Het leven in en om de Stelling van Den Helder Open Monumentendag 2008
~ Open Monumentendag 2008 2
Foto voorpagina: ‘De liggende vreters’. Zo werden de soldaten van de Forten Erfprins en Kijkduin in de volksmond genoemd, omdat ze weinig hoefden te doen voor de kost. Blijkbaar hadden ze geen moeite met die benaming. Immers, voor deze ongedwongen groepsfoto, gemaakt rond 1930 op Erfprins, gaven ze zichzelf de naam ‘Liggende vreters’ mee. De militairen op Erfprins en Kijkduin behoorden tot het landmachtgarnizoen. Deze opname is afkomstig uit het privé-bezit van Jacob Kee uit Opperdoes, de man tussen de melkemmer en de melkbus. De foto is gemaakt vanaf het exercitieterrein van de infanteriekazerne op Fort Erfprins. Het gebouw links was de ziekenboeg. Toen de Koninklijke Marine in 1950 Erfprins overnam kregen alle gebouwen een eigen naam. Sindsdien heette de ziekenboeg de Witte Olifant. Het bunkertje ernaast diende aanvankelijk als doorgang naar het zeeravelijn maar werd een bergplaats (Belona). Meer naar rechts komt het blok in beeld dat tot huisvesting diende voor gehuwden (werd later de Banckert). De genieloods ernaast werd de Heldin. En tenslotte rechts op de voorgrond het badhuis Witte Engel. Van al deze gebouwen heeft slechts Belona de veranderingen op Erfprins overleefd. Op de achtergrond de scherfwal en daarna het zeefront.
Sporen Al wat je bent een moment een aardkundige tijding nooit ga je spoorslags en voetstoots sporadisch wat grondig verdwijnt laat zich in omwegen vinden tredend in weefsels van uitleg het spoor dat je volgt van verkleuring en as oor dat je wel of niet leende blik die wel of niet aankwam al wat je nalaat is de mond op het glas.
~ Open Monumentendag 2008
Joop Leibbrand
3
De stadsdichter van Den Helder maakte dit gedicht ter gelegenheid van Open Monumentendag 2008
Inhoudsopgave Gedicht
3
Inleiding
5
~ Open Monumentendag 2008
1811 1813 1843 1887 1894 1899 1902 1905 1906 1914 1915 1918 1940 1940 1943 1945 1945
4
-
Keizer Napoleon bezoekt Den Helder Admiraal VerHuell houdt Den Helder in Franse greep Soldaat Gerrit Outshoorn ontkomt aan de doodstraf Johannes Pieter Muller in matrozenpakje naar het KIM Kamerlid Andries Popke Staalman en zijn ‘Staalmannetjes’ Dominee Anne de Koe predikt marine de kerk uit Kuiper Riemert Riemerts wordt gepest om lange broek Thuisfront steunt soldaat Cornelis van den Berg met brieven Soldaat Johannes Kaptein tussen ‘ongelikte beren’ Kapelaan H.J.M.M. Alink brengt vrouwen aan het snikken Reserveluitenant mr. J.B. Bomans en de stenensjouwers Matroos Teun Glaaser hijst rode vlag Soldaat B.J. Ero maakt na capitulatie kanonnen onklaar Schuilen in bunkers uit angst voor bommen Verkrachters voor het vuurpeloton Vermist: Schelfhout, De Jong en Donker Werfdirecteur Pelleter tussen de ‘plurken’
6 8 10 12 14 16 18 20 22 25 28 30 32 34 37 38 40
Colofon
42
Uit het fotoalbum van Jacob Kee (1930-1940)
43
Bijlage: De Stellingroute, fietstocht langs de Stelling van Den Helder
Inleiding
~ Open Monumentendag 2008
De Stelling van Den Helder bestaat bijna 200 jaar en is daarmee de oudste van het land. De forten en de liniedijk zijn nog grotendeels intact. Zij worden nu als zichtbare sporen van het verleden gekoesterd. Het zijn monumenten geworden. De verdedigingswerken hebben onderdak en bescherming geboden aan duizenden militairen. Wat voor sporen hebben die mensen nagelaten? Aan de hand van beschrijvingen, herinneringen, brieven, dagboeken, foto’s en illustraties probeert dit boekje het leven in en om de Stelling in beeld te brengen, daarmee inhakend op het thema van Open Monumentendag 2008: Sporen.
5
De Stelling van Den Helder omvat een groot aantal verdedigingswerken. Er zijn gebouwen verdwenen en nieuwe bijgekomen. Een deel is onzichtbaar geworden doordat het onder het zand is verdwenen. Overgebleven zijn: Fort Kijkduin (nu museum, zeeaquarium en restaurant), Fort Erfprins (nu in gebruik bij de Marine voor opleidingsscholen), Fort Dirksz Admiraal (deels verhuurd), Fort Westoever (buiten gebruik), Fort Oostoever (buiten gebruik), pantserfort Harssens (buiten gebruik) en de oude rijkswerf Willemsoord (grotendeels verhuurd) met het Commandementsgebouw (beter bekend als ‘het Paleis’), het Koninklijk Instituut voor de Marine (opleiding voor adelborsten) en het Marinemuseum. De verbindingswal tussen Fort Erfprins en Fort Westoever is nog voor een groot deel intact en wordt in oude luister hersteld. Op plaatsen waar de Linie door wegen wordt doorsneden, krijgt het silhouet van
de wal een duidelijk accent. Fort Kaaphoofd, de bewakingspost Vischmarkt, mortierbatterij Louise, kustbatterij Wierhoofd en Oostbatterij moesten worden opgeofferd voor de verhoging van de zeedijk. Tussen 1916 en 1940 is een aantal verdedigingswerken gebouwd ten zuidoosten van Fort Kijkduin als onderdeel van de Stelling van Den Helder (buiten gebruik). Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers de verdedigingswerken met meer dan 300 bunkers versterkt, vooral in de richting van Julianadorp. Dat gebeurde in het kader van de bouw van de Atlantikwall, die de Noordzeekust moest beschermen tegen een aanval van de geallieerden vanuit zee. Een deel van deze Duitse bunkers bestaat nog. Door ze aan te wijzen als monument probeert de overheid ook deze gebouwen als militair erfgoed voor de toekomst te bewaren.
Dit boekje gaat echter niet over batterijen en bunkers maar over mensen in en om de Stelling van Den Helder. Hoe hebben zij hun verblijf als militair hier ervaren? Gelukkig hebben de tijd, de wind en het zand niet alle sporen uitgewist. De reis door de geschiedenis begint bij het bezoek van Napoleon aan Den Helder (1811) en eindigt bij de ‘plurken’ in Fort Erfprins (1945). Sommige teksten zijn letterlijk overgenomen uit oudere documenten waarbij de oorspronkelijke spelling in verband met de authenticiteit is gehandhaafd. Wij wensen u veel leesplezier. Wout Smit, mede namens de andere leden van het comité Open Monumentendag Den Helder 2008: Fanneke Frinks (Nederlandse Defensie Academie/ KIM) Wim Kalkman (lid) André Koning (secretaris Stichting Stelling Den Helder) Mary Laan (gemeente Den Helder, afdeling RWO) Aafke Langedijk (gemeente Den Helder, afdeling OWS) Wim Lohrengel (lid) en Dick Stoll (lid)
1811 - Keizer Napoleon (toen 42 jaar) bezoekt Den Helder Aan de Stelling van Den Helder hangt het naamkaartje van Napoleon Bonaparte. Nederland was twee eeuwen geleden een provincie van Frankrijk. En de grote baas wilde zijn keizerrijk, dat zich uitstrekte van Spanje tot Zweden, zo goed mogelijk beschermen tegen aartsvijand Engeland. Hij kwam hoogstpersoonlijk naar Den Helder en besloot toen dat dit het Gibraltar van het Noorden moest worden.
~ Open Monumentendag 2008
Napoleon bezoekt Den Helder in de herfst van 1811. Het is dan even rustig aan het front. Bovendien is zijn privé-leven dan ook in rustiger vaarwater gekomen. Zijn huwelijk met Joséphine de Beauharnais was na 13 jaar op de klippen gelopen doordat het kinderloos bleef. Hij trouwde met de 18-jarige aartshertogin Marie Louise van Oostenrijk. Zij beviel op 11 maart 1811 van hun zoon. Daarmee was hij eindelijk verzekerd van een troonopvolger.
6
Op dinsdag 15 oktober om 8 uur ’s morgens gaat de keizer per rijtuig op weg naar Den Helder. Zijn vrouw laat hij in Amsterdam achter. Bij ’t Zand gaat hij zelf te paard om nog voor het donker in Den Helder te kunnen zijn. ‘Het was een moeilijke tocht door het duinzand. Maar Napoleon was, om zo te zeggen, onvermoeibaar, zowel op zijn reizen als op de jacht’, schrijft G.F. Gijsberti-Hodenpijl. Hachelijke tocht Tijdens zijn driedaagse verblijf brengt Napoleon een bezoek aan de verdedigings-
werken die op dat moment in aanbouw zijn: Fort Lassale (Erfprins) en Fort Morland (Kijkduin) Hij inspecteert de haven en neemt een kijkje bij de afgelegen herstelplaats voor oorlogsschepen Het Nieuwe Werk. Natuurlijk gaat Napoleon ook het water op. Achteraf blijkt dat een hachelijk tochtje te zijn geworden, vlak onder het oog van de Engelse vijand. Gijsberti-Hodenpijl laat hierover admiraal Van Hogendorp als ooggetuige aan het woord: ‘Wij zetten koers naar het grote vaarwater tussen de banken of lage gronden, dat de Keizer wilde verkennen en in zijn tegenwoordigheid laten peilen. Men bevond dat het vaarwater dieper en minder smal was, dan men het gewoonlijk schat. Steeds verder gaande en door een dikken nevel overvallen, verloren wij de schepen, die onder zeil gegaan waren, en de kust uit het oog. Gelukkig was er een kompas in de boot, maar het ijzer van de degens deed de naald afwijken, waardoor wij verplicht waren ze af te doen en vóór in de boot
De burgers van Den Helder waren volgens de overleveringen niet erg onder de indruk van het bezoek van keizer Napoleon. Ze beschouwden hem toch als de grote man achter de Franse inlijving van Nederland, voor wie ze dan ook nog eens verplicht moesten vlaggen.
te bergen, om ons te kunnen vergewissen waar wij waren en naar de kust te kunnen sturen. Want wij moesten zeer dicht bij den Engelschen kruiser wezen, die bij Texel lag. Het oogenblik was niet zonder gevaar. Wij zagen zelfs de anderen booten niet. De Keizer bleef echter steeds kalm en zette het gesprek voort alsof er niets gebeurde. Eindelijk werd er ‘land’ geroepen, wat de Keizer deed lachen. ‘Wij keerden vervolgens, te paard, met een ongeloofelijke snelheid naar Den Helder terug, van waar wij, langs het strand, meer dan een groote mijl verwijderd waren. De Keizer bezocht toen nog de vestingwer-
~ Open Monumentendag 2008
ken, waaraan drie à vierduizend Spaansche krijgsgevangenen met schoppen en houweelen werkten. Hij begaf zich te midden van die gevangenen en vroeg hun wáár en wanneer zij gevangen genomen waren. Zonder omwegen sprak hij over den toestand van Spanje, over Ferdinand VII en Joseph. Zij antwoordden allen gansch verschillend, maar riepen als uit een mond ‘Leve de Keizer’. Geen van hen gaf blijk van eenige vijandige gezindheid, alhoewel er misschien reden was die te verwachten.’
7
Brief aan zijn vrouw De keizer houdt zijn vrouw per brief op de hoogte van zijn activiteiten. Zo schrijft hij vanuit Den Helder: ‘Beste, het is acht uur. Ik ben de hele dag op het water geweest, het weer was heel mooi, ik heb mijn eskader grondig geïnspecteerd, ik heb het eiland Tesselle bezocht en als het morgen mooi weer is, blijf ik hier nog om mijn eskader te laten manoeuvreren. Ik ben nooit boos op je, want je bent goed en volmaakt en ik houd van je. De kleine koning maakt het goed. Ik laat je zeggen dat je het dorp Bruch (Broek in Waterland) moet gaan zien; ga ook naar Haarlem. Dag beste, wees maar flink, je hebt er goed aan gedaan… wijn te drinken. Geheel de jouwe, je Nap.’ Opdracht voor ontwerp De keizer is enthousiast over Den Helder. Hij laat weten zelden een strategischer punt
te hebben gezien waar een kleine macht de vloot, de magazijnen en de haven, tegen een heel leger zou kunnen verdedigen. Jan Blanken Janszoon (56), waterbouw-
afstand te doen van de troon en werd verbannen naar Elba en later naar St. Helena waar hij in 1821 overleed.
(Bronnen: Napoleon in Nederland, G.F. Gijsberti-Hodenpijl; Varensgasten en ander volk, Jan T. Bremer en Henk Schoorl)
Jan Blanken Janszoon, waterbouwkundig ingenieur en inspecteurgeneraal van Waterstaat, was de architect van de forten en de rijkswerf in Den Helder. Hij realiseerde ook de aanleg van het Noord-Hollands Kanaal.
kundig ingenieur en inspecteur-generaal van Waterstaat, krijgt de opdracht plannen te ontwerpen voor de stelling en voor een werf waar militaire schepen kunnen worden hersteld. Voor de bouw worden 2600 Spaanse krijgsgevangenen ingeschakeld die het zware grondwerk moeten doen. Maar ook de gemeenten in Noord-Holland moeten mankracht en paardenkracht leveren. Napoleon werd op 6 april 1814 gedwongen
1813 - Admiraal VerHuell (49) houdt Den Helder in Franse greep
~ Open Monumentendag 2008
Na zijn mislukte inval in Rusland en zijn nederlaag bij de slag van Leipzig in 1813 zag keizer Napoleon zich gedwongen zijn troepen uit Holland terug te trekken. Een uitgelezen kans voor Nederland om zich te ontworstelen aan de macht van Frankrijk. Op 30 november 1813 zette Prins Willem Frederik van Oranje bij Scheveningen voet aan wal ‘als soeverein vorst’.
