Het leven van:
Pinehas
Een studie over het werken van God in en met de mens.
Het leven van Pinehas
Inleiding. Wanneer we naar het leven van iemand kijken, die in de Bijbel beschreven staat, dan gaat het er ons vooral om, om te ontdekken hoe God in dat leven werkt. We willen dus weten hoe de relatie van de bewuste persoon met zijn Heer is en welke invloed deze relatie op het leven van de persoon heeft. Ook zullen we ontdekken hoe God op bepaalde acties van de mens reageert en welke gevolgen er dan zijn. In de Bijbel komen drie personen met de naam Pinehas voor, namelijk: 1) zoon van Eleazar en kleinzoon van Aäron 2) priester en zoon van de priester Eli 3) vader van een helper van Ezra De laatste wordt alleen in Ezra 8:33 genoemd. Het heeft dus weinig zin om zijn leven te bestuderen. De eerste twee zijn het bestuderen wel waard. Vooral als je eraan denkt dat er niet alleen een overeenkomst is in naam, maar ook in positie. Beide zijn zonen van priesters. Beiden zijn zelf ook priester. Voordat we beginnen aan deze twee opmerkelijke personen, gaan we eerst kijken naar de betekenis van de naam "Pinehas". Het is immers bekend dat de naam van iemand nogal eens een beschrijving kan zijn van zijn karakter. Betekenis van de naam. De naam wordt in het Nederlands op twee manieren weergegeven: Pinehas en Pinechas. Het is afgeleid van het Hebreeuwse woord "Pinêhâs" - spreek uit: p iej n' ch a s - (Gr. Phinees). De term komt in de Bijbel 25 keer voor. Over het algemeen wordt aan Pinehas / Pinechas de betekenis gegeven van: ‘koperen opening’. Het woord is afkomstig van "p e h", dat meestal met "mond" vertaald wordt. Eveneens is het een variatie van "n aa ch aa sj" dat bijna altijd met "slang" vertaald wordt. Je zou dus ook kunnen zeggen dat het ‘mond van een slang’ betekent. Pinehas, de zoon van Eli. Pinehas is een priester, die nogal eens dienst doet in de tempel met zijn broer Hofni (1Sam. 1:3). Hij is een zoon van de hogepriester Eli. Met de situatie binnen het gezin van Eli is het heel erg somber gesteld. In een profetie wordt Eli meegedeeld dat hij zijn kinderen verkeerd behandeld: hij geeft ze een hogere plaats dan God (1Sam. 2:29). Dit betekent dat hij in ieder geval het eerste gebod uit de tien geboden overtreedt: je mag geen andere goden dienen (Deut. 20:3). Als je jouw kinderen op de eerste plaats stelt, d.w.z. boven God, dan zullen zij zich als goden gaan gedragen: ze denken dat ze alles kunnen en mogen en worden zeer veeleisend en egocentrisch. De Bijbel zegt dan ook van de zonen van Eli dat het nietswaardige lieden zijn (1Sam. 2:12). In de Statenvertaling worden ze zelfs kinderen van Belial genoemd. ‘Belial’ betekent ‘verderf’, een vreselijke benaming! Het is een naam voor satan of de antichrist (vgl. 2Cor. 6:15). Ze zijn dus als het ware kinderen van satan, waardeloze lieden die nergens goed voor zijn. Zij rekenden niet met de Heer (1Sam. 2:13). Dit blijkt uit hun hele leven. Eli gaat zelf echter ook niet vrijuit. Naast de verkeerde opvoeding wordt erop gewezen dat hij de offerregels veracht door steeds het beste deel van het spijsoffer voor zichzelf te nemen (1Sam. 2:29-30). Het gevolg is dat het wandelen voor Zijn aangezicht niet meer toegestaan wordt voor het huis van Eli. Dit betekent 2 van 9
