorgenden zouden hierin getraind moeten worden, juist ook het management. De ouderen genieten als ze kunnen praten over hun verleden. Zowel de gesprekken, als het verzamelen van materialen. Daarnaast nemen sombere gevoelens na het werken met het verleden na +/- 6 maanden af. De schaduwkanten van het leven moeten ook meegenomen worden in de gesprekken, als de oudere dit wil. Hierdoor kunnen deze schaduwkanten van het leven een plekje krijgen en ervaren de ouderen meer samenhang in het leven. Mensen die in een groep hebben gewerkt met het verlede n, integreren sociaal beter. Bij ouderen die samen met mensen uit andere culturen in gesprek zijn geweest over het verleden, nemen vooroordelen af. Het werken met levensverhalen is niet geschikt voor mensen met traumatische ervaringen en wantrouwende oude ren. Een professionele achterwacht bij het ophalen van het verleden wordt aanbevolen, want het ophalen van het verleden kan in eerste instantie ook ontreddering geven. Volgens de geïnterviewden verbeterd het werken met levensverhalen de vertrouwensband tussen de ouderen en de verzorgenden, maar vinden de I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 34 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
verzorgenden het werken met werkvormen nog lastig. Verzorgenden zouden volgens hun ondersteuning moeten krijgen in het werken met levensverhalen. Ze hebben het gevoel dat ze er niet genoeg tijd voor hebben. Daarnaast hebben ze behoefte aan structuur en houvast. Concrete voorbeelden van vragen en thema’s geven ze nieuwe uitgangspunten bij het werken met levensverhal en. We willen graag van de verzorgenden weten, hoe zij het werken met levensverhalen ervaren.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 35 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bijlage 3
Interviews verzorgenden
Wat zijn de resultaten van werken met levensverhalen van ouderen? We hadden na de definitiefase nog geen informatie over hoe de verzorgenden het vinden om te werken met werkvormen; of ze na kennismaking met een werkvorm, dit zelfstandig in de toekomst toepassen en of ze na het maken van een levensboek op een andere manier omgaan met de ouderen. Om hier achter te komen, hebben we interviews gehouden met enkele verzorgenden. We hebben 3 verzorgenden geïnterviewd: • Een verzorgende in het Bartholomeus Gasthuis. Ze heeft 2 levensboeken geschreven met behulp van de “Open kaart methode”. (beltijd: 7:40) • Een verzorgende uit Maria Dommer. Ze heeft samen met een bewoonster met afasie een collage gemaakt over haar levensverhaal. (beltijd 7:15) • Een verzorgende uit Maria Dommer. Ze heeft samen met een bewoonster een levensboek gemaakt met behulp van “de open kaart methode”. (beltijd: 7:55) Ervaring Alle drie de verzorgenden hebben het een erg mooie en waardevolle ervaring gevonden het levensboek te mogen maken. Een van de verzorgende geeft aan zelf veel van de gesprekken te hebben geleerd. Vlak voor het maken van het levensboek, was haar echtgenoot overleden. Door de gesprekken die ze had, is ze zelf op een andere manier gaan nadenken over het leven. De geïnterviewde gaven allen aan de methode en de gesprekken niet moeilijk te vinden. Een van de verzorgende gaf echter aan, dat enkele van haar collega’s er niet in geslaagd waren het levensboek af te maken, omdat het ze te veel tijd en energie kostte. De ervaren band met bewoner werd sterker door het maken van het levensboek. De band met de familie veranderde niet; uitgezonderd dat een van de verzorgende hulp van de dochter heeft gehad bij de gesprekken, vanwege afasie van de bewoonster. De band met die dochter is wel verbeterd. Nog in gebruik? De “open kaart” methode is bij alle geïnterviewden verzorgenden niet meer in gebruik op de afdeling. Er is sowieso geen enkele werkvorm aanwezig op de afdelingen, omdat er geen tijd voor is. De verzorgenden geven aan niet eens tijd te hebben voor een gesprek met de bewoners, hoewel ze dat graag zouden willen. Een van de levensboeken staat nog in de kast van de bewoonster en heeft ze aan al haar kleinkinderen laten lezen, omdat ze het leuk vond om het er met haar kleinkinderen over te hebben. De gemaakte collage hangt nog aan de muur in de kamer van de bewoonster. Alle verzorgenden kunnen met behulp van de collage beter dan voorheen met mevrouw communiceren. Het contact tussen alle verzorgenden van de afdeling en mev rouw is hierdoor verbeterd. Mevrouw gebruikt de collage vaak om wat op aan te wijzen in gesprekken, als ze er op een andere manier niet uitkomt. Effect I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 36 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