8
Beleg van Den Helder Voor Carel Hendrik graaf VerHuell uit Doetinchem, op 29 april 1812 benoemd tot bevelhebber van het Texelse eskader, woog zijn eed van trouw aan de keizer echter zwaar. Streelde Napoleon ooit niet zijn ijdelheid met de vergelijking: ‘Gij zijt van het bloed der De Ruyters en Trompen!’ VerHuell weigerde zich over te geven. Daardoor bracht hij Den Helder in een uiterst netelige positie. Terwijl zijn vrouw en hun jongste zoon Carel (16) in Doetinchem op zijn terugkeer wachtten, leidde hij vanaf Fort Erfprins het beleg van Den Helder. Dat duurde zes maanden. Aan de zeezijde was Den Helder ingesloten door de Engelse vloot, aan de landzijde door kozakken. Zelfs het weer ontpopte zich als een vijand. Op 27 november vestigt de admiraal zijn hoofdkwartier in Erfprins (dat toen Lasalle heette). Het fort is in aanbouw en nog onvoldoende bewapend. W.G. de Bas schrijft over de huisvesting van VerHuell: ‘De el-
lendige barakken waren zoo goed mogelijk bewoonbaar gemaakt; de menigvuldige regens van het vergevorderde jaargetijde hadden het inwendige van ’t fort in een modderpoel herschapen. Ieder, de admiraal incluis, zag zich genoodzaakt baggerlaarzen te dragen; het ellendige gebouwtje, dat hem tot verblijf diende en waarvan de planken wanden zoo goed en zoo kwaad dat ging waren gebreeuwd, bestond uit een klein slaapvertrek, een eetkamer die tevens voor ontvangsalon diende en een nauw verblijf voor den particulieren secretaris.’ Vorst Den Haag oefent voortdurend druk uit op VerHuell, maar die weigert te capituleren. ‘Ik kan mijn eed niet breken. Eer en plicht binden mij aan Frankrijk.’ Begin december valt de vorst in. Een ijskoude wind giert door de kieren van de barak waarin VerHuell verblijft. De kou duurt, met enkele kleine onderbrekingen, tot 22 maart. Dagelijks moeten de dichtgevroren fortgrachten worden open-
Admiraal VerHuell leidde de Franse bezetting van Den Helder vanuit een houten barak op Fort Erfprins.
gehakt. De soldaten vinden dit een uiterst vervelende klus. Om zijn mannen te motiveren neemt VerHuell zelf de bijl ter hand. Hij belandt echter op een plek waar het ijs zo dun is dat hij er doorheen zakt. Zijn mannen redden hem. Vervolgens blijft hij doornat en rillend van de kou toezien hoe zij het hakwerk overnemen. Hoe hard het daarna ook vriest, de soldaten houden een geul van ten minste zes meter breed vrij van ijs. Af en toe is er gelegenheid tot ontspanning. Dan worden in de admiraalsbarak muziekavondjes gehouden waarbij ook de dames in het fort aanwezig zijn.
De afsluiting van de buitenwereld en de strenge winter brengen de burgers van Den Helder in moeilijkheden. Er ontstaat een tekort aan eten en brandstof. De admiraal grijpt persoonlijk in door de nog aanwezige voedselvoorraden op de schepen beschikbaar te stellen. Dat levert hem veel sympathie bij de bevolking op.
geen enkel contact met het keizerlijk hoofdkwartier in Parijs. Hij stuurt zijn adjudant, de luitenant Rijk, uit op informatie. Heel geraffineerd, met hulp van twee Helderse vissers, weet die de blokkade van de Engelse vloot op 13 februari te doorbreken en Frankrijk te bereiken. Op 25 maart keert hij terug met de opdracht van keizer Napoleon de vloot in geen geval te vernietigen
~ Open Monumentendag 2008
Fort Erfprins in 1814, gezien vanaf de fortwal boven de Huisduinerpoort. Deze aquarel is gemaakt door Maurice VerHuell, een neef van admiraal VerHuell.
9
Voortzetting verzet De druk, de spanning en de vermoeidheid plegen zo’n aanslag op VerHuell dat hij ziek wordt. Zijn mannen vrezen voor zijn leven. Op 4 februari 1814 wordt hij 50 jaar. Zal hij Abraham nog wel zien? Toch klautert hij er bovenop en met hernieuwde kracht zet hij het verzet voort. Door zijn geïsoleerde positie heeft VerHuell
en de verdediging nog zes weken te rekken omdat hij dan zal worden ontzet. Op 8 april laat de prins van Oranje aan VerHuell weten dat Lodewijk XVIII tot koning van Frankrijk is uitgeroepen. VerHuell vertrouwt dat nieuws niet. Maar in de loop van april wordt hem duidelijk dat de rol van Napoleon inderdaad is uitgespeeld.
Einde Franse overheersing Op 4 mei marcheren de Nederlandse troepen Den Helder binnen en draagt VerHuell de macht over. Vijf dagen later vertrekt hij met het schip le Genie naar Frankrijk. Den Helder is blij dat de Franse overheersing ten einde is. Toch wordt VerHuell niet als landverrader beschouwd. Burgemeester A.J.A. Westerholt bedankt namens de ingezetenen de admiraal schriftelijk voor alle goedheid en de wijze waarop hij hen, Den Helder en de vloot heeft ontzien. Als blijk van waardering biedt hij hem de eerste groenten uit zijn tuin aan. Na zijn vertrek naar Frankrijk kwam VerHuell door zijn pro Napoleonhouding in Nederland niet meer aan de bak. Hij liet zich tot Fransman naturaliseren. Zijn gezin bleef wel in Doetinchem wonen. Koning Willem I kende VerHuell in 1843 de Militaire Willemsorde toe, een late erkenning voor zijn verdiensten in de zeeslag bij de Doggersbank (1781). VerHuell stierf in 1845 in Parijs. Hij werd daar begraven op Père-Lachaise. Zijn naam leeft voort op de Arc de Triomphe, als enige Nederlandse tussen 600 andere namen. Bij de restauratie van Fort Kijkduin is het plein voor het fort naar admiraal VerHuell vernoemd. (Bronnen: Erfprins, van Fort Lasalle tot Marinekazerne, F.M. van Elderen; Admiraal van Napoleon, prof. dr. L. Turksma)
1843 - Soldaat Gerrit Outshoorn (26) ontkomt aan de doodstraf Omstreeks de jaren 1830-1840 lag in Fort Kijkduin een afdeling soldaten, bekend onder de naam strafdivisie. ‘Het waren niet de braafsten en knapsten van ons leger, want ze werden hier voor straf gezonden’, zo vertelde een inwoner van Huisduinen aan P. Dekker, auteur van het boek ‘Ontwikkelingsgeschiedenis en beschrijving der gemeente Helder’. ‘De bewoners van ons dorp hadden wel eens overlast van die soldaten ofschoon ze streng onder de plak gehouden werden, maar het gaf voordeel, enige welvaart aan ons verarmd dorp. Later werd de strafdivisie naar elders overgeplaatst en wij leden er vrij wat schade door.’
~ Open Monumentendag 2008
De zaak van Gerrit Outshoorn – het weigeren van dienstbevelen – is blijkbaar te zwaar voor een strafdivisie. De 26-jarige fuselier (soldaat van de infanterie) bij de 3e divisie van het algemeen depot der landmacht no. 33, krijgt de doodstraf.
10
De treurige plechtigheid Het vonnis wordt op woensdag 12 april 1843 in het openbaar voltrokken. Een ooggetuigenverslag uit het Weekblad van Den Helder en het Nieuwe Diep: ‘Wij volgen den lijder naar de strafplaats; die optogt was plegtig! Zijn rijtuig wierdt voorafgegaan door den militairen marsch, die de aankomst eens dooden vermeldt. Op de plaats der teregtstelling aangekomen, werd hij, geleid wordende door den waardigen Evangeliedienaar C. de Cock, die hem zoo trouw bezocht, getroost en opgebeurd had, voor den Auditeur-Militair en Heeren
Officieren Commissarissen belast met de uitvoering van dit doodvonnis gebragt. De schare militairen en matrozen leverde een indrukwekkend gezicht op; de duinen en
de oppervlakte van het terrein achter de militairen waren als bezaaid met burgers, die allen in angstige verwachting het einde dezer treurige plegtigheid verbeiden. ‘Leve de Koning’ ‘Daarop werd het vonnis aan den veroordeelden voorgelezen, terwijl hij steeds aan den arm van den geachte Leeraar de Cock voor den zandhoop gebragt werd, waarnevens zijne laatste woning een indrukwekkend gezicht opleverde. Met kalmte en gelatenheid, doch niet zonder aandoening, nam hij deel aan het plegtige gebed, hetwelk zijn zielenherder voor hem ten hemel opzond. Hij werd geblinddoekt; - het detachement bestemd om het noodlottige schot te lossen was in aantocht; - doch
Het Galgenveld in Huisduinen, waar Gerrit Outshoorn zou worden geëxecuteerd, dankt zijn naam aan het feit dat hier in 1763 muiters van het goudschip Nijenburg aan de galg werden opgehangen.
~ Open Monumentendag 2008
Tijdens de mobilisatie 1914-1918 diende het Galgenveld als tentenkamp voor de soldaten. De forten konden de grote hoeveelheid militairen die was opgeroepen, niet herbergen.
11
op dat oogenblik verhief zich de stem der uitvoerende magt met deze woorden: ‘Op hoog bevel! Tot zoo verre en niet verder!’ Vervolgens gaf dezelve te kennen, dat het doodvonnis op last van Z.M. den Koning was geschorst. ‘U den indruk te beschrijven, die dit genadewoord zoo bij de talrijke troepen als bij de burgers te weeg bragt, gaat boven mijne krachten. De lucht weergalmde van ‘Leve de Koning’ en ontelbare hoera’s klonken wijd en zijd.’
De toeschouwers, zo blijkt uit deze reactie, vinden de straf blijkbaar niet overeenkomen met de zwaarte van de overtreding. Bovendien zijn er volgens de journalist verzachtende omstandigheden: ‘Gerrit Outshoorn schroomt de dood niet, maar beklaagt zich alleen over zijn 72-jarige moeder welke hij toonde hartelijk lief te hebben.’ Op de terugtocht naar de gevangenis roept iemand vanuit het publiek hem toe: ‘Outshoorn, wat zal uwe oude moeder blijde zijn.’
In 1854 werd voor de laatste keer de doodstraf in Den Helder voltrokken. Dat gebeurde op het Havenplein. Het slachtoffer, een matroos, werd opgehangen omdat hij een moord had gepleegd. (Bronnen: Weekblad van Den Helder en het Nieuwe Diep; Ontwikkelingsgeschiedenis en beschrijving der gemeente Helder, P. Dekker)
1887 - Johannes Pieter Muller (14) in matrozenpakje naar het KIM Op 20 mei 1869 legde de minister van Marine, L.G. Brocx, de eerste steen voor het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) aan het Nieuwe Diep. Deze imposante uitbreiding van de rijkswerf was bedoeld voor de opleiding van adelborsten. Ook Johannes Pieter Muller wilde zeeofficier worden. En zo werd in 1887 een klein veertienjarig jochie in een matrozenpakje door zijn moeder naar het Nieuwe Diep gebracht.
~ Open Monumentendag 2008
Uit zijn herinneringen aan die eerste dagen: ‘Een zeeofficier, die naar wij later hoorden ‘Officier van dienst’ heette, wachtte ons in de vestibule op en zond ouders, voogden en kinderen door naar een geweldig groote zaal, wel wat lijkende op die van een koffiehuis. Hier stonden een paar onderofficieren der mariniers en verscheiden oppassers van het Instituut op ons te wachten en brachten de veertig nieuwelingen, die zich toen, op dat moment, voor het allereerst den jonkerstitel hoorden geven, naar de voor hen bestemde nieuwe kleedij.
12
Plunje ‘Deze monteering lag uitgestald op een twintigtal tafels aan den ramenkant van de zaal, en met, waar noodig, hulp en voorlichting der oppassers werden daarmee veertig nieuwe jonkers geformeerd en opgetuigd, waarbij de aanwezige ouders en verwanten toekeken en af en toe ook een handje uitstaken. De afgelegde oude plunje
werd voor het meerendeel meteen in de daartoe meegebrachte koffertjes gepakt en daarna door de verschillende papa’s en mama’s meegenomen ten nutte van mogelijke jongere broertjes, – ze mochten in geen geval in het bezit van den vroegeren
drager blijven. ‘Toen de verkleedpartij afgeloopen was, werden we in het gelid gezet door de onderofficieren en kwam een oudere officier met witte uitmonstering ons bekijken met een burgermeneer, de kleermaker, om te zien of alles goed zat en in orde was. Dezelfde maneuver werd daarna nog eens herhaald met ook de pijekkers (korte zeemansoverjas) aan, waarbij tengevolge van de warmte en de emotie een onzer zoowat van zijn stokje viel. Jekkerkamer ‘De oppasser die mij bij de verkleedpartij geholpen had – ik hoorde later dat hij de Munck heette – had mij tijdens die bewerking al verteld dat het getal 1037, waarmee
Adelborsten staan baksgewijs aangetreden tijdens het ochtendappel voor het hoofdgebouw van het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM). Prentbriefkaart van 1907.
~ Open Monumentendag 2008
al mijn nieuwe goed gemerkt bleek te zijn, mijn ‘stamboeknummer’ heette en dat ik datzelfde nummer op al de voor mij bestemde zaken zou vinden. Door die wijsheid kon ik daarna dan ook zonder verdere hulp mijn nieuwen pijekker in de ‘jekkerkamer’ van het jongste jaar ophangen en boven op de slaapzaal in den ‘barenhoek’ mijn kooi – dat wil zeggen mijn hangmat – mijn kleerkast en mijn waschtafel vinden, en dat was voor dien eersten dag voldoende.
13
Permissie ‘Nadat ons daarna in de zaal waar wij gekleed waren door een ouden onderofficier van de Mariniers, die door iedereen ‘Adjudant’ bleek te worden genoemd, verschillende bepalingen en voorschriften waren voorgelezen, waarvan we voor het moment niet al te veel begrepen, kregen we permissie om tot ’s avonds 9 uur met onze familie mee ‘naar den wal’ te gaan. De heele optocht, die om half twee naar het Instituut was getrokken, wandelde er dus omstreeks half vijf weer uit, met nu in elke groep een geuniformeerd, maar overigens van de emotie en schrik vrij wezenloos wezen, dat zich voornamelijk beijverde om op den terugweg naar het hotel voor iederen voorbijganger te salueeren – ook wanneer die voorbijganger daarop volstrekt geen recht had.’ Om negen uur ’s avonds keren moeder en zoon terug naar het Instituut. Ouders en wegbrengers mogen het eerste souper
van de nieuwe jonkers bijwonen en hen vervolgens op de slaapzaal in hun nieuwe hangmat zien klimmen.
nu ook de officier van politie zich voegde. Allehens gaf inlichtingen en aanwijzingen, onderofficieren en oppassers hielpen mee aan het klaarmaken en op de gewenschte
Tot 1958 sliepen de adelborsten in hangmatten. De slaapzalen zijn vervangen door kamers.