Het leven van Pinehas
dat zij geen priester meer kunnen zijn in de ogen van de Heer. God zegt door de man van God dat Hij een betrouwbare priester zal aanstellen. Hij zal voor hem een duurzaam huis bouwen (1Sam. 2:35). De grondtekst geeft aan dat een duurzaam huis een getrouw huis is, dat zich voortdurend aan God onderwerpt. De getrouwe priester, die door God aangesteld wordt in plaats van het huis van Eli, is Zadok (1Kron. 29:22). In het geslacht van Zadok is het hogepriesterschap heel lang gehandhaafd. God had dit al beloofd aan Pinehas, de zoon van Eleazar (Num. 25:13). Zadok stamt namelijk van Eleazar af. Met ‘gezalfde’ zijn meerdere zaken bedoeld. Het woord in de grondtekst is ‘m aa sj ie a ch’. Het betekent in de eerste plaats: gezalfde, de Gezalfde. We moeten dan aan de Messias, Jezus Christus denken. Hij is het die zit op de troon. Voor Zijn aangezicht zal de priester voortdurend wandelen (vgl. 1Petr. 2:5-10). De belangrijkste taak van de priester is God voortdurend verheerlijken. Ook de koningen (zie b.v.: 1Sam. 10:1; 24:1; 2Sam. 1:14) en de hogepriester (Lev. 4:3) van Israël werden gezalfd. Zoals we al gezien hebben: de zalving van Zadok vond plaats toen Salomo tot koning gezalfd werd (1Kron. 9:22). De zonden van Pinehas en zijn broer, en de gevolgen daarvan. Ze rekenden niet met de Here, noch met het recht van priesters tegenover het volk (1Sam. 2:13). Ze gingen zondig om met de offers. De wet schreef voor, met enige beperkingen, dat het de priesters toegestaan was om bepaalde delen van het vlees van de offerdieren te eten (met uitzondering van brandoffers) (Lev. 7:31-37). Het vet was een deel dat aan de Heer toekwam en hiervoor op het altaar verbrand werd (Lev. 3:16). Maar Hofni en Pinehas namen het vlees al voordat het vet er vanaf was gehaald (1Sam. 2:15-17). Klaarblijkelijk negeerden ze ook de gewoonte om het vlees te koken. Door de houding van Hofni en Pinehas gingen de Israëlieten de offers minachten. Enkele eeuwen eerder had zo'n overmoedige houding de dood van twee zonen van Aäron tot gevolg (Lev. 10:1-3). Het is dan ook niet echt verbazingwekkend dat er over hen geprofeteerd wordt dat zij beiden op dezelfde dag zullen sterven (1Sam. 2:34). Andere nakomelingen van Eli zullen bedelaars zijn (1Sam. 2:36). Eer en aanzien worden vervangen door veroordeling en armoede. Een andere zonde die begaan wordt door Pinehas en zijn broer is seksueel immoreel gedrag bij vrouwen die dienst deden bij de ingang van de tabernakel (1Sam. 2:22). (Deze vrouwen werden ook al genoemd in Ex. 38:8). Het was zeker niet de bedoeling dat deze vrouwen de rol van tempelhoer zouden spelen. We zien iets dergelijks wel bij de vrouwen uit Moab (Midian), die Israël overhalen om Baäl Peor te vereren (Num. 25:1-3). Dit was een vruchtbaarheidsgod. De aanbidding van Baäl met zijn verwoestende invloed, was uitdrukkelijk verboden (Deut. 7:3-6). Eli hoorde hierover en