De verzorgenden hebben het idee dat de ouderen erg veel plezier hebben gehad in het maken van het levensboek. De aandacht vonden ze leuk, de gesprekken zeer waardevol en de meeste levensboeken worden nog altijd gekoesterd. De ouderen leefden ervan op en waren opener in de gesprekken dan ze normaal zijn. Ook hadden de verzorgenden het idee dat het onderlinge vertrouwen verbeterde en dat de ouderen na het maken van het levensboek eerder langskwamen als er iets was. Verandering zorg? Er zijn bij alle bewoners geen nieuwe doelen uitgekomen; de zorg is onveranderd. Zorgleefplan Alle drie de verzorgenden hebben ervaring met het zorgleefplan. Ze vinden het maken van een zorgleefplan leuk en nuttig. Ze vinden het goed om de wensen van de bewoners te horen en ze hebben het idee dat de ouderen de gesprekken als positief ervaren. Ze komen echter wel problemen tegen: Twee van de drie gaven als probleem aan dat het maken van een zorgleefplan meer tijd kost dan er aanwezig is. Effect daarvan is “Nog meer tijd voor papieren en nog minder voor de bewoners, dus een averechts effect.” De derde verzorgende gaf aan dat ze de verandering in zorg naar “wat wil u?” een goede verandering vindt. Leuk en goed om te kijken naar welzijn, te spreken over vroeger en te ontdekken wat iemands wensen zijn. Het praktische probleem wat zij tegenkomt, is dat iemand verteld wat hij wil, maar de zorg het niet waar kan maken. Iemand vraagt om vier maal per dag een verzorgende die langskomt, maar de zorg kan dit niet leveren. De tijd die het afnemen van de gesprekken kost, ervaart ze niet als een probleem. Alle drie de verz orgenden houden voor het zorgleefplan één gesprek van één tot anderhalf uur. Het zorgleefplan wordt later niet meer herzien.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 37 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bijlage 4
Onderzoeksopzet
1. Onderzoeksopzet In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet toegelicht. Achtereenvolgens zal aan bod komen wat het doel is van dit onderzoek en via welke methode het onderzoek gedaan zal worden. In §1.2 wordt beschreven wie de respondenten zijn en hoeveel respondenten we willen bereiken. Vervolgens wordt toegelicht hoe wij aan de respondenten komen en op we lke manier er contact gelegd gaat worden met de respondenten. Tevens wordt een opzet voor het eerste telefonisch contact met de respondent gegeven. Vervolgens worden in §1.3 alle aspecten van het interview toegelicht. 1.1. Onderzoeksmethode We willen in contact komen met ervaringsdeskundigen, om op deze manier het ‘best practice’ van het integreren van het heden en verleden met behulp van het levensverhaal te achterhalen. Om in contact te komen met deze ervaringsdeskundigen zijn er verschillende mogelijkheden, zoals het bellen van verpleeghuizen, het sturen van een volledige enquête via de mail of via de post, het sturen van een kleine enquête, waarna we persoonlijk contact op kunnen nemen met de ervaringsdeskundige of het zoeken naar respondenten via de sneeuwbalmethode, deze wordt later in dit hoofdstuk toegelicht. Naar onze mening is deze laatste de beste manier om het onderzoek uit te voeren omdat we hierop waarschijnlijk de meeste respons krijgen. Op een e-mail wordt vaak niet gereageerd. Op de manier van de sneeuwbalmethode hebben we meteen contact met de juiste persoon en kunnen wij via dat netwerk weer contact opnemen met de volgende geschikte persoon. 1.1.1. De sneeuwbalmethode De sneeuwbalmethode (ook wel snowball sampling) is een doelgerichte steekproef. A ls één respondent gevonden is kan er gevraagd worden of hij nog anderen kent die mogelijk mee willen doen aan het onderzoek. Vervolgens wordt er contact opgenomen met de genoemde mensen. Aan hen wordt ook gevraagd of zij weer mensen kennen. Door het benutten van de sociale contacten en netwerken, wordt de steekproef steeds groter. Om niet te blijven hangen in dezelfde beperkte kennissen- en vriendenkring, en dus te vervallen in onterechte selectiviteit bij de keuze van de onderzoekseenheden, moet niet alleen naar de goede contacten gevraagd worden, maar ook naar personen waarmee de respondent weinig contact heeft. Uiteraard is de vraagstelling van het onderzoek ook hierbij uiteindelijk doorslaggevend voor de te selecteren onderzoekseenheden. Voor een zo representatief mogelijke steekproef is het van belang dat de ‘startpunten’ van de keten aselect worden gekozen en dat tijdens het proces, ervoor wordt gewaakt dat niet een deelpopulatie wordt over- of ondervertegenwoordigd. (Baarda, de Goede & Teunissen, 2005) 1.2. Respondenten De doelgroep voor het interview bestaat uit de ervaringsdeskundigen die werken met werkvormen gericht op het levensverhaal van ouderen in de zorg, in verschillende instellingen in Nederland. In samenspraak met de opdrachtgever hebben wij besloten ons te richten op de bedenkers van de verschillende werkvormen, activiteitenbegeleiders, vrijwilligers en verzorgenden. De instellingen zijn:
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 38 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
verzorgingshuizen en diverse types verpleeghuizen, zoal s: somatisch, psychogeriatrisch en verstandelijk gehandicapte ouderen. 1.2.1. Steekproef Bij kwalitatief onderzoek zie je vaak bij het afnemen van 10 interviews een verzadiging in de antwoorden opkomen (Ruyter, 2001). Wij willen daarom een respons van minimaal 10. Het is handig om een steekproefindeling te hanteren, wanneer je dit van tevoren niet doet, is het achteraf onmogelijk verschillen tussen groepen respondenten eruit te filteren. Wanneer later blijkt dat er nauwelijks verschil is tussen de groepen, kunnen wij de indeling laten vervallen. (Ruyter, 2001). Tevens vinden wij het belangrijk dat we de ervaringen van verschillende personen in verschillende instellingen horen. Op deze manier krijgen we een zo breed mogelijk beeld van de ervaringen. De steekproef indeling is een voor ons ideale situatie. Naar aanleiding van de respondenten kan hiervan worden afgeweken. Verzorgingshuizen Activiteitenbegeleider s Vrijwilligers Overigen Totaal Tabel 1: Steekproefindeling
Verpleeghuizen
2
2
1
1
3
3
Overigen
Totaal 4
4 4
2 4 10
1.2.2. Respondenten Via Sting en Bureau Kwiek krijgen we de namen van enkele ervaringsdeskundigen m.b.t. werkvormen voor het achterhalen van het levensverhaal in de zorg. De eerste contacten zijn waarschijnlijk de bedenkers van de werkvormen. Door middel van hun netwerk hopen wij in contact te komen met activiteitenbegeleiders, vrijwilligers en verzorgenden die met de werkvormen werken. We benaderen de respondenten telefonisch. In dit telefoongesprek vertellen wij wie we zijn en waar we mee bezig zijn. 1.2.3. Opzet telefoongesprek Ø Ten eerste vertellen we wie we zijn, welke opleiding we doen en wat de afstudeeropdracht is. In het kader van het afstuderen zijn wij als junioradviseurs voor de beroepsgroep voor verzorgenden, “Sting” aan de slag. De vraagstelling hierbij is: “Welke werkvormen voor verzorgende zijn er op de markt, die gericht zijn op het integreren van het verleden en heden van ouderen? En wat zijn hierbij de bevindingen?” Het doel van dit afstudeerproject is om een werkvorm samen te stellen, met daarin concrete tips en enthousiastmerende voorbeelden voor verzorgenden, activiteitenbegeleiders en vrijwilligers, over hoe ze het verleden kunnen integreren met het heden, met oog op het welzijn van ouderen in zorginstellingen. Ø Vervolgens wordt verteld wat het doel is van het interview. Wij zijn o p zoek naar de wijze waarop levensverhalen van ouderen geïntegreerd kunnen worden in de zorg van alledag en welke werkvormen hiervoor worden gebruikt.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 39 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
In het telefoongesprek zullen wij aangeven hoe lang het interview ongeveer gaat duren en vragen wij of de respondent ons in contact kan brengen met mensen die in de praktijk werken met deze werkvorm.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 40 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
1.3. Interview In deze paragraaf wordt beschreven middels welke inte rviewmethode wij gaan werken. Tevens wordt beschreven waarom er voor deze methode gekozen wordt. Ook wordt het interview leidraad gegeven en wordt er beschreven hoe de verslaglegging zal verlopen. 1.3.1. Individueel interview We doen een kwalitatief onderzoek middels individueel interview. Bij een individueel interview kan er diep ingegaan worden op details en kan de loop van het gesprek soepel gestuurd worden. Het is hierbij goed mogelijk om achter het waarom te komen van een mening. (Ruyter, 2001). Om goed te kunnen inventariseren wat er op dit moment gebruikt wordt en hoe de ervaringen hierbij zijn, is het van belang om de diepte in te gaan met dit onderzoek. Daarom gaat onze voorkeur uit naar een interview. Voor het interview zullen wij gebruik maken van een interviewleidraad. Op deze manier komen bij elk interview dezelfde onderwerpen aan bod en kunnen wij niets vergeten. Bij een interviewleidraad is er ook ruimte om in te gaan op onderwerpen buiten de leidraad waardoor er ruimte is om nieuwe aspecten te bespreken. 