Het klimaatprobleem ligt op ons bord!
De invloed van voedsel op klimaatverandering Laura van den Bosch Laurie van Diemen VWO6 28-10-2013 Docent: Astrid Klijmij
Inhoudsopgave Inleiding ...................................................................................................................... 3 H1 Beter een vegetariër in een Hummer, dan een vleeseter in een zuinige auto! Welke negatieve invloeden heeft voedsel op klimaatverandering? ............................ 6 1.1 Broeikasgassen.............................................................................................. 6 1.2 Vlees en zuivelproducten ............................................................................... 8 1.3 Seizoensgroenten en –fruit ............................................................................ 8 1.4 Verspilling van voedsel .................................................................................. 9 1.5 Transport ...................................................................................................... 10 1.6 Landgebruik ................................................................................................. 11 H2 Bewust of niet bewust? - Hoe ziet het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlander er nu uit en hoe milieubelastend is het? ............................................... 13 2.1 Uitstoot per product ...................................................................................... 13 2.2 Duurzaam voedsel ....................................................................................... 14 2.3 Onderzoek ................................................................................................... 15 2.4 Europa ......................................................................................................... 22 H3 Sprinkhaan als nieuwe biefstuk - Hoe zou een milieuvriendelijker voedselpatroon eruit zien en waarom wordt hier tot op heden nog weinig gebruik van gemaakt?..... 25 3.1 Vleesvervangers .......................................................................................... 25 3.2 Seizoensgroente en –fruit ............................................................................ 29 3.3 Herkomst ...................................................................................................... 29 3.4 Kasgroente ................................................................................................... 29 3.5 Overige tips .................................................................................................. 29 3.6 Kooktechnieken............................................................................................ 29 3.7 Voedselverspilling ........................................................................................ 30 3.8 Waarom niet? ............................................................................................... 31 H4 Op de agenda - Wat doet de overheid nu om een milieuvriendelijk voedselpatroon te stimuleren? ........................................................................................................... 34 4.1 Nota Duurzaam Voedsel .............................................................................. 34 4.2 Alliantie Verduurzaming Voedsel ................................................................. 34 4.3 Agenda periode 2013-2016 .......................................................................... 35 4.4 Planbureau voor de Leefomgeving .............................................................. 35 4.5 Europa ......................................................................................................... 36 1
H5 ‘Duurzaam eten is een mentaliteitskwestie’ - Hoe zouden Nederlandse burgers overgehaald kunnen worden om voedsel te nuttigen dat voor minder broeikasgasuitstoot zorgt? ........................................................................................ 38 5.1 Labeling ....................................................................................................... 38 5.2 Reclame ....................................................................................................... 40 5.3 Financiële steun ........................................................................................... 41 5.4 Mentaliteit ..................................................................................................... 42 5.5 Europa ......................................................................................................... 43 Conclusie .................................................................................................................. 44 Aanbeveling .............................................................................................................. 48 Bronnen .................................................................................................................... 49 Bijlagen ..................................................................................................................... 53
2
Inleiding “Veehouderij is wereldwijd verantwoordelijk voor meer uitstoot van broeikasgassen dan alle auto's, vliegtuigen, trucks, treinen en schepen samen.” - Marianne Thieme, De Volkskrant, 1 maart 2013 Dit citaat laat zien dat voedsel een grote invloed heeft op de uitstoot van broeikasgassen en dus op klimaatverandering. Marianne Thieme is een politicus en politici zijn niet altijd objectief. Toch is dit wel een bevestiging voor ons dat het een belangrijk probleem is. Daarom vinden wij het interessant om te onderzoeken hoe die verandering van het klimaat ontstaat, vooral op het gebied van voedsel. We willen weten hoeveel de voedselpatronen van Europese burgers het klimaat beïnvloeden en wat de overheid kan doen om ervoor te zorgen dat de voedselpatronen van burgers minder schadelijk zijn voor het milieu. Zo zijn we bij onze hoofdvraag gekomen. Hoofdvraag: Hoe kan de Europese Unie ervoor zorgen dat Europese burgers hun voedselpatroon aanpassen, zodat het minder milieubelastend is? Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden, hebben we vijf deelvragen opgesteld. Deelvragen: 1) Welke negatieve invloeden heeft voedsel op klimaatverandering? 2) Hoe ziet het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlander er nu uit en hoe milieubelastend is het? 3) Hoe zou een milieuvriendelijker patroon eruit zien en waarom wordt hier weinig gebruik van gemaakt? 4) Wat doet de overheid nu om een milieuvriendelijk voedselpatroon te stimuleren? 5) Hoe zouden Nederlandse burgers overgehaald kunnen worden om voedsel te nuttigen dat voor minder broeikasgasuitstoot zorgt? Hypothese en verwachtingen Als eerste willen we natuurlijk antwoord krijgen op onze deelvragen. Deze antwoorden gebruiken we om onze hoofdvraag te beantwoorden. We bekijken eerst per deelvraag welke antwoorden we daarop verwachten en daarna bekijken we welke antwoorden we op de hoofdvraag verwachten. Deelvraag 1: Het nuttigen van voedsel heeft veel invloed op het klimaat. We willen uitzoeken welke invloeden dit zijn. We verwachten dat vooral bij de productie en het transport van landbouwproducten veel broeikasgassen worden uitgestoten. Veel producten in de supermarkt komen uit andere werelddelen en dat voedsel moet allemaal vervoerd worden naar Nederland. Bij de productie van vlees komen ook veel broeikasgassen vrij. Om het vee te voeren is veel landbouwgrond nodig en het vee zorgt voor mest. Hierdoor wordt er veel methaan uitgestoten. Verder zullen bij het weggooien van voedsel en de verwerking van dit afval ook broeikasgassen in de dampkring komen.
3
Deelvraag 2: We denken dat het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlandse consument nu erg milieubelastend is. Dit is vooral het geval bij het nuttigen van vlees. Bij de productie hiervan komen namelijk veel broeikasgassen vrij. Daarbij komt dat mensen vaak geen seizoensvoedsel eten. Hierdoor moeten veel groente- en fruitsoorten in kassen worden verbouwd. Dit kost erg veel energie, wat het broeikaseffect versterkt. Deelvraag 3: We verwachten dat burgers minder vlees moeten gaan eten en een alternatief voor vlees moeten gaan vinden om ervoor te zorgen dat er minder broeikasgassen worden uitgestoten. Ook moeten burgers voedsel kopen dat bij de productie en het transport voor minder broeikasgasuitstoot zorgt. Om broeikasgasuitstoot te beperken bij het transport van voedingsmiddelen zou men meer seizoensvoedsel en streekproducten moeten nuttigen. Verder moeten consumenten minder eten verspillen en weggooien. Op deze manieren zal het voedselpatroon van de gemiddelde burger veranderen met als gevolg dat er minder broeikasgassen worden uitgestoten. We verwachten dat er weinig gebruik wordt gemaakt van een milieuvriendelijker voedselpatroon, omdat deze milieuvriendelijke producten vaak duurder zijn en mensen niet weten hoe zij milieubewuster kunnen eten. Daarbij komt dat de overheid zich weinig inzet om een milieuvriendelijker voedselpatroon te stimuleren. Deelvraag 4: Wij verwachten dat de overheid op dit moment nog niet veel actie onderneemt op het gebied van een milieubewuster voedselpatroon. Toch denken we dat partijen zoals GroenLinks en de Partij van de Dieren dit onderwerp belangrijk vinden en meer op de politieke agenda willen zetten. Ook verwachten we dat er organisaties zijn die mensen stimuleren om milieuvriendelijker te eten en die hen hierbij helpen. Deelvraag 5: De overheid kan verschillende maatregelen nemen om burgers te stimuleren, zodat ze echt hun voedselpatroon aanpassen. Wij denken hierbij aan subsidies op minder milieubelastend voedsel of juist belastingen op milieubelastend voedsel. Ook moeten burgers bewust worden van het feit dat zij zelf kunnen bijdragen aan het verminderen van de broeikasgasuitstoot. De burgers moeten weten dat voedsel een grote bron is van klimaatbelasting. Er moet dus meer kennis verspreid worden en mensen moeten weten hoe en waarom zij milieubewust moeten eten. Enkele tips zijn het minderen van het eten van vlees, meer streekproducten kopen en geen voedsel verspillen. De consument kan ook bewust worden van de milieubelasting van voedsel door middel van labeling van voedingsmiddelen. Door het labelen van producten kan de consument aan de verpakking van een product zien hoeveel CO2 er is uitgestoten bij de productie en transport van dit product. We denken dat biologisch vlees minder milieubelastend is dan niet-biologisch vlees. We willen uitzoeken of dit ook echt zo is. Als biologisch vlees minder milieubelastend is, kan de overheid boeren die biologisch vlees produceren steunen door middel van subsidies. Burgers zullen minder milieubelastend eten gaan kopen, zodra dat eten duurder wordt of zodra de alternatieven goedkoper worden. Verder is de smaak voor consumenten ook erg belangrijk. Het vervangende milieubewuste product moet dus even lekker zijn. Als er belasting op vlees komt, zullen consumenten minder vlees gaan eten. Het wordt voor sommige gezinnen te duur en zij zullen een alternatief gaan zoeken. Bovendien 4
zullen vleesproducenten veel geld verliezen, omdat consumenten kiezen voor het alternatief. Dit zal als gevolg hebben dat de vleesproducenten overstappen naar een andere sector en ook het alternatief voor vlees gaan produceren, waardoor er ook minder vlees wordt verkocht. Als consumenten meer bewust worden van klimaatverandering en de negatieve gevolgen van klimaatverandering, zullen zij eerder willen meehelpen aan het verminderen hiervan. We moeten de consumenten dus meer betrekken bij dit probleem en zij moeten weten dat ze de broeikasgasuitstoot kunnen verminderen door minder milieubelastend voedsel te eten. Hoofdvraag: In Nederland zijn er al onderzoeken geweest die te maken hebben met labeling en mensen bewust maken van het milieu. De Europese Unie zou dit toe kunnen passen in heel Europa. Wij verwachten dat de Europese bevolking zijn voedselpatroon zal aanpassen als de Europese Unie bijvoorbeeld ingrijpt door middel van subsidies op milieuvriendelijk voedsel en belasting op milieubelastend voedsel. Ook het labelen van producten zal helpen om de bevolking meer bewust te maken van de voedselkeuze. Opbouw In het eerste hoofdstuk beginnen we met algemene informatie over de negatieve invloeden van voedsel op het klimaat. Op deze manier wordt het beantwoorden van de hoofdvraag makkelijker. Om de tweede vraag te beantwoorden stellen we een enquête op. Deze verspreiden we via internet en door het te plaatsen op de KPN medewerkerswebsite. Door de resultaten te analyseren komen we tot een antwoord op de vraag. Met de derde vraag gaan we eigenlijk door op de eerste vraag: hoe kun je het negatieve aan ons voedselpatroon omzetten in iets positiefs? Om erachter te komen waarom er weinig gebruik wordt gemaakt van een milieuvriendelijker voedselpatroon gaan we mailen naar de partij GroenLinks en de Partij voor de Dieren. Om te kijken wat er verbeterd moet worden, moeten we eerst kijken hoe we ervoor staan. Zo zijn we op onze vierde deelvraag gekomen. Op de website van de Rijksoverheid zullen we kamerbrieven, documenten en publicaties bekijken die onze vraag zullen beantwoorden. Om onze laatste deelvraag te beantwoorden zullen we informatie gebruiken die wij hebben opgedaan tijdens colleges van het YES!-project. Bovendien zoeken we informatie op internet.
5
H1 Beter een vegetariër in een Hummer, dan een vleeseter in een zuinige auto! Welke negatieve invloeden heeft voedsel op klimaatverandering? Ongeveer 1/3e deel van de totale broeikasgasuitstoot van huishoudens wordt veroorzaakt door voedsel. Voedsel heeft dus een grote negatieve invloed op het klimaat. Maar waarom is voedsel dan zo slecht voor het klimaat? 1.1 Broeikasgassen Het broeikaseffect maakt de aarde leefbaar voor mensen, dieren en planten. Zonder het broeikaseffect zou het gemiddeld -18 graden Celsius zijn op aarde en nu is het gemiddeld 15 graden Celsius. Het broeikaseffect is dus helemaal niet zo slecht. Het slechte eraan is dat dit broeikaseffect wordt versterkt. Door de uitstoot van broeikasgassen neemt de gemiddelde temperatuur op aarde toe. Dit heeft als gevolg dat de zeespiegel stijgt door het smelten van ijs en het uitzetten van water. Ook zullen er meer weersextremen voorkomen, waardoor er meer natuurrampen zullen plaatsvinden. Het klimaat zal op meerdere plekken op aarde veranderen, waardoor planten en dieren niet kunnen overleven en veel soorten gewassen niet meer kunnen worden verbouwd. De belangrijkste broeikasgassen die vrijkomen in de landbouw zijn lachgas (N2O), methaan (CH4) en koolstofdioxide (CO2). De sterkte van de werking van deze verschillende broeikasgassen heeft te maken met de tijd dat ze in de dampkring aanwezig zijn totdat ze afgebroken worden. Distikstofmonoxide wordt ook wel lachgas genoemd. Lachgas heeft een 298 keer sterkere werking dan CO2 en het kan wel anderhalve eeuw in de atmosfeer blijven. Er is echter veel minder uitstoot van lachgas dan van CO2. Lachgas verklaart 7% van het totale broeikaseffect. In de landbouw wordt deze stof vooral gevormd uit (kunst)mest. Tijdens de stikstofkringloop wordt lachgas uit kunstmest en minerale mest in de bodem gevormd. Ook bij het omploegen van grasland in bouwland komt lachgas vrij. Steeds meer grasland wordt vervangen door bouwland, om bijvoorbeeld aardappels te telen. Deze veranderingen zullen ervoor zorgen dat er meer lachgas in de atmosfeer terecht komt. Tevens ontstaat lachgas bij de verbranding van fossiele brandstoffen en afvalverbranding. Methaan ontstaat bij de pensfermentatie van herkauwers. De werking van methaan is 25 keer sterker dan de werking van CO2. Wanneer mest wordt opgeslagen breken bacteriën in mest organisch materiaal af en hierdoor ontstaat methaan. Men noemt het proces waarbij methaan vrijkomt uit het vee ook wel pensfermentatie. Een pens is een voormaag bij herkauwers en fermentatie is het omzetten van stoffen met behulp van schimmels, bacteriën en eencellige diertjes. Een koe boert deze stoffen, die inmiddels zijn omgezet in methaan en koolstofdioxide, regelmatig uit. Per dag boert een koe zo’n 500 liter methaangas uit. Een koe boert niet alleen veel methaangas uit, maar laat ook veel scheten. Doordat een koe vier magen heeft, produceert het dier veel methaangas.
6
Het veevoer is van invloed op de hoeveelheid methaanuitstoot. Zo leidt ruwvoer bijvoorbeeld tot een hogere uitstoot. De Universiteit van Wageningen doet onderzoek naar de methaangasuitstoot door koeien. Zij zijn tot de conclusie gekomen dat het moeilijk te meten is hoeveel methaangas een koe uitstoot, maar dat de uitstoot kan worden verminderd door het voedsel aan te passen. Als er meer eiwitrijke en zetmeelrijke grondstoffen in het krachtvoer voor koeien worden gedaan, dan zal de uitstoot van methaangas verminderen. Niet alleen mest en koeien zorgen voor uitstoot van methaan. Eén vijfde deel van de mondiale methaanuitstoot wordt veroorzaakt door de onderwaterteelt van rijst. Koolstofdioxide, CO2, is het bekendste broeikasgas, omdat het vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen zijn nodig voor het maken van energie. De landbouw verbruikt veel energie door het gebruik van kassen. Koolstofdioxide blijft erg lang in de atmosfeer hangen, namelijk zo’n 50 tot 200 jaar. Een verandering in CO2 uitstoot is dus niet direct te merken. Toch is het belangrijk om de CO2-uitstoot terug te dringen. Bij het transport van voedsel wordt bijvoorbeeld veel CO2 uitgestoten. Veel voedsel wordt vervoerd met vrachtwagens en vrachtwagens stoten het meeste CO2 uit per kilometer. Het was de bedoeling dat auto’s en vrachtwagens door de jaren heen voor steeds minder CO2-uitstoot zouden zorgen. Dit is echter niet het geval. De hoeveelheid CO2 die wordt uitgestoten is ongeveer gelijk gebleven, omdat er steeds zwaardere wagens en zwaardere motors werden gebruikt. Deze drie broeikasgassen zijn erg schadelijk voor het milieu en ze worden erg veel uitgestoten in de landbouw, veeteelt en transport van voedsel. In figuur 1 is te zien dat de mondiale uitstoot van deze broeikasgassen sinds 1850 enorm is toegenomen. Wel 20 tot 35% van deze uitstoot wordt veroorzaakt door de productie van voedingsmiddelen. 18% van de uitstoot wordt veroorzaakt door de veehouderij en één derde deel van de totale broeikasgasuitstoot van huishoudens wordt veroorzaakt door voedsel. Het is wel duidelijk dat de klimaatverandering niet kan worden teruggedrongen als er niks wordt veranderd aan de voedselproductie en transport.
Figuur 1: Uitstoot van broeikasgassen
7
1.2 Vlees en zuivelproducten Vooral bij de productie van dierlijke eiwitten worden veel broeikasgassen uitgestoten. Veehouderij veroorzaakt meer broeikasgasuitstoot dan het verkeer! Het verkeer veroorzaakt 13% en de veehouderij wel 18% van de totale uitstoot. Natuurlijk verschillen de hoeveelheden broeikasgassen die worden uitgestoten bij elk product. Bij de productie van rundvlees komen de meeste broeikasgassen vrij. Bij kippenvlees wordt zeven keer zo weinig broeikasgassen uitgestoten en bij varkensvlees ongeveer drie keer zo weinig. Bij het verminderen van het aantal broeikasgassen moeten we ons dus ten eerste focussen op verminderen van consumeren van rundvlees. Er komen zoveel broeikasgassen vrij bij het produceren van dierlijke eiwitten, omdat vee veel voedsel nodig heeft om te kunnen groeien. De hoeveelheid veevoer die nodig is om een kilo vlees te verkrijgen, verschilt per dier. De waarden lopen uiteen van 2 tot 10 kilogram. Er gaat dus veel meer voedsel in dan dat eruit komt. Er wordt ongeveer 100 m2 grond gebruikt voor een kilo vlees, terwijl er maar 20 m2 nodig is voor een kilo graan. Het produceren van vlees is dus erg inefficiënt. Ook is er zo’n 10.000 liter water nodig voor 1 kilo varkensvlees. Daarbij komt dat vee uitwerpselen produceert, die methaangas bevatten. Methaan heeft als broeikasgas een 25 keer sterkere werking dan koolstofdioxide. De mest die wordt opgeslagen zorgt voor nog meer methaan en er komt ook lachgas vrij. In de bijlagen 1 en 2 staan artikelen met extra informatie over vlees en zuivelproducten en de invloed hiervan op het klimaat. 1.3 Seizoensgroenten en –fruit Wanneer er geen seizoensgroenten en –fruit worden gegeten, moet al dit voedsel uit het verre buitenland komen of in kassen gekweekt worden. Beiden zijn geen milieuvriendelijke opties. Bijvoorbeeld: als sperziebonen uit Afrika komen kost dat 480 gram koolstofdioxide meer dan als we het hier in Nederland in de volle grond produceren. Onder volle grond verstaan we buiten op de akker. Milieucentraal heeft een groente- en fruitkalender gemaakt, waarop zichtbaar is welke groente- en fruitsoorten het milieu het minste belasten per maand. Er is te zien waar het product geteeld is en hoe het getransporteerd is. De verwarmde kas is het meest milieubelastend, omdat er veel energie (voor warmte en licht) voor nodig is. Er wordt hard gewerkt aan milieuvriendelijkere kassen door het gebruik van WKK. Dit is een warmte-kracht koppelingstechniek die gebruikt wordt voor het efficiënter maken van elektriciteit en warmte uit aardgas. Het minst milieubelastend is transport via de boot en wanneer het gewas geteeld is op de akker. Er zijn verschillende soorten kalenders voor seizoensgroenten en –fruit. Een voorbeeld hiervan is te zien in bijlage 3. De broeikasgasuitstoot in de land- en tuinbouw is sinds 1990 een stuk afgenomen door afspraken over energiebesparingen, melkquotering en mestbeleid, maar de uitstoot is na 2005 weer licht gestegen. Dit komt doordat er steeds meer warmte en licht wordt gebruikt in de kassen. In figuur 2 op de volgende bladzijde is te zien hoeveel broeikasgassen er worden uitgestoten in de land- en tuinbouw.