spreekt zijn zonen erop aan (1Sam. 2:22-25). Eli veroordeelt wel wat kwaad is, maar neemt er zelf geen afstand van (vgl.. 1Sam. 2:29). Hij weet dat ze niet lang meer zo door kunnen gaan. Wie op deze wijze met God en de mensen omgaat zal door God veroordeeld worden. Dit wordt bevestigd als de profetie wordt uitgesproken door de man van God (1Sam. 2:27-36 vgl. Luc. 16:13). Er komt een oorlog met de Filistijnen. Deze oorlog wordt verloren door Israël. Over het algemeen werd er in die tijd in die omgeving geloofd dat het volk met de sterkste god de oorlog zou winnen (vgl. 1Kon. 20:23). De oudsten herinneren zich hoe de Jordaan overgestoken werd en hoe Jericho veroverd werd terwijl de ark bij hen was (Joz. 3:11, 17; 6:6,12). De ark is namelijk het belangrijkste symbool van Gods aanwezigheid (1Sam. 4:3-4). 3 van 9
Het leven van Pinehas
Men beredeneerde dat wanneer de ark, en dus God, aanwezig zou zijn, de overwinning gegarandeerd was. Gods aanwezigheid is niet te vinden in formules, rituelen of middelen. Zelfs niet als eerder is gebleken dat deze zaken wel effectief waren. Gods aanwezigheid is te vinden in een open relatie met Hem (vgl. Jes. 1:11-20; 58:2-6; Jer. 6:20; Micha 6:6-8; Mal. 1:9-14). De ark kwam, met Hofni en Pinehas (1Sam. 4:4). De Israëlieten denken dat ze de overwinning zullen behalen en beginnen te juichen, maar het is te vroeg om te juichen. De Filistijnen horen het gejuich en komen erachter dat de ark in de legerplaats van Israël is (1Sam. 4:6-7). Als de ark daar is, dan moet hun God er ook wel zijn. Ze weten zich nog te herinneren hoe groot de daden van God waren en ze worden daarom erg bang. Ze besluiten om alles op alles te zetten om niet onderworpen te worden aan de Hebreeën. Door hun angst winnen ze de strijd: zo'n dertigduizend Israëlieten sterven en de ark wordt buitgemaakt. Ook Pinehas met zijn broer Hofni vinden de dood in deze slag (1Sam. 4:11). Eli maakt zich grote zorgen, vooral over de ark (1Sam. 4:13). In de grondtekst staat dat zijn zorgen zo groot waren, dat hij ervan beefde. Toen Eli hoorde dat de ark veroverd was, viel hij van zijn stoel en brak zijn nek (1Sam. 4:18). We zien hier dat de profetie van 1Sam. 2:27-36 zijn uitwerking gekregen heeft. Samenvatting We kunnen zeggen dat Pinehas, de zoon ven Eli, een voorbeeld is van hoe het niet moet. Hij was een hogepriester en wandelde daarom voor Gods aangezicht. Maar toch had hij geen relatie met de Heer. Ongetwijfeld zal hij de wet gekend hebben. Ik denk hierbij vooral aan ‘zegen en vloek’ (Deut. 28). Dit stuk geeft aan dat als je niet luistert naar de Heer en je niet doet wat Hij zegt; als je Hem niet dient, dan gelden alle vloeken die vanaf vs 15 genoemd worden. De profetie van 1Sam. 2:27-36 is in feite een verkorte weergave van Deut. 28:15vv. God wil heel graag een relatie met de mens. Hij heeft er alles voor over gehad, zelfs Zijn eigen Zoon (Joh. 3:16). Een relatie kan alleen maar goed ontwikkelen als van beide kanten openheid is. De mens moet zich openstellen voor God, pas dan kan er een intieme relatie met hem ontstaan (Openb. 3:20).