1.3.2. Interview Leidraad Het interview leidraad dient om overzicht te kunnen houden en als checklist. Het is niet de bedoeling om letterlijk onderstaande vragen te stellen. Ø Met welke werkvorm(en) om het levensverhaal van de ouderen te achterhalen heeft u ervaring? Ø Voor welke doelgroep is de werkvorm bedoeld? Ø Hoe wordt het levensverhaal toegepast in deze werkvorm? Ø Wat zijn de ervaringen met de werkvorm? • Welke doelstelling heeft u bij het gebruik van deze werkvorm? • Wat is het effect op de ouderen? / Wordt er een verandering gezien in het welzijn van de ouderen? (bv. Depressie vermindering?) • Ervare n de ouderen de werkvorm als positief of negatief? • Verandert het de kijk van verzorgenden op ouderen? • Verandert het de omgang van de verzorgenden met de ouderen? • Verandert de werkvorm de zorg? / Wordt de zorg aangepast aan de wensen/behoeften van de ouderen? (Worden wensen/behoeften opgenomen in een zorg(leef)plan?) • Ervaren de verzorgenden de werkvorm als positief of negatief? Ø Wat zijn de praktische ervaringen met de werkvorm? • Bij het gebruik van meerdere werkvormen: Welke werkvormen zijn effectief en door wie worden ze gebruikt? • Wordt het werken met de werkvorm als makkelijk of moeilijk ervaren? • Hoeveel tijd kost het de werkvorm uit te voeren? • Hoe vaak wordt het gebruikt, bv: 1xp.dag/ 1xp.week? • Hoe is de werkvorm geimplementeerd? Is er een cursus geweest voor de verzorgenden? Tevens letten op taalgebruik. Welke termen gebruiken de verzorgenden?
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 41 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Verslaglegging interview Wij willen tijdens het gesprek audio-opnames maken. Op deze manier hoeven wij niet zelf mee te schrijven tijdens het interview en kunnen we ons volledig concentreren op het gesprek. Ook kan er geen informatie verloren gaan wanneer alles opgenomen wordt (Ruyter, 2001). Wel worden er tijdens het interview steekwoorden genoteerd zodat daar later eventueel op teruggekomen kan worden en we een duidelijke samenvatting kunnen geven van wat er gezegd is. Voor de uitwerking worden de bandopnames samengevat.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 42 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Literatuurlijst Baarda, D.B., de Goede, M.P.M., Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Ruy ter de, K., Scholl, N. (2001). Kwalitatief marktonderzoek, theorie en praktijkcases. Utrecht, Lemma
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 43 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam
Het levensverhaal in de zorg van alle dag Theoretische onderbouwing
Bijlage 5
Format werkvormen
Werkvormen programma van eisen De werkvormen die opgenomen worden zijn erg goede en bruikbare werkvormen, die makkelijk verkrijgbaar zijn. Werkvormen format • Er komt, voorin, een inhoudsopgave met een schematisch overzicht van de diverse werkvormen, doelen, aantal deelnemers en tijdsduur. •
Bovenaan de pagina met een werkvorm komt een overzicht met symbolen, zodat iemand snel enkele kenmerken van het spel weet.
Complexiteit
««
€3-6 ‡
50 min. - 2,5 u.
€
€€€
€
Training
ja
•
Complexiteit: Aantal sterren geeft moeilijkheidsgraad aan. « in de zorg op te nemen moment «« Deelnemers moeten bij elkaar komen ««« Deelnemers moeten bij elkaar komen, daarnaast voorbereidingstijd.
•
De prijsindicatie wordt met euro tekens aangegeven. Het geeft een globale prijsindicatie aan. - Kosteloos € Onder de €10,€€ €10,- - €25,€€€ €25,- - €50,€€€€ €50,- - €100,•
De doelgroep: Alle werkvormen zijn geschikt voor ouderen. Bij de doelgroep wordt specifiek vermeld wanneer de werkvorm ook geschikt is voor ouderen met geheugenstoornissen en/of spraakproblemen.
•
Het doelen zullen worden uitgeschreven: - Ken de cliënt - Praten over vroeger - Betekenisvol voor de relatie verzorgende en cliënt.
•
Een korte beschrijving zal worden uitgeschreven. Deze beschrijving heeft als doel te enthousiasmeren. Meer informatie kunnen ze krijgen als ze de link volgen naar de betreffende website.
•
Tips zullen worden neergezet, zoals spel eerder stoppen, alleen een bepaald gedeelte van het spel spelen of een los thema kaartje gebruiken bij een individueel gesprek.
I.M. ten Have, E.M. Roelofs, A.L. We ssels Boer 44 In opdracht van Sting en Bureau Kwiek, in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam