Ondersteuningsprofiel van de ICBS De Trimaran te Den Helder, onderdeel van Sarkon. Scholengroep Den Helder Zuid
1.
Functie van het ondersteuningsprofiel In het ondersteuningsprofiel beschrijft de school haar mogelijkheden om leerlingen te ondersteunen wanneer het regulier aanbod van de school onvoldoende aansluit bij de ontwikkeling van de leerling. In het ondersteuningsprofiel zijn de daarvoor relevante gegevens opgenomen zodat voor ouders, samenwerkingsverband en de overige scholen van de onderwijsgroep de mogelijkheden van de school duidelijk zijn. Het ondersteuningsprofiel maakt een onderscheid in basisondersteuning en extra ondersteuning. De basisondersteuning ligt bij voorkeur bij alle scholen op een gelijk niveau. Afspraken over een minimumniveau worden in het samenwerkingsverband gemaakt en gelden voor alle scholen. Extra ondersteuning kan per school verschillen. Bij extra ondersteuning gaat het om specifieke kwaliteiten van de school gericht op leerlingen die deze vorm van ondersteuning vragen. Extra ondersteuning vertaalt zich in arrangementen die de school kan bieden en waarvoor doorgaans extra middelen worden ingezet. Arrangementen kunnen deels structureel deel uitmaken van het ondersteuningsaanbod en deels een tijdelijk karakter hebben. Een arrangement geeft aan: - welke deskundigheid wordt ingezet - de tijd die beschikbaar is - het programma dat uitgevoerd wordt en de gebruikte materialen - het mogelijke specifieke gebruik van het schoolgebouw - samenwerking met ouders, onderwijs en mogelijke ketenpartners Het ondersteuningsprofiel geeft eveneens informatie over de basiskwaliteit van de school. Daarom is het oordeel van de inspectie over deze basiskwaliteit opgenomen in het ondersteuningsprofiel. Het ondersteuningsprofiel van de school vormt voor ouders een houvast bij schoolkeuze en voor de scholen/besturen een houvast bij de toelating van leerlingen en het vinden van de meest geschikte plek voor een leerling. De inhoud van dit schoolondersteuningsprofiel (SOP) bestaat uit: gegevens van de school karakteristiek en onderwijsvisie van de school kengetallen oordeel van de onderwijsinspectie organisatie van de ondersteuning ondersteuning sociaal emotionele ontwikkeling ondersteuning lezen en spelling ondersteuning rekenen en wiskunde grenzen aan ondersteuning professionalisering
1
2.
Gegevens van de ICBS De Trimaran te Den Helder Directeur
: Marieke van Oorschot
Tel.
: 0223-613191
E-mail
:
[email protected]
Website school
: www.trimaranonline.nl/ www.detrimarandenhelder.nl
Website stichting : www.sarkon.nl
3.
Karakteristiek en onderwijsvisie van de school
Den Helder is een stad in de gemeente Den Helder in de provincie Noord-Holland. De stad heeft ruim 56000 inwoners. De school telt ongeveer 230 leerlingen, verdeeld over 10 groepen. De leerlingenpopulatie is representatief voor de omgeving. Honderd procent van de leerlingen is afkomstig uit de stad Den Helder. Het meerendeel van de leerlingen komt uit de wijk Nieuw Den Helder.
MET DE WIND IN DE ZEILEN, SAMEN OP WEG! ‘Met de wind in de zeilen, samen op weg!’. Deze slogan staat voor de missie van de school. Deze komt voort uit de grondwaarden van de school. De levensbeschouwelijke identiteit van de school ligt hieraan ten grondslag. Het eerste deel van de slogan ‘Met de wind in de zeilen’ zegt iets over de vooruitgang: de school staat voor de optimale ontwikkeling van leerlingen en de school. Het tweede deel van de slogan is ‘samen op weg’: een school als veilige gemeenschap waarin kinderen en ouders zich thuis voelen. Hierbij vormen de levensbeschouwelijke waarden die horen bij de identiteit van de school de basis. De totale slogan toont ook de verbondenheid met de plaats en de naam van de school. IDENTITEIT Op De Trimaran wordt de identiteit van de school gevormd door de katholieke en protestantse grondslag van de school. De Trimaran is een gemeenschap van leerkrachten, leerlingen en ouders, waar mensen zich gewaardeerd voelen. De school is een veilige omgeving, waarin ruimte is voor de eigenheid van mensen en. De school onderscheidt zich als interconfessionele school door het verzorgen van het vak levensbeschouwing. De waarden van de school vormen de basis voor de manier waarop de leerkrachten, leerlingen en ouders met elkaar omgaan.