Pinehas, de zoon van Eleazar. Pinehas was de zoon van Eleazar, de kleinzoon van Aäron (Ex. 6:24; 1Kron. 6:4, 50; Ezra 7:5). Hij was dus zelf ook een priester. Hij nam dit ambt ondermeer waar te Bethel, waar destijds de Ark des Verbonds stond, en trachtte bij het gericht der stammen over het misdadige Gibéa de reinheid en eenheid van het volk te bewaren (Richt. 20:26-28). Pinehas onderscheidde zich in den krijgstocht tegen de Midianieten (Num. 31: 6. 1Kron. 9:18-20). Een heldendaad in de ogen van de Heer. Toen de vervloekingen geen effect hadden, en zelfs het tegendeel bewerkten, besloten Bileam en Balak te vertrekken (Num. 24:25). Israël blijft in Sittim en vervalt in zonde (Num. 25:1-2). In de eerste plaats pleegt zij ontucht met de dochters van Moab, maar daarnaast koppelt zij zich aan de verering van Baäl-Peor. Dit gebeurde niet zomaar. Op aanraden van Bileam brachten de Midianitische vrouwen Israël ertoe om afgoderij te plegen (Num. 31:16).
4 van 9
Het leven van Pinehas opmerking: Het verhaal van Num. 25 lijkt tegenstrijdig te zijn met dat van Num. 31. In het eerste is er sprake van Moab als tegenstander, terwijl in het andere deel gesproken wordt van Midian. Er zijn stemmen die beweren dat deze tweesynoniem zijn. Dit kan niet. Moab stamt af van Lot (Gen. 19:30-37). Midian stamt af Abraham en Ketura (Gen. 25:1-2). Het is veel beter om hier te denken aan een samenwerkingsverband tussen de twee volken, dat de vernietiging van Israël tot doel heeft.
Het loon dat de zonde geeft is de dood (Rom. 6:23). Er waren veel Israëlieten die zondigden, want al wie deze zonde begingen, zijn omgekomen (1Cor. 10:8). Maar zij die de Heer bleven volgen, bleven in het leven (Deut. 4:3,4 vgl. Rom. 6:23). Israël overtrad de volgende geboden uit Ex. 20:1-17: • • •
Gij zult geen andere goden voor uw aangezicht hebben. Gij zult u niet buigen voor een gesneden beeld, nog hen dienen. Gij zult niet echtbreken.
Bileam moest zijn advies met de dood bekopen (Num. 31:8). Het oordeel van God over Israël houdt in dat de leiders van de mensen die in overtreding waren, opgehangen moesten worden (Num. 25:4-5). Zimri (= ‘mijn muziek’), de zoon van Salu, hoofd van een geslacht, dat tot de stam van Simeon behoorde( Num. 25:14). Terwijl de hele gemeenschap berouw had over de zonden die zij begaan hadden, namelijk ontucht met de dochters van Moab en de daaruit voortvloeiende afgoderij, bracht hij een Midianitische binnen de gemeenschap. Hiermee moedigde hij de Israëlieten aan om het oordeel van God te trotseren en ontucht te bedrijven met de Midianieten. Dit is eigenlijk wel heel vreemd, want het waren juist de Midianitische vrouwen, die Israël verleidden en tot afgoderij brachten (Num. 31:15-16). Deze openlijke en duidelijke uitdaging van de Heer en de leiders van Israël veroorzaakte een verontreiniging van het gehele volk. De Midianitische was Kozbi (= ‘mijn leugen’), dochter van Zur, familiestamhoofd van de Midianieten (Num. 25:15). Pinehas, de zoon van Eleazar, ziet het en gaat hen achterna. Hij doodt ze in de tent, door ze met een speer in de onderbuik te steken (Num. 25:7-8). opmerking: In de NBG vertaling wordt in Num. 25:8 het woord ‘vertrek’ gebruikt, terwijl de Statenvertaling de naam ‘hoerenwinkel’ eraan geeft. De King James gebruikt ‘tent’ en de American Standard Version: ‘paviljoen’. De grondtekst gebruikt echter een woord dat ‘grote gewelfde tent’ of ‘tent’ betekent. Wanneer je uitgaat van de stam van het woord kan het ook ‘vervloekte tent’ betekenen. Het is niet duidelijk welke tent bedoeld wordt. Het zou kunnen zijn dat de tent van Zimri bedoeld wordt, maar het kan evengoed zo zijn dat de tent van de Midianitische vrouwen wordt bedoeld.