8
Figuur 2: Emissie broeikasgassen land- en tuinbouw Biologische producten zijn weliswaar geteeld zonder schadelijke beschermmiddelen, maar deze producten kunnen op een milieubelastende manier getransporteerd zijn en ze zijn daarom niet per definitie milieuvriendelijk. Het telen van gewassen kan op verschillende manieren. Sommige groente- en fruitsoorten, zoals aardbeien worden gepoot in potgrond. Dit is een milieuonvriendelijke manier, omdat er veel koolstofdioxide vrijkomt. Potgrond bestaat voornamelijk uit veengrond waar koolstof in opgeslagen is. Wanneer het veen gebruikt wordt, wordt de koolstof omgezet in koolstofdioxide. 1.4 Verspilling van voedsel In Europese huishoudens wordt gemiddeld 13% van het voedsel weggegooid. Een aantal redenen hiervoor zijn dat er teveel is ingekocht, producten over de datum zijn of de plannen op het laatste moment worden gewijzigd. In Nederland gooien huishoudens ongeveer 44 kg voedsel per jaar weg. Dit is natuurlijk zonde en dit moet snel verminderen. Naast de geldverspilling verspillen we namelijk ook veel energie. Voedsel ondergaat veel bewerkingen. Bij het verbouwen van het voedsel op de akker of in de kas zijn er machines nodig voor het wassen, snijden, oogsten en koelen. Daarnaast moet het voedsel vervoerd worden naar een verdeelcentrum, fabriek en groothandel. Vanuit hier wordt het overgebracht naar de winkel en als laatste vervoert de consument het product vaak ook met de auto. De consument verbruikt weer energie om het product te koelen of vriezen en uiteindelijk moet het nog gekookt worden op het fornuis. Als we ervan uitgaan dat de gemiddelde Nederlander ongeveer 2200 kilocalorieën per dag eet, is er twee liter benzine per dag per persoon nodig om al dit voedsel te produceren. Anders gezegd: wanneer je 1 kg eten weggooit, gooi je eigenlijk een halve liter benzine weg. Al de energie die in het eten is gestoken en de 9
broeikasgassen die hierbij zijn vrijgekomen, zijn voor niets uitgestoten! De broeikasgassen die zijn uitgestoten bij het transport, het produceren van de verpakkingen, de meststoffen en pesticiden dragen allemaal bij aan het opwarmen van de aarde. ondergaan hoe m
Groente en fruit worden het meest weggegooid, omdat deze producten maar kort houdbaar zijn. Ook rijst en pasta staan hoog op de lijst, omdat mensen het moeilijk vinden in te schatten hoeveel men hiervan nodig heeft. Door al deze verspilling komt er steeds meer afval. Als dit voedsel gaat rotten op de vuilnisbelt komen er schadelijke gassen vrij, zoals methaan. Ook het produceren van verpakkingen van voedsel kost energie. Sommige verpakkingen leveren echter ook een voordeel op. Het product blijft langer houdbaar en wordt beschermd. Milieucentraal heeft samen met het Voedingscentrum de campagne ‘eten is om te eten’ opgezet. Door deze campagne worden burgers gestimuleerd om minder eten te verspillen en ze krijgen daarbij ook tips. 1.5 Transport Niet alleen de productie van voedsel, en met name vlees, maar ook het transport ervan is erg schadelijk voor het milieu. Bij het vervoeren van voedsel worden namelijk veel broeikasgassen uitgestoten, vooral CO2. Bij voedseltransport wordt erg veel gebruik gemaakt van het vliegtuig en daarbij worden veel broeikasgassen uitgestoten. Verder wordt er ook vaak voedsel getransporteerd per boot. Hierbij worden relatief weinig broeikasgassen uitgestoten, maar hier moet wel vaak gebruik worden gemaakt van een vrachtauto om het voedsel op de juiste plaats te krijgen. Vrachtauto’s stoten erg veel broeikasgassen uit. Samen met het vliegtuig is het de grootste milieuvervuiler. De trein wordt ook gebruikt voor transport en stoot de minste broeikasgassen uit. Het transport van voedsel in het algemeen neemt steeds meer toe en daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste is er een verandering te zien in de opslag van voedsel. Het opslaan van voedsel in magazijnen in Nederland is erg duur en het voedsel is minder lang houdbaar. Hierdoor maken veel bedrijven tegenwoordig gebruik van het ‘just-in-time’principe. Dit houdt in dat producten niet meer eerst vervoerd worden naar Nederland, waarna ze hier worden opgeslagen, maar dat ze naar Nederland worden vervoerd en vervolgens direct worden verkocht. Er moet nu veel vaker voedsel worden getransporteerd. Normaal gesproken werd er heel veel voedsel in één keer vervoerd en opgeslagen. Nu wordt het getransporteerde voedsel meteen verkocht en er wordt niks opgeslagen. Hierdoor moet er dus steeds vaker voedsel worden vervoerd. Ten tweede is productie in het buitenland vaak goedkoper dan in Nederland. De productie of delen van de productie worden dus naar goedkopere landen verhuisd, waardoor er meer transport komt. Als laatste zijn de transportmogelijkheden relatief goedkoop en ze zijn al ver ontwikkeld. Daarbij komt dat de welvaart stijgt en mensen zich dus meer kunnen veroorloven. De bevolking gaat meer exotisch voedsel kopen, dat vervoerd moet worden vanuit het buitenland. 10
Om te laten zien hoeveel CO2 er wordt uitgestoten bij verschillende transportmiddelen geven we een voorbeeld. Als je met het vliegtuig van Amsterdam naar Berlijn gaat, wordt er 0,11 ton CO2 per persoon uitgestoten. Een vrachtauto op benzine stoot van Amsterdam naar Berlijn 0,1838 ton CO2 uit per persoon en bij een vrachtauto op LNG, een brandstof die het minste CO2 uitstoot, is dat 0,1365 ton. Een trein stoot op dit traject maar 0,0430 ton CO2 uit. 1.6 Landgebruik Voor het verbouwen van voedsel wordt veel land in gebruik genomen. Er is een enorme toename aan vraag naar voedsel, omdat de bevolkingsgroei en de welvaartsgroei toeneemt. Daardoor neemt de consumptie van voedsel toe en moet er dus meer voedsel worden verbouwd. Om al dat extra voedsel dat nodig is te kunnen verbouwen is er nog meer land nodig. Om aan genoeg land te komen, moeten er bomen worden gekapt. Bomen nemen CO2 op door middel van fotosynthese. Minder bomen betekent dus minder opname van CO2 en op deze manier blijft er dus meer CO2 in de atmosfeer. Ook zit er CO2 opgeslagen in bomen. Als deze bomen worden gekapt en/of worden verbrand, komt al deze CO2 terug in de atmosfeer. Vooral in Azië en Latijns-Amerika zorgt landbouw voor veel ontbossing. In Latijns-Amerika worden deze bossen gekapt voor grootschalige landbouw en veeteelt. In Azië worden er veel palmolieplantages opgezet. In figuur 3 is een afbeelding te zien van ontbossing en de extreme mate hiervan. De mondiale voetafdruk geeft aan hoeveel hectare er per persoon per jaar aan grond- en wateroppervlak wordt gebruikt om voedsel te verbouwen en afvalproductie te verwerken. Alles wat er geconsumeerd wordt, kost ruimte. De voetafdruk van de gemiddelde Nederlander is 4,1 hectare. Het wereldgemiddelde is 2,8 hectare en als al de grond eerlijk verdeeld moet worden over de totale wereldbevolking is het 1,8 hectare per persoon. Het wereldgemiddelde ligt dus hoger dan de ruimte die er beschikbaar is. Dit betekent dat we de natuurlijke reserves van de aarde op maken.
Figuur 3: Ontbossing
11
Conclusie In dit eerste hoofdstuk hebben we de invloed van voedsel op klimaatverandering onderzocht. We hebben gezien dat er in de landbouw drie verschillende broeikasgassen worden uitgestoten: koolstofdioxide, lachgas en methaangas. Daarnaast is de veeteelt erg milieubelastend. Dat komt ten eerste doordat koeien door het laten van scheten en boeren veel methaangas produceren. Ook is de veeteelt erg milieubelastend door de productie van veevoer, waarbij veel broeikasgassen vrijkomen. Dat burgers geen seizoensgroenten en –fruit nuttigen heeft naast het weggooien van voedsel, het transport van voedsel en het landgebruik ook een grote invloed op klimaatverandering. In het volgende hoofdstuk gaan we bekijken of de voedselpatronen van Nederlandse burgers deze slechte invloeden bevatten of dat ze juist milieuvriendelijker zijn.
12
H2 Bewust of niet bewust? Hoe ziet het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlander er nu uit en hoe milieubelastend is het? De milieubelasting van elk voedselpatroon is anders, doordat de voedselpatronen verschillen. Deze verschillen in voedselpatroon kunnen veroorzaakt worden door verschillen in leeftijd, woonplaats of inkomen. In onze enquête houden we hier dan ook rekening mee. 2.1 Uitstoot per product Uit onderzoek van Blonk Milieu Advies naar de milieueffecten van een verschuiving van consumptie van dierlijke naar plantaardige eiwitten in de Nederlandse voeding, blijkt dat de huidige consumptie een broeikasgasuitstoot veroorzaakt van 1,7 kg CO2equivalenten per persoon per dag. De emissiecijfers van broeikasgassen worden omgerekend naar CO2-equivalenten om de invloed te kunnen optellen van verschillende broeikasgassen. Eén CO2-equivalent is de invloed van de uitstoot van één kg CO2. In figuur 4 is te zien hoeveel kilogram CO2-equivalenten worden uitgestoten per ton van het product. De verschillende kleuren geven aan in welk proces van de bewerking de uitstoot plaatsvindt. Garnalen en schol zijn het slechtst voor het milieu en bij de kweek van makreel en haring worden de minste broeikasgassen uitgestoten.
Figuur 4: CO2-uitstoot per fase per product o)
In figuur 5 is per diersoort aangegeven hoeveel CO2 er wordt uitgestoten bij de productie van één kilogram vlees. Er is dus te zien dat kip voor de minste uitstoot zorgt en rund voor de meeste. 13
Figuur 5: CO2-uitstoot als gevolg van de productie van 1 kg vlees 2.2 Duurzaam voedsel Uit de Monitor ‘Duurzaam Voedsel 2012 Consumentenbestedingen aan duurzaam gelabelde producten’ blijkt dat de besteding aan duurzaam voedsel toeneemt. Het begrip duurzaamheid houdt echter meer in dan alleen milieuvriendelijk produceren. Het onderzoek is verricht door de Universiteit van Wageningen aan de hand van een aantal keurmerken. Het enige keurmerk dat zich met name met milieuaspecten bezig houdt is Milieukeur. De overige keurmerken houden zich vooral bezig met diervriendelijkheid en eerlijke handel. In figuur 6 is te zien dat juist dit keurmerk één van de minste opbrengsten heeft. Dit kan betekenen dat mensen eerlijke handel en diervriendelijkheid belangrijker vinden, dus er wordt bij het consumeren van voedsel nog geen rekening gehouden met het milieu.
14
Figuur 6: De besteding aan duurzaam voedsel, verdeeld naar keurmerken 2.3 Onderzoek Wij hebben een enquête opgesteld om zelf te onderzoeken hoe het voedselpatroon van Nederlanders eruit ziet. De resultaten van dit onderzoek gebruiken we om onze hoofdvraag en de deelvraag: ‘Hoe ziet het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlander er nu uit en hoe milieubelastend is het?’ te beantwoorden. Verder gebruiken we informatie uit boeken en van websites om de deelvragen te beantwoorden, maar deze gegevens kunnen soms gedateerd en niet exact zijn. Daarom willen wij ook zelf onderzoek doen naar het voedselpatroon van Nederlanders. Onze enquête is door 167 mensen ingevuld via internet gedurende twee maanden vanaf 6 juli 2013. Deze groep van 167 mensen is groot genoeg om algemene conclusies over Nederland te kunnen trekken. We hebben de enquête dus via internet verspreid. Wij hebben niet alleen familie, vrienden en kennissen gevraagd onze enquête in te vullen, maar we hebben de enquête ook op de KPN medewerkerswebsite laten plaatsen en YES!-deelnemers gevraagd de enquête in te vullen. Een afbeelding van de KPN medewerkerswebsite en reacties van medewerkers zijn te zien in bijlage 4. Om te beginnen hebben wij de ondervraagden naar hun leeftijd, woonplaats en inkomen gevraagd. Uit deze statistieken blijkt dat we een goed verdeeld publiek hebben. Ook kunnen we kijken naar het verband tussen leeftijd, woonplek en inkomen en het nuttigen van milieubewust voedsel en de bereidheid om dit aan te schaffen. Hierdoor weten we niet alleen hoe het gemiddelde Nederlandse voedselpatroon eruit ziet, maar ook welke factoren invloed hebben op een bepaald voedselpatroon. In bijlage 4 zijn de enquêtevragen en antwoorden nog eens te lezen. Hieronder staan per vraag ook de antwoorden weergeven. 15
Statistieken voor vraag 1 : Wat is uw leeftijd?
Leeftijd
12-20 jaar 22.56%
12-20 jaar
21-50 jaar 43.90%
21-50 jaar
51+
51+
33.54%
Het verband dat uit ons onderzoek blijkt tussen leeftijd en het nuttigen van milieubewust voedsel is: hoe ouder men is, hoe meer men bereid is om milieubewust voedsel te kopen. Wij denken dat dit komt, doordat men meer tijd en rust heeft wanneer men ouder is om na te denken over de voedselkeuze. De leeftijdscategorie 12-20 heeft niet veel te zeggen over het voedsel dat gekocht wordt, dus deze categorie is vaak afhankelijk van de keuze van hun ouders. Wel kunnen we een conclusie trekken over hun bereidheid om milieubewust te eten. Jongeren geven vaak aan dat het klimaat hun niet interesseert, vandaar dat zij aangeven niet echt bereid te zijn om milieubewuster te eten. Ook geeft een aantal aan wel bereid te zijn om milieubewust voedsel te nuttigen, maar alleen als smaak en prijs gelijk blijven. Statistieken voor vraag 2 : Waar woont u? Stad
77.44%
Woonplaats Stad
Platteland 22.56%
Er is ook een verschil tussen stads- en Platteland plattelandsbewoners, bleek uit ons onderzoek. Plattelandsbewoners bekommeren zich namelijk meer om het milieu. Zij gaven vaker aan seizoensgroente en –fruit te eten en ondanks een hogere prijs milieubewuster te gaan eten. Ook eten zij minder vlees en zij verspillen minder voedsel. Statistieken voor vraag 3 : Wat is uw geslacht? Man
52.44%
Geslacht
Vrouw 47.56%
Man
Uit de resultaten van de derde vraag blijkt dat er geen groot verschil zit in geslacht op het gebied van milieubewust eten. Vaak eet de man meer, maar in zijn aankopen is hij net zo milieubewust als de vrouw.
Vrouw
16
Statistieken voor vraag 4 : Hoe hoog is uw inkomen? Minder dan 30.000
15.85 %
Hoogte van het inkomen
Ongeveer 30.000 - 50.000 35.37% Meer dan 50.000
20.73%
Niet van toepassing
28.05%
Minder dan 30.000 Ongeveer 30.00050.000 Meer dan 50.000
Niet van De hoogte van het inkomen bepaalt ook toepassing voor een deel hoe milieubewust men eet. Wanneer men het niet breed heeft, heeft milieubewust eten ook geen hoge prioriteit. Er wordt daarom vaak voor het goedkoopste product gekozen en dat komt niet overeen met het meest milieubewuste product. Tussen de hoeveelheid milieubewuste aankopen van voedingsmiddelen van de middeninkomens en de hoogste inkomens zit niet veel verschil. Mensen met een hoger inkomen kopen wel vaker milieubewust voedsel, omdat zij daar genoeg geld voor hebben.
Statistieken voor vraag 5 : Hoe vaak per week eet u vlees? Een normaal stuk vlees is ongeveer 90 gram Ik eet nooit vlees
1.83%
Ik eet één tot drie dagen vlees per week (ongeveer 90 g per dag)
19.51%
Ik eet vier tot zes dagen vlees per week (ongeveer 90 g per dag)
34.76%
Ik eet elke dag vlees (minder dan 75 g per dag)
7.32%
Ik eet elke dag vlees (ongeveer 75 g per dag)
14.63%
Ik eet elke dag vlees (meer dan 75 g per dag)
21.95%
17
Vleesconsumptie Nederland nooit 1-3 dagen (90 gram) 4-6 dagen (90 gram) elke dag <75 gram elke dag ±75 gram elke dag >75 gram
Na de algemene vragen hebben wij een aantal vragen gesteld over het voedselpatroon. Uit de resultaten van deze vraag blijkt dat er veel vlees gegeten wordt in Nederland. We hebben bij de enquête aangegeven dat een standaard stuk vlees in verpakking ongeveer 90 gram weegt. 35 procent van ondervraagden zei dat ze vier tot zes dagen per week ongeveer 75 gram vlees eten. Wel 22 procent van de ondervraagden gaf aan elke dag meer dan 75 gram vlees te eten. In onze vraagstelling hebben wij gekozen voor een grens van 75 gram, omdat dit de hoeveelheid vlees is die men nodig heeft per dag om gezond te leven. Maar 1,8 procent gaf aan helemaal geen vlees te eten. In heel Nederland is 2 procent van de inwoners vegetarisch. Dit komt overeen met onze bevindingen en daarom zijn wij van mening dat deze 1,8 procent een andere reden heeft om geen vlees te eten dan zijn bekommering om het milieu. We denken dus dat deze 1,8 procent ook vegetarisch is.
Statistieken voor vraag 6 : Hoe vaak eet/drinkt u zuivelproducten? Ik nuttig geen zuivelproducten
3.66%
Ik nuttig af en toe zuivelproducten (één of twee keer per week)
12.20%
Ik nuttig dagelijks wat zuivel (melk, kaas en toetje)
73.78%
Ik nuttig veel zuivel per dag (meerdere glazen melk/yoghurtdrank, veel kaas 10.37% en toetjes)
18
Nuttigen van zuivel Geen
Af en toe (een of twee keer per week) Dagelijks (melk, kaas en toetje) Veel zuivel per dag (meerdere glazen melk, veel kaas en toetjes)
Uit de statistieken van vraag 6 blijkt dat maar liefst 74 procent van de ondervraagden dagelijks zuivel nuttigt. Hieronder valt melk, kaas en een toetje. Maar 3,7 procent nuttigt helemaal geen zuivelproducten. Wij hadden al verwacht dat veel mensen dagelijks zuivel nuttigen, want in Nederland is dat bijna vanzelfsprekend. Daarnaast verwachten wij dat veel mensen zich er niet van bewust zijn dat ook het nuttigen van zuivel een negatieve invloed heeft op klimaatverandering. Dat zijn dus de redenen dat er in Nederland veel zuivel wordt genuttigd. Statistieken voor vraag 7 : Houdt u na de warme maaltijd wel eens eten over? Ik houd nooit eten over
10.41%
Af en toe houd ik eten over (zo’n twee keer per week)
60.98%
Regelmatig houd ik eten over (zo’n vier keer per week)
23.78%
Ik houd dagelijks eten over na een warme maaltijd
4.83%
19
Voedselverspilling Houd nooit eten over
Houd af en toe eten over (± twee keer per week) Houd regelmatig eten over (± vier keer per week) Houd dagelijks eten over
Zoals we al in hoofdstuk 1 aangaven wordt er veel voedsel in Nederland verspild en dit is erg slecht voor het milieu, omdat er veel energie verloren gaat. Onze enquête bevestigt dit. 61 procent van de ondervraagden houdt namelijk ongeveer twee dagen per week voedsel over. 24 procent houdt regelmatig, dat wil zeggen vier dagen per week, voedsel over na een warme maaltijd. Wel 5 procent houdt dagelijks voedsel over en maar 10 procent houdt nooit voedsel over. In Nederland staat men er niet bij stil wat voor gevolgen het weggooien van voedsel heeft op klimaatverandering.
