Het leven van David (VII). Nabal, een voetnoot in het leven van David: preek over 1 Samuë l 25. Introductie op de schriftlezing Vorige week eindigden we met de belofte van David aan Saul. David beloofde de nakomelingen van Saul te sparen. We zagen ook dat Jezus deze belofte in het Nieuwe Testament vervult door een zoon van Saul (Saulus, uit de stam Benjamin) niet alleen te sparen, maar zelfs in dienst te nemen. Een verre nakomeling van Saul en Jonatan werd zo de tweede man in Davids koninkrijk, zoals Jonatan al tegen David had gezegd toen hij hem opzocht in de woestijn (1 Sam. 23:17). Dat is de grote lijn van het de geschiedenis van het leven van David. De vraag die daarbij hoorde was: ben ook jij bereid om te veranderen? Om net als Jonatan en Saulus Gods instrument te worden? Daarbij hebben we bovendien gezien dat God in staat is om zelfs jouw en mijn slechtste eigenschappen te gebruiken door ze te in te zetten in dienst van zijn koninkrijk. Denk aan Saulus, die veranderd werd van een moordlustig vervolger van de kerk in een toegewijd verkondiger van het evangelie. Nabal Vandaag ontmoeten we in dat grote verhaal over het leven van David dat eigenlijk gaat over de bouw van Gods koninkrijk iemand die ervoor zorgt dat het bijna allemaal misgaat. Zoals met Saul. Over wie heb ik het? Over Nabal, die in hst. 25 door zijn eigen vrouw bij David geïntroduceerd wordt als een stuk onbenul. Het zal je maar gebeuren … Soms heb je dat. Je bent goed op weg, je bent ondanks allerlei moeilijkheden helemaal gericht op God en dan gebeurt er iets – iets onbegrijpelijks. Of je ontmoet iemand, iemand die je het bloed onder de nagels vandaan haalt. Iemand die of iets dat alle goede lessen, elke overwinning, elke goed moment in het leven met God in één klap doet vergeten. Hoofdstuk 25 gaat over dwaze mensen. Dat zijn mensen die overduidelijk met God geen rekening houden (Ps. 14). Op dezelfde manier zou je ook kunnen spreken van dwaze gebeurtenissen – dingen die gebeuren in je leven maar overduidelijk vloeken met een leven met God. David ontmoet zo iemand. Nabal is een dwaas.
Typisch voor een dwaas is volgens de Bijbel dat zo iemand uiting geeft aan al zijn of haar gevoelens, terwijl een wijze ze in toom houdt (Spr. 29:11). Zo iemand is dus niet alleen van binnen slecht en van buiten aardig, vroom. Nee, een dwaas verraad zichzelf. Job wordt er bijvoorbeeld van beschuldigd een dwaas te zijn omdat hij God zo openlijk ter verantwoording roept. En inderdaad, Job loopt langs het randje van wat de Bijbel dwaasheid noemt. Dwazen zijn vaak rijk, het gaat ze voor de wind. Een dwaas is namelijk een opschepper, en dan moet je wel iets hebben om over op te scheppen. Zoals Nabal. Nabal showt met zijn spullen. In het verhaal gaat niet zijn naam, maar zijn rijkdom voorop (vs. 2-3). Nabal ís wat hij bezit en dat mag iedereen weten. Denk ook aan het feestmaal. Er staat: het leek wel een koningsmaal. Maar Nabal was natuurlijk geen koning. Nabal gaat over de top. Als een echte dwaas. Een eigenschap van dwazen is verder dat ze geen rekening houden met anderen. Weggeven is er bij een dwaas niet bij. De post ‘giften’ of ontwikkelingswerk komt op zijn begroting niet voor. Zo bekeken hebben we ook vandaag aan dwazen geen gebrek. Een dwaas ziet zelfs niet in dat weggeven in zijn eigen belang zou kunnen zijn. David treedt in de woestijn van Juda op als een soort Robin Hood. We hebben eerder al gezien dat David altijd bezig is met God en met zijn koninkrijk (Israël). David en zijn mannen voorzien van eten was in Nabals eigen belang maar zelfs dat ziet deze dwaas niet in. Maar één van de belangrijkste lessen van hst. 25 is óók dat een dwaas iemand is die zijn huis – hoe mooi ook – op het zand bouwt. Eén echte storm en het is weg. Met storm bedoelt Jezus de dag waarop ieder mens oog in oog zal staan met God. De rijke man die zich zorgen maakt over de opslag van zijn goederen in de gelijkenis van Jezus is er een voorbeeld van. God zegt tegen hem: ‘Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?’ (Lucas 12:20).