‘In de groote eetzaal waren twee der zes tafels voor ons gedekt, maar veel eer is er aan dien eersten disch op het Instituut wel niet bewezen. Na een groot kwartier waren we voldaan en kreeg de oudste in leeftijd, die ook voor dezen eersten keer als tafelpresident gefungeerd had, tot besluit van dezen gewichtigen dag een kort gebedsformulier voor te lezen, - dat daarna heel wat keeren in onze ooren weerklonken heeft! Hangmat ‘De kudde verbaasde en verbouwereerde nieuwelingen werd daarna door de onderofficieren naar de slaapzaal gebracht, begeleid door de nog aanwezige vaders en moeders en verdere ‘wegbrengers’- waarbij
hoogte hangen der kooien, en zoo konden tegen tienen de papa’s en mama’s inrukken en afmarcheeren naar het hotel na er zich met eigen oogen van te hebben overtuigd dat hunne geliefde spruiten veilig en wel in zoo’n ‘rare’ hangmat onderdak en bezorgd waren. Om tien uur gaf een roffel op de trom de laatste order van den dag: stilte, monden en oogen dicht!’ Johannes Pieter Muller maakte na zijn opleiding carrière bij de marine. Hij overleed in 1931 in Apeldoorn. Meer familieleden volgden een opleiding tot marineofficier. (Bron: Nieuwediep en Instituut door Q.X.)
1894 - Kamerlid Andries Popke Staalman (36) en zijn ‘Staalmannetjes’ Het fregatschip ‘Johan Willem Friso’ kwam in 1894 terug uit de Oost met een doodzieke bemanning aan boord. Meer dan honderd opvarenden moesten direct in het hospitaal worden opgenomen. Oorzaak: bedorven voedsel. Onderweg kreeg de commandant al klachten over het eten. Hij bagatelliseerde de zaak. ‘Ik zal een Franse bakker voor jullie aan boord nemen, dan kan deze waterkadetjes voor jullie bakken, hoor!’ Incidenten als deze leidden tot de ontwikkeling van het Staalman-broodje, ook wel Staalmannetje genoemd, naar Andries Popke Staalman.
~ Open Monumentendag 2008
Tweede Kamer Van 1894 tot 1905 maakt Staalman deel uit van de Tweede Kamer als vertegenwoordiger van het kiesdistrict Den Helder. Vooral de marine gaat hem ter harte. Daar bracht hij zijn diensttijd door en daar ontstond de drijfveer om verbetering te brengen in de mensonwaardige toestanden die hij om zich heen zag.
14
Zo trekt Staalman eens de aandacht door met een pannetje snert in de Kamer te verschijnen. Hij doet dat om de minister te laten proeven wat de manschappen op de oorlogsschepen krijgen voorgeschoteld: niet veel soeps dus. Scheepsbeschuit en zure kuch - grijs brood dat zo hard wordt dat men het eerst in thee moet soppen kunnen volgens hem evenmin de toets der kritiek doorstaan.
Staalmannetjes Dankzij zijn strijd voor beter eten krijgen de schepelingen regelmatig vers brood: kleine tarwe-pannenbroodjes, gebakken bij de marinebakkerij op de rijkswerf. Alleen rijke mensen eten in die tijd tarwebrood. Elk broodje is het rantsoen voor één man. Ook de landmachteenheden die in Den Helder zijn gelegerd en hun brood van de marinebakkerij betrekken, profiteren hiervan. De ‘Staalmannetjes’, zoals deze verwenbroodjes werden genoemd, worden in de nacht van vrijdag op zaterdag gebakken en vervolgens op hun bestemming afgeleverd. Datzelfde gebeurt met de ‘Julianakneiters’, eenvoudige krentenbroden die aanvankelijk alleen als traktatie dienen bij de geboorte van prinses Juliana op 30 april 1907. Staalman is een ondernemend politicus die weet hoe hij aan de weg moet timmeren. Door het uitgeven van een eigen krant
Andries Popke Staalman bereikte via de Tweede Kamer dat de marine betere voeding kreeg.
(Extra Tijding) kan hij zijn denkbeelden gemakkelijk onder een groot publiek verspreiden. De toespraken die hij in het parlement houdt, drukt hij in zijn eigen krant af. Gevreesd spreker Bij de behandeling van de begroting van Marine is de vertegenwoordiger van de Anti-Revolutionaire Partij een gevreesd spreker. Hij brengt de minister nogal eens in het nauw. Hij heeft een uitgesproken mening en zegt wat hij denkt. Wanneer hij de minister in de Kamer aan de tand voelt over de wijze van bestraffing van een korporaal zegt hij bijvoorbeeld: ‘En indien ik misschien woorden gebruik, die hier zelden gehoord zijn, dan mag ik de Kamer wel
hierop attent maken, dat ik een Hollandsche jongen ben, die de Hollandsche taal gebruikt en die niet wens te bedekken met enig parlementair vernis, nu niet en nooit.’
politie en een officier van het garnizoen van Den Helder heeft beledigd. Allemaal zaken die hem overigens bij het volk steeds populairder maken.
Doordat Staalman de autoriteiten dikwijls tegen de haren in strijkt, haalt hij zich meer dan eens hun misnoegen op de hals. Dat leidt ertoe dat hij voor enige tijd monddood wordt gemaakt. Zijn blad wordt op de marineschepen verboden en hij krijgt enkele weken celstraf wegens smaad, omdat hij de commissaris van
In de Kamer treedt hij op als solist. Hij is welbespraakt. Heeft een scherp oordeel en een sterk gevoel voor rechtvaardigheid.
(Bronnen: Het optreden van Andries Popke Staalman binnen de Anti-Revolutionaire Partij, H.G. Ouwerkerk; Marinetermen, Albert Chambon)
~ Open Monumentendag 2008
Staalman speelde een prominente rol in de landelijke politiek, maar hij was ook actief in de plaatselijke politiek. Van
1896 tot 1911 zat hij in de gemeenteraad van Den Helder. In 1914 verhuisde Staalman naar Amsterdam. Hij overleed in 1938 in Driebergen-Rijsenburg. Hij was vader van negen kinderen. De ‘Staalmannetjes’ raakten in de vergetelheid doordat aan boord ook de mogelijkheid ontstond om vers brood te bakken.
15
Staalman en de marineofficieren lagen elkaar niet. Hij bekritiseerde herhaaldelijk de autoritaire wijze waarop de marineofficieren de lagere rangen bejegenden. Deze foto, een eeuw geleden in Huisduinen gemaakt, laat een groep zeeofficieren zien in hun exotisch aandoende uniform met kepi en ‘boernoes’, de lange overjas met versierde knoopsluitingen en kap met kwast op de rug. Dat de officieren sabels dragen, duidt op een officiële ceremoniële gebeurtenis. Waarom zij in de duinen staan, is niet te achterhalen.
1899 - Dominee Anne de Koe (33) predikt de marine de kerk uit
~ Open Monumentendag 2008
De ene zondag leverde de kerkparade onder muzikale begeleiding nog militairen af bij de Nieuwe Kerk voor het verplichte zondagse kerkbezoek. De volgende zondag was het militairen ten strengste verboden de diensten van dominee Anne de Koe bij te wonen. En dat terwijl de Nieuwe Kerk juist de kerk was voor de marineofficieren en het hogere kader van de rijkswerf. Hoe kon er ineens een breuk komen in zo’n traditie die wegens de muziek altijd veel publieke belangstelling trok? Wat had de predikant, een neef van de socialistische leider Pieter Jelles Troelstra, misdaan dat de marineleiding haar banvloek over hem uitsprak?
16
Beledigend voor marinepersoneel Het is zondag 29 april 1899. Als voorganger van de Nederlands Hervormde gemeente houdt dominee Anne de Koe zijn gebruikelijke preek. Deze keer wordt de dienst gevolgd door een doopplechtigheid. Vier dagen later ontvangt de voorganger brieven van twee marineofficieren, Ed. Rahder en W. Bunge, beiden luitenant ter zee 2e kl., de vaders van de gedoopte kinderen. Zij bedanken voor de toediening van de doop maar melden tevens dat ze bij de marineautoriteiten een klacht hebben ingediend over zijn preek. Die beschouwen ze als beledigend voor het marinepersoneel en zou meer hebben gepast bij een vergadering van socialisten dan bij een godsdienstoefening. Er ontstaat veel ophef over. De marineautoriteiten maken zich boos, alsmede de kerkelijke besturen. Zelfs de minister wil worden
ingelicht; hij vraagt aan de Synode van de kerk of en zo ja hoe tegen deze predikant kan worden opgetreden. Dominee Anne de Koe verzette zich tegen de verplichte zondagse kerkgang bij de marine.
De Koe schrijft vervolgens een boekje, waarin hij zich publiekelijk verdedigt. In zijn preek over karakter zette hij als voorbeeld een visserman die leeft voor zijn werk, tegenover een marineman die voortdurend moppert over zijn bestaan en zich laat betalen voor werk dat hij eigenlijk met tegenzin doet. Flinke vissers De predikant neemt niets van zijn woorden terug en ontkent dat ze beledigend waren. ‘Ik had voorbeelden voor ’t grijpen uit allerhande bedrijven en standen. Bij voorkeur koos ik echter deze, omdat ik in de plaats van m’n prediking zelve flinke vissers en karakterloos mopperende marinemannen
ontmoet heb.’ Hij stelt ‘een kwaal van de tegenwoordige tijd’ aan de orde: geldverdienen is hoofdzaak en het werken vaak bijzaak. ‘Dat de klagende mariene-officieren zich beledigd gevoelen, bewijst slechts, dat de waarheid omtrent de bestaande toestanden hun hinderlik is, hetwelk zij nu door vervolging trachten te wreken op hem, die waarheidslievend genoeg is om de bedorven toestand van ’t persoonlike leven aan te wijzen.’ De Koe realiseert zich wel dat de verkondiging van zijn levensbeschouwing van de kansel der Nederlands Hervormde Gemeente in Den Helder voor de autoriteiten een
~ Open Monumentendag 2008
pijnlijke betekenis heeft. De staat onderhoudt immers bijzondere betrekkingen met de Nederlands Hervormde Kerk, waardoor deze tegenover de andere kerkgenootschappen een bevoorrechte positie inneemt. Hij pleit daarom vurig voor een scheiding van kerk en staat.
17
Kerkparade Vooruitlopend daarop zouden de marineautoriteiten ‘die malle kerkparade’ alvast kunnen afschaffen, oppert hij. ‘Kerkgaan is ook voor ’n militair zuiver partikuliere zaak, en kan nimmer in de termen van ‘dienst’ vallen. Hoe kunnen dan de marieneautorieteiten hun inferieuren, muziekanten en kader, kommanderen om kerkgangers bij hun partiekuliere gang te geleiden? De Minister zei, dat ’t kader voor die gelegenheid zoveel mogelik samengesteld wordt uit hervormden; maar vooreerst worden dezen dan toch gedwongen, om misschien tégen hun wens naar de kerk te gaan, en verder geldt die opmerking in elk geval niet voor die muziekanten. Zij moeten met hun vijftigen klaar staan, onverschillig tot welk kerkgenootschap zij behoren; en als zij kerkgaansplannen mochten hebben in ’n andere kerk, dan worden die door ’t kommando verijdeld.’ Anne de Koe, getrouwd en vader van drie kinderen, nam een jaar later ontslag als predikant en sloot zich aan bij de chris-
tenanarchistische kolonie Internationale Broederschap in Blaricum. Vervolgens stapte hij over naar de socialistische kolonie Walden van de psychiater/ schrijver Frederik van Eeden in Bussum. Van 1908 tot 1929 werkte hij als directeur van Ons Huis in Rotterdam. In 1941 overleed hij in Lochem. De kerkparade werd na verloop van tijd inderdaad afgeschaft. De Nieuwe Kerk, het oudste kerkgebouw in Den Helder, is thans eigendom van Evangelische Gemeenschap De Ambassade. (Bron: ’n Preek en wat er van kwam, door A. de Koe, predikant in Den Helder)
Voorafgegaan door tamboers en pijpers vertrokken de militairen vanaf de marinierskazerne (later marinekazerne) voor de zondagse ‘kerkparade’.
1902 - Kuiper Riemert Riemerts (12) wordt gepest om lange broek Voor de burgerij in Den Helder was de rijkswerf altijd een belangrijke werkgever. Riemert Riemerts zat nog in de zesde klas van de lagere school toen hij op Willemsoord al aan de slag kon. Voor een gezin met vijf kinderen telde elke cent aan inkomsten.
~ Open Monumentendag 2008
Riemerts stelde zijn jeugdherinneringen te boek: ‘Mijn vader was timmerman op de Marinewerf en het ideaal was een jongen op de werf te hebben. Men noemde dat: je kostje was gekocht. Het gelukte mijn vader er één op te krijgen en ik was de ‘gelukkige’. ‘Na een poos hoorde ik dat ik kuiper zou worden. Nu wist ik net zoveel van een kuiper af als een koe van wiskunde. Maar goed, het feit was er en mijn ouders waren erg blij, want het betekende een kleine vermeerdering van het budget.
18
Kuiperij ‘Ik werd opgeroepen en mijn moeder ging met mij naar de bovenmeester, mijnheer de Klerk. Deze had geen bezwaar dat ik van school af ging, maar ik had nog wel een bezwaar en dat was dat ik kuiper moest worden, ik wilde net als mijn vader timmerman worden. Mijn vader toverde mij zoveel heerlijks voor ogen, wat je als jongen in de kuiperij kreeg. Dat was lekkere scheepsbeschuit, spek
en suikerstroop, dat ik er tenslotte mee verzoend raakte, er was trouwens toch niets aan te doen. ‘Mijn zuster maakte een lange broek van zwart manchester met een paar fijne steekzakken. Het was een keurig passende broek en ik stapte met beide handen in de zakken het plein op. Ik was nog maar amper uit de poort of daar kwam het hele stel jongens op mij af en vormde een kring om mij heen. Ze begonnen te zingen: ‘Riempie in de lange broek.’ Ze begonnen er aan te trekken en toen ik het kookpunt bereikte, vloog ik naar binnen. Ik liet mijn mooie broek zakken, stapte eruit met de woorden: ‘Ik trek hem nooit meer aan.’ ‘De volgende morgen om zes uur ging ik met mijn vader naar de werf, een kannetje thee, een zakje brood bij me en in die lange broek natuurlijk. Er kwamen al gauw wat meer jongens met lange broeken dus het leed was gauw geleden.
Riemert Riemerts in zijn nette pak ten behoeve van een foto voor zijn latere vrouw Suze Trompet. Hij was toen ongeveer 20 jaar. (Foto familie Riemerts)
Leren fietsen ‘Ik verdiende 1,20 gulden per week en kreeg 20 cent zakgeld, waarmee je heel wat kon doen en dat deden we ook, want we gingen fietsen leren. Het huren van een fiets kostte 15 cent per uur. Wij, drie broers, lapten elk 5 cent en daar ging het, hoor. Ieder mocht 20 minuten rijden, we hielpen elkaar en daar we niet bang waren, leerden we gauw fietsen.’ Riemert Riemerts heeft zijn hele leven op de rijkswerf gewerkt, eerst bij de kuiperij, later bij de werfpolitie. Hij had graag willen doorleren, maar doordat zijn
vader bezweek aan de gevolgen van een ongeluk op de werf waren zijn inkomsten voor het gezin hard nodig. Riemerts was bijna 100 jaar toen hij in 1991 overleed.