2
Dit betekent in de praktijk: •
Het stimuleren van samenwerken en het zorgen voor elkaar
•
Een actieve rol van de school in de buurt
•
De school als transparante organisatie
•
Het betrekken van ouders bij het onderwijsproces
•
De voorbeeldfunctie van de leerkrachten
• Een methode voor levensbeschouwing die is geïntegreerd in de werkwijze voor sociaal emotionele ontwikkeling. •
De zeven Gouden Trimaranafspraken
ADAPTIEF ONDERWIJS De school werkt met het adaptieve concept om de onderwijsvisie vorm te geven. Adaptief onderwijs is een onderwijsconcept waarbij het kind centraal staat. Een van de drijvende krachten achter het adaptieve onderwijs is de orthopedagoog Stevens. Hij verstaat onder adaptief onderwijs: ’Onderwijs dat elke leerling tot zijn recht laat komen, onderwijs waarin elke leerling zich op z’n plaats voelt. Maar ook onderwijs dat leraren beter past, waarin leraren zich beter thuis voelen.’Het schoolteam van De Trimaran is constant bezig om verbeteringen toe te passen op het concept. Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. In de groepen hangt de ‘matrix adaptief onderwijs’. Hierin wordt omschreven hoe de school concreet vorm geeft aan het adaptieve concept. De basisbehoeften Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Relatie: ‘Ik mag er zijn’ De basisbehoefte relatie zegt iets over het welzijn van het kind; dat leerlingen zich geaccepteerd voelen; dat ze ‘erbij horen’, dat ze het gevoel hebben welkom te zijn en dat ze zich veilig voelen. De leerlingen kunnen zich ontwikkelen in ‘relatie’ met anderen. De sfeer van de leeromgeving is dus erg belangrijk.
3
Dit betekent in de praktijk: •
De leerkracht heeft persoonlijke aandacht voor ieder kind
•
De leerkracht creëert betrokkenheid door actuele thema’s
•
Er is ruimte voor eigen inbreng van leerlingen
•
De leerlingen nemen deel aan kleine instructiegroepen
•
Er is veel aandacht voor sociaal emotionele ontwikkeling
•
De leerkracht stimuleert het samenwerken en begeleidt dit proces
•
De leerlingen gaan met elkaar om volgens de ‘Zeven Gouden Trimaranafspraken’
Competentie: ‘Ik kan het!’ Een andere basisbehoefte waar het adaptief onderwijs aan wil voldoen is de behoefte van ’competentie’. Leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen aankunnen. Competentie zegt iets over het zelfvertrouwen van leerlingen. Hierbij is het belangrijk dat de leerkracht weet wat de sterke en minder sterke kanten van een leerling zijn. Dat hij / zij het onderwijs hierop aanpast. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de interesses van de leerlingen. Door rekening te houden met mogelijkheden en interesses van een leerlingen zal de betrokkenheid groot blijven, waardoor de ontwikkeling van een kind beter verloopt. In het onderwijs wordt veel aandacht besteed aan zorgleerlingen die moeite hebben met bepaalde lesstof. Echt adaptief onderwijs houdt ook rekening met de sterke kanten van een leerling; waardoor er soms juist meer uitdaging nodig is. Dit betekent in de praktijk: •
De leerlingen leren in een uitdagende leeromgeving
•
Er is veel aandacht voor de taalontwikkeling bij kinderen
•
De leerkracht past het onderwijs aan op verschillende leerniveaus in een groep
•
De leerkracht past het onderwijs aan op tempoverschillen in een groep
•
De leerkracht verzorgt extra instructie voor leerlingen die dat nodig hebben
•
De leerlingen ervaren succes en ze kunnen dit benoemen
•
De leerlingen krijgen inzicht in hun eigen ontwikkeling
•
De leerlingen mogen fouten maken
4
Autonomie: Ik doe het zelf! De basisbehoefte autonomie zegt iets over de zelfstandigheid van leerlingen. Leerlingen kunnen zelfstandig binnen een klassenorganisatie werken. Ze kunnen zelf oplossingen zoeken, keuzes maken en hun eigen leerproces reflecteren. Natuurlijk zit hier een opbouw in. Leerlingen sturen in wezen (voor een deel) hun eigen leergedrag. Een goede doordachte klassenorganisatie ligt hieraan ten grondslag. De concrete afspraken m.b.t. de klassenorganisatie en de inrichting van de lokalen zijn door het team afgestemd. Dit betekent in de praktijk: •
De leerlingen mogen zelf keuzes maken
•
De leerlingen werken met dag- en weektaken
•
De leerkrachten zorgen voor een inrichting van het lokaal dat zelfstandigheid bevordert.