Door het handelen van Pinehas wordt de plaag gestopt; het oordeel dat de dood van de Israëlieten tot gevolg had, wordt gestopt (Num. 25:8-9). Daarnaast prijst God Pinehas (Num. 25:10-13), ondanks dat hij zich verontreinigd heeft door te doden (vgl. Ex. 20:13). Door zijn handelen zorgt Pinehas dat de toorn van God afgekeerd wordt; Hij is verbolgen op een Goddelijke manier en veroorzaakt dan ook verzoening tussen God en het volk.
5 van 9
Het leven van Pinehas
De gevolgen van deze heldendaad. Op grond van zijn ijver ontving Pinehas voor zich en zijn geslacht de Goddelijke belofte van het erfelijk priesterschap. We zien dit duidelijk gerealiseerd ten tijde van Salomo. Zadok wordt dan tot hogepriesters gezalfd (1Kron. 29:22) na hem zijn er vele generatie uit zijn geslacht die ook hogepriester worden. Zadok stamt af van Pinehas. Pinehas stond in Israël hoog aangeschreven vanwege zijn ijver voor het volk en den dienst van Jahweh (Ps. 106:28-31 Er zijn ook Apocriefen die het aanzien van Pinehas beschrijven, zoals: Sir. 45:23-26 en 1Makk. 2: 26,54). Er komt een moment dat God Zijn belofte aan Israël gestand doet: het hele land is in hun bezit en zij hebben rust (Joz. 21:43-45). Dit geldt ook voor ons. Wanneer we in Christus zijn, ontvangen wij ook rust (Math. 11:28; Joh. 16:33) en zijn we mede-erfgenamen geworden van Christus, in Zijn lijden, maar ook in Zijn verheerlijking (Rom. 8:16-17). De Overjordaanse stammen hadden gevraagd om het stuk grond aan de overzijde van de Jordaan, gezien vanuit Kanaän in bezit te nemen. Mozes, en dus ook God, was hiermee onder voorwaarden akkoord gegaan (Num. 32). Ze hadden aan de voorwaarden voldaan: meestrijden met de rest van het volk, om het beloofde land in het bezit te nemen, voordat zij aan hun eigen grondgebied gingen werken. Zij zijn een lange tijd hiermee bezig geweest, terwijl zij hun vrouwen en kinderen hadden achtergelaten (Joz. 22:3). Jozua geeft de stammen een heel belangrijk advies mee, voordat hij ze zegent en laat gaan: doe nauwgezet wat God van je vraagt, dien Hem met heel je wezen (Joz. 22:5). De stammen keerden terug naar het land Gilead (Joz. 22:9). ‘Het land Gilead’ is een algemene term voor het Overjordaanse gebied. Zij kwamen in het grensgebied van Kanaän, vlakbij de Jordaan. (De NBG vertaalt hier het woord voor grensgebied met ‘steenkringen’). Ze besluiten een indrukwekkend altaar te bouwen (Joz. 22:10). Wanneer je afgaat op de algemene interpretatie van de wet van Mozes, dan kun je met zekerheid zeggen dat deze stammen in overtreding zijn. De wet van Mozes schrijft namelijk voor dat God alleen aanbeden mag worden en dat er alleen geofferd mag worden op de plaats die de Heer aangewezen heeft (Deut. 12:4-7). Het gevolg was dat alle andere stammen van Israël wilden trekken tegen de Overjordaanse stammen ( Joz. 22:12). Er wordt een onderzoeksteam samengesteld. Pinehas krijgt hierover de leiding. Hij geniet een groot vertrouwen (Joz. 22:13vv). Aan de samenstelling van het team is duidelijk te zien dat de zaak heel serieus genomen wordt. Dit blijkt ook uit het gesprek. De punten die aangevoerd worden zijn punten die ook duidelijk aandacht vragen in ons eigen geestelijke leven: 1. Een vreemd altaar (Joz. 22:10; vgl. Deut. 12:4-7) Een