Het leven van:
Hulda
Een vrouw die een afvallige natie zag terugkeren tot God
Een studie over het werken van God in en met de mens.
Het leven van Hulda
Inleiding. Kijkend naar iemand, die in de Bijbel staat, willen we ontdekken hoe God in dat leven werkt. We willen dus weten hoe de relatie van de bewuste persoon met zijn Heer is en welke invloed deze relatie op dat leven heeft. Ook zullen we ontdekken hoe God op bepaalde acties van de mens reageert en welke gevolgen er dan zijn. In de Bijbel komen Hulda slechts twee keer tegen: 2Kon. 22:14 en 2Kron. 34:22. Toch is dit geen reden om haar niet te bestuderen. Zij is een opmerkelijke persoon in een bijzondere tijd. Ze is de vrouw die een afvallige natie zag terugkeren tot God. Voordat we beginnen, kijken we naar de betekenis van de naam "Hulda". Het is immers bekend dat de naam van iemand nogal eens een beschrijving kan zijn van zijn karakter. Betekenis van de naam. Hulda ( ; חלהCh u l dd aa h) = "wezel" Bij een wezel, denken we aan de schuwheid van het dier. Denk aan de uitspraak: ‘zo bang als een wezel’. De marterachtigen (wezels) zijn roofdieren. Roofdieren staan niet bekend als bange dieren. Ik vraag me af of het spreekwoord over de wezel terecht is; het dier is immers een felle jager. Dit dier heeft in ieder geval veel andere kenmerken. Een belangrijk kenmerk zien we ook bij andere marterachtigen. Een wezel gaat vaak op zijn achterpoten staan om de omgeving af te speuren. Dit doet hij om gevaar te signaleren en om de omgeving te verkennen. In die zin is het dier een afspiegeling van de taak van de profeet (vgl. Ezech. 3:1620). Wanneer we naar het leven van Hulda kijken, zullen we zien dat dit beeld op haar van toepassing is. Haar profetie wordt bepaald door het aankondigen van het toekomstige oordeel van God en door het tonen van Zijn genade. Zij is een wachter voor Israël en spreekt woorden die van God komen. De tijd en cultuur waarin Hulda leefde. In de tijd dat Hulda leefde waren er ook nog twee andere profeten actief: •
Jeremia:
Jer. 25:3-7:
•
Van het dertiende jaar van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda, tot op deze dag, drieëntwintig jaren lang, is het woord des Heren tot mij gekomen en heb ik tot u gesproken vroeg en laat, doch gij hebt geen gehoor gegeven; ook heeft de Here al zijn knechten, de profeten, tot u gezonden, vroeg en laat, doch gij hebt geen gehoor gegeven noch uw oor geneigd om te horen: Bekeert u toch een ieder van zijn boze weg en van de boosheid uwer handelingen, dan blijft gij in het land dat de Here u en uw vaderen gegeven heeft van eeuw tot eeuw; loopt geen andere goden achterna om die te dienen en u voor die neder te buigen, en krenkt Mij niet door het maaksel van uw handen; dan zal Ik u geen kwaad aandoen. Maar gij hebt Mij geen gehoor gegeven, luidt het woord des Heren, om Mij te krenken door het maaksel van uw handen, u ten verderve.
Zefanja:
Zef. 1:1-6:
Het woord des Heren, dat kwam tot Zefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, de zoon van Amon, de koning van Juda. Volkomen zal Ik alles van de aardbodem wegvagen, luidt het woord des Heren. Ik zal wegvagen mens en dier, Ik zal wegvagen het gevogelte des
2 van 10
Het leven van Hulda hemels en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen van de aardbodem uitroeien, luidt het woord des Heren. Ik zal mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal en de naam der afgodsdienaren met de priesters, en hen die op de daken zich nederbuigen voor het heer des hemels, en die zich nederbuigen en zweren bij de Here en zweren bij hun Moloch; ook hen die van de Here afvallen, en die de Here niet zoeken noch naar Hemvragen.
Deze profeten waarschuwen het volk voortdurend en roepen op om terug te keren naar God. Het volk had God verlaten. Het hield zich niet aan Zijn Woord. De Israëlieten waren afgeweken van de wetten van Mozes. Toch golden ze nog. In die wetten staat dat het volk, als zij God dient, boven mate gezegend zal worden (Deut. 28:1-14). Hij had Israël verheven, boven alle andere volken, tot Zijn volk: Deut. 7:6:
Want gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; u heeft de Here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn.
Toen het tegengestelde gebeurde, het volk diende God niet, waren de gevolgen vreselijk. Omdat zij God verwierpen zouden zij door Hem verworpen worden: Hos. 4:6: Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. Omdat gij de kennis verworpen hebt, verwerp Ik u, dat gij geen priester meer voor Mij zult zijn; daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten.
Onvoorstelbare rampen overkwamen hen (Deut. 28:15-68). De gehoorzaamheid en onderwerping aan God was de levensmaatstaf. God had heel nauwkeurig omschreven hoe het volk konden gehoorzamen. Men wist dus precies wat men moest doen. Men moest Gods geboden niet alleen kennen, maar ook in het hart bergen, opdat men die niet vergat. Ook moes men het hun kinderen inprenten. Dat was de manier om hun leven te beïnvloeden met Gods Woord: Deut. 6:6-9:
Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten.
Als iets op zo'n manier aan je wordt overgedragen, wordt het als het ware een deel van jezelf. Dan is het ook niet moeilijk om Gods Woord na te volgen. En dat is nu net wat God van de Israëlieten verwachtte: Deut. 30:14:
Maar dit woord is zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart, om het te volbrengen.
Het volk was gehoorzaam aan God, zolang haar koning dat ook was. Maar geleidelijk aan kwam er verandering. De koningen dwaalden steeds verder van God af en het volk ging daar in mee. Vooral de Manasse en Amon maakten er een puinhoop van (2Kron. 34). Ze waren de opa en de vader van Josia, die ten tijde van Hulda regeert. Niemand had God op zo'n weerzinwekkende wijze weerstaan als Manasse, voor zijn bekering, en Amon. Het gebed dat Manasse uitsprak bij zijn bekering, kun je niet vinden in Koningen van de Bijbel (2Kron. 34:18); er is wel een gebed van hem in de Apocriefen (het gebed van
3 van 10
Het leven van Hulda
Manasse). Hoewel het waarschijnlijkheid niet van Manasse zelf is (vermoedelijk ontstaan in 250-150 v.C.), toont het wel heel goed wat oprecht berouw is en hoe God ermee om gaat. Na Manasse en Amon komt er een nieuwe koning, Josia. Hij werd erg jong koning, op zijn achtste jaar. Maar de belangrijkste keuze die hij moest maken, was de beste keuze die gemaakt kon worden: 2Kron. 34:2-3: Hij deed wat recht is in de ogen des Heren en wandelde in de wegen van zijn vader David; hij week niet af, rechts noch links. In het achtste jaar zijner regering, toen hij nog jong was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken, en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te reinigen van de hoogten, de gewijde palen, de gesneden en de gegoten beelden.
In zijn achttiende regeringsjaar wordt er in de tempel het boek van de wet des Heren, gegeven door Mozes, gevonden. Wanneer Josia hoort wat er in staat, toont hij berouw. Hij en het volk zijn ongehoorzaam geweest aan de wet. Hij zoekt oprecht Gods hulp hierin: 2Kron. 34:21:
Gaat de Here raadplegen ten behoeve van mij en van hen die in Israël en Juda zijn overgebleven, over de woorden van het boek dat gevonden is, want groot is de gramschap des Heren, die zich over ons uitgestort heeft, omdat onze vaderen het woord des Heren niet in acht genomen hebben, en niet hebben gehandeld overeenkomstig al wat in dit boek geschreven staat.
Deze hulp zal komen doordat God door de profetes Hulda spreekt. De persoonlijke omstandigheden van Hulda. Hulda was een gehuwd. Naast haar werk als profetes moest zij zorgen voor haar man Sallum. Opmerking:
'Sallum': (Hebr. Schallûm d.i. vergelder; Gr. en Lat. Sellum, Sellem, Sallum, Salom) is een vaak in het O.T. voorkomende mannennaam. Sallum was klederbewaarder. Deze Sallum, uit 2 Kon. 22:14; 2Kron. 34:22, was de echtgenoot van de profetes Hulda. Hij was, zoals de Rabbijnen dachten, waarschijnlijk een tempelbeambte, die de kleren van de priesters verzorgde. Maar ook de koning heeft zeker zijn eigen garderobemeester gehad.
Ze stond goed bekend als profetes. Een koning en een priester benaderen niet zo maar de eerste met deze belangrijke vragen. Dat zij een vrouw is maakt niet uit. Evenals de profetessen Mirjam: Ex. 15:20:
Toen nam Mirjam, de profetes, de zuster van Aäron, de tamboerijn in haar hand, en alle vrouwen gingen achter haar aan met tamboerijnen en in reidansen.
en Debora: Richt. 4:4-5:
De profetes Debora, de vrouw van Lappidot, richtte destijds Israël; zij was gewoon zitting te houden onder de Deborapalm tussen Rama en Bet-el op het gebergte van Efraïm, en de Israëlieten kwamen bij haar voor een rechterlijke uitspraak.
deed ze het werk dat God haar had opgedragen. God bepaalt wie hij wil gebruiken. Ook bepaalt Hij hoe Hij iemand wil gebruiken; je kunt er alleen invloed op hebben door jezelf te heiligen:
4 van 10
2 Tim. 2:20-21:
Het leven van Hulda Doch in een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en van aardewerk, en wel deels met eervolle, deels met minder eervolle bestemming; indien iemand zich nu hiervan gereinigd heeft, zal hij een voorwerp zijn met eervolle bestemming, geheiligd, bruikbaar voor de eigenaar, voor iedere goede taak gereed.
Haar taken. Hulda’s tijd roept om mensen die onvervaard voor hun overtuiging durven uit te komen, die handelend optreden. Mensen die niet bang zijn. En daartoe had God haar geroepen. Hulda is profetes. Ze mag Gods Woord spreken. Dit betekent niet dat zij buiten de samenleving staat. opmerking: In de Algemene Bijbelse Encyclopaedie van M.S. en J.L. Miller (Wassenaar: Servire) staat over profetie: De profetie in de Bijbel houdt zich niet in de eerste plaats bezig met het voorspellen van toekomstige gebeurtenissen in de zin waarin men spreekt over een weerprofeet . . . Veeleer bemoeit zij zich met het voortvertellen van de geopenbaarde wil van God voor een bijzondere omstandigheid, hetzij in het leven van een enkeling, hetzij in dat van een volk . . .
Tegelijkertijd is Hulda huisvrouw. Zij is de echtgenote van Sallum, de klerenbewaarder. Net als elke andere getrouwde vrouw zorgt ze dagelijks voor haar man. Het huwelijk staat de uitoefening van haar geestelijke werk niet in de weg. Hulda kan beide goed combineren. Hulda houdt in Jeruzalem zitting, niet ver van het tempelcomplex. Zij geeft de mensen raad van God. Ondanks de grote afvalligheid zoeken nog steeds mensen naar Gods. Hulda kan haar werk openlijk doen. Ze wordt niet vervolgd omdat er sinds kort een nieuwe koning is, die rekening houdt met God, Josia. Hij houdt zich nauwgezet aan Gods wetten en wijkt daarvan niet af. Hij begon de afgoden uit het land te verwijderen. Eveneens zou hij de tempel herstellen. Tijdens deze werkzaamheden wordt een boekrol ontdekt. Er ontstaat dan een cruciale verbinding tussen de koning, de priester en de profetes. De koning accepteert dat hij en zijn volk in overtreding zijn, hij toont berouw en komt tot inkeer. De priester treedt op als bemiddelaar tussen de profetes en de koning. De profetes spreekt Gods Woord, actueel van toepassing in deze situatie. Opmerking: Zoals Jezus alle drie in zich verenigd: Koning, Priester en Profeet, zo handelt hij ook. Als Koning komt Hij ons tegemoet met autoriteit. Hij heeft alle macht in hemel en op aarde. Hij oordeelt met een rechtvaardig oordeel, maar schenkt genade aan wie berouw tonen. Alles wat tegen Zijn wil is, is gedoemd vernietigd te worden. Allen die tot berouw en inkeer komen, zullen gereinigd en geheiligd in nauwe relatie met Hem komen. Als priester heeft hij het enige rechtmatige offer gebracht: Zichzelf. In die zin heeft Hij verzoening tussen God en mens bewerkt, waardoor wij vrije toegang hebben tot de Vader en kinderen van God kunnen worden. Hij heeft de relatie tussen God en mens hersteld. Door Hem alleen hebben we toegang tot God. Hij is profeet omdat Hij de dingen spreekt en doet, die God spreekt en doet. In alles verwijst Hij naar God. Hij zei: "Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien." en dat is waar. Daarnaast is Hij profeet omdat Hij ons adviezen geeft om dichter bij God te leven. dat is het doel van elke profetische bediening: mensen dichter bij God brengen.
Het is opmerkelijk dat Josia naar Hulda gaat terwijl er Jeremia en Zedekia in de buurt zijn. Blijkbaar hadden deze nog niet zo'n naam en was zij al bekend als profetes van de Heer, in het 18e jaar van Josia. Dat de profeten niet in Jeruzalem waren, valt te betwijfelen (vgl. 2Kon. 22: 14 vv; 2Kron. 34:22 met 2Kon. 23:2). Het is ook opmerkelijk dat hij een profetes raadpleegt
5 van 10
Het leven van Hulda
in plaats van andere rituele handelingen om antwoord van God te ontvangen, zoals toen in de afgoderij heel gebruikelijk was. Men won haar advies in; men zocht Gods wil in verband met de gevonden wet des Heren, door Mozes gegeven. Hulda bevestigt het gezag van het wetboek. Haar antwoord is heel duidelijk en concreet. Ze spreekt zonder aanzien des persoons. God zelf spreekt door haar: 2Kron. 34:23:
Zij zeide tot hen: Zo zegt de Here, de God van Israël: zegt tot de man die u tot Mij gezonden heeft: zo zegt de Here:...
In deze woorden zijn de geloofwaardigheid van een profeet besloten. Hulda voorspelt de ondergang van het volk, vanwege haar rebellie tegen God. Ze hebben niet alleen God verworpen, en Zijn wet, maar ze dienen ook afgoden. Hulda is niet bang voor de gevolgen die Gods Woord voor haar zelf zouden kunnen hebben. Zij zou niet de eerste profeet zijn die, omwille van het aankondigen van een oordeel, vervolgd en gemarteld of gedood zou worden. Ze ziet als een wachter op de toren, zoals een wezel rechtop staand het dreigende gevaar ziet, dat het oordeel werkelijkheid gaat worden. Maar ook is er genade in het Gods Woord. De koning toonde oprecht berouw over de zonde en zal daarom het oordeel meemaken: 2Kron. 34:27-28:
... omdat uw hart week geworden is en gij u verootmoedigd hebt voor het aangezicht van God, toen gij zijn woorden tegen deze plaats en haar inwoners hoordet, ja, u voor mijn aangezicht verootmoedigd hebt en uw klederen gescheurd hebt en voor mijn aangezicht geweend hebt, zo heb ook Ik gehoord, luidt het woord des Heren. Zie, Ik zal u tot uw vaderen vergaderen en gij zult in vrede in uw graf bijgezet worden en uw ogen zullen niets zien van al het onheil, dat Ik over deze plaats en haar inwoners breng. En zij brachten de koning het antwoord over.
Pas na zijn tijd zal het oordeel plaatsvinden. Aan het volk heeft God herhaalde oproepen tot bekering gedaan: Jer. 29:19:
... omdat zij niet naar mijn woorden gehoord hebben, luidt het woord des Heren, waarmee Ik mijn knechten, de profeten, tot hen zond, vroeg en laat, zonder dat gij gehoord hebt, luidt het woord des Heren.
Ze hebben Gods herhaalde oproepen tot bekering verworpen (zie bijvoorbeeld Jer. 22:29): Land, land, land, hoor des Heren woord: ...
Het oordeel bestaat daaruit, dat het volk weggevoerd zal worden in ballingschap, en dat Jeruzalem en tempel vernietigd zullen worden: 2Kron. 36:15-21:
De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des Heren zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was. Hij deed de koning der Chaldeeën tegen hen optrekken, deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht. Al het gerei van het huis Gods, het grote en het kleine, de schatten van het huis des Heren en de schatten van de koning en van zijn vorsten, alles bracht hij naar
6 van 10
Het leven van Hulda Babel. Zij verbrandden het huis Gods en braken de muur van Jeruzalem af; al zijn paleizen verbrandden zij met vuur en alle kostbaarheden vernietigden zij. Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg; om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken.
Het is voor Josia duidelijk dat de Heer door Hulda heen sprak. We zien dit omdat hij direct handelt op grond van het gesproken Woord. Hij begeeft zich direct met de leiders naar de tempel en laat het hele volk horen wat er in de wet geschreven staat. Ook het volk is ervan overtuigd dat Gods Woord waar is. Ze beloven om zich volledig aan God te onderwerpen en te doen wat Hij zegt. Er komt een opwekking. De reiniging van afgoden en van onzedelijkheid neemt toe. De zuivering is niet alleen in de hoofdstad, maar in het hele land: 2Kon. 23:4-8:
Toen gebood de koning de hogepriester Chilkia en de priesters van de tweede orde en de dorpelwachters om al het gerei dat voor de Baal, de Asjera en het gehele heer des hemels gemaakt was, uit de tempel des Heren naar buiten te brengen; en hij verbrandde die buiten Jeruzalem op de velden van de Kidron, en de as ervan bracht hij naar Betel. Ook schafte hij de afgodspriesters af, die de koningen van Juda hadden aangesteld om offers te ontsteken op de hoogten, in de steden van Juda en in de omgeving van Jeruzalem, benevens hen die voor de Baal, de zon, de maan, de sterrenbeelden en het gehele heer des hemels offers ontstaken. Voorts bracht hij de gewijde paal uit het huis des Heren weg, buiten Jeruzalem naar de beek Kidron, en verbrandde hem bij de beek Kidron en verpulverde hem tot stof; daarna wierp hij het stof ervan op de begraafplaats van het gewone volk. Hij brak de verblijven af van de aan ontucht gewijde mannen, in het huis des Heren, waar de vrouwen hoezen voor de Asjera weefden. Hij liet al de priesters uit de steden van Juda komen en verontreinigde de hoogten, waar die priesters offers ontstoken hadden, van Geba tot Berseba. En hij slechtte de hoogten bij de poorten, zo die bij de ingang van de poort van de stadsoverste Jehosua, en wel aan de linkerhand als men de stadspoort binnengaat.
Het meest indrukwekkend is het herstel van de viering van het Pascha. Het volk had de redding door God, de verzoening op basis van een offer - de verwijzing naar het komende offer van Jezus Christus - vergeten. God had de herdenking van de uittocht uit Egypte, als een jaarlijks terugkerende gebeurtenis ingesteld: Ex. 12:1-17:
Driemaal in het jaar zult gij Mij een feest houden. Het feest der ongezuurde broden zult gij onderhouden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, zoals Ik u geboden heb, op de bepaalde tijd van de maand Abib, want daarin zijt gij uit Egypte getrokken; maar men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht verschijnen. (zie ook: Ex. 23:14-15)
Ongeveer vierhonderd jaar lang is dit feest niet meer gevierd! Josia gaat ook gehoorzamen aan de regels die God voorschreef aan de koning, zie b.v.: Deut. 17:18-20: Wanneer hij nu op de koninklijke troon gezeten is, dan zal hij voor zich een afschrift laten maken van deze wet, welke bij de levitische priesters berust. Dat zal hij bij zich hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te leren de Here, zijn God, te vrezen door al de woorden van deze wet en al deze inzettingen naarstig te onderhouden, opdat zijn hart zich niet verheffe boven zijn broeders, en hij van het gebod niet afwijke naar rechts of naar links, opdat hij lange tijd koning moge blijven, hijzelf en zijn zonen, te midden van Israël.
7 van 10
Het leven van Hulda
Het luisteren naar Gods Woord en doen wat Hij zegt, verandert niet alleen het leven van Josia. De hele natie wordt erdoor veranderd. Ze beleeft de meest ingrijpende verandering sinds de tijd van Salomo. Een volk dat afvallig was keert terug tot God. Het uiteindelijke oordeel kan niet meer afgewend worden. Het volk heeft al te lang en te zwaar gezondigd. Maar ten tijde van Hulda en Josia is God genadig. Hij stelt het oordeel uit omdat Josia tot inkeer komt. Samenvatting Hulda is een gewone huisvrouw. Wat haar van anderen onderscheidt is dat ze God serieus neemt. Vanwege haar toewijding aan God, kan Hij haar gebruiken om door haar heen te spreken. Ze spreekt nauwgezet Gods Woord, zonder iets te verdoezelen. Haar gehoorzaamheid heeft niet alleen tot gevolg dat de koning gezegend wordt; het heeft tot gevolg dat een heel volk terugkeert naar God. Op die manier is zij tot zegen voor het hele volk. Conclusie •
God is een genadig God. God is een genadig God. Hij vergeeft alle zonden en ongerechtigheden als de mens oprecht berouw toont 2Kron. 7:14: ...en mijn volk waarover mijn naam is uitgeroepen, verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en hun land herstellen.
We zien dit gebeuren bij Manasse (2Kron. 33:10-13), bij Josia (2Kron. 34:27-28) en bij Israël (2Kron. 34:33). •
Accepteren van Gods Woord (horen en doen) geeft zegen.
Joz. 1:8:
Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn.
Ps. 1:1-3:
Welzalig de man die niet wandelt in de raad der goddelozen, die niet staat op de weg der zondaars, noch zit in de kring der spotters; maar aan des Heren wet zijn welgevallen heeft, en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht. Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, welks loof niet verwelkt; al wat hij onderneemt, gelukt.