•
De leerkrachten zorgen voor werkvormen die de zelfstandigheid stimuleert.
• De leerlingen worden betrokken bij de evaluatie van het proces en het resultaat van het werk. •
4.
De leerlingen kunnen omgaan met uitgestelde aandacht
Kengetallen 01-10-2010
01-10-2011
01-10-2012
01-10-2013
Leerlingaantallen
200
209
222
232
Gewichtenleerlingen 0,3
31
26
26
30
Gewichtenleerlingen 1,2
25
24
24
24
2
1
4
0
1
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
0
Verwijzingen naar: -
5.
SBO SO Excellentie PK Excellentie Eureka
Oordeel van de onderwijsinspectie
5
De school valt onder het Basistoezicht van de onderwijsinspectie. Het laatste bezoek was op 31 januari 2012. Het rapport kunt u nalezen op http://toezichtkaart.owinsp.nl/schoolwijzer?sector=PO&schoolnaam=trimaran&plaatsnaam=d en+helder&submit=Start+zoeken.
6.
Organisatie van de ondersteuning Klasse of groepsniveau
De leerkracht verzorgt dagelijks voor- en verlengde instructie m.b.t. de basisstof aan leerlingen die dat nodig hebben. Dit vindt plaats in de kleine kring of de kleine instructiekring of aan de instructietafel in de groep. De instructietafel is te vinden nabij het digibord, zodat deze bij de instructie kan worden ingezet. De zorg aan leerlingen vindt zoveel mogelijk plaats in de eigen leeromgeving van de leerlingen (in de eigen groep). De zorg wordt zoveel mogelijk verzorgd door de eigen leerkracht. Als er een structureel zorgprogramma wordt aangeboden, dan wordt hiervoor door de groepsleerkracht een handelingsplan gemaakt. Deze wordt met de ouders besproken. Daarnaast wordt met de ouders besproken of de doelen behaald zijn. Wanneer leerlingen die gebaat zijn bij extra ondersteuning buiten de groep, komen zij terecht bij de zorgondersteuner. De zorgondersteuner werkt drie dagen in de week op school. Zij heeft geen eigen groep, maar geeft extra ondersteuning aan kleine groepjes leerlingen. De leerkracht, intern begeleider en de zorgondersteuner bepalen aan de hand van methode- en niet-methode gebonden toetsen welke leerlingen in aanmerking komen voor deze extra ondersteuning. Dit kunnen zowel leerlingen zijn met zorg 'naar beneden' als 'zorg naar boven'. Wanneer een leerling gebruik maakt van deze zorgondersteuning, worden de ouders ingelicht. Schoolniveau
Om de ontwikkeling van de kinderen goed te kunnen volgen maakt de school gebruik van een leerlingvolgsysteem. Het leerlingvolgsysteem bestaat uit methode-onafhankelijke toetsen die de ontwikkeling van de basisvaardigheden van leerlingen meten. De leerkrachten analyseren deze toetsen en kunnen het onderwijsaanbod indien nodig aanpassen om zo goed mogelijk te voldoen aan de behoeften van een leerling. De school maakt gebruik van het leerlingvolgsysteem van Cito. De meetmomenten vinden plaats in januari en mei / juni. De resultaten van de methodegebonden en niet-methodegebonden toetsen worden op het rapport weergegeven en besproken tijdens de oudergesprekken. Leerlingen die behoefte hebben aan meer verrijking en een breder aanbod van de lesstof worden ‘meerkunners’ genoemd. In het lesaanbod wordt voor deze leerlingen een aangepast programma gemaakt. Deze leerstof is een verrijking op de basisstof. Op school zijn diverse materialen voor meerkunners beschikbaar. Daarnaast begeleidt de zorgondersteuner 6
minimaal één keer per week een groepje leerlingen die verrijking buiten de groep nodig hebben. Zij werken projectmatig. De aanpak van deze leerlingen wordt vastgelegd in een handelingsplan. De ouders worden hiervan op de hoogte gebracht en de werkwijze wordt met de ouders besproken en geëvalueerd. Als de zorgbehoefte voor meerkunners de mogelijkheden van de school overstijgt, kan een meerbegaafde leerling een dagdeel per week terecht in de Plusklassen van het samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland. De aanmeldprocedure voor deze Plusklassen gaat via de intern begeleider van de school. De school moet hierbij aantonen dat de leerling hiervoor in aanmerking komt. In bijzondere situaties worden leerlingen verwezen naar een speciale school voor hoogbegaafdheid (een Eureka school). De verwijsprocedure voor de Eureka school gaat via de intern begeleider van de school. De school moet hierbij aantonen dat de leerling hiervoor in aanmerking komt. De Trimaran werkt samen met de Eureka school in Julianadorp.