Statistieken voor vraag 8 : Eet u seizoensgroente en -fruit? Ja, ik let altijd op in welke tijd van het jaar ik iets koop, omdat dat beter is voor het milieu.
15.85%
Ja, ik let altijd op in welke tijd van het jaar ik iets koop, omdat dat dan meestal het goedkoopste is.
31.71%
Af en toe let ik op seizoensgroente en -fruit.
29.88%
Nee, ik let er totaal niet op.
22.56%
20
Consumptie van seizoensgroenten en fruit Ik let altijd op de tijd van
het jaar, want dat is beter voor het milieu Ik let altijd op de tijd van het jaar, want dat is meestal goedkoper Af en toe let ik op seizoensgroenten en -fruit Ik let nooit op seizoensgroenten en -fruit
Bij de vraag of men let op seizoensgroente en –fruit gaf 32 procent aan seizoensgroente en –fruit te eten, omdat deze producten een voordelige prijs hebben. 30 procent gaf aan er af en toe op te letten en 23 procent let er totaal niet op. Het maakt een groot verschil in welke periode van het jaar voedsel gekocht wordt, omdat er anders onnodige broeikasgassen worden uitgestoten bij kasverwarming en/of transport. Bijna de helft van de ondervraagden let dus altijd op de tijd van het jaar. Een groot deel doet dit niet vanwege het milieu, maar het is in ieder geval al een stap in de richting van een milieubewust voedselpatroon.
Statistieken voor vraag 9 : Bent u bereid om milieubewuster te eten, en zo ja: wanneer? Ja, ook als de prijs hoger is.
29.06%
Ja, maar alleen als het vervangende product dezelfde prijs heeft.
30.42%
Ja, maar alleen als het vervangende product dezelfde smaak heeft. 28.24% Nee, ik vind het te duur en het klimaat interesseert mij niet.
12.27%
21
Bereidheid milieubewust eten Nederland Ja, ook bij hogere prijs Ja, alleen bij dezelfde prijs Ja, alleen bij dezelfde smaak Nee, het is te duur
Het is opvallend dat men bereid is om milieubewuster te eten, ook als de prijs hoger is. Het is echter de vraag of men het ook daadwerkelijk gaat doen. Prijs en smaak spelen een grote rol. Ongeveer 30 procent van de ondervraagden zegt bereid te zijn om milieubewuster te eten als de prijs hetzelfde blijft of de als de smaak hetzelfde blijft. Toch interesseert 12,3 procent zich niet in het milieu. Zij vinden deze verandering te duur. Het gemiddelde voedselpatroon van Nederlanders Uit ons onderzoek kunnen wij concluderen dat op dit moment het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlandse burger niet milieubewust is. Er wordt veel vlees en zuivel genuttigd en redelijk vaak voedsel weggegooid. Toch wordt er ook redelijk vaak op seizoensgroenten en –fruit gelet. Daarnaast geeft een grote meerderheid aan bereid zijn milieubewuster te gaan eten. Voor twee derde deel van die groep is dat wel mits de prijs of smaak van het vervangende product hetzelfde is. Het blijft echter de vraag of deze groep ook echt milieubewuster zal gaan eten. In bijlage 4 staan de gehele enquête met resultaten nog een keer helemaal uitgewerkt. 2.4 Europa In 2011 aten de inwoners van Europa twee keer zoveel vlees, vis en zuivel als het wereldgemiddelde en dit zou alleen nog maar blijven stijgen. 1 Europeanen eten gemiddeld 92 kg vlees per jaar (dit is het karkasgewicht 2). In 2002 waren België, Spanje, Denemarken en Frankrijk de landen met de hoogste vleesconsumptie van Europa. In 2007 at men in België iets meer dan 100 kilogram vlees per persoon per jaar. In Nederland was dit in 2012 84 kilogram per persoon per jaar. 1
Naar het artikel ‘EU-beleid moet vleesconsumptie terugdringen’, 29-04-2011, EuropaNu. Zie bijlagen Karkasgewicht bevat het gewicht direct na de slacht. Een soort ‘bruto’ aan vlees, waar de botten nog aan zitten en er nog stukken vlees moeten worden weggesneden voor het verkocht gaat worden.
2
22
In Duitsland is voor het eerst in vijftien jaar de vleesproductie gedaald. Van 1997 tot en met 2011 steeg de Duitse vleesproductie met bijna 67 procent tot meer dan 8 miljoen ton. Vanaf 2013 neemt de vleesconsumptie in Duitsland af door de vergrijzing, een stijgend aantal vegetariërs en een stijgend aantal mensen die minder en bewuster vlees eet. Om de broeikasgasuitstoot te beperken is het nodig om de vleesconsumptie te verminderen. Dit is niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor de gezondheid van de burger. In Nederland eet men 43 kg vlees per persoon per jaar. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid is 75 gram per persoon per dag. Nederlanders eten gemiddeld echter 105 gram vlees per persoon per dag. Toch lijkt de vleesproductie wereldwijd nog meer te stijgen. Nog nooit werd er zoveel vlees geproduceerd als in 2012. Vroeger werd vlees gezien als een luxeproduct, maar nu eet iedereen vlees. In figuur 7 is te zien dat de vleesproductie in ontwikkelde landen sterk toe is genomen en in de toekomst nog sterker zal toenemen. Ook in landen die zich nu aan het ontwikkelen zijn, zal de vleesconsumptie toenemen, door een toenemende welvaart.
Figuur 7: Vleesproductie in ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, verleden en toekomst Conclusie In dit hoofdstuk hebben we gezien dat het voedselpatroon van Nederlandse burgers gemiddeld niet erg milieubewust is. Het verschilt per product hoeveel broeikasgassen bij de productie ervan worden uitgestoten, maar over het algemeen zijn vlees- en zuivelproducten erg milieubelastend. Uit ons onderzoek is ook gebleken dat men gemiddeld veel vlees eet, dagelijks zuivelproducten nuttigt, zo’n twee keer in de week voedsel overhoud en soms op seizoensgroenten en –fruit let, maar niet omdat het beter is voor het milieu. Toch is gebleken dat men wel bereid is om milieubewuster te eten, meestal mits het vervangende product dezelfde smaak of prijs heeft. In Europa 23
wordt vooral veel vlees gegeten en de consumptie van vlees zal blijven stijgen. Alleen in Duitsland is de vleesconsumptie gedaald door bijvoorbeeld vergrijzing. In het volgende hoofdstuk wordt omschreven hoe een milieubewust voedselpatroon eruit zou moeten zien. Hoofdstuk 2 heeft aangetoond dat een milieubewust voedselpatroon nu weinig wordt toegepast en in hoofdstuk 3 zal daarom uitgelegd worden wat de reden daarvan is.
24
H3 Sprinkhaan als nieuwe biefstuk Hoe zou een milieuvriendelijker voedselpatroon eruit zien en waarom wordt hier tot op heden nog weinig gebruik van gemaakt? Bij een milieuvriendelijker voedselpatroon worden er minder broeikasgassen uitgestoten. De consument moet hiervoor ten eerste minder dierlijke eiwitten gaan eten en in plaats hiervan meer plantaardig voedsel nuttigen. Ten tweede moet de voedselverspilling worden tegengegaan. Ook moet er meer voedsel van het seizoen en uit het eigen land komen. Wanneer deze maatregelen worden getroffen zal het voedselpatroon milieuvriendelijker worden en op deze manier worden er minder broeikasgassen uitgestoten. 3.1 Vleesvervangers De vleesconsumptie is het meest milieuvervuilende onderdeel van het voedselpatroon. Een Nederlander eet gemiddeld 80 kg vlees per jaar. Wanneer de consument besluit om één dag in de week geen vlees te eten zal dit een vermindering van 100 kg CO2-equivalenten opleveren. De consument moet dus minder vlees gaan eten, maar er moet wel een goed alternatief voor vlees zijn. Vlees bevat namelijk eiwitten, mineralen en vitamines die het lichaam hard nodig heeft om gezond te blijven. De dagelijkse aanbevolen hoeveelheid eiwitten is 55 tot 65 gram eiwitten per dag. Verder hebben we ongeveer 75 gram vlees(vervanger) nodig bij de avondmaaltijd. De gemiddelde Nederlander krijgt echter anderhalf keer zoveel eiwitten binnen. Vlees en vis bevatten ook mineralen, zoals zink, ijzer en magnesium en vitamines B en D. Deze stoffen zitten ook in plantaardige producten met uitzondering van vitamine B12. Deze vitamines kan men binnenkrijgen via eieren en zuivel. Wanneer men geen vlees eet, maar wel een gezond vegetarisch eetpatroon heeft, krijgt men dus ook alle voedingsstoffen binnen die een gezond lichaam nodig heeft. Er zijn twee soorten vleesvervangers in Nederland te koop, met een gelijksoortige hoeveelheid vitamines en eiwitten. Dit zijn de traditionele vleesvervanger (tofu, tempé en seitan) en de nieuwere producten, die aandoen als vlees en gemaakt zijn van soja, tarwe, groente of kaas. Om te kijken naar de volwaardigheid van een vleesvervanger moet men rekening houden met twee aspecten. Bevat de vleesvervanger gelijkwaardige voedingsstoffen, en worden er bij het kweken, transport en productie minder broeikasgassen uitgestoten. De meeste vleesvervangers bevatten soja. Ongeveer 50% van de soja is afkomstig uit Brazilië. De rest van de soja komt uit Argentinië, de Verenigde Staten, Canada, Paraguay en Italië. In deze landen worden er veel bossen en savannes omgezet in soja-akkers. Tegen 2020 zal er hier 22 miljoen hectare bos en savanne verdwenen zijn door de uitbreiding van de sojateelt. Dit is dus een groot nadeel van het nuttigen van vleesvervangers. Hierdoor wordt er namelijk minder CO2 opgenomen door bomen en planten. Traditionele vleesvervangers Tofu (tahoe) wordt gemaakt van sojabonen en bevat veel eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen en vitamines. Tofu heeft weinig smaak of geur en wordt daarom 25
vaak gekruid of gemarineerd. Het ziet er uit als een stukje kaas en wordt gemaakt door sojamelk te laten stollen met een stremsel. De eiwitten klonteren zo samen tot een vast geheel. Tempé wordt gemaakt door gekookte sojabonen te laten fermenteren met een Rhizopus-schimmel. Door het broeien van de sojabonen met de schimmel in een afgesloten zak binden de sojabonen en ontstaat er een vaste koek. Door de fermentatie 3 met de schimmel heeft de tempé een lichtzure smaak. Het kan zowel rauw als gekookt gegeten worden en wordt vaak gekruid met sambal. Tempé bevat ongeveer evenveel eiwitten als tofu en het bevat ook dezelfde voedingsstoffen, maar in het bijzonder vitamine B. Seitan wordt gemaakt van water en deeg van tarwemeel. Door het kneden van het deeg worden gluten gevormd. De deegbal wordt gespoeld met water zodat het zetmeel wordt weggespoeld. Er blijven alleen gluten over, die worden gekookt met sojasaus, zeewier en gember. Het is dus een ingewikkeld proces om seitan te maken en het duurt daarom ook een paar uur. Seitan bevat evenveel of meer eiwitten dan vlees, maar bevat geen vitamine B en is dus geen volwaardige vleesvervanger. Soja is een efficiëntere bron van eiwitten. Ter vergelijking: kipfilet van de Albert Heijn bevat 26 kg CO2-eq per kilogram eiwit en tofu roerbakreepjes van Albert Heijn bevatten 22 kg CO2-eq per kilogram eiwit. Toch zijn vleesvervangers niet altijd een efficiëntere bron van eiwitten dan vlees. Een biologische groenteburger van Albert Heijn bevat bijvoorbeeld 29 kg CO2-eq per kilogram eiwit. Ook peulvruchten zijn een goede bron van ijzer en eiwitten. In tegenstelling tot vlees bevatten ze ook nog vezels. Peulvruchten zijn goedkoper dan vlees en voorbeelden van peulvruchten zijn: doperwten, pinda’s, sperziebonen, linzen en snijbonen. Maar, er kleven ook nadelen aan peulvruchten als vleesvervanger. Plantaardige eiwitten zijn namelijk niet hetzelfde als dierlijke eiwitten. Eiwitten bestaan uit aminozuren en in vlees zitten alle aminozuren die het lichaam nodig heeft. Plantaardige eiwitten bevatten niet al deze aminozuren. Noten, zaden en pitten kunnen ook als vleesvervanger worden gebruikt. Ze bevatten vitamines en mineralen. Ook bevatten ze veel gezonde, onverzadigde vetten. Wanneer noten als vleesvervanger worden gebruikt wordt geadviseerd om 40 gram noten ter vervanging van een portie vlees van 100 gram te gebruiken. Er wordt gemiddeld 1,4 kgCO2-eq/kg uitgestoten bij de productie van pinda’s (peulvrucht) en 2,1 kgCO2-eq/kg bij de productie van walnoten. Ter vergelijking: bij de productie van kip is dat 2,6 kgCO2-eq/kg. Paddenstoelen, zoals de champignon, bevatten minder eiwit, vet en ijzer dan bonen, noten, vlees of vis. Wel bevatten ze mineralen en vitamines, maar het is dus geen volwaardige vleesvervanger. Blonk Milieuadvies heeft de milieueffecten van populaire vissoorten vergeleken. De emissie van broeikasgassen, energiegebruik en het ruimtebeslag worden hierbij betrokken. Bij makreel (1 kgCO2-eq/kg) en haring (0,9 kgCO2-eq/kg) zijn de 3
Fermentatie is het omzetten van stoffen met behulp van schimmels, bacteriën en eencellige diertjes.
26
milieueffecten het minste. Bij de productie van garnalen worden de meeste broeikasgassen uitgestoten, namelijk 9,7 kgCO2-eq/kg. De meeste broeikasgasuitstoot bij het vangen van wilde vis wordt veroorzaakt door het brandstofverbruik van vissersboten. Deze uitstoot is afhankelijk van de vangstmethode. Bij de vangst van bodemvissen zijn sleepnetten nodig die over de bodem van de zee slepen. Dit kost veel brandstof. Wanneer het gaat om vissen uit Europa worden er minder broeikasgassen uitgestoten dan bij de productie van kipfilet. Bij de kweekvis wordt het grootste deel van de uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt door de productie van het visvoer. Dit veroorzaakt ongeveer evenveel uitstoot van broeikasgassen als de productie van kipfilet. Eieren bevatten veel eiwitten, vetten, mineralen en vitamines. Wel wordt geadviseerd om niet meer dan 3 eieren per week te eten door de aanwezigheid van cholesterol in de eidooier. Bij het kiezen van een ei kan de consument letten op de eicode. Dit geeft aan hoe diervriendelijk een ei is. Als het eerste getal heel laag is, heeft de kip een goed leven gehad. Eicode 0 is van biologische kippen. En eicode 3 was van legbatterijkippen, maar dit systeem is in 2012 verboden. Wanneer het gaat om de milieubelasting moet er gekeken worden naar de uitstoot van ammoniak. Kippen leveren minder mest dan een varken of koe, omdat ze kleiner zijn. Maar aangezien er veel meer kippen dan varkens en koeien zijn in Nederland, draagt ook de kippenhouderij bij aan de uitstoot van ammoniak. Voor het milieu maakt het niet uit of er 9 kippen op 1 m2 worden gehouden of dat kippen 10 m2 per kip de ruimte hebben. Biologische eieren in Nederland hebben een hogere uitstoot van broeikasgassen dan gangbare 4 eieren. Kaas is geen goede vleesvervanger als er rekening met het milieu gehouden wordt. Voor kaas is namelijk evenveel energie benodigd als voor vlees. Er is voor 1 kilo kaas wel 10 liter melk nodig. Hoe ouder de kaas, hoe meer melk en hoe meer indirecte energie er nodig is. Dit komt doordat oude kaas langer heeft moeten rijpen en daardoor veel vocht verloren heeft. Insecten een alternatief? De uitstoot van broeikasgassen is 100 keer lager bij insecten dan bij koeien of varkens, doordat er minder fermentatie plaatsvindt tijdens de spijsvertering. Daarnaast is er twaalf keer minder voer nodig voor een kilo insectenvlees dan voor een kilo rundvlees. Er is ook nog eens veel minder grond nodig om insecten te kweken. Het kweken van insecten heeft dus veel milieuvoordelen, maar het publiek lijkt nog niet klaar voor insecten. In figuur 8 is een afbeelding te zien van insecten als maaltijd. Krekels, wormen, sprinkhanen, er Figuur 8: Insecten als vleesvervanger 4
Gangbaar betekent gewoon, dagelijks of gebruikelijk. Hier dus ‘niet-biologisch’.
27
zijn ongeveer 1400 soorten eetbare insecten ter wereld, maar tot op heden maken we er in Nederland geen gebruik van. Toch worden er in meer dan 80 landen al insecten gegeten. Veel landen in Europa horen daar echter niet bij. Vooral in WestEuropa worden er nog niet veel insecten gegeten. Toch wordt er bijvoorbeeld in Frankrijk en Duitsland al meikeversoep gegeten. Als de angst voor het eten van insecten zou verminderen in Nederland en in de rest van Europa, dan zou het een goede vleesvervanger kunnen zijn. Biologisch voedsel een alternatief? Er ontstaat veel verwarring over biologisch voedsel. Veel mensen weten niet wat biologisch voedsel inhoudt. Meestal is biologisch voedsel gezonder, beter voor het milieu en wordt er meer aandacht besteed aan dierenwelzijn. Er zijn veel onderzoeken gedaan naar biologisch vlees en in hoeverre het milieubewuster is dan ander vlees, maar een duidelijke conclusie is er niet. Biologische veeteelt houdt in dat de dieren meer ruimte krijgen en daardoor gezonder en langer leven. Aan de andere kant is er wel meer landbouwgrond nodig en dit is slecht voor het milieu. Biologisch vlees heeft dus voor- en nadelen. Voorstanders van biologisch voedsel hebben als argumenten dat de bodemkwaliteit hoger is dan bij gangbare landbouw. Ze benadrukken ook de gezondheid van de mens, doordat er minder giftige stoffen en antibiotica worden gebruikt. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van kunstmest en genetisch gemodificeerde gewassen 5. Dit is beter voor het milieu. Tegenstanders benadrukken dat je bij de keuze van een biologisch product je nog steeds moet afvragen hoe dit product is vervoerd en of het wel seizoensvoedsel is. Soms heeft biologische landbouw een hoger energieverbruik dan niet-biologische landbouw. De productie van het voer voor biologische varkens en kippen vereist meer grondoppervlak. Als de bevolkingsgroei verder toeneemt, dan neemt het ruimtegebrek ook toe en dus worden de opbrengsten per vierkante meter een steeds belangrijker punt.
Figuur 9: CO2-uitstoot per fase per milieubewust product 5
Genetisch gemodificeerde gewassen zijn gewassen waarbij het DNA van de gewassen wordt aangepast. Deze manipulatie heeft als effect dat de gewassen resistent zijn tegen ziekten of bepaalde bestrijdingsmiddelen of dat ze onder slechtere omstandigheden kunnen groeien. Soms worden er ook voedingsstoffen toegevoegd.