~ Open Monumentendag 2008
(Bron: Jeugdherinneringen door R. Riemerts, Helderse Historische Vereniging)
19
Een unieke schoolfoto met drie broertjes Riemerts. Riemert op de tweede rij van onderen en derde van rechts. Zijn jongere broertje Jo op de onderste rij, eveneens derde van rechts. Zijn oudere broer Bertus staat in de bovenste rij vierde van rechts. Enkele jaren later zou Riemert op 12-jarige leeftijd op de rijkswerf gaan werken als leerling-kuiper. (Foto familie Riemerts)
1905 - Thuisfront steunt soldaat Cornelis van den Berg (20) met brieven Fort Kijkduin in Huisduinen was de bestemming voor Cornelis van den Berg uit Mookhoek bij ’s Gravendeel toen hij in 1905 voor militaire dienst werd opgeroepen. Voor iemand van de Zuid-Hollandse eilanden betekende zo’n reis in die tijd een heel avontuur. Van den Berg was de oudste van negen kinderen in het gezin (zes van vader Reinier van den Berg die in 1891 aan longontsteking was overleden en drie van stiefvader Cornelis de Kreek). Zoon Cornelis werkte op het landbouwbedrijf van zijn stiefvader en kon moeilijk worden gemist. Er was veel te doen op de boerderij en Cornelis kon goed leiding geven.
~ Open Monumentendag 2008
Dit blijkt uit de brieven van het thuisfront die bewaard zijn gebleven. De meeste van deze brieven komen van broer Willem, de grootvader van RTL-weerman Reinier van den Berg. Zoals iedere soldaat zal Cornelis, van wie overigens geen brieven zijn teruggevonden, ongetwijfeld met grote belangstelling naar post van het thuisfront hebben uitgekeken.
20
Cornelis klaagt dat hij het van het station Den Helder naar Fort Kijkduin ´een verschrikkelijk eind lopen` vindt. Grootmoeder Francien Moret (68) heeft medelijden met haar kleinzoon, ‘omdat gij zoover moet lopen naar het fort.’ Maar ze is ook blij te horen dat ‘gij u zoo in uw lot kunt schikken.’ Als een kleine troost voegt zij daaraan toe: ‘Willem heeft nu al drie weken gewaakt op paarden die werpen moeten en dat is ook niet aangenaam.’
Net zoals in Den Haag, waar Cornelis eerst was gelegerd, is het eten in Den Helder geen vetpot. ‘Jammer dat je niet voldoende eten krijgt`, schrijft tante Jannigje van Wijlen/den Hartog. En zusje Eef kondigt aan dat ´Willem het plan had om volgende week naar u toe koomen en wat boter en het verdere mee te nemen.` Nieuw paard Broer Willem schrijft over de werkzaamheden op de boerderij: ´Als gij met oktober naar huis komt, en weer ploegen moet, zult ge plezier hebben van het nieuwe paard. Hij is van Zeeuws ras/ hij heeft zware poten. Hij trekt naast Bles en zet er de vaart in. Ge zult net zo diep kunnen ploegen als ge wilt. Vader mist veel van u, daar Hendrik veel toezicht moet hebben en hulp….Daar wordt nu al gezegd wat zullen we blij zijn als Cornelis weer thuis is.`
De familie van Cornelis van den Berg maakte zich in brieven bezorgd over zijn voeding. ‘Jammer dat je niet voldoende eten krijgt.’ (Foto familie Van den Berg)
Neef C. Quartel, die ook op Kijkduin in dienst heeft gelegen, schrijft op 31 oktober 1908: ‘…Er liggen zeker nu maar weinig soldaten op het fort en je dienst is zeker ook niet kwaad, tenminste wij konden het goed hebben. Maar ik wist niet dat het fort zo ver van Den Helder aflag en er is bijna geen doen aan om ´s avonds naar Den Helder te gaan en op Huisduinen is er helemaal niets te beleven. Het zijn zeker wel lange saaie avonden…`
Troost Cornelis is een trouwe kerkganger, zo blijkt uit een brief van tante Jannigje. ‘We zijn blij van moeder te horen dat ge zondags tweemaal te kerk gaat / er zal wel gespoten worden, dat hooren we hier ook / als er een zit te bidden, dat hem dan wat toegegooid wordt, bid om vol te houden en voor je beginsel uit te komen. Laat dan het gebed uw troost zijn in uw eenzaame lewe.` Cornelis zwaaide eind 1908 af. In 1914 werd hij opgeroepen in verband met de mobilisatie. Tot 4 juli 1916 diende hij in Fort Prins Frederik te Ooltgensplaat op Goeree Overflakkee. Van 1928 tot 1956 had hij een eigen bedrijf als landbouwer in Rijsoord. Hij overleed in 1969.
~ Open Monumentendag 2008
(Bronnen: www.bijbelseplaatsen.nl en http://home.hetnet.nl/~rvan-den-berg/Vaders dagboek.htm)
21
De militairen hielden het thuisfront op de hoogte van hun wel en wee via prentbriefkaarten zoals deze. De foto’s zijn begin 1900 gemaakt op Fort Erfprins.
1906 - Soldaat Johannes Kaptein (19) tussen ‘ongelikte beren’ Metselaar Johannes Kaptein in Rotterdam keek belangstellend uit naar de militaire dienst. Bij de inlijving op 23 maart 1906 kreeg hij te horen dat hij met drie anderen was ingedeeld voor Den Helder.
‘Na een vervelende reis per boemeltrein kwamen wij ’s avonds om 8 uur in Den Helder aan. Het was reeds donker en er viel een fikse sneeuwbui, hoewel ik ’s morgens met prachtig weer van huis was gegaan.’
~ Open Monumentendag 2008
Daar hun marsorder foutief was ingevuld, wist niemand waar ze heen moesten. Uit-
eindelijk belandden ze bij de bomvrije kazerne van Fort Erfprins. ‘Wij merkten voorzichtig op, dat wij den gehelen dag geen eten hadden gehad en werden door een der onderofficieren naar de cantine gebracht, waar wij voor 1 kwartje mochten verteren aan koek en melk; anders was er niet.
22
De eerste ontmoeting met Fort Kijkduin maakte diepe indruk op Johannes Kaptein.
Varkensgeknor ‘Het was één uur toen ik in een kamer werd gebracht waar ik kon slapen. De kamer was een halfrond gewelf, waarin twee rijen met kribben met slapende soldaten. Het was er vreselijk benauwd en allerlei snurkende geluiden voegden zich samen tot een onwelluidend varkensgeknor. Hier werd mij een krib, waarin een nieuwe ronde strozak met twee dekens, twee lakens en een hard hoofdkussen, aangewezen. Van slapen kwam niet veel, want het gevaar was lang niet denkbeeldig, dat ik bij de minste beweging van mijn strocylinder op de harde stenen vloer zou storten, zodat ik blij was toen ik bij het krieken van de dag de reveil hoorde blazen. Met mijn kamergenoten liep ik mee naar de waszaal, verfriste mij wat en droogde mij met mijn zakdoek af, want handdoek en zeep had ik nog niet. ‘Daarna volgde mijn eerste ontbijt: soep met kuch, dat mij uitstekend smaakte. Van een korporaal kreeg ik opdracht op de kamer te blijven tot ik geroepen werd. Zie zo, dat was een prachtige gelegenheid om hier de boel eens goed op te nemen. Eerst maar eens buiten kijken. Door een paar kleine ramen in een muur van een meter dik, keek ik uit op een smal straatje. Recht vooruit keek ik tegen een hoge dijk. Ik boog mij verder uit het raam en zag nu pas hoe lang die gewelfde bomvrije kazerne wel was, ik schatte de lengte op 200 meter. Op sommige punten op het straatje stonden enkele
troepjes soldaten in hun witte werkkleding aangetreden. Er werd appèl gehouden, waarna zij afmarcheerden.
~ Open Monumentendag 2008
Regelmaat en orde ‘Vervolgens nam ik de kamer eens op. De kamerwacht was bezig de lange smalle tafels schoon te maken door met een bezem en warm water de gemorste soep en vetkwallen te verwijderen. Met dezelfde bezem werden ook de spuwbakjes en de vloer gereinigd. De bedden waren allen netjes opgemaakt, hoe ze ‘m dat flikten wist ik nog niet, maar dat zou ik spoedig genoeg leren. Boven de bedden waren twee planken aangebracht en ik zag met genoegen hoe de uitrustingen op uniforme wijze waren opgeborgen, waarbij reeds iets van de stipte regelmaat en orde tot mij doordrong.
23
Kepi ‘Boven de krib maar onder de planken een glimmend wasblikje, op de plank een koehuiden ransel, broodzak en glimmende eetketel, stapeltjes ondergoed en netjes opgevouwen het blauwe uniform met de kepi er bovenop. Aan de plank een zwart bordje met in witte letters naam, nummer en onderdeel van de man. Aan elk krib hingen een paar laarzen en een poetszak. Onder elke krib een kistje waarin de particuliere eigendommen werden bewaard. De karabijnen en bajonetten waren netjes in rekken geplaatst; boven de deur een portret van Koningin Wilhelmina. De verlichting
bestond uit twee petroleumlampen.’ In de loop van de dag wordt Kaptein overgebracht naar Fort Kijkduin. ‘Toen ik het fort naderde, zag ik niets dan een grote groene berg, waarop de Nederlandse vlag fier in de frisse zeewind wapperde. Dichterbij komende zag ik dat de hele berg door een echte prikkeldraadversperring was omgord. Een lang smal pad naar boven bracht ons voor een muur met een poort en een brug. Over de brug gingen we langs een trap naar beneden, doorliepen lange witgekalkte gangen, spaarzaam verlicht door een paar petroleumlampen. In een bureau aangekomen werd ik overgedragen aan een sergeant majoor, die er niet kwaad uitzag en die mij meedeelde dat ik nu eindelijk mijn bestemming had bereikt en ingedeeld was bij de 3e Compagnie van het 4e Regiment Vestingartillerie.’ De kamer die Kaptein hier krijgt is groter en hoger dan die in Erfprins, de inrichting is echter wel hetzelfde. ‘Ik telde 15 kribben aan de lange zijde van de kamer en 1 krib aan de korte zijde van de kamer. Dat was de plaats van korporaal Fransen, de kamercommandant.’ Dronken thuiskomen Zijn kamergenoten zijn, uitgezonderd de korporaal, Brabanders. ‘Hoewel ze niet allen over één kam geschoren konden worden, waren het, als ze zo onder elkaar bezig waren, ‘ongelikte beren’. Altijd hadden ze
ruzie onder elkaar, gapten elkaars eten, rookten uit elkaars pijpen, maar konden ook hartroerende liederen zingen onder begeleiding van een harmonika, waren dol op dansen en kaarten, waren allen even arm en gingen na de uitbetaling van de soldij à 15 cent per dag zo spoedig mogelijk de stad in om hun soldij om te zetten in bier en genever. Soms waren erbij die kans zagen dronken thuis te komen en die dan al te rumoerig waren, draaiden op voor acht nachtjes politiekamer. ‘Bij de theorie bleek mij hoe onontwikkeld mijn kameraden waren en het kostte den onderofficieren veel moeite en geduld van zulke mensen kanonniers te maken. Van de 29 waren er 6 die totaal niet konden lezen of schrijven; zij hadden nooit op school gegaan, en de rest kon er niet veel van. Niemand van hen wist wanneer Prins Hendrik jarig was, twee van hen wisten dat Koningin Emma 2 Augustus jarig was en allen wisten dat de Koningin 31 Augustus jarig was, maar daarmee was dan ook hun kennis van het Koninklijk Huis, van de Staatsinrichting, enz. totaal uitgeput.’ Gezellig De avonden en zondagen brengt Kaptein door in het Militaire Tehuis bij vader en moeder Feitsma. ‘Wat kon het daar gezellig zijn! Schaken, dammen, orgelspel, zingen en aangename gesprekken met de huisvader, een welvoorziene leestafel en biblio-
theek en goede en goedkope consumptie maakten daar het verblijf tot een onvergetelijk genot. ‘Het Tehuis stond op de Kanaalweg, schuin over de N.H. Kerk. Achter het Tehuis stond de Geref. Kerk en ’s zondags was het een aardig gezicht wanneer vanuit Nieuwe Diep onder vrolijke muziek van tamboers en pijpers, de mariniers en matrozen naar de kerk werden gebracht. Kerkgaan was voor de Marine toen nog dienst, tenzij de ouders schriftelijk hunne vrijstelling van kerkgaan hadden verleend. Even vóór het Tehuis zwenkte het geref. deel van de troep ‘met
tweeën!’ het nauwe steegje in dat toegang gaf tot de Kerk, terwijl de rest van de troep ‘met vieren, hoofd der colonne links’ de brug over naar de N.H. Kerk marcheerde. ‘In de kerk waren gereserveerde banken voor de militairen en daarnaast surveilleerde een korporaal van de marine om een oogje te houden op zijn meestal weinig belangstellende ‘minderen’ en hun zachtjes uitkafferde als zij zaten te praten, te lachen of te slapen. De soldaten der landmacht waren in het kerkgaan vrij en daar was ook geen extra toezicht nodig, hoewel het wel eens voorkwam, dat de herder op de preekstoel
zijn militaire schapen verzocht ‘een meer eerbiedige houding aan te nemen en niet met het hoofd op de bank te gaan slapen.’ Koffie met koek ‘Na de morgenkerkdienst kwamen de vaste tehuisbezoekers in de zaal van het Tehuis of, als er weinig waren in de woonkamer van vader en moeder Feitsma, waar wij op koffie met koek werden getrakteerd. Na op het fort het middagmaal gebruikt te hebben, maakte ik met een of meer vrienden een wandeling of gingen wij een oorlogsschip bekijken, waar wij ’s zondagsmiddags vrije toegang hadden. Na de middagkerkdienst werd de avondmaaltijd in het Tehuis gebruikt; De consumpties betaalden wij ’s maandags, want dat kon niet op Zondag.’ Johannes Kaptein zwaaide af als korporaal. Bij thuiskomst hervatte hij zijn werk als metselaar. Later maakte hij een overstap naar de politie. Hij overleed in 1969 in Rotterdam.
~ Open Monumentendag 2008
(Bron: Herinneringen van Opa Kaptein, Stelling Krant)
24
Johannes Kaptein had geen hoge pet op van de intelligentie van zijn kamergenoten. ‘Van de 29 waren er zes die totaal niet konden lezen of schrijven.’ De soldaten droegen begin 1900 witte werkkleding.
1914 - Kapelaan H.J.M.M. Alink (28) brengt vrouwen aan het snikken
~ Open Monumentendag 2008
H.J.J.M. Alink, op 15 augustus 1910 tot priester gewijd en op 8 september 1913 benoemd tot kapelaan aan de St. Petrus en Pauluskerk in Den Helder, was een belangrijke chroniqueur van zijn tijd. De Eerste Wereldoorlog stond op uitbreken. Nederland wilde ondanks de dreigingen neutraal blijven. Op 31 juli 1914 om 18 uur kondigde de regering de mobilisatie af. Alle militairen moesten naar hun standplaats afreizen. Den Helder kreeg er daardoor 30.000 militairen bij. Die moesten worden gehuisvest. Het personeel van de marinewerf ging koortsachtig aan de slag om alle schepen gevechtsklaar te maken.
25
Onrust in de stad Wanneer Alink op vrijdag 31 juli 1914 om elf uur ’s avond buiten komt, signaleert hij een bijzondere spanning. In zijn dagboek schrijft hij: ‘Er hangt onrust over onze stad…voor alle open deuren staan vrouwen en kinderen te praten…sommigen weenen…allen zenuwachtig…niemand schijnt het binnen uit te kunnen houden…ieder zoekt gezelschap…de harten hebben harten nodig om de gevoelens van vrees en onzekerheid te uiten. Helder schijnt den slaap niet aan te kunnen durven dezen nacht.’ Op zaterdag 1 augustus moet hij zijn preek voor de zondagse kerkdiensten voorbereiden. Dat gaat hem deze keer moeilijk af. ‘Vandaag wordt er strijd geleverd tusschen mijn studieijver en mijn nieuwsgierigheid. De studie lijdt een schandelijke nederlaag, want ik kan niet bij het venster vandaan
blijven. Mijn kamer in de pastorie ziet uit op Roomsche brug, Kerkgracht en Kanaalweg met Postkantoor, en alles wat aan soldaat door treinen om de tien minuten wordt uitgespuwd stroomt over Kerkgracht en Kanaalweg naar de forten. Dat gaat zoo door, geheel den dag. Je moet wel kijken. Uniformen, die je hier nooit ziet, zijn heden te zien: Officieren van allerlei wapens, als Grenadiers en Jagers, Cavalaristen en zelfs marechausse’s. De mannen loopen er zielig bij, loom van de afmattende warmte, gebukt onder zware pakken en ransels, zwaarmoedig om wat ze verlieten en om wat ze te wachten staat. Daar gaan mannen met baarden…kostwinners…hier en daar tipt een zakdoek aan het vochtig oog, ook onder de kijklustigen langs den weg. ‘Heel wat petten en hoeden gaan af bij het passeeren der kerk. Ja, de kerk…waar
Kapelaan Alink, in 1918 gefotografeerd voor de Katholieke Illustratie, hield dagboeken bij, waardoor hij een belangrijke kroniekschrijver werd van het leven tijdens de mobilisatie in Den Helder. Hij was belast met de zielzorg voor de militairen.
moeten die duizenden morgen naar de kerk? Een puzzle! Niet voor mij….is mijn zaak niet! ‘Het zal wel een drukke biechtavond worden vanavond! Toch komt er geen een, om de eenvoudige reden, dat er wegens den ernst van den toestand niemand uit de forten mag. ‘Het is een dag geweest met een stalen zonnenhemel…maar binnen in ons allen, jagen onrustig de sombere wolken.’ Volksfantasie De volgende dag, zondag 2 augustus, noteert Alink in zijn dagboek: ‘Ik doe de
~ Open Monumentendag 2008
Hoogmis. Drie of vier militairen zijn er in de kerk, meer niet, want het kan niet voor alles beter is geregeld. Ze zijn voor de Hoogmis even stil weggeloopen uit het fort, om te kunnen biechten voor den slag, dien ze morgen of overmorgen verwachten, en wel bij Bergen, omdat volgens hen de Engelschen daar zullen landen met het plan, om door Holland naar Duitschland op te rukken. Ik stel ze gerust, en ik meen het, want ik vind het onzin. Over een paar weken zal alles wel weer thuis zijn. Allemaal volksfantasie!
26
‘Toch vind ik het een akelig gehoor, onder de Hoogmis dat voortdurend tromgeroffel en trompetgeschal, dat zwaar marcheeren der manschappen, dat dreunen der veldwagens en kanonnen…het kon toch wel eens waar zijn…doch ze zullen die duizenden opkomers van gisteren nu laten wegmarcheeren naar de omliggende plaatsen! Maar het is toch een onrustwekkend gehoor, en het drukt loodzwaar op de toch al zoo neerslachtige menschen. Dat blijkt me onder de preek. Ik moet vrijwel improviseeren, en daarom komt er recht uit het hart natuurlijk een toespeling op wat er aan het gebeuren is, en een opwekking tot bidden om vrede…en ik schrik er van op…dat eensklaps heel het vrouwelijk deel van mijn gehoor in snikken uitbarst…wat de mannen doen kan ik niet zien, die zitten te ver af. Gauw maar ophouden hierover.’
Prikkeldraadversperringen De daarop volgende dagen signaleert Alink dat er hard wordt gewerkt aan de forten. ‘Overal liggen prikkeldraadversperringen… ook bij de toegangswegen tot de stad…op de Huisduinschen weg…over heele stukken land. Levensmiddelen worden opgestapeld in de Hervormde Kerk aan het Westplein, groote treinen met steenkolen komen binnen, alles wat noodig is om een beleg te doorstaan wordt klaar gemaakt.’
U kunt niet voorzichtig genoeg zijn.”
Op vrijdag 7 augustus ontvangt Alink een brief van de bisschop van Haarlem: hij wordt belast met de zielzorg van de militairen. ‘Ik moet me aan den Stellingcommandant presenteeren. Wie is hier Commandant? Waar moet ik dien vinden? Ik weet er geen bal van.’
In de nacht van maandag op dinsdag 18 augustus wordt het eerste teken van de oorlog merkbaar. ‘Een groot Luchtschip koerst over onze forten. De schildwachten waarschuwen de officieren van de wacht…orders vragend betreffende het schieten. Voor het zoover is, is het oorlogsmonster ‘gevlogen’.’ De mobilisatie brengt een drukte van belang met zich mee. Massa’s mensen op straat. De kerken overvol. En er moeten allerlei activiteiten worden georganiseerd om de militairen bezig te houden. Alink is op dat gebied een bezige bij, want hij wil de militairen uit de kroeg en van de straat houden. De Helderse zang-, muziek- en toneelverenigingen zijn zeer behulpzaam.
Men verwijst hem naar het plaatselijke garnizoensbureau, ondergebracht in het gebouw van de Christelijke Jongelingen Vereeniging in de Spoorstraat. ‘Een kleine kapitein met grooten snor blijkt de plaatselijke Adjudant te zijn, de Heer Jos Haak. Hij schrijft een Legitimatiebewijs, dat me toegang verschaft tot alle fortificatie’s enz. terwijl aan alle commandanten wordt verzocht, mij in het uitoefenen van mijn ambt behulpzaam te zijn. Ik ontvang nog den welgemeenden raad, mij steeds van het eene fort naar het andere te doen begeleiden door een soldaat, vooral des avonds: ,,U begrijpt, Eerw, onze jongens zijn allen wat zenuwachtig, de schildwachten hebben de geweren met scherp geladen. Dus
Winnubst speelt in het donker ‘Op zondag 16 Augustus is ons Volksbondfanfarecorps Winnubst aan de beurt, onder directie van den Heer Jacob Ter Hall, onderkapelmeester der Marinekapel. De toneellampen willen echter niet branden… de gastoevoer schijnt in staking te willen… en bij gloeiende spijkerverlichting is er uit Winnubst niet te halen wat er uit te halen is…daarom gaat na een uur martelen van diverse lichtspecialisten de directeur de zaal verlaten, met de mededeelingen dat het concert tot nader order wordt uitgesteld. De mannen van Winnubst besluiten echter te blijven en dan de kat maar in het donker te knijpen met zooveel energie, dat
~ Open Monumentendag 2008
De spanning van de mobilisatie verdween toen bleek dat de neutraliteit van Nederland werd gerespecteerd. Maar vier jaar wachten duurde heel lang waardoor verveling en lamlendigheid toesloegen. Deze foto, gemaakt op Oostbatterij, laat dat treffend zien. Let op de dieren, het kind en de Engelse matroos die in Den Helder was geinterneerd.
27
alle blaasinstrumenten in actie zijn. In het schemerdonker worden alle marschen gespeeld, die men zonder muziekbladen spelen kan, en de landweerman Portegies zorgt voor muzikale voordrachten ter afwisseling.
Achter me hoor ik gesnik bij het ‘Gebed om Vrede’… het zijn een paar vrouwen van landweermannen. Deze veelbewogen tijd geeft zulke contrasten herhaaldelijk. Lach en traan tegelijk.’
‘Ik geef om negen uur het sein voor ons avondgebed, en plots is de gulle lach stille ernst geworden. Dit schijnt altijd geweldig in te slaan op onze feestavonden, vooral bij aanwezige familieleden van buiten de stad, en niet het minst bij niet-katholieken.
In november 1914 kreeg kapelaan Alink er ook de zielzorg bij voor de rooms-katholieken bij de marine, in juni 1918 werd hij benoemd tot vlootpastoor (door de bisschop van Haarlem) en in juni 1921 tot vlootaalmoezenier (door koningin Wilhelmina). Onder zijn
leiding werd in 1916 de R.K. Vereeniging van Marinepersoneel opgericht. Alink was mede betrokken bij de oprichting van het Marinemonument dat in 1993 werd verplaatst van het Havenplein naar de Vijfsprong. In 1934 nam Alink ontslag als vlootaalmoezier en werd hij benoemd tot pastoor in Amsterdam. In mei 1947 werd hij in de pastorietuin door een hartverlamming getroffen. (Bron: Mobilisatieherinneringen door H.J.M.M. Alink)
1915 - Reserveluitenant mr. J.B. Bomans (29) en de stenensjouwers
~ Open Monumentendag 2008
De mobilisatie duurde liefst vier jaar. Voor de militairen in Den Helder was dat een eindeloze tijd van wachten, wachten en wachten. Ze moesten worden beziggehouden om hun geoefendheid op peil te houden, zo blijkt uit een schimmenspel dat in 1915 ter gelegenheid van de Sinterklaasviering werd opgevoerd. In deze tekst op rijm wordt de draak gestoken met allerlei activiteiten die in silhouetten op een wit laken werden uitgebeeld.
28
‘En nu, mijne heeren, is het spel bijna uit,
roept: "Die eerste Compagnie
Wij gingen uit Brabant, en tot besluit
Is mij 'n eeuwige ergernis,
Stopten zij ons – al waren wij er niet op gesteld –
't Lijkt wel 'n begrafenis!"
In het badhotel op het Galgenveld.
Van den Broeke, die vroeg permissie,
Zoo’n tijdje in ’n badplaats, ’t is voor de variatie wel fijn,
- Als ik lieg, lieg 'k in commissie -
Alleen jammer, dat wij er de eenige badgasten zijn!
Om voortaan - 't plan is uniek -
Ons nieuwe hotel heeft de meest moderne gemakken,
Te corveeën met muziek,
Je slaapt er op den grond op rijks strooien zakken;
En hij studeert nu daag'lijks in
En - wat heel goed is voor je gezicht –
Den bekenden treurmarsch van Chopin.
Het is van onder tot boven electrisch verlicht.
Behalve ’t Corvee ”steenen sjouwen”
Voorts - waar ze in een hotel toch al niet op letten -
Hebben wij ook nog dat van “Kipkarretjes douwen.”
De nieuwste, meest practische heeren-toiletten!
En de luitenant Bomans bewijst ons hier,
Ten slotte – wie zou zoo iets ooit hebben gedacht? –
Dat niets vervelend is, als je ’t maar doet met plezier.
Is er het heele jaar door: vrije open en fijne jacht.-
Als wandelaars 's morgens langs 't Galgenveld gaan,
Met het marcheeren is het nu gedaan,
Blijven zij even verwonderd soms staan,
Ze zeggen: "Daar heb je hier toch niets aan!"
Wanneer zij mannen met grijze haren,
Wij oefenen ons nu - en ik zeg dat niet om te vitten -
Kerels van vijf en dertig jaren,
In het lijntrekken en in het zitten.
Knieën zien buigen of armen zien zwaaien,
Den heelen dag heb je hier als corvee,
Beenen zien strekken of armen zien draaien.
Steenen sjouwen bij de zee.
Dan hoor je soms roepen: "Heere m'n tijd!
Met hun tweeën achter elkaar
Wat je al niet doen moet voor de neutraliteit!
Zie je ze loopen met de baar!
Op een commando van een sergeant
't Is, alsof zij zeggen willen:
Staan ze op hun teenen voor het heil van het land!"
"Jongens, laten wij ons niet vertillen!"
Laat de menschen stil maar praten,
De voorste denkt, zooals je ziet,
Want die hebben niet in de gaten,
"Langzaam aan, breekt 't lijntje niet!"
Dat zoo'n kwartiertje gymnastiek
Is het wonder, dat de genie
't Beste middel is tegen rheumatiek.’
De vader van Godfried Bomans verveelde zich stierlijk in Huisduinen. Door zich tot Kamerlid te laten kiezen kon hij zich onttrekken aan zijn militaire verplichtingen. De Katholieke Illustratie portretteerde hem in 1918 met zijn typerende witte das.
De Bomans in dit schimmenspel is de vader van de schrijver Godfried Bomans. Mr. J.B. Bomans, advocaat in Haarlem en vader van vijf kinderen, diende tijdens de mobilisatie als reserveluitenant bij de kustbewaking in Huisduinen: ‘zandgraverijen en kipkarren’, zoals hij het zelf noemde. Koningin Wilhelmina op bezoek Op 15 augustus 1916 kwam koningin Wilhelmina langs. Volgens Godfried Bomans onderhield zij zich op korzelige wijze met de manschappen die toevallig wakker waren en repte zich toen driftig naar het strand. ‘Hier verlangde zij een kijker. Mijn vader, op deze wens niet verdacht, in de billijke veronderstelling dat daar ook niets te zien
was, antwoordde met vaste stem: ,,Majesteit, die heb ik niet.” Koningin Wilhelmina echter weigerde in deze eenvoudige oplossing te berusten. Zij sprak andermaal, langs zijn hoofd heen de zee inkijkend: ,,Luitenant Bomans, uw kijker.” Zij doelde hiermee op de langwerpige koker, die aan zijn koppelriem bevestigd was. Deze was echter geheel met kwattarepen gevuld. - Deze repen waren in Huisduinen goedkoper dan in Haarlem en als mijn vader met verlof thuiskwam werd er uit die koker rondgedeeld, zolang de voorraad strekte. – Wilhelmina moet toen, terecht tot de pluralis majestatis overgaand, gezegd hebben: ,,Wij wisten niet, dat ’s lands gelden voor deze bestemming gebruikt werden”, een uitspraak die in ons gezin nog jaren op feestjes en partijen de vrolijkheid verhogen zou”, aldus Godfried Bomans in herinneringen aan zijn vader.