We zien dat door het geloof van één man, in Gods Woord, en het handelen daarnaar er niet alleen zegen voor hemzelf is, maar voor de hele natie: de straf wordt afgewend. •
Gehoorzaamheid aan God, maakt dat Hij grote dingen door je heen kan doen. Hulda is slechts een lichtpuntje in de wereldgeschiedenis. We weten bijna niets van haar, maar haar invloed was heel ingrijpend. Een hele natie wordt beïnvloed door de dingen die zij zegt. Het zijn Gods woorden die zij spreekt. Dat kan omdat zij zich
8 van 10
Het leven van Hulda
volledig aan Hem heeft toegewijd. Ze voert nauwgezet Zijn opdrachten uit en is niet bang voor de mogelijke gevolgen voor haarzelf. Ze doet in essentie wat elke profeet moet doen: het hart van de mensen dicht bij God brengen. Als mensen gaan doen wat God van ze vraagt, dan gebeuren er dingen die niemand voor mogelijk houdt. Wat zeggen andere schrijvers over Hulda, de profetes? Ten Have in Bij de Bron dl.1: "de profetes Hulda bekleedde hier eenzelfde geëerde positie als Jesaja aan het hof van koning Hizkia. Hier samenwerking van koning, priester en profeet!" De Winstons in Vrouwen in de gemeente van Christus: "Hulda en Sallum (2Kon. 22:14). Zij was een adviseur van de koning. De vooraanstaanden van het volk vroegen haar om raad. Zij bestrafte de hele natie met 'zo spreekt de Here'. Ze bracht een opwekking op gang. Over haar man lezen we niet meer dan dat hij de zoon van Tikvah was en klederen bewaarde. Was dit alles onverenigbaar met Hulda's positie als echtgenote?"
9 van 10
Het leven van Hulda Literatuurlijst. Alexander, David en Pat (red.), Handboek bij de Bijbel (Den Haag: J.N. Voorhoeve, 1976) 678 pp. Christiaanse, D.J., Lessen uit het Oude Testament dl 7: 2 Koningen, 1 en 2 Kronieken (Oudewater: Bijbelkursus z.j.) 100 pp. Dahlby, Frithiof, Bijbels woordenboek (Baarn: Ten Have, z.j.) 400 pp. Dee S.P., dr.; Schoneveld, J., prof dr., Concordantie op het Oude en het Nieuwe Testament in de nieuwe vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap (Baarn: Bosch & Keuning NV, 1971) 406 pp. Deursen, van, A., Dr., Bijbels beeldwoordenboek, (Kampen: J.H. Kok, 1963) 144 pp. Elwell, Walter E., Evangelical commentary on the Bible (Grand Rapids: Baker Book House, 1989) 1229 pp. Gispen, WH, prof dr., e.a. Concordantie op de Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (Kampen: J.H. Kok, 1992) 1537 pp. Have, ten, P., dr, Bij de bron dl 1.: Oude Testament (Den Haag: J.N. Voorhoeve, 1973) 638 pp. Harrison, R.K. Introduction to the Old Testament (Grand Rapids: W.B. Eerdmans Publ., 1991) 1325 pp. Karsen, Gien, Nogmaals Maninne vrouwen in de Bijbel (Amsterdam: Buijten &Schipperheijn, 1989) 228 pp. Moris, Pat, Dr., e.a. Veldgids voor de natuurliefhebber: Zoogdieren en andere landdieren van West- en MiddenEuropa (Amsterdam: Readers Digest, 1986) 304 pp. n.n., Online Bible versie 8 [CDROM m.n. gebruikt voor Hebreeuws en Rhiem Bijbels Woordenboek] (Dordrecht: Stg. Publishare, 1997) n.n., Tussen oud en Nieuw, deuterokanonieke of apokriefe boeken (Amsterdam: Nederlands Bijbelgenootschap, 1975) 391 pp. Ruys, Th. Jr., Dr., Naamregister op de Bijbel(Amsterdam: Nederlandsch Bijbelgenootschap, 1936) 143 pp. Sanford La Sor, W.; Hubbard, D.A.; Bush, F.W. Old Testament Survey, the message, form, and background of the Old Testament (Grand Rapids: W.B. Eerdmans Publ., 1982) 696 pp. Winston, George en Dora, Vrouwen in de gemeente van Christus (Apeldoorn: Novapress, 1997) 512 pp
10 van 10