28
In figuur 9 is te zien dat de productie de grootste bijdrage levert aan het broeikaseffect. De productie omvat alle processen totdat het ingrediënt klaar is om verwerkt te worden. De broeikasgassen die hierbij worden uitgestoten worden veroorzaakt door mestproductie en fossiele energie (transport). De processing is de laatste verwerking van alle ingrediënten. De uitstoot bij deze fase ontstaat door het gebruik van elektriciteit en brandstoffen. In deze figuur valt de Valess Milner 30+ het meest op, door de hoge broeikasgasuitstoot. Dit wordt veroorzaakt doordat er veel melk nodig is om de kaas te maken. 3.2 Seizoensgroente en –fruit Bij een milieuvriendelijk voedselpatroon houdt de consument rekening met het seizoen waarin bepaalde producten groeien in eigen land of dichtbij. De groente- en fruitkalender helpt hierbij. Er is veel energie nodig om producten buiten het seizoen aan te bieden en deze producten moeten dan in verwarmde kassen worden geteeld. 3.3 Herkomst Bij een milieubewust voedselpatroon houdt de consument rekening met de herkomst van een product. Bij lokale producten komt minder transport kijken. Zo wordt er minder brandstof en energie verbruikt en worden er dus minder broeikasgassen uitgestoten. 3.4 Kasgroente Er moeten zo min mogelijk kasgroenten worden gekocht. Toch is dit moeilijk voor de consument, omdat er in de supermarkt niet aangegeven staat op welke manier de groenten geteeld zijn. Een tip: vruchtgroenten uit Nederland, zoals paprika, tomaat, komkommer en aubergine zijn altijd geteeld in een verwarmde kas. In de herfst en winter zijn bijna alle Nederlandse producten afkomstig uit een verwarmde kas, want dan is het buiten te koud. 3.5 Overige tips Andere zaken waarmee men rekening kan houden voor een milieubewust voedselpatroon zijn het nuttigen van aardappelen in plaats van deegwaren of rijst. Op deze manier kan er energie en ruimte bespaard worden. Ook leveren aardappelen meer vitaminen op. Verder zijn bewerkte producten het meest milieuvervuilend. Daarom is het beter om zuivere producten te kopen, waarbij er minder aan fabricage en transport is besteed. 3.6 Kooktechnieken Om een optimaal milieuvriendelijk voedselpatroon te bereiken moet ook de bereiding van het voedsel milieuvriendelijk gaan. Een aantal tips voor energie besparen tijdens het koken zijn: - Doe de deksel op de pan bij het koken. Zo is het water sneller opgewarmd. - Zorg voor een passende kookbron, zodat er geen energie verloren gaat. - Zet het vuur lager zodra het water kookt. Water zal niet warmer worden dan 100 graden. - Schaf een snelkookpan aan. Hiermee wordt de helft van de kooktijd bespaard. 29
-
-
-
Gebruik de oven alleen voor grote hoeveelheden. Het kost ongeveer 1,2kgCO2 om een gerecht in de elektrische oven te bereiden. Gebruik de magnetron alleen voor kleine porties en opwarmen. Het fornuis is een betere oplossing voor normale porties en deze is zuiniger wanneer het gaat om grote porties en bij producten die veel vocht nodig hebben. Gebruik niet te veel water bij het koken van groenten. Een derde van de groenten moet onder water staan. Op deze manier wordt er minder energie gebruikt. Laat het eten ontdooien voordat het wordt opgewarmd. 3.7 Voedselverspilling Om een milieubewust voedselpatroon te bereiken, moet ook de voedselverspilling tegengegaan worden. Maar liefst 13 procent van het gekochte voedsel wordt onnodig weggegooid. Dat is ongeveer 155 euro per persoon per jaar en een hoop onnodig verspilde energie. In figuur 10 is te zien wat men zoal weggooit. Milieucentraal heeft samen met het Voedingscentrum de campagne ‘eten is om te eten’ opgezet. Door deze campagne worden burgers gestimuleerd om minder eten te verspillen en ze krijgen daarbij ook tips. Om voedselverspilling tegen te gaan moet men eten op maat kopen. Vooral van bederfelijke producten moet men geen grote hoeveelheden inkopen. Ook de manier van bewaren van product heeft invloed op de verspilling. Wanneer voedsel niet in het zicht ligt, vergeten consumenten vaak dat zij het in huis hebben. Wanneer alles overzichtelijk in de koelkast ingedeeld is, worden de houdbaarheidsdata minder snel overschreden en bederven producten niet ongezien. Producten die het langst houdbaar zijn worden achterin geplaatst en producten die het kortst houdbaar zijn worden voorin geplaatst. Dit noemt men het First in First out-principe. Men moet zich houden aan de bewaarvoorschriften van de producten. De hygiëne en temperatuur van de koelkast moet regelmatig gecontroleerd worden om het vormen van schimmels en bacteriën te voorkomen. De koelkasttemperatuur moet tussen de 4 en 7 graden Celsius zijn.
Figuur 10: Voedselverspilling door consumenten. Bron: Milieucentraal 30
Niet alleen kopen van eten moet op maat gaan, maar ook het koken. Kook niet meer dan nodig is. Het plannen van de aankopen is ook belangrijk. De agenda van de huisgenoten moet gecontroleerd worden om een te grote aankoop te voorkomen. Ook de voorraad moet gecheckt worden en een boodschappenlijstje moet gemaakt worden, zodat impulsaankopen voorkomen worden. Wanneer het mogelijk is, is het beter om meerdere keren per week boodschappen te doen. Zo richt men zich op datgene dat er echt nodig is. Het is makkelijker in te schatten hoeveel er voor een paar dagen nodig is, dan voor een hele week. Wanneer er toch eten over is, kunnen de restjes tot twee dagen in de koelkast bewaard worden. Het eten kan in de diepvries nog een maand goed blijven. Er wordt ook vaak onnodig eten weggegooid door aanduidingen op producten. Consumenten beseffen het verschil vaak niet tussen ‘te gebruiken tot’ en ‘ten minste houdbaar tot’. ‘Ten minste houdbaar tot’ houdt in dat het product vaak nog houdbaar is als de datum is verstreken. De kwaliteit is echter niet meer verzekerd door de producent. Producenten bouwen vaak een ruime veiligheidsmarge in, dus kunnen de producten nog enige tijd geconsumeerd worden zonder dat er gevaar voor de gezondheid optreedt. De aanduiding ‘te gebruiken tot’ is wel de uiterste consumptiedatum, die vaak gebruikt wordt bij snel bederfbare producten. 3.8 Waarom niet? Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft opdracht gegeven voor het maken van een voedselbalans. De overheid wil hiermee een duurzamere productie en consumptie van voedsel bereiken. Er is onderzoek gedaan naar de reden achter het kiezen van voedingsmiddelen van consumenten. Consumenten kiezen wat ze kiezen door factoren die de persoon van binnenuit beïnvloeden (bewust, gewoontes en persoonlijke factoren) en factoren die de persoon van buiten uit beïnvloeden (omgeving). Deze factoren zorgen er blijkbaar voor dat consumenten niet snel geneigd zijn om duurzaam te kiezen. Universiteit Wageningen heeft een onderzoek gedaan genaamd ‘Eten van Waarde – Peiling Consument en Voedsel’. Hiermee wordt het denken van consumenten over voedsel en het doen van aankopen gemeten. Een belangrijk onderdeel hiervan is milieuvriendelijkheid. De bedoeling van dit rapport is het inzetten ervan bij het opstellen van een beleid om duurzame voedselconsumptie te stimuleren. Uit dit onderzoek blijkt dat voedsel kopen een gewoonte is en dat mensen geen zin hebben om daarover na te denken. In figuur 11 is te zien dat consumenten het meest waarde hechten aan gezondheid, betaalbaarheid en smaak.
31
Figuur 11: Voedselkwaliteitswaarden In figuur 11 is ook te zien dat milieuvriendelijkheid niet erg belangrijk is voor de meeste mensen. Zo zijn de ‘ego’-waarden, zoals gezondheid, betaalbaarheid en smaak doorslaggevender dan de ‘eco’-waarden. Het is daarom erg belangrijk dat milieuvriendelijk voedsel gezond, lekker en goedkoop is. De ‘eco’-producten moeten meer ‘ego’ worden als de overheid deze producten wil stimuleren. Maar elf procent van de consumenten vindt deze ‘eco’ waarden het belangrijkst en geeft aan er veel van te weten. Terwijl sommige mensen aangeven duurzaamheid belangrijk te vinden, leidt dit niet altijd tot duurzame aankopen. Dit wordt vaak veroorzaakt door gewoonte. Ook al worden mensen geïnformeerd over duurzaamheid, wanneer het gedrag een gewoonte is geworden is dit vaak niet effectief. De omgeving stimuleert consumenten erg om gezond te eten. De sociale druk is hierbij dan ook veel hoger dan bij milieuvriendelijkere producten. De omgeving stimuleert de consumenten nu nog weinig om milieuvriendelijk te consumeren. De consument wordt onvoldoende aangetrokken om lekker, betaalbaar voedsel te consumeren dat duurzaam geproduceerd is. Het ligt dus deels aan de overheid dat er weinig aandacht besteed wordt aan het stimuleren van milieuvriendelijk consumeren en produceren. Dit blijkt ook uit het volgende citaat van de milieudefensie: ‘Ook met betrekking tot de agrarische sector wordt duurzaamheid alleen met de mond beleden. De regering wil de concurrentiekracht en duurzaamheid van de agrarische sector versterken, maar bezuinigt op de investeringsregelingen voor duurzame stallen en milieu. De concurrentiekracht wint het van de duurzaamheid.’ De Partij voor de Dieren geeft aan dat er weinig bereidheid vanuit de overheid is om dit probleem op te lossen. De verklaring die zij, in een uitgebreide mail die te lezen is in bijlage 5, hiervoor geven is dat de vleesproducenten een grote druk uitoefenen op de besluitvorming van de regering. De LTO, een ondernemers- en werkgeversorganisatie die zich sterk maakt voor de economische en 32
maatschappelijke positie van bijna 50.000 agrarische ondernemers, is zo machtig dat de verduurzaming van voedsel wordt belemmerd. De regering geeft een andere verklaring. Zij zegt zich niet te willen bemoeien met het voedselpatroon van de Nederlandse burger, omdat het de keuzevrijheid zou aantasten. De PvdD geeft aan dit krom te vinden, omdat de regering zich wel bemoeit met andere zaken door beïnvloeding via belastingen op sigaretten, alcohol en loodhoudende benzine. Degenen die vervuilen moeten extra betalen, maar dit principe wordt niet toegepast op voedsel. Er ontstaat veel onduidelijkheid voor de consument. Welke producten zijn goed voor het milieu? Er zijn te veel keurmerken, waardoor de consument niet weet wat hij/zij moet kiezen. Sommige keurmerken hebben te maken met de gezondheid, andere met dierwelzijn en andere met het milieu. Dan zijn er ook nog biologische producten. Sommige onderzoeken tonen aan dat dit voedsel gezonder is, anderen zeggen juist dat het ongezonder is. Hetzelfde geldt voor milieuvriendelijk en milieuonvriendelijk. Er moet dus duidelijkheid komen voor de consument. Bijvoorbeeld door labeling en door het ophangen van een groente en –fruit kalender in de supermarkt. In figuur 12 is te zien dat de besteding aan duurzaam voedsel in 2012 met 25,2 procent is gestegen ten opzichte van 2011. Dit lijkt veel, maar het marktaandeel van duurzaam voedsel is nog steeds maar 5,5 procent.
Figuur 12: bestedingen aan voedsel Conclusie In dit hoofdstuk hebben we gezien dat er in Nederland traditionele en moderne vleesvervangers zijn. Over het algemeen worden er bij het nuttigen van vleesvervangers, zoals tofu of soja, minder broeikasgassen uitgestoten. Toch kleven er ook nadelen aan vleesvervangers. Voor soja moeten er bijvoorbeeld veel bomen worden gekapt, waardoor er minder CO2 kan worden opgenomen. Ook insecten zouden een goed alternatief voor vlees kunnen zijn, alleen staat het de Nederlandse en Europese burger tegen om insecten te eten. Biologisch vlees is tegen verwachting in niet altijd een goede vleesvervanger. Biologische landbouw heeft bijvoorbeeld een hoger energieverbruik dan niet-biologische landbouw. Daarnaast moet er bij een milieubewust voedselpatroon gelet worden op seizoensgroenten en –fruit, de herkomst van een product en het product moet niet in een kas worden gekweekt. Bovendien is het milieubewuster om deegwaren of rijst te vervangen voor aardappelen, om te letten op de manier van koken en om voedselverspilling terug te dringen. Verschillende factoren, zoals omgeving en gewoonte, zorgen ervoor dat de consument niet milieubewust eet. Daarnaast is er niet genoeg duidelijkheid voor de consument. In hoofdstuk 4 staat centraal wat de overheid op het moment doet om een milieubewust voedselpatroon onder burgers te stimuleren. 33
H4 Op de agenda Wat doet de overheid nu om een milieuvriendelijk voedselpatroon te stimuleren? Tot nu toe hebben we de invloed van voedsel op het klimaat, het Nederlandse en Europese voedselpatroon en een milieubewust voedselpatroon onderzocht. Om goede oplossingen te vinden om dit milieubewuste voedselpatroon daadwerkelijk te bereiken, moeten we eerst onderzoeken wat de overheid nu doet om een milieuvriendelijk voedselpatroon te stimuleren. 4.1 Nota Duurzaam Voedsel In 2009 is er een Nota Duurzaam Voedsel opgesteld. Hierin geeft minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar mening over de verduurzaming van consumptie en productie van voedsel. Ook de rol van consumenten een producenten is erg belangrijk in deze Nota. De Minister heeft een ambitieus plan opgesteld om voedsel te verduurzamen. Ze is ervan overtuigd dat ‘duurzaam voedsel niet bereikt wordt door voorschriften. Het lukt alleen als iedereen meewerkt’, zegt ze. Nederland is heel belangrijk op het gebied van voedsel. Nederland is namelijk de op één na grootste exporteur van agrarische producten. Wanneer Nederland gaat verduurzamen stimuleren zij ook andere landen om deze duurzame producten en productiemethoden over te nemen. Alleen met verduurzaming lukt het om één van de koplopers te blijven. Minister Verburg richt zich op drie speerpunten. Ze zegt dat men niet alles tegelijk moet willen veranderen. ‘De kans op succes is het grootst als je niet alles tegelijk wilt aanpakken.’ Het eerste speerpunt richt zich op de producenten. Zij moeten gestimuleerd worden tot meer duurzame innovaties. Het aanbod van duurzame producten moet omhoog. Het tweede speerpunt richt zich op de consumenten. Om verduurzaming te bereiken moeten consumenten gestimuleerd worden om duurzaam en gezond te consumeren. Er moet dus meer vraag komen naar duurzaam voedsel, zodat de producten meer zullen aanbieden. Consumenten moeten minder verspillen en ze moeten weten wat duurzaamheid is. Minister Verburg wil ook ‘de Voedselbalans’ instellen, een soort thermometer, voor de consumenten, zodat ze kunnen zien hoe duurzaam hun consumptie is. Het derde speerpunt is gericht op internationaal overleg. Er moeten goede, duidelijke afspraken gemaakt worden om duurzaamheid te bereiken. De concurrentiepositie moet niet verslechteren. Minister Verburg wil door middel van samenwerking met alle betrokken partijen ‘duurzaam voedsel’ bereiken. Platform Verduurzaming Voedsel is opgericht om concrete plannen te maken. 4.2 Alliantie Verduurzaming Voedsel Zoals in bijlage 6 te lezen is in een reactie van de overheid op onze vierde deelvraag, hebben het ministerie van Economische Zaken en het bedrijfsleven afspraken gemaakt om voedsel duurzamer te maken tussen nu en 2020 in de Alliantie Verduurzaming Voedsel. De doelstellingen zijn:
34
-
-
In 2020 moet al het voedsel dat in Nederland verkrijgbaar is duurzamer zijn gedistribueerd en geproduceerd en er moet minder voedselverspilling zijn dan in 2013. Dit houdt in dat landbouwbedrijven hun duurzaamheidsniveau in 2020 moeten hebben verhoogd. Uiterlijk in 2014 moet er een plan opgezet zijn om het gewilde duurzaamheidsniveau te bereiken.
Duurzaam betekent echter niet alleen aandacht voor het milieu, maar ook voor mens en dier. Deze vlakken kunnen elkaar tegenwerken. In 2014 worden er concrete afspraken gemaakt over het realiseren van het duurzaamheidsniveau. Daarnaast komt er in 2014 een Europese conferentie die voedselverspilling moet tegengaan. De planning is om meer campagnes te houden over voedsel en voedselverspilling. Een voorbeeld hiervan is het Taskforce Voedselvertrouwen. Hierin zijn afspraken gemaakt over voedselverspilling en verduurzaming van voedsel. Een doelstelling uit de Alliantie Verduurzaming Voedsel die de overheid gesteld heeft is 20 procent minder voedselverspilling in 2015. Damn Food Waste is een voorbeeld van publieksactiviteit die bijdraagt aan de gedragsverandering en bewustwording van consumenten. Ook worden er campagnes gehouden. Innovaties op dit terrein worden ondersteund door het ministerie van Economische Zaken. 4.3 Agenda periode 2013-2016 Om de doelstellingen van de Alliantie Verduurzaming Voedsel te bereiken is er een agenda opgesteld voor de verduurzaming van voedsel tijdens de periode 2013-2016. Dit zijn de vier punten waarop de overheid zich wil richten tijdens deze periode: 1) Het bereiken van meer duurzame productie van voedsel. Hierbij wordt extra aandacht gegeven aan: 2) het verduurzamen van de vleesindustrie, 3) het verminderen van voedselverspilling, 4) het verbeteren van de communicatie tussen bedrijven over het verduurzamen van het voedsel- en distributieproces. 4.4 Planbureau voor de Leefomgeving Het PBL 6 heeft oplossingsrichtingen geformuleerd voor de overheid om de verduurzaming te versnellen. In figuur 13 zijn deze vier oplossingsrichtingen te zien. Het rapport ‘De Macht van het Menu – opgaven en kansen voor duurzaam en gezond voedsel’ helpt het Ministerie van Economische Zaken met de visie op verduurzaming van het Nederlandse voedselpatroon. Dit rapport is uitgebracht op 29 juni 2013 tijdens het Damn Food Waste festival. Ook het PBL geeft aan dat de verduurzaming van het voedselsysteem traag verloopt. Een oorzaak hiervan is dat een gemeenschappelijk beeld over wat de oplossingen en uitdagingen zijn ontbreekt. Een tweede oorzaak die het PBL aangeeft, is de druk 6
PBL: Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) is een nationaal instituut die beleidsanalyses maakt over ruimte, natuur en milieu. Het PBL verricht veel wetenschappelijke onderzoeken.
35
op prijzen en kosten. Voor de meeste consumenten is de prijs het belangrijkste aspect. Ook is er een gebrek aan vertrouwen en transparantie binnen de voedselketen. Daarom moeten er ambitieuze doelen gesteld worden en een heldere visie geformuleerd worden door de overheid. Dit adviseert het PBL de overheid. Ook adviseren ze om duidelijke afspraken te maken tussen verschillende partijen in de voedselketen. De overheid kan bedrijven meer stimuleren door duurzame initiatieven startsubsidies te verstrekken of regels te versoepelen.