vreemd altaar kenmerkt zich door twee zaken, namelijk: het is niet op de plaats die door God is aangewezen als plaats van aanbidding en het brengt verdeeldheid onder het volk. God heeft voor ons Zijn gemeente aangewezen als plaats van aanbidding (vgl. Hebr. 10:25). Het is de plaats waar we elkaar aansporen tot liefde en goede werken. Bovendien kunnen we alleen een eenheid vormen als we in het Lichaam van Christus zijn, op de plaats die Hij voor ons bestemd heeft (Rom. 12:1-8; 1Cor. 12:12-31). 2. De zonde bij Baäl-Peor (Joz. 22:17; vgl. Num. 25:1-9) Deze zonde kenmerkt zich door twee zaken, namelijk: ontucht met de dochters van Moab en deelhebben aan afgoderij. Het is momenteel voor elk mens heel gemakkelijk om in onreinheid te leven, om deel te hebben aan dingen die God niet goed vindt. Als we niet uitkijken kan het zelfs zover gaan dat we door onze verkeerde keuze de relatie met God verliezen (1Petr. 5:86 van 9
Het leven van Pinehas
9). Alles wat niet naar Gods wil is, kan uiteindelijk tot een afgod worden. Denk maar eens aan: religie, wetticisme, geld, materialisme, status, seks, genot etc. (vgl. 1Tim. 3:1-9; 1Tim. 4:3-5). 3. onrein land (Joz. 22:19) Het lijkt wel of Pinehas zegt: “Denkt u dat God uw land niet zo in Zijn gunst en bescherming aanneemt als het onze, kom dan naar het land waar God is, waar Hij woont”. De wereld wordt overheerst door de overste van deze wereld (vgl. Joh. 16:11). God heeft duidelijk gezegd dat je niet van twee walletjes kunt eten. Je kunt niet God dienen en tegelijkertijd de tegenstander van God vereren (vgl. Math. 6:2419-24). We leven wel in deze wereld, maar we zijn niet van deze wereld en kunnen er ook niet zomaar een deel van worden (Joh. 15:18-19). Als we vriendschap met de wereld sluiten, betekent dat automatisch dat we afstand nemen van God; we worden Zijn vijand (Jac. 4:4). Het gevolg daarvan is dat we schade zullen lijden aan onze ziel (Math. 16:26). Daarom raadt God ons aan om vernieuwd te worden in ons denken: we kunnen dan weten wat Gods wil voor ons is (Rom. 12:1-2). 3. De zonde van Achan (Joz. 22:20; vgl. Joz. 7) Achan zondigde tegen God doordat hij van het gebannene nam (Joz. 7:1). God had bij de verovering van Jericho nadrukkelijk gesteld dat alles wat veroverd werd, voor Hem zou zijn (Joz. 6:16-19). In Ex. 26:1-11 wordt gesproken over het aanbieden van de eerstelingen van het land. Jericho was de eersteling van het beloofde land. De eerste plaats was helemaal voor God bestemd, net zoals dat gold voor de eerste opbrengst van het land en de eerstgeboren zoon in een gezin (vgl. Ex. 13:1-16). Ten gevolge van de zonde van Achan sterven er ongeveer zesendertig man (Joz. 7:5). De zonde van één man kan een hele gemeenschap beïnvloeden en meerdere slachtoffers maken! (vgl. 1Cor. 5:6-7). Jozua zoekt God en krijgt van Hem te horen dat Israël gezondigd heeft (Joz. 7:6-16). De Heer is heel concreet in Zijn antwoord, Hij vertelt precies wat de zonde is en hoe Hij de zondaar zal aanwijzen. Wanneer wij merken dat er iets tussen God en ons in staat, doen we er goed aan dezelfde houding aan te nemen als Jozua. God zal dan zeker op een hele concrete manier antwoord geven en ons de weg tot herstel wijzen (vgl. Hebr. 12:4-11). Achan belijdt zijn zonde. Hij