Esther de Boer en Marijke Bertu, 29 november 2012
Het jonge kind uitgedaagd!
Programma 1. 2. 3. 4. 5.
Welkom Wat is een ontwikkelingsvoorsprong? Wat daagt het jonge kind uit? Wat is er aan materiaal? Waarmee kunnen we zelf aan de slag?
CG2.12LOKV.0060 (13050)
1
Wat weet ik al, welke vragen heb ik?
• Schrijf op welke (hulp)vragen je hebt.
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Ontwikkelingsvoorsprong Bij kinderen spreken we van een ontwikkelingsvoorsprong omdat kleuters zich sprongsgewijs ontwikkelen en een voorsprong kan vergroten of verdwijnen. Ook is creativiteit nog moeilijk te meten. Kleuters die op meerdere gebieden een voorsprong hebben, blijken op latere leeftijd vaker hoogbegaafd te zijn.
CG2.12LOKV.0060 (13050)
2
Signaleren
Om kinderen met een voorsprong te kunnen signaleren, is het van belang om situaties te creëren die uitdagend en complex zijn.
CG2.12LOKV.0060 (13050)
3
Opdracht (bespreek met buurvrouw/man) • Aan welke kenmerken (in de klas/ groep) kun je kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong herkennen? • Wat kunnen ouders buiten de klas zien?
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Signaleren is: herkennen, erkennen en kennen van de hoogbegaafde leerling of de leerling met een ontwikkelingsvoorsprong
herkennen
erkennen
kennen
Bron: Desiree Houkema
4
‘Elk kind met een ontwikkelingsvoorsprong is anders’
Hoezo, waarom is het belangrijk om te signaleren? •
•
•
Als een kind langdurig niet meer wordt uitgedaagd gaat hij/zij zich aanpassen of probleemgedrag vertonen. Een kind zit dan niet meer ‘goed in zijn vel’. Je kunt dat in de groep bijvoorbeeld zien aan ‘clownsgedrag’, de baas spelen over anderen, minder samen spelen, minder betrokkenheid in de kring. Thuis merken ouders dat de kinderen bijvoorbeeld veel aandacht vragen, huilen, hoofd- of buikpijn hebben of gaan bedplassen. De kans bestaat dat een kind dit gedrag verder gaat ontwikkelen.
Bron: Boer, E. de, Booij, N. (2011) Excellentie in ontwikkeling, Handreiking (hoog)begaafdheid
5
Kenmerken van kinderen (niet uitputtend) met een ontwikkelingsvoorsprong Al in of vóór groep 1: • Een grote woordenschat hebben. • Veel rekeninzicht/kennis hebben; vóór de kleutergroepen al kunnen tellen, categoriseren en herkennen van cijfers. • Tijdsbepalingen kennen; gisteren, morgen, overmorgen, beginnend klokkijken, dagindeling aangeven. • (Her)kennen van de kleuren, vormen. • De vraag achter de vraag stellen (nieuwsgierig). • Humor (die andere kinderen niet hebben). • Sterk geheugen. • Tekenen van koppoters/poppetjes. CG2.12LOKV.0060 (13050)
Els Schrover CBO • Conferentie 2011,Talent voor excelleren, KPC Groep Herkennen van een voorsprong • Het stempelen van Oscar (overleg met buurvrouw/buurman)
CG2.12LOKV.0060 (13050)
6
Specifiek voor peuters/kleuters •
Informatie van kindercentrum/psz/consultatiebureau - Kindvolgsysteem/warme overdracht.
•
Intake(gesprek) door leerkracht met ouders en/of ib’er - Intakevragenlijst (bijvoorbeeld in SIDI-R, Slim Beleid; Eleonoor van Gerven, DHH, Een doorgaande lijn voor hoogbegaafde kinderen; S. Drenth, E. van Gerven).
http://www.aps.nl/documents/10180/26927/Aandachtpuntenintakeaanmel ding_excellentie.pdf/c49a9720-5cb4-433e-bd08587340ac7c22?version=1.0
•
Belangrijk zijn de eerste vijf weken in het basisonderwijs, omdat een kind zich dan nog niet aanpast.