Scholengroepniveau
Wanneer extra ondersteuning, die de school niet alleen kan bieden, noodzakelijk lijkt vragen we, op basis van het groeidocumenten "arrangement" aan bij het ondersteuningsteam(OTG) van de de scholengroep. Bij toekenning van een arrangement voor extra ondersteuning, kan die zowel op de eigen school als op een andere school worden geboden. Ook in deze fase blijven ouders direct betrokken.
Samenwerkingsverbandniveau
Wanneer plaatsing op een school voor speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of op de plusvoorziening van het samenwerkingsverband aan de orde lijkt dienen we deze aanvraag, weer in overleg met de ouders, in bij het CTO (Centrale Toelaatbaarheid Onderwijsvoorzieningen) Het CTO geeft een toelaatbaarheidsverklaring af die nodig is voor een plaatsing op één van deze voorzieningen. Aanwezig expertise binnen personeel Binnen ons team is de intern begeleider gecertificeerd SVIB-coach (School Video Interactie Begeleiding). Deze leerkracht begeleidt collega- leerkrachten bij een hulpvraag. Het verzoek kan bij de groepsleerkracht vandaan komen of op advies van de directie. De zorgondersteuner heeft de eenjarige opleiding hiervan gevolgd. De intern begeleider is gecertificeerd gedragsdeskundige. Daarnaast volgt de directie momenteel een driejarige opleiding 'coachend leidinggeven'.
7
7. Ondersteuning Sociaal Emotionele Ontwikkeling 7.1 Basiskwaliteit
De Trimaran streeft ernaar een school te zijn met een goede sfeer waarin iedereen zich thuis voelt, kinderen, ouders en leerkrachten. We creëren een veilige leeromgeving door met de kinderen na te denken over hoe je op respectvolle wijze met elkaar kunt omgaan. Een steeds belangrijker wordend aspect van het onderwijs is het begeleiden van de kinderen met betrekking tot de sociaal emotionele ontwikkeling. Momenteel volgt het team van De Trimaran het driejarige traject SWPBS ( School Wide Positive Behaviour Support). SWPBS is gericht op het creëren van een omgeving die het leren bevordert en gedragsproblemen voorkomt. Dit begint bij het gezamenlijk formuleren van de waarden die de school belangrijk vindt. Vervolgens benoemt het schoolteam het gedrag dat past bij deze waarden en leert het de kinderen actief aan. Adequaat gedrag wordt hierna systematisch positief bekrachtigd. Hiermee wordt een veilig en positief schoolklimaat gecreëerd, waarin elke leerling optimaal kan profiteren van het geboden onderwijs.h Het jaar de groepsstructuur ter versterken. In ons onderwijs maken wij gebruik van onze eigen methode sociaal emotionele otwikkeling: ' Met het lieveheersbeestje op pad'.' Met het lieveheersbeestje op pad’ is een methode sociaal emotionele ontwikkeling die is toegespitst op de behoefte van de leerlingen en het team van basisschool De Trimaran. Deze eigen methode laat de sociaal emotionele ontwikkeling gepaard gaan met de levensbeschouwing van de school. Startpunt ontwikkeling sociaal emotionele vorming De methode sociaal emotionele ontwikkeling van de Trimaran is ontwikkeld door het team van deze basisschool. Het team heeft gezocht naar een thematisch gerichte methode die aan sluit bij de situatie van de school: •
De diverse populatie van de school
• Een methode die aansluit bij de levensbeschouwelijke identiteit van de school en de daarbij horende methode. • Een methode die aansluit bij de onderwijsvisie van de school; het adaptief onderwijs en thematisch werken.