Figuur 13: Vier oplossingsrichtingen voor een duurzamer voedselsysteem volgens het PBL Volgens het planbureau is er op Europees niveau nog geen beleid om mensen minder dierlijke producten te laten eten of om de productie milieuvriendelijker te maken, zo staat in het artikel 'EU-beleid moet vleesconsumptie terugdringen'. Dit artikel is samen met meer informatie over de doelen van het PBL te vinden in bijlage 7. 4.5 Europa Zoals het Planbureau voor de Leefomgeving al zei is er in de Europese Unie nog geen beleid op het gebied van consumptie van dierlijke producten en milieuvriendelijke productie. Daarnaast is er geen speciaal beleid dat aangeeft hoeveel CO2 er mag worden uitgestoten in de landbouw, veeteelt en verdere voedselproductie. Wel zijn er emissierechten waarin wordt gehandeld. In deze emissierechten staat hoeveel CO2 een land of bedrijf mag uitstoten. Als het land minder broeikasgassen uitstoot dan volgens de emissierechten mag, dan kunnen er emissierechten worden verkocht. Andersom werkt het hetzelfde. Als een land of bedrijf meer uitstoot dan is toegestaan, dan kunnen er emissierechten worden bijgekocht. Bedrijven betalen dan dus om een ton CO2 extra uit te mogen stoten. Om de CO2-uitstoot te verminderen moeten emissieprijzen worden verhoogd binnen de EU om ervoor te zorgen dat er minder emissierechten worden verhandeld. Nu ontbreekt de stimulans om milieubewuster te produceren door de lage 36
emissieprijzen. Dit CO2-emissiehandelssysteem is vastgelegd in het Kyoto-protocol. Het doel van het Kyoto-protocol was om de emissie in de periode van 2008 tot 2012 te verminderen met gemiddeld 5,2 procent ten opzichte van 1990. De EU heeft het Kyoto-protocol nog serieuzer genomen door niet de emissie met 5,2 procent te verlagen, maar zelfs met 8 procent! Toen het protocol was verlopen, is besloten om het te verlengen tot 2020. Een belangrijke verandering in het protocol is dat de emissie van broeikasgassen met 18 procent gereduceerd moet worden ten opzichte van 1990. In Zweden werd er in 2013 in de Swedish Agricultural Council, zij geven advies aan de Zweedse regering over landbouw, gevraagd om de invoering van een hogere belasting op vlees. Volgens Peter Kooreman, hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg, zullen Zweden en Nederland een hoge positie in Europa krijgen op het gebied van een duurzamer en gezonder voedselpatroon. Conclusie In dit hoofdstuk zijn we tot de conclusie gekomen dat er in de overheid een aantal plannen zijn om voedselpatronen milieubewuster te maken. In 2009 is de Nota Duurzaam Voedsel opgesteld, waarbij de productie en consumptie duurzamer moeten worden en er betere afspraken moeten worden gemaakt. Ook de Alliantie Verduurzaming Voedsel wil de productie verduurzamen. Daarnaast moet er minder voedselverspilling zijn en dit moet allemaal gebeuren voor 2020. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft ook soortgelijke doelen opgesteld. Op Europees niveau bestaat alleen het emissierechtensysteem, maar door lage emissieprijzen geeft dit geen stimulans voor bedrijven om milieubewuster te gaan produceren. Daarnaast zijn landen zoals Zweden erg bezig met het stimuleren van een milieubewuster voedselpatroon. Naar aanleiding van dit hoofdstuk zijn we het volgende hoofdstuk begonnen. Hierin onderzoeken we namelijk wat de overheid nog meer kan doen om een milieubewust voedselpatroon onder burgers te stimuleren.
37
H5 ‘Duurzaam eten is een mentaliteitskwestie’ 7 Hoe zouden Nederlandse burgers overgehaald kunnen worden om voedsel te nuttigen dat voor minder broeikasgasuitstoot zorgt? Tot dusver hebben we onderzocht welke negatieve effecten voedsel op het klimaat heeft, hoe het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlandse burger eruit ziet, hoe milieubelastend dit voedselpatroon is en hoe een minder milieubelastend voedselpatroon eruit zou kunnen zien, vooral gekeken naar vleesvervangers. In dit hoofdstuk gaan we zoeken naar oplossingen. Er zijn veel manieren om voedselpatronen milieubewuster te maken, maar dit lukt niet zomaar. Wij kijken hierbij naar de oplossing die ligt bij de overheid en de Europese Unie. Dit houdt in dat we gaan onderzoeken hoe deze instellingen de burgers kunnen overhalen om hun voedselpatroon minder milieubelastend te maken. 5.1 Labeling Bij labeling wordt op de verpakking van een product gezet hoe slecht dit product is voor het milieu. Hierbij wordt gekeken naar de hoeveelheid broeikasgassen die zijn uitgestoten bij de productie en het vervoer ervan. Dit werd voor het eerst ingevoerd bij supermarktketen Tesco. Sir Terry Leahy, van Tesco, besloot in 2007 om een algemeen te begrijpen maat te ontwikkelen die aangeeft hoeveel CO2 er bij bepaalde producten zijn uitgestoten. Dit noemde hij de Carbon Footprint, zie figuur 14. In 2007 werd er ook een instelling opgericht die subsidie kreeg van de Engelse overheid. Deze instelling heet de Carbon Trust en wilde standaardmethoden ontwikkelen om uit te kunnen rekenen wat de CO2-uitstoot per product Figuur 14: Carbon Footprint van Tesco is, zodat bedrijven zoals Tesco dit kunnen vermelden. In Frankrijk gebeurde iets soortgelijks. Hier werd ook in 2007 door de regering een instelling opgericht, genaamd Le Grenelle Environment. Dit had als doel om het milieubewustzijn in Frankrijk te verbeteren. Bedrijven als Casino maakten vanaf dat moment ook gebruik van labeling. Hier werden voedselkilometers8 en de Carbon Footprint op producten vermeld. Er zijn meerdere plannen en initiatieven geweest om dit soort labels in heel Europa te gebruiken. De Europese Commissie heeft bijvoorbeeld voorgesteld om het Ecolabel ook voor voeding en dranken te gebruiken. De labels bevatten alleen de uitstoot van broeikasgassen bij de productie en het transport van een product. Er worden ook broeikasgassen uitgestoten na de aankoop, zoals het rijden met de auto naar huis en
7 8
Uit ‘Duurzaam eten is een mentaliteitskwestie’ geschreven door Liza Titawano in het Parool, 19-06-2012 Voedselkilometers geven de transportafstanden van een product aan.
38
het bewaren van producten in de koeling. Deze uitstoot beslaat echter maar 10% tot 15% van de totale uitstoot bij voedsel en verschilt per persoon. Er zijn verschillende soorten labels voor voedingsproducten. Er zijn labels met cijfers die aangeven hoeveel CO2 er is uitgestoten bij de productie en het transport van het product. Er zijn ook labels met symbolen of logo’s die bijvoorbeeld aangeven dat het product met het vliegtuig is vervoerd. In Nederland is er nog geen Carbon Footprint, maar er wordt al wel gebruik gemaakt van andere labels. Een voorbeeld hiervan is het ‘Ik Kies Bewust’-label (zie figuur 15). Daarvan bestaan twee verschillende labels: voor een gezonde keuze en voor een bewuste keuze. Aan deze labels kan de consument de producten gemakkelijk herkennen en een gezonde of bewuste keuze maken. Er is steeds één product per productgroep gelabeld en dat is dus het gezondste of het meest bewuste product binnen die productgroep. Ook kennen we in Nederland het wasmachine-energielabel en het auto-energielabel. Deze geven aan hoe energiezuinig en milieubewust een wasmachine of een auto is. Het label is genummerd van de letter A tot en met de letter G. A staat voor een schone, groene auto of wasmachine en G voor auto’s en wasmachines die juist erg schadelijk zijn voor het milieu. Ook deze labels maken het voor de consument erg makkelijk om te zien of het product milieubelastend is of niet. Het perfecte label Wij denken dat een combinatie tussen de Carbon Footprint en het ‘Ik Kies Bewust’-label een goede oplossing is. Er moet een simpel en herkenbaar logo worden ontworpen. Op de Carbon Footprint staat ook precies hoeveel gram CO2 er bij dat product is uitgestoten, maar dit zegt de consument helemaal niks. De consument heeft geen idee wat deze hoeveelheden inhouden. Daarom denken wij dat binnen elke productgroep het ‘groenste’ product een Carbon Footprint moet krijgen. Zo kan de klant direct zien dat dat product het minst milieubelastend is. De Europese Unie of de Europese Commissie moet ervoor zorgen dat dit label in heel Europa wordt ingevoerd. Op die manier zal heel Europa er sneller aan gewend raken en ernaar handelen. In figuur 15 is het ‘Ik kies bewust’-label te zien. Andere voorbeelden van labels staan in bijlage 8.
Figuur 15: 'Ik kies bewust'-label
Uit onderzoek blijkt dat dit ook zal werken. Kris van Koppen van de Environmental Policy Group heeft een onderzoek uitgevoerd met labeling. In een restaurant heeft hij een lunch gelabeld in drie fases: een lunch zonder label, een lunch met een label met alleen een getal erop en een lunch met een label dat aangeeft of het goed of slecht is, dus een groen of een rood menu. Uit zijn onderzoek blijkt dat dit in deze situatie niet werkt, omdat de klanten gewoon wilden lunchen en daarbij niet op het milieu wilden letten. Het blijkt echter dat het wel werkt als labeling past bij de routines
39
van consumenten. In supermarkten wordt er gelabeld per productgroep, dus daar hoeft de consument zijn routine niet aan te passen om een ‘groen’ product te kopen. Om labeling ook echt te verwezenlijken is de overheid nodig. Volgens het verkiezingsprogramma van de Partij voor de Dieren van 2012 streeft deze partij naar het gebruik van labels, maar er moet binnen de overheid meer gebeuren om labeling toe te passen. Supermarkten moeten worden aangespoord om hun producten te gaan labelen en dit zal waarschijnlijk alleen gebeuren als alle supermarktketens dit systeem tegelijk in gaan voeren onder toezicht van de overheid. 5.2 Reclame Labeling is een goede oplossing, maar er moet wel reclame voor worden gemaakt door de overheid. Consumenten moeten weten wat het label inhoudt als ze het tegenkomen in de supermarkt. Er moet dus meer duidelijkheid komen voor burgers en ze moeten bewust worden gemaakt van het milieuprobleem. Dit kan via televisie, radio en posters, maar ook via internetsites die burgers voorlichting geven over voedsel en milieu, zoals het Voedingscentrum en Milieucentraal. Er wordt al veel aandacht besteed aan het milieu en het klimaat, maar de grootste veroorzaker van het versterkt broeikaseffect is voedsel en ons voedselpatroon. Om ervoor te zorgen dat burgers hun voedselpatroon veranderen moet er dus reclame worden gemaakt. Dit kan ook worden gedaan door politici. Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren schrijft al vaak artikelen in bijvoorbeeld het Parool over voedsel en het klimaat, maar blijkbaar slaat dit niet aan. Politici moeten dit probleem meer op de politieke agenda zetten en bespreken in de Tweede Kamer. Op deze manier zal er echt aandacht aan worden besteed. In 2007 werd er door politici al wel geroepen dat er minder vlees gegeten moet worden, maar de politieke partijen deden er verder niks aan. Een politicus die nu veel invloed op dit gebied zou kunnen hebben is Rik Grashoff. Hij is partijvoorzitter van GroenLinks en hij is in 2012 verkozen tot ‘groenste’ politicus van het jaar. Hij staat er dus al om bekend dat hij veel voor het klimaat doet en zou binnen dit probleem goede reclame kunnen maken. Actiegroepen zoals de Friese Milieu Federatie voeren ook campagnes. Zo begon eind mei 2013 de campagne ‘eten weggooien is verspilde energie’ van de Friese Milieu Federatie. Op deze manier willen actiegroepen de burgers bewuster maken van de klimaatverandering en de grote rol die zij daarin spelen. Dit soort groepen zouden door de overheid meer gesteund moeten worden, zodat de campagnes veel grootschaliger kunnen worden uitgevoerd met als gevolg dat ze op nationaal gebied ook effect hebben. Bovendien is het belangrijk dat afval wordt Figuur 16: Reclame tegen voedselverspilling gescheiden. Dit gebeurt op het moment al steeds meer. Zo wordt plastic afval vaak gescheiden en ook het papier wordt door een aparte vuilniswagen opgehaald. Toch scheidt niet iedereen zijn afval. Het is daarom erg belangrijk dat actiegroepen
40
reclame maken en campagnes voeren om de manier waarop burgers met voedsel omgaan te veranderen. Een voorbeeld van zo’n reclame is te zien in figuur 16. Niet alleen actiegroepen kunnen goede reclame maken, maar ook websites kunnen burgers aansporen tot verandering in het voedselpatroon. Websites zoals Milieucentraal en het Voedingscentrum geven via hun websites advies aan burgers op het gebied van voedsel en het klimaat. Hier kan de consument ook allerlei tests doen om te zien of hij/zij met eigen voedselpatroon het milieu belast. Helaas kunnen burgers bij deze websites niet meer terecht met vragen vanwege bezuinigingen. Daarom is het belangrijk dat ook hier de overheid steun biedt. Het internet is misschien wel de beste manier om burgers te bereiken. Net zoals bij labeling kunnen er ook in de supermarkt zelf veranderingen worden aangebracht om de burger bewust te maken van het klimaat. Burgers weten zelf niet welke groenten precies tot seizoensgroenten behoren. Dat levert een probleem op, want sommige burgers willen wel hun voedselpatroon veranderen, maar willen er niet te veel tijd aan besteden. Het gaat ze te ver om uit te zoeken wanneer zij bepaalde groenten kunnen eten. Daarom zouden supermarkten voor duidelijkheid kunnen zorgen door alle seizoensgroenten en – fruit bij elkaar in een vak te plaatsen. Bij biologisch voedsel gebeurt dit ook al, dus dit zou makkelijk gerealiseerd kunnen worden. Ook zou er een seizoensgroente en –fruit kalender kunnen worden opgehangen. 5.3 Financiële steun Europa zit nu in een economische crisis. Geld is dus erg belangrijk, voor bedrijven en voor consumenten. Daarom zou er pas echt verandering kunnen optreden als de overheid meer investeert in het klimaat. Zoals in hoofdstuk 4 te lezen is, wordt de campagne Damn Food Waste gesteund en gefinancierd door de overheid. Dat is de reden dat deze campagne grote plannen kan maken en zelfs een festival heeft. Op dit moment is het belangrijk om te investeren in de aarde. De aarde gaat steeds verder achteruit en dat is grotendeels te wijten aan ons voedselpatroon. In 2010 was het mogelijk om bij het Ministerie van Economische Zaken subsidie aan te vragen voor projecten voor duurzaam voedsel. Dit had als doel om duurzaam koopgedrag van consumenten te stimuleren. Zoals uit figuur 11 van het onderzoek ‘Eten van Waarde – Peiling Consument en Voedsel’ van Universiteit Wageningen in hoofdstuk 3.8 blijkt, is de betaalbaarheid van een product erg belangrijk. Veel consumenten willen wel milieubewust voedsel kopen, maar alleen tegen een goede prijs. In 2010 werd er 500.000 euro beschikbaar gesteld voor de subsidie Duurzaam voedsel. Deze subsidie was uitsluitend beschikbaar voor projecten. Deze subsidie is nu echter niet meer aan te vragen, terwijl deze subsidie nu juist een verschil kan maken. Als de overheid echt iets wil doen om het voedselpatroon van burgers te veranderen, dan zou het opnieuw subsidies in moeten voeren. Er zijn verschillende mogelijkheden voor subsidies.
41
Zo kan er weer een subsidie worden ingevoerd voor projecten en campagnes. Zoals eerder gezegd zijn websites hele goede reclamemakers. Het Voedingscentrum en Milieucentraal kunnen echter niet meer worden bereikt vanwege bezuinigingen. Deze bedrijven hebben niet meer genoeg geld om de mogelijkheid tot contact met burgers in stand te houden. Deze websites zijn erg gericht op de invloed van voedsel op het klimaat en ze proberen burgers ook te stimuleren om milieubewuster te eten. Er is veel informatie te vinden, maar burgers kunnen er niet terecht met vragen. Ook kan er een subsidie op milieubewust voedsel worden ingevoerd. Als een bedrijf milieubewust voedsel produceert dan wordt het beloond met subsidie. Dit zal veel bedrijven stimuleren om milieubewust voedsel te produceren en de producten zullen betaalbaar blijven voor de consument. Ook voor de productie van seizoensgroenten en –fruit kan subsidie worden gegeven. Het is mogelijk om milieubewuste producten goedkoper te maken, zodat de consument deze producten sneller koopt. Een andere manier om de burger over te halen zijn voedselpatroon milieubewuster te maken, is door producten die schadelijk zijn voor het milieu, zoals vlees, duurder te maken. Hierbij wordt gedacht aan belasting. Deze belasting kan worden ingevoerd op voedsel, maar ook op de uitstoot van broeikasgassen. Als er in het productieproces of bij de transport veel broeikasgassen worden uitgestoten, moet het bedrijf belasting betalen. Hierdoor zullen producten milieubewuster worden geproduceerd en zullen er tijdens het transport zo weinig mogelijk broeikasgassen worden uitgestoten. Er wordt binnen de overheid al aandacht besteed aan deze mogelijkheid. Zo strijdt de Partij voor de Dieren als voor een hogere btw op vlees, vis, eieren en zuivel. Het geld dat door deze belastingen binnenkomt, kan weer gebruikt worden voor het verlenen van de hierboven genoemde subsidies. Naast belasting kan er bovendien importheffing worden ingevoerd op vervuilende producten. Dit zal twee positieve gevolgen hebben. Ten eerste zullen de ingevoerde vervuilende producten duurder zijn voor de consument dan milieubewuste producten. Ten tweede zullen buitenlandse bedrijven minder snel vervuilende producten in willen voeren, waardoor de vervuilende producten helemaal uit het schap verdwijnen. 5.4 Mentaliteit Bij het overhalen van de consument om milieubewuster te gaan eten, is ‘mentaliteit’ het sleutelwoord. Het woord ‘overhalen’ zegt het zelf eigenlijk al. Bovenstaande oplossingen zullen er allemaal voor zorgen dat de gedachte van de consument wordt veranderd. Als er aan burgers wordt gevraagd of ze milieuvriendelijker willen eten dan wordt dit meestal positief beantwoord. Toch doen ze dit niet, omdat ze niet beter weten. Burgers hebben nooit anders gedaan. Hun voedselpatroon behoort tot een simpele routine die verbroken moet worden. Labeling, reclame maken en financiële ingrepen zijn goede oplossingen. Deze kunnen echter niet los van elkaar worden ingezet. Deze oplossingen hangen allemaal samen. Labeling is een goede oplossing, maar er moet wel reclame voor worden gemaakt om burgers te laten weten wat labeling inhoudt en op wat voor ‘label’ ze moeten letten. Bij het maken van reclame is vaak veel geld nodig. Zo maken websites als het Voedingscentrum en Milieucentraal reclame, maar zoals eerder genoemd, hebben deze websites niet eens genoeg geld om burgers te informeren. Websites en campagnes kunnen goed gebruik maken van subsidies. 42
5.5 Europa Ook op Europees niveau zijn bovenstaande oplossingen mogelijk. Zo is GroenLinks Europa gestart met de website ‘Baas op eigen Bord’. Zij willen dat het Europees Landbouwbeleid zich meer richt op het ‘vergroenen’ van de landbouw. Hierbij wordt gedacht aan het subsidiëren van boeren die het landschap beschermen en om boeren te stimuleren om meer milieubewuste producten te verbouwen of over te stappen op biologische landbouw. Het principe van subsidie geven aan bedrijven die op een milieuvriendelijke manier voedsel produceren kan op Europese schaal dus ook worden gerealiseerd. Daarnaast kan de EU bedrijven stimuleren om producten te produceren en te verwerken in hetzelfde land. Dit gebeurt nu vaak niet. Een goed voorbeeld hiervan is de met salmonella besmette zalm uit Noorwegen. Deze zalm werd gevangen in Noorwegen, om vervolgens te worden verwerkt in Griekenland. Daar werd de vis besmet met het salmonellavirus. Er zijn niet alleen veel mensen ziek van geworden, het heeft ook nog voor veel CO2-uitstoot gezorgd bij het transporteren van het product. Het verwerken van een product in een ander land dan waar het geproduceerd is, levert veel meer uitstoot van broeikasgassen op. 9 Op Europese schaal moet er ook reclame worden gemaakt, zodat het voor alle burgers duidelijk wordt dat voedsel een onwijs grote invloed heeft op klimaatverandering en wat zij daar zelf aan kunnen veranderen. Bovendien zou het veel effectiever zijn als de Europese Unie centrale voorschriften en regels instelt voor de gehele EU dan wanneer elk land zijn eigen regels opstelt. Dit zal als gevolg hebben dat Europese landen elkaar kunnen stimuleren om milieuvriendelijk voedsel te produceren. Alleen als de bevolking van Nederland en vooral Europa zich ervan bewust is hoe slecht de invloed van voedsel op klimaatverandering is, kan er een verandering plaatsvinden. Dit bewust maken blijkt erg nodig te zijn, want uit onderzoek van Marianne Thieme bleek dat veel burgers auto’s, vrachtauto’s en schepen de als grootste milieuvervuiler zagen. Niemand dacht aan voedsel en dat moet dus worden veranderd. Conclusie In dit laatste hoofdstuk hebben we onderzocht wat de overheid op dit moment zou kunnen doen om een milieubewust voedselpatroon onder burgers te stimuleren. Wij kwamen tot de conclusie dat labeling, het maken van reclame en financieel ingrijpen, door middel van subsidie, belasting of importheffing, een goede stimulans kunnen vormen. Het belangrijkste is echter dat burgers bewuster worden. Zij moeten weten wat voor negatieve gevolgen hun voedselpatroon heeft op klimaatverandering. Ook op Europese schaal kunnen bedrijven worden gesubsidieerd. Daarnaast moeten bedrijven worden gestimuleerd om productie en verwerking van producten in hetzelfde land te houden om overbodig transport te voorkomen. De belangrijkste conclusie is dat burgers niet alleen in Nederland, maar in heel Europa beter moeten worden geïnformeerd. Burgers kunnen alleen milieubewuster eten als zij weten hoe. 9
Naar het artikel ‘Salmonellazalm reisde 6.000 km’ uit de Volkskrant, Jeroen Trommelen, 04-10-2012. Zie bijlage 9.