Welke onderwijsaanpassing(en) is (zijn) het beste? • Dit verschilt per leerling! Vaak zijn er verschillende onderwijsaanpassingen noodzakelijk om tegemoet te komen aan álle behoeften van een kind met een ontwikkelingsvoorsprong. Uitgangspunt: Wat heeft dit kind op dit moment nodig om tegemoet te komen aan zijn/haar behoeften op cognitief, sociaal en emotioneel gebied? CG2.12LOKV.0060 (13050)
7
Aanpassingen in het onderwijs PSZ/KDV: • Verrijkingsgroep voor snelle peuters • Eventueel materiaal van de basisschool aanbieden (in overleg) • Verrijken in de groep Basisonderwijs: • Compacten en verrijken ín de groep • Versnellen (groep overslaan, twee jaar in één) • Plusgroep parttime • Aparte school/groep (fulltime) (en combinaties van 1, 3 en eventueel 2) CG2.12LOKV.0060 (13050)
Voor de leerkracht: • Binnen 5 weken vertoont hoogbegaafde kleuter aangepast gedrag! Goede intake met ouders van belang! • Zo’n 60% - 70% van de hoogbegaafden presteert onder. Voor leerkracht van belang: • Signaleren! • Hoge verwachtingen hebben! • Aanmoedigen!
CG2.12LOKV.0060 (13050)
8
Wat kun je als leidster/leerkracht doen? Het afstemmen op de (zorg)behoeften: •
• • •
Aansluiten bij de interesses; zelfgekozen onderwerpen voor spreekbeurten, projecten; - leerling vragen wat hij wil leren en daarover afspraken maken. Aansluiten bij de sterke kanten: leer-en werkstijl. Coachingsgesprekken met kinderen: helpen bij het leren leren. Hieraan voorafgaand: gerichte observatie in de klas, (zelfbeoordeling) en gesprek met de leerling, schoolvragenlijsten invullen als Kijk! sociaal-emotioneel, SVL, welbevinden et cetera.
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Stel de juiste vragen! In de praktijk stelt 90% van de beginnende leerkrachten gesloten vragen. Voor meer ervaren leerkrachten is dit nog 68%. Echter, kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong hebben behoefte aan: - Open vragen! - Productiviteit (bedenk meer dan 1 idee) - Flexibiliteit (wat zou er gebeuren als…) - Originaliteit (bedenk een nieuwe manier om…) - Doorvragen!
CG2.12LOKV.0060 (13050)
9
Van belang is… • Het kind erkennen in zijn zijn • Respecteren • Deels eisen stellen en opdracht aangeven, deels zorgen voor een stuk van het kind zelf (open taak, keuze…) • Eigen ideeën en initiatief van het kind honoreren
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Taxonomie van Bloom 1 Creëren 2 Evalueren 3 Analyseren _________________Hogere denkniveaus zijn 1 t/m 3 Lagere orde denkniveaus zijn 4 t/m 6 4 Toepassen 5 Begrijpen 6 Herinneren 4 t/m 6 komen veel voor in het onderwijs, 1 t/m 3 een stuk minder, terwijl dit heel verrijkend is voor ALLE kinderen, en met name voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong (meer open…) CG2.12LOKV.0060 (13050)
10
Een opdracht voorbeeld • 1e ronde: Wat zou je hiervan kunnen maken? • 2e ronde: Bedenk nu iets wat we nog niet bedacht hebben en wat anderen niet zullen bedenken!