8
7.2 Basisondersteuning
Wanneer kinderen door een bepaalde oorzaak zich niet of minder snel ontwikkelen op het gebied van deze sociaal emotionele ontwikkeling (al dan niet als gevolg van een aanwijsbare aangetoonde oorzaak als bijvoorbeeld ADHD, autisme gerelateerde stoornissen of anderszins), dan is het aan de leerkrachten om de kinderen hierin specifiek te begeleiden. Met name door de steeds grotere kennis die hierover beschikbaar komt en de steeds hogere eisen die de maatschappij aan de scholen stelt om deze kinderen te begeleiden, is het van belang om hierin continu te blijven scholen en te ontwikkelen. Begeleiding en ondersteuning kunnen bieden is geen "vast" gegeven, maar zal steeds moeten worden afgestemd op de specifieke ondersteuningsbehoeften van het kind. Daarbij komt dat door wisselingen in personele bezetting de ondersteuningsmogelijkheden ook kunnen wisselen. Het hieronder genoemde aanbod geeft dan ook vooral een indicatie weer van de ondersteuning die we in principe kunnen bieden, gerelateerd aan onze ondersteuningsstructuur. Begeleiding zal altijd afgestemd worden in overleg met de ouders en moet passen binnen de mogelijkheden van de school. Wij kunnen nu de volgende ondersteuning realiseren op het gebied van de sociaal emotionele ontwikkeling: ADHD: herkennen, opstellen begeleidingsplan, structurele aanpak in de groep, al dan niet met externe ondersteuning. PDD NOS: herkennen, bieden van veiligheid en een vaste structuur in de reguliere klassensituatie. Meerkunners en hoogbegaafdheid: herkennen, aansluiten bij hun ontwikkelbehoeften in de groep. Faalangst en concentratieproblemen: herkennen, gerichte begeleiding door individuele gesprekken door interne coach of leerkracht . Sociaal-emotionele problemen veroorzaakt door de thuissituatie: gerichte begeleiding door individuele gesprekken. Pestgedrag: herkennen, aanpak via anti-pest protocol. 7.3 Extra ondersteuning
In een aantal gevallen hebben kinderen behoefte aan meer specialistische ondersteuning. Zo nodig wordt nader onderzocht welke ondersteuning nodig is. In overleg met het Ondersteuningsteam van de scholengroep (OTG) vindt vertaling plaats in de vorm van een arrangement, waarin doorgaans het ter beschikking stellen van deskundige formatie en/of middelen en duidelijke werkdoelen zijn opgenomen. In goed overleg met de ouders wordt dit opgenomen in het groeidocument. 9
Op De Trimaran is het mogelijk om ondersteuning te bieden op enkele specialismen, mits hiervoor voldoende extra ondersteuningsmogelijkheden (arrangementen) beschikbaar zijn: De school heeft ervaring met: - PTSS + Dissociatie - Gilles de la Tourettesyndroom
8.
Ondersteuning lezen en spelling Basiskwaliteit
In groep 1/2 wordt aandacht besteed aan het praten in hele zinnen. Hierbij laten we de kinderen ervaren dat het belangrijk is om te kunnen zeggen wat je bedoelt of wat je wel of niet wilt. Daarnaast worden er veel activiteiten in thema’s aangeboden om de woordenschat te vergoten. De kinderen werken met het Bas-project dat binnen de school ontworpen is. Het Bas-project is een structureel onderdeel van het taalonderwijs in de onderbouw van de school. Het project heeft als doel de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de woordenschat te vergroten. De kinderen leren hiermee in een uitdagende, taalrijke omgeving. Bij ons op school wordt het Bas-project gebruikt in groep 1 t/m 4. Het project bestaat uit een serie praatplaten en een aantal boeken over een jongetje dat Bas heet. Daarnaast zijn er verschillende computerprogramma’s waarin de kinderen samen met Bas op een aantrekkelijke en uitdagende manier vaardigheden leren. Naast het genoemde lesmateriaal heeft de school leskisten ontwikkeld die passen bij verschillende thema’s. De school probeert zoveel mogelijk thema’s te gebruiken die aansluiten bij de beleving van de kinderen, zodat de activiteiten betekenisvol zijn voor kinderen en de betrokkenheid wordt vergroot. Bij de thema's worden regelmatig excursies georganiseerd en gasten uitgenodigd.In de groepen zijn kijktafels met woordkaartjes. De kinderen worden betrokken bij de samenstelling van zo’n kijktafel. Verder zijn er in de groepen van de onderbouw spelhoeken te vinden. Door middel van spel wordt de taalontwikkeling van kinderen op een spelende en ongedwongen manier ontwikkeld. In de onderbouwgroepen zijn een lettermuur en een letterkastje aanwezig, die kinderen stimuleren om letters en klanken te combineren en woorden te maken. De leerkrachten in de verschillende groepen werken regelmatig in de kleine kring. Hierbij worden kinderen in een groepje van 4 of 5 kinderen uitgedaagd met elkaar in gesprek te gaan over een bepaalde vraag of onderwerp. Op deze manier wordt met name bij taalarme kinderen de mondelinge taalvaardigheid en de woordenschat vergroot.