~ Open Monumentendag 2008
Op 15 september 1916 werd reserveluitenant Bomans, op eigen verzoek, ingekwar-
29
Koningin Wilhelmina was de eerste vrouw op een Nederlandse onderzeeboot. In 1916 stapte zij aan boord van de O3. Tijdens de oefeningen die werden uitgevoerd dook het schip tweemaal onder water. Op de achtergrond Fort Harssens vanwaar in 1885 op proef schoten werden gelost waardoor ruiten tot in de verre omgeving sneuvelden. (Foto Het Leven)
tierd bij kapelaan Alink in de pastorie naast de Olvoo-kerk. Daar ontwikkelde hij zich tot een van de kartrekkers van de Nederlandsche Roomsch-Katholieke Vereeniging van Marinepersoneel die op zijn initiatief St.-Christophorus werd genoemd. Op 1 december 1916 werd hij tot lid van de Tweede Kamer voor de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) gekozen. Zijn lidmaatschap duurde tot 1929. Bomans overleed in 1941.
Stenen sjouwen bij de zee. Een beeld uit het schimmenspel dat militairen ter gelegenheid van de Sinterklaasviering 1915 op het Galgenveld opvoerden. (Illustratie C.J.M. Acket)
(Bronnen: Met de eerste compagnie op mobilisatie; schimmenspel van C.J.M. Acket, woorden van J.B.S.; De man met de witte das, Godfried Bomans)
1918 - Matroos Teun Glaaser hijst rode vlag De carrière van H.J.M.M. Alink als vlootaalmoezenier begon en eindigde met twee historische gebeurtenissen bij de Koninklijke Marine: de ‘rode week’ in 1918 en de muiterij op het pantserschip De Zeven Provinciën in 1933.
~ Open Monumentendag 2008
Op 11 november 1918 haalt Nederland opgelucht adem: na vier jaar is de Eerste Wereldoorlog eindelijk ten einde. Dezelfde dag nog predikt P.J. Troelstra, fractieleider van
30
de S.D.A.P. (de voorloper van de PvdA), in Rotterdam de revolutie. De volgende dag eist hij in de Tweede Kamer de overdracht van de macht aan de arbeiders.
Dat wordt het begin van een aantal roerige dagen. Ook de matrozen op de vloot in Den Helder zijn in zeer opstandige stemming. Zo daagt Teun Glaaser de militaire autoriteiten uit door een rode vlag te hijsen. Volgens een rapport van de commandant van het oorlogsschip ‘Holland’ heeft stoker 2e klas Teunis Pieter Jacob Glaaser ‘des morgens om ongeveer 8 uur, toen de bemanning baksgewijs stond aangetreden, gebruik gemaakt van het oogenblik, dat er niemand op het tentdek was, om uit een vlaggekastje aldaar seinvlag B. te nemen, deze aan te slaan aan een lijn van den voorsten mast en tot een kleine hoogte boven de brug te hijschen. De onder-officier van de wacht ging onmiddellijk naar boven, gelastte Glaaser de vlag neer te halen, waaraan deze dadelijk gevolg gaf. Glaaser werd in arrest gesteld. Het geheele incident heeft zich binnen ongeveer 2 minuten afgespeeld.’ Plichtsverzaking De provocateur verklaart de vlag te hebben gehesen om propaganda te maken voor het socialisme. Hij krijgt 14 dagen strafdienst. Korte tijd later wordt hij ontslagen wegens ‘wangedrag en verregaande plichtsverzaking als militair’.
De rode week in 1918 en de muiterij op De Zeven Provinciën in 1934 zetten de verhoudingen tussen de marinebonden en de leiding van de marine op scherp. De minister en de leiding van de marine waren al niet erg ingenomen met het feit dat het marinepersoneel zich organiseerde en eisen stelde. Soms werkten ze duidelijk tegen. Toch lieten op deze prent uit 1904 afgevaardigden van de Algemeenen Bond voor Nederlandsche Marine-matrozen zich manmoedig fotograferen voor het Helders Marinegebouw aan de Hoofdgracht. Links op de stoel oprichter A.G.A. Verstegen die later wethouder van Den Helder werd voor de S.D.A.P. Na zijn dood werd hij door zijn kameraden geëerd met een opvallend grafmonument op de begraafplaats van Huisduinen.
Chroniqueur Alink noteert op 15 november in zijn dagboek: ‘Burgerwacht gevormd van 500 man. Alle munitie, sluitstukken en scheepskanons zijn geborgen in Directiegebouw en adelborsten-Instituut. In Directiegebouw
~ Open Monumentendag 2008
heeft de Alkmaarsche Infanterie de wacht betrokken; in ’t Instituut en de tuin van de schout-bij-nacht de adelborsten. Vóór het Directiegebouw staat marine zonder sabel en zonder patronen.’
31
De dag daarvoor heeft schout-bij-nacht J. Albarda, commandant van de marine te Willemsoord en commandant van de Stelling van Den Helder, ingrijpende maatregelen genomen om de vloot te ontwapenen. Er zijn aanwijzingen dat rode matrozen zich meester willen maken van de schepen en willen proberen op te stomen naar Amsterdam en Rotterdam om de revolutionairen te steunen. De regering heeft al opdracht gegeven aan de forten te IJmuiden en Hoek van Holland om, indien zoiets mocht gebeuren, elk Hollands oorlogsschip met een rode vlag in top de grond in te boren. In Den Helder zijn de machines van alle schepen onbruikbaar gemaakt door het uitnemen van een of meer machineonderdelen. Het personeel is ontwapend. Bajonetten en grendels van geweren alsmede munitie zijn van boord gehaald. Bovendien is de Landmacht ingeschakeld voor een militaire bezetting van belangrijke punten langs en rond de haven. Aan de trouw van de marine werd dus ernstig getwijfeld. Achteraf bleek dat onterecht en dat kostte vlootvoogd Albarda, die ook nog had gefaald in het overleg met de marinebonden, de kop. En hoe liep het af met de poging tot revolu-
tie van Troelstra? Dat bleek een vergissing te zijn. Troelstra kreeg onvoldoende steun. Muiterij In 1933 breekt muiterij uit op Hr.Ms. De Zeven Provinciën. Dat leidt opnieuw tot een gespannen situatie. De Zeven Provinciën maakte een rondreis van twee maanden rond Sumatra. De bemanning aan boord bestond voor driekwart uit inlanders. Op 2 februari onderbreekt commandant P. Eikenboom de reis voor een feestje aan de wal. Een groot deel van de bemanning neemt daaraan deel. Een aantal achterblijvers maakt zich dan meester van het schip, voorziet zich van geweren en munitie en zet koers naar Soerabaja voor een demonstratieve tocht uit protest tegen de aangekondigde salariskortingen. Pogingen om de muiters om te praten, mislukken. Om hen tot overgave te dwingen zou een waarschuwingsbom voor het schip worden gegooid. Maar de bom van 50 kg. die vliegboot D 11 op 10 februari om 9.18 uur van een hoogte van 1200 meter afwerpt, treft De Zeven Provinciën niet ver van de brug en explodeert direct. De gevolgen zijn dramatisch: 23 doden. Bewaking in de stad Commotie alom, ook in Den Helder. De stad wordt onder strenge bewaking gesteld. Er worden vier extra rijkswachters gedetacheerd. Alle toegangswegen worden gecontroleerd en iedereen die men niet vertrouwt of gevaarlijk
acht, wordt teruggestuurd. Militaire verloven worden beperkt, wachtposten verdubbeld en er worden verscherpte instructies gegeven. Volgens de speciale verslaggever van Het Volk in Den Helder houdt dit ook in dat er in bepaalde gevallen ‘niet op de benen, doch op den buik’ moet worden geschoten. Ledikanten De commandant van de marine te Willemsoord, C.J.E. Brutel de la Rivière, ontbiedt vlootaalmoezenier Alink op 10 februari. Twee van de drie Nederlandse slachtoffers van de bom op De Zeven Provinciën zijn namelijk katholiek. In zijn dagboek vermeldt Alink de volgende details over zijn aankomst: ‘Voor het Directiegebouw staan twee schildwachten in plaats van één. ’t Zijn mariniers; in 1918 stond er Landmacht. De deur is op slot. Ik moet bellen. Door een luikje, dat geopend wordt, komt een hoofd. Ik mag binnenkomen en zie onder het hoofd het lichaam van een burger. In de hal staan ledikanten, want de wacht slaapt hier ook in deze dagen.’ De marinebonden kregen het na de muiterij zwaar te verduren. Hun invloed werd aanzienlijk beperkt. Van belangenbehartiging was geen sprake meer. Deelnemers aan de muiterij moesten jarenlang de gevangenis in. (Bronnen: Niet voor God en niet voor het Vaderland, Ron Blom en Theunis Stelling; De muiterij op De Zeven Provinciën, dr J.C.H. Blom)
1940 - Soldaat B.J. Ero (26) maakt na capitulatie kanonnen onklaar Om half drie ’s morgens kwam de politie bij B.J. Ero aan de deur in Zaandam. Of hij zich per eerste trein naar zijn mobilisatiebestemming wilde begeven: Den Helder. Het was 11 april 1939. De internationale spanning leidde tot dit soort voorzorgsmaatregelen. Ero, van de lichting 1932, had zijn dienstplicht bij het 1e Regiment Kustartillerie vervuld op Fort Erfprins. Nu werd hij naar Fort Kijkduin gestuurd.
~ Open Monumentendag 2008
Ero: ‘Dit fort werd al lang niet meer gebruikt voor legering van militairen, maar uit nood moest het toen maar weer in gebruik worden genomen. Er waren al enkele soldaten eerder opgeroepen om kwartier te maken. Er stond toen nog een fortwachterswoning bij het fort. De fortwachter en zijn vrouw hadden beneden in één van de lokalen van het reduit een ‘kantine’ ingericht waar we koffie konden kopen. Verder was er nog niet veel klaar.
32
Kribben ‘Slaapplaatsen in de vorm van ijzeren ledikanten (kribben) waren lang niet in voldoende aantallen aanwezig. Daarom sliepen de eerste dagen veel soldaten zomaar in een berg losgestrooid hooi. Tenslotte werden er kribben geplaatst en wel zo: met het hoofdeinde tegen de muur en tweehoog opgestapeld. In het midden kwamen lange houten tafels met houten banken, waar we konden eten. De keuken kon de eerste dag nog niet voor warm eten zorgen, zodat we het alleen met kuch en wat beleg moesten doen. Die kuch kwam van de marinebakkerij.’
Ero is ingedeeld bij de 2e batterij 15 cm L(ang) 40. Deze bedient drie Krupp-kanonnen bij batterij Begraafplaats. Met de hulp
van meetposten in de duinen van Huisduinen is het mogelijk vanaf deze plek met de kanonnen, die een schootsbereik hebben van 14,2 km., schepen op zee te raken. ‘Wij oefenden daarmee op een doelvlot in zee, getrokken door een sleepboot met een zeer lange kabel. In de oorlogsdagen hebben we geen Duitse oorlogsbodems gezien, dus kwamen we niet in actie. Wel hebben we het gedonder gehoord van de aanvallen op de Stellingen bij Kornwerderzand en Den Oever, die stand hielden tot dat de overgave een feit was geworden.
De mobilisatie van 1939 bracht opnieuw grote militaire drukte in Den Helder. Extra bewaking en extra oefeningen zoals hier met dit kanon. De soldaat in het midden met de sigaret en de huls van een granaat is G.C. Schnellenberg uit Den Helder. (Foto familie Schnellenberg)
~ Open Monumentendag 2008 33
Onklaar ‘Na de ‘overgave’ van de Stelling van Den Helder hebben we eerst de kanonnen onklaar gemaakt, door ze met een patroon te laden en door een granaat van voren in de loop te duwen. Toen hebben we het schot afgetrokken, zodat de loop in stukken barstte. Onze geweren moesten we in een munitiedepot inleveren. We gooiden ze met veel kracht neer, in de hoop dat ze stuk gingen. ’ Schout-bij-nacht H. Jolles had bij de overgave van de Stelling van Den Helder – in de nacht van 14 op 15 mei in Sneek – moeten beloven dat alle vernielingen onmiddellijk werden gestaakt. Bovendien eiste de Duitse bevelhebber tien gijzelaars voor het geval Jolles zijn belofte niet zou nakomen. Het onklaar maken van de kanonnen bij batterij Begraafplaats had de tien gijzelaars (allen militairen) dus het leven kunnen kosten. Overigens weigerde Jolles om telefonisch vanuit het Duitse hoofdkwartier opdracht te geven om vernielingen te staken. De Duitse generaal nam genoegen met zijn toezegging om bij terugkeer in Den Helder onmiddellijk actie te ondernemen. Vrouwen en kinderen de 14e mei eindigt nootlottig in Den Helder. Soldaat Ero herinnert zich het vogende: ‘De avond na de overgave waren mijn maat en ik de lijsten met namen en adressen van onze bezetting aan het verbranden in de droge gracht van het fort Kijkduin, toen we
De teleurstelling over de capitulatie op 14 mei 1940 was groot bij de militairen in de Stelling van Den Helder, vooral omdat het na de inval op 10 mei was gelukt de Duitsers bij de Afsluitdijk te weerstaan. Nederlandse militairen in Den Helder werden enige tijd voordat ze met groot verlof werden gestuurd, in Anna Paulowna krijgsgevangen gehouden. Daar is deze foto gemaakt.
plotseling bommenwerpers hoorden gieren. Zij gooiden bommen op de stad. Spoedig zagen we rook en vuur in de stad oprijzen. De soldaten die woonachtig waren in Den Helder, gingen met de fortvrachtauto naar de stad om hun familie, vrouwen en kinderen te halen. Zodoende werd het spoedig een komen en gaan van die vrachtauto. Horden vrouwen en kinderen kwamen op het fort Kijkduin aan, die snel het reduit invluchtten en zich daarin veilig waanden. Uit de kantine werden dranken, koek en snoep gehaald en zo ontstonden er huiselijke tafreeltjes. Dat vond ik de belangrijkste functie van het fort in die dagen.’
De bombardementen op die avond eisten een hoge tol: 28 doden. ‘Enkele dagen later kwamen de Duitsers het fort Kijkduin bezetten. Wij moesten vertrekken en gingen ijlings op gevorderde fietsen (meest nieuwe) naar Anna Paulowna, waar we verder moesten bivakkeren in bollenschuren. We waren krijgsgevangenen, maar met een eigen Hollandse leiding. Enkele weken daarna mochten we afzwaaien en konden we naar huis.’ (Bronnen: Mobilisatie 1939, B.J. Ero, Stelling Krant; De Stelling van Den Helder mei 1940, O.J. Siersema en V.E. Nierstrasz)
10 mei 1940- Schuilen in bunkers uit angst voor bommen Thelma Zandstra was tien jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ze woonde aan de Javastraat in Den Helder.