geeft duidelijk dat begeerte was, die hem tot de zonde brachten. Verzoeking komt niet van God. Het komt voort uit je eigen ziekelijke verlangen om het onbereikbare te bezitten. Als dit verlangen sterk genoeg is, zal eraan toegegeven worden en is de zonde een feit. Het uiteindelijke gevolg van de zonde is dat zij dood voortbrengt (Jak. 1:13-15). Dit is ook wat er met Achan gebeurt, hij wordt gestenigd (Joz. 7:25). In dit vers wordt gesproken over ‘hen’. Hiermee worden de familieleden van Achan bedoeld, die op de hoogte waren van het gebeuren (vgl. Deut. 24:16). Waarom moest Achan na zijn belijdenis toch gedood worden? Zijn belijdenis is een erkenning van wat God zegt en maakt ook dat het volk vrijgesteld wordt van het oordeel. Het oordeel over Achan is vooral om te laten zien dat God een rechtvaardig God is. Wat Hij zegt, dat doet Hij. Het loon dat de zonde geeft is de dood (Rom. 3:23), maar Gods genade geeft ons eeuwig leven. Hoe kunnen we Zijn genade ontvangen? Door onze zonden te belijden (1Joh. 1:9-10). Jezus heeft de straf al gedragen (vgl. Rom. 6).
7 van 9
Het leven van Pinehas
Het antwoord van de Overjordaanse stammen is overduidelijk. Ze zijn bang dat de rivier scheiding brengt in het volk en dat zij verworpen zullen worden (Joz. 22:24-25). Het altaar dat zij bouwden was bedoeld als gedenkteken. Het zou erop wijzen, voor beide delen van Israël dat er slechts één plaats van aanbidding is en dat er slechts één plaats is om offers te brengen aan de Heer (Joz. 22: 27-29 vgl. Lev. 17:8-9). Ook wij behoren eensgezind te zijn (Rom 12:16; Fil. 2:1-5). Pinehas en zijn team zijn blij dat God nog steeds met hen is, er is namelijk geen sprake van zonde. Op het moment dat de stammen in Kanaän op de hoogte zijn gesteld, erkennen deze de band met de Overjordaanse stammen en besluiten niet meer tegen hen ten strijde te trekken. In plaats daarvan loven zij de Here (Joz. 22:30-34). Pinehas kreeg bij de verovering van het beloofde land de stad Gibea op het gebergte Efraïm, die daarom in onderscheiding van andere gelijknamige plaatsen ‘Gibea-Pinehas’ heette (Joz. 24:33; vgl. Joz. 15:13. 19:50). Na de dood van zijn vader, volgde hij hem in het hogepriesterschap op en was de eerste hogepriester uit de lijn Eleazar. Het hogepriesterschap bleef vier eeuwen bijna onafgebroken in zijn geslacht. Latere nakomelingen noemden zich even graag naar hem als naar Eleazar, de stamvader van het geslacht (zie b.v.: Ezra. 8:2,33). Volgens Flavius Josephus bedroeg het getal hogepriesters van Aäron tot de bij het begin van de Joodse oorlog aangestelden: 83 - Aäron werd opgevolgd door zijn zoon Eleazar, Eleazar door zijn zoon Pinehas (Richt. 20:28), waarna nog enkele van zijn nakomelingen moeten gevolgd zijn (Num. 25:13), die de kroniekschrijver bij name noemt, en wel: uit den tijd tot Salomo Abisua (Abiëzer in Joz.), Bukki, Uzzi, Zerahja, Merejoth, Amarja, Ahitob (vgl. 2Sam. 8:17) en Zadok. Samenvatting Pinehas de zoon van Eleazar was een man naar Gods hart (vgl. 1Sam. 2:35). Omdat hij in gehoorzaamheid aan God handelde (Num. 25), heeft God hem uitermate gezegend. Zijn nageslacht werd priester (Deut. 28:4). Hij leefde uiteindelijk in rust, zonder vijanden (Deut. 28:7). Alles wat Pinehas ondernam werd gezegend