43
Conclusie Om onze hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden zullen wij eerst kort terugkomen op de antwoorden van onze deelvragen en de conclusie van ons onderzoek. Deelvraag 1: Welke negatieve invloeden heeft voedsel op klimaatverandering? Ongeveer 1/3e deel van de totale broeikasgasuitstoot van huishoudens wordt veroorzaakt door voedsel. Bij de productie, vervoer en consumptie worden er veel broeikasgassen in de dampkring gebracht. De productie van vlees zorgt voor de meeste broeikasgassen. De productie van vlees is erg inefficiënt, omdat er veel veevoer voor nodig is. Nederland gebruikt vier keer haar eigen landoppervlak voor de productie hiervan. Regenwouden, die CO2 zouden moeten opnemen en de klimaatverandering zouden kunnen tegengaan, worden hiervoor gekapt. Ook komt er veel methaan in de atmosfeer door de pensfermentatie van herkauwers. De landbouw verbruikt veel energie, bijvoorbeeld voor kassen en hiervoor is verbranding van fossiele brandstoffen nodig. Op deze manier komt er CO2 in de atmosfeer. Ook zorgt de mest die gebruikt wordt in de landbouw voor uitstoot van het broeikasgas lachgas, dat een 298 keer sterkere werking heeft dan CO2. Tevens draagt voedselverspilling bij aan de klimaatverandering, omdat alle energie die in het eten gestoken is, voor niets is geweest. De broeikasgassen die bij het transport en productie zijn uitgestoten, dragen allebei bij aan het broeikaseffect. Deze gegevens bevestigen onze hypothese. Overigens wisten wij van tevoren niet dat de negatieve invloed van voedsel op het klimaat zo ontzettend groot is. Wij hadden niet verwacht dat voedsel de grootste veroorzaker is van het versterkt broeikaseffect. Deelvraag 2: Hoe ziet het voedselpatroon van de gemiddelde Nederlander er nu uit en hoe milieubelastend is het? Uit ons onderzoek blijkt dat het voedselpatroon van Nederlanders op dit moment niet milieuvriendelijk is. 35 procent van de Nederlanders eet vier tot zes dagen vlees en wel 22 procent eet elke dag vlees. Men eet gemiddeld 105 gram vlees per dag, terwijl men aan 75 gram genoeg heeft. De vleesconsumptie van Nederland ligt iets onder het gemiddelde van Europa, dat een twee keer zo grote gemiddelde vleesconsumptie heeft als het mondiale gemiddelde. Uit onderzoek van Blonk Milieu Advies blijkt dat het huidige voedselpatroon van de gemiddelde Nederlander zorgt voor een uitstoot van 1,7 kg CO2-equivalenten per persoon per dag. Zoals wij al verwacht hadden is vlees dus het meest milieuonvriendelijke deel van ons voedselpatroon. Als we ons voedselpatroon milieuvriendelijker willen maken, moeten we zeker minder vlees gaan eten. Deelvraag 3: Hoe zou een milieuvriendelijker voedselpatroon eruit zien en waarom wordt hier weinig gebruik van gemaakt? Onze hypothese bij deelvraag 2 wordt door ons onderzoek bevestigd. Ook zonder vlees kan men gezond leven. De vleesvervangers moeten wel volwaardig zijn. De vleesvervanger moet gelijkwaardige voedingsstoffen bevatten, en bij het kweken, de productie en het transport moeten er minder broeikasgassen uitgestoten worden. Er zijn traditionele vleesvervangers, zoals tofu en seitan en moderne vleesvervangers die aandoen als vlees. Het nadeel van veel van deze producten is dat er soja in 44
verwerkt is. Voor de productie van soja worden veel bossen gekapt en daarom is ook dit niet milieuvriendelijk. Wel worden bij deze producten nog steeds minder broeikasgassen uitgestoten dan bij vlees. Ook worden er wereldwijd steeds meer insecten genuttigd. Hier wordt echter in Nederland weinig gebruik van gemaakt, omdat het men tegen staat om insecten te eten. Een milieuvriendelijker voedselpatroon betekent dus minder vlees. Ook moet er rekening gehouden worden met seizoensgroente en –fruit, de herkomst van het voedsel en verspilling. In onze hypothese gaven wij aan te denken dat men nog weinig milieuvriendelijk voedsel koopt door de hogere prijs. Dit klopt, maar onderzoek wijst ook uit dat het kopen van voedsel een gewoonte is en dat men geen zin heeft om hierover na te denken. Dit is één van de redenen waarom er zo weinig milieuvriendelijk voedsel gekocht wordt. Ook is het vaak onbekend bij de consument hoe zij milieuvriendelijk kunnen eten. Er wordt weinig aandacht besteed aan de invloed van voedsel op het klimaat door de overheid. Het is iedereen bekend dat auto’s en industrie slecht zijn voor het klimaat en milieu, maar weinig mensen weten dat juist voedsel de nummer één vervuiler is van het klimaat. Deelvraag 4: Wat doet de overheid nu om een milieuvriendelijker voedselpatroon te stimuleren? Uit ons onderzoek blijkt dat er wel degelijk plannen zijn gemaakt door de overheid om de voedselketen te verduurzamen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Nota Duurzaam Voedsel opgesteld, die zich richt op de consumenten, producenten en de internationale samenwerking. Ook is de Alliantie Verduurzaming Voedsel opgesteld. Hierin staan doelstellingen die tussen nu en 2020 bereikt moeten worden, bijvoorbeeld op het gebied van voedselverspilling. Deze plannen zijn mooi opgesteld, maar van de uitwerking lijkt tot dusver weinig terecht te komen. Het PBL wil daarom helpen met het versnellen van de verduurzaming door onder andere vier oplossingsrichtingen te formuleren. Partijen zoals GroenLinks en Partij voor de Dieren besteden wel aandacht aan dit onderwerp, maar in de regering wordt er nauwelijks tijd aan besteed. Deelvraag 5: Hoe zouden Nederlandse burgers overgehaald kunnen worden om voedsel te nuttigen dat voor minder broeikasgasuitstoot zorgt? Zoals wij in de hypothese al aangaven, moet er meer bewustwording komen onder de Europese burgers van de negatieve invloed van voedsel op het klimaat. Door deze bewustwording zal de vraag naar milieuvriendelijk voedsel stijgen. Wanneer de vraag stijgt, zal ook het aanbod stijgen. De consument moet uiteindelijk dus duurzame aankopen gaan verrichten, zodat producenten meer duurzame producten op de markt brengen. Deze bewustwording kan bereikt worden door labeling, reclame maken en financiële ingrepen. Deze kunnen echter niet los van elkaar worden ingezet. De oplossingen hangen allemaal samen. Als consumenten weten hoe slecht hun voedselpatroon is voor het klimaat, zullen ze dit misschien willen veranderen. Uit onderzoek is gebleken dat de prijs de doorslag geeft voor de consument om een product wel of niet te kopen. Het milieuvriendelijke voedsel moet dus ongeveer dezelfde prijs hebben als het gangbare product. Dit kan bereikt worden door subsidies te geven aan producenten die milieuvriendelijke producten produceren, of door belastingen te heffen op producten die slecht zijn voor het milieu, zoals vlees.
45
Wanneer de Europese Unie centrale regels en voorschriften instelt voor de hele EU, dan zal er meer bereikt worden dan wanneer er regels komen op nationaal niveau. Landen van de EU kunnen elkaar steunen en aanmoedigen om milieuvriendelijk voedsel te produceren. De Europese Unie moet ervoor zorgen dat er meer duidelijkheid en voorlichting komt over de invloed van voedsel op het klimaat. Uit onderzoek van Marianne Thieme bleek, dat iedereen auto’s, vrachtauto’s en schepen de nummer één vervuiler noemde. Niemand noemde voedsel, terwijl dit het goede antwoord was. Er moet meer bewustwording komen onder Europese burgers, van wat zij kunnen veranderen. Wanneer elke Nederlander één dag minder vlees eet, levert dat hetzelfde op als één miljoen auto’s minder. Dit is 3,2 miljard kilogram CO2 minder. Als Nederland en Europa zich hiervan bewust zijn, zullen zij eerder bereid zijn om mee te helpen. De Europese Unie kan dezelfde maatregelen nemen als de Nederlandse overheid. Hoofdvraag: Hoe kan de Europese Unie ervoor zorgen dat Europese burgers hun voedselpatroon aanpassen, zodat het minder milieubelastend is? Nu hebben wij voldoende informatie om onze hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden. Ook onze hypothese bij de hoofdvraag klopte. De Europese Unie kan een aantal maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat Europese burgers hun voedselpatroon aanpassen, zodat het minder milieubelastend is. De Europese Unie kan zijn landbouwbeleid aanpassen, zodat er duurzamer geproduceerd gaat worden. Hierbij denken wij aan het geven van subsidies aan boeren die op een milieubewuste manier milieubewust voedsel produceren. Ook kan de Europese Unie ervoor zorgen dat producten zoveel mogelijk in eigen land worden geproduceerd en verwerkt. Hierdoor worden er veel minder broeikasgassen uitgestoten. Er moeten duidelijke voorschriften voor broeikasgassen komen voor landbouwbedrijven. Ook kan de Europese Unie belastingen heffen op milieuvervuilende producten, zoals vlees. Het hoge Btw-tarief zou ingesteld kunnen worden op vlees. Tabak en benzine vallen bijvoorbeeld ook onder het hoge Btw-tarief, omdat zij een slechte invloed hebben op de gezondheid en het klimaat. Vlees heeft ook een slechte invloed op het klimaat, dus dan zou dit tarief ook op vlees ingesteld kunnen worden. Daarnaast zou de EU in heel Europa meer reclame kunnen maken om de bewustwording van burgers te bevorderen en ook labeling zou op Europese schaal toegepast kunnen worden. Evaluatie Het maken van ons profielwerkstuk is erg goed verlopen. Wij hadden niet verwacht dat voedsel zo’n grote invloed heeft op het klimaat. Net zoals veel anderen hadden wij verwacht dat auto’s en industrie de grootste bijdrage leverden aan het broeikaseffect. Wij hebben voldoende gehad aan onze bronnen. Vooral op de website van de Rijksoverheid hebben wij veel beleidsbrieven, nota’s en agenda’s gevonden. Wel was het moeilijk om specifieke gegevens over de Europese Unie en haar beleid te vinden, maar wij denken dat de maatregelen die Nederland kan nemen ook door de Europese Unie genomen kunnen worden. Ook hebben wij veel mails verstuurd aan de instellingen Voedingscentrum en Milieucentraal. Zoals eerder vermeld zijn beiden niet in staat om individuele vragen te beantwoorden vanwege bezuinigingen. Op beide websites staan handige Milieutests, waarvan wij graag de resultaten hadden ontvangen. Wij hebben wel geprobeerd contact op te nemen, maar helaas hebben wij geen reactie ontvangen. Ook hebben we contact proberen op te nemen met partij GroenLinks. Ook zij beantwoorden geen individuele vragen.
46
Gelukkig heeft de Partij voor de Dieren wel een uitgebreide mail teruggestuurd waar wij zeer veel aan hadden! Het opstellen van de juiste deelvragen vonden we één van de lastigste dingen. Het mocht niet te breed en ook niet te specifiek zijn. Ook moest er natuurlijk een onderzoek bij verricht worden. Tijdens het trekken van de conclusies over het onderzoek kwamen we erachter dat we misschien meer uit onze vragen hadden kunnen halen. We hadden nog meer opties kunnen maken bij de derde vraag: ‘Hoe vaak per week eet u vlees?’, want we kregen van een aantal mensen te horen dat de optie die zij hadden willen kiezen er niet bij stond. We hadden ook meer vergelijkingen kunnen trekken tussen verschillende landen in Europa, als we de enquête in meerdere Europese landen hadden verspreid. Helaas is het erg moeilijk om dan genoeg mensen te vinden die mee willen werken. Ook hadden we misschien meer vragen kunnen opstellen zoals wat de consument de belangrijkste waarden van voedsel vindt en wat de consument van duurzaamheid vindt. In het begin hadden we ook het idee om van een aantal mensen (uit verschillende leeftijdscategorieën, woonplekken en inkomenscategorieën) twee weken het precieze voedselpatroon bij te houden en dan uit te rekenen hoeveel broeikasgassen hierbij werden uitgestoten, maar we konden geen goede manier vinden om dit uit te kunnen rekenen. Buiten het onderzoek om ging het maken van het profielwerkstuk ons wel goed af, vooral nadat we de juiste hoofd- en deelvragen hadden gevonden. We hebben gaandeweg de vragen nog wat aangepast en aangescherpt. De enquête hebben wij verspreid door middel van het versturen van de enquête naar kennissen en alle YES!-leerlingen. Ook hebben we de enquête geplaatst op de KPN medewerkerswebsite en hierdoor hebben er genoeg mensen aan ons onderzoek meegewerkt.
47
Aanbeveling Aangezien er nog weinig concrete plannen zijn om het voedselpatroon van Europese burgers milieubewuster te maken, willen wij de Nederlandse overheid en de Europese Unie een advies voorleggen. Na ons onderzoek zijn wij erachter gekomen hoe groot de invloed van voedsel op klimaatverandering is. Er wordt al veel gesproken over nodige veranderingen, maar van uitvoering is nog geen sprake. Daarom willen wij de Europese Unie adviseren plannen juist wel door te zetten. Zelf zijn wij door dit onderzoek tot de conclusie gekomen dat Europese burgers bewust moeten worden van de negatieve effecten die voedsel op klimaatverandering heeft. Dit houdt in dat er op Europese schaal reclame moet worden gemaakt, zodat burgers weten hoe een milieubewuster voedselpatroon eruit zou zien. Op deze manier kunnen zij zelf bijdragen aan het verminderen van de broeikasgasuitstoot. Dit besef zal nog groter worden wanneer producten in de supermarkt worden gelabeld op milieuvriendelijkheid. Het seizoen waarin bepaalde groente- en fruitsoorten worden gekocht speelt ook een grote rol. Het zou voor consumenten handig zijn als alle seizoensgroenten en –fruit bij elkaar worden geplaatst in de supermarkt of als er een groente- en fruit kalender wordt opgehangen. Tijdens ons onderzoek zijn wij erachter gekomen dat de hoge prijs voor veel consumenten een groot bezwaar is om geen milieuvriendelijk voedsel te kopen. Hieraan moet dus iets veranderd worden. De prijzen van milieuvriendelijk voedsel moeten omlaag en de prijzen van milieuonvriendelijke producten moeten omhoog, bijvoorbeeld door middel van btw-verhoging. Deze milieuonvriendelijke producten hebben immers net als benzine een negatieve invloed op het milieu. Met de extra inkomsten kunnen er subsidies gegeven worden aan landbouwbedrijven die milieuvriendelijk voedsel op een milieuvriendelijke manier willen produceren, zodat zij een lagere prijs kunnen hanteren. Daarnaast moet de Europese Unie centrale voorschriften opstellen waaraan heel Europa zich moet houden. Op die manier wordt het voor alle landen makkelijker om samen te werken aan een beter klimaat. Wat wij de Europese Unie dus voornamelijk aanraden is het opstellen van duidelijke regels en afspraken over subsidie en belasting en het bewuster maken van Europese burgers op het gebied van voedsel en klimaatverandering. Europese burgers zullen zien dat het makkelijker is dan ze denken om iets bij te dragen aan een schonere wereld. Dit zal het klimaat en onze gezondheid ten goede komen!