~ Open Monumentendag 2008
Haar herinneringen aan die eerste dagen: ‘Op de ochtend van de 10e Mei deed ik de gordijnen van mijn slaapkamer open en zag ik vliegtuigen die mijnen aan parachutes naar beneden lieten vallen boven het Marsdiep. Vanaf de grond werd heftig op deze vliegtuigen geschoten. Mijn moeder riep: ,,Thelma kom je bed uit, want het is oorlog.”
34
Capitulatie van Nederland ‘De volgende dagen brachten we door met het luisteren naar de radio, die de gehele dag aanstond en ons voortdurend op de hoogte hield van de strijd in het vaderland. In de namiddag van de 14e Mei besloten mijn ouders een fietstochtje te maken naar Huisduinen om even uit te waaien. In een cafeetje naast het fort Kijkduin, dat vol zat met Hollandse soldaten, wilden wij iets gaan drinken. Toen we binnenkwamen werden we door de soldaten tot stilte gemaand, want generaal Winkelman zou via de radio een toespraak houden. In deze toespraak, die om ongeveer 19 uur werd uitgezonden, kondigde hij de capitulatie van Nederland aan en de overgave van het land aan de Duitsers. Tot slot werd het Wilhelmus gespeeld. ‘Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel
Veel burgers zochten ’s nachts bescherming tegen de bombardementen in leegstaande bunkers in de duinen. Rechts op de foto reclameschilder Frans Neyts.
volwassen mannen zien huilen. De verslagenheid was groot. Of we daar nog iets gedronken hebben weet ik niet meer, want mijn ouders wilden zo snel mogelijk naar huis. Verbrand ‘Wij waren nog maar nauwelijks thuis, toen de eerste bommen vielen. Het werd een verschrikkelijke avond. De Duitse bommen vielen met regelmaat en wel vooral op de binnenstad, waaruit de mensen wegvluchtten en via de Javastraat de stad uit
probeerden te komen. Mijn moeder had de voordeur opengezet en zij voorzag mensen die even bij ons naar binnen kwamen om een moment te rusten, van water en thee. Al die mensen hadden vreselijke ervaringen gehad. Velen waren hun kinderen en/of andere familieleden kwijt, sommigen waren gewond of verbrand. Mijn moeder verleende zoveel mogelijk eerste hulp. ‘Ik kan mij nog herinneren, dat een man bij ons binnen kwam met verbrande haren, kleren en handen en toen mijn moeder hem
~ Open Monumentendag 2008
enigszins had verzorgd, de volgende woorden sprak: ‘Ik ben de enige overlevende uit ons huis en ik ga nu mijn vrouw en mijn kind onder het puin vandaan halen, zij zijn beiden dood.’ De aanblik van die man is mij mijn hele leven bij gebleven en ook de wanhoop die hij uitstraalde, hij kon zelfs niet huilen.
35
‘Toen het schemerig begon te worden, zo omstreeks 21.30 uur, zagen wij onze burgemeester, de heer Ritmeester die schuin tegenover ons woonde, met een megafoon op zijn fiets door de Javastraat rijden en hij riep alle bewoners op alle lichten in de huizen aan te doen en witte lakens op straat neer te leggen ten teken van overgave. Het verhaal ging nl. dat de Duitse piloten niet wisten, dat het land gecapituleerd had en dat het land was overgegeven aan de Duitsers. Het hielp niets, het bombarderen ging gewoon door en duurde tot een uur of 23 uur. De ravage was groot. Er waren vele slachtoffers te betreuren en zo werd Den Helder, nog na Rotterdam en nadat het land was overgegeven, door de Duitsers gebombardeerd en dat was niet de enige keer.’ Vliegtuigen Reeds jaren vóór de oorlog waren er in en om de stad schuilkelders en kazematten gebouwd. Een van die bunkers in de duinen diende tijdelijk als slaapplaats voor het gezin Jellema.
Uit de herinneringen van zoon K. Jellema: ‘Het was in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Wonen in Den Helder was zeer onveilig en onrustig. Vooral ’s nachts kwamen veel vliegtuigen overvliegen die soms ook de stad als doelwit hadden. Het vele afweergeschut knalde en blafte dan de lucht in, terwijl zoeklichten de hemel afzochten. Het geschut stond rondom en midden in de stad verspreid. Tijdens het schieten regende het scherven op de daken welke alle kanten wegspatten. Om veilig de nacht door te brengen besloten veel inwoners buiten de stad te gaan wonen of alleen te slapen. Zo ook ons gezin dat toen nog in oud Den Helder woonde.
Bunker ‘Door zijn werkzaamheden bij de genie wist mijn vader enkele bunkers in de duinen te liggen. Deze waren in de loop der jaren geheel onder het zand verdwenen. Met een groepje mannen werd, met vereende krachten, de bunker leeg gegraven. De ruimte bestond uit niet meer dan een betonnen vloer met een half rond dak. Een uitgang werd dicht gehouden en diende alleen voor ventilatie. Voor de ingang werd een houten deur getimmerd. De bunker bood ruimte aan ongeveer 30 personen. Er werden bedden in geplaatst welke door gordijnen provisorisch van elkaar gescheiden werden. De bedden stonden langs de kant met in het midden een looppad.
Eenheden van de marine hielden in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog oefeningen met gasmaskers.
‘Zolang het redelijk weer was, ging het slapen wel. Toen de temperatuur lager werd was het niet bepaald aangenaam. De meeste slapers kwamen uit oud Den Helder. ’s Avonds ging iedereen lopend naar de duinen. Op deze wijze zijn wij, als gezin, menige avond op weg gegaan naar dit onderkomen. In het begin was het nog gezellig ook. Op den duur vonden enkele slapers echter een ander onderkomen buiten de stad en anderen bleven weg omdat ze het te koud vonden of het thuis slapen weer aandurfden.’
~ Open Monumentendag 2008
‘Holbewoners’ In de herfst van 1940 publiceert de Heldersche Courant een reportage over de ‘bunkeraars’ onder de titel ‘Evacuatieleed’. De krant maakt zich zorgen over de gezondheidssituatie van deze ‘holbewoners’ en dringt aan op maatregelen.
36
‘Het regent aanhoudend en hard. Uit de straten van oud Den Helder komt een kleine groep menschen. De wind slaat hen den regen in de gezicht en blaast door de kleeren. Angst heeft hen weggedreven van den warmen gloed van eigen haard. Het duister omvat hun ellende. Er wordt niet gesproken, een kind huilt in den kinderwagen, de regen slaat onder de kap; dicht bij elkaar tornen de menschen tegen den wind. Het neerstromende water doorweekt jassen en kousen, dringt in de schoenen, want plassen zijn niet te zien. Ter weerszijden van
den weg glimmen de slooten, boordevol. Eindeloos schijnt de weg…. ’Voorbij de laatste huizen van Huisduinen slaat de stoet van mannen en vrouwen en kinderen een duinpad in en bij het zwakke schijnsel van een zaklantaarn zoekt men zich een weg tussen helm en duin en loopgraven. Aan het eind van het pad glijdt het licht van den zaklantaarn over een betonnen schachtopening en tast langs de treden van een twee meter-lage trap, die schuin den grond ingaat. De stoet houdt stil en dringt bijeen voor de opening. Een laatste rukwind veegt over de duinhelling en rillend schuiven allen naar beneden. Het licht glijdt verder naar beneden. De aarde neemt allen op. ‘Beneden knarst een deur over den cementgrond. Een lage, langwerpige ruimte wordt zichtbaar. Bij het schijnsel van een petroleumlampje zien de binnenkomenden een groepje mannen, dat rond een tafeltje zit. Ze worden stilzwijgend verwelkomd en schuiven door naar achteren. De achterkomers dringen op. Er ontstaat beweging en drukte in de ondergrondsche ruimte. Benauwd ‘Het dak is laag en gebogen, als in alle gewelven. De muren zijn kaal en vochtig. Aan haken en spijkers hangen jassen, het water druipt in plassen op den grond. De nieuwaangekomenen haasten zich om de
meegebrachte dekens uit te spreiden op het stroo, dat ter weerszijden van het middenpad ligt uitgespreid. ‘De kinderwagen wordt achterin gereden. Daar is eveneens een ingang geweest. Nu hangt daar een kleed voor en de opening is afgesloten. Ventilatie is onmogelijk; de atmosfeer is benauwd. Langs de wanden zitten de menschen en praten nog wat, maar de koude, vochtige omgeving doet elke poging tot geforceerde vroolijkheid mislukken. Vochtige dekens en stro ‘Na de binnengekomenen komen anderen door de verzakte deur en telkens als deze open gaat, jaagt regen en koude lucht door het gewelf. Dan verstomt langzamerhand elk gesprek, het kleine kind heeft opgehouden te huilen. De moeder dekt het bezorgd toe en gaat dan zelf haar plaats tusschen de anderen op zoeken, op het koude vochtige stroo, onder vochtige dekens. De vlam in de petroleumlamp kwijnt. Het duister kruipt uit de hoeken naar het midden en neemt bezit van de ruimte. Slechts het geluid van slapende menschen wordt nog gehoord. Wind en regen en vliegtuiggeronk dringen niet door in dit ondergrondsch gewelf….Elken avond trekken ze heen en elken morgen weer, de van huis verjaagden…’ (Bronnen: Thelma Vlas-Zandstra, Helderse Historische Vereniging; De Bunker, K. Jellema in Levend Verleden; Heldersche Courant)
1943 – Verkrachters voor het vuurpeloton
~ Open Monumentendag 2008
Duitse militairen oefenden tijdens de Tweede Wereldoorlog op de Nollen. Van de bunkers die in dit natuurgebied zijn overgebleven, heeft Rudi van de Wint er een aantal verweven in zijn kunstobjecten.
37
Vijf mannen in Duitse militaire uniformen dringen op de late avond van 17 september 1943 de woning binnen van een familie in Julianadorp. Terwijl ze de bewoners onder schot houden doorzoeken ze de woning. Ze hebben niet alleen belangstelling voor sieraden, geld en kleding, maar ook voor de 15-jarige dochter die ligt te slapen. In haar slaapkamer verkrachten ze het meisje. Voordat de indringers vertrekken dreigen ze de bewoners met de dood om te voorkomen dat die alarm slaan. De vader laat zich echter niet onder druk zetten. Hij doet aangifte. Er volgt een onderzoek waaruit blijkt dat de daders behoren tot het Turkestaans Infanterie Bataljon 787. Deze krijgsgevangenen uit Rusland die door
de Duitsers worden ingezet voor hand- en spandiensten, zijn gelegerd langs de kust, onder meer in schuren in Julianadorp. Krijgsraad De daders worden gearresteerd en ingesloten. In opdracht van het General Kommando wordt een krijgsraad geformeerd. Na een korte zitting worden de vijf daders ter dood veroordeeld. Het vonnis wordt voltrokken op 14 oktober 1943. De lijken worden ongekist en ongekleed begraven in Huisduinen op een afgescheiden gedeelte van de toenmalige erebegraafplaats. Na de oorlog worden ze overgebracht naar de Russische begraafplaats in Amersfoort. Vervolgens worden ze herbegraven op de Duitse
begraafplaats in het Limburgse Ysselsteyn. Mijnontploffing De Duitse Marine Artillerist Heinrich Freise vindt op 25 maart 1941 bij batterij Kaaphoofd een zogenoemde Sprengboje, een mijn in de vorm van een boei. In plaats van alarm te slaan pakt hij de mijn op en gaat met het projectiel de batterij binnen. Hij plaatst de mijn in het wachtlokaal en keert terug naar zijn post. Kort daarop volgt een ontploffing. De mijn explodeert. Oberleutnant Schmitt en de artilleristen Schurgatz en Erdwey worden zwaar gewond. Beiden worden overgebracht naar het Marine Lazarett in Heiloo. Schurgatz overlijdt tijdens het transport. Erdwey bezwijkt in het Lazarett aan zijn verwondingen. Freise pleegt zelfmoord. Hij schiet zich dood met zijn eigen geweer. (Bron: Opgegraven Verleden, Jan Carsjens en Piet Riteco)
Zowel Nederlandse als Duitse soldaten lieten zich graag fotograferen op de loop van dit geschut op het Zeefront van Fort Erfprins. Dit zijn Duitse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog.
1945 - Vermist: Schelfhout, De Jong en Donker Bijna twee maanden na de bevrijding in 1945 verscheen de volgende oproep in de Heldersche Courant: ‘Wie kan inlichtingen verschaffen omtrent: Jozef Schelfhout (geboren 27-10-1904), Andries de Jong (geb. 21-5-1915), Jacob Donker (geb. datum onbekend), die 17 April ’45 naar Den Helder zijn gebracht. Inl. aan M. Schelfhout-De Jong, Waalderstraat 4, Texel.’ Anderhalve week later plaatste mevrouw Schelfhout een tweede oproep. Uit aanvullende gegevens in de advertentie bleek vervolgens dat de drie gezochte mannen in de nacht van 18 op 19 april door de Duitsers van Texel waren gehaald en vermoedelijk naar Fort Erfprins waren gebracht. die als krijgsgevangenen van de Duitsers werden ingezet voor hand- en spandiensten. Leo: ‘Heel aardige mensen. We kwamen bij hen over de vloer. Er woonden ook Brits-Indische krijgsgevangenen. Mijn moeder waste hun tulbanden. Mijn vader heeft ook eens geprobeerd een tulband op te zetten, maar met zoveel stof is dat een hele kunst.