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Beschikbare mogelijkheden In de kring/tijdens een les/project - Kinderen gedeeltelijk laten meedoen aan de ‘instructie’. - Kinderen zelf laten vertellen/presenteren. - Verdiepende vragen stellen. Compacten en verrijken in de groep - Verrijkingsmaterialen: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/leermiddelen/ - Digitale topomgeving: www.acadin.nl
CG2.12LOKV.0060 (13050)
11
Beschikbare mogelijkheden •
http://www.bazalt.nl/index.php?option=com_virtuemart&category_id=1 6&page=shop.product_details&product_id=359&Itemid=1495&vmcchk =1&Itemid=1495
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Beschikbare mogelijkheden (vervolg) Versnellen Versnellingswenselijkheidslijst (VWL) www.ru.nl/socialewetenschappen/ambulatorium/cbo/ algemeen/publicaties/ Verrijkingsklassen: binnen-/buitenschools - (Eventueel) (jaar)groepoverstijgend. - In samenwerking met andere instanties in de regio. - Overkoepelende voorzieningen. Aparte klassen/scholen
12
Verrijken; aan welke eisen voldoen? • • • • • • •
Open vraagstellingen (hoe, wat, waarom-vragen). Hoge complexiteit. Opdrachten met een probleemgericht karakter. Maakt meerdere oplossingsstrategieën mogelijk. Doet een beroep op creativiteit. Overstijgt het didactisch niveau van de leerling. Het bevat een goede afwisseling (qua inhoud en werkvormen). • Het stimuleert een onderzoekende houding. • Het lokt interactie uit. • Het roept reflectie op. Bron: Sylvia Drenth en Eleonoor van Gerven, Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs, 2007 SLO
De Walsprong: een voorbeeld • http://www.leraar24.nl/video/3454
13
Open vraagstelling Een open vraag is open naar de leerling. Je geeft hem alle ruimte om een antwoord te bedenken. De vraag begint met een vraagwoord: • • • • •
Wie (wonen er in het bos)? Wat (doen de dieren in het bos)? Waar (wonen de dieren in het bos)? Wanneer (slapen de dieren in het bos)? Hoe (leven de dieren in het bos)? Een vraag die met één van deze vraagwoorden begint, is onmogelijk met "ja" of "nee" te beantwoorden.
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Hoge complexiteit • De opdracht is complex • Er zijn meerdere stappen nodig om de opdracht op te lossen • De opdracht bestaat uit meerdere onderdelen • Is ingewikkeld De manier waarop dieren samenleven in het bos (ecosysteem) CG2.12LOKV.0060 (13050)
14
Meerdere oplossingsstrategieën • De opdracht/het probleem kan op verschillende manieren gedaan/ opgelost worden.
Hoe hoog springen poezen en wat eten ze?
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Probleemgericht/oplossingsgericht karakter • Hoe zouden we het bos kunnen redden? • Hoe groeien bloemen?
CG2.12LOKV.0060 (13050)
15
Doet een beroep op creativiteit • Het vermogen om iets nieuws te kunnen maken, originele ideeën, humor!
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Overstijgt het didactisch niveau van de leerling • Mijn onderwerp is dierenvallen. Mijn vraag is: hoe maak je een val voor dieren om ze levend te vangen?
CG2.12LOKV.0060 (13050)
16
Goede afwisseling qua inhoud en werkvormen
Bijvoorbeeld aandacht voor: -Beweging -Nadenken -Samenwerken -Iets bouwen, tekenen of maken
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Stimuleert een onderzoekende houding • Door de vraag of opdracht gaat een leerling op onderzoek uit. • Welke dieren leven in het bos? (samen in het bos gaan kijken, boekjes lezen, op internet kijken) • Verdieping: waarom houden dieren een winterslaap? CG2.12LOKV.0060 (13050)
17
Het lokt interactie uit
• Leerlingen gaan elkaar opzoeken om de opdracht uit te werken: samen overleggen, samenwerken of samen uitwerken.
Bron: gelukmanagement, 2009
CG2.12LOKV.0060 (13050)
Roept reflectie op • Is dat wat ik doe wel goed? • Hoe zou het anders kunnen?
CG2.12LOKV.0060 (13050)
18
Aan de slag!
Aan de slag • Wissel onderling uit: Hoe verrijken we al? Hoe dagen we peuters/kleuters uit? • Maak een keuze: wat gaan we samen ontwerpen: -
Uitdagende speelhoek Uitdagende spelopdracht Dag vol uitdagingen Eigen idee
• Breng dit op creatieve manier in beeld: -
Mindmap Poster Speelkaarten Etc.
CG2.12LOKV.0060 (13050)
19