48
Bronnen Websites •
• •
• • •
• • • • •
• • •
•
http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/CO2labeling%20van%20voeding.pdf Stichting Duurzame Voedingsmiddelenketen, 02-02-2008, ‘CO2-labeling van voedingsmiddelen’ http://www.baasopeigenbord.nl/europees-landbouwbeleid Baas op eigen bord- GroenLinks Europa, 12-07-2013,‘Europees landbouwbeleid’ http://www.blonkmilieuadvies.nl/nl/pdf/Definitief%20rapport%20vs%208okt%2 02008.pdf Blonk, 8-10-2008, ‘Milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten’ http://www.dieetcare.nl/news_article.php?cod=125 Dieet care, 03-06-2013, ‘Minder broeikasgassen door bewust eten’ http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/Calendrier_NL_def_Part_ NL.PDF Leefmilieu Brussel, 01-2012, ‘Groente- en fruitkalender’ http://www.drloket.nl/onderwerpen/subsidie/dossiers/dossier/draagvlak-natuuren-duurzaam-voedsel Dienst Regelingen ministerie van Economische Zaken, Draagvlak natuur en duurzaam voedsel, 17-09-2013 http://duurzaaminsecteneten.nl/insecten-eten/ WordPress, 09-05-2013, ‘Duurzaam insecten eten’ http://www.duurzaamnieuws.nl/bericht.html?id=54182 Duurzaam nieuws, 22-09-2013, ‘CO2 op voedsel-etiketten in Zweden’ http://www.DuurzamerEten.nl/ Duurzamer Eten, 21-09-2013, ‘keurmerken’ http://edepot.wur.nl/201537 Universiteit Wageningen, 02-2012, ‘Effecten van CO2-labeling op houding en gedrag van consumenten in een kantine-setting’ http://www.europanu.nl/id/viow5qopr7yn/nieuws/eu_beleid_moet_vleesconsumptie?ctx=vh6ukzb 3nnt0 EuropaNU, 09-2009, EU-beleid moet vleesconsumptie terugdringen' http://www.friesemilieufederatie.nl/FrieseMilieuFederatie/Nieuws/2013/Campa gne_tegen_voedselverspilling_Eten_weggooien_is_verspilde_energie.aspx Friese Milieufedereatie, 20-05-2013, ‘Campagne tegen voedselverspilling’ http://www.groen7.nl/kilo-vlees-gelijk-aan-1-600-km-in-een-auto/ Groen 7, 09-05-2013, ‘Kilo vlees gelijk aan 1600 km in een auto’ http://www.kennislink.nl/publicaties/hoe-redden-we-levens-voedsel-en-hetklimaat-tegelijk Kennislink, 02-05-2009, ‘Hoe redden we levens, voedsel en het klimaat tegelijk?’ http://martevansanten.wordpress.com/2008/06/18/bewust-eten-voor-eenbeter-milieu/ Marte van Santen, 04-2008, ‘Bewust eten voor een beter milieu’ 49
• •
• • • • • • • •
• • • • • • •
http://members.ziggo.nl/peterkooreman/bvvb.pdf Peter Kooreman, 03-03-2011, ‘vleesconsumptie’ http://www.milieucentraal.nl/themas/milieubewust-eten/groente-enfruitkalender Milieucentraal, 20-09-2013,’groente- en fruitkalender’, ‘weggooitest’, ‘voedselafdruk’ http://www.milieudefensie.nl/publicaties/brochures-folders/voedsel-enlandbouw-tijd-om-te-kiezen Milieudefensie, 20-02-2013 ‘Voedsel en landbouw tijd om te kiezen’ http://www.natuurenmilieu.nl/projecten/nederland-proeft-vleesvervangers/ Natuur en Milieu, 19-06-2013‘Nederland proeft vleesvervangers’ http://www.natuurmonumenten.nl/nieuws/grashoff-jacobi-en-van-veldhovengroenste-politici Natuurmonumenten, 12-06-2012, ‘Grashff groenste policitus’ http://www.nu.nl/economie/3517071/europees-parlement-beperkenemissierechten.html NU.nl, 03-07-2013, ‘Europees parlement beperken emissierechten’ http://www.oivo-crioc.org/files/nl/4128nl.pdf OIVO en Brussels Observatorium, 12-2007, ‘Stijgende vleesconsumptie: het milieu betaald de prijs’ https://www.partijvoordedieren.nl/tk2013/verkiezingsprogramma/ Partij voor de Dieren, 07-2013, ‘verkiezingsprogramma’ http://www.pbl.nl/ Planbureau voor Leefomgeving, 2013, ‘landbouw’ http://www.piepvandaag.nl/fao-zet-vleesindustrie-onder-druk-vanwegeklimaatverandering/ Piep vandaag, 04-09-2012, ‘FAO zet vleesindustrie onder druk vanwege klimaatverandering’ http://resource.wur.nl/wetenschap/detail/meer-lachgas-in-landbouw-dangedacht/ Universiteit Wageningen, 20-09-2013 ‘Meer lachgas in landbouw dan gedacht’ http://www.rijksoverheid.nl/ Rijksoverheid, 20-09-2013 ‘monitor duurzaam voedsel’, ‘kyoto protocol’, ‘landbouwbeleid’ http://www.ttm.nl/nieuws/id23875-koeienscheten-schadelijker-voor-klimaatdan-wegtransport.html TTM, 07-07-2013, ‘Koeienscheten schadelijker voor klimaat dan wegtransport’ http://www.verduurzamingvoedsel.nl/home/ Verduurzaming voedsel, 09-2013, ‘verduurzamingsthema’s’ http://www.vleesmagazine.nl/Slagersnieuws/Algemeen/2013/7/Groeiendaantal-flexitariers-in-Duitsland-1317379W/ Vleesmagazine, 25-05-2013, ‘Vleeseters in Duitsland gedaald’, www.voedingscentrum.nl Voedingscentrum, 09-2013, ‘contact’, ‘klimaatweegschaal’, ‘tests’ http://www.voedingvisie.nl/archief/edi026/artikel/pdf/Minder%20vlees%20is%20gezond%20en%2 0beter%20voor%20het%20milieu.pdf Voedingvisie, 12-12-2009, ‘Minder vlees is gezond en beter voor het milieu’
50
•
•
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/WetenschapGezondheid/article/detail/3238477/2012/04/10/Econoom-Wijffels-Insectenprima-alternatief-voor-vlees.dhtml ANP, 10-04-2012, ‘Econoom Wijffels: Insecten prima alternatief voor vlees’, ‘samonellazalm’ http://www.zeeburgnieuws.nl/nieuws/kv_voedselprijzen_stijgen.html Zeeburgnieuws, 23-07-2013, ‘Voedselprijzen stijgen’
51
Boeken Daphne Ariaens, Lammert Kunnen, Henk Nonnekes, Fred Oedekerk, Terra tekstboek aardrijkskunde tweede fase VWO, 2006 Marlow, H.J., Hayes, W.K., Soret, S., Carter, R.L., Schwab E.R., Sabaté, J., Diet and the environment: does what you eat matter?, New York, 05-2009, Tom Petherick, Genoeg, moderne gids voor duurzaam leven, 2007 Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Vleesconsumptie en klimaatbeleid, Bilthoven, 2008. Michiel Rietveld, Houden van de Aarde, 2011 Dorien Soons, Voetprint Cooking – Weet hoe groen je eet, Den Haag 2012 Mondeling College over het klimaatbeleid op het gebied van voedsel van Kris van Koppen van de Environmental Policy Group, 06-03-2013 Videomateriaal 10x beter, NTR, Nederland 3, 17-10-2012, ‘vlees’ (http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1297287) Are you able? – Universiteit Wageningen, Francesca Galmacci, 2010 (http://vimeo.com/20212839) Meat the truth- Marianne Thieme en Nicolaas G. Pierson Foundation, 10-12-2007
52
Bijlagen
53
Inhoudsopgave Bijlage 1 .................................................................................................................... 55 Artikel veehouderij ................................................................................................. 55 Bijlage 2 .................................................................................................................... 57 Artikel veehouderij ................................................................................................. 57 Bijlage 3 .................................................................................................................... 59 Seizoensgroenten en –fruitkalender ...................................................................... 59 Bijlage 4 .................................................................................................................... 60 Enquêtevragen ...................................................................................................... 60 Enquête resultaten ................................................................................................ 63 Bijlage 5 .................................................................................................................... 65 Contact Partij voor de Dieren ................................................................................ 65 Bijlage 6 .................................................................................................................... 67 Contactformulier Rijksoverheid.............................................................................. 67 Bijlage 7 .................................................................................................................... 69 Artikel Planbureau voor de Leefomgeving ............................................................. 69 Bijlage 8 .................................................................................................................... 71 Afbeeldingen van labels ........................................................................................ 71 Bijlage 9 .................................................................................................................... 72 Artikel Salmonellazalm .......................................................................................... 72
54
Bijlage 1 Artikel veehouderij Deze bijlage bevat een opinieartikel waar wij inspiratie vandaan hebben gehaald. Zo komt de titel van ons onderzoek uit dit artikel. Daarnaast past dit bij hoofdstuk 1.2 en geeft het daar extra informatie bij.
Opinieartikel Anja Hazekamp in Dagblad van het Noorden Klimaatprobleem ligt op ons bord 12-12-2009
Groningen, 12 december 2009 - In een opinieartikel in het Dagblad van het Noorden wijst Anja Hazekamp, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren, vandaag op de relatie tussen vlees en het klimaat. Hieronder volgt het artikel. KLIMAATPROBLEEM LIGT OP ONS BORD Momenteel breken veel regeringsleiders in Kopenhagen zich het hoofd over het oplossen van het klimaatprobleem. Maar is het eigenlijk wel zo ingewikkeld om dit probleem aan te pakken? Volgens de Partij voor de Dieren kan het terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen goedkoop en effectief worden bereikt, wanneer we vaker het lapje vlees laten staan. Als je in de winkels kijkt, dan lijkt er geen klimaat- of kredietcrisis te zijn. Dure, exclusieve goederen prijken in de etalage. In de supermarkten staan de rollades, biefstukken, kalkoenen en gourmetschotels mooi uitgestald en worden klanten gelokt met prachtige aanbiedingen. En dat is opmerkelijk. Want vlees is het meest milieubelastende onderdeel van onze voeding. Voor de productie van één kilo vlees is zeven kilo graan nodig en tienduizenden liters zoet water. Daarnaast verdwijnt bijna de helft van álle granen die we in de wereld produceren in de magen van kippen, kalkoenen, koeien en varkens. Al dat graan had rechtstreeks gebruikt kunnen worden om mensen te voeden. En bovendien zorgt de veehouderij voor de uitstoot van achttien procent van alle broeikasgassen wereldwijd. Dat is veertig procent meer uitstoot dan alle verkeer en vervoer in de wereld bij elkaar. * Wie een paar dagen per week geen vlees eet, spaart het klimaat daarmee meer dan met het vervangen van gloeilampen door spaarlampen of het schrappen van een vliegreisje. Als je dit allebei doet, is het klimaat natuurlijk nog beter af. De veehouderij is verantwoordelijk voor achttien procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Dat is meer dan alle auto’s, vrachtwagens, vliegtuigen, schepen en treinen bij elkaar, die samen dertien procent uitstoot voor hun rekening nemen. Een Nederlandse koe stoot jaarlijks net zoveel broeikasgassen uit als 70.000 autokilometers. Een vegetariër in een benzineslurpende Hummer is daarmee beter voor het klimaat dan een vleeseter op de fiets. Wanneer iedereen in Nederland slechts één dag in de week geen vlees zou eten, zou dat al een aanzienlijk verschil maken voor het klimaat. Alle klimaatdoelstellingen van de Nederlandse regering voor huishoudens zouden in één klap zijn gerealiseerd. Die ene dag zonder vlees zou tweemaal zoveel opleveren als het vervangen van alle Nederlands gloeilampen door 55
spaarlampen. Serveren we 3 dagen per week een vleesloze maaltijd, dan kunnen we een besparing realiseren gelijk aan het van de weg halen van 3 miljoen auto’s. Als we op alle doordeweekse dagen het vlees laten staan, levert dat net zoveel besparing op als 32 miljoen keer heen en weer vliegen van Amsterdam naar Nice. En wanneer iedereen vegetariër zou worden in Nederland, dan besparen we meer dan het totale aardgasverbruik voor de verwarming van onze huizen en het warme water voor douche, bad en keuken. We hoeven dus niet te wachten op de klimaattop in Kopenhagen. We kunnen direct grote stappen zetten om het klimaatprobleem op te lossen. De enorme vleesconsumptie in het westen is niet alleen een van de hoofdoorzaken voor de klimaatcrisis, maar is ook mede veroorzaker van vele andere mondiale problemen. De productie van één kilo rood vlees kost net zoveel water als nodig gemiddeld nodig is om twee jaar lang dagelijks te douchen. Maar liefst 80% van het landbouwareaal wordt gebruikt voor de veehouderij. Onze biefstuk concurreert met tien borden graan. Bijna de helft van de wereldgraanvoorraad verdwijnt in de magen van landbouwdieren, ook in landen waar mensen zelf honger hebben. Sinds vorig jaar gaan er wereldwijd meer mensen dood aan overgewicht dan aan honger. Zeventig procent van de kap van het tropisch regenwoud hangt direct samen met de veeteelt. De gigantische hoeveelheid mest die door de miljarden landbouwdieren wordt geproduceerd leidt tot grootschalige vervuiling van bodem, water en lucht. En dan laten we het gevaar van voor de mens besmettelijke dierziekten zoals de Q-koorts en de omstandigheden waaronder dieren moeten leven in de bio-industrie nog buiten beschouwing. Mes en vork zijn de machtigste wapens om al deze problemen te bestrijden. Juist in de decembermaand staan veel mensen stil bij grote maatschappelijke problemen. De kerstgedachte lijkt echter verdwenen als we het kerstmenu samenstellen. In december wordt er zelfs ruim 2,2 miljoen kilo meer vlees gegeten dan in andere maanden, voornamelijk tijdens de kerstdagen. De meeste dieren op ons bord zijn afkomstig uit grote veefabrieken, waar ze onder erbarmelijke omstandigheden opgroeien. Voor een aanzienlijk deel worden ze ook nog eens onbedwelmd geslacht. Kerst is daarmee een offerfeest geworden waarbij massaal dieren worden geofferd op het altaar van onze consumptiemaatschappij. Lekkere trek laten zegevieren boven mededogen met hongerende mensen, dieren, natuur en het klimaat getuigt van groot egoïsme. We kunnen allemaal een hapje helpen om grote maatschappelijke problemen beheersbaar te maken en er tegelijk in culinair opzicht fors op vooruit te gaan. Eet smakelijk!
56
Bijlage 2 Artikel veehouderij Hieronder is een artikel te lezen dat extra verdieping geeft bij hoofdstuk 1.2.
Minder vlees moet
Door Kim van der Leeuw en Karen Soeters 13-12-2007 Bron: NRC Wie serieus werk maakt van het broeikasprobleem, eet minder vlees. Drie vleesloze dagen doen evenveel als 3 miljoen minder auto’s, schrijven Kim van der Leeuw en Karen Soeters. Na ‘An Inconvenient Truth’ wijzen veel Nederlanders de auto en de gloeilamp aan als grote boosdoeners voor de opwarming van de aarde. Het kabinet overwoog zelfs korte tijd een gloeilampverbod. Er is echter nog een belangrijke oorzaak: de vleesconsumptie. Nederland is het meest veedichte land van Europa. Dat resulteert in 70 miljard kg mest per jaar met de onvermijdbare problemen. Maar daar komt nog iets bij: één koe stoot volgens berekeningen van adviesbureau CLM net zoveel broeikasgassen uit als 4,5 auto’s (70.000 km autorijden per jaar). Het eten van vlees levert een netto bijdrage aan de CO2-uitstoot van 1.400 kg oftewel 22,4 megaton voor alle Nederlanders. Dat is het equivalent van 140 miljard autokilometers. Om die reden is de vraag gerechtvaardigd waarom het kabinet wél inzet op klimaatbescherming via spaarlampen en energiezuinige apparaten, maar de vleesconsumptie lijkt te negeren. Een biefstukbelasting zou voor het klimaat meer opleveren dan een kilometerheffing. Nog steeds valt vlees onder het lage BTW-tarief, nog steeds worden de kosten van vleesproductie afgewenteld op de samenleving en nog steeds worden vervuilers in de vleessector gesubsidieerd. 57
Minister Verburg deed wat lacherig over voorstellen om een vleesvrije dag te stimuleren via een overheidscampagne, ‘donderdag zonderdag’, terwijl Pieter van Geel al in 2005 namens het kabinet heeft bevestigd dat vlees het meest milieuvervuilende onderdeel is van ons voedselpakket. Vleesconsumptie en de daarmee samenhangende milieuvervuiling verdienen serieuze aandacht van een overheid die pretendeert de uitstoot van broeikasgassen terug te willen dringen. Eén dag per week geen vlees zou toereikend zijn om de klimaatdoelstellingen van particuliere huishoudens (3,2 megaton vermindering per jaar) te realiseren. Eén dag zonder vlees zou tweemaal zoveel broeikasgasuitstoot sparen als het vervangen van alle gloeilampen door spaarlampen. Twee dagen per week geen vlees, bespaart net zoveel als het overstappen van de hele bevolking op een energiezuinige koelkast en diepvriezer, een zuinige wasmachine, een zuinige vaatwasser, een zuinige wasdroger, dubbel glas in alle huizen, allemaal een hr-ketel en de isolatie van alle Nederlandse voorgevels, samen 6,25 megaton. Dekken we de tafel drie dagen per week met een vleesloze maaltijd, dan kunnen we een besparing realiseren gelijk aan het van de weg halen van 3 miljoen auto’s. In 4 dagen zitten we aan een equivalent van al het elektriciteitsgebruik van alle huishoudens (13 megaton) en in 6 vleesvrije dagen zouden we het equivalent bereiken van een autovrij Nederland (18 megaton). En dan laten we de gezondheidsaspecten van het eten van vlees, het gevaar van voor de mens besmettelijke dierziekten en de omstandigheden waaronder dieren moeten leven in de bioindustrie nog buiten beschouwing. In het klimaatbeleid van milieuminister Cramer wordt als doel gesteld de broeikasgasemissies die worden veroorzaakt door de veehouderij tot de helft te reduceren. Oplossingen worden nu vooral gezocht in symptoombestrijding. Er worden emissiearme stallen ontworpen om methaan af te kunnen vangen. Gevolg: steeds meer koeien permanent binnen. Ook is een vuistgrote pil in ontwikkeling die de methaanboeren en -scheten zou moeten verminderen bij koeien. Meer voor de hand ligt een oplossing aan de bron. Om het klimaatprobleem echt aan te pakken is een vermindering van de consumptie van dierlijke eiwitten onvermijdelijk. Het klimaatprobleem ligt op ons bord. Wat we daarop serveren kan een echte bijdrage leveren aan de oplossing. Vlees is verspilde energie! De veehouderij veroorzaakt de broeikasgassen methaan (CH4) en lachgas (N2O). Deze gassen hebben per gram een veel groter klimaateffect dan CO2. Methaan (21 maal sterker dan CO2) wordt geproduceerd door bacteriën in de maag van koeien. Lachgas (310 maal) komt vrij uit mest.
58
Bijlage 3 Seizoensgroenten en –fruitkalender Deze bijlage bevat een seizoensgroenten en –fruitkalender. Dit geeft een beter beeld bij de gegeven informatie in hoofdstuk 1.3 en hoofdstuk 3.2.
59
Bijlage 4 Deze bijlage bevat de enquête die wij hebben opgesteld voor ons onderzoek naar het voedselpatroon van Nederlandse burgers op dit moment. Onder ‘enquêtevragen’ staat onze volledige enquête met een bijbehorend tekstje. Daarnaast is hier ook een afbeelding te vinden van ons tekstje op de KPN-medewerkerssite met reacties van KPN-werknemer. Onder ‘enquête resultaten’ staan de resultaten deze enquête. Dit hoort bij hoofdstuk 2.3, waar ons onderzoek is uitgewerkt. Enquêtevragen Enquête deelvraag 2 Milieu eettest Wij zijn Laura van den Bosch en Laurie van Diemen en we vinden het klimaat heel belangrijk. We doen daarom mee met het YES!-project van Worldschool Network. Dit is een speciaal studie- en onderzoekstraject dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ons onderzoek gaat over de invloed van voedsel op het klimaat. 30% van de totale uitstoot van broeikasgassen wordt veroorzaakt door de productie van voedingsmiddelen. Op het gebied van voedsel kan er dus veel verbeterd worden, zodat er minder broeikasgassen worden uitgestoten. Mensen moeten minder vlees gaan eten en vaker streekproducten kopen. Ook moet er beter gelet worden op verspilling. Wij onderzoeken hoe de Europese Unie voor elkaar kan krijgen dat men deze maatregelen gaat nemen en meer aan het milieu gaat denken. Dit doen we door eerst de voedselpatronen van Nederlandse burgers te onderzoeken. Wij hopen dat u ons hiermee wil helpen door deze enquête in te vullen. Alvast bedankt! 1 Wat is uw leeftijd? a) 12-20 b) 21-50 c) 51+ 2 Waar woont u? a) Platteland b) Stad 3 Was is uw geslacht? a) Man b) Vrouw 4 Hoe hoog is uw inkomen? a) Minder dan €30.000 per jaar b) Ongeveer €30.000 tot €50.000 per jaar c) Meer dan €50.000 per jaar d) Niet van toepassing 5 Hoe vaak eet u vlees per week? Een normaal stuk vlees is ongeveer 90 gram. a) Ik eet nooit vlees b) Ik eet één tot drie dagen vlees per week (ongeveer 90 g per dag) c) Ik eet vier tot zes dagen vlees per week (ongeveer 90 g per dag) 60
d) Ik eet elke dag vlees (minder dan 75 g per dag) e) Ik eet elke dag vlees (ongeveer 75 g per dag) f) Ik eet elke dag vlees (meer dan 75 g per dag) 6 Hoe vaak eet/drinkt u zuivelproducten? a) Ik nuttig geen zuivelproducten b) Af en toe (één of twee keer per week) c) Ik nuttig dagelijks wat zuivel (melk, kaas en toetje) d) Ik nuttig veel zuivel per dag (meerdere glazen melk/yoghurtdrank, veel kaas en toetjes) 7 Houdt u na de warme maaltijd weleens eten over? a) Ik houd nooit eten over b) Af en toe houd ik eten over c) Regelmatig houd ik eten over d) Ik houd altijd eten over na een warme maaltijd 8 Eet u seizoensgroente en -fruit? a) Ja, ik let altijd op in welke tijd van het jaar ik iets koop, omdat dat beter is voor het milieu. b) Ja, ik let altijd op in welke tijd van het jaar ik iets koop, omdat dat dan meestal het goedkoopste is. c) Af en toe let ik op seizoensgroente en -fruit. d) Nee, ik let er totaal niet op. 9 Bent u bereid om milieubewuster te eten, zo ja: wanneer? a) Ja, ook als de prijs hoger is. b) Ja, maar alleen als het vervangende product dezelfde prijs heeft. c) Ja, maar alleen als het vervangende product dezelfde smaak heeft. d) Nee, ik vind het te duur en het klimaat interesseert mij niet.