~ Open Monumentendag 2008
Krijgsgevangenen Zoon Leo Schelfhout (67) was toen vier jaar. Toch herinnert hij zich bepaalde dingen nog als de dag van gisteren, omdat ze zo veel indruk hebben gemaakt. Het gezin Schelfhout woonde naast de Rode Kazerne aan de Hoofdweg tussen Cocksdorp en De Waal op Texel. Daar waren Georgiërs ondergebracht
38
Op Fort Erfprins geëxecuteerd, v.l.n.r. J.R. Donker, J. Schelfhout en A. de Jong
‘Door deze contacten kregen we sympathie voor de Georgiërs. Daarom ging mijn vader met een broer van mijn moeder en zijn buurman meevechten toen ze wegens overplaatsing naar het front in opstand kwamen tegen de Duitsers. Zij hebben een paar dagen en nachten de vijand kunnen tegenhouden. Daarbij is er heel aantal neergemaaid. Desondanks braken de Duitsers door. Duitse hoofdkwartier ‘Toen de Georgiërs zich terugtrokken, hebben mijn vader, oom en buurman de strijd gestaakt. Tegenover de oprukkende Duitsers deden ze zich voor als onschuldige burgers die voor het oorlogsgeweld waren weggekropen en dekking hadden gezocht in een loopgraaf vlakbij huis. Toch moesten ze mee naar het Duitse hoofdkwartier bij ‘Texla’ in Den Burg waar ze verder aan de tand werden gevoeld. ‘Aanvankelijk namen de Duitsers genoegen met hun verklaring en mochten ze vertrekken. Een paar dagen later werden ze toch opgeroepen door de Ortskommandantur in Den Burg om zich te melden voor seizoenwerkzaamheden op het land. Toen zijn ze opgepakt. Een getuige heeft gezien hoe ze door één Duitser met een bajonet op zijn geweer zijn afgevoerd naar de Texelse boot. Blijkbaar dachten ze dat het zo’n vaart niet zou lopen, want ze gingen lachend aan boord. Onzekerheid ‘Omdat ons huis bij de strijd tussen de Georgiërs en de Duitsers kapot was geschoten,
~ Open Monumentendag 2008
woonden we bij mijn grootmoeder in. Daar wachtten we de terugkeer van mijn vader af. Die kwam maar niet, zodat we steeds ongeruster werden. Schuin tegenover ons woonde René Hoogerwerf. Na de bevrijding zei hij eens tegen mij: ‘Je ziet je vader nooit meer terug.’ Onze kostganger Johan Zwart heeft dat opgevangen en doorverteld aan mijn moeder.’ De onzekerheid duurt voort. Bovendien doen allerlei gruwelverhalen de ronde. De Duitsers zouden Schelfhout, De Jong en Donker uit wraak in een dichtgemetselde bunker hebben opgesloten om hen uit te hongeren. Mevrouw Schelfhout plaatst op 30 juni en 9 juli een oproep in de Heldersche Courant . Naar aanleiding hiervan melden de zussen S.E. en J.A. Moens zich bij het Militair Gezag in Den Helder. Oberleutnant Hartman uit Wilhelmshaven en soldaat Karl Kols uit Berlijn zouden hun hebben verteld, dat de drie gezochte Texelaars ten overstaan van de gehele Duitse bezetting van Fort Erfprins waren doodgeschoten.
39
Marechaussee J. Dingemanse wordt erop af gestuurd en hij ontdekt de stoffelijke overschotten van het drietal. Een medewerker uit de keuken van Erfprins, Zwolsman, wijst de plek aan waar ‘hij heeft zien graven’. Verlies Op 28 juli verschijnt een aantal rouwadvertenties in de Texelsche Courant waaronder deze: ‘Nog treurende over het verlies van ons geliefd Zoontje en Broertje Egbert, die 23 Febr. van ons werd weggenomen, ontvingen wij heden
de droeve tijding, dat 19 April op Fort Erfprins werd gefusilleerd onze geliefde Man, Vader, Broeder, Zwager en Oom Jozef Schelfhout, in de leeftijd van 40 jaar. Zijn diepbedroefde Vrouw en Kinderen: M. Schelfhout-De Jong, Fedde, Auke, Jikkina, Leonard. Den Burg, 25 Juli ’45. De teraardebestelling had plaats 25 Juli l.l. op de Alg. Begraafplaats te Den Burg. Rouwdienst wordt gehouden in de Doopsgez. Consistoriekamer, Zaterdag 28 Juli, nm. 3 uur te Den Burg. Bloemen bij den koster bezorgen.’
Onder het toeziend oog van marechaussee Dingemanse werden ruim twee maanden na de bevrijding de stoffelijke overschotten van de drie vermiste Texelaars op Fort Erfprins opgegraven.
Leo Schelfhout: ‘Mijn vader kwam uit België. Door haar huwelijk met hem kreeg mijn moeder automatisch de Belgische nationaliteit. Daardoor kwam ze niet in aanmerking voor weduwepensioen. Mijn moeder heeft altijd bij boeren gewerkt en thuis verdiende ze bij door het spinnen van wol. ‘Over wat er is voorgevallen werd thuis zelden gepraat. Gebeurde dat toch, dan begon mijn moeder over haar hele lichaam te trillen. Ze heeft er een oorlogssyndroom aan overgehouden.
Herdenkingsmonument ‘De namen van mijn vader, mijn oom en zijn buurman staan vermeld op het herdenkingsmonument bij de ingang van de algemene begraafplaats in Den Burg. Op 22 februari 1984 heeft mijn moeder het Verzetsherdenkingskruis in ontvangst genomen dat postuum aan mijn vader is toegekend. ‘Mijn moeder is nooit op Fort Erfprins geweest, ik wel, voor mijn werk als stoffeerder. Er zijn pogingen gedaan om daar een herinneringsteken geplaatst te krijgen, maar zonder resultaat. ‘Doordat ik nog zo jong was heb ik nauwelijks herinneringen aan mijn vader. Ik kan me nog wel voor de geest halen dat ik mijn vader mocht helpen met het zagen van hout. Daarbij kwam het handvat van de zaag tegen mijn neus en kreeg ik een bloedneus. ‘Ik ben op 4 mei geboren. Mijn verjaardag valt altijd samen met dodenherdenking.’ Celstraf De ‘Russische oorlog’ op Texel heeft 89 burgers het leven gekost. Het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam concludeerde in 1946 dat Jozef Schelfhout, Andries de Jong en Jacob Donker aan de Duitsers waren verraden door René Hoogerwerf (40). Hij werd veroordeeld tot een jaar celstraf en ontzegging uit het kiesrecht. (Bronnen: Leo Schelfhout; Tragedie op Texel, J.A. van der Vlis; Texel, Nederlands laatste slagveld, J.A.C. Bartels en W. Kalkman)
1945 - Werfdirecteur W.E. Pelleter (29) tussen de ‘plurken’ Geen stad is tijdens de Tweede Wereldoorlog zo langdurig gebombardeerd als Den Helder. Bij de 117 luchtaanvallen vielen 179 doden. Een belangrijk doelwit vormde de rijkswerf, die al die tijd onder Duitse leiding doordraaide. Sabotage en ondermijning van de verplichte werkzaamheden door het werfpersoneel dat lange werkweken maakte en door de evacuatie naar elders ook tot lange reistijden was gedwongen, leidden tot strenge straffen. De technisch directeur Wolfgang Edgar Pelleter werd daarvoor mede verantwoordelijk gehouden. Bovendien was hij de man die een lijst opstelde met namen van personeelsleden die voor tewerkstelling op de werf in Wilhelmshaven in aanmerking kwamen. Daarom wordt hij na de overdracht van de rijkswerf op 17 mei 1945 opgepakt en in afwachting van zijn berechting vastgehouden op Fort Erfprins.
~ Open Monumentendag 2008
Drie jaar lang dient dit fort als huis van bewaring voor politieke delinquenten, in de volksmond ‘plurken’ genoemd, een samentrekking van ploert en schurk. Topdrukte ontstaat er wanneer eind 1945 liefst 4000 SS-ers vanuit België naar Erfprins worden overgebracht.
40
Strafexercitie Op 12 oktober 1945 signaleert de Heldersche Courant dat er sprake is van ‘Duitse methoden’. Zo moesten gevangenen tijdens een appel meer dan een half uur in de houding staan. Toen een (zwangere) vrouw daarbij flauw viel, riep de werkmeester: ‘Laat maar liggen en gooi er maar een emmer water overheen.’ Onmiddellijk na het appel volgde een strafexercitie van een half uur waarbij
de vrouwelijke gevangenen in snelle pas met gebogen knieën over de binnenplaats moesten lopen. Daarbij vielen zeven vrou-
wen flauw. Dadelijk na het inrukken stortte een zwangere vrouw door de emotie van de trap en liep zo een hersenschudding op. Later vielen op de zalen nog 15 vrouwen flauw. Ook de gevangene René Hoogerwerf, die tijdens de opstand van de Georgiërs op Texel drie burgers had verraden (Jacob Donker, Andries de Jong en Jozef Schelfhout – zij zijn op Erfprins door de Duitsers doodgeschoten), moest eraan geloven. Hij werd gedwongen een kuil te graven, waarna een van de bewakers achter zijn rug een stengun afschoot. Een schijnexecutie. En dan was er nog de zelfmoord van de ‘Nachtuil’. Deze beruchte landverrader uit Wieringen slaagde erin zichzelf in de cel op te hangen aan zijn onderbroek.
Bewakers van het gevangenkamp Erfprins. Bij de bewaking waren enkele honderden mensen betrokken. Er was een buitendienst die wacht hield aan de poort en op de wallen patrouilleerde. En er was een binnendienst die de politiediensten in het kamp verrichtte. De bewakers droegen zwarte uniformen.
~ Open Monumentendag 2008
Prikkeldraad Om te laten zien dat de situatie onder een nieuw commando is verbeterd, mag de Heldersche Courant een maand later een kijkje nemen op Erfprins. ‘Men ziet, als men op Koningsweg (nu: J. van Heemskerckstraat) of Huisduinerweg loopt, de hoge palen rondom het kamp. Een haag van prikkeldraad gespannen van paal tot paal. Op de hoeken torens, waarvan ’s avonds zoekend het licht over het kampterrein schijnt. De wachten binnen en buiten zijn op hun quivive, want de gevangenen die nu huizen op het fort Erfprins zijn voor een groot deel misdadigers.’
41
Over de SS-ers schrijft de krant: ‘Je waant je tussen de bewakers van Bergen-Belzen als je de lange gangen van Zeefront doorloopt. In de kamers zitten ze, in de gangen komen we ze tegen en als het ‘orde’ uitgeschreeuwd wordt door de kamerwachten, wanneer ze den commandant met een man van de krant zien, dan springen deze marionetten in de houding, strak en stram, en kijken met hun zielloze gezichten naar de twee mannen die binnenstappen. Ze zijn gedrild deze mannen zoals ze in de houding sprongen voor den Obergefreiter, zoals ze gekropen hebben voor den moffenofficier, zo staan ze nu voor hun nieuwen commandant. Het zijn voor het merendeel karakterloze wezens, kerels waarvoor je geen enkel respect hebt, kerels bij wie de misdadigheid op de domme koppen ligt. De diepliggende
Na de capitulatie in 1945 keerden zo’n 70.000 Duitse militairen via Den Helder terug naar hun land. Daarvoor werden landingsboten ingezet. Op de foto de inscheping aan de Buitenhaven.
ogen, waaruit geen hart spreekt, in de vermagerde gezichten.’
leter buigt zich weer over zijn hakblok en laat zijn bijl vallen….’
In de gang naar de gevangenen die eenzaam zijn opgesloten, hoort de verslaggever houthakken. ‘We lopen langs een schemerig hok en daar zit…Pelleter, de gewezen Duitse werfdirecteur, voor het hakblok. Hij springt in de houding als de commandant binnenkomt. Deze man zagen we enige maanden geleden, na de capitulatie, nog met opgeheven hoofd van de werf stappen. Deze man liet een aantal Nederlandse marine-officieren en minderen, liet de topleiding van de werf wachten, omdat hij zijn zaken nog niet afgedaan had. Hij spreekt gebroken Hollands. Weg is alle glorie, Pel-
Stenen bikken Om de kosten te dekken worden de gevangenen aan het werk gezet. ‘Wie geen vak kent, die gaat maar stenen bikken’, zegt commandant F. Hayemaye. ‘Er is puin genoeg in Den Helder. De eerste ploegen zijn al begonnen met het ruimen van puin.’ Alleen de lichtste gevallen komen voor werk buiten de kampmuren in aanmerking. En zo zien de inwoners van Den Helder regelmatig trucks met gedetineerden onder begeleiding van bewakers met stengun door de stad rijden, op weg naar Texel of de Wieringermeer voor werkzaamheden op het land.
Eén gedetineerde moet zijn poging tot ontsnapping met de dood bekopen. Een ander slaagt erin ongehinderd de wacht te passeren door zich als priester te kleden en waardig de poort uit te schrijden. Straf Het duurde tot augustus 1948 voordat Pelleter voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam moest verschijnen. De procureur-fiscaal mr. Van Rey eiste een straf die gelijk was aan het voorarrest: drie jaar. ‘Hij heeft van zijn Nederlandse ondergeschikten diensten geëist die bij het Verdrag van Genève verboden waren.’ Het Hof gelastte echter onmiddellijke invrijheidsstelling en deed veertien dagen later uitspraak: anderhalf jaar. De helft van de tijd die Pelleter al had gezeten.
Zeestad CV/ BV restaureert de Stelling van Den Helder en zoekt marktpartijen voor de exploitatie ervan.
Stichting Stelling Den Helder stelt zich ten doel de nog bestaande delen van dit unieke vestingwerk te behouden, te restaureren en er zoveel mogelijke nieuwe functies aan te geven.
(Bronnen: Plurken in fort Erfprins, C. Labohm; Heldersche Courant)
~ Open Monumentendag 2008
Colofon
42
Uitgave: Samenstelling en redactie: Eindredactie: Vormgeving: Druk: Foto’s: Oplage:
Gemeente Den Helder Wout Smit Wim Kalkman en Mary Laan Gemeente Den Helder, Facilitair Bedrijf, Centrale Repro Noorderkwartier, Grafisch Centrum collectie Stichting Stelling Den Helder, Helderse Historische Vereniging en Piet Riteco 1.500 exemplaren
Speciale dank voor hun medewerking aan de Helderse Historische Vereniging, Stichting Stelling Den Helder, Vrijwilligerswerkgroep tot behoud van Fort Erfprins, Bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Marine, Piet Riteco, Jan Carsjens en C. Seegers.
Foto achterpagina: Militairen van het regiment kustartillerie lieten zich tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog zo fotograferen. Op de achtergrond de Artilleriestraat van Ouwe Helder, dat in 1944 op last van de Duitsers werd gesloopt.
Uit het fotoalbum van Jacob Kee (1930-1940)
~ Open Monumentendag 2008
Jacob Kee, kruidenier en fustmeester bij de veiling in Opperdoes werd na zijn militaire dienst in Den Helder (1930) nog enkele malen opgeroepen voor herhalingsoefeningen en daarna voor de mobilisatie 1939. Op de grote groepsfoto zit hij midden achter het bord. Op de foto met de opgestroopte broekspijpen en de veldmuts dwars op het hoofd staat hij tweede van rechts. Tenslotte de foto van Jacob Kee-op-wacht: helm op, bajonet op het geweer, patroonhoudertas op de heup en windsels om de benen. Kee is in 1962 op 52-jarige leeftijd overleden.. (Foto’s familie Kee).
43
Den Helder heeft een rijke militaire geschiedenis. De oude rijkswerf, de forten, de bunkers, de liniedijk en de grachten getuigen daarvan. Omdat ze zo bijzonder zijn, hebben ze monumentale waarde. Wat we ons vaak niet realiseren is dat deze verdedigingswerken onderdak en bescherming hebben geboden aan duizenden militairen. Wat voor sporen hebben die bewoners nagelaten? Aan de hand van beschrijvingen, herinneringen, brieven, dagboeken, foto’s en illustraties probeert dit boekje het leven in en om de Stelling van Den Helder in beeld te brengen, daarmee inhakend op het thema van Open Monumentendag 2008: Sporen. Zo kunnen we door de ogen van gewone mensen zoals u en ik terugkijken in de geschiedenis.