10
De lees- en taalactiviteiten vormen een groot gedeelte van de dagelijkse activiteiten in groep 3. De vaardigheden die in groep 1/2 zijn aangeleerd worden gebruikt om een start te maken met het leesonderwijs. Hiervoor wordt in groep 3 naast de thema’s gewerkt met een aanvankelijke leesmethode. Dagelijks lezen de kinderen individueel of in duo’s, vaak onder begeleiding van een oudere leerling. De leerlingen lezen op hun eigen niveau. Hiervoor zijn verschillende materialen aanwezig. Om het leesniveau te bepalen wordt gebruik gemaakt AVI-toetsen. In de tweede helft van het jaar starten de leerlingen van groep 3 met spelling. In groep 4 wordt een start gemaakt met begrijpend lezen. Dit doen we aan de hand van een methode. Deze leert de kinderen gebruik te maken van verschillende soorten leesstrategieën. Naast de methode maakt de school gebruik van actuele teksten die aansluiten bij de thema’s of uit de krant. In groep 7 gaat het begrijpend lezen over in studerend lezen, dat gericht is op studievaardigheden in het voortgezet onderwijs. Vanaf groep 4 wordt er gewerkt met de taalmethode Taalverhaal.. Deze methode sluit aan op de belevingswereld van de kinderen en besteedt op structurele wijze aandacht de diverse taalonderdelen. De methode biedt veel ruimte voor herhaling en verrijking. In de methode wordt onderscheid gemaakt in taalbeschouwing en spelling. Deze onderdelen worden regelmatig getoetst. De methode biedt mogelijkheid voor extra hulp, met name voor leerlingen met een beperkte woordenschat en voor kinderen die behoefte hebben aan verrijkende stof. Naast de taalmethode is er veel aandacht aan boekpromotie. De kinderen bespreken boeken in de groep en presenteren deze aan de groepsgenoten. De thematische aanpak van wereldoriëntatie zorgt voor een taalrijke leeromgeving, met kijktafels, woordwebben en krantenmuren.
8.2
Basisondersteuning
De basiskwaliteit van de school is van voldoende niveau om de meeste leerlingen een ruim voldoende leesvaardigheid te laten verwerven. We toetsen het begrijpend en technisch lezen met behulp van het Cito-leerlingvolgsysteem en de methode-gebonden toetsen. Deze laten zien wanneer een leerling (on)voldoende leesvorderingen maakt. Wanneer er sprake is van een stagnatie of juist een versnelling in de leesontwikkeling, dan krijgen deze leerlingen een verlengde, intensievere instructie van de leerkracht of een ander aanbod. Wij zijn er op gericht dyslexie tijdig te herkennnen en kunnen leerlingen vanaf groep 1-2 gericht ondersteunen. 8.3
Extra ondersteuning
Voor leerlingen die ondanks de uitbreiding van de instructie en oefentijd onvoldoende vorderingen maken treffen we extra maatregelen. 11
Deze leerlingen krijgen een voor- of verlengde instructie van de leerkracht. Daarnaast wordt de zorgondersteuner ingezet voor extra ondersteuning. Afhankelijk van de vooruitgang die de leerling boekt, brengen we door deze werkwijze ook in kaart of er mogelijk sprake is van een ernstig leesprobleem of leesstoornis. Afhankelijk van de mate waarin kan er sprake zijn van een tijdelijk behandeltraject buiten de school. Het monitoren van kinderen begint al in de kleutergroepen, waarbij we naast observaties, gerichte toetsing ook het Screeningsinstrument Dyslexie gebruiken om signalen van taalachterstanden of een taalvoorsprong vast te leggen. Op het moment dat we signalen krijgen van mogelijke dyslexie, wordt gestart met specifieke ondersteuning, waarbij ook de ouders worden geïnformeerd. Om daadwerkelijk vast te stellen of er sprake is van dyslexie, toetsen we kinderen vanaf groep 4 of 5, conform het (vastgestelde) dyslexieprotocol .