Nabal is dan ook uiteindelijk niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis van David. Hoofdstuk 25 staat ingeklemd tussen twee hoofdstukken waarin David Sauls leven spaart. Twee hoofdstukken waarin David in topvorm verkeert. Maar een dwaas zorgt er bijna voor dat alles mislukt. Op de achtergrond van de hele geschiedenis over het leven van David zien we steeds de satan die probeert David te verleiden om wraak te nemen op koning Saul en kwaad met kwaad te vergelden. En zo de bouw van Gods koninkrijk te verstoren. Maar als het niet lukt met Saul probeert satan het met Nabal. En het lukt bijna. Hoorden we David Goliat nog tegemoet treden: ‘Jij daagt me uit met je zwaard en je lans en je kromzwaard […] maar ik daag jou uit in de naam van de HEER van de hemelse machten, de God van de gelederen van Israël.’ Bíjna verliest David hier zijn geduld. Hij trekt er woedend op uit als een tweede Goliat: ‘God mag met me doen wat hij wil als ik morgenvroeg van zijn familie ook maar iemand van het mannelijk geslacht in leven heb gelaten!’ (vs. 22). Maar Nabal is een voetnoot in het leven van David. Een les ook voor ons. Dwaze gebeurtenissen en dwaze mensen zijn ergerlijk. Ze storen zich niet aan God, hebben geen oog voor anderen, het gaat goed met ze en dat willen ze bovendien nog weten ook! De Bijbel zegt: ze zijn als Nabal. Een piek in een beursgrafiek. Meer niet. Nabal komt én gaat in een en hetzelfde hoofdstuk. Dwazen zijn als onkruid, zegt de HEER Jezus later.1 Er komt een einde aan. Paulus schrijft in 1 Tim. 5:24: ‘Van sommige mensen zijn de zonden overduidelijk nog voordat erover geoordeeld wordt; bij anderen komen ze pas bij het oordeel aan het licht.’ Nabal valt duidelijk in de eerste categorie.. … zorg ervoor dat jij niet in de tweede valt. Deze geschiedenis is ook op een andere manier een les voor vandaag. Er komt op dit moment in de wereld een einde aan veel dwaasheid. Aan rijkdom die op zand gebouwd is. Wees niet verbaasd dat dit gebeurt. En vergeet niet zelf de les te leren: wees niet bezorgd om eten, drinken en kleding. Zoek liever het koninkrijk van God, zoals David. Als je dat niet doet ben je zelf ook een dwaas. Iemand die leeft als een ongelovige (Matt. 6).
1
Matteüs 13.
Abigaïl Dan over Abigaïl. Abigaïl is een verstandige vrouw. Ze is, volgens onze tekst mooi van binnen en van buiten. Abigaïl weet dat dwaasheid leidt tot zonde. Dat leer je wel bij Nabal. Daarom ziet ze het ook op tijd bij David. Ze maakt een plan en trekt erop uit om David tot bedaren te brengen. Maar Abigaïl doet méér dan alleen dat. Het is belangrijk dat we goed begrijpen wat Abigaïl hier doet. Wat doet deze mooie vrouw? Abigaïl ziet het grote plaatje, het koninkrijk dat God aan het bouwen is. Zij zegt o.a.: ‘Wanneer de HEER al zijn goede beloften aan u inlost en u aanstelt tot vorst van Israël, zult u niet gehinderd worden doordat u uw geweten hebt belast door het recht in eigen hand te nemen en onschuldig bloed te vergieten.’ Abigaïl zegt eigenlijk tegen David: de eerste steen, de eerste koning in Gods koninkrijk, dat ben jij. Snappen we wat hier gebeurt? Waarom is het zo belangrijk dat juist David, om het met de woorden van Jakobus te zeggen, niet in woede uitbarst? Abigaïl zegt met nadruk tegen David: ‘Er mag bij u dus uw leven lang geen spoor van kwaad te vinden zijn.’ Gods bouwt zijn koninkrijk maar Hij wil niet dat de troon in dat koninkrijk vanaf het begin bezoedeld is. En dat is precies wat de duivel hier probeert. De engel Gabriël zegt later tegen Maria [dia 1]: ‘je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ (Lucas 1). Wat waren díe woorden waard geweest als de troon van David gebouwd was op de woede van David?