61
62
Enquête resultaten In totaal legden 167 mensen deze enquête af. Statistieken voor vraag 1 : Wat is uw leeftijd? 12-20 jaar 22.56% 21-50 jaar 43.90% 51+
33.54%
Statistieken voor vraag 2 : Waar woont u? Stad
77.44%
Platteland 22.56% Statistieken voor vraag 3 : Wat is uw geslacht? Man
52.44%
Vrouw 47.56% Statistieken voor vraag 4 : Hoe hoog is uw inkomen? Minder dan 30.000
15.85%
Ongeveer 30.000 - 50.000 35.37% Meer dan 50.000
20.73%
Niet van toepassing
28.05%
Statistieken voor vraag 5 : Hoe vaak per week eet u vlees? Een normaal stuk vlees is ongeveer 90 gram Ik eet nooit vlees
1.83%
Ik eet één tot drie dagen vlees per week (ongeveer 90 g per dag) 19.51% Ik eet vier tot zes dagen vlees per week (ongeveer 90 g per dag) 34.76% Ik eet elke dag vlees (minder dan 75 g per dag)
7.32%
Ik eet elke dag vlees (ongeveer 75 g per dag)
14.63%
63
Ik eet elke dag vlees (meer dan 75 g per dag)
21.95%
Statistieken voor vraag 6 : Hoe vaak eet/drinkt u zuivelproducten? Ik nuttig geen zuivelproducten
3.66%
Ik nuttig af en toe zuivelproducten (één of twee keer per week)
12.20%
Ik nuttig dagelijks wat zuivel (melk, kaas en toetje)
73.78%
Ik nuttig veel zuivel per dag (meerdere glazen melk/yoghurtdrank, veel kaas 10.37% en toetjes) Statistieken voor vraag 7 : Houdt u na de warme maaltijd wel eens eten over? Ik houd nooit eten over
10.41%
Af en toe houd ik eten over (zo’n twee keer per week) 60.98% Regelmatig houd ik eten over (zo’n vier keer per week) 23.78% Ik houd dagelijks eten over na een warme maaltijd
4.83%
Statistieken voor vraag 8 : Eet u seizoensgroente en -fruit? Ja, ik let altijd op in welke tijd van het jaar ik iets koop, omdat dat beter is voor het milieu.
15.85%
Ja, ik let altijd op in welke tijd van het jaar ik iets koop, omdat dat dan meestal het goedkoopste is.
31.71%
Af en toe let ik op seizoensgroente en -fruit.
29.88%
Nee, ik let er totaal niet op.
22.56%
Statistieken voor vraag 9 : Bent u bereid om milieubewuster te eten, en zo ja: wanneer? Ja, ook als de prijs hoger is.
29.06%
Ja, maar alleen als het vervangende product dezelfde prijs heeft.
30.42%
Ja, maar alleen als het vervangende product dezelfde smaak heeft. 28.24% Nee, ik vind het te duur en het klimaat interesseert mij niet.
12.27%
64
Bijlage 5 Contact Partij voor de Dieren Deze bijlage bevat een e-mail aan Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren over de rol die de overheid op het moment speelt bij het stimuleren van een milieuvriendelijk voedselpatroon en de reactie van fractiemedewerker Corinne Cornelisse daarop. Haar reactie past bij hoofdstuk 3.8, hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5. E-mail: Aan:
[email protected] Beste mevrouw Thieme en fractiemedewerkers van PvdD, Wij zijn Laura van den Bosch en Laurie van Diemen uit 6VWO en we vinden de natuur, het milieu en het klimaat erg belangrijk. We doen daarom mee aan het YES!project van Worldschool Network. Dit is een speciaal studie- en onderzoekstraject dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ons onderzoek gaat over de milieubelasting van het voedselpatroon van Nederlandse burgers. Wij onderzoeken hierbij hoe de overheid ervoor kan zorgen dat Nederlandse burgers een milieuvriendelijker voedselpatroon krijgen. Wij lazen in uw artikel: 'Klimaatprobleem ligt op ons bord' uit Het Parool van 30-06-2007 dat u zich ook bezig houdt met de rol van ons voedingspatroon. Wij vragen ons daarom af wat de overheid op dit moment doet om milieuvriendelijkere voedselpatronen te bereiken en stimuleren. Naar onze mening wordt er namelijk niet veel aandacht aan besteed, terwijl er wel grote campagnes worden opgezet voor bijvoorbeeld spaarlampen en milieuvriendelijkere auto's. Heeft u enig idee waarom hier weinig aandacht aan besteed wordt? Met vriendelijke groet, Laurie van Diemen en Laura van den Bosch Reactie: Beste Laurie en Laura, Dank jullie wel voor je goede vraag. De milieubelasting van het voedselpatroon van Nederlandse burgers is inderdaad heel groot, en de Partij voor de Dieren vindt het belangrijk om deze te verkleinen. Alleen zo kunnen we genoeg voedsel produceren voor iedereen in de wereld, en tegelijkertijd de biodiversiteit in stand houden en de aarde en dus ook het klimaat, leefbaar houden. Wij vinden inderdaad dat de overheid daar een rol in zou moeten en kunnen spelen. Wij vinden bijvoorbeeld dat de overheid actief de burger zou moeten voorlichten over de milieubelasting van wat er op zijn of haar bord ligt, we willen dat vlees en zuivel onder het hoge BTW-tarief valt, en we willen dat de overheid de ontwikkeling plantaardige alternatieven voor vlees en zuivel ondersteund. In ons verkiezingsprogrammavinden jullie meer informatie over onze oplossingen voor dat grote probleem. We hebben hier al een groot aantal debatten over gevoerd, met verschillende regeringen, maar er is, zoals jullie ook al constateren, weinig bereidheid vanuit de overheid om dit probleem echt op te lossen. Dat komt onder andere doordat de vleesproducenten een zeer sterke lobby voeren hier in Den Haag. De LTO is de belangenbehartiger van de agrarische sector, en is heel machtig hier. De regering 65
zelf geeft vaak aan dat ze zich niet willen bemoeien met wat er op het bord van de burger ligt, omdat dat zijn keuzevrijheid aan zou tasten. Daar is de Partij voor de Dieren het niet mee eens. Wij pleiten niet voor een verbod op het eten van vlees, maar zoals gezegd pleiten we wel voor eerlijke voorlichting over de effecten van ons eetpatroon, en over het gebruiken van het principe ‘de vervuiler betaalt’ voor voedingsproducten die een grote belasting voor het milieu betekenen. Zoals jullie ook al aangeven, zijn er wel andere campagnes die de burger tot bepaalde keuzes moeten verleiden. Ook zijn er de voorbeelden van beïnvloeding via belastingen: Loodhoudende benzine, sigaretten, en alcohol bijvoorbeeld werden en worden extra belast om ze minder aantrekkelijk te maken. De staatssecretaris van Landbouw heeft de Kamer onlangs haar visie op voedsel gestuurd, die kan je hier vinden:http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/07/11/beleidsbrief-duurzame-voedselproductie.html . Daarin staan haar plannen met betrekking tot duurzaam voedsel. Wat ons opvalt in die visie, is dat het erg vrijblijvend is, en dat er veel te weinig wordt gezegd over ‘duurzaam consumeren’. De Kamer zal in de komende maanden met de staatssecretaris debatteren over haar visie. Dit is natuurlijk maar een kort antwoord op jullie goeie vraag. Op onze website kan je veel meer informatie vinden. Alles debatbijdragen die onze Kamerleden uitspreken (inclusief de reactie van de minister of staatssecretaris daarop), en al onze moties en Kamervragen staan hierop. Bij de moties kan je ook zien welke partijen onze voorstellen wel, en welke partijen ze niet steunen. Dat doe je bijvoorbeeld door in dit zoekscherm ‘voedsel’ in te voeren. https://www.partijvoordedieren.nl/tweedekamer/zoeken Hieronder vast enkele nuttige links: 21-12-2011 Motie Thieme/Ouwehand: de eigen voedselproductie verduurzamen 03-04-2013 Motie Ouwehand/Thieme: verminderen van de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten 24-01-2013 Motie Thieme: bevorder de lokale teelt van veevoer 07-03-2013 Bijdrage Thieme AO Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 06-02-2013 Bijdrage Ouwehand AO Voedsel en Voedselprijzen 23-01-2013 Bijdrage Thieme debat Begroting landbouw en natuur 18-01-2012 Bijdrage Ouwehand Debat verduurzaming voedsel 12-06-2013 Vragen over het bevorderen van voedselzekerheid Veel succes met jullie opdracht! Met vriendelijke groet, Corinne Cornelisse Fractiemedewerker Tweede Kamerfractie Partij voor de Dieren
66
Bijlage 6 Contactformulier Rijksoverheid Deze bijlage bevat een vraag die wij via een contactformulier van de Rijksoverheid hebben gesteld. Daarnaast bevat deze bijlage de reactie die wij op die vraag kregen van Henk Geene. Zijn antwoord past bij hoofdstuk 4.2 en geeft extra verdieping. Vraag: Contactformulier rijksoverheid Onderwerp: voedsel kenmerk E347567 Wat wordt er door de overheid gedaan om een milieuvriendelijk voedselpatroon (waarbij weinig broeikasgassen worden uitgestoten bij de productie en transport) te stimuleren? Dus een milieuvriendelijk voedselpatroon is bijvoorbeeld wanneer men seizoensgroente en -fruit eet, weinig eten verspilt of vegetarisch is. Reactie: Geachte mevrouw van den Bosch en mevrouw van Diemen, Het bedrijfsleven, verenigd in de ‘Alliantie Verduurzaming Voedsel’, en het ministerie van Economische Zaken hebben afspraken gemaakt om voedsel tussen nu en 2020 duurzamer te maken. Dan moet al het voedsel dat in Nederland verkrijgbaar is een stuk duurzamer geproduceerd en gedistribueerd zijn. Het gaat om voedsel dat geproduceerd is met meer aandacht voor milieu (bv. minder CO2 uitstoot), mens (eerlijke handel) en dier (meer dierenwelzijn) en minder grondstoffengebruik. Over het te realiseren duurzaamheidsniveau worden volgend jaar concrete afspraken gemaakt. Producenten hebben afspraken gemaakt om meer te gaan samenwerken voor duurzaam en veilig voedsel. Gaarne willen wij u verwijzen naar de beleidsbrief duurzame voedselproductie welke de staatssecretaris Dijksma naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De beleidsbrief geeft een overzicht van de uitdagingen op het gebied van duurzame en veilige voedselproductie en de oplossingen die daarvoor worden gezocht. Naast de agenda om de verduurzaming van voedsel te versnellen zijn er afspraken gemaakt in de Taskforce Voedselvertrouwen. Dijksma: ‘Het is goed dat er zoveel aandacht is voor voedselverspilling en voor duurzame productie van voedsel. Bewuste consumenten en bedrijven die daarop inspelen kunnen een wereld van verschil maken.’ Zie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2013/07/11/beleidsbrief-duurzame-voedselproductie.html Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken zal in 2014 een Europese conferentie organiseren rond het tegengaan van voedselverspilling. De consument zal ook iets merken van het nieuwe beleid: er komen campagnes om consumenten te wijzen op de fabels die er bestaan over voedsel en over het verminderen van voedselverspilling. 67
Op de Rijksoverheidsite vindt u meer informatie over o.a. voedselverspilling, duurzame consumptie en duurzame productie, zie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/voedselverspilling http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/duurzame-consumptie http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/duurzame-productie Met vriendelijke groet, Henk Geene Publieksvoorlichting EZ De publieksvoorlichting van het ministerie van EZ is ondergebracht bij Informatie Rijksoverheid- www.rijksoverheid.nl
68
Bijlage 7 Artikel Planbureau voor de Leefomgeving Deze bijlage bevat twee artikelen die bronnen zijn en die horen bij hoofdstuk 4.4 over het Planbureau voor de Leefomgeving. Het geeft extra uitleg over de doelen van het Planbureau. 'EU-beleid moet vleesconsumptie terugdringen' EuropaNu vrijdag 29 april 2011, 1:00 DEN HAAG (ANP i) - Consumenten eten veel vlees, vis en zuivel, en deze dierlijke producten worden niet duurzaam genoeg geproduceerd. Daardoor delven de gezondheid, de natuur en het milieu het onderspit. Europese samenwerking is nodig om hier verandering in te brengen, zo pleitte het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) vrijdag. Het PBL deed onderzoek naar het effect van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten op de leefomgeving. Volgens het planbureau is er op Europees niveau geen beleid om mensen minder dierlijke producten te laten eten of om de productie duurzamer te maken. In de komende jaren worden het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Gemeenschappelijk Visserijbeleid herzien. Europeanen eten twee keer zo veel vlees, vis en zuivel als het wereldwijde gemiddelde. Vergeleken met vijftig jaar geleden is in Europa de consumptie van dierlijke producten fors gestegen en die stijgt nog steeds. Ook in andere delen van de wereld wordt door de toename van de bevolking en de welvaart steeds meer vlees, vis en zuivel gegeten. De veehouderij legt een fors beslag op het land. Voor een kilo eiwitten uit rundvlees bijvoorbeeld wordt ongeveer 100 m2 grond gebruikt, terwijl plantaardige eiwitten uit bijvoorbeeld graan per kilo 20 m2 vergen. Daarnaast draagt de veehouderij ongeveer 10 procent bij aan de Europese uitstoot van broeikasgassen. Bovendien dreigt er door de groei van de vraag op de lange duur een tekort aan hulpbronnen als water en fosfaat. Fosfaat wordt gebruikt bij de productie van kunstmest. Het PBL vindt dat de Europese Unie boeren beter moet belonen als die duurzamer gaan produceren. Het PBL pleit daarnaast voor een plafond voor de visvangst op basis van wat ecologisch verantwoord is. Visquota zijn volgens het PBL nu nog vooral gebaseerd op wat de visserij aankan. Verder wil het bureau dat het kweken van vis meer wordt gestimuleerd. De manier waarop er nu wordt gevist, heeft een grote impact op de zeeën. Door overbevissing dreigen soorten uit te sterven. Daarbij dalen de vangsten van de Europese vissers. Desondanks steeg de teelt van kweekvis in de Europese Unie nauwelijks in de afgelopen tien jaar, aldus het PBL.
69
‘Kom met heldere visie op verduurzaming voedsel' 01-07-2013 Mariska Vermaas www.boerderij.nl Den Haag – Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) roept de overheid op om met een heldere visie en ambitie te komen voor het verduurzamen van voedsel.
Foto: ANP
PBL constateert dat het duurzamer maken van de voedselketen erg langzaam gaat. Er zijn wel initiatieven, maar de ontwikkeling gaat langzaam. Dit komt volgens PBL door gebrek aan een gemeenschappelijk beeld over wat de belangrijkste uitdagingen en oplossingen zijn. Ook laat de sterke druk op kosten en prijzen weinig ruimte voor initiatieven voor duurzamer voedsel. Naast een duidelijke visie moet de overheid ook meer inzetten op het stimuleren van bedrijven, bijvoorbeeld dor het verstrekken van startsubsidies of versoepeling van regelgeving voor duurzame initiatieven, adviseert PBL. Om de voedselketen duurzamer te maken, kan minder voedselverspilling en minder consumptie van vlees en zuivel een oplossing zijn. Het gemiddelde voedselpatroon in Nederland is niet duurzaam en gezond. “Bijna de helft van de volwassenen in Nederland is te zwaar, de voedselproductie zorgt wereldwijd voor 25 procent van de broeikasgassen en voor 60 procent van het biodiversiteitsverlies en ongeveer 20 procent van het voedsel wordt verspild”, geeft PBL als argumenten. Ook is de vleesconsumptie in Nederland veel hoger dan het internationale gemiddelde. Wanneer Nederlanders 50 procent minder vlees en zuivel consumeren, betekent dit een verlaging van het landgebruik met ongeveer een kwart, becijferde PBL. De consument is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de voedselverspilling. Naar schatting wordt er per jaar tussen de 1,4 en 2,5 ton voedsel per jaar verspild. 70
Bijlage 8 Afbeeldingen van labels Deze bijlage geeft voorbeelden van labels die in Nederland en in andere landen worden gebruikt. Dit schept een goed beeld bij hoofdstuk 5.1.
71
Bijlage 9 Artikel Salmonellazalm Het artikel hieronder is een bron en geeft extra uitleg bij het stukje over salmonellazalm in hoofdstuk 5.5.
Salmonellazalm reisde 6.000 km
VAN ONZE VERSLAGGEVER JEROEN TROMMELEN − 04/10/12, 00:00
Ja, de zalm op ons bord komt uit Noorwegen, maar het visje legt wel een grote omweg af voor hij daar belandt. Van Stavanger met de truck naar Griekenland en weer noordwaarts naar ons land. AMSTERDAM - Zalm uit Griekenland? In het kielzog van de waarschuwing voor met salmonella besmette zalm van visproducent Foppen - die maandag door het RIVM werd afgegeven - was de Griekse herkomst voor veel consumenten nieuwe informatie. In de Nederlandse supermarkt is bijna alle gerookte zalm afkomstig van producent en groothandelaar Foppen uit Harderwijk. Bijna al die zalm is kweekzalm uit Noorwegen. De besmetting met salmonella vond echter plaats in de fabriek van Foppen in het Griekse Preveza, een havenplaats aan de westkust. De zalm volgt een route die te vergelijken is met die van de Nederlandse garnalen, die op en neer reizen naar Marokko om gepeld te worden. Noorse zalm uit Stavanger, die door Foppen wordt gekocht, reist 3.300 kilometer over de weg naar Griekenland, waar het bedrijf een productiefabriek heeft met honderd werknemers. De vis wordt daar gerookt, bewerkt en gefileerd en teruggebracht naar Nederland; nog eens 2.600 kilometer. In Nederland wordt een deel van de productie geëxporteerd naar andere Europese landen of ingevroren om door te reizen naar de VS. Daarom moest ook de Amerikaanse supermarkt Costco maandag de 'Norwegian Imported Smoked Salmon' uit de schappen halen. In Nederland zijn vermoedelijk 350 mensen ziek geworden van de besmette vis . De locatie in Griekenland is gekozen 'vanwege concurrentieoverwegingen en de te krappe arbeidsmarkt in Nederland', zei directeur Jan Foppen in 2010. 'We hadden ook voor Polen kunnen kiezen, maar in Griekenland kennen we de cultuur en de omgeving.' Het Harderwijkse visbedrijf deed al eerder zaken met Griekenland. Zo kocht het er Griekse paling in, omdat die in Nederland steeds moeilijker te krijgen was. Handel in gerookte paling was decennia de kernactiviteit van het 90-jarige familiebedrijf. De afgelopen vijftien jaar is zalm verreweg het belangrijkste product geworden, dankzij de relatief goedkope import uit Noorwegen en Schotland en de groeiende populariteit bij de consument. In de vestiging in Griekenland worden volgens Foppe zo'n tien verschillende producten gemaakt op basis van zalm, paling en forel. Hoe goedkoop de Griekse arbeidskrachten zijn, kon of wilde het bedrijf woensdag niet zeggen. Volgens Griekse vakbonden zijn er in de Griekse vestiging in oktober 2011 en in mei dit jaar arbeidsonderbrekingen geweest als protest tegen 'vermoeiende schema's, zware arbeidsomstandigheden en verhoogde productie onder zeer moeilijke werkomstandigheden' in de fabriek, genaamd Olympus. Op internet vergeleken arbeiders hun werk met dat in 'sweatshops' in Azië. De bedrijfsleiding in Harderwijk is daar verbaasd over en zegt helemaal niets te weten van arbeidsonrust in de Griekse fabriek. Het onderzoek naar de oorzaak van de salmonellabesmetting in de fabriek is in volle gang. Besmetting door de wijdverbreide darmbacterie salmonella is te voorkomen door producten koel te bewaren, door en door te verhitten en gescheiden van andere verse producten te bewerken. Voor fabrieken zijn er strenge hygiëneregels om besmetting te voorkomen.
72