9.
Ondersteuning rekenen en wiskunde Basiskwaliteit
Bij ons op school wordt veel aandacht besteed aan rekenen en wiskunde. Het reken- en wiskundeonderwijs bestaat uit drie onderdelen: Wiskundig inzicht en handelen o De leerlingen leren wiskundige begrippen te gebruiken. o De leerlingen leren rekenopgaven op te lossen en uit te leggen. o De leerlingen kunnen verwoorden waarom ze voor een oplossingsstrategie hebben gekozen. Getallen en bewerking o De leerlingen leren de structuur en de samenhang kennen van hoeveelheden, getallen, breuken, procenten en verhoudingen. De leerlingen kunnen deze toepassen in rekensituaties. o De leerlingen leren basissommen van getallen tot 100 snel uit het hoofd uit te rekenen. o De leerlingen kennen de tafels. o De leerlingen leren schattend rekenen en tellen. o De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. o De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. o De leerlingen leren de rekenmachine te gebruiken. Meten en meetkunde o De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. o De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.
12
In groep 1/2 leren de kinderen wiskundige begrippen kennen, zoals meer-minder-evenveel. Daarnaast leren de kinderen voorwerpen seriëren op grootte of op kleur. Ze leren voorwerpen en vormen te vergelijken, sorteren en te tellen. Daarnaast worden de cijfers t/m 12 aangeboden. In de groepen 1/2 is een telhoek ingericht, die kinderen stimuleert aan de rekenbegrippen te werken. Daarnaast werken de kinderen met het computerprogramma ‘Bas telt mee’. De leerkrachten gebruiken de methode Wereld in Getallen als uitgangspunt voor het rekenen/wiskunde in de kleutergroepen. Vanaf groep 3 werkt de methode met betekenisvolle en inzichtelijke situaties voor kinderen. Daarnaast besteedt de methode veel aandacht aan het trainen en automatiseren van rekenvaardigheden. De leerlingen trainen het automatiseren o.a. op de computer. De methode toetst regelmatig de vaardigheden. De methode biedt lesstof aan voor herhaling en verrijking. De interactie tussen leerlingen wordt bevorderd door instructies en rekengesprekken in de kleine instructiekring 9.2
Basisondersteuning
De methode biedt de lesstof aan in drie basisniveaus, zodat er voor leerlingen die moeite hebben met de stof voldoende herhaling is en voor leerlingen die de stof beheersen extra verdieping aangeboden wordt. De interactie tussen leerlingen wordt bevorderd door instructies en rekengesprekken in de kleine instructiekring of aan de instructietafel. De leerkracht maakt twee keer per jaar een planmatige aanpak voor de drie basisniveaus m.b.v. een groepsplan en stelt deze twee keer per jaar bij. Aan leerlingen die in het laagste basisniveau zitten wordt maar één aanpak voor rekenproblemen aangeboden. De leerlingen in de andere basisniveaus worden gestimuleerd zelf een keuze te maken uit verschillende oplossingsstrategiën.
9.3
Extra ondersteuning
Voor leerlingen die ondanks de uitbreiding van de instructie en oefentijd onvoldoende vorderingen maken treffen we extra maatregelen. Deze leerlingen krijgen een voor- of verlengde instructie van de leerkracht. Daarnaast wordt de zorgondersteuner ingezet voor extra ondersteuning. Voor de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, wordt een handelingsplan opgesteld.
13
9.4 Didactisch GroepsOverzicht en Groepsplannen Voor alle leerlingen wordt twee keer per jaar in kaart gebracht wat de onderwijsbehoefte is. Dit wordt beschreven in ht Didactisch GroepsOverzicht (DGO). Dit wordt per leerling individueel beschreven. Vervolgens wordt de analyse vertaald in een groepsplan. Voor alle leerlingen wordt hierin beschreven wat het individuele kind nodig heeft met betrekking tot een bepaald vakgebied. De leerkracht stel het DGO en groepsplan op en bespreekt dit vervolgens met de intern begeleider.
10.
Grenzen aan ondersteuning
De school staat welwillend tegenover de integratie van leerlingen met een handicap of leerbeperking in de school in hun eigen omgeving. De school heeft als uitgangspunt dat leerlingen op De Trimaran onderwijs volgen, waarbij de school de zorg die de leerling nodig heeft kan waarborgen. De school heeft een aantal grenzen aan de zorg vastgesteld. Bij het beantwoorden van de vraag of de school de zorg wel of niet kan bieden, spelen de volgende factoren een belangrijke rol: • Een gebrek aan opnamecapaciteit: Een belangrijk punt in de besluitvorming vormt de samenstelling van de groep waarin het kind met een handicap geplaatst zal worden. Iedere situatie staat op zichzelf en wordt als zodanig beoordeeld. Als vuistregel stellen wij dat één kind met een handicap, zoals bedoeld in de wet, per groep het maximum is. • Verstoring van het leerproces van andere leerlingen: De school maakt een afweging of de extra aandacht die een leerling met een handicap of leerbeperking nodig heeft, niet een onevenredig beslag legt op de aandacht voor de overige leerlingen. • Zorg/behandeling en onderwijs: In welke mate gaat de tijd die aan de speciale zorg en/of de (medische) behandeling besteed moet worden ten koste van de onderwijstijd. • Verstoring van rust en veiligheid: Vooral bij ernstige gedragsproblemen zal het niet mogelijk zijn een zodanige leeromgeving te scheppen, dat het kind verantwoord opgevangen kan worden. In een aantal situaties zal blijken dat een gewone basisschool daarvoor niet is uitgerust.
14
Daarnaast zal de school de volgende vragen onderzoeken: - Kan de school in materiële zin voldoen aan de hulpvraag? - Bieden het handelingsplan en de ondersteuning door het samenwerkingsverband voldoende mogelijkheden om te kunnen voldoen aan de hulpvraag? - Kan de specifieke hulp ook op de langere termijn op onze school geboden worden? - Andere schoolspecifieke vragen.
Bij dit proces wordt de volgende procedure gevolgd: 1. De ouders hebben een gesprek met de directeur en de interne begeleider. 2. De school vraagt gegevens op over het betreffende kind. 3. De school bestudeert de gegevens over het betreffende kind en wint desgewenst advies in. 4. De school observeert eventueel het kind in verschillende situaties. 5. De (on)mogelijkheden van de school met betrekking tot toelating worden in kaart gebracht. De school neemt een beslissing. 6. De school brengt de ouders mondeling en schriftelijk op de hoogte van de beslissing 7. Er wordt een keuze gemaakt uit: plaatsing, uitgestelde plaatsing of afwijzing. De totale procedure neemt maximaal 3 maanden in beslag. Als de school de vereiste zorg niet kan bieden, heeft de school de plicht de ouders te helpen bij het vinden van een passende onderwijsplek.
11.
Professionalisering
SWPBS De school is schooljaar 2013-2014 gestart met het implementeren van School Wide positive Behaviour Support. Het team wordt hierbij begeleid vanuit het samenwerkingsverband en Gedragpunt. SWPBS is gericht op het creëren van een omgeving die het leren bevordert en gedragsproblemen voorkomt. Dit begint bij het gezamenlijk formuleren van de waarden die de school belangrijk vindt. Vervolgens benoemt het schoolteam het gedrag dat past bij deze waarden en leert het de kinderen actief aan. Adequaat gedrag wordt hierna systematisch positief bekrachtigd. Hiermee wordt een veilig en positief schoolklimaat gecreëerd, waarin elke leerling optimaal kan profiteren van het geboden onderwijs. Gewenste situatie: Over drie jaar is het traject doorlopen en heeft SWPBS een structurele plek in ons onderwijs. In de jaarplannen is te lezen wat er inhoudelijk per schooljaar aan bod komt.
15
Hoogbegaafdheid en meerkunners Schooljaar 2013-2014 is de school begonnen met een tweedaagsproject rondom meerkuneers/hoogbegaafdheid. Het team krijgt scholing vanuit Novilo. In het schooljaarplan is te lezen wat er inhoudelijk aan bod komt. Gewenste situatie: Iedere leerkracht kan meerkunners en hoogbegaafden herkennen en weet welke interventies hij kan inzetten in de groep om deze leerlingen op een goede manier te begeleiden. Daarnaast heeft iedere leerkracht kennis genomen van het Digitale Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid en kan iedere leerkracht hiermee werken. KWALITEITZORG De kwaliteit van het onderwijs wordt in KIK-kaarten op cyclische wijze getoetst en verbeterd. De doelen worden verder gespecificeerd in de werkgroep kwaliteit.
Tenslotte Mocht u na het lezen van dit schoolprofiel nog vragen of opmerkingen hebben, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. We gaan graag met u in gesprek!
16