Wat gebeurt er met een huis als de onderste stenen kapot of niet goed zijn? Dan wordt het hele huis wankel, het stort in. Kijk maar (voorbeeld duplo). [dia 2 – leeg scherm] Abigaïl herinnert David aan Gods totaal-plan. Zij ziet het grote plaatje. Samuël is gestorven. Samuël heeft David gezalfd en David heeft hem vaak om raad gevraagd. Maar nu kan dat niet meer. En nu stuurt God iemand anders om David te herinneren aan wat Hij beloofd heeft. Iemand die, zoals Samuel eerder, het grote plaatje ziet.
Als de troon in het koninkrijk van David van begin af aan corrupt was zouden mensen later kunnen zeggen: die troon van David, ja, dat was vanaf het begin al niet veel soeps. Zoals ons koninkrijk deels gebouwd is op slaven. Bloed dat kleeft aan onze welvaart. Als jij, David, nu wraak neemt, zo redeneert Abigaïl – en daarin is zij een waardig opvolger van Samuël (echt een profeet!) – dan kan deze troon nooit de troon van Christus worden. Het begin daarvan, dát had zij gezien. En die troon er gekomen. Waarom? Omdat Abigaïl hier ingreep. En omdat David zich liet corrigeren. Daarom zit op die troon nu de grote Zoon van David. En daarom daalt dat koninkrijk straks zeker in volle glorie neer vanuit de hemel. En dan gaat de koning vragen of wij hebben geleefd in de stijl van dat grote koninkrijk. Of dat we daar eigenlijk niet thuishoren omdat we ons van de wijs hebben laten brengen door een dwaas die ons verleidde om het recht in eigen hand te nemen. Jezus zegt in het Nieuwe Testament: ‘[…] als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?’ (Lucas 18:7-8) Man/vrouw God stuurt als het bijna mis gaat een vrouw die het omgekeerde doet van wat Eva bij Adam deed. Eva heeft Adam bij God vandaan gehaald. Abigaïl brengt David terug bij God. Geen wonder dat David láter in haar een prachtvrouw ziet. Geen betere koningin dan de vrouw die haar man steeds weer bij God, bij Jezus brengt. Toen ik preekte over man/vrouw verhoudingen n.a.v. de brief van Paulus aan Timoteüs zeiden sommige mensen: je legt wel erg de nadruk op de taak van mannen en wat er bij mannen misgaat. Over mannen die moeten leiding geven in het leven met GOD. Wat nu, als de man géén leiding geeft? Let op Abigaïl. Abigaïl zegt hier eigenlijk tegen David: jij moet mij leiden. Maar niet zo. Jij moet in jouw koningschap de weg naar de Messias niet blokkeren. Mannen moeten leiding geven zoals Christus. en vrouwen moeten hun mannen steeds terug bij Jezus brengen. Dit geldt trouwens – net als toen – niet alleen voor het huwelijk: David en Abigaïl zijn (nog niet) getrouwd.
Maar wat een prachtvrouw, deze Abigaïl die hier als een Maria aan de voeten van Jezus, voor David ligt en hem zo, voordat het misgaat, terugbrengt bij God Tot slot Waar ging het over in deze geschiedenis? Hierover: in het geestelijk leven is er weinig dat meer voorkomt dan het maken van een goede start met daarna een hele serie missers. Je begint enthousiast, gericht op God, oprecht. Maar ergens onderweg gaat er iets mis. Iemand loopt je voor de voeten, beledigt je. Soms met opzet. Dan heb je te maken met een dwaas. Vaker per ongeluk. Je wordt boos of verongelijkt. Het blijft doorsudderen. Of er gebeurt iets. Iets dat moeilijk te rijmen valt met het leven met God. Een verzoeking. Je wordt verdrietig, dat eerst. Bitterheid ligt op de loer. Je raakt opgesloten in jezelf. En daar ga je … Maar dan stuurt God zijn profeet. Een vrouw, een man, een kind, een ambtsdrager, een dominee. Iemand die je helpt opnieuw te focussen op God, het grote plaatje weer te zien, weer enthousiast te worden. Iemand die je eraan herinnert dat Nabal uiteindelijk een voetnoot was in het leven van David. Laat me afsluiten met de woorden van Petrus. Voor veel van jullie een herinnering het moment waarop je zo enthousiast begon; de zegen die je hebt gekregen toen je belijdenis deed: ‘al moet u nog korte tijd lijden, God, de bron van alle genade, heeft u geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister. God zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen. Hem komt de macht toe, voor eeuwig. Amen.’ (1 Petrus 5:10-11) [amen]