door de Heer (Deut. 28:8). Hij stond in hoog aanzien bij God en bij de mens, omdat hij in gehoorzaamheid aan God leefde (Deut. 28:9). Hij werd tot hoofd gesteld in zijn priesterschap, maar ook in het onderzoeksteam, die het probleem van het altaar moesten onderzoeken (Deut. 28:13). Een echte levende relatie met de Heer, maakte dat deze man niet alleen handelde naar Gods wil, maar ook alle zegen kon ontvangen die God hem wilde geven. Conclusie God wil een relatie met de mens. Om dat mogelijk te maken heeft Jezus de kloof tussen God en mens overbrugd (Joh. 3:16). Op het moment dat we werkelijk een relatie met Hem hebben, zal Hij duidelijk Zijn zegen daarover geven (Joh. 1:12). We zullen dan niet meer op onszelf gericht zijn of op onze omstandigheden. We zullen volledig op Hem gericht zijn (Rom. 12:12). Door Zijn genade zijn we dan in staat om dat te doen waarvoor Hij ons bestemd heeft (Ef. 2:8-10). Vraag jezelf eens af: wie wil jij zijn? Pinehas, de zoon van Eli of Pinehas de zoon van Eleazar. Voordat je hierop een antwoord geeft, moet je jezelf eens afvragen wat jouw keuze je waard is (Luc. 14:25-33).
8 van 9
Het leven van Pinehas
Wat zeggen andere schrijvers over Pinehas, de zoon van Eleazer? Rick Joyner zegt in zijn boek The Harvest het volgende: "To be distinguised from the stumbling blocks (hiermee bedoelt hij de mensen die in de eindtijd binnen de kerken verwarring zullen veroorzaken en vernietiging zullen brengen), the Lord will raise up a great company of apostles, prophets, evangelists, pastors and teachers who will have the spirit of Pinehas. Just as the son of Eleazar could not tolerate iniquity in the camp of the Lord, this "ministry of Pinehas" will save congregations, and at times cities and nations, from the plagues that will be sweeping the earth (see Numbers 25:1-13). They will be moved by the jealousy of the Lord for the purity of His people. They will be sent to save and preserve the works of the Lord, not to tear down like the stumbling blocks." Een schrijver zegt: "Toen een der Israëlische mannen met ‘zijn’ Midianitische bij Mozes en de gehele vergadering van de Israëlieten kwam, en weenden, nam Pinehas, de kleinzoon van Aäron een speer en doorstak beiden in het onderlijf! Let u op! Toen hield de plaag onder de Israëlieten op! Het getal van hen die aan de plaag gestorven waren, bedroeg 24000! Toen zeide de Here: "Pinehas heeft Mijn toorn van de Israëlieten afgewend, doordat hij met een ijver voor Mij in hun midden heeft geijverd, zodat ik de Israëlieten in Mijn ijver niet heb verdelgd! Dan zegt de HERE: "Zeg daarom: Zie Ik geef hem Mijn verbond des vredes, opdat het voor hem en zijn nakomelingen tot een verbond van een altoosdurend!!! priesterschap zij, omdat hij voor zijn God geijverd heeft en over de Israëlieten verzoening gedaan heeft! Altoosdurend! ... ... De HERE God kan natuurlijk ook in het Nieuwe Testament, ook nu, tevens op (laten) treden als in de voorbeelden van het Oude Testament. Want toen de HERE zo blij was dat er iemand, Pinehas, voor Hem opkwam, voor Hem ijverde, sprak de Here: "Zie, Ik geef Hem (Pinehas) Mijn verbond des vredes, opdat het voor hem en zijn nakomelingen tot een verbond van een altoosdurend priesterschap zij. Altoosdurend